Kostelijke Paarlen en Verborgen Schatten

Hoofdstuk 2

De Verborgen Schat

[ AUDIO ]

"Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mensch gevonden hebbende, verborg dien en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt dien akker."

In oude tijden verborgen de menschen dikwijls hun schatten in de aarde. Diefstal en rooverij hadden niet zelden plaats. En wanneer de macht der regeering in andere handen overging, moesten zij, die groote bezittingen hadden, dikwijls zware belastingen opbrengen. Bovendien was het land onophoudelijk blootgesteld aan invallen door benden plunderaars. Dientengevolge trachtten de rijken zooveel mogelijk hun verworven rijkdom te behouden door ze te verbergen en men beschouwde de aarde als de veiligste bewaarplaats. Maar dikwijls raakte de kennis van de plaats, waar de schat verborgen was, verloren; soms stierf de eigenaar zonder mededeelingen achter te laten, of hij werd door gevangenschap of verbanning van zijn schat gescheiden, en wat hij dan met zooveel zorg had getracht te bewaren, was overgelaten aan den gelukkigen vinder. In Jezus' dagen gebeurde het niet zelden, dat men in braakliggende velden muntstukken en gouden en zilveren versierselen vond.

De gelijkenis stelt een man voor, die een stuk land heeft gepacht om het te bewerken. Terwijl hij met zijn ossen aan het ploegen is, wordt de begraven schat aan het licht gebracht. Hij merkt, dat hier een fortuin binnen zijn bereik is. Hij legt het goud weer in zijn bergplaats, keert huiswaarts en verkoopt alles wat hij heeft, om toch den akker te koopen, die den schat bevat. De leden van zijn gezin en zijn buren beschouwen zijn handelwijze als die van een waanzinnige. Zij zien geen waarde in den verwaarloosden akker. Maar de man weet wat hij doet. Zoodra hij het eigendomsrecht heeft verworven, doorzoekt hij elk gedeelte om den schat te vinden, waarvan hij zich verzekerd heeft.

Deze gelijkenis moet de waarde van hemelsche schatten voorstellen en de pogingen, die gedaan moeten worden, om die in bezit te krijgen. De vinder van den schat in den akker was bereid om alles van de hand te doen, en onvermoeiden arbeid te besteden om den verborgen rijkdom te verwerven. Zoo zal ook de vinder van hemelsche schatten geen arbeid te zwaar en geen offer te groot achten om de schatten der waarheid te gewinnen.

In deze gelijkenis stelt de akker, die den schat bevat, de Heilige Schrift voor. Het Evangelie is de schat. De aarde zelf bevat niet zoovele aderen met gouderts, en andere kostelijke dingen, als het geval is met Gods Woord.

WAAR IS DE SCHAT VERBORGEN?

Van de schatten der Waarheid wordt gezegd, dat zij verborgen zijn. Door hen, die wijs zijn in eigen oogen en opgeblazen door menschelijke philosophie wordt de schoonheid, de kracht en de verborgenheid van het plan der verlossing niet doorzien. Velen hebben oogen, maar zien niet; zij hebben ooren, maar hooren niet; zij hebben verstand, maar zij merken de verborgen schatten niet op.

Een mensch kon over de plaats gaan, waar een schat verborgen was. Hij kon, in groote behoefte verkeerende, zich nederzetten bij den boom om wat te rusten, zonder te weten, welke rijkdommen bij zijn wortelen verborgen waren. Zoo was het in werkelijkheid met de Joden gesteld. De waarheid was als een gouden schat den Hebreën toevertrouwd. De Joodsche godsdienst, die het stempel des hemels droeg, was door Jezus Zelf ingesteld. De groote waarheden der verlossing waren in voorbeelden en symbolen gehuld. En toch, toen Jezus kwam, erkenden de Joden Hem niet als degene, op Wien al de symbolen wezen. Zij hadden het Woord Gods in hun handen; maar de overleveringen, die van geslacht tot geslacht waren overgedragen, en de menschelijke uitleggingen der Heilige Schrift, verborgen voor hen de waarheden, zooals zij in Jezus zijn. De geestelijke strekking van de heilige Schriften hadden zij uit het oog verloren. Het schathuis van alle kennis stond voor hen open, maar zij wisten het niet.

God verbergt Zijn waarheid niet voor de menschen, maar door hun eigen handelwijze wordt zij voor hen verduisterd. Jezus gaf aan het Joodsche volk overvloedig bewijs, dat Hij de Messias was; maar Zijn leer eischte een algeheele verandering in hun leven. Zij zagen zeer goed in, dat, indien zij Jezus aannamen, zij hun hooggeroemde stelregels en overleveringen, hun zelfzuchtige en goddelooze handelingen moesten laten varen. Het aannemen van de onveranderlijke, eeuwige waarheid vroeg een offer. Dit was aanleiding, dat zij het meest afdoende bewijs, dat God hun geven kon, om toch in Jezus te gelooven, verwierpen. Zij gaven v----r het Oude Testament te gelooven en toch weigerden zij het getuigenis, daarin vervat, aangaande het leven en het karakter van Christus, aan te nemen. Zij waren bevreesd overtuigd om tot bekeering geleid te worden, en dan gedwongen te zijn om hun vooringenomen beschouwingen los te laten. De schat des Evangelies, de Weg, de Waarheid en het Leven, was onder hen, maar zij verwierpen de grootste gave, die God hun schenken kon.

Wij lezen: "Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de Oversten in Hem; maar om der Farizeën wil beleden zij het niet, opdat zij uit de synagoge niet zouden geworpen worden." Joh. 12 : 42. Zij waren overtuigd; zij geloofden, dat Jezus de Zoon van God was, maar Hem als zoodanig te belijden, kwam niet overeen met hun eerzuchtig streven. Hun ontbrak het geloof, waardoor zij den hemelschen schat konden verkrijgen. Zij zochten naar een wereldschen schat.

Ook heden jagen de menschen ijverig naar aardsche schatten. Hun hoofd is vervuld met zelfzuchtige en eerzuchtige gedachten. Ter wille van wereldschen rijkdom, eer of macht plaatsen zij de stelregels, overleveringen en menschelijke verordeningen boven de Goddelijke eischen. De schatten van Zijn Woord zijn voor hen verborgen.

"Maar de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen, die des Geestes zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden." 1 Kor. 2 : 14.

"Doch indien ook ons Evangelie bedekt is, zoo is het bedekt in degenen, die verloren gaan; in welke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongeloovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is." 2 Kor. 4 : 3, 4.

DE WAARDE VAN DEN SCHAT

De Heiland zag, dat de menschen geheel in beslag genomen werden door het jagen naar wereldsch gewin en de werkelijkheden der eeuwigheid uit het oog verloren. Dit kwaad zocht Hij te verhelpen. Hij wilde de tooverkracht breken, die de ziel verlamde. Hij verhief Zijn stem en riep: "Wat baat het een mensch, zoo hij de geheele wereld gewint en lijdt schade zijner ziel? Of wat zal een mensch geven tot lossing van zijn ziel?" Matt. 16 :26. Hij hield het gevallen menschdom de betere wereld voor, die het uit het oog verloren had en bepaalde het bij eeuwige werkelijkheden. Hij leidde hen tot den dorpel van het huis van den Oneindige, overstroomd met de onbeschrijfelijke heerlijkheid Gods en toonde hun den schat, die daar lag.

De waarde van dien schat gaat goud en zilver ver te boven. De rijkdom van de mijnen der aarde kunnen er niet mee vergeleken worden.

"De afgrond zegt: Zij is in mij niet; En de zee zegt: Zij is niet bij mij. Het gesloten goud kan voor haar niet gegeven worden, En met zilver kan haar prijs niet worden opgewogen. Zij kan niet geschat worden tegen fijn goud van Ofir. Tegen den kostelijken schoham, of den saffier. Men kan het goud of het kristal haar niet gelijk waardeeren; Ook is zij niet te verwisselen voor een kleinood van dicht goud. De ramoth en gabisch zal niet gedacht worden; Want de trek der wijsheid is meerder dan der robijnen." Job. 28 : 14--18.

Dit is de schat, die in Gods Woord te vinden is. De Bijbel is Gods groote leerboek, de groote Onderwijzer. Hij bevat den grondslag van alle ware wetenschap. Bij een ernstig onderzoek kan men elken tak van wetenschap in Gods Woord vinden. Maar boven dit alles bevat het de voornaamste wetenschap, de kennis tot zaligheid. De. Bijbel is de mijn van de onnaspeurlijke rijkdommen in Christus.

Het ware hooger onderwijs wordt verkregen door het bestudeeren van het Woord van God en er aan te gehoorzamen. Maar wanneer dit ter zijde gelegd wordt en men andere boeken bestudeert, die niet tot God en het koninkrijk der hemelen voeren, is het dan verkregen onderwijs dien naam niet waardig.

Er zijn wonderlijke waarheden in de natuur. De aarde, de zee en de lucht zijn vol waarheid. Zij zijn onze onderwijzers. De natuur leert ons lessen van hemelsche wijsheid en eeuwige waarheid. Maar de gevallen mensch wil ze niet verstaan. De zonde heeft zijn blik verduisterd en nu kan hij van zichzelf de natuur niet verklaren zonder haar boven God te stellen. Zelfs kunnen juiste lessen geen indruk maken op het gemoed van hen, die Gods Woord verwerpen. Het onderricht der natuur is door hen zoo verdraaid, dat het hen van den Schepper afleidt.

Velen achten de wijsheid van menschen hooger dan die van den Goddelijken Leeraar, en Gods leerboek wordt veracht als ouderwetsch, droog en vervelend. Maar zij, die door den Heiligen Geest zijn bezield, beschouwen het zoo niet. Zij zien den onwaardeerbaren schat, en zijn bereid alles te geven voor den akker, waarin hij verborgen is. In plaats van boeken, die de veronderstellingen van beroemde schrijvers behelzen, verkiezen zij het woord van Hem, die de grootste Auteur en Leeraar is, die de wereld ooit gehad heeft, die Zijn leven voor ons gaf, opdat wij door Hem het eeuwige leven mochten hebben.

DE GEVOLGEN VAN HET VERWAARLOOZEN VAN DEN SCHAT

Maar Satan werkt ook op het menschelijk gemoed en tracht de menschen te doen gelooven, dat men buiten God om wonderlijke kennis kan opdoen. Door bedriegelijke redeneeringen bewoog hij Adam en Eva om Gods woord te betwijfelen en bood hun in plaats daarvan een theorie aan, die tot ongehoorzaamheid leidde. En zijn drogredenen hebben heden nog dezelfde uitwerking als in het Paradijs. Leeraars, die in hun onderwijs de ideeën van ongeloovige schrijvers weven, planten in de gemoederen der jeugd gedachten, die leiden tot wantrouwen jegens God en ongehoorzaamheid aan Zijn wet. Zulke leeraars weten niet wat zij doen. Zij beseffen niet, wat de gevolgen van hun werk zullen zijn.

Een student mag alle klassen van de scholen en universiteiten doorloopen; hij mag al zijn krachten inspannen om kennis te verkrijgen; maar tenzij hij kennis aan God krijgt en de wetten van zijn bestaan leert gehoorzamen, zal hij zichzelf verwoesten. Door verkeerde gewoonten verliest hij de achting voor zichzelf, verliest hij zijn zelfbeheersching en het vermogen om met juistheid te oordeelen over dingen, die hemzelf het meest aangaan. Hij wordt roekeloos en onverstandig ten opzichte van de wijze, waarop hij zijn lichaam en geest behandelt en richt zich door het botvieren van zijn onbeteugelde hartstochten te gronde. Waar geluk geniet hij niet; want zijn verzuim om zich door reine en gezonde beginselen te laten beheerschen, plaatst hem onder gewoonten, die hem zijn vrede benemen. Zijn jaren van inspannende studie zijn verloren, want hij heeft zichzelf verwoest. Hij heeft zijn lichamelijke krachten en geestelijke vermogens misbruikt; de tempel des lichaams is geschonden. Hij is voor dit en het toekomende leven geruïneerd. Hij meende door het verkrijgen van wereldsche kennis zich een schat te verwerven; maar door den Bijbel ter zijde te leggen, versmaadde hij een schat, die meer waard is dan alles wat de wereld geven kan.

HET ZOEKEN NAAR DEN SCHAT

Het Woord Gods moet het onderwerp van onze studie zijn. Wij moeten onze kinderen onderwijzen in de waarheden die het behelst. Het is een onuitputtelijke schat; maar de menschen vinden den schat niet, omdat zij niet zoeken, totdat hij in hun bezit is. Velen stellen zich tevreden met een veronderstelling aangaande de waarheid; zij doen slechts oppervlakkig werk en nemen dan aan, dat zij alles hebben, wat zij behoeven. Zij nemen de uitspraken van anderen voor waarheid en zijn, te traag om zich te begeven tot ijverig en ernstig werken, hetgeen Gods Woord noemt delven naar verborgen schatten. Maar menschelijke vondsten zijn niet alleen onbetrouwbaar, maar zelfs gevaarlijk, want men stelt daardoor den mensch in de plaats van God. Men neemt de uitspraken van menschen aan, in plaats van een "zoo zegt de Heere."

Jezus is de Waarheid. Zijn woorden zijn waarheid en zij hebben een diepere beteekenis dan oppervlakkig schijnt. Al de uitspraken van Jezus hebben een waarde, die hun oogenschijnlijk voorkomen ver overtreft. Een door den Heiligen Geest verlicht verstand zal de waarde van deze woorden inzien. En al zijn deze schatten ook begraven, toch zal dit verstand de juweelen der waarheid ontdekken.

Menschelijke theorieën en bespiegelingen zullen nooit leiden tot een recht begrip van Gods Woord. Zij, die meenen iets op een wijsgeerige manier uiteen te kunnen zetten, beschouwen hun wijze van verklaren dikwijls als noodzakelijk om de schatten der kennis te ontsluiten en om zoodoende het binnensluipen van ketterijen in de gemeente te voorkomen. Maar het waren juist zulke verklaringen, die valsche theorieën en ketterijen veroorzaakt hebben. Sommige mannen hebben wanhopige pogingen aangewend om Schriftuurplaatsen, die zij als ingewikkeld beschouwden, te verklaren; doch al te dikwijls hebben hun pogingen slechts verduisterd, wat zij trachtten te verduidelijken.

De priesters en Farizeën dachten, dat zij als leeraars groote dingen tot stand brachten, door hun eigen verklaringen van Gods Woord te geven; maar Jezus zeide tot hen: "Dwaalt gij niet, daarom dat gij de Schriften niet weet, noch de kracht Gods?" Mark. 12 : 24. Hij beschuldigde hen van het vergrijp, dat zij leeringen leerden, die geboden van menschen waren. Mark. 7 : 7. Hoewel zij leeraars waren van de woorden Gods en verondersteld werden Zijn Woord te verstaan, waren zij geen daders des woords. Satan had hun oogen verblind, zoodat zij hun ware beteekenis niet meer konden zien.

Dit wordt ook heden door velen gedaan. Vele kerken maken zich schuldig aan deze zonde. Er is gevaar, zelfs groot gevaar, dat de zoogenaamde groote mannen van onzen tijd hetzelfde gaan doen, wat eens de Joodsche leeraars deden. Zij geven een valsche verklaring van de Heilige Schrift, en zielen worden door hun verkeerde beschouwingen van Goddelijke waarheden in onzekerheid gebracht en in duisternis gehuld.

De Heilige Schriften behoeven niet te worden gelezen bij het donkere licht van overleveringen of menschelijke bespiegelingen. Wij zouden met evenveel recht kunnen probeeren om de zon licht te geven door een toorts, als de Schrift te verklaren door menschelijke overleveringen en inbeeldingen. Gods Woord heeft geen behoefte aan het flauwe toortslicht dezer wereld om zijn heerlijkheid te kunnen onderscheiden. Het is licht in zichzelf; het is de heerlijkheid Gods geopenbaard; en nevens dit is al het andere licht donker.

Maar er moet ernstige studie en nauwgezet onderzoek aan besteed worden. Een helder begrip der waarheid is nooit het loon der traagheid. Zelfs geen tijdelijke zegening kan verkregen worden zonder ernstig, geduldig en volhardend streven. Als men van wereldsche zaken een succes wil maken, dan moet men zich vast voornemen, om iets tot stand te brengen en geloof hebben, dat men hierin slagen zal. Evenmin moet men verwachten kennis van geestelijke dingen te krijgen zonder inspanning. Zij, die schatten der waarheid wenschen te vinden, moeten er naar delven, evenals een mijnwerker naar de verborgen schatten der aarde. Indien men zich er niet aan wijdt met geheel het hart, zal het een vruchtelooze arbeid blijken te zijn. Jong en oud moeten Gods Woord niet alleen lezen, maar met allen ernst, en biddend bestudeeren en zoeken naar waarheid als naar verborgen schatten. Die het op deze wijze bestudeeren, zullen rijkelijk beloond worden, want Jezus wil hun verstand verlichten.

Onze zaligheid hangt af van een kennis der waarheid, vervat in de Heilige Schriften. God wil, dat wij deze kennis zullen bezitten. Onderzoek, o onderzoek den dierbaren Bijbel met hongerige harten. Doorzoek Gods Woord gelijk een mijnwerker de goudaderen der aarde. Geef dat onderzoek niet op, totdat gij u verzekerd hebt, dat gij recht tegenover God staat en weet, wat Hij van u verlangt. Jezus zeide eens: "Zoo wat gij begeeren zult in Mijn naam, Ik zal het doen." Joh. 14 : 13, 14.

Begaafde en, godvruchtige mannen krijgen soms een inzicht in de dingen der eeuwigheid, maar zij verstaan het dikwijls niet, omdat de zienlijke dingen de heerlijkheid van de onzichtbare verduisteren. Wie in het zoeken naar verborgen schatten wenscht te slagen, moet een hooger doel nastreven dan de dingen dezer wereld. Al zijn gaven en genegenheden moeten aan dat onderzoek gewijd zijn.

Ongehoorzaamheid heeft de deur gesloten voor een groot deel van de kennis, die men anders aan Gods Woord had mogen ontleenen. Inzicht in Gods Woord hangt af van gehoorzaamheid aan Zijn geboden. De Schriften mogen niet zoo worden verklaard, dat zij zich aanpassen bij de vooroordeelen en het wantrouwen van menschen, Zij kunnen alleen worden verstaan door hen, die nederig zoeken naar een kennis der waarheid om haar te gehoorzamen.

Vraagt gij: Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? Gij moet, eer gij uw onderzoek begint, uw tevoren gevormde beschouwingen en uw overgeërfde ideeën laten varen. Indien gij de Schrift slechts onderzoekt met het doel om daaruit bewijzen voor uw vooropgestelde meeningen te putten, zult gij de waarheid nooit vinden. Onderzoek haar met de bedoeling om te weten te komen, wat de Heere zegt. Indien gij door dat onderzoek van de een of andere zonde overtuigd wordt, -- indien gij ziet, dat uw gekoesterde begrippen niet in overeenstemming zijn met de waarheid, -- geef dan aan de uitspraken van de Schrift geen uitlegging, die zich aanpast bij uw beschouwing, maar neem het gegeven licht aan. Open uw verstand en hart, opdat gij de wonderlijke dingen van Gods Woord moogt aanschouwen.

Om te komen tot het geloof in Christus als de Verlosser der wereld is een verlicht verstand noodig, dat beheerscht wordt door een hart, dat hemelsche schatten kan onderscheiden en waardeeren. Dit geloof is onafscheidbaar verbonden met bekeering en verandering van het karakter. Geloof te bezitten beteekent den schat van het Evangelie met al de daarmee samengaande verplichtingen te vinden en aan te nemen.

"Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het koninkrijk Gods niet zien." Joh. 3 : 3. Hij mag gissingen maken en zich voorstellingen vormen, maar zonder het oog des geloofs kan hij den schat niet zien. Jezus gaf Zijn leven om ons dezen onwaardeerbaren schat te verzekeren; maar zonder wedergeboorte door geloof in Zijn bloed is er geen vergiffenis van zonde, geen schat voor een verlorengaande ziel te verkrijgen.

Wij hebben behoefte aan de verlichting des Heiligen Geestes om de waarheden van Gods Woord te onderscheiden. De bekoorlijke dingen in de natuurlijke wereld kunnen niet worden gezien, tenzij de zon, die de duisternis verdrijft, ze met licht bestraalt. Evenmin kunnen de schatten van Gods Woord worden gewaardeerd, tenzij zij geopenbaard worden door de heldere stralen van de Zon der gerechtigheid.

De Heilige Geest, die door de goedheid der oneindige liefde van den hemel gezonden is, neemt de dingen Gods en openbaart ze aan elke ziel, die onvoorwaardelijk vertrouwen heeft in Christus. De levende waarheden, waar de zaligheid der ziel van afhangt, worden door Zijn kracht diep op het gemoed gedrukt en de weg des levens wordt zoo duidelijk gemaakt, dat niemand daaromtrent behoeft te dwalen. Wanneer wij de Heilige Schrift bestudeeren, dienen wij te bidden, dat het licht des Heiligen Geestes het Woord bestralen moge, opdat wij zijn schatten mogen zien en waardeeren.

HET LOON VAN HET ONDERZOEK

Laat niemand denken, dat er niet meer kennis voor hem te verkrijgen valt. De diepte van het menschelijk verstand kan worden gemeten; de werken van menschelijke auteurs kunnen worden uitgeput, maar de hoogste, diepste en breedste vlucht van menschelijke verbeelding kan God niet doorgronden. Er is en blijft nog een oneindigheid boven alles, wat wij kunnen bevatten. Wij hebben, op zijn best genomen, nog maar de schemering gezien van de heerlijkheid Gods; wij zijn nog maar nauwelijks ontwaakt tot een besef van het oneindige van Gods kennis en wijsheid; wij hebben, om zoo te zeggen, alleen nog maar aan de oppervlakte van de mijn gewerkt, terwijl dieper rijke aderen met kostbaar goud wachten om te worden ontgonnen, die den arbeid zullen loonen van hem, die er naar gaat delven. De put moet steeds dieper worden aangeboord en rijke schatten zullen aan het licht gebracht worden. Door een juist geloof zal Goddelijke kennis menschelijk weten worden.

Niemand kan de Schriften bestudeeren in den geest van Christus zonder beloond te worden. Wanneer iemand gewillig is om onderwezen te worden als een klein kind, -- wanneer hij zich geheel aan den Heere onderwerpt, -- dan zal hij de waarheid vinden in Gods Woord. Indien de menschen God wilden gehoorzamen, zij zouden Zijn wijze van regeeren beter verstaan. Een hemelsche wereld van heerlijkheid en genade zou voor hun onderzoek geopend worden. Menschelijke wezens zouden geheel anders worden dan zij nu zijn, want door het onderzoek van de mijnen der waarheid zouden zij veredeld worden. Dan zouden de verborgenheid der verlossing, de mensch wording van Jezus, en Zijn verzoenend offer niet zooals nu veelal het geval is, slechts vage begrippen zijn, maar beter verstaan en meer gewaardeerd worden.

In Zijn gebed tot den Vader gaf Jezus aan de wereld een les, die diep in haar gemoed moest gegraveerd worden. Hij bad: "Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt." Joh. 17 : 3. Dit is waar onderwijs. Het verleent kracht. De door ondervinding verkregen kennis van God en van Jezus Christus, dien Hij gezonden heeft, verandert den mensch naar het beeld van God. Zij geeft den mensch de heerschappij over zichzelf, zij onderwerpt elke opwelling van de lagere hartstochten en driften aan de hoogere geesteskrachten. Zij maakt den bezitter een zoon van God en een erfgenaam des hemels. Zij brengt hem in gemeenschap met den Oneindige en opent voor hem de rijke schatten van het heelal.

Dit is de kennis, die men verkrijgt door het onderzoek van het Woord Gods. En deze schat mag gevonden worden door een ieder, die alles er voor geven wil om haar te verwerven.

"Zoo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid; zoo gij haar zoekt als zilver en naspeurt als verborgen schatten: dan zult gij de vreeze des Heeren verstaan en zult de kennis van God vinden." Spr. 2 : 3--5.