De Weg Naar Christus

Hoofdstuk 3

Berouw

[AUDIO]

Hoe kan een mens rechtvaardig zijn bij God? Hoe kan een zondaar "gerechtvaardigd" worden? We kunnen alleen door Christus in harmonie met God en heiligheid komen. Maar hoe komen we tot Christus? Er zijn veel mensen, die dezelfde vraag stellen als eens de menigte op de Pinksterdag, toen ze, overtuigd van hun zonden, uitriepen: "Wat moeten we doen?" Het eerste dat Petrus antwoordde was: "Bekeert u." Handelingen 2: 37, 28. En een andere keer, kort daarna, zei hij: "Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden..." Handelingen 3: 19.

Berouw houdt in dat men spijt heeft van de zonde en de zonde de rug toekeert. We keren ons niet van de zonde af, als we de zondigheid er niet van inzien. Er vindt geen verandering in ons leven plaats, als wij ons niet van harte van de zonde afwenden.

Er zijn veel mensen, die de ware betekenis van "berouw" niet begrijpen. Velen hebben er spijt van, dat ze verkeerde dingen deden en brengen zelfs een uitwendige hervorming aan, omdat ze bang zijn, dat ze door hun verkeerde daden onheil over zichzelf zullen brengen. Maar dit is geen berouw in de bijbelse betekenis van het woord. Zij hebben meer spijt over de nadelige gevolgen dan over de zonde. Op deze manier had ook Ezau berouw, toen hij zag dat hij zijn eerstgeboorterecht voorgoed kwijt was. Bileam, verschrikt door de engel die met getrokken zwaard zijn weg versperde, erkende zijn schuld uit angst dat hij zijn leven zou verliezen. Maar er was geen sprake van echt berouw over de zonde, geen verandering in zijn motieven, geen afschuw van het kwade. Nadat Judas lscariot zijn Heer had verraden, riep hij uit: "Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden!" Matteüs 27: 4.

De belijdenis werd hem afgeperst door een verschrikkelijk gevoel van veroordeling en een vreselijk uitzicht op het oordeel. De gevolgen, die zijn deel zouden worden, vervulden hem met ontzetting, maar er was in zijn hart geen diep, hartverscheurend berouw vanwege het feit dat hij de smetteloze Zoon van God had verraden en de "Heilige lsraëls" had verloochend.

Toen de Farao getroffen werd door Gods oordelen, erkende hij zijn zonde, om zodoende aan verdere straf te ontkomen. Maar hij ging verder met zijn uitdagen van God, zodra de plagen ophielden. Al deze mensen betreurden de gevolgen van de zonde, maar ze hadden geen spijt over de zonde zelf.

Wanneer echter het hart zich onderwerpt aan de invloed van de Geest van God, wordt het geweten wakker geschud, en gaat de zondaar iets zien van de diepte en heiligheid van Gods heilige wet, de grondslag van Zijn bestuur in hemel en op aarde.

Het "licht, dat iedere mens verlicht, was komende in de wereld" Johannes 1: 9, en verlicht de verborgen plekken van het hart en de dingen, die in het duister verborgen bleven, komen aan het licht. Zowel het verstand als het hart raken overtuigd. De zondaar krijgt een besef van de rechtvaardigheid van God, en wordt er zich van bewust hoe vreselijk het is om schuldig en onrein voor Hem te verschijnen, Die de harten doorzoekt. Hij ziet de liefde van God, de schoonheid van heiligheid en de vreugde van reinheid. Hij verlangt ernaar gereinigd te worden en opnieuw in contact te komen met de hemel.

Het gebed van David na zijn zondeval geeft een illustratie van wat echt berouw over de zonde betekent. Zijn berouw was echt en diep. Hij probeerde zijn schuld niet goed te praten. Zijn gebed werd niet ingegeven door de wens om aan de dreigende straf te ontsnappen. David zag de grootheid van zijn zonde; hij zag hoe hij daardoor innerlijk verontreinigd was; hij walgde van de zonde. Hij bad niet alleen om vergeving, maar ook om een rein hart. Hij verlangde naar de vreugde die het gevolg is van heiligheid: een herstelde harmonie en een vernieuwd contact met God. Dit was de taal van zijn hart:

"Welzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is; welzalig de mens, wien de Here de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is." Psalm 32: 1, 2.

"Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid... Want ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat bestendig vóór mij ... Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein, was mij, dan ben ik witter dan sneeuw... Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest; verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw Heiligen Geest niet van mij; hergeef mij de blijdschap over uw heil, en laat een gewillige geest mij schragen... Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils, laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen." Psalm 51: 3-16.

Een dergelijk berouw kunnen we niet in eigen kracht opbrengen; dat komt alleen door Christus, Die naar de hemel is opgestegen en Zijn gaven aan de mensen uitdeelt.

Juist op dit punt maken velen een fout en als gevolg daarvan krijgen zij niet de hulp, die Christus hen graag wil geven. Zij denken, dat ze niet naar Christus toe kunnen gaan, als ze niet eerst berouw hebben en dat berouw de voorwaarde is waarop de zonde vergeven wordt. Het is waar dat berouw aan de vergeving van zonden voorafgaat. Het is alleen het "verbroken en verbrijzelde hart", dat de noodzaak van een Verlosser voelt. Maar moet de zondaar eerst berouw hebben, voordat hij naar Christus kan gaan? Is berouw een hinderpaal tussen de zondaar en de Zaligmaker?

De Bijbel leert niet dat de zondaar eerst berouw moet tonen, voordat hij de uitnodiging van Christus aan kan nemen: "Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven." Matteüs 11: 28. Het is de genade van Christus, die leidt tot echt berouw. Petrus maakte dat duidelijk in zijn toespraak tot de lsraëlieten, toen hij zei: "... deze heeft God door zijn rechterhand verhoogd tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken." Handelingen 5: 31. We kunnen, zonder dat de Geest van Christus ons geweten wakkerschudt, evenmin tot berouw komen, als zonder Christus vergeving te ontvangen.

Christus is de bron waaruit elke goede impuls voortkomt. Hij is de Enige, Die onze harten vijandig gezind kan maken jegens de zonde. Elk verlangen naar waarheid en reinheid, elk besef van onze eigen zondigheid is er een bewijs van, dat Zijn Geest Zich met onze harten bezig houdt.

Jezus heeft gezegd: "... als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken." Johannes 12: 32. Christus moet aan de zondaar geopenbaard worden als de Zaligmaker, stervende voor de zonden van de wereld. Wanneer we het Lam Gods zien aan het kruis van Golgotha, begint het geheim van de verlossing zich in onze geest te ontvouwen en leidt Gods goedheid ons tot berouw. Door voor zondaars te sterven, openbaarde Christus een liefde, die niet te bevatten is, en als de zondaar op deze liefde acht slaat, wordt zijn hart verzacht. Zijn geest komt ervan onder de indruk en in zijn binnenste ontwikkelt zich berouw.

Het is waar, dat men zich soms schaamt voor zijn zondige daden en verkeerde gewoonten opgeeft, voordat men zich ervan bewust is, dat men naar Christus toe wordt getrokken. Maar zodra men, vanuit een oprechte wens om het goede te doen, pogingen doet om zich te veranderen is het de kracht van Christus, die de mens daartoe aanspoort. Zonder dat men zich daarvan bewust is, wordt het hart beïnvloed, het geweten wordt wakker geschud en de levenspraktijk verbeterd. En terwijl Christus de mens ertoe brengt om naar Zijn kruis op te zien om Hem te aanschouwen, Die als gevolg van hun zonden werd doorstoken, begint het gebod tot het geweten te spreken. Men begint de slechtheid in zijn leven te zien; de diepgewortelde zondigheid van het hart wordt duidelijk. Men begint iets te begrijpen van de gerechtigheid van Christus en men roept uit: "Wat kan zonde toch zijn, dat zo"n offer nodig is voor de verlossing van de slachtoffers ervan? Was al die liefde, al dat lijden, al die vernedering nodig, opdat wij niet verloren zouden gaan, maar eeuwig leven zouden ontvangen?"

De zondaar kan deze liefde weerstaan, hij kan weigeren om zich tot Christus te laten trekken, maar als hij geen weerstand biedt, wordt hij naar Jezus getrokken. Bekendheid met het verlossingsplan leidt hem vol berouw over zijn zonden, die de oorzaak zijn geworden van het lijden van Gods dierbare Zoon, tot de voet van het kruis.

De Geest van God die inwerkt op alle dingen in de natuur, spreekt tot de harten van de mensen en brengt een onuitsprekelijk verlangen teweeg naar iets, dat men niet bezit. De dingen in deze wereld kunnen dit verlangen niet stillen. De Geest van God pleit met hen om naar die dingen te zoeken, die alleen vrede en rust kunnen geven: de genade van Christus, de vreugde, die het gevolg is van heiligheid. Door zichtbare en onzichtbare invloeden is onze Zaligmaker voortdurend bezig om de geest van de mensen van de zondige genoegens, die geen voldoening geven, af te wenden en te wijzen op de oneindige zegeningen, die ze in Hem kunnen ontvangen. Tot al diegenen, die tevergeefs hun dorst proberen te lessen uit de gebroken vaten van deze wereld, wordt deze goddelijke boodschap gericht: "En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet." Openbaring 22: 17.

Als u in uw hart verlangt naar iets beters dan wat deze wereld u kan geven, besef dan dat dit verlangen de stem van God is, die tot uw hart spreekt. Vraag Hem of Hij u berouw wil schenken, of Hij Christus in Zijn oneindige liefde, in Zijn volmaakte reinheid, aan u wil openbaren. In het leven van de Heiland werden de grondbeginselen van Gods wet -- liefde voor God en voor de mensen -- op volmaakte wijze tentoongespreid. Goedheid en onzelfzuchtige liefde waren Zijn levensbeginselen. Wanneer we op Hem zien, wanneer het licht van onze Heiland op ons valt, zien we de zondigheid van ons eigen hart.

Misschien hebben we, net als Nicodemus, onszelf gevleid met de gedachte, dat we goed hebben geleefd, dat ons karakter in orde is en dat we ons hart dus niet behoeven te vernederen voor God, zoals de doorsnee zondaar. Maar als het licht van Christus in ons hart schijnt, zien we hoe onrein we zijn. Dan ontdekken we hoe egoïstisch onze motieven zijn en hoe vijandschap jegens God elke daad, die we hebben verricht, heeft besmet. Dan zien we in, hoe onze eigen gerechtigheid in feite een "vuil kleed" is en dat alleen Christus ons kan reinigen van de smet van de zonde en onze harten naar Zijn beeld kan vernieuwen.

Eén enkele straal van Gods heerlijkheid, één blik op de reinheid van Christus, die tot het hart doordringt, maakt elke vuile plek op pijnlijke wijze zichtbaar en brengt alle misvormingen en gebreken van het menselijk karakter aan het licht. De onheilige verlangens, de onbetrouwbaarheid van het hart en de onreinheid van lippen wordt daardoor duidelijk. De daden van ontrouw van de zondaar, waardoor hij de wet van God teniet heeft gedaan, worden Hem duidelijk voor ogen gebracht en zijn geest wordt getroffen en verootmoedigd door de doordringende invloed van Gods Geest. Hij krijgt een hekel aan zichzelf, als hij het reine, vlekkeloze karakter van Christus ziet.

Toen de profeet Daniël de heerlijkheid zag, waarmee de hemelse boodschapper, die tot hem gezonden werd, omringd was, werd hij overweldigd door een gevoel van zijn eigen zwakheid en onvolmaaktheid. Als hij deze geweldige gebeurtenis omschrijft, zegt hij: "... er bleef in mij geen kracht meer; alle kleur week van mijn gelaat." Daniël 10: 8. Het hart, dat op deze wijze wordt aangeraakt, gaat zelfzucht haten, eigenliefde verafschuwen en zal, door de gerechtigheid van Christus, streven naar die reinheid van hart, die in overeenstemming is met de wet van God en met het karakter van Christus.

Paulus zegt, dat hij zover als het ging om "de gerechtigheid der wet", dus voor zover het de uiterlijke daden betrof, "onberispelijk" was. Filippenzen 3: 6. Maar hij ontdekte zichzelf als een zondaar, toen hij het geestelijk karakter van de wet onderscheidde. Naar de letter van de wet gerekend, zoals men die toepast op de praktijk van het leven, was hij vrij gebleven van zonde. Maar toen hij de geestelijke aard van de heilige wet ontdekte en zichzelf zag, zoals God hem zag, boog hij in alle nederigheid en beleed hij zijn schuld. Hij zegt: "Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven." Romeinen 7: 9. Toen hij zag dat de wet geestelijk van aard is, werd de zonde in al zijn afschrikwekkendheid openbaar en was het gedaan met zijn gevoel van eigenwaarde.

In Gods oog zijn niet alle zonden even groot. In Zijn wijze van beoordeling, zo goed als in die van de mens, zijn er verschillende gradaties van schuld. Maar hoe onbetekenend een verkeerde daad mag schijnen in ons oog, voor God is geen enkele zonde onbetekenend. De menselijke beoordeling is onvolledig en onvolmaakt. Maar God beziet alle dingen zoals ze werkelijk zijn. Een dronkaard wordt veracht en krijgt te horen dat zijn zonde hem buiten de hemel sluit, terwijl trots, egoïsme en hebzucht heel vaak ongestraft blijven. Toch zijn deze zonden voor God in het bijzonder aanstootgevend, want ze zijn in tegenspraak met zijn liefdevol karakter, met die onzelfzuchtige liefde, waarvan het zondeloos heelal doortrokken is.

Wie in een of andere grote zonde vervalt, heeft misschien een gevoel van schaamte; hij voelt zich armzalig en voelt dat hij de genade van Christus nodig heeft. Maar wie trots is, heeft nergens behoefte aan, en dus wordt het hart voor Christus en voor de oneindige zegeningen, die Hij kwam brengen, gesloten.

De arme tollenaar, die bad: "Heer, wees mij arme zondaar genadig," Lukas 18: 13, vond zichzelf een erg slecht mens en anderen bekeken hem op dezelfde manier. Maar hij begreep zijn hopeloze situatie en met zijn schuldenlast kwam hij vol schaamte tot God om Zijn genade te vragen. Zijn hart stond open voor de Geest van God, opdat Deze zijn genadig werk zou kunnen doen en hem zou kunnen verlossen van de macht van de zonde.

Het pochend, zelf-aanmatigend gebed van de Farizeeër laat zien dat zijn hart gesloten was voor de invloed van de Heilige Geest. Omdat hij zover van God af stond, had hij geen oog voor zijn eigen onreinheid, vergeleken met de volmaaktheid van de goddelijke heiligheid. Hij meende, dat hij niets nodig had en dus ontving hij ook niets.

Als u uw eigen zondigheid bemerkt, probeer dan niet eerst uzelf te verbeteren. Hoeveel mensen zijn er niet, die menen dat ze niet goed genoeg zijn om tot Christus te komen?

Verwacht u, dat u door uw eigen pogingen beter zult kunnen worden? "Kan een Ethiopiër zijn huid veranderen, of een panter zijn vlekken? Dan zoudt gij ook in staat zijn goed te doen, gij, die gewend zijt kwaad te doen." Jeremia 13: 23. Wij kunnen alleen hulp vinden bij God. We moeten niet wachten tot onze overtuiging sterker wordt, totdat zich een betere gelegenheid voordoet, of op opwellingen van heiligheid. We kunnen uit onszelf niets beginnen. We moeten tot Christus gaan, precies zoals we zijn.

Maar laat niemand zichzelf bedriegen met de gedachte dat God, in Zijn grote liefde en genade, toch uiteindelijk zelfs hen, die Zijn genade verworpen hebben, zal redden. Hoe zondig de zonde werkelijk is, kan men alleen ontdekken in het licht van het kruis. Laten die mensen, die beweren dat God te goed is om de zondaar te verwerpen, naar Golgotha zien.

Omdat er geen andere mogelijkheid was om de mensen te redden, omdat zonder dit offer de mensheid onmogelijk kon ontkomen aan de verontreinigende kracht van de zonde en weer in contact gebracht kon worden met heilige wezens -- omdat het onmogelijk was, dat ze weer deel zouden krijgen aan het geestelijk leven -- nam Christus de schuld van de ongehoorzamen op Zich en leed Hij in de plaats van de zondaar.

De liefde, het lijden en de dood van de Zoon van God geven aan hoe enorm verschrikkelijk de zonde is en laten zien dat men niet aan de macht van de zonde kan ontsnappen, dat er geen hoop op een beter leven is, tenzij men zich aan Christus onderwerpt.

Zij, die geen berouw hebben, verontschuldigen zich soms door van hen, die zich christenen noemen, te zeggen: "Ik ben even goed als zij. Ze zijn niet meer zelfopofferend, eenvoudig en weloverwogen in hun gedrag, dan ik ben. Ze houden net zoveel van plezier en van zelfzuchtig genot als ik." En zo gebruiken zij de fouten van anderen als een verontschuldiging voor hun eigen plichtsverzuim. Maar de zonden en gebreken van anderen vormen voor niemand een verontschuldiging. De Heer heeft ons geen onvolmaakt menselijk voorbeeld gegeven. De vlekkeloze Zoon van God is ons als voorbeeld gegeven en wie klaagt over fouten in het leven van zogenaamde christenen, zou zelf een beter leven moeten leiden en een beter voorbeeld moeten geven. Als ze zo"n hoog idee hebben van wat een christen zou moeten zijn, is dan hun eigen zonde niet zoveel te groter? Zij weten wat goed is en toch weigeren ze het goede te doen.

Wees voorzichtig met uitstel. Schuif het niet op de lange baan om uw zonden na te laten en door Jezus een rein hart te verkrijgen. In dit opzicht hebben duizenden en nog eens duizenden een fout gemaakt, tot hun eeuwige ondergang.

Ik ga nu niet in op de kortheid en onzekerheid van het leven, maar er schuilt een zeer groot gevaar -- een gevaar dat niet voldoende wordt onderkend -- in uitstel om gehoor te geven aan het pleiten van Gods Heilige Geest, door te kiezen in de zonde voort te leven. Want dat betekent in feite dit uitstel. Vasthouden aan de zonde, hoe onbetekenend die ook mag lijken, betekent het risico van oneindig verlies. Dat, wat wij niet overwinnen, zal over ons zegevieren en onze vernietiging bewerken.

Adam en Eva maakten zichzelf wijs dat zo"n onbetekenend iets als het eten van de verboden vrucht, onmogelijk zulke verschrikkelijke gevolgen kon hebben als God had gezegd. Maar "dit onbetekenende iets" was een overtreding van Gods onveranderlijke, heilige wet en dit bracht een scheiding tussen de mens en God en opende de sluizen van dood en onvoorstelbare ellende over onze wereld. Eeuw na eeuw is van onze aarde een onafgebroken geklaag opgestegen, en de hele schepping zucht "en is in barensnood" als gevolg van de ongehoorzaamheid van de mens. Zelfs de hemel heeft de gevolgen van deze opstand tegen God gevoeld. Golgotha is het gedenkteken van het verbazingwekkende offer, dat nodig was om verzoening te doen voor de overtreding van de goddelijke wet. Laten we de zonde niet zien als een kleinigheid.

Elke overtreding, elke veronachtzaming en elke verwerping van de genade van Christus slaat terug op uzelf. Uw hart wordt erdoor verhard, uw wilskracht ondermijnd, uw verstand afgestompt. Daardoor bent u niet alleen minder geneigd om u te onderwerpen aan de zachte aandrang van Gods Heilige Geest, maar u bent er ook minder toe in staat.

Veel mensen stillen hun verontruste geweten met de gedachte, dat zij op elk gewenst moment van hun verkeerde pad kunnen terugkomen. Dat zij kunnen spelen met de genadevolle uitnodiging en er toch nog steeds gehoor aan kunnen geven. Zij denken dat ze de Geest van genade kunnen veronachtzamen, en de kant van de Satan kunnen kiezen en dan toch nog, in een ogenblik van uiterste nood, van koers kunnen veranderen. Maar dit is niet zo gemakkelijk. De ervaring en de opvoeding van een heel leven beïnvloeden het karakter zo sterk, dat maar weinigen dan alsnog het beeld van Jezus willen weerspiegelen.

Zelfs één verkeerde karaktereigenschap, één zondig verlangen, dat men steeds blijft koesteren, zal uiteindelijk alle kracht van het evangelie neutraliseren. Elke zondige gewoonte sterkt de mens in zijn afkeer van God. Wie ongelovigheid en hardheid, of een onwrikbare onverschilligheid voor de goddelijke waarheid toont, oogst wat hij zelf heeft gezaaid. Nergens in de Bijbel is er een ernstiger waarschuwing tegen het spelen met het kwaad dan in de woorden van de spreukendichter, die van de zondaar zei: "in de strikken zijner zonde raakt hij vast." Spreuken 5: 22.

Christus staat klaar om ons van zonde te bevrijden, maar Hij dwingt ons niet. En wanneer door voortdurende overtreding de wil helemaal in de richting van het kwade is omgebogen en we niet verlangen om bevrijd te worden en Zijn genade niet willen aanvaarden, wat kan Hij dan nog doen? Wij hebben dan onszelf vernietigd, doordat wij bewust Zijn liefde hebben verworpen. "Zie, nú is het de tijd des welbehagens, zie, nú is het de dag des heils." 2 Korintiërs 6: 2. "Heden, indien gij mijn stem hoort, verhardt uw harten niet." Hebreeën 3: 7, 8. "De mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan", 1 Samuël 16: 7, het menselijke hart, met zijn tegenstrijdige emoties, met zijn vreugde en verdriet, het afgedwaalde hart, waarin zoveel onreinheid en bedrog woont. Hij kent de motieven, de plannen en bedoelingen van elk hart. Ga tot Hem, hoe besmeurd u innerlijk ook bent. Open de kamers van uw hart voor het alziend oog en roep uit met de dichter van de Psalmen: "Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg." Psalm 139: 23, 24.

Velen bezitten een verstandelijke godsdienst, een "vorm van godsvrucht", terwijl hun hart niet gereinigd is. Laat dit uw gebed zijn: "Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest." Psalm 51: 12. Maak ernst met uzelf. Wees even ernstig, even volhardend, als u zou zijn, wanneer uw sterfelijk leven op het spel zou staan. Dit is een zaak die tussen God en uzelf in orde moet worden gemaakt, in orde gemaakt voor de eeuwigheid. Een veronderstelde hoop, zonder inhoud, zal uw ondergang betekenen.

Bestudeer het Woord van God onder gebed. In dat Woord vindt u, in de wet van God en in het leven van Christus, de belangrijke grondbeginselen van de "heiligheid", zonder welke "niemand de Here zien zal." Hebreeën 12: 14. Het Woord overtuigt van zonde en het toont overduidelijk de weg tot zaligheid. Geef daaraan gehoor, want het is de stem van God, die tot u spreekt.

Wanneer u de grootte van de zonde ontdekt, wanneer u uzelf ziet zoals u in werkelijkheid bent, wanhoop niet! Christus kwam om zondaren te redden. Wij behoeven niet God met onszelf te verzoenen, maar -- O, wonderbaarlijke liefde -- God is in Christus "de wereld met Zichzelf verzoenende." 2 Korintiërs 5: 19.

Hij raakt met Zijn tere liefde de harten van Zijn dwalende kinderen aan. Aardse ouders kunnen niet zo geduldig zijn met de fouten en gebreken van hun kinderen, als God is met hen, die Hij verlangt te redden. Niemand kan met grotere tederheid bij de zondaar pleiten. Menselijke lippen hebben nooit indringender smekingen gericht tot hen, die afgedwaald waren, dan Hij. Al Zijn beloften en al Zijn waarschuwingen ademen Zijn onuitsprekelijke liefde.

Als Satan u komt vertellen dat u een grote zondaar bent, zie dan op uw Verlosser en spreek over Zijn verdiensten. Het zal u helpen om naar Zijn licht te kijken. Geef uw zonden toe, maar vertel de boze, dat "Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden" 1 Timoteüs 1: 15, en dat u door Zijn onmetelijke liefde gered kunt worden.

Jezus stelde Simon een vraag over twee schuldenaars. De ene schuldenaar was zijn heer een klein bedrag schuldig, terwijl de ander hem een heel groot bedrag schuldig was. Hij schold het hen beiden kwijt. Christus vroeg Simon welke van deze beide schuldenaars de heer het meeste zou liefhebben. Simon antwoordde; "... hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft." Lukas 7: 43.

Wij waren grote zondaars, maar Christus stierf, opdat we vergeving zouden ontvangen. De verdiensten van Zijn offer, die Hij de Vader ten gunste van ons heeft aangeboden, zijn voldoende. Zij, die de meeste vergeving hebben ontvangen, zullen Hem het meest liefhebben en zullen het dichtst bij Zijn troon staan om Hem te prijzen, vanwege Zijn grote liefde en Zijn oneindig offer. Pas als we de liefde van God volledig leren begrijpen, beseffen we het best de zondigheid van de zonde. Als we de lengte zien van de keten, die voor ons werd neergelaten, als we iets gaan begrijpen van het oneindige offer, dat Christus terwille van ons heeft gebracht, vult ons hart zich met liefde en berouw.