De Weg Naar Christus

Hoofdstuk 7

De Toets Van Het Discipelschap

[AUDIO]

Iemand is misschien niet in staat om de juiste tijd of plaats van zijn bekering aan te geven of alle omstandigheden, waaronder het bekeringsproces zich afspeelde, helemaal na te gaan, maar dat wil niet zeggen dat hij niet bekeerd is. Christus zei tegen Nicodemus: "De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat: zó is een ieder, die uit de Geest geboren is." Johannes 3: 8.

De wind is onzichtbaar. Toch zijn de gevolgen van de wind duidelijk zichtbaar en voelbaar. Op deze wijze werkt de Geest van God in het menselijk hart. Die regenererende kracht, die geen menselijk oog kan zien, doet in de mens nieuw leven ontstaan: een nieuw wezen wordt geschapen naar het beeld van God. Het werk van de Geest gebeurt in stilte en het gaat onmerkbaar, maar de gevolgen zijn overduidelijk.

Wanneer het hart vernieuwd is door Gods Geest, zal het leven van dat feit blijk geven. Hoewel we zelf niets kunnen doen om onze harten te veranderen en onszelf in overeenstemming te brengen met God; hoewel we in geen enkel opzicht op onszelf of onze eigen goede werken moeten vertrouwen, zal toch ons leven openbaren of de genade van God in ons woont. In ons karakter, in onze gewoonten, in wat we nastreven zal verandering zichtbaar zijn. Er zal een duidelijk en onbetwistbaar contrast zijn tussen wat geweest is en wat is. Het karakter wordt niet geopenbaard in goede daden of wandaden, die af en toe verricht worden, maar in de tendens die blijkt uit onze woorden en daden van elke dag.

Het is waar dat er sprake kan zijn van een uiterlijk correct gedrag zonder de vernieuwende kracht van Christus. Het verlangen naar invloed en de wens om door anderen gewaardeerd te worden, kan leiden tot een goed geordend leven. Gevoel voor eigenwaarde kan ons ertoe brengen om de kwade schijn te vermijden. Een egoïstisch hart kan edelmoedige daden verrichten. Hoe kunnen we dan vaststellen aan welke kant we staan?

Wie bezit ons hart? Bij wie zijn onze gedachten? Over wie spreken we graag? Als we van Christus zijn, zijn onze gedachten bij Hem en is Hij het onderwerp van onze diepste gedachten. Alles wat we hebben en wat we zijn, is aan Hem gewijd. We verlangen ernaar Zijn beeld te dragen, Zijn geest te ademen, Zijn wil te volgen en Hem in alles tot vreugde te zijn.

Wie een nieuw schepsel wordt in Christus, zal de "vruchten des Geestes" voortbrengen: "liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedig- heid, zelfbeheersing." Galaten 5: 22, 23. Hij gaat niet langer te werk naar zijn vroegere impulsen, maar door het geloof in de Zoon van God zal hij Zijn voetstappen volgen, Zijn karakter weerspiegelen en zichzelf reinigen, zoals Hij rein is. Van de dingen die hij eens verafschuwde, houdt hij nu, en hij haat nu de dingen, waarvan hij eens hield. Wie trots was en zelfverzekerd, wordt zachtmoedig en nederig van hart. Wie ijdel en verwaand was, wordt ernstig en ingetogen. De dronkaard laat zijn gewoonten varen en wie het niet zo nauw nam, wordt gewetensvol. De lege gewoonten en het navolgen van de wereldse modeverschijnselen worden opzij geschoven. Een christen zoekt niet naar "uiterlijke versiering", maar naar "de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke tooi van een zachtmoedige en stille geest." 1 Petrus 3: 3, 4.

Er is geen sprake van echt berouw, als er geen hervorming tot stand komt. Pas als de zondaar zijn belofte nakomt, teruggeeft wat hij iemand ontnam, zijn zonden belijdt en God en zijn medemensen liefheeft, kan hij er zeker van zijn, dat hij uit de dood overgegaan is tot het leven. Als wij als dwalende, zondige mensen tot Christus gaan en deel krijgen aan Zijn vergevende genade, ontluikt de liefde in ons hart. Elke last wordt licht, want het juk, dat Christus ons oplegt, is licht. Plicht wordt een genoegen en een offer een reden tot blijdschap. De weg, die voor die tijd in duisternis scheen te zijn gehuld, wordt nu verlicht door de stralen van de Zon der Gerechtigheid.

Het liefelijke karakter van Christus zal in Zijn volgelingen worden herkend. Het was voor Hem een vreugde om Gods wil te doen. Liefde voor God, een ijveren voor Zijn heerlijkheid was de overheersende kracht in het leven van de Zaligmaker. Liefde sierde en veredelde al zijn handelingen. Liefde is van God. Het hart, dat niet toegewijd is, kan hiervan niet de bron zijn en kan dit niet voortbrengen. Dit is alleen te vinden in het hart, waarin Jezus regeert. "Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad." 1 Johannes 4: 19.

In het hart dat vernieuwd is door de goddelijke genade, is liefde het grondbeginsel van het handelen. Het karakter wordt erdoor gevormd, de hartstochten worden erdoor beheerst, vijandschap wordt erdoor onderdrukt, en de genegenheden worden veredeld. Wanneer deze liefde gekoesterd wordt, wordt het leven aangenaam en gaat er een veredelende invloed van uit.

Er zijn twee dwalingen waarvoor Gods kinderen zich moeten hoeden -- vooral als ze er pas toe zijn gekomen om op Zijn genade te vertrouwen. Over de eerste is reeds gesproken, namelijk het zien op eigen werken en het vertrouwen, dat zij zelf iets kunnen doen om in harmonie te zijn met God. Wie probeert heilig te worden door de wet te houden in eigen kracht, probeert het onmogelijke. Alles wat een mens zonder Christus kan doen, is besmeurd met zelfzucht en zonde. Alleen de genade van Christus kan ons, door het geloof, heiligen.

De daaraan tegenovergestelde dwaling, maar daarom niet minder gevaarlijke, is dat het geloof in Christus de mens ontslaat van de verplichting om de wet te houden. Want, zo zegt men, omdat we alleen door het geloof deel krijgen aan de genade van Christus, hebben onze werken niets te maken met onze verlossing.

Houd hierbij echter voor ogen, dat gehoorzaamheid niet alleen maar een uiterlijke aangelegenheid is, maar een dienst die in liefde wordt bewezen. In de wet van God wordt het wezen van God uitgedrukt. Het fundamentele beginsel van de liefde krijgt in de wet gestalte. Daarom is de wet de basis van Zijn regering, in de hemel en op de aarde.

Als ons hart is vernieuwd naar het beeld van God, als de goddelijke liefde in ons is ingeplant, zal dan Gods wet niet ten uitvoer worden gebracht in ons leven? Wanneer het beginsel van de liefde in het hart is ingeplant, wanneer de mens is vernieuwd naar het beeld van zijn Schepper, wordt de belofte van het nieuwe verbond werkelijkheid: "Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven." Hebreeën 10: 16.

En als de wet in het hart geschreven staat, zal deze dan niet vorm geven aan het leven? Gehoorzaamheid -- dienst en toewijding in liefde -- is het ware teken van het discipelschap. De Schrift zegt: "Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren." 1 Johannes 5: 3. "Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet." 1 Johannes 2: 4.

Het geloof ontslaat de mens niet van zijn verantwoordelijkheid, maar juist door het geloof krijgen wij deel aan Christus" genade, die ons in staat stelt om gehoorzaam te zijn.

Wij verdienen de zaligheid niet door onze gehoorzaamheid. De zaligheid is een geschenk van God, dat door het geloof ontvangen wordt. Maar gehoorzaamheid is de vrucht van geloof. "En gij weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij de zonden zou wegnemen, en in Hem is geen zonde. Een ieder die in Hem blijft, zondigt niet; een ieder die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend." 1 Johannes 3: 5, 6.

Dit is de ware toetssteen. Als we in Christus blijven, als de liefde van God in ons woont, zijn onze gevoelens, onze gedachten en daden in overeenstemming met de wil van God, zoals we die vinden in de voorschriften van Zijn heilige wet. "Kinderkens, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is." 1 Johannes 3: 7. De norm van Gods heilige wet, zoals die vorm gekregen heeft in de tien voorschriften van de Sinaï, bepaalt wat rechtvaardigheid is.

Dat zogenaamde geloof in Christus, dat voorgeeft de mens te verlossen van de plicht tot gehoorzaamheid aan God, is geen geloof, maar aanmatiging. "Want door genade zijt gij behouden, door het geloof." Efeziërs 2: 8. Maar het geloof is, "indien het niet met werken gepaard gaat, op zichzelf genomen, dood." Jakobus 2: 17. Jezus zei van Zichzelf, voordat Hij naar de aarde kwam: "Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste." Psalm 40: 9. En vlak voordat Hij weer naar de hemel opsteeg, verklaarde Hij: "Gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde." Johannes 15: 10. De Schrift zegt: "En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: Indien wij zijn geboden bewaren. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeft." 1 Johannes 2: 3-6. "Daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden." 1 Petrus 2: 21.

De voorwaarde, waarop men het eeuwige leven ontvangt, is nog steeds dezelfde als altijd -- dezelfde als in het Paradijs, vóór de zondeval van onze eerste ouders -- volledige gehoorzaamheid aan Gods wil, volledige rechtvaardigheid. Als het eeuwige leven op de een of andere afgezwakte voorwaarde zou worden gegeven, zou het geluk van het gehele universum in gevaar komen. De zonde, met al zijn ellendige en treurige gevolgen, zou daardoor onsterfelijk gemaakt worden.

Adam kon, vóór de zondeval, een rechtschapen karakter ontwikkelen door gehoorzaam te zijn aan Gods wet. Maar hij faalde erin om dit te doen, en als gevolg van zijn zonde hebben wij een gevallen natuur en kunnen wij onszelf niet rechtvaardig maken. Omdat we zondig en onheilig zijn, kunnen wij de heilige wet niet volledig gehoorzamen. We hebben geen gerechtigheid van onszelf, waardoor we aan de eisen van Gods wet kunnen beantwoorden. Maar Christus heeft voor een uitweg gezorgd. Hij ondervond op aarde dezelfde moeilijkheden en verzoekingen die wij ook hebben. Maar Zijn leven was zonder zonde. Hij stierf voor ons, en nu biedt Hij ons aan, onze zonden op Zich te nemen en ons Zijn gerechtigheid te geven. Als u uzelf aan Hem geeft en Hem aanvaardt als uw Zaligmaker, wordt u, hoe zondig uw leven ook geweest mag zijn, ter wille van Hem, als gerechtvaardigd aangemerkt. Het karakter van Christus neemt de plaats van uw karakter in en u wordt door God aanvaard, alsof u nooit had gezondigd.

Meer nog: Christus verandert het hart. Door het geloof woont Hij in uw hart. Door het geloof en door een voortdurende onderwerping van uw wil aan Hem, moet u deze verbinding in stand houden. Zo lang u dit doet, zal Hij in u het willen en het werken volbrengen naar zijn welbehagen. U kunt dus zeggen: "En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor Mij heeft overgegeven." Galaten 2: 20. En zo sprak Jezus ook tot Zijn discipelen: "Gij zijt het niet, die spreekt, doch het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt." Matteüs 10: 20. Als Christus in u werkt, zult u dezelfde geest openbaren en dezelfde werken doen -- werken van gerechtigheid en gehoorzaamheid.

We hebben dus vanuit onszelf geen enkele reden om te roemen. We hebben geen aanleiding onszelf te verheffen. Onze enige reden tot hoop is de gerechtigheid, die Christus ons heeft toegerekend en datgene, dat door Zijn Geest in en door ons gedaan wordt.

Er is een onderscheid, dat we in gedachten moeten houden, als we over geloof spreken. Er is een soort "geloof", dat in geen enkel opzicht met echt geloof te maken heeft. Het bestaan van God en Zijn macht, het feit dat Zijn woord waarheid is, zijn dingen die zelfs de Satan en zijn aanhangers in hun hart niet kunnen ontkennen. De Bijbel zegt: "Dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen." Jakobus 2: 19. Maar dat is geen echt geloof. Als er niet alleen geloof is in Gods woord, maar ook onderwerping aan Zijn wil, als het hart aan Hem is overgegeven, de genegenheid op Hem gericht is, is er sprake van geloof -- geloof dat door liefde werkt en de ziel reinigt. Door dit geloof wordt het hart vernieuwd naar het beeld van God. En het hart dat in zijn onvernieuwde toestand niet aan de wet van God onderworpen was -- niet onderworpen kon zijn -- schept nu behagen in de heilige voorschriften van de wet en roept met de dichter van de Psalmen uit: "Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag." Psalm 119: 97. En de gerechtigheid van de wet wordt vervuld in ons, "die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest." Romeinen 8: 4.

Er zijn mensen, die kennis hebben gemaakt met de vergevende liefde van Christus en die graag kinderen van God willen zijn. Maar zij beseffen dat hun karakter onvolmaakt is, dat hun leven vol fouten is en zij zijn geneigd eraan te twijfelen of hun hart wel vernieuwd is door de Heilige Geest. Tegen hen zou ik willen zeggen: Ga niet weg in wanhoop! Wij zullen ons vaak in tranen moeten buigen aan de voeten van Jezus vanwege onze tekortkomingen en fouten. Maar we behoeven niet de moed te verliezen. Zelfs als we door de vijand worden overwonnen, worden wij niet door God verworpen en laat Hij ons niet in de steek. Nee! Christus zit aan Gods rechterhand en bemiddelt voor ons. De geliefde apostel Johannes zei: "Dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige." 1 Johannes 2: 1. En vergeet de woorden van Jezus niet: "De Vader Zelf heeft u lief." Johannes 16: 27. Hij wil de band met u herstellen en verlangt ernaar om Zijn eigen zuiverheid en heiligheid in u weerspiegeld te zien. Als u uzelf maar aan Hem overgeeft, zal Hij, Die een goed werk in u begonnen is, dat voortzetten tot de dag van Jezus Christus. Bid nog ernstiger en geloof nog vuriger. Als wij zo ver zijn, dat wij geen vertrouwen meer stellen op onze eigen kracht, laten wij dan vertrouwen op de kracht van onze Verlosser. Dan zullen we Hem prijzen, Die onze Verlosser is.

Hoe dichter u bij Jezus komt, hoe gebrekkiger u in uw eigen ogen schijnt. Uw inzicht wordt scherper en uw onvolmaaktheden steken duidelijk en scherp af tegenover Zijn volmaakte natuur. Dit is een bewijs, dat de verleidingen van de Satan hun kracht hebben verloren, en dat u de invloed ondervindt van de levendmakende Geest.

Alleen als iemand zijn eigen zondigheid beseft, kan in zijn hart een diepgewortelde liefde voor Jezus wonen. Wanneer men innerlijk door de genade van Christus veranderd is, kan men bewondering hebben voor Zijn goddelijke karakter. Maar als we onze eigen zedelijke mismaaktheid niet zien, is dat een onmiskenbaar bewijs, dat wij nog geen zicht hebben gekregen op Christus" schoonheid en uitnemendheid.

Hoe minder wij in onszelf ontdekken dat de moeite waard is, hoe meer waardevolle dingen wij zullen ontdekken in de oneindige reinheid en beminnelijkheid van de Zaligmaker. Het besef van onze eigen zondigheid drijft ons naar Hem, Die vergeving kan schenken. En als wij onze hulpeloosheid beseffen en het van Christus verwachten, zal Hij Zichzelf in kracht openbaren. Hoe meer ons gevoel van afhankelijkheid ons naar Hem en het Woord van God toe drijft, des te verhevener is onze blik op Zijn karakter en des te meer zullen wij Zijn beeld weerspiegelen.