De Weg Naar Christus

Hoofdstuk 11

Het Voorrecht Om Te Bidden

[AUDIO]

Door de natuur, door middel van Zijn openbaring en Zijn voorzienigheid en door de invloed van Zijn Geest, spreekt God tot ons. Maar dat is niet genoeg Wij moeten zelf ook onze harten voor Hem uitstorten. Als wij over geestelijk leven en energie willen beschikken, moeten we een daadwerkelijke gemeenschap onderhouden met onze hemelse Vader. Het kan zijn dat onze gedachten op Hem gericht zijn, dat we mediteren over Zijn werken, Zijn genade, en Zijn zegeningen. Maar dat is nog geen gemeenschap met Hem in de volle zin van het woord. Als we gemeenschap met God willen hebben, moeten we iets tot Hem te zeggen hebben over ons dagelijks leven.

Bidden is het openen van het hart voor God als voor een vriend. Dat wil niet zeggen, dat bidden nodig is om aan God bekend te maken wat wij zijn, maar dat we daardoor in staat worden gesteld om Hem te ontvangen. Het gebed doet God niet afdalen naar ons toe, maar voert ons omhoog tot Hem.

Toen Jezus op aarde was, leerde Hij Zijn discipelen hoe ze moesten bidden. Hij vertelde hen dat zij hun dagelijkse noden aan God moesten voorhouden en al hun zorg op Hem konden leggen. En de verzekering, die Hij hen gaf, dat hun smeekbeden verhoord zouden worden, geldt ook voor ons.

Jezus was Zelf vaak in gebed, toen Hij onder de mensen vertoefde. Onze Zaligmaker identificeerde Zich met onze noden en met onze zwakheid. Hij smeekte Zijn Vader om nieuwe kracht, om verfrist Zijn plicht en Zijn moeilijkheden tegemoet te kunnen treden. Hij is ons voorbeeld in alle opzichten. Hij is een broeder in onze zwakheden, "in alle opzichten verzocht zoals wij", maar als de Zondeloze bezat Hij een natuur, die afschuw had van het kwaad. Hij verduurde strijd en zielesmart in een wereld van zonde. Zijn mens-zijn maakte gebed voor Hem tot een noodzaak en een voorrecht. Hij vond troost en vreugde in de gemeenschap met Zijn Vader. En als de Zaligmaker van de mensheid, als de Zoon van God de noodzaak voelde om te bidden, hoeveel te meer zouden dan zwakke, zondige stervelingen de noodzaak van ernstig en voortdurend gebed behoren in te zien. Onze hemelse Vader verlangt om de volheid van Zijn zegen op ons uit te storten. Het is ons voorrecht om rijkelijk te drinken uit de bron van oneindige liefde. Wat is het toch vreemd dat we zo weinig bidden. God staat klaar en is bereidwillig om het ernstige gebed van Zijn nederigste kind te horen, en toch is er van onze kant vaak sprake van een duidelijke aarzeling om Hem onze noden bekend te maken. Wat moeten de engelen in de hemel er wel van denken, als arme, hulpeloze menselijke wezens, die aan allerlei verzoekingen onderworpen zijn, zo weinig bidden en zo weinig geloof oefenen, terwijl Gods hart vol oneindige liefde naar hen uitgaat en bereid is om hen meer te geven dan ze zouden kunnen vragen of bedenken? De engelen stellen het op prijs om zich voor God te buigen en in Zijn nabijheid te vertoeven. Zij beschouwen de gemeenschap met Hem als hun grootste vreugde. Maar de mensenkinderen, die de hulp, die alleen God kan geven, zo zeer nodig hebben, schijnen er tevreden mee te zijn om te leven zonder het licht van Zijn Geest en zonder Zijn aanwezigheid. De duisternis van de boze omhult degenen, die het gebed verwaarlozen. De vijand verleidt hen tot zonde met de verleidingen, die hij hen influistert. En dat is allemaal het gevolg van het feit, dat zij geen gebruik maken van de voorrechten die besloten liggen in de goddelijke gave van het gebed.

Waarom zouden de zonen en dochters van God aarzelen om te bidden, als het gebed de sleutel is in de hand van het geloof om de schatkamer van de hemel te kunnen ontsluiten, waar de onmetelijke hulpbronnen van de Almachtige liggen opgeslagen? Als we niet aanhoudend bidden en ijverig waken, lopen we het gevaar zorgeloos te worden en af te wijken van het rechte pad. De vijand probeert steeds om de weg naar het verzoendeksel te blokkeren, zodat we geen genade en kracht door ernstige smeekbeden en geloof zullen krijgen om de verleiding te weerstaan.

Er zijn bepaalde voorwaarden, die in acht genomen moeten worden, als we verwachten dat God onze gebeden zal horen en zal beantwoorden. De eerste is, dat we onze afhankelijkheid van Zijn hulp beseffen. Hij heeft beloofd: "Want Ik zal water gieten op het dorstige en beken op het droge." Jesaja 44: 3. Wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, wie naar God verlangen, mogen er van verzekerd zijn, dat zij verzadigd zullen worden. Het hart moet openstaan voor de invloed van de Geest. Als dat niet het geval is, kunnen Zijn zegeningen niet worden ontvangen.

Onze grote nood is op zichzelf een argument, dat uiterst welsprekend ten gunste van ons pleit. Maar we moeten de Heer zoeken en vragen of Hij deze dingen voor ons wil doen.

Hij zegt: "Bidt en u zal gegeven worden." Matteüs 7: 7. En: "Hoe zal Hij, die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?" Romeinen 8: 32.

Als wij ongerechtigheid in ons hart zien, of als we bewust aan een bepaalde zonde vasthouden, zal de Heer ons niet verhoren. Maar het gebed van iemand, die berouw heeft, wordt altijd aanvaard. Als wij al het verkeerde, dat we ons kunnen herinneren, in orde hebben gemaakt, mogen we erop vertrouwen, dat God onze gebeden zal beantwoorden. Onze eigen verdiensten kunnen ons niet bij God in de gunst brengen. Het zijn de verdiensten van Christus, waardoor we gered worden; het is Zijn bloed, dat ons reinigt. Toch moeten we ervoor zorgen, dat we voldoen aan de voorwaarden om aanvaard te kunnen worden.

Een volgend aspect van succesvol gebed is geloof. "Wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken." Hebreeën 11: 6. Jezus zei tot Zijn discipelen: "Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal u geschieden." Markus 11: 24. Geloven wij Hem op Zijn woord?

De verzekering is groots en onbeperkt. Hij, Die het belooft, is getrouw. Als wij niet precies die dingen ontvangen, waarnaar we op een bepaald moment hebben gevraagd, moeten we toch blijven geloven dat de Heer ons hoort, en dat Hij onze gebeden zal verhoren. Wij zijn vaak zo dom en kortzichtig, dat we om dingen vragen, die geen zegen voor ons zouden betekenen. Onze hemelse Vader beantwoordt vol liefde onze gebeden door ons te geven wat voor ons het beste is: dat, wat we zouden hebben gevraagd, als wij met goddelijke verlichting de dingen zouden zien, zoals ze in werkelijkheid zijn. Als het lijkt dat onze gebeden onbeantwoord blijven, moeten we toch vasthouden aan de belofte, want de tijd van verhoring komt en op het moment, dat we het het meeste nodig hebben, geeft God Zijn zegeningen. Het is aanmatigend om te denken dat een gebed altijd precies zo wordt verhoord als wij graag zouden willen. God is te wijs om Zich te kunnen vergissen, en Hij is te goed, dat Hij enig goed ding zou onthouden aan hen, die in oprechtheid wandelen. Wees dan niet bang om op Hem te vertrouwen, zelfs als u geen onmiddellijk antwoord krijgt op uw gebeden. Vertrouw op Zijn zekere belofte: "Bidt en u zal gegeven worden."

Als we afgaan op onze twijfel en angst, of proberen alles wat ons niet duidelijk is op te lossen, eer wij geloof hebben, zullen onze problemen alleen maar toenemen en zwaarder worden. Maar als we tot God komen met een gevoel van hulpeloosheid en afhankelijkheid -- wat wij werkelijk zijn -- en als we in nederig geloofsvertrouwen onze verlangens kenbaar maken aan Hem, Wiens kennis oneindig is -- Die elk schepsel ziet, en Die alles door Zijn wil en woord regeert -- kàn Hij en zàl Hij op ons roepen letten en zal Hij het licht in onze harten doen schijnen. Door ernstig gebed wordt de verbinding met de Oneindige tot stand gebracht. Op het moment zelf is er misschien geen duidelijk bewijs dat het gezicht van de Zaligmaker in erbarming en liefde over ons heenbuigt. Maar toch is het zo. We voelen weliswaar geen letterlijke aanraking, maar toch rust Zijn hand op ons in liefde en teder medelijden.

Als we tot God komen en Hem om genade en zegen vragen, behoort er in ons hart een geest van liefde en vergevensgezindheid te zijn. Hoe kunnen we bidden: "Vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren", Matteüs 6: 12, als wij niet willen vergeven? Als we verhoring op ons gebed verwachten, moeten we anderen op dezelfde manier en in dezelfde mate vergeven, als waarin we zelf hopen vergeving te ontvangen.

Een voorwaarde om te ontvangen is ook dat we volharden in het gebed. We moeten voortdurend bidden, als we in geloof en geloofservaring willen toenemen. We moeten "volhardend in het gebed" zijn, en "daarbij waakzaam", en dankbaar. Romeinen 12: 12; Kolossenzen 4: 2. Petrus vermaant de gelovigen: "Komt dus tot bezinning en wordt nuchter." 1 Petrus 4: 7. Paulus geeft als raad: "Laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God." Filippenzen 4: 6. Judas voegt daar aan toe: "Maar gij geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door te bidden in de heilige Geest." Judas 20. Een onophoudelijk gebed betekent een ononderbroken eenheid met God, zodat het leven van God ons leven binnenstroomt en vanuit ons leven zuiverheid en heiligheid terugvloeien naar God.

Het is noodzakelijk om steeds te bidden. Laat niets tussenbeide komen. Doe alles wat u kunt om de communicatielijn tussen uzelf en Jezus open te houden. Maak gebruik van elke gelegenheid om te gaan naar plaatsen, waar gewoonlijk gebeden wordt. Wie echt op zoek zijn naar contact met God, zijn aanwezig bij gebedsvergaderingen, zijn getrouw in het vervullen van hun plichten en willen graag alle mogelijke zegeningen ontvangen. Zij zullen elke kans benutten om daar te zijn, waar zij de lichtstralen van de hemel kunnen ontvangen.

Wij behoren als gezin te bidden. Maar boven alles moeten we het persoonlijke gebed niet verwaarlozen, want dat is het leven voor onze ziel. Als het gebed verwaarloosd wordt, kan het geestelijk leven niet gedijen. Alleen gebed met het gezin of gebed in het openbaar is niet voldoende. Laat men in stilte zijn hart openen voor het onderzoekend oog van God. Het persoonlijke gebed moet alleen door God, Die gebeden verhoort, worden gehoord. Geen nieuwsgierig oor behoeft de inhoud van zulke gebeden te horen. Bij dit persoonlijk gebed is men vrij van allerlei invloeden om zich heen en vrij van emotie.

Rustig, maar indringend, moet men zich tot God richten. De invloed van Hem, Die alles ziet en Wiens oor openstaat voor het gebed, dat uit het hart komt, zal aangenaam zijn en is van blijvende aard.

Door een rustig, eenvoudig geloof, blijft men in verbinding met God en ontvangt men stralen van goddelijk licht, die kracht en steun geven voor de strijd tegen de Satan. God is onze burcht en sterkte.

Bid in een kamer waar u alleen bent. Maar laat ook, als u bezig bent met uw dagelijks werk, uw hart zich dikwijls richten tot God. Op die manier wandelde Henoch met God. Deze stille gebeden stijgen als kostbare wierook op tot de troon der genade. Satan kan diegene wiens hart zo met God verbonden is, niet overwinnen.

Er is geen tijd of plaats ongeschikt om een gebed naar God op te zenden. Niets kan ons ervan weerhouden om onze harten in een geest van ernstig gebed op te heffen. In de drukte op straat, of tijdens een zakelijke afspraak, mogen we een gebed tot God richten en om Zijn leiding vragen, zoals Nehemia deed, toen hij zijn verzoek deed aan koning Artaxerxes. Een moment van contact met God kan overal gevonden worden. De deur van ons hart behoort steeds open te staan en steeds moet onze uitnodiging opstijgen, dat Jezus mag komen en als een hemelse gast in ons binnenste zal vertoeven.

Hoewel we ons soms in een onzuivere, verdorven atmosfeer bevinden, behoeven we deze ongezonde lucht niet in te ademen, maar kunnen we leven in de zuivere lucht van de hemel. Wij kunnen alle deuren voor onheilige gedachten en onzuivere overwegingen afsluiten, door ons in ernstig gebed op tot God te richten.

We moeten een duidelijker zicht krijgen op Jezus en een vollediger begrip van de waarde van de eeuwige dingen. Ware heiligheid moet het hart van Gods kinderen vullen. Om dat te laten gebeuren, moeten we er naar streven om de goddelijke openbaring van hemelse dingen te ontvangen.

Laat het hart zich omhoog richten, opdat God ons de hemelse atmosfeer kan doen ademen. We kunnen zo dicht bij God blijven, dat bij elke onverwachte moeilijkheid onze gedachten zich op Hem richten, even vanzelfsprekend als een bloem zich richt naar de zon.

Maak steeds uw verlangens, vreugde, verdriet, zorgen en vrees aan God bekend. U kunt Hem nooit overbelasten. U kunt Hem niet vermoeien. Hij, Die de haren van uw hoofd telt, staat niet onverschillig tegenover de noden van Zijn kinderen. De Schrift zegt dat "de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming." Jakobus 5: 11. Zijn liefdevol hart wordt door ons verdriet geraakt, zodra we erover spreken.

Ga met alles, wat u niet kunt oplossen, naar Hem toe. Niets is voor Hem te zwaar om te dragen. Hij houdt immers de werelden in stand en heerst over alle aangelegenheden in het heelal. Niets, dat op enige manier met onze vrede te maken heeft, is te klein voor Hem om op te merken. Er is geen hoofdstuk in onze ervaring te zwart voor Hem om te kunnen lezen. Er is geen probleem te moeilijk dat Hij er niet uit kan komen. Geen ramp kan de geringste van Zijn kinderen overkomen, geen vrees kan angst aanjagen, geen vreugde en geen ernstig gebed kan van onze lippen komen, of de hemelse Vader ziet het en stelt er belang in. "Hij geneest de verbrokenen van hart en verbindt hun wonden." Psalm 147: 3. De relatie tussen God en elk individu is zo duidelijk en volledig, alsof er niemand anders was voor wie Hij Zijn geliefde Zoon heeft gegeven.

Jezus zei: "Te dien dage zult gij in mijn naam bidden en Ik zeg u niet, dat Ik den Vader voor u vragen zal, want de Vader zelf heeft u lief." Johannes 16: 26, 27. "Ik heb u uitgekozen... opdat de Vader u alles geve, wat gij Hem bidt in Mijn naam." Johannes 15: 16. Maar bidden in de naam van Jezus houdt meer in dan alleen Zijn naam te noemen aan het begin en aan het einde van het gebed. Het houdt in dat men bidt zoals Jezus bad, dat men gelooft in Zijn beloften, vertrouwt op Zijn genade, en dat men hetzelfde werk doet als Hij.

Het is niet Gods bedoeling dat we kluizenaars worden of in het klooster gaan en ons uit de wereld terugtrekken, om ons helemaal aan gebed en meditatie te kunnen wijden. Ons leven moet lijken op dat van Christus -- tussen de eenzaamheid van de bergen en de drukte van de menigte. Wie niets anders doet dan bidden, zal binnen korte tijd ophouden te bidden, of zal ervaren dat zijn gebeden worden tot vormelijke routine. Als men zich buiten het sociale leven stelt, buiten de sfeer, waarin men zijn plicht als christen kan vervullen en zijn kruis kan dragen, als men niet langer zijn best wil doen voor de Meester, Die Zijn best voor de mens deed, heeft men niet langer stof tot bidden en voelt men geen aandrang meer tot overdenking. Het gebed wordt gericht op de eigen persoon en wordt zelfzuchtig. Men kan niet langer bidden voor de noden van de mensheid of voor de opbouw van het koninkrijk van Christus en kracht vragen voor het werk, dat men te doen heeft.

Wij lijden verlies als we het voorrecht om samen te komen, om elkaar te versterken en te bemoedigen in het dienen van God, verwaarlozen. Onze gedachten houden zich niet langer met levendige belangstelling met de waarheden van Zijn Woord bezig. Ons hart wordt niet langer verlicht en gestimuleerd door de heiligende invloed ervan en we gaan geestelijk achteruit. In ons onderling contact met medechristenen verliezen we veel, doordat we minder met elkaar meeleven. Wie zich alleen bezighoudt met zichzelf, neemt niet die plaats in, die God voor hem bedoeld heeft. De behoefte aan sociaal contact, die in onze natuur verankerd is, moet op de juiste wijze worden ontwikkeld. Het gevolg daarvan is dat we meeleven met anderen en dat we erdoor ontwikkeld en gesterkt worden in onze dienst aan God.

Als christenen zouden samenkomen, met elkaar zouden spreken over de liefde van God en over de kostbare waarheid van de verlossing, zou hun eigen hart daardoor versterkt en verfrist worden. Wij kunnen dagelijks meer over onze hemelse Vader leren, en elke dag een nieuwe ervaring van Zijn genade meemaken. Als dat het geval is, hebben wij de wens om over Zijn liefde te spreken. En wanneer we dat doen, worden onze harten verwarmd en bemoedigd. Als wij meer aan Jezus zouden denken en meer over Hem en minder over onszelf zouden spreken, zouden wij Zijn aanwezigheid veel vaker bespeuren.

Als we even vaak aan God zouden denken als er gelegenheden zijn, waarbij Zijn zorg voor ons duidelijk blijkt, zou Hij altijd in onze gedachten zijn en zouden wij blij zijn over Hem te kunnen spreken en Hem te kunnen prijzen. We praten over alledaagse dingen, omdat we daarin belang stellen. We praten over onze vrienden, omdat we van hen houden. Onze vreugde en ons verdriet heeft met hen te maken. Toch hebben we oneindig veel meer reden om God lief te hebben, dan om te houden van onze aardse vrienden. En het zou een heel vanzelfsprekende zaak moeten zijn, dat Hij de eerste plaats inneemt in al onze gedachten, dat we over Zijn goedheid spreken en van Zijn kracht vertellen. De rijke gaven, die Hij op ons heeft uitgestort, zijn niet bedoeld om onze gedachten en liefde in die mate te absorberen, dat we niets hebben om God aan te bieden. Zij moeten ons steeds aan Hem doen denken en ons met banden van liefde en dankbaarheid verbinden met de hemelse Weldoener. We staan te veel stil bij deze aarde. Laten wij onze ogen opheffen naar de open deur van het hemels heiligdom, waar het licht van Gods glorie schijnt op het gelaat van Christus, want Hij kan "volkomen behouden, die door Hem tot God gaan." Hebreeën 7: 25.

We moeten God vaker prijzen voor "Zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de mensenkinderen." Psalm 107: 8. Onze godsdienst mag niet alleen een zaak van vragen en ontvangen zijn. Laten we niet altijd denken aan wat we nodig hebben, zonder te denken aan al het goede, dat we krijgen. Het is niet zozeer dat we te veel bidden, maar dat we te spaarzaam zijn in het danken. We ontvangen onophoudelijk de blijken van Gods genade. Maar hoe weinig geven we uiting aan onze dank, hoe weinig prijzen wij Hem voor wat Hij voor ons heeft gedaan.

In oude tijden zei de Heer tot Israël, toen het volk samen was gekomen voor Zijn dienst: "Daar zult gij eten voor het aangezicht van den Here, uw God, en u verheugen, gij en uw huisgezinnen, over alles wat gij ondernomen hebt, waarin de Here, uw God, u gezegend heeft." Deuteronomium 12: 7.

Wat gedaan wordt ter ere van God, moet met vreugde gedaan worden, met lofliederen en met dankzegging en niet met droefheid en somberheid.

Onze God is een tedere, genadige Vader. Zijn dienst moet niet beschouwd worden als iets, waardoor het hart treurig en teneergeslagen raakt. Het moet een vreugde zijn om de Heer te vereren en deel te hebben aan Zijn werk. God wil niet dat Zijn kinderen, voor wie zo"n grote zaligheid is bereid, handelen, alsof Hij een harde, veeleisende slavendrijver is. Hij is hun beste Vriend, en als zij Hem dienen, wil Hij bij hen zijn, hen zegenen en troosten, en hun harten met vreugde en liefde vullen. De Heer wil dat Zijn kinderen volkomen tevreden zijn in het dienen van Hem en dat zij meer vreugde dan moeilijkheden ondervinden in Zijn werk. Hij wil dat zij, die Hem komen aanbidden, kostbare gedachten over Zijn zorg en liefde met zich meenemen, dat zij vreugde ontvangen bij alle dagelijkse bezigheden en dat zij de genade mogen ondervinden eerlijk en trouw te zijn in alle opzichten.

We moeten ons verzamelen rondom het kruis. Christus, en Die gekruisigd, behoort het onderwerp te zijn van onze overdenking, onze gesprekken, onze gevoelens en onze grootste vreugde. We moeten elke zegen, die we van God ontvangen, in gedachten houden, en als we beseffen hoe groot Zijn liefde is, moeten we bereid zijn om alles over te laten in de hand, die voor ons aan het kruis genageld werd.

Op vleugels van lofprijzing kan onze geest opstijgen naar de hemel. Hierboven wordt God geëerd door zang en muziek. Wanneer wij onze dank uiten, benaderen wij de eredienst van de hemelse legerscharen. "Wie lof offert, eert Mij." Psalm 50: 23. Laat ons met eerbiedige vreugde tot onze Schepper gaan, met "loflied en geklank van gezang." Jesaja 51: 3.