Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 20

Plicht Tegenover de Armen

[ AUDIO ]

Navraag is vaak gedaan ten aanzien van onze plicht tegenover de armen, die de derde boodschap aannemen, en wij persoonlijk hebben reeds lang verlangd hoe met beleid de gevallen van arme gezinnen, die de Sabbat gaan vieren, te behandelen. Maar toen ik op 3 Augustus 1861 in Roosevelt, New York, was, werden mij enige aangelegenheden ten aanzien der armen getoond.

God verlangt niet van onze broeders dat ze elk arm gezin, dat deze boodschap zal aannemen, onder hun toezicht nemen. Zouden ze dit doen, dan moesten de predikanten ophouden met het betreden van nieuwe velden, want daarvoor zouden dan geen gelden beschikbaar zijn. Velen zijn arm omdat ze niet vlijtig zijn en wijs beleid hun ontbreekt; zij weten niet hoe ze hun geld op de juiste wijze moeten gebruiken. Hoe goed ze ook geholpen zouden worden, die hulp zou hun toch niets baten. Ze kunnen geen berekening maken, en zouden al het geld, dat ze zouden krijgen, of dit nu veel of weinig is, opmaken.

Sommigen weten niets af van zelfverloochening en zuinig beheer, om uit de schuld te blijven of wat weg te leggen voor geval van nood. Indien de gemeente zulke personen zou gaan helpen, in plaats van hen op eigen wieken te laten drijven, zou dat uiteindelijk voor hen toch een nadeel zijn, want ze gaan op de gemeente zien en verwachten door haar geholpen te worden en ze beoefenen geen zelfverloochening en spaarzaamheid, wanneer ze er beter voor staan. En wanneer ze dan niet steeds geholpen worden, gaat Satan hen verzoeken, en worden ze wantrouwend en lastig voor hun broeders, vrezende dat deze tegenover hen niet hun gehele plicht doen. De fout ligt bij henzelven. Ze zijn misleid. Zij zijn des Heren armen niet.

De aanwijzingen in Gods Woord gegeven ten aanzien van het helpen der armen, slaan niet op zulke gevallen, maar op de ongelukkigen en rampspoedigen. God, in Zijn voorzienigheid, heeft rampzaligen om anderen te toetsen en te beproeven. Weduwen en zieken zijn in de gemeente om een zegen te zijn voor de gemeente. Zij behoren tot de middelen, die God gekozen heeft om het ware karakter te ontwikkelen van Gods belijdende volgelingen en om de dierbare karaktertrekken aan te kweken, welke door onze medelijdende Verlosser werden geopenbaard.

WEDUWEN, WEZEN EN ZIEKEN

Velen, die nauwelijks hun brood verdienen, wanneer ze alléén staan, willen gaan trouwen en een gezin stichten, terwijl ze weten dat ze niets hebben om dat te onderhouden. En nog erger, ze kunnen zelfs geen gezin besturen. Hun gehele gedrag in het gezin wordt gekenmerkt door slapheid en slofheid. Ze hebben bijna geen macht over zichzelven en zijn driftig, ongeduldig en wrevelig. Wanneer zulke mensen de waarheid aannemen, hebben ze het gevoel, dat ze recht hebben op de steun van hun welgestelder broeders, en gaan hun verwachtingen niet in vervulling, dan hebben ze klachten aan-gaande de gemeente, en beschuldigen hen, dat ze hun geloof niet uitleven. Wie moet nu in dit geval de schade lijden? Moet het werk van God ondermijnd worden en moet de kas in verschillende plaatsen leeg raken, door de zorg van deze grote gezinnen der armen op zich te nemen? Neen. De ouders moeten de schade lijden. In ‘t algemeen zullen ze geen groter gebrek hebben nadat zij de Sabbat aannamen, dan ze daarvóór hadden.

Er heerst een kwaad onder sommige mensen, dat zeker hun ondergang ten gevolge zal hebben, indien ze dat niet overwinnen. Ze hebben de waarheid aangenomen met hun grove, ruwe, onbeschaafde gewoonten, en het zal voor hen enige tijd in beslag nemen dat ze hun ruwheid gaan inzien en zich dat bewust worden, alsook dat het niet in overeenstemming is met het karakter van Christus.

Zij beschouwen degenen, die meer ordelievend en beschaafd zijn, als hovaardig en gij kunt hen horen zeggen: "De waarheid verlaagt ons allen tot één niveau." Maar het is volkomen fout te denken dat de waarheid de ontvanger op een lager peil brengt. Zij voert hem opwaarts, verfijnt zijn smaak, heiligt zijn oordeel en, wanneer zij wordt uitgeleefd, maakt zij hem voortdurend meer geschikt voor de omgang met heilige engelen in de stad Gods. De waarheid heeft de bedoeling ons allen op een hoger niveau te brengen.

Die daar toe in staat zijn, zullen altijd een juist en-edelmoedig standpunt innemen tegenover hun armere broeders, en zullen hun altijd van goede raad dienen, om hen dan zelven de strijd om het bestaan te laten strijden. Maar mij werd getoond, dat een bijzonder heilige plicht op de gemeente rust om een speciale zorg te wijden aan de behoeftige weduwen, wezen en zieken.

Velen dergenen die de waarheid belijden, zijn daardoor niet geheiligd, en voelen misschien in hun hart niets om ook maar een gering verschil in de prijs der producten te maken wanneer ze met een arme broeder te doen hebben, wat ze nog eerder zouden doen tegenover een welgestelde wereldling. Zij hebben hun naasten niet lief als zichzelven. Het zou God meer welbehagen schenken, wanneer er wat minder zelfzucht en wat meer belangeloze welwillendheid was. 1868, Vol. 2, blz. 51