Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 38

Afscheiding van de Wereld

[ AUDIO ]

We worden bevolen hetzij we eten, of drinken, of iets anders doen, dat alles te doen om God te verheerlijken. Hoevelen hebben gewetensvol eerder uit beginsel gehandeld dan uit een impuls om dit gebod naar de letter te gehoorzamen? Hoe velen van de jeugdige discipelen in A. hebben God tot hun vertrouwen en sterkte gesteld en er ernstig naar gestreefd om Zijn wil te kennen en te doen? Er zijn zovelen, die dienstknechten Gods zijn in naam maar niet in de daad.

Waar een godsdienstig beginsel overheerst, is het gevaar om in grove fouten te vallen gering; voor zelfzucht, die altijd verblindt en misleidt, is zij ondergeschikt. Het oprechte verlangen om anderen goed te doen, is zo overheersend, dat het eigen-ik wordt vergeten. Het bezit van godsdienstige beginselen is een niet te waarderen schat. Het betekent de zuiverste, hoogste en meest veredelende invloed, die van sterfelijke wezens kan uitgaan. Zulke mensen hebben een anker. Elke daad is weloverdacht, opdat die niet voor anderen nadelig zal zijn en van Christus zal afvoeren. Bestendig vraagt men zich af: Here, hoe kan ik U het beste dienen en Uw naam verheerlijken op aarde? Hoe zal ik mijn leven leiden om Uw naam te doen loven op aarde en anderen er toe te brengen om U lief te hebben, te dienen en te vereren? Laat toch enkel mijn verlangen zijn om Uw wil te doen. Laat de woorden en het voorbeeld van mijn Verlosser het licht en de sterkte mijns harten zijn. Wanneer ik Hem navolg en vertrouw, zal Hij mij niet laten vergaan. Hij zal mijn kroon der blijdschap zijn.

Wanneer we de wijsheid van de mens voor de wijsheid van God houden, laten we ons op dwaalwegen leiden door ‘s mensen wijsheid. Hier schuilt het grote gevaar 1868, Vol. 2, blz. 129-133 voor velen in. Van zichzelven zijn ze onervaren. Ze zijn niet in de gelegenheid geweest om persoonlijk vragen en onderwerpen, die nieuw zijn en zich elk ogenblik kunnen voordoen, onder ernstig gebed onbevooroordeeld en onpartijdig te beschouwen. Ze wachten om te zien wat anderen ervan denken. Indien deze afwijzend staan, is dat voldoende om hen te overtuigen dat het bewuste onderwerp geen verdere beschouwing waard is. Hoewel velen tot dit soort mensen behoren, doet dit niets af aan het feit dat ze onervaren en slap zijn door altijd maar te varen in hef kielzog van de vijand, en zo zullen ze altijd zijn als hulpbehoevende baby's, en wandelen in het licht van anderen, leven op de ervaring van anderen, voelen zoals anderen voelen en doen wat anderen doen. Ze doen alsof ze geen persoonlijkheid bezaten. Hun identiteit verdwijnt geheel in die van anderen; ze zijn enkel de schaduwen van hen, die naar hun gedachten het bij het rechte eind hebben.

Wanneer dezen hun besluiteloos karakter niet gaan inzien om daar verbetering in aan te brengen, zal het eeuwige leven hun allen ontgaan; ze zullen niet opgewassen zijn tegen de gevaren van het laatste der dagen. Ze zullen geen weerstandsvermogen hebben om de duivel te weerstaan, want ze weten niet dat hij het is. Iemand moet hen terzijde staan om hun te vertellen of ze nu met een vriend of een vijand te doen hebben. Ze zijn niet geestelijk en derhalve kunnen ze geestelijke dingen niet onderscheiden. Ze zijn evenmin wijs in de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. Er is geen verontschuldiging, noch voor oud, noch voor jong, wanneer ze zich door anderen laten leiden. In dat verband zegt de engel: "Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt." Een veredeld zelfvertrouwen is nodig in het beleven en de strijd van de Christen.

VRAGEN IN GELOOF

Mannen, vrouwen en jonge mensen, God eist van u dat ge zedelijke moed, vastheid van doel, kracht en volharding bezit, dat ge u niet op sleeptouw laat nemen door anderen, maar dat ge een zaak persoonlijk wilt onderzoeken, voor ge die aanneemt of verwerpt, dat ge persoonlijk studeerf en naar bewijzen vorst om dat alles Gode in het gebed voor te leggen. "Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden." Nu de voorwaarde: "Maar dat hij ze begere, in geloof, niet twijfelende. Want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van de wind gedreven en open neder geworpen wordt. Want die mens mene niet, dat hij iets ontvangen zal van de Here." Jacobus 1 : 5-7. Deze smeking om wijsheid moet geen hol gebed zijn, dat men reeds vergeten heeft zodra het beëindigd is. Het is een gebed, dat het sterke, vurige verlangen des harten uitdrukt, opwellend uit een kennelijk gebrek aan wijsheid om de wil van God te kunnen vaststellen.

Wanneer na het gebed geen direct antwoord ontvangen wordt, wordt dan niet wachtensmoe en wispelturig. Twijfelt niet. Klemt u vast aan de belofte: "Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal." 1 Thessalonicensen 5 : 24. Doet als de lastige weduwe en brengt doelbewust uw geval steeds naar voren. Is het object voor u van belang en houdt het grote gevolgen voor u in? Zeer zeker. Twijfelt dan niet, want uw geloof kan op de proef gesteld worden. Is datgene waarom gij vraagt van waarde, dan is het ook waard dat ge daarvoor alle krachten inspant. Gij hebt de belofte; dus waakt en bidt. Wankelt niet, en het gebed zal beantwoord worden; want is het God niet, Die de belofte deed? Wanneer het verkrijgen u wat zwarigheden heeft gekost, zult ge het bezit des te meer op prijs stellen. Het is u duidelijk gezegd dat, wanneer ge twijfelt, ge niet behoeft te denken iets van de Here te ontvangen. Hier wordt gewaarschuwd om niet ontmoedigd te worden, maar vast op de belofte te vertrouwen. Wanneer gij vraagt, zal Hij u mildelijk geven en niet verwijten.

Juist hier begaan zo velen een fout. Ze staan aarzelend tegenover hun doel en hun geloof faalt. Dat is de oorzaak, dat ze van de Here, Die de Bron onzer sterkte is, niets ontvangen. Niemand behoeft in duisternis te wandelen en als een blinde rond te tasten, want de Here heeft licht gegeven, zo zij dat willen aannemen naar Zijn weg en niet naar hun eigen weg. Hij verwacht van allen dat de dagelijkse plichten ijverig gedaan worden. In het bijzonder is dit het geval met hen op wie het plechtige, belangrijke werk van de publicatie rust, zowel zij, die de grote, als degenen, die de kleinere verantwoordelijkheid dragen. Dit kan alleen gebeuren wanneer men op God ziet voor de bekwaamheid om trouw te verrichten waf recht is in de ogen des Hemels, doende alle dingen als gedreven zijnde door onzelfzuchtige motieven, alsof het oog Gods zichtbaar was voor allen, op allen zag, en de daden van allen naspeurde.

DE SCHADELIJKE INVLOED VAN ZELFZUCHT

De zonde, waaraan men zich bovenmate overgeeft, en die ons van God scheidt, en die onze geestelijke gesteldheid zo in verwarring brengt, is zelfzucht. Alleen door zelfverloochening kan er van een terugkeer tot de Here sprake zijn. Van onszelven kunnen we niets doen; maar, doordat God ons kracht geeft, kunnen we leven om anderen goed te doen, en zo zullen we gevrijwaard blijven voor het kwaad der zelfzucht. We behoeven niet naar de heidense landen te gaan om ons verlangen alles in een nuttig, onzelfzuchtig leven Gode te wijden, te manifesteren. We kunnen dit doen in de huiselijke kring, in de gemeente, onder degenen met wie wij omgaan en tot wie wij in zakenrelaties staan. Juist in die gewone levensrelaties moet men zich tucht opleggen en zelfverzaking toepassen. Paulus kon zeggen: "ik sterf dage-lijks." Het is die dagelijkse verzaking van het eigen-ik in die kleine levenstransacties, welke ons tot overwinnaars maakt. We moeten onszelven vergeten om anderen goed te willen doen. Bij velen valt een zekere liefdeloosheid ten opzichte van anderen te constateren. Inplaats van trouw hun plicht te doen, zoeken ze liever eigen genoegens.

God legt zeer beslist op al Zijn volgelingen een taak om anderen met hun invloed en middelen ten zegen te zijn, en die wijsheid aan Hem te vragen, die hen in staat zal stellen alles te doen wat in hun macht is om de gedachten en affectie's van hen, met wie ze in aanraking komen, te verheffen. Iets voor anderen te doen, zal een blijde tevredenheid, een innerlijke vrede verschaffen, hetgeen een voldoende beloning zal zijn. Wanneer ze worden bezield door een verheven en edel verlangen om anderen goed te doen, zullen ze zich gelukkig voelen in een trouw kwijten van ‘s levens menigvuldige plichten. Dat zal meer inbrengen dan een aardse beloning; want elke trouwe, onzelfzuchtige plichtsvervulling wordt door de engelen genoteerd en staat stralend in het levensverslag. In de hemel zal niemand zichzelve of eigen genoegens zoeken; maar allen zullen uit een reine, oprechte liefde het geluk van de hemelse wezens rondom hen zoeken. Wanneer we het hemelse gezelschap op de vernieuwde aard willen smaken, moeten we hier geleid worden door hemelse beginselen.

Elke daad van ons leven beïnvloedt anderen ten goede of ten kwade. Onze invloed heeft een opwaartse of benedenwaartse neiging; deze wordt gevoeld en ondergaan, en min of meer weer op anderen overgebracht. Wanneer we door ons voorbeeld anderen helpen in de ontwikkeling van goede beginselen, verlenen we hun kracht om het goede te doen. Op hun beurt oefenen zij diezelfde zegenrijke invloed weer op anderen uit, en zo worden honderden en duizenden, zonder dat we dit bewust zijn, door ons beïnvloed. Indien we daadwerkelijk de boze krachten van hen, die ons omringen, versterken of tot activiteit aansporen, delen we in hun zonde, en zullen verantwoordelijk gesteld worden voor het goede, dat we hun hadden kunnen doen, maar niet gedaan hebben, omdat we God niet tof onze sterkte, onze gids, en onze raadgever gesteld hebben.