Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 40

Gebed Voor de Zieken

[ AUDIO ]

In het geval van Zuster F. had nodig een groot werk gedaan moeten worden. Het was nodig dat voor degenen, die zich voor haar in het gebed verenigden, een werk verricht was. Had God hun gebeden beantwoord, dan zou dat hun verderf geweest zijn. In zulke gevallen van droefheid, wanneer Satan de geest beheerst, moet er, alvorens in het gebed te gaan, een nauwgezet zelfonderzoek plaats vinden om na te gaan of er ook zonden zijn, waarover men berouw moet tonen, die beleden en gelaten moeten worden. Een diepe verootmoediging van de ziel voor God is nodig, dat gepaard moet gaan met een vast, nederig vertrouwen enkel op de verdiensten van het bloed van Christus.

Met vasten en bidden zal men niets bereiken, wanneer het hart door hef doen van verkeerde dingen van God vervreemd is. "Is niet dit het vasten, dat Ik verkies; dat gij losmaakt de knopen der goddeloosheid, dat gij ontdoet de banden des juks, en dat gij vrij loslaat de verpletterden, en alle juk verscheurt? Is het niet dat gij de hongerigen uw brood mededeelt, en de armen, verdrevenen in huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt?" "Dan zult gij roepen, en de Here zal antwoorden ... gij zult schreeuwen, en Hij zal zeggen: Ziet, hier ben ik. Zo gij uit het midden van u wegdoet het juk, het uitsteken des vingers, en het spreken der ongerechtigheid; en zo gij uw ziel opent voor de hongerige, en de bedrukte ziel verzadigt; dan zal uw licht in de duisternis opgaan en uw donkerheid zal zijn als de middag. En de Here zal u geduriglijk leiden en Hij zal uw ziel verzadigen in grote droogte, en uw beenderen vaardig maken; en gij zult zijn als een gewaterde hof en als een springader der 1868, Vol. 2, blz. 145-149 wateren, welker wateren niet ontbreken." Jesaja 58 : 6, 7, 9-11.

Het is een werk des harten, dat de Here verlangt, goede werken, die het uitvloeisel zijn van een hart vol liefde. Allen moeten nauwgezet en onder gebed de teksten hierboven nagaan en hun motieven en daden daarnaar richten. De belofte Gods voor ons is op voorwaarde van gehoorzaamheid, van het nakomen van al Zijn geboden. "Roep uit de keel," zo zegt Jesaja, "houd niet in, verhef uw stem als een bazuin en verkondig Mijn volk hun overtreding, en het huis Jacobs hun zonden. Hoewel ze Mij dagelijks zoeken en een lust hebben aan de kennis Mijner wegen, als een volk, dat gerechtigheid doet en het recht Zijns Gods niet verlaat, vragen zij Mij naar de rechten der gerechtigheid; zij hebben een lust tot God te naderen; zeggende: waarom vasten wij, en Gij ziet het niet aan, waarom kwellen wij onze ziel, en Gij weet het niet?" Verzen 1--3.

Hier wordt tot een volk gesproken, wier mond vol van hun belijden is, die de gewoonte des gebeds nakomen, en die in de godsdienstoefening een behagen scheppen; nochtans mankeert er iets aan. Zij realiseren zich dat hun gebeden niet beantwoord worden; hun ernstige, ijverige inspanning wordt in de hemel niet op-gemerkt en zij stellen de vraag waarom God niet antwoordt. Dat komt niet omdat er enig verzuim is aan Gods kant. De moeilijkheid ligt bij het volk. Terwijl ze zich zeer godvruchtig voordoen, brengen ze geen vrucht voort ter verheerlijking Gods; hun werken zijn niet zoals het behoort. Ze zijn nalatig in positieve plichten. Alleen wanneer men die gaat doen, kan God, overeenkomstig Zijn heerlijkheid, hun gebeden beantwoorden.

In het geval van het gebed voor Zuster F., heerste er een verwarring van gevoelens. Sommigen waren fanatiek en werden gedreven door hun impuls. Zij bezaten een ijver, maar niet in harmonie met de kennis. Sommigen zagen het grootse, dat in dit geval verricht moest worden en begonnen al triomf te roepen vóór de overwinning behaald was. Er werd veel van de geest van Jehu gemanifesteerd: "Ga met mij mee, en zie mijn ijver aan voor de Here." 2 Koningen 10:16. In plaats van die zelfverzekerdheid, had men het geval God moeten voorleggen en in een geest van nederigheid, van wantrouwen in zichzelve, en met een gebroken en verslagen hart.

HOE TE BIDDEN

Mij werd getoond dat in geval van ziekte, wanneer de weg bereid is om voor de zieke te bidden, het geval de Here moet voorgelegd worden in een kalm geloof, niet in een storm van opwinding. Hij alleen is bekend mei het verleden van de persoon, en weef hoe zijn toekomst zal zijn. Hij, Die de harten van alle mensen kent, weet of de persoon, wanneer hij hersteld is, Zijn Naam zal verheerlijken of Hem zal onteren door lauwheid en afval. Het enige wat we te doen hebben, is God te vragen de zieke te genezen indien dit in harmonie is met Zijn wil, gelovende dat Hij onze beweegredenen en vurige ge-beden die we opzenden, zal horen. Wanneer de Here ziet, dat het tot Zijn eer zal zijn, zal Hij onze gebeden verhoren. Maar op herstel aan te dringen, zonder dit aan Zijn wil te onderwerpen, is niet goed.

Wat God belooft, is Hij ook in staat te volbrengen, en het werk, dat Hij Zijn volk opdraagt, kan Hij door hen in vervulling doen gaan. Indien ze willen leven in harmonie met elk woord, dat Hij gesproken heeft, zal elk goed woord en elke belofte aan hen vervuld worden. Maar wanneer ze te kort schieten in volmaakte gehoorzaamheid, staan ze ver verwijderd van de grote, kostelijke beloften, en kunnen deze niet in vervulling gaan.

Alles waf in het gebed voor de zieke gedaan kan worden, is dat ernstige smeekbeden tof God worden opgezonden, en dat men, in volmaakt vertrouwen, de zaak rustig in Zijn handen legt. Wanneer er ongerechtigheid in ons hart zal zijn, zal de Here ons niet verhoren. Met wat Hem toebehoort, kan Hij doen wat Hij wil. Hij zal Zichzelve verheerlijken door in en door degenen te werken, die Hem geheel en al volgen, zodat gezien zal worden, dat het de Here is en dat hun werken in God gedaan worden. Christus zei: "Zo iemand Mij dient, de Vader zal hem eren." Johannes 12:26. Wanneer we tot Hem naderen, moeten we bidden, of we mogen delen in Zijn plan en dat ook mogen vervullen en of onze verlangens en belangen in de Zijne mogen opgaan. We zullen ter kennis brengen dat we Zijn wil aannemen en Hem niet bidden Zich naar de onze te voegen. Het is beter voor ons dat God niet altijd onze gebeden beantwoordt precies wanneer we dat wensen en conform onze verlangens. Hij wil meer en beter voor ons doen dan onze wensen in vervulling te doen gaan, want onze wijsheid is dwaasheid.

We hebben ons rondom het ziekbed van mannen, vrouwen en kinderen in een vurig gebed verenigd, en hebben aangevoeld dat ze ons uit de dood werden teruggegeven in antwoord op onze dringende smeekbeden. In deze gebeden moesten we volgens onze gedachten positief zijn, en, zo we een sterk geloof hadden, moesten we om niets minder dan het leven vragen. We durfden niet zeggen: "Indien dit tot de ere Gods zij", vrezende dat dit een schijn van twijfel zou inhouden. We hebben met grote belangstelling diegenen gadegeslagen, die ons als ‘t ware uit de dood werden teruggegeven. Dan hebben we ze gezien, vooral onder de jeugd, die de gezondheid herkregen, maar die God hebben vergeten, losbandig werden, ouders en kennissen niets dan smart en angst aandoende, en een schande geworden zijn voor hen, die indertijd voor hen durfden bidden. Zij leefden niet tot eer en verheerlijking Gods, maar door hun leven vol ondeugd werden ze Hem een vloek.

Wij volgen niet langer onze eigen weg en evenmin proberen we de Here te brengen tot onze verlangens. Zo het leven van de zieke Hem kan verheerlijken, dan bidden we of ze mogen leven; nochtans niet onze wil maar Zijn wil geschiede.

Ons geloof kan even sterk zijn, en zelfs vertrouwensvoller, door onze verlangens aan de alwijze God ondergeschikt te maken en, zonder een koortsachtige gejaagd ', heid, in kalm vertrouwen, alles in Zijn handen te leggen. We hebben de belofte. We weten dat Hij ons verhoren zal zo we vragen overeenkomstig Zijn wil. Onze gebeden moeten niet in de vorm van een bevel gedaan worden, maar we moeten bidden om Zijn voorspraak om datgene te doen waf we van Hem vragen.

Wanneer de gemeente eensgezind is, zullen de leden kracht en sterkte bezitten; maar wanneer sommigen gemeenschap hebben met de wereld, en velen zich overgeven aan de begeerte, hetgeen God verafschuwt, kan Hij slechts weinig voor hen doen. Ongeloof en zonde halen hen van God af. We zijn zo zwak, dat we een rijke geestelijke bloei moeilijk kunnen verdragen, want dan zouden we de heerlijkheid ons toekennen en ons persoonlijk de goedheid en rechtvaardigheid toeschrijven, waarom we Gods kennelijke zegen ontvangen, terwijl dat toch enkel het gevolg is van de grote genade en barmhartigheid van onze medelijdende hemelse Vader, en niet omdat in ons enig goed te vinden is.

Ik zag dat de oorzaak, waarom God de gebeden van Zijn dienstknechten voor de zieken onder ons niet verhoorde, grotelijks daarin lag, dat Hij, dit doende, niet verheerlijkt kon worden, omdat zij de gezondheidswetten overtraden. En ik zag ook dat Hij de gezondheidshervorming en het Gezondheids-lnstituut ontwierp om de weg te banen dat het gebed des geloofs ten volle beantwoord kon worden. Geloof en goede werken moeten hand in hand gaan om de zieken onder ons te verlichten en hen bereid te maken God hier te verheerlijken, en gered te worden bij de komst van Christus.

God verhoede dat deze zieken ooit teleurgesteld of bedroefd zouden worden door te constateren dat de beheerders van het Instituut enkel werken van uit een werelds standpunt, in plaats van aan de hygiënische practijk de zegeningen en deugden van de verplegende vaders en moeders in Israël toe te voegen.

Laat niemand gaan denken dat het Instituut de plaats is, waar men genezen wordt op het gebed des geloofs. Dat is de plaats, om voor de ziekte genezing te vinden door behandeling en juiste levensgewoonten en om daar te leren hoe men ziekte kan voorkomen. Maar als er één plaats onder de hemelen is, waar meer dan ergens anders liefelijke, innige gebeden opgezonden kunnen worden door mannen en vrouwen van devotie en geloof, dan is dat zo ', n inrichting. Zij, die zich met de verpleging van zieken bezig houden, moeten met hun belangrijke taak doorgaan met een sterk vertrouwen op God ten aanzien van Zijn zegen om de middelen te verschaffen, waarin Hij zo genadiglijk heeft voorzien, en waarop Hij de aandacht van ons als volk zo goedertieren heeft gevestigd, zoals zuivere lucht, reinheid, gezond diëet, juiste perioden van arbeid en rust, en het gebruik van water. 1867, Vol. 1, blz. 561