Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 45

Een Verjaardagsbrief

[ AUDIO ]

Mijn lieve Zoon: Ik schrijf je deze brief op je negentiende verjaardag. Het was ons een genoegen je gedurende een paar weken in ons midden gehad te hebben. En nu zul je ons gaan verlaten, maar nochtans zullen we in onze gebeden aan je denken.

Opnieuw wordt een jaar van je leven vandaag afgesloten. Hoe kun je daarop terug zien? Heb je in het goddelijk leven vorderingen gemaakt? Ben je in het geestelijke gegroeid? Heb je het eigen-ik met al zijn affecties en lusten gekruisigd? Is je belangstelling voor de studie van Gods Woord toegenomen? Heb je beslissende overwinningen behaald over je persoonlijke gevoelens en eigenzinnigheid? O, wat heb je toch van je leven gemaakt in hei jaar, dat nu in de eeuwigheid is opgegaan om nooit terug te komen?

Wanneer je nu een nieuw jaar ingaat, laat dit dan zijn met het vaste voornemen om in alle opzichten de goede weg te bewandelen. Moge je leven toch op een hoger niveau komen, dan tot nu toe het geval was. Stel je als doel niet je eigen belangen en genoegens te zoeken, maar het werk van onze Verlosser in alle op-zichten te bevorderen. Volhard niet in een positie, waar je altijd zelf hulp nodig hebt en waar anderen waakzaam moeten zijn om je op de smalle weg te houden. Je kunt zo sterk zijn om op anderen een heiligende invloed uit te oefenen. Je kunt daar zijn waar je ziel verlangend zal worden om anderen goed te doen, de bedroefden fe troosten, de zwakken te sterken, en voor Christus te getuigen waar de gelegenheid zich maar voordoet. Streef er naar God in alles, altijd, en overal, te eren. Laat je godsdienst in alles tot uiting komen. Wees flink in alles wat je aanpakt.

Je hebt de reddende kracht Gods niet zo beleefd, als het je voorrecht was, omdat je je niet als levensdoel gesteld hebt, Christus te verheerlijken. Laat elk doel, dat je je stelt, elk werk, waaraan je deelneemt, en elk genoegen, dat je smaakt, tot verheerlijking van God zijn. Laaf dit de faal van je hart zijn: Ik behoor U toe, o God, om voor U te leven, voor U te werken en voor U te lijden.

Velen belijden aan de zijde des Heren te staan, en toch doen ze dat niet; al hun daden zijn op Satan ingesteld. Waardoor zullen we uitmaken aan wiens kant we staan? Wie bezit het hart? Naar wie gaan onze gedachten uit? Over wie spreken we gaarne? Wie bezit onze warmste affecties en onze beste krachten? Staan we aan de kant des Heren, dan spreken we met Hem en onze zoetste gedachten gaan naar Hem uit. We hebben geen vriendschap met de wereld; alles wat we hebben en zijn, is Hem gewijd. We zijn verlangend Zijn beeltenis uit te dragen, Zijn Geest te ademen, Zijn wil te doen en in alle dingen Hem te behagen.

EEN POSITIEVE INVLOED

Je moet zo beslist zijn in je doen en laten, dat niemand zich in jou behoeft te vergissen. Zonder enige beslistheid kun je nooit een invloed op de wereld uitoefenen. Je voornemens mogen goed en oprecht zijn, maar ze zullen een mislukking blijken wanneer je God niet tot je sterkte stelt, en voorwaarts gaat met een vaste doelbe-wustheid. Je moet je gehele hart op Gods werk stellen. Je moet er naar streven, belevenissen in het Christelijke leven op te doen. Je moet je in je leven Christus als voorbeeld stellen.

Je kunt niet God dienen en de mammon. Je staat òf volkomen aan de kant des Heren, òf aan de kant van de vijand. "Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit." Mattheüs 12 : 30. Sommigen laten hun godsdienstig leven mislukken, omdat ze altijd aarzelen en geen vast omlijnd doel hebben. Ze worden herhaaldelijk overtuigd, en benaderen bijna het punt om alles aan God over te geven; maar omdat ze dan nalaten de beslissende stap te doen, vallen ze wederom terug. En in die toestand verhardt het geweten zich en wordt steeds minder ontvankelijk voor de indrukken van Gods Geest. Zijn Geest heeft gewaarschuwd, heeft overtuigd, en is versmaad, zodat deze zich gegriefd heeft teruggetrokken. God wil niet dat met Hem gespeeld wordt. Hij laat iemands plicht nauwkeurig zien, en is men nalatig het licht te volgen, dan ontstaat duisternis.

God nodigt je uit met Hem een medearbeider te worden in Zijn wijngaard. Begin waar je je momenteel bevindt. Kom tot het kruis en verzaak daar je eigen-ik, de wereld, en elke afgod. Geef Jezus een algehele plaats in je hart. Je verkeert in een moeilijke omstandigheid om een toegewijd leven te leiden en een invloed uit te oefenen, die anderen er toe zal brengen om zonde en genoegens en dwaasheid op te geven en de smalle weg te volgen, die bestemd is voor de vrijgekochten des Heren.

Geef je volkomen aan God over; geef alles onvoorwaardelijk op, om aldus de vrede te zoeken, die alle verstand te boven gaat. Je kunt niet uit Christus gevoed worden tenzij je in Hem bent. Wanneer je in Hem niet bent, dan ben je een tak, die verdord is. Je voelt niet je behoefte aan reinheid en ware heiligheid. Je moest een vurig verlangen hebben naar de Heilige Geest en daar ernstig om bidden. Je kunt de zegen Gods niet verwachten wanneer je daar niet naar streeft. Zou je de middelen gebruiken, die onder je bereik liggen, dan zou je een opwassen in de genade ervaren en een opgroeien tot een hoger leven.

Het ligt niet in je natuurlijke aard om geestelijke dingen lief te hebben; maar je kunt die liefde verkrijgen door je geest, de kracht van je wezen daarop in te stellen. Wat je nodig hebt, is de wil tot de daad. Ware opvoeding bestaat in de kracht om onze talenten zó te gebruiken dat er heilzame resultaten door verkregen wor-den. Wat is toch de oorzaak dat godsdienst onze gedachten zo weinig bezig houdt, terwijl de wereld de kracht van hersenen, beenderen en spieren tot haar beschikking heeft? Dat komt omdat de gehele kracht van ons wezen naar die richting geleid wordt. We hebben ons met alle kracht ingespannen om ons met ons gehele wezen toe te leggen op wereldse aangelegenheden, tot we ten slotte als vanzelf die weg volgen. Dat is de oorzaak waarom Christenen een godsdienstig leven zo moeilijk en een werelds leven zo gemakkelijk vinden. De vermogens zijn geoefend om hun kracht naar die kant te ontwikkelen. In het godsdienstige leven heeft men ingestemd met de waarheden van Gods Woord, maar in de praktijk van het leven heeft men die niet toegepast.

De cultivering van godsdienstige gedachten en devote gevoelens is geen onderdeel geworden van onze vorming. Deze moeten het gehele wezen beïnvloeden en beheersen. De gewoonte om het goede te doen, ontbreekt. Zo af en toe, bij vlagen, gebeurt dit eens, wanneer de invloeden gunstig zijn; maar om van nature en van harte na te denken over goddelijke dingen, is helaas geen overheersend beginsel des geestes.

NIETIG IN HET GEESTELIJKE

Het is absoluut niet nodig dat men een dwerg blijft in het geestelijke, wanneer men de geest maar aanhoudend instelt op geestelijke dingen. Maar wanneer men zich enkel bepaalt om daarom en daarover te bidden, dan wordt in de behoeften van dit geval niet voorzien. Je moet' de geest er aan gewennen om zich op geestelijke aangelegenheden te concentreren. Oefening baart kracht. Vele belijdende Christenen verkeren in het gevaar dat beide werelden hun ontglippen. Wanneer je voor de helft een Christen, en voor de helft een wereldling bent, dan ben je voor één honderdste deel een Christen, en voor de rest een wereldling.

Wat God verlangt, is een geestelijk leven; nochtans roepen duizenden uit: "Ik weef niet waf er aan scheelt; maar ik heb helemaal geen geestelijke kracht, en de Geest van God onderga ik niet." Nochtans zullen diezelfde mensen actief en spraakzaam, ja zelfs welsprekend worden, wanneer het gaaf over wereldse zaken. Luister maar eens op een vergadering naar dezulken. Dan gaaf hun tong zo snel dat ze bijna niet te volgen zijn. Ze zijn mannen en vrouwen van de wereld. Ze hebben zich op wereldse neigingen foegelegd en hun talenten zijn naar die kant sterk ontwikkeld. Toch zijn ze zo zwak als een baby ten aanzien van geestelijke dingen, terwijl ze zich juist daarin sterk en intelligent moesten betonen. Ze houden er niet van om hun gedachten te bepalen bii de verborgenheid der godzaligheid. Ze kennen de taal des hemels niet en vormen hun geest niet om straks de liederen des hemels te kunnen zingen en op te gaan in de geestelijke oefening, welke daar de aandacht van allen zal hebben.

Naam-Christenen, wereldse Christenen zijn onbekend met de hemelse aangelegenheden. Ze zullen nooit gebracht worden tot de poorten van het Nieuwe Jeruzalem om zich bezig te houden met die dingen, waarvoor ze hier absoluut geen belangstelling hadden. Ze hebben hun verstand niet geoefend om een vermaak te hebben in een devote meditatie over de dingen Gods en des hemels. Hoe zouden ze dan deel kunnen nemen aan de hemelse diensten? Hoe zouden ze een vermaak kunnen hebben in het reine, het heilige in de hemel, terwijl ze dat hier op aarde helemaal niet betoond hebben? Juist de atmosfeer daar zal enkel en alleen reinheid ademen. Maar met dit alles zijn ze onbekend. Toen ze in de wereld waren en hun werelds beroep uitoefenden, wisten ze precies wat ze doen en laten moesten. De lagere neigingen, die zo voortdurend actief waren, groeiden, terwijl de hogere, edeler vermogens van de geest, niet door gebruik versterkt, niet uit hun sluimer konden ontwaken om het geestelijke te beoefenen. De geestelijke dingen worden niet onderscheiden omdat ze bekeken worden met wereldlievende ogen, die de waarde van het eeuwige boven het tijdelijke niet kunnen schatten.

De geest moet gevormd en gedisciplineerd worden om het reine lief te hebben. Een liefde voor het geestelijke moest aangemoedigd worden; ja, moet aangemoedigd worden, wanneer je wilt opwassen in de genade en in de kennis der waarheid. Verlangens naar goedheid en ware heiligheid zijn goed zo ver als ze gaan; maar wanneer ge hier ophoudt, zijn ze niets waard. Goede voornemens zijn uitstekend, maar zullen van weinig waarde blijken, tenzij ze resoluut worden uitgevoerd. Velen zullen verloren gaan, terwijl ze hopen en verlangen Christenen te zijn; maar ze spannen zich niet terdege in, daarom zullen ze in de weegschaal gewogen en te licht bevonden worden. De wil moet in de juiste richting geoefend worden. Ik wil met geheel mijn hart een Christen zijn, ik wil kennen de lengte en breedte, de hoogte en diepte van een volmaakte liefde. Luister naar de woorden van Jezus: "Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden." Mattheüs 5 : 6. Ruime voorzieningen zijn door Christus getroffen om de ziel te verzadigen, die hongert en dorst naar de gerechtigheid.

HOGERE GEESTELIJKE TALENTEN

Het zuivere element der liefde zal de ziel verheffen tot hogere kundigheden, tot een meerdere kennis van het goddelijke, zodat ze niet tevreden zal zijn met een tekort der volheid. De meeste belijdende Christenen hebben geen idee van de geestelijke kracht, die ze kunnen bereiken, of ze moesten even ambitieus, ijverig, en volhardend zijn om een kennis van hemelse dingen te verkrijgen, als ze nu zijn om de armzalige, vergankelijke dingen van dit leven te vergaderen. De grote massa van het belijdende Christendom was al tevreden met in het geestelijke dwergen te zijn. Ze hebben niet de geaardheid zich als doel te stellen, eerst te zoeken naar het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid; derhalve is voor hen de godzaligheid een verborgenheid, die ze niet kunnen begrijpen. Ze kennen Christus niet door een persoonlijk beleven.

Laat die mannen en vrouwen, die tevreden zijn met hun nietige, wankele toestand ten aanzien van het goddelijke nu eens plotseling in de hemel geplaatst worden om voor een ogenblik te aanschouwen de verheven, heilige staat van volmaaktheid, die daar altijd heerst -- elke ziel vol liefde, elk gelaat stralend van vreugde, luisterende naar muziek, die in rijke melodieën weerklinkt ter ere van God en het Lam; terwijl aanhoudend op de heiligen stromen licht vallen van hef aangezicht /an Hem, Die op de troon zit, en van het Lam; en laten ie zich dan realiseren, dat er nog hogere, nog grotere slijdschap te smaken is, want hoe meer zij van de vreugde Gods in zich opnemen, des te meer hun capaciteit groeit om steeds hoger op te rijzen in een eeuwige verukking, en derhalve steeds nieuwe en grotere voorraden e blijven ontvangen uit de steeds vloeiende bronnen van onuitsprekelijke heerlijkheid en gelukzaligheid -- kunnen dan zulke mensen, zo vraag ik mij af, zich scharen onder de hemelingen, deelnemen aan hun gezangen, en de reine, verheven, zich verspreidende heerlijkheid verdragen, die afstraalt van God en het Lam? O, neen! de deur der genade heeft jaren lang voor hen opengestaan, opdat ze de taal des hemels konden leren, opdat ze "der goddelijke natuur deelachtig zouden worden, na ontvloden te zijn het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid." 2 Petrus 1 :4. Maar zij hadden hun geestkracht en al hun energie nodig om persoonlijke, zelfzuchtige doeleinden na te streven. Ze konden zich niet veroorloven God onvoorwaardelijk te dienen en zich dit als hoofddoel te stellen. Wereldse zaken werden voorop gesteld; daaraan werden hun beste krachten geschonken, en een vluchtige gedachte werd Gode gewijd. Zouden dezen veranderd kunnen worden in een punt des tijds, na de uiteindelijke beslissing: "die heilig is, dat hij nog geheiligd worde," "die vuil is, dat hij nog vuil worde"? Die tijd is op handen.

Zij, die de geest getraind hebben zich te verblijden in geestelijke oefeningen, zijn degenen, die het onverderfelijke zullen ontvangen, en die niet verpletterd zullen worden door de reinheid en de alles overtreffende heerlijkheid des hemels. Ge moogt een goede kennis van de kunst in het algemeen bezitten, ge moogt op de hoogte zijn van de wetenschappen, ge moogt uitmunten als musicus of auteur, ge moogt prettige omgangsvormen hebben, maar wat heeft dit alles te maken met een voorbereiding op de hemel? Wat houdt dit alles in om je voor te bereiden eenmaal te staan voor het gerecht Gods?

Laat je niet misleiden. God laat niet met Zich spotten. Alleen volslagen heiligheid zal je bereid maken voor de hemel. Alleen oprechte, doorleefde godsvrucht kan je een rein, verheven karakter geven en je waardig maken opgenomen te worden in de tegenwoordigheid Gods, Die een ontoegankelijk licht bewoont. Dat hemelse karakter moet op aarde verkregen worden, of het zal nooit verkregen worden. Begin daar dus direct mee. Vlei je zelf niet, dat er wel eens een betere tijd komt om daarvoor moeite te doen. Elke dag maakt de afstand tussen jou en God groter. Bereid jezelf voor op de eeuwigheid met een nog nooit getoonde ijver. Voed je geest op om de Bijbel, de gebedssamenkomst, het uur van meditatie lief te hebben, en bovenal het uur waarin de ziel met God verkeert. Word hemelsgezind, wanneer je je stem wilt mengen in de hemelse koren in de hemelse woningen.

Voor jou begint nu een nieuw levensjaar. Een nieuwe bladzijde wordt open geslagen door de alles noterende engel. Wat zal op deze bladzijde geschreven worden? Zal er als een vlek op rusten dat God verwaarloosd, dat plichten verzaakt worden? Dat verhoede God. Laat daarop een verslag geschreven worden, waarvoor je je nooit voor de mensen, noch voor de engelen behoeft te schamen. -- Greenville, Michigan, TI Juli, 1868.