Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 60

Gelijkenissen van het Verlorene

[ AUDIO ]

Ik werd verwezen naar de gelijkenis van het verloren schaap. De negen en negentig schapen worden in de woestijn achter gelaten en gezocht wordt naar het ene dat is afgedwaald. Wanneer het verloren schaap gevonden is, legt de herder het op zijn schouder en keert vol blijdschap terug. Hij doet dat niet morrende en beknort het arme verloren schaap niet, dat het hem zoveel last heeft bezorgd, maar als hij terugkeert, dragende. het schaap, gaat dat met blijdschap gepaard.

En hij wil anderen ook in die vreugde laten delen. Vrienden en buren worden geroepen om zich met de vinder te verheugen, "want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was." Het vinden was het onderwerp van de blijdschap; bij dat afdwalen wordt niet stil gestaan; want de vreugde van het vinden gaat de droefheid over het verlies en de zorgen, de kommer en het gevaar, dat het zoeken naar het verloren schaap veroorzaakt, verre te boven. "Ik zeg ulieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben." Lukas 15 : 6, 7.

DE VERLOREN PENNING

De verloren penning wil de dwalende, afgedoolde zondaar voorstellen. De zorg, die de vrouw besteedt om de verloren penning fe vinden, dient om de volgelingen van Christus een les te leren betreffende hun plicht ten aanzien van de dwalenden, die van het rechte pad zijn afgedoold. De vrouw steekt de kaars aan om meer licht te krijgen, en keert dan het huis met bezemen en zoekt ijverig tot ze hem gevonden heeft.

Hier is duidelijk de plicht getekend van de Christenen tegenover hen, die hulp nodig hebben omdat ze van God zijn afgedwaald. De dolenden mogen niet in duisternis en dwaling worden gelaten, maar alles moet gedaan worden om hen tot het licht terug te brengen. De kaars wordt aangestoken; en, met ernstig gebed om hemels licht ten einde hen, die verzonken zijn in duisternis en ongeloof, te hulp te komen, wordt Gods Woord onderzocht om duidelijke waarheidspunten te verkrijgen, opdat Christenen door argumenten uit Gods Woord, met zijn berispingen, dreigingen, en bemoedigingen, versterkt mogen worden, teneinde de dwalenden te overtuigen. Onverschilligheid of nalatigheid heeft het misnoegen Gods.

Toen de vrouw de penning vond, riep ze haar kennissen en buren samen, zeggende: "Weest blijde met mij; want ik heb de penning gevonden, die ik verloren had. Alzo, zeg Ik ulieden, is er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeerf." Lukas 15 : 9, 10. Wanneer de engelen Gods zich verheugen over de dwalenden, die hun fouten inzien en belijden en tot de gemeenschap hunner broederen terugkeren, hoeveel te meer moesten dan de volgelingen van Christus, die zelve niet feilloos zijn, en die elke dag de vergeving van God en van hun broederen nodig hebben, zich verheugen over de terugkeer van een broeder of zuster, die door de drogredenen van Satan misleid is, verkeerde dingen heeft gedaan en daaronder lijdt.

Inplaats van zich verre te houden van de dwalenden, moeten hun broeders hen opzoeken ter plaatse waar ze zijn. In plaats van op hen af te geven omdat ze in de duisternis zijn, moeten ze hun eigen lamp aansteken om meer goddelijke genade en een helderder kennis van de Schriften te verkrijgen, opdat ze de duisternis waarin de afgedoolden verkeren, kunnen verdrijven door het licht, dat ze hun brengen. En wanneer ze dan slagen, en de dwalenden hun fout inzien en bereid zijn het licht te volgen, moeten ze ontvangen worden met blijdschap en niet met een geest van murmurering of een poging om hen hun zonde maar goed onder de neus te wrijven, waardoor al die inspanning, angst en moeizame arbeid ontstaan is. Wanneer de reine engelen Gods de gebeurtenis met vreugde begroeten, hoeveel te meer moeten hun broeders zich dan verheugen, die zelf sympathie, liefde en hulp nodig hadden toen ze gedwaald hadden en in hun duisternis niet wisten hoe zichzelf te helpen.

DE VERLOREN ZOON

Mijn aandacht werd bepaald bij de gelijkenis van de verloren zoon. Hij verzocht zijn vader hem zijn deel van het goed te geven. Hij wilde zijn belangen losmaken van die van zijn vader en zijn aandeel naar eigen verkiezing beheren. Zijn vader willigde het verzoek in, en de zoon trok zich zelfzuchtig van de vader terug, opdat hij maar niet verveeld zou worden door zijn raad of door zijn berispingen.

De zoon dacht, dat hij gelukkig zou zijn, wanneer hij zijn deel naar eigen believen kon gebruiken, zonder te worden lastig gevallen door advies of vermaning. Van een wederkerige verplichting wilde hij niets weten. Wanneer hij op het goed van zijn vader bleef, dan had zijn vader rechten op hem als zoon. Maar hij wilde geen enkele verplichting hebben tegenover zijn edelmoedige vader en hij voedde zijn zelfzuchtige, opstandige geest met de gedachte dat een deel van zijn vaders bezit hem toebehoorde. Hij vroeg zijn deel op terwijl hij er hele-maal geen recht op had en eigenlijk niets had moeten ontvangen.

Toen de zelfzuchtige in het bezit was van zijn geld, dat hij helemaal niet verdiende, ging hij zó ver van zijn vader weg, dat hij zelfs kon vergeten een vader te hebben. Hii had er een afkeer van om onder tucht te staan en was vast besloten naar eigen zin vermaak te zoeken. Nadat hij, in zondige overdaad, alles wat zijn vader hem gegeven had, had verkwist, werd het land door een hongersnood bezocht, en kreeg hij nijpend gebrek. Hij kreeg spijt over zijn buitensporige vermaken, want hij werd noodlijdend en had het geld nodig, dat hij had doorgebracht. Vanuit zijn leven van zondige overdaad zonk hij zo diep dat hij zwijnenhoeder moest worden.

Toen hij zo diep in de put zat als maar mogelijk was, schoot hem de goedheid en liefde van zijn vader te binnen. Op dat ogenblik voelde hij de behoefte aan een vader. Hij had het aan zichzelf te wijten dat hij geen vrienden had en gebrek leed. Zijn eigen ongehoorzaamheid en zonde waren oorzaak van de scheiding tussen hem en zijn vader. Hij dacht aan de voorrechten en weldaden die de huurlingen op zijns vaders goed genoten, terwijl hij, die zijns vaders huis was ontlopen, honger leed. Ootmoedig geworden door al die tegenspoed, besloot hij naar zijn vader terug te keren en zijn fout te belijden. Hij was een bedelaar, zonder goede of zelfs schamele kleren. Uitgeput door honger en ontbering, was hij een wrak.

DE LIEFDE DES VADERS

Toen de zoon nog ver van het huis verwijderd was, zag zijn vader de zwerver, en zijn eerste gedachte ging uit naar die opstandige zoon, die hem jaren geleden verlaten had om zijn eigen zondige weg te gaan. Het ouderlijke gevoelen ontwaakte. Ondanks al de kentekenen van zijn verval, onderscheidde de vader zijn eigen beeld. Hij wachtte niet tot zijn zoon van verre tot hem gekomen was, maar snelde hem tegemoet. Hij maakte zijn zoon geen verwijten, maar met het tederste medelijden en mededogen, dat de jongen had wakker geroepen door de ellende van zijn zondig leven, haastte de vader zich om hem zijn liefde en vergevensgezindheid te doen blijken.

Hoewel zijn zoon uitgemergeld was en zijn uiterlijk de sporen vertoonde van zijn losbandig leven, hoewel hij als een bedelaar met vodden was bekleed en zijn blote voeten vuil waren van het stof van de reis, werd de vader met innerlijke barmhartigheid bewogen, toen de zoon zich in alle ootmoed aan zijn voeten wierp. Hij liet zich door zijn waardigheid niet op een afstand hou-den; hij trad niet op als een streng heer. Hij verweet zijn zoon niet zijn verleden van slechtheid en zonde, om hem te laten voelen hoe diep hij gezonken was. Hij richtte hem op en kuste hem. Hij omarmde de opstandige zoon en legde zijn eigen prachtig opperkleed om de bijna naakte gestalte. Hij trok hem aan zijn hart met zo ', n warmte en toonde zo ', n medelijden, dat, als de zoon ooit getwijfeld zou hebben aan de goedheid en de liefde van zijn vader, hij dat nu niet langer kon doen. Had hij al een zondegevoel gehad toen hij besloot naar het vaderhuis terug te keren, zo voelde hij nu zijn ondankbare handelwijze slechts te dieper, nu hij zó ontvangen werd. Zijn hart, tevoren onderworpen, werd nu gebroken omdat hij de liefde van de vader zoveel smart had aangedaan.

De berouwvolle, bevende zoon, die zo bang was geweest dat hij verworpen zou worden, had op zo ', n ontvangst niet gerekend. Hij wist, dat hij dit niet verdiende, en zijn zonde, zijn vader verlaten te hebben, erkende hij aldus: "Ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genoemd te worden." Lukas 15:21. Hij smeekte hem slechts als een huurling aan te nemen. Maar de vader droeg zijn dienstknechten op hem de eer te bewijzen die hem toekwam en hem te kleden, als ware hij altijd zijn eigen gehoorzame zoon geweest.

DE JALOERSE BROEDER

De vader maakte van de terugkeer van zijn zoon een bijzonder feest. De oudere zoon, bezig op het veld, wist niet dat zijn broer was teruggekeerd, maar hij hoorde het gejuich en de blijdschap, en vroeg de dienstknechten wat er aan de hand was. Men zei hem, dat zijn broer, die men dood had gewaand, was teruggekeerd, en dat zijn vader daarom hef gemeste kalf had geslacht, omdat hij hem als uit de dood had teruggekregen.

De broer was toen boos, en wilde niet naar binnen gaan om zijn broer te zien. Zijn verontwaardiging was gewekt omdat zijn ontrouwe broer, die van zijn vader was weggegaan, en op hem al de plichten had gelegd, die ze samen hadden moeten dragen, nu met zo ', n eer betoon ontvangen werd. Deze broer had een losbandig leven geleid, had het geld, dat zijn vader hem gegeven had, verkwist, tot hij geen cent meer bezat, terwijl zijn broer thuis de plichten van een zoon trouw was nagekomen; en nu komt deze verkwister naar zijns vaders huis, en wordt daar ontvangen met zo ', n respect en eerbetoon als hem nooit bewezen was.

De vader verzocht zijn oudere zoon dringend naar binnen te gaan en zijn broer met blijdschap te begroeten, omdat hij verloren was en gevonden is; hij was dood in zonde en ongerechtigheid, maar nu weer levend geworden; hij is weer teruggekomen tot zijn zedelijke gevoelens en verafschuwt zijn zondig verleden. Maar zijn oudste zoon brengt daartegen in: "Zie, ik dien u nu zo vele jaren en heb nooit uw gebod overtreden, en gij hebt mij nooit een bokje gegeven opdat ik met mijn vrienden mocht vrolijk zijn. Maar als deze uw zoon gekomen is, die uw goed met hoeren doorgebracht heeft, zo hebt gij hem het gemeste kalf geslacht." Lukas 15 : 29--32.

Hij bracht zijn zoon onder het oog, dat hij altijd bij hem was en dat al wat hij bezat hef zijne was, maar dat ze nu toch hun vreugde moesten betonen, want "uw broeder was dood en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden." Het feit, dat de verlorene is gevonden, dat de dode wederom leeft, ging bij de vader alle overwegingen te boven.

Deze gelijkenis werd door Christus gegeven om de manier te laten zien waarop onze hemelse Vader de dwalenden en berouwvollen ontvangt. De vader is degene, tegen wie gezondigd wordt; nochtans gaat hij, in zielsmededogen, vol medelijden en vergevensgezindheid, de losbandige tegemoet en toont zijn grote blijdschap dat zijn zoon, die hij dood waande voor alle kinderlijke genegenheid, zijn grote zonde en fout is gaan inzien en teruggekeerd is tot zijn vader, terwijl hij zijn liefde waardeert en zijn rechten erkent. Hij weet dat zijn zoon, die een zondig leven geleid heeft en nu tot inkeer gekomen is, zijn medelijden en liefde nodig heeft. Deze zoon heeft veel geleden; hij heeft zijn nood gevoeld en hij komt tot zijn vader als de enige, die in deze grote nood kan voorzien.

De terugkeer van de verloren zoon was een oorzaak tot grote vreugde. Het beklag van de oudste broer was natuurlijk, maar niet goed. Nochtans is dit vaak het beloop, dat zich tussen broeders afspeelt. Te veel laaf men hen voelen, waarin ze gefaald hebben en herinnert men hen aan hun fouten. Die gedwaald hebben, hebben behoefte aan medelijden, ze hebben behoefte aan hulp, aan medeleven. Zij lijden onder hun gevoelens en-zijn vaak wanhopig en moedeloos. Boven alles hebben ze overvloedig vergiffenis nodig.