Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 74

De Autoriteit van de Gemeente

[ AUDIO ]

De Verlosser der wereld heeft aan Zijn Gemeente grote macht verleend. Hij heeft de voorschriften gegeven, die toegepast moeten worden in geval leden ter verantwoording worden geroepen. Nadat Hij duidelijke richtlijnen heeft uitgestippeld in zake de te volgen handelwijze, zegt Hij: "Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, dat zal in de hemel ontbonden wezen." Mattheüs 18:18. Dus zelfs de hemelse autoriteit bekrachtigt de tucht van de gemeente ten opzichte van haar leden, wanneer de Bijbelse richtlijn is gevolgd.

Het Woord van God geeft niemand de vrijheid met zijn oordeel tegen hef oordeel van de gemeente in te gaan en evenmin mag hij in verzet komen tegen de zienswijzen van de gemeente. Wanneer er geen kerkelijke tucht en leiding zou zijn, zou de gemeente in brokken uiteenvallen; ze kon als lichaam geen stand houden. Er zijn altijd mensen geweest met een onafhankelijke geest, die met de vuist op tafel beweerden dat ze gelijk hadden, dat God hen speciaal had geleerd, onderricht en geleid. Een ieder heeft zijn eigen theorie, zijn eigen zienswijzen en een elk staaf er op dat zijn inzichten in harmonie zijn met hef Woord van God. Dezen maken zich los van het lichaam, en een ieder vormt een afgescheiden gemeente op zichzelven. Deze allen kunnen geen gelijk hebben, nochtans houden ze vol dat ze door de Here geleid zijn. Het Woord der Inspiratie is niet Ja en Neen, maar Ja en Amen in Christus Jezus.

Onze Heiland laat op Zijn instructieve lessen een belofte volgen, dat, wanneer twee of drie vergaderd zou 1875, Vol. 3, blz. 428--433 (Persoonlijke onafhankelijkheid) den zijn om iets aan God te vragen, het hun gegeven zou worden. Christus laat hier zien dat er een verbinding moet zijn met anderen, zelfs in onze verlangens naar een gegeven object. Het verenigde gebed, éénheid van doel, is van het allergrootste belang. God hoort de gebeden van individuelen, maar bij deze gelegenheid gaf Jezus omlijnde en belangrijke lessen, die van bijzonder gewicht waren voor Zijn pas georganiseerde Gemeente op aarde. Er moet overeenstemming zijn in de dingen die ze verlangen en waarvoor ze bidden. Dat moest niet enkel zijn de gedachten en bedenkselen van één geest, onderhevig aan misleiding; maar de smeekbede moest hef ernstige verlangen zijn van verschillende personen, ingesteld op hetzelfde punt.

In de wonderlijke bekering van Paulus zien we de miraculeuze macht Gods. Een licht, sterker dan de heerlijkheid van de middagzon, omscheen hem. Jezus, wiens naam hij bovenal het meest haatte en verachtte, open-baarde Zich aan Paulus om hem in zijn dolle maar eerlijke voortvarendheid een halt toe te roepen teneinde van dit minst belovende instrument een uitverkoren vat te maken om het Evangelie aan de heidenen te brengen. Hij had naar zijn geweten vele dingen gedaan tegen de naam van Jezus van Nazareth. In zijn ijver was hij een vurig, volhardend vervolger van de gemeente geweest. Zijn overtuigingen van zijn plicht om deze alarmerende leerstelling, die zich overal ontwikkelde, n.l. dat Jezus was de Vorst des levens, uit te roeien, waren krachtig en diep geworteld.

Paulus meende inderdaad dat het geloof in Jezus de wet van God, de religieuze dienst der heilige offeranden, de ritus der besnijdenis, die in al de afgelopen eeuwen de volle goedkeuring van God hadden weggedragen, van nul en gener waarde gemaakt had. Maar de miracu-leuze openbaring van Christus brengt licht in de duistere hoeken van zijn verstand. De Jezus van Nazareth, tegen Wie hij blindelings ijvert, is inderdaad de Verlosser der wereld.

TOT DE GEMEENTE GELEID VOOR NADERE INSTRUCTIE

Paulus ziet zijn foutieve ijver en roept uit: "Here, wat wilt Gij, dat ik doen zal?" Handelingen 9 : 6. Jezus openbaarde hem toen en te dier plaatse niet het werk, dat Hij voor hem bestemd had, wat Hij toch had kunnen doen. Paulus moest onderricht worden in het Christelijke geloof en met begrip handelen. Christus stuurt hem juist naar de discipelen, die hij zo bitter had vervolgd om van hen te leren. Het licht van de lichtstraal des hemels had Paulus blind gemaakt; maar Jezus, de grote Heelmeester der blinden, herstelt dat niet. Hij beantwoordt de vraag van Paulus aldus: "Sta op, en ga in de stad, en u zal aldaar gezegd worden wat gij doen moet." Jezus kon Paulus niet enkel hebben genezen van zijn blindheid, maar Hij kon zijn zonden vergeven en hem zijn taak gezegd hebben, door hem de nieuwe weg uit te stippelen; maar in Paulus' bekering tot de waarheid, schonk Hij hem geen ervaring, zonder Zijn pas georganiseerde gemeente op aarde daarin te kennen.

Het wonderlijke licht, dat Paulus bij die gelegenheid gegeven was, verwonderde en verwarde hem. Hij was geworden als een lam. Dit onderdeel van het werk kon de mens niet voor Paulus verrichten, maar er moest nog iets gedaan worden wat de dienstknechten van Christus wèl konden doen. Voor een verdere omschrijving van zijn taak stuurt Jezus hem naar Zijn vertegenwoordigers in de gemeente. Zo verleent Hij autoriteit en bekrachtiging aan Zijn georganiseerde gemeente. Christus had het openbarend en overtuigend werk gedaan en nu was Paulus in een toestand om te leren van diegenen, die God had verordineerd om de waarheid te onderwijzen. Christus leidt Paulus tof Zijn uitverkoren dienstknechten, en brengt hem aldus in verbinding met Zijn gemeente.

Juist die mannen, die Paulus had willen vernietigen, moesten hem onderricht geven en wel in de godsdienst, die hij had veracht en vervolgd. Drie dagen at hij niets en zag hij niets, maar wachtte op de mannen, die hij in zijn blinde ijver van de aarde had willen wegvagen. Hier brengt Jezus Paulus in contact met Zijn vertegenwoordigers op aarde. De Here gaf Ananias in een gezicht te kennen om te gaan naar een zeker huis in Damascus en daar te informeren naar Saulus van Tarsen: "want zie hij bidt."

Nadat Saulus gezegd was naar Damascus te gaan, werd hij geleid door de mannen, die hem vergezelden om mee te helpen de discipelen gevankelijk naar Jeruzalem te vervoeren, ten einde daar verhoord en gedood te worden. Saulus krijgt onderdak bij Judas in Damascus, waar hij zijn tijd doorbrengt met vasten en bidden. Hier werd het geloof van Saulus getoetst. Drie dagen vroeg hij zich af, wat van hem gevraagd werd, en drie dagen kon hij niets zien. Hem was gezegd naar Damascus te gaan, want daar zou hem verteld worden wat hij doen moest. Hij verkeert in onzekerheid en vurig schreeuwt zijn ziel tot God.

Een engel wordt gezonden naar Ananias met de boodschap dat hij naar een bepaald huis moet gaan, waar Saulus bidt om nader licht in hetgeen hem te doen staat. De hovaardij van Saulus behoort tot het verleden. Even tevoren was hij vol zelfvertrouwen, in de stellige over-tuiging dat hij een goed werk deed, waarvoor hij beloond zou worden; maar nu is alles veranderd. Hij ligt geknield en tot in het stof vernederd door berouw en schaamte, en vurig is zijn smeekbede om vergiffenis. In dit verband zei de Here door Zijn engel tot Ananias: "Zie, hij bidt." De engel vertelt de dienstknecht Gods dat hij Saulus in een gezicht een man heeft getoond, Ananias genaamd, die inkwam en hem zijn hand oplegde, opdat hij wederom zou zien. Ananias kan de woorden van de engel nauwelijks geloven, en herhaalt wat hij gehoord heeft van Saulus' bittere vervolging der heiligen te Jeruzalem. Maar het bevel aan Ananias is ge-biedend: "Ga heen; want deze is Mij een uitverkoren vat om Mijn Naam te dragen voor de heidenen, en de koningen, en de kinderen Israëls." Vers 15.

Ananias gehoorzaamde de aanwijzing van de engel. Hij legde zijn handen op de man, die kort tevoren nog bezield was met een geest van de diepste haat, blazende dreiging en moord tegen allen, die geloofden in de naam van Christus. Ananias zei tot Saulus: "Saul, broeder, de Here heeft mij gezonden, namelijk Jezus, Die u verschenen is op de weg, die gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met de Heilige Geest vervuld zou worden." Verzen 17, 18.

Jezus had al dit werk voor Paulus rechtstreeks kunnen doen, maar dit was niet Zijn bedoeling. Paulus had nog iets te doen in de lijn der belijdenis tegenover de mannen, wier vernietiging hij beoogd had, en God wilde een verantwoordelijk werk laten doen door de mannen, die Hij gesteld had om namens Hem te handelen. Paulus moest nog de nodige stappen doen, die nodig zijn na de bekering. Van hem werd geëist dat hij zich zou verenigen juist met die mensen, die hij vanwege hun godsdienst had vervolgd. Christus geeft hier geheel Zijn volk een voorbeeld van Zijn werkwijze voor de zaligheid der mensen. De Zone Gods vereenzelvigt Zich met de functie en de autoriteit van Zijn georganiseerde gemeente. Zijn zegeningen zouden komen door de middelen, die Hij verordineerd had, aldus de mens in contact brengende met het kanaal, waardoor Zijn zegeningen vloeien. Al vervolgde Paulus ook uit volle gewetensovertuiging de heiligen, zo neemt dat bij hem de schuld niet weg, wanneer hij door de Geest van God inzicht krijgt hoe wreed zijn werk was. Hij moet een leerling van de discipelen worden.

Hij leert dat Jezus, die hij in zijn verblinding had beschouwd als een bedrieger, inderdaad de maker en het fundament is van de gehele godsdienst van Gods uitverkoren volk vanaf Adams tijd, en de voleinder des geloofs, hetgeen zijn verlichte ogen nu zo duidelijk onderscheiden. Hij zag Christus als de verdediger der waarheid, de vervuiler van al de profetieën. Van Christus had hij gedacht dat Deze de wet van God van nul en gener waarde wilde maken; maar toen zijn geestelijke visie werd aangeraakt door de vinger Gods, leerde hij van de discipelen dat Christus was de ontwerper en het fundament van het gehele Joodse offerstelsel, dat in de dood van Christus beeld en tegenbeeld elkander ontmoetten, en dat Christus in de wereld gekomen was speciaal met het doel Zijns Vaders wet te vervullen.

ONAFHANKELIJK STANDPUNT NIET GOEDGEKEURD

In het licht der wet ziet Paulus zich als een zondaar. Hij komt tot het inzicht, dat hij de wet, welke hij gedacht had zo ijverig te houden, overtreden heeft. Hij komt tot inkeer en krijgt diep berouw, wordt gehoorzaam aan de eisen van Gods wet, en gelooft in Christus als zijn Heiland, wordt gedoopt, en predikt Jezus even vurig en geestdriftig als hij Hem eens veroordeeld heeft. In de bekering van Paulus worden ons belangrijke beginselen blootgelegd, welke wij steeds voor ogen moeten houden. De Verlosser der wereld keurt niet goed een uitleven en beoefenen inzake godsdienstige aangelegenheden, onafhankelijk van Zijn georganiseerde en erkende kerk, waar Hij een gemeente heeft.

Velen zijn de gedachte toegedaan, dat zij alléén Christus verantwoording schuldig zijn voor hun licht en ervaringen, los van Zijn erkende navolgers in de wereldMaar dit wordt veroordeeld door Jezus in Zijn onderwijs, en in de voorbeelden, de feiten, die Hij tot onze lering gegeven heeft. Hier was Paulus, iemand, die Christus wilde vormen voor een zeer belangrijk werk, die Hem een uitverkoren vat was, die rechtstreeks in de tegenwoordigheid van Christus wordt gebracht, nochtans leert Hij hem de lessen der waarheid niet. Hij treedt hem in de weg en overtuigt hem van zijn schuld; en wanneer hij vraagt, "Wat wilt Gij dat ik doen zal? ', ', , zegt de Heiland hem dat Zelf niet, maar brengt hem in connectie met Zijn gemeente. Zij zullen u vertellen wat gij moet doen. Jezus is de vriend van de zondaar; altijd gaat de menselijke ellende hem aan het hart; Hij bezit alle macht, zowel in de hemel als op aarde; maar Hij respecteert de middelen, welke Hij verordineerd heeft voor de verlichting en de zaligheid der mensen. Hij brengt Saulus in contact met de gemeente, aldus de macht erkennende, die Hij daarin gelegd heeft als een Kanaal des lichts voor de wereld. Zij is Christus' georganiseerd lichaam op aarde en vereist wordt dat men Zijn inzettingen met eerbied tegemoet treedt. In het geval van Saulus, vertegenwoordigt Ananias Christus, en hij representeert ook Christus' dienstknechten op aarde, die aangewezen zijn om te handelen in de plaats van Christus.

Christus verleent macht aan de stem van de gemeente. "Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in de hemel ontbonden wezen." Mattheüs 18:18. In geen geval wordt goedge-keurd, dat iemand op eigen verantwoordelijkheid optreedt en inzichten gaat verkondigen, die hij aanhangt zonder zich iets aan te trekken van het oordeel der gemeente. God heeft de hoogste macht, die onder de hemel is, aan Zijn gemeente toegekend. Het is de stem van God in Zijn verbonden volk in kerkelijke aangelegenheid, die geëerbiedigd moet worden.

God heeft in Zijn gemeente gesteld mannen van ervaring, die soms de gehele nacht door voor de Heere gevast, geweend en gebeden hebben, opdat de Schriften voor hun verstand zouden geopend worden. In alle ootmoed hebben deze mannen de wereld de baten gegeven van hun rijpe ervaring. Is dit licht van de hemel, of van mensen? Heeft het enige waarde of is het waardeloos? 1875, Vol. 5. blz. 450. 451