Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 76

De Toestand der Gemeente

[ AUDIO ]

Onder het volk Gods is een reformatie beslist nodig. De tegenwoordige toestand der gemeente doet de vraag stellen: Is dit een correcte representatie van Hem, Die Zijn leven voor ons gaf? Zijn dit de navolgers van Christus en de broeders van hen, die hun leven niet geteld hebben? Zij, die beantwoorden aan de Bijbelse maatstaf, de Bijbelse beschrijving van Christus' volgelingen, zullen maar weinig in aantal zijn. God, de Fontein der levende wateren, verlaten hebbende, hebben ze zichzelven bakken uitgehouwen, "gebroken bakken, die geen water houden". In dat verband zei de engel: "Ge-brek aan liefde en geloof is de grote zonde, waaraan Gods volk zich momenteel schuldig maakt." Gebrek aan geloof leidt tot zorgeloosheid en tot eigenliefde en liefde voor de wereld. Die zich afscheiden van God en in verzoeking vallen, geven zich over aan grove ondeugden, want het vleselijke hart leidt tot grote boosheid. En in een dergelijke toestand bevinden zich velen van Gods belijdend volk. Terwijl ze met hun mond belijden God te dienen, zijn ze in al hun opzichten en bedoelingen verderfelijk voor Hem. Begeerte en hartstocht overheersen bij velen, niettegenstaande het heldere licht der waarheid dit gevaar laat zien en waarschuwend laat horen: Pas op, bedwing u, verzaak. "De bezoldiging der zonde is de dood." Romeinen 6 : 23. Hoewel het voorbeeld van hen, die schipbreuk hebben geleden in het geloof, als een baken staat om anderen te waarschuwen, dat ze toch niet dezelfde weg bewandelen, gaan velen toch verdwaasd hun eigen gang. Satan beheerst hun verstand en schijnt hun lichaam onder zijn macht te hebben.

O, hoevelen vleien zichzelven, dat ze goed en rechtvaardig zijn, terwijl het ware licht Gods laat zien, dat ze enkel en alleen voor hun eigen genoegen leven! Van hun gehele gedrag heeft God een afschuw. Hoevelen leven niet zonder de wet! In hun diepe duisternis zijn ze over zichzelven zeer voldaan; maar laat de wet van God aan hun geweten geopenbaard worden, zoals dat bij Paulus gebeurde, dan zouden ze zien hoe ze der zonde verkocht zijn en aan hun vleselijke gezindheid moeten sterven. Het eigen-ik moet verzaakt worden.

Hoe droevig en vreselijk zijn de fouten, die velen maken! Zij bouwen op zand, maar ze maken zich wijs dat ze vastgeklonken zijn aan de eeuwige Rots. Velen, die godsvrucht belijden, ijlen zo roekeloos voort en zijn zich hun gevaar zo onbewust, alsof er geen toekomstig oordeel was. Een vreselijke vergelding staat hun te wachten, en toch geven ze zich over aan begeerten en grove hartstochten; ze maken dat in het oordeel een somber levensverslag tegen hen zal uitgebracht worden. Ik verhef mijn waarschuwende stem tegen allen, die de Naam van Christus aanroepen, dat ze ophouden met hun ongerechtigheid. Reinigt uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid. Zuivert uzelven van alle vuilheid des vleses en des geestes, heiligheid vervolmakend in de vreze Gods. Gijlieden, op wie dit slaat, weet, wat ik bedoel. Zelfs gijlieden, die uw wegen verdorven hebt voor de Heere, door te delen in de alom heersende ongerechtigheid en uw ziel zwart te maken door de zonde, zelfs u nodigt Jezus uit om af te keren van uw weg, Zijn kracht aan te grijpen, en in Hem te vinden die vrede, kracht, en genade, die u meer dan overwinnaars zullen maken in Zijn naam.

Het verderf van deze ontaarde eeuw heeft vele zielen bezoedeld, die beleden hebben God te dienen. Maar zelfs nu is het nog niet te laat om het kwaad te hersfellen en om te pleiten op het bloed van een gekruisigde en verrezen Heiland tot uw verzoening, wanneer ge tot inkeer komt en een behoefte aan vergiffenis gevoelt. We moeten nu waken en bidden als nooit te voren, en ophouden van hef leven een ellendig wrak te maken, opdat we niet vallen onder de kracht dér verzoeking. We moeten, als volk, niet zorgeloos worden, en onverschillig op de zonde zien. Het kamp moet nodig gereinigd worden. Allen die de naam van Christus noemen, moeten waken en bidden, en de toegangen der ziel bewaken; want Satan is bezig te verderven en te vernietigen, waar hem maar de kleinste kans geboden wordt.

WANDELT IN HET LICHT

Mijn broeders, God doet een beroep op u als Zijn volgelingen om in hef licht te wandelen. Het is nodig dat ge wakker wordt geschud. De zonde heerst onder ons, en die wordt niet als uitzonderlijk zondig gezien. De gevoelens van velen zijn afgestompt door het koesteren van begeerte en door familiariteit met de zonde. We moeten de hemel meer nabij komen. We kunnen groeien in genade en in de kennis dér waarheid. Wandelen in het licht en gaan in de weg van Gods geboden, houdt niet in dat we stil kunnen staan en niets uitvoeren. We moeten voorwaarts gaan.

In eigenliefde, zelfverheerlijking en hovaardij schuilt veel zwakheid; maar in ootmoed ligt een grote kracht. Onze waarachtige waardigheid wordt niet gehandhaafd, wanneer we ‘t meeste aan onszelven denken, maar wanneer God een plaats inneemt in al onze gedachten, en onze harten branden van liefde voor onze Verlosser, en liefde voor onze medemensen. Eenvoud van karakter en ootmoed des harten zal geluk verschaffen, terwijl eigendunk ontevredenheid, gemor, en aanhoudende teleurstelling zal veroorzaken. Wanneer we leren minder aan onszelven, en meer aan het geluk van anderen te denken, zal dat ons goddelijke kracht verschaffen.

In onze afscheiding van God, in onze hovaardij en duisternis, zoeken wij voortdurend onszelven te verheffen, en we vergeten dat nederigheid des geestes een kracht is. De kracht van onze Heiland lag niet in een sterk betoog van scherpe woorden, die zouden door-dringen tot diep in de Ziel; het was door Zijn vriendelijkheid en Zijn klare, pretentieloze manieren, dat Hij de harten in beslag nam. Hovaardij en zelfingenomenheid zijn, vergeleken met nederigheid en ootmoed, inderdaad een zwakte. We worden uitgenodigd om van Hem te leren, Die zachtmoedig was en nederig van hart; daar zullen we die rust en vrede smaken, waarnaar zo verlangd wordt.