Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 77

Het Verlangen Naar de Wereld

[ AUDIO ]

De verzoeking, die Satan Jezus voor hield op de zeer hoge berg, is een van de zwaarste verzoekingen, waaraan de mensheid bloot staat. De koninkrijken der wereld in al hun heerlijkheid werden Christus door Satan als een geschenk geboden, mits Christus hem zou erkennen als een meerdere. Onze Heiland voelde de kracht van die verleiding, maar om onzentwille trad Hij die tegemoet, en overwon. Hij zou op dit punt niet op de proef zijn gesteld, zo de mens door dezelfde verleiding niet verzocht was geweest. In Zijn weerstand gaf Hij ons een voorbeeld hoe wij moeten doen, wanneer Satan tot ons persoonlijk zou komen om ons van ons standpunt der onkreukbaarheid af te brengen.

Niemand kan een navolger van Christus zijn, en nochtans zijn aanhankelijkheid betonen aan de dingen der wereld.' In zijn eerste brief schrijft Johannes: "Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld lief heeft, de liefde des Vaders is niet in hem". 1 Johannes 2:15. Onze Verlosser, Die deze verzoeking van Satan in haar volle kracht tegemoet trad, is op de 1875, Vol. 3, b!z. 477--482 hoogte van het gevaar van de mens, om aan de verzoeking, de wereld lief te hebben, toe te geven.

Christus vereenzelvigde Zich met de mensheid, door op dit punt de proef te doorstaan, en Hij overwon om des mensen wil. Hij heeft met waarschuwende stem gewezen op al die punten, waar Satan in zijn verzoekingen ten opzichte van de mens, de beste resultaten zou mogen verwachten. Hij wist, dat Satan de overwinning over de mens zou behalen, tenzij deze speciaal op zijn hoede was tegen de begeerte en de liefde naar wereldse rijkdommen en eer. Hij zegt: "Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; maar vergadert u schatten in de hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen; want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn". "Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal de een haten en de andere liefhebben, of hij zal de een aanhangen en de andere verachten; gij kunt niet God dienen en de Mammon." Mattheüs 6 : 19--21, 24.

Hier heeft Christus ons gesteld tegenover twee meesters, God en de wereld, en heeft duidelijk het feit aangetoond dat het ons eenvoudig onmogelijk is beiden te dienen. Indien onze belangstelling in, en liefde voor de wereld, overheerst, zullen we de dingen, die bovenal onze aandacht waard zijn, niet op prijs stellen. De liefde der wereld zal de liefde Gods uitsluiten, en zal onze hoogste belangen ondergeschikt maken aan wereldse beschouwingen. Zo zal God niet zo ', n verheven plaats innemen in onze aanhankelijkheid en onze toewijding als de aangelegenheden der wereld.

Onze werken zullen precies tonen tot hoever onze neiging naar aardse schatten gaat. De grootste zorgen, verlangens en arbeid worden gewijd aan wereldse belangen, terwijl eeuwigheidsbeschouwingen pas op de tweede plaats komen. Hier ontvangt Satan van de mens die eer, die hij van Christus eiste, maar niet verkreeg. Het is de zelfzuchtige liefde der wereld, die het geloof van de belijdende navolgers van Christus verderft en hen ver zwakt in zedelijke kracht. Hoe meer zij hun aardse schatten liefhebben, des te verder dwalen ze van God af, en des te minder delen ze in Zijn goddelijke natuur, hetgeen hun toch de corrupte invloeden der wereld en de gevaren, waaraan zij bloot staan, zou doen gevoelen.

In Satans verzoekingen is het zijn opzet, de wereld zeer aantrekkelijk te maken. Door verlangen naar rijkdom en wereldse eer oefent hij een betoverende macht uit om de affectie's te winnen zelfs van de belijdende Christelijke wereld. Een grote groep van belijdende Christelijke mannen zal elk offer brengen om rijkdommen te vergaren en hoe beter zij in hun opzet slagen, des te minder liefde hebben ze voor de dierbare waarheid en des te minder belangstelling voor haar vooruitgang. Ze verliezen hun liefde voor God en doen als verdwaasden. Hoe meer rijkdom ze vergaren, des te armer voelen ze zich, omdat ze nog niet méér bezitten, en des te minder zullen ze geven voor het werk des Heren.

De werken dier mannen, die zo ', n verdwaasde liefde voor rijkdom hebben, laten zien, dat het hun niet mogelijk is twee heren, God en de mammon, te dienen. Geld is hun god. Zijn macht vereren zij. Zij dienen de wereld in alle opzet en bedoeling. Hun eer, hetgeen hun geboorterecht is, wordt opgeofferd aan werelds gewin. Deze overheersende macht beheerst hun verstand en zij zullen de wet Gods overtreden om het persoonlijke belang te dienen en hun aardse schaften fe vermeerderen.

DIENSTKNECHTEN VAN DE MAMMON

Velen kunnen de godsdienst van Christus belijden, die de letter of de beginselen van Christus' beleringen niet liefhebben noch daarop acht slaan. Het beste van hun krachten geven ze aan de jacht naar bezit en ze buigen zich voor de mammon. Het is alarmerend, dat zo velen door Satan misleid worden en dat hun verbeelding geprikkeld wordt door hun schitterende vooruitzichten van werelds gewin. Zij worden verdwaasd door het vooruitzicht van een volmaakt geluk, wanneer ze hun doel maar kunnen bereiken om zich welstand en eer in de wereld te verschaffen. Satan verzoekt hen met het verlokkende beeld, "Dit alles zal ik u geven", al deze macht, al deze welstand, waarmee gij zoveel goeds kunt verrichten. Maar wanneer het doel, waarvoor ze gezwoegd hebben, bereikt is, hebben ze geen gemeenschap met de barmhartige Verlosser, Die hen zou doen delen in de goddelijke natuur. Zij hangen aan hun aardse schatten, en verachten de zelfverloochening en zelfopoffering, welke Christus eist. Ze hebben geen zin om te geven van hun geliefde aardse schatten, waarop ze hun hart hebben gezet. Ze zijn van meester verwisseld; ze hebben de mammon aangenomen in de plaats van Christus. De mammon is hun god, en de mammon dienen ze.

Satan heeft de aanbidding van die misleide zielen verkregen door hun verlangen naar rijkdom. De verandering heeft zo ondoorzichtelijk plaats gevonden en Satans macht is zo misleidend, zo geslepen, dat ze de wereld gelijkvormig zijn geworden, en niet bemerken, dat ze van Christus zijn afgedwaald en niet langer Zijn dienstknechten zijn, dan enkel in naam.

Satan gaat met mensen nog omzichtiger om dan hij deed met Christus in de woestijn, want hij is gewaarschuwd, dat hij daar zijn doel voorbij schoot. Hij is een overwonnen vijand. Hij komt niet tot de mens op de man af, noch vraagt hij om een openlijke aanbidding. Hij vraagt enkel de mensen om hun hart te plaatsen op de goede dingen dezer wereld. Slaagt hij er in, hart en ziel te winnen, dan vervagen de hemelse dingen van zelven. Alles wat hij de mens vraagt, is, dat deze zich buigt onder de bedriegelijke kracht van zijn verzoekingen, om de wereld lief te hebben, rang en positie lief te hebben, geld lief te hebben en zijn hart te plaatsen op aardse schatten. Wanneer hij daarin slaagt, verkrijgt hij alles wat hij aan Christus gevraagd heeft.

BEVRIJDING DOOR CHRISTUS

Het voorbeeld van Christus toont ons dat onze enige hoop om te overwinnen, ligt in een voortdurend weerstand bieden aan de aanvallen van Satan. Hij, die triom feerde over de vijand der zielen in de strijd der verzoeking, kent Satans macht over de mensheid en heeft hem overwonnen ten dienste van ons. Als overwinnaar heeft Hij ons het voordeel gegeven van Zijn overwinning, opdat wij in onze pogingen om de verzoekingen van Satan te weerstaan, onze zwakheid met Zijn sterkte, onze nietswaardigheid met Zijn verdiensten kunnen verbinden. En, geschraagd onder zware verzoeking door Zijn blijvende kracht, kunnen wij weerstand bieden in Zijn almachtige Naam, en overwinnen zoals Hij overwon.

Het was door een onuitsprekelijk lijden dat onze Verlosser de verlossing onder ons bereik bracht. In deze wereld werd Hij niet geacht en niet gekend, opdat Hij door Zijn wonderlijke minzaamheid en nederigheid de mens kon verheffen om in Zijn Koninklijke hoven hemelse eer en eeuwige blijdschap te ontvangen. Zal de gevallen mens dan morren omdat de hemel enkel kan verkregen worden door strijd, zelfvernedering en harde arbeid?

Menig hovaardig hart stelt de vraag: Waarom moet ik mij verootmoedigen en tot inkeer komen alvorens ik de verzekering kan krijgen dat God mij aanneemt en mij de eeuwige beloning schenkt? Waarom is de weg naar de hemel niet wat minder moeilijk begaanbaar, prettiger en aantrekkelijker? Wij wijzen al die twijfelzuchtige, morrende mensen naar ons grote Voorbeeld, als Hij lijdt onder het gewicht van ‘s mensen schuld, en in Zijn hongerlijden de zwaarste folteringen moet doorstaan. Hij was zonder zonde, en meer dan dit, Hij was de Vorst des hemels; maar ter wille van de mens is Hij zonde geworden voor de mensheid. "Om onze overtreding is Hij verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Jesaja 53 : 5.

Christus offerde alles op voor de mens om hem in staat te stellen de hemel te winnen. Nu staat het aan de gevallen mens om te laten zien wat hij persoonlijk zal opofferen om Christus' wil, opdat hij de eeuwige heerlijkheid zal verkrijgen. Die een juist begrip hebben van de grootheid der zaligheid en van de kosten daarvan, zullen nooit morren dat ze in tranen moeten zaaien, en dat strijd en zelfverloochening des Christens deel zijn in dit leven. De voorwaarden tot zaligheid voor de mens zijn door God verordineerd. Zelfvernedering en het dragen van het kruis zijn de getroffen voorzieningen, waardoor de berouwvolle zondaar troost en vrede zal vinden. De gedachte dat Jezus Zich onderwierp aan een vernedering en een offer, dat van de mens nooit gevraagd zal worden, moest elke morrende stem het zwij-gen opleggen. De zoetste vreugde zal de mens smaken door zijn oprecht berouw tegenover God over de overtreding van Zijn wet, en door zijn geloof in Christus als des zondaars Verlosser en Voorspraak.

Mensen werken bovenmatig om de schatten van dit leven te verwerven. Ze zwoegen en getroosten zich moeite en ontbering om wat werelds gewin te behalen. Waarom zou de zondaar minder bereid zijn te verdragen, te lijden, en offers te brengen om zich een onvergankelijke schat, een leven dat parallel loopt met het leven Gods, een kroon van onsterfelijke heerlijkheid, die niet vergaat, te verwerven? De oneindige schatten des hemels, het erfdeel, waarvan de waarde boven alle verwachting uitgaat, met een eeuwig gewicht aan heerlijkheid, moet verkregen worden, wat ook de kosten zijn. Wij moeten niet morren onder zelfverloochening, want de Heere des levens en der heerlijkheid heeft dat voor ons verdragen. Lijden en ontbering moeten we niet uit de weg gaan, want de Majesteit des hemels heeft dit alles geaccepteerd ten bate der zondaars. Moeten we comfort en geriefelijkheid opofferen, dan moeten we ons daarover heen zetten, want ook dit heeft de Verlosser der wereld voor ons gedaan. Al zouden we al onze zelfverloochening, ontberingen, en offers nu eens breed uitmeten, dan zouden we nog in alle opzichten ver ten achterstaan bij de Vorst des levens. Welk offer we ook gebracht hebben, het verzinkt in het niet wanneer we dat gaan vergelijken met dat wat Christus bracht om onzentwille.