Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 90

Gewillige Gehoorzaamheid

[ AUDIO ]

Abraham was een oud man toen hij van God het verrassende bevel ontving om zijn zoon Izak als een brandoffer te offeren. Zelfs in zijn geslacht werd Abraham beschouwd als een oud man. Het vuur van zijn jeugd was uitgeblust. Het viel hem niet langer zo gemakkelijk om moeilijkheden te doorstaan en gevaren te trotseren. In de kracht der jeugd kan de mens, prat gaande op die kracht, tegen de storm ingaan, en zich verheffen boven ontmoedigingen, die zijn hart in het latere leven, wanneer zijn voeten wankelend grafwaarts gaan, zouden doen bezwijken.

Maar in Zijn voorzienigheid bewaarde God Zijn laatste, zwaarste beproeving voor Abraham tot hij gebukt ging onder de last der jaren en na al dat zorgen en zwoegen naar rust verlangde. De Here sprak tot hem, zeggende: "Neem nu uw zoon, uw enige, die gij lief hebt, Izak", "en offer hem.... tot een brandoffer". Genesis 22 : 2. Het hart van de oude man stond van schrik stil. Het verlies van zulk een zoon door ziekte zou voor de liefhebbende vader hartverscheurend geweest zijn en de smart zou zijn door ouderdom vergrijsd hoofd gebogen hebben; maar nu krijgt hij het bevel om het dierbare bloed van die zoon door zijn eigen hand te storten. Het scheen hem vreselijk en onmogelijk toe.

Nochtans had God gesproken en Zijn woord moest 1876, Vol. 4, blz. 144-148 gehoorzaamd worden. Abraham was hoogbejaard, maar dit ontsloeg hem niet van zijn plicht. Hij nam de staf des geloofs en terwijl zijn ziel door smart werd gepijnigd, nam hij zijn kind, schoon in de stralende gezondheid der jeugd, bij de hand, en ging op weg om het woord van God te gehoorzamen. De eerwaarde oude patriarch was mens. Zijn passies en gehechtheid waren gelijk de onze en hij hield veel van zijn jongen, die de troost was in zijn ouderdom, en aan wie de belofte des Heren was gegeven.

Maar Abraham stond niet stil bij de vraag, hoe Gods beloften vervuld zouden kunnen worden wanneer Izak geslacht werd. Hij hield zich niet op om bij zijn angstig hart te rade te gaan, maar voerde het goddelijke bevel naar de letter uit, tot, juist toen hij het mes wilde steken in het sidderende vlees van zijn kind, het woord weerklonk: "Strek uw hand niet uit aan de jongen"; "want nu weet Ik, dat gij God vrezende zijt, en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden". Vers 12.

Deze grote geloofsdaad staat op de bladzijden der heilige geschiedenis geschreven om steeds te schijnen over de wereld als een illuster voorbeeld tof aan het einde des tijds. Abraham smeekt niet of zijn hoge leeftijd een excuus mocht zijn om God te gehoorzamen. Hij zei niet: "Mijn haar is wit geworden, de kracht van mijn mannelijkheid is voorbij; wie zal mijn verstervend leven troosten wanneer Izak er niet meer is? Hoe kan een bejaard vader het bloed storten van een enige zoon?" Neen; God had gesproken en de mens moet gehoorzamen, zonder vragen, zonder morren, zonder onderweg te bezwijken.

Vandaag de dag hebben we het geloof van Abraham in onze gemeenten nodig, om licht te brengen in de duisternis, die zich daarover heen verdikt, en het milde zonlicht van Gods liefde uitsluit en de geestelijke groei doet verschrompelen. Een hoge leeftijd zal nooit een verontschuldiging voor ons zijn om God niet te gehoorzamen. Ons geloof zal rijk zijn aan goede werken, want het geloof zonder de werkén is dood. Elke vervulde plicht, elk offer, gebracht in de naam van Jezus, verkrijgt een uitzonderlijk grote beloning. Juist in het doen van de plicht spreekt God en geeft Zijn zegen. Maar Hij eist van ons een algehele overgave der vermogens. De geest en het hart, het gehele wezen, moet Hem worden overgegeven, en anders zullen we, om ware Christenen te worden, te kort schieten.

God heeft de mens niets onthouden, wat hem eeuwige rijkdommen kan verschaffen. Hij heeft de aarde bekleed met schoonheid, en die hem tot zijn gebruik en vertroosting ter beschikking gesteld gedurende zijn tijdelijk leven. Hij heeft Zijn Zoon gegeven om te sterven voor de verlossing van een wereld, die gevallen was door zonde en dwaasheid. Zo ', n weergaloze liefde, zo ', n oneindig offer, eist onze strikte gehoorzaamheid, onze heiligste liefde, ons onbegrensd geloof. Nochtans zijn al deze deugden, al worden ze ook ten volle beoefend, niet te vergelijken met het grote offer, dat voor ons gebracht is.

ONVOORWAARDELIJKE GEHOORZAAMHEID

God eist een prompte, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Zijn wet; maar de mensen zijn in slaap gewiegd of verlamd door de misleidingen van Satan, die excuses en uitvluchten suggereert, en hun gewetensbezwaren overwint, zeggende zoals hij tot Eva in de hof zei: "Gijlieden zult de dood niet sterven". Genesis 3 : 4. Onge-hoorzaamheid verhardt niet alleen het hart en het geweten van de schuldige, maar heeft de neiging het geloof van anderen te verderven. Dat, wat hun eerst heel verkeerd toe lijkt, verliest, doordat ze het steeds voor ogen hebben, langzamerhand dit beeld, totdat ze zich uiteindelijk gaan afvragen of dit nu werkelijk wel zonde is, en onbewust vallen ze in dezelfde dwaling.

Door Samuël beval God Saul om op te trekken en de Amalekieten te slaan en al hun bezittingen te vernietigen. Maar Saul gehoorzaamde het bevel slechts gedeeltelijk; het minderwaardige vee vernietigde hij, maar bewaarde het beste en spaarde de goddeloze koning. De volgende dag ontmoette hij, vol lof over zichzelf, de profeet Samuël. Hij zei: "Gezegend zijt gij de Here! Ik heb des Heren woord bevestigd". Maar de profeet antwoordde onmiddellijk: "Waf is dan dit voor een stem der schapen in mijn oren en een stem der runderen, die ik hoor?" 1 Samuël 15 : 13, 14.

Daardoor werd Saul in de war gebracht en hij probeerde de verantwoordelijkheid anderen op de nek te schuiven door te antwoorden: "Zij hebben ze van de Amalekieten gebracht, want het volk heeft de beste schapen en runderen verschoond om de Here, uw God te offeren, maar het overige hebben wij verbannen". Vers 15. Samuël dan berispte de koning en herinnerde hem aan het uitdrukkelijk bevel van God, namelijk om alles te vernietigen wat de Amalekieten toebehoorde. Hij bracht hem zijn overtreding onder het oog, dat hij de Here ongehoorzaam was geweest. Maar Saul weigerde te erkennen dat hij verkeerd gedaan had; wederom verontschuldigde hij zich door aan te voeren dat hij het beste van het vee bewaard had om de Here ie offeren. Samuël was tot diep in zijn hart bedroefd over de hardnekkigheid, waarmede de koning weigerde zijn zonde in te zien en te belijden. Op spijtige toon vroeg hij: "Heeft de Here lust aan brandofferen en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Heren? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtofferen, opmerken dan het vette der rammen. Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des Heren woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn". Verzen 22, 23.

GEVAAR VAN UITSTEL

Wij moeten niet de plicht onder ogen zien en het voldoen daaraan uitstellen. Zo ', n vertraging biedt tijd tot twijfel; ongeloof sluipt binnen, het oordeel wordt onzuiver, het inzicht verduisterd. Op het laatst dringen de waarschuwingen van Gods Geest niet meer tot in het hart van de misleide door, die zo verblind is geworden dat hij gaat denken dat ze onmogelijk voor hem bedoeld kunnen zijn, of op zijn geval slaan.

De kostbare tijd der genade gaat voorbij, en weinigen beseffen dat die gegeven is met hef doel om zich voor te bereiden op de eeuwigheid. De gouden uren worden verspild aan het najagen van wereldse belangen, aan vermaak, aan absolute zonde. Gods wet wordt geminacht en vergeten; nochtans is elk gebod bindend. Op elke overtreding volgt de straf. Liefde naar werelds gewin leidt tot ontheiliging van de Sabbat, nochtans worden de eisen van die heilige dag niet te niet gedaan of verminderd. Gods gebod is op dit punt duidelijk en onbetwistbaar; zeer beslist heeft Hij ons verboden te wer-ken op de zevende dag. Hij heeft die afgezonderd als een dag, die Hem geheiligd is. Vele zijn de obstakels, die op de weg liggen dergenen, die in gehoorzaamheid aan de geboden Gods willen wandelen. Er zijn sterke, bijna niet zichtbare invloeden, die hen binden aan de wegen der wereld; maar de kracht Gods kan deze ketenen verbreken. Hij zal elk obstakel voor de voeten Zijner getrouwen wegnemen, of hun moed en kracht geven elke moeilijkheid te overwinnen, wanneer zij vurig om Zijn hulp smeken. Alle moeilijkheden zullen opgelost worden, wanneer er een ernstig verlangen en een vol-hardend pogen is om de wil van God te doen al gaat dat ook ten koste van de persoon zelf, en al zou zelfs zijn leven er bij op het spel staan. Licht des hemels zal de duisternis verdrijven van hen, die onder moeilijkheden en kommer voorwaarts gaan, ziende op Jezus als de Schepper en Voleinder van hun geloof.

In de tijden van ouds sprak God tot de mensen door de mond van profeten en apostelen. In deze tijden spreekt Hij tot hen door de Getuigenissen van Zijn Geest. Er is nooit een tijd geweest dat God Zijn volk ernstiger onderrichtte dan nu aangaande Zijn wil en de weg, die ze volgens Hem moeten gaan. Maar zullen ze profijt trekken van Zijn beleringen? Zullen ze Zijn berisping aannemen en op Zijn waarschuwingen acht slaan? Een halve gehoorzaamheid neemt God niet aan; een compromis met het eigen-ik zal Hij neit bekrachtigen.