Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 101

Testamenten en Legaten

[ AUDIO ]

"Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; maar vergadert u schatten in de hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen." Mattheüs 6:19, 20. Zelfzucht is een zieleverdervende zonde. Hieronder kan men hebzucht plaatsen, hetgeen afgoderij is. Alle dingen behoren God toe. Al de welvaart, die we genieten is het resultaat van de Goddelijke goedgunstigheid. God is de grote, milddadige gever. Wanneer Hij een deel opeist van hetgeen Hij ons zo rijkelijk heeft doen toekomen, is dat niet opdat Hij door onze gaven verrijkt zal worden, want Hij heeft van ons niets nodig; maar dat doet Hij opdat wij een gelegenheid krijgen om zelfverloochening, liefde, en sympathie voor onze medemensen te beoefenen en zodoende in het geestelijke op een hoog niveau te komen.

Door alle eeuwen heen, vanaf Adams tijd tot de onze, heeft God Zijn rechten doen gelden op het bezit van de mens, zeggende: Ik ben de rechtmatige Eigenaar van het heelal; wijd Mij derhalve de eerstelingen uwer vruchten, betaal een eerlijke cijns, geef Mij terug wat Mijn eigendom is, daarmede Mijn souvereiniteit erkennende, en gij zult vrij over het restant kunnen beschikken en u verheugen in Mijn goedgunstigheden, en Mijn zegen zal met u zijn. "Vereer de Here van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten." Spreuken 3 : 9.

Gods eisen staan voorop. Wij doen niet naar Zijn wil, indien we Hem schenken wat overgebleven is van onze inkomsten nadat in al onze veronderstelde behoeften is voorzien. Alvorens een deel van onze verdiensten voor levensbehoeften wordt gebruikt, moeten we dat gedeelte, waar Hij recht op heeft, apart leggen en Hem overdragen. 1880, Vol. 4, blz. 476--485

In de oude bedeling lag er voortdurend een dankoffer brandend op het altaar als een toonbeeld van ‘s mensen aanhoudende verplichting tegenover God. Wanneer we in het verdienen van ons brood voorspoed hebben, dan is dat omdat God ons zegent. Een gedeelte van deze inkomsten moet gewijd worden aan de armen en een groot gedeelte moet bestemd worden voor Gods zaak. Wanneer dat, wat God eist, Hem wordt teruggegeven, zal het overblijvende geheiligd en gezegend worden voor ons persoonlijk gebruik. Maar wanneer een mens God berooft door achter te houden wat Hij eist, dan rust Zijn. vloek op het geheel.

God heeft mensen gesteld als kanalen, waardoor Zijn gaven moeten vloeien om het werk te onderhouden, dat naar Zijn wil gedaan moet worden in de gehele wereld. Hij heeft hun gelden gegeven om met verstand te gebruiken, niet om die in alle gierigheid op te potten of om op buitensporige wijze te spenderen aan luxe en zelfzuchtige bedoelingen bijvoorbeeld in kleding of in de opschik van hun huizen. Hij heeft hun middelen toevertrouwd, om daarmede Zijn dienstknechten te onder-houden in hun taak als predikanten en zendelingen, als ook voor de instandhouding der instellingen, die Hij onder ons heeft opgericht.

Die zich verheugen in het kostelijke licht der waarheid moeten een brandend verlangen bezitten, mee te werken dat dit overal verspreid wordt. Er zijn enkele trouwe banierdragers, die voor hun plicht nooit terugdeinzen, noch verantwoordelijkheden van zich af schuiven. Hun harten en beurzen staan altijd open wanneer offers gevraagd worden om Gods zaak vooruit te brengen. Ja, sommigen schijnen bereid meer dan hun plicht te willen doen, als waren ze bevreesd een kans, om hun gedeelte op de bank des hemels te beleggen, voorbij te laten gaan.

Dan zijn er weer anderen, die liefst zo min mogelijk willen doen. Zij verbergen hun schat in de grond, of verkwisten gelden ten eigen bate, en geven mopperend een aalmoes om Gods werk te onderhouden. Wanneer ze God een belofte of een gelofte doen, dan hebben ze er later spijt van, en stellen de betaling uit zo lang ze maar kunnen, en liefst maken ze zich er helemaal van af. Ze beknibbelen op hun tienden wat ze maar kunnen, als waren ze bang dat wat ze God teruggeven, verloren is. Onze verschillende instituten kunnen om geld verlegen zijn, maar deze klasse van mensen doet alsof het hun niets kan schelen of ze nu bloeien of niet. En nochtans zijn ze Gods instrumenten, waarmede de wereld verlicht moet worden.

HET RENTMEESTERSCHAP DER BEJAARDEN

Deze instituten hebben niet, zoals andere instituten op dit gebied, schenkingen of legaten ontvangen. En nochtans heeft God ze grotelijks voorspoed en zegen gegeven, en heeft ze tot instellingen gemaakt, die veel goeds afwerpen. Er zijn onder ons ouden van dagen, die het einde van de hun gestelde tijd naderen; maar omdat er geen wakkere mannen zijn, die er voor zorgen dat hun gelden vloeien in het schathuis Gods, komen deze in de handen van hen, die Satan dienen. Deze gelden waren hun enkel door God geleend om aan Hem terug te geven; maar in negen van de tien gevallen geven deze broeders, wanneer ze aan het einde van hun levensreis gekomen zijn, aan Gods eigendom een bestemming, die Hem niet kan verheerlijken, want niet één gulden daarvan zal Gods werk ten goede komen. In sommige gevallen hebben deze ogenschijnlijk goede broeders niet-toegewijde raadgevers gehad, die raad gaven naar hun eigen inzicht, en niet volgens Gods geest. Bezit wordt vaak vermaakt aan kinderen of klein-kinderen enkel en alleen tot hun nadeel. Zij hebben geen liefde voor God of voor de waarheid, en daarom komen deze middelen, die alleen de Here foebehoren, in de gelederen van Satan terecht, om door hem beheerd te worden. Satan is veel meer bij de hand, wakker en handig in het beramen van plannen om zich gelden toe te eigenen dan onze broeders om het bezit des Heren zeker te stellen voor Zijn werk. Soms zijn testamenten beschreven op zo ', n vage wijze, dat ze de toets der wet niet kunnen doorstaan, en op die manier zijn duizenden guldens voor het werk verloren gegaan. Onze broeders moeten voelen dat op hen een verantwoordelijkheid rust, om, als trouwe dienstknechten in Gods zaak, hun intellect te scherpen ten aanzien van deze aangelegenheid, om de Here Zijn eigendom in handen te stellen.

Velen openbaren op dit punt een onnodige kiesheid. Zij hebben het gevoel dat ze op verboden terrein komen wanneer ze het onderwerp over bezit bij bejaarden of invaliden ter tafel brengen om te vernemen welke schikking zij dienaangaande wensen te treffen. Maar deze plicht is even heilig als de plicht, het woord te prediken om zielen te redden. Hier is iemand met Gods geld of bezit in handen. Hij staat op het punt zijn rentmeesterschap neer te leggen. Zal hij de middelen, die God hem geleend heeft om in Zijn werk te gebruiken, plaatsen in de handen van boze mensen, enkel en alleen omdat ze familie van hem zijn? Moeten Christelijke mannen niet belangstellend en verlangend zijn ten aanzien van het toekomstig welzijn van deze mens alsook voor de belangen van Gods werk, opdat hij een juiste regeling zal treffen aangaande het geld zijns Heren, de talenten, die hem geleend zijn om verstandig te gebruiken? Zullen zijn broeders toezien, dat de dood bij hem aantikt en hij tegelijkertijd Gods schathuis berooft? Dat zou een vreselijk verlies zijn, en voor hemzelf, en voor het werk; want, door zijn talent ten aanzien der geldmiddelen te plaatsen in de handen van hen, die voor de waarheid Gods niets voelen, zou hij, tegen alle opzet en bedoeling in, die in een doek wikkelen en onder de grond verstoppen.

De Here zou willen dat Zijn navolgers hun geldmiddelen uitdelen, wanneer zij zelf daartoe nog in staat zijn. Sommigen kunnen de vraag stellen: "Moeten we werkelijk van alles wat we ons bezit noemen, afstand doen?" Best mogelijk dat dit momenteel niet van ons geeist wordt, maar we moeten bereid zijn om dat te doen om Christus' wille. Wij moeten erkennen dat onze bezittingen absoluut Hem toebehoren, door daaruit rijke gaven te schenken wanneer geld gevraagd wordt voor de vooruitgang van Zijn werk.

Sommigen sluiten hun oren wanneer gelden gevraagd worden om zendelingen uit te zenden naar verre landen of om de waarheid te publiceren zodat ze over de gehele wereld verspreid zal worden gelijk de bladeren in de herfst. Zij verontschuldigen hun gierigheid door u te vertellen dat ze schikkingen getroffen hebben om gaven te schenken na hun dood. Zij hebben de zaak Gods in hun testamenten bedacht. Daarom leiden ze een leven van gierigheid, God berovende in tienden en gaven en bij testamentaire beschikking geven ze God maar een klein deel terug van hetgeen Hij hun geleend heeft, terwijl een zeer groot gedeelte wordt toegewezen aan familieleden, die geen belangstelling voor de waarheid hebben. Dit is de ergste soort van diefstal. Zij beroven God van hetgeen Hem rechtmatig toekomt, niet enkel tijdens hun leven, maar ook bij hun dood.

HET DWAZE VAN UITSTEL

Het is allerdwaast te wachten met de voorbereiding voor het toekomstige leven tot bijna het laatste uur van dit tijdelijke. Het is eveneens een grove fout te wachten met het beantwoorden der eisen Gods ten aanzien van onze milddadigheid voor Zijn werk tot de tijd komt dat ge uw rentmeesterschap aan anderen overdraagt. Degenen, aan wie ge uw talenten in de vorm van geldmiddelen toevertrouwt, zullen mogelijk daarvan niet zo ', n goed gebruik maken als gij gedaan hebt. Hoe durven welgestelden zulke grote gevaren lopen! Die tot hun dood wachten alvorens zij een schikking treffen aangaande hun bezit, geven dit veeleer over aan de dood dan aan God. Zo doende handelen velen in lijnrechte tegenstelling met het plan Gods, dat duidelijk geopenbaard is in Zijn Woord. Willen ze goed doen, dan moeten ze de tegen-woordige gulden ogenblikken benutten en met al hun kracht arbeiden, als vreesden ze de gunstige kans voorbij te laten gaan.

Die de plicht kennen maar toch verzaken door aan Gods rechten op hen in dit leven niet te voldoen en die hun geweten in slaap wiegen met de berekening dat ze het wel door een legaat na hun dood in orde zullen maken, zullen geen goedkeurende woorden van hun Meester ontvangen, noch een beloning. Ze beoefenden geen zelfverloochening maar hielden zelfzuchtig hun geld vast zo lang ze maar konden en gaven ze pas toen de dood er aanspraak op maakte. Wat velen maar uitstellen tot ze aan de avond van hun leven staan, zouden ze, wanneer ze werkelijk Christenen waren, doen wanneer ze nog in de kracht van hun leven zijn. Ze zouden zichzelf en hun eigendom aan God wijden, en, terwijl ze dan werkelijk als Zijn rentmeesters handelden, zouden ze de voldoening hebben hun plicht te doen. Door hun eigen testament-executeurs te worden, zouden ze zelf aan de rechten Gods voldoen, in plaats van de verantwoordelijkheid op anderen te schuiven.

Wij moeten onszelven beschouwen als rentmeesters van ‘s Heren bezit en God als de voornaamste eigenaar, aan Wie we Zijn eigendom teruggeven wanneer Hij dat zal opeisen. Wanneer Hij zal komen om het Zijne met woeker in ontvangst te nemen, zullen de hebzuchtigen zien, dat, in plaats van de hun toevertrouwde talenten vermenigvuldigd te hebben, ze over zichzelf de vervloe-king hebben gebracht, die uitgesproken wordt over de onnutte dienstknechten.

Het is de bedoeling Gods dat de dood van Zijn dienstknechten zal beschouwd worden als een verlies uit hoofde van de invloed ten goede, die ze uitoefenden en de vele vrijwillige offers die ze brachten om het schathuis Gods te vullen. Legaten na de dood zijn maar een miserabel vervangingsmiddel van milddadigheid tijdens het leven. De dienstknechten Gods moesten elke dag hun testament maken door goede werken en milde gaven aan God. Ze mogen niet toestaan dat het bedrag, dat ze aan God geven, naar verhouding klein is in vergelijk met hetgeen ze zichzelven toekennen voor eigen gebruik. Wanneer ze elke dag hun testament maken, zullen ze die objecten en vrienden gedenken, die in hun affecties de grootste plaats innemen. Hun beste vriend is Jezus. Hij onthield hun niet Zijn eigen leven, maar werd om hunnentwille arm, opdat zij door Zijn armoede rijk zouden worden. Hem komt het gehele hart toe, het bezit, alles wat ze hebben en zijn.

Maar vele belijdende Christenen wijzen de rechten van Jezus in dit leven af, en beledigen Hem door Hem na hun dood enkel een aalmoes te geven. Laten allen die tot deze groep behoren, bedenken, dat dit beroven van God niet is een impulsieve daad, maar een wel-overwogen plan, dat ze onderstrepen door te zeggen: "Gezond van geest zijnde". Na de zaak van God bedriegelijk tekort gedaan te hebben tijdens het leven, plegen ze de fraude nog eens na hun dood. En dat gebeurt wanneer ze over al de vermogens des geesfes fen volle beschikken. Velen vleien zich met zo ', n testament rustig de dood te kunnen ingaan. Hun testament is een onderdeel van hun voorbereiding op de dood en is zo gesteld dat hun bezittingen hun stervensuren niet zullen verstoren. Kunnen deze vol vreugde denken aan de eis, die hun zal gesteld worden om rekenschap af te leggen van hun rentmeesterschap?

Wij moeten allen in dit leven rijk zijn in goede werken, willen we het toekomstige, onsterfelijke leven verkrijgen. Wanneer het gerecht zal plaats nemen en de boeken geopend zullen worden, zal een iegelijk loon naar werken ontvangen. Vele namen staan ingeschreven in het ledenregister der gemeente, die in het Grootboek des Hemels genoteerd staan wegens beroving. En wanneer deze zich niet bekeren en onbaatzuchtig voor de Meester gaan arbeiden, zullen ze zeer zeker delen in de verdoe-ming van de ontrouwe rentmeester.

Het gebeurt vaak dat een actief zakenman zonder een enkele waarschuwing ineens uit het leven wordt weggerukt; en gaat men dan zijn zaken na, dan constateert men een volmaakte wanorde. In hun pogen om de zaak te ontwarren, eten de advocaten een groot deel, zo niet alles, van het bezit op, terwijl zijn vrouw en kinderen en de zaak van Christus beroofd worden. Die getrouwe rentmeesters zijn over des Heren middelen, zullen precies weten hoe ze ervoor staan, en, als verstandige mensen, zullen ze voorbereid zijn op enig onheil dat hun kan overkomen. Wanneer hun genadetijd plotseling zou wor-den afgesloten, zouden ze degenen, die na hun dood hun zaken moeten regelen, niet voor zulke grote moeilijkheden plaatsen.

Velen maken zich geen zorg over het maken van hun testament, wanneer ze ogenschijnlijk een goede gezondheid genieten. Maar onze broeders moeten deze voorzorg treffen. Ze moeten weten hoe ze er financieel voor staan en mogen niet toestaan dat hun zaak in de war loopt. Ze moeten hun bezit zo beheren, dat ze dit elk ogenblik kunnen achter laten.

Testamenten moeten zo gemaakt worden dat ze aan de wet voldoen. Nadat ze zijn opgesteld, kunnen ze jaren lang opgeborgen blijven en het hindert niet, wanneer men af en toe met schenkingen door gaat wanneer het werk dat nodig heeft.

Broeders en zusters, de dood zal niet één dag eerder komen omdat ge uw testament hebt gemaakt. Wanneer ge uw bezit door testamentaire beschikking aan uw verwanten nalaat, denkt er dan aan dat gij Gods zaak niet vergeet. Gij zijt Zijn tussenpersonen, aangesteld over Zijn goed; en Zijn rechten moeten uw eerste aandacht hebben. Vanzelfsprekend zullen een vrouw en kinderen niet aan het gebrek worden overgelaten; voorziening moet getroffen worden zo hun omstandigheden dat wenselijk maken. Maar plaatst niet in uw testament, omdat dit gewoonte is, een lange lijst van verwanten, die niet in behoeftige omstandigheden verkeren.

Denkt er steeds aan dat het tegenwoordige gebruik om over het eigendom te beschikken niet Gods plan is, maar een menselijk bedenksel. Christenen moeten als hervormers optreden en met deze huidige gewoonte breken door aan het maken van testamenten een geheel nieuw aspect te geven. Laat steeds de gedachte overheersen dat het des Heren goed is, wat ge beheert. In deze aan gelegenheid is de wil van God wet. Indien een mens u tot executeur van zijn nalatenschap had benoemd, zoudt ge dan niet het testament van de erflater nauwkeurig bestuderen, opdat het kleinste bedrag niet verkeerd toegekend zou worden? Uw hemelse Vriend heeft u goederen toevertrouwd en u Zijn wilsbeschikking gelaten hoe die gebruikt moeten worden. Wanneer deze wilsbeschikking bestudeerd wordt met een onzelfzuchtig hart, zal wat God toebehoort niet in verkeerde handen komen. Des Heren zaak is schandelijk verwaarloosd, ter-wijl Hij de mensen voldoende middelen heeft verschaft om in elke moeilijkheid te voorzien, wanneer hun hart enkel dankbaar en gehoorzaam was geweest.

VOORTGAAN MET VERSTANDIGE CONTRIBUTIES

Die hun testament maken, moeten niet het gevoel hebben dat, wanneer dit gebeurd is, zij geen verdere plichten meer hebben; maar zij moeten voort gaan met de taak, de hun toevertrouwde talenten nog steeds gebruikende voor de opbouw van ‘s Heren werk. God heeft plannen ontworpen, zodat allen op intelligente wijze hun gaven kunnen geven. Hef is niet Zijn bedoeling Zijn werk door wonderen te onderhouden. Hij heeft enkele trouwe rentmeesters, die hun gelden economisch beheren en gebruiken voor de vooruitgang van Zijn werk. Inplaats dat zelfverloochening en goedgeefsheid een uitzondering is, moet dat regel zijn. De groeiende behoeften van Gods werk hebben middelen nodig. Aanhoudend komen uit eigen land en andere landen aanvragen binnen om evan-gelisten die daar het licht en de waarheid komen brengen. Vanzelfsprekend zijn er dus meer arbeiders nodig en meerdere middelen om hen te onderhouden.

Slechts een klein bedrag van de middelen vloeit in ‘s Heren schathuis om gebruikt te worden voor de redding van zielen, en zelfs dit wordt nog maar met de meeste moeite verkregen. Indien aller ogen konden geopend worden om te zien hoe de overheersende gierigheid de vooruitgang van Gods werk heeft verhinderd, en hoeveel meer men had kunnen doen wanneer allen in zake van tienden en gaven hadden gedaan naar Gods plan, dan zou dat bij velen een gedecideerde hervorming tot stand gebracht hebben; want ze zouden het werk van de vooruitgang van Gods zaak niet durven hinderen zoals ze gedaan hebben. De gemeente is in slaap gevallen ten aanzien van het werk dat ze had kunnen doen, indien ze alles voor Christus wilde opofferen. Een ware geest van zelfopoffering zou een spoorslag zijn voor de realiteit en de kracht van het Evangelie, die de wereld niet kon misverstaan of loochenen, en overvloedige. zegen zou over de gemeente worden uitgestort.

Ik doe een beroep op onze broeders en zusters dat ze een eind maken aan dat beroven van God. Sommigen verkeren in die positie dat er een testament moet gemaakt worden. Maar als men dat doet, moet men er aan denken dat geen gelden in handen komen van zoons of dochters, die in Gods schatkist moeten vloeien. Die testamenten geven vaak aanleiding tot twist en twee-dracht. Er staat geschreven tot eer van Gods oude volk, dat Hij Zich niet schaamde hun God genoemd te worden; en de genoemde reden is, dat, inplaats van zich zelfzuchtig en gierig aan het aardse bezit te hechten, of hun geluk te zoeken in werelds vermaak, ze zichzelf en alles wat ze bezaten, plaatsten in Gods hand. Zij leefden enkel voor Zijn heerlijkheid, duidelijk getuigende dat ze een beter land, ja zelfs een hemels land zochten. Over zo ', n volk schaamde God Zich niet. Zij onteerden Hem niet in de ogen der wereld. De Majesteit des hemels schaamde Zich niet hen broeders te noemen.

RIJKELIJK GEVEN

Velen zijn er die maar volhouden dat ze niet meer voor Gods werk kunnen doen dan ze nu doen; maar zij geven niet naar hun vermogen. De Here opent soms de ogen, verblind door zelfzucht door heel eenvoudig hun inkomsten terug te brengen tot het peil, dat zij bereid zijn te geven. Paarden worden dood in de wei of in de stal gevonden, huizen en schuren worden door brand vernield of het gewas mislukt. In vele gevallen toetst God de mens door zegeningen en wanneer ontrouw wordt gemanifesteerd in het teruggeven aan Hem van tienden en gaven, houdt Hij Zijn zegen in. "Die spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien." 2 Korinthe 9 :6. Door de genade van Christus en de rijkdommen van Zijn goedgunstigheid, en ter ere van de waarheid en de godsdienst, smeken wij u, die navolgers van Christus zijt, uzelf en uw bezit opnieuw aan God te wijden. Ziende op de liefde en het mededogen van Christus, die Hem de hemelse hoven deed verlaten om zelfverloochening, vernedering en dood te ondergaan, laaf een ieder zich dan afvragen: "Hoeveel ben ik mijn Here schuldig?" en laat dan uw dankbare gaven in overeenstemming zijn met uw waardering van de grote gave des hemels in Gods dierbare Zoon.

Wanneer gij het deel bepaalt om aan Gods werk te geven, overtreft dan liever de eisen der plicht dan daarin te kort te schieten. Gaat na voor Wie gij de gave bestemt. Die overdenking zal de zelfzucht doen vlieden. Ziet enkel op de grote liefde, waarmede Christus ons heeft liefgehad, en onze rijkste gaven zullen niet waardig geacht worden dat Hij die aanneemt. Wanneer Christus het object is van onze affectie's, zullen zij, aan wie Christus' vergevende liefde is ten deel gevallen, niet even wachten om de waarde te berekenen van de albasten fles met kostelijke zalf. De hebzuchtige Judas was daartoe in staaf; maar die de gave der zaligheid ontvangen heeft zal het enkel betreuren dat de gave nog geen kostelijker geur en grotere waarde heeft. Christenen moeten zichzelf zien als kanalen, waardoor genade en zegeningen moeten vloeien vanuit de Bron van alle goedheid naar hun medemensen, door wier bekering zij wolken van heerlijkheid in lofzangen en offergaven hemelwaarts kunnen doen opstijgen van diegenen, die met hen zijn gaan delen in de hemelse gave.