Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

Hoofdstuk 102

Onderlinge Verhouding der Gemeenteleden

[ AUDIO ]

Een ieder die streeft naar de overwinning, zal met zijn eigen zwakheid te kampen hebben, maar het is zo veel gemakkelijker voor de mensen de fouten van hun broeders te zien dan hun eigen, dat ze veel meer nauwgezet en critisch moeten staan tegenover zichzelf dan tegenover anderen.

Al de leden van de Gemeente, wanneer ze zonen en dochteren Gods zijn, zullen eerst disciplinair geschoold moeten worden, alvorens ze lichten in de wereld kunnen zijn. God zal van mannen en vrouwen geen kanalen des lichts maken, wanneer ze nog in duisternis verkeren en zich daar wel bij bevinden, geen bijzondere moeiten doende om met de Bron des lichts verbonden te worden. Die hun eigen nood aanvoelen, en tot diepere gedachten, tot ernstig, volhardend gebed en actie willen komen, zullen goddelijke hulp ontvangen. Een ieder persoonlijk moet veel leren en afleren. Oude gewoonten en aanwendsels moeten worden afgelegd, en het is alleen door harde strijd om deze fouten te overwinnen en een algemene aanneming van de waarheid door haar beginselen uit te leven in de genade Gods, dat de overwinning behaald kan worden.

Ik wilde dat ik de woorden kon vinden om ons allen in te scherpen dat onze enige, individuele hoop daarin ligt, dat we met God gemeenschap hebben. Reinheid van ziel moet verkregen worden; en een nauwgezet harte-onderzoek moet plaats vinden en veel koppigheid en eigenliefde overwonnen worden, hetgeen een aanhoudend, ernstig gebed vereist.

KALMTE EN ZELFBEHEERSING

Mannen, die wat hard en critisch zijn, verontschuldigen 1880, Vol. 4, blz. 485--489 vaak hun gebrek aan Christelijke beschaving, of proberen dat te rechtvaardigen, omdat enkele Hervormers ook met zo ', n geest bezield waren, en zij houden strak en stijf vol dat voor deze tijd dezelfde geest nodig is; maar dat is helemaal niet zo. Een kalme, volmaakt beheerste geest is beter waar ter plaatse ook, zelfs in het ruwste gezelschap. Een toornige ijver doet niemand iets goeds. God verkoos de Hervormers niet omdat ze heerszuchtige, hartstochtelijke mannen waren. Hij nam ze zoals ze waren, ondanks deze karaktertrekken; maar Hij zou tienmaal zwaardere verantwoordelijkheden op hen gelegd hebben als ze zacht van gemoed geweest waren en hun geest onder beheersing van de rede gehad hadden. Gezien dienstknechten van Christus zonde en goddeloosheid, onreinheid en leugen moeten berispen, terwijl ze soms geroepen worden om op de ongerechtigheid te wijzen zowel bij hoog als bij laag geplaatsten, moeten ze nochtans niet heerszuchtig of fyranniek zijn; ze moeten zachtmoedigheid en liefde aan de dag leggen alsmede een geest eerder om te redden dan om te vernietigen.

De lankmoedigheid des Heren leert predikers en leden, die er naar haken mede-arbeiders van Christus te zijn, sprekende lessen van vergevensgezindheid en liefde. Christus verbond Judas en de impulsieve Petrus aan Zich, niet omdat Judas zo hebzuchtig en Petrus zo driftig was, maar opdat ze van Hem, hun grote Leraar, zouden leren, en evenals Hij, onzelfzuchtig, zachtmoedig, en nederig van hart zouden worden. In beide mannen zag Hij goed materiaal. Judas bezat financiële bekwaamheid en zou voor de Gemeente heel wat waard geweest zijn, wanneer hij de lessen van Christus in het berispen van zelfzucht, bedrog, en gierigheid, zelfs in de geringste levensaangelegenheden ter harte had genomen. Deze lessen werden vaak naar voren gebracht: "Die getrouw is in het minste, die is ook in het grootste getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grootste onrechtvaardig." Lukas 16: 10.

STRIKTE ONKREUKBAARHEID

Onze Heiland probeerde Zijn hoorders in ie scherpen dat iemand, die zichzelf wil bevoordelen door zijn naaste af te zetten in het klein, dit ook in het groot zou doen, mits hij de kans maar kreeg. De minste afwijking van strikte onkreukbaarheid neemt het hek van de dam en bereidt het hart voor op nog groter onrechtvaardigheid. Door voorbeeld en leer onderwees Christus dat de striktste onkreukbaarheid onze daden moet beheersen tegenover onze medemensen. "Alle dingen dan, die gij wilt dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo." Mattheus 7:12. Christus legde altijd de vinger op de wonde plekken in het leven van de Farizeërs, en berispte ze. Zij beleden de wet van God te houden, maar in hun dagelijkse handelingen pleegden ze ongerechtigheid. Vele weduwen en wezen werden bestolen van het weinige dat ze hadden enkel en alleen om een hebzuchtig verlangen naar gewin te bevredigen.

Judas had de vruchten kunnen plukken van al die lessen, indien hij rechtschapen van hart had willen zijn; maar zijn hebzucht overwon hem, en de hang naar geld werd in hem een passie. Hij droeg de beurs met het geld, dat gebruikt moest worden voor het werk van Christus, en af en toe nam hij daarvan kleine bedragen ten eigen bate. Zijn zelfzuchtig hart morde over de kosten, die Maria gedaan had voor de albasten fles met zalf, en hij verweet haar haar onvoorzichtigheid. Dus, in plaats dat hij leerling was, wilde hij leraar zijn en onderrichtte onze Here ten aanzien van de gepastheid van haar daad.

Deze twee mannen hadden tegelijkertijd de kansen en voorrechten van de aanhoudende lessen en het voorbeeld van Christus om hun zondige karaktertrekken te verbeteren. Wanneer ze Zijn vernietigende berispingen en misprijzingen ten aanzien van huichelarij en corruptie aanhoorden, zagen ze, dat deze zo vreselijk berispte mensen het voorwerp waren van aanhoudende, onvermoeide arbeid om hen toch maar te verbeteren. De Heiland weende over hun duisternis en dwaling. Zijn hart ging naar hen uit in een mateloze liefde en medelijden, uitroepende over Jeruzalem: "Hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens onder de vleugelen vergadert, maar gijlieden hebt niet gewild!" Lukas 13 : 34.

DE VERGEVINGSGEZINDHEID VAN JEZUS

Petrus was beslist en ijverig in zijn optreden, moedig en onbuigzaam; en Christus zag in hem materiaal, dat van veel waarde voor de Gemeente kon zijn. Daarom verbond Hij Petrus aan Zich, opdat alles wat goed en waardevol was, behouden zou blijven, en opdat Zijn lessen en voorbeeld zouden verzachten wat ruw was in zijn aard, en zijn scherpe kanten zouden afgevijld worden. Indien hef hart werkelijk veranderde door goddelijke ge-nade, en ook een uiterlijke verandering in ware zachtheid des gemoeds, sympathie en hoffelijkheid te zien zou zijn, was Jezus nooit koel en ontoegankelijk. De zieken stoorden Hem vaak in Zijn afzondering, wanneer Hij rust en geestelijke verkwikking nodig had, maar voor allen had Hij een vriendelijke blik en een bemoedigend woord. Hij was een voorbeeld van ware hoffelijkheid. Petrus verloochende zijn Here, maar had daarna berouw en was diep terneer geslagen door zijn grote zonde; en Christus liet zien dat Hij Zijn dwalende discipel vergiffenis schonk, door Zich te verwaardigen apart zijn naam te noemen na Zijn opstanding.

Judas bezweek onder de verleidingen van Satan en verried zijn beste Vriend. Petrus trok profijt van de lessen van Christus en voerde het hervormingswerk uit, dat de discipelen was opgedragen toen hun Heiland ten hemel voer. Deze twee mannen representeren de twee klassen, die Christus met Zich verbindt, terwijl Hij hen in de voorrechten laat delen van Zijn lessen en het voorbeeld van Zijn onzelfzuchtig leven vol mededogen, opdat zij van Hem konden leren.

Hoe meer de mens de Heiland ziet en met Hem bekend wordt, des te meer zal hij Zijn beeld gelijkvormig worden en de werken van Christus doen. De tijd waarin wij leven, vraagt om een hervormingswerk. Het licht der waarheid, dat op ons schijnt vraagt om resolute mannen van hoge morele waarde, die ijverig en volhardend werken om de zielen te redden van allen, die de uitnodiging van de Geest Gods zullen horen.

De liefde, die tussen de gemeenteleden moet bestaan, moet zo vaak plaats maken voor een vittende, critische geest, en dat geeft, zelfs tijdens de diensten, aanleiding tot schampere opmerkingen en persoonlijke botsingen. Zulke dingen moeten door predikanten, ouderlingen of leken niet in de hand gewerkt worden. De kerkdiensten moeten gehouden worden met een oog gericht op de heerlijkheid Gods. Wanneer mensen met al hun ver-schillende geaardheden tezamen komen in gemeenteverband, zal, wanneer de waarheid Gods de scherpe kanten in het karakter niet wegneemt, de gemeente daardoor beroerd worden, en haar vrede en harmonie zal opgeofferd worden aan het uitvieren van die zelfzuchtige, ongeheiligde karaktertrekken. In hun scherp opletten om de fouten van hun broeders te ontdekken, verwaarlozen velen het doorzoeken van hun eigen hart en de reiniging van hun eigen leven. Dat mishaagt God. De individuele leden van de gemeente moeten nauwgezet waken over hun eigen ziel, moeten hun eigen daden critisch beoordelen, anders worden ze gedreven door zelfzuchtige motieven en worden een steen des aanstoots voor hun zwakke broeders.

God neemt de mensen zoals ze zijn, met het menselijke element in hun karakter en leidt hen op voor Zijn dienst, indien ze door Hem getuchtigd en beleerd willen worden. De wortel van bitterheid, naijver, wantrouwen, jaloersheid, en zelfs haat, hetgeen in de harten van sommige gemeenteleden aanwezig is, is het werk van Satan. Zulke elementen oefenen een giftige invloed op de gemeente uit. "Een weinig zuurdesem maakt het gehele deeg zuur." 1 Korinthe 5 : 6. De godsdienstige ijver, die gemanifesteerd wordt in een klopjacht op broeders, is een ijver niet overeenkomstig de kennis. Christus heeft met zo ', n getuigenis niets uit te staan.