------------------------Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1 USG1 5 1 Voorwoord USG1 10 1 Een Korte Biographische Schets USG1 18 1 Hoofdstuk 1--Geloof in God USG1 20 1 Hoofdstuk 2--Voorbereiding om God te Ontmoeten USG1 24 2 Hoofdstuk 3--Ouderlijke Verantwoordelijkheid USG1 26 1 Hoofdstuk 4--Uws Broeders Hoeder USG1 30 1 Hoofdstuk 5--De Twee Wegen USG1 34 2 Hoofdstuk 6--De Vrouwen der Geestelijken USG1 38 1 Hoofdstuk 7--Wees dan Ijverig en Bekeer u USG1 45 1 Hoofdstuk 8--Jeugdige Sabbatvierders USG1 57 1 Hoofdstuk 9--Een Schat in de Hemel USG1 58 2 Hoofdstuk 10--De Zifting USG1 64 1 Hoofdstuk 11--De Beproeving Gods USG1 66 1 Hoofdstuk 12--Het Huis Gods USG1 68 1 Hoofdstuk 13--Lessen Uit de Gelijkenissen USG1 71 1 Hoofdstuk 14--Borg Voor Ongelovigen USG1 72 2 Hoofdstuk 15--Het Afleggen van de Eed USG1 76 1 Hoofdstuk 16--Plicht Tegenover Kinderen USG1 80 1 Hoofdstuk 17--Onze Naam als Kerkgenootschap USG1 81 3 Hoofdstuk 18--Algehele Toewijding USG1 87 1 Hoofdstuk 19--Grote Ellende Ophanden USG1 92 1 Hoofdstuk 20--Plicht Tegenover de Armen USG1 95 1 Hoofdstuk 21--Modern Spiritualisme USG1 101 2 Hoofdstuk 22--Gezinsgodsdienst USG1 110 1 Hoofdstuk 23--Valse Ideeën Aangaande Heiligmaking USG1 117 1 Hoofdstuk 24--De Macht van Satan USG1 125 1 Hoofdstuk 25--De Twee Kronen USG1 132 1 Hoofdstuk 26--De Toekomst USG1 134 1 Hoofdstuk 27--Ouders en Kinderen USG1 141 1 Hoofdstuk 28--Gevaren Voor Jonge Mensen USG1 158 2 Hoofdstuk 29--Wandelt in het Licht USG1 163 1 Hoofdstuk 30--Voorgewende Gaven des Geestes USG1 174 1 Hoofdstuk 31--Het Gebed van David USG1 177 0 Hoofdstuk 32--De Juiste Viering van de Sabbat USG1 178 2 Hoofdstuk 33--Levensverzekering USG1 181 1 Hoofdstuk 34--Gezondheid en Religie USG1 184 1 Hoofdstuk 35--Christelijke Matigheid USG1 198 1 Hoofdstuk 36--Vleesspijzen en Stimulansen USG1 202 1 Hoofdstuk 37--Een Geschonden Geweten USG1 207 1 Hoofdstuk 38--Afscheiding van de Wereld USG1 212 1 Hoofdstuk 39--Ware Liefde USG1 216 1 Hoofdstuk 40--Gebed Voor de Zieken USG1 221 0 Hoofdstuk 41--Listen van Satan USG1 223 1 Hoofdstuk 42--Het Lijden van Christus USG1 242 1 Hoofdstuk 43--Christelijke Ijver USG1 243 1 Hoofdstuk 44--Verantwoordelijkheden van de Jeugd USG1 245 1 Hoofdstuk 45--Een Verjaardagsbrief USG1 253 2 Hoofdstuk 46--Het Bedriegelijke van Rijkdommen USG1 260 1 Hoofdstuk 47--Ware Bekering USG1 262 2 Hoofdstuk 48--Morele Bezoedeling USG1 270 1 Hoofdstuk 49--Waarom God Zijn Eigen Volk Terecht Wijst USG1 272 1 Hoofdstuk 50--Een Oproep Tot Zelfbeheersing USG1 280 1 Hoofdstuk 51--Onze Bijeenkomsten USG1 287 1 Hoofdstuk 52--Hoe Zullen we de Sabbat Vieren? USG1 290 1 Hoofdstuk 53--Christelijke Ontspanning USG1 292 1 Hoofdstuk 54--Geen Genadetijd na Christus' Komst USG1 297 1 Hoofdstuk 55--De Heiligheid van de Sabbat USG1 300 1 Hoofdstuk 56--Onevenwichtige Geesten USG1 305 1 Hoofdstuk 57--Trouw in Huiselijke Plichten USG1 307 2 Hoofdstuk 58--Ijdele Gedachten USG1 309 2 Hoofdstuk 59--Consideratie Voor de Dwalenden USG1 312 1 Hoofdstuk 60--Gelijkenissen van het Verlorene USG1 318 2 Hoofdstuk 61--De Tarwe en Het Onkruid USG1 323 1 Hoofdstuk 62--Juiste Opvoeding USG1 328 1 Hoofdstuk 63--De Gezondheids-reformatie USG1 329 2 Hoofdstuk 64--Het Gevaar van Lofprijzen USG1 330 2 Hoofdstuk 65--Arbeid Voor de Dwalenden USG1 333 1 Hoofdstuk 66--Liefde en Plicht USG1 335 1 Hoofdstuk 67--De Gemeente van Laodicea USG1 343 1 Hoofdstuk 68--Plicht om Zonde te Berispen USG1 348 1 Hoofdstuk 69--Christus Belijden of Verloochenen USG1 351 1 Hoofdstuk 70--Die de Vermaning Verachten USG1 356 1 Hoofdstuk 71--Een Beroep op de Opgroeiende Jeugd USG1 367 1 Hoofdstuk 72--De Macht van Het Gebed in Verzoeking USG1 369 2 Hoofdstuk 73--Tienden en Gaven USG1 404 1 Hoofdstuk 74--De Autoriteit van de Gemeente USG1 411 1 Hoofdstuk 75--De Toestand der Wereld USG1 415 1 Hoofdstuk 76--De Toestand der Gemeente USG1 418 1 Hoofdstuk 77--Het Verlangen Naar de Wereld USG1 424 1 Hoofdstuk 78--Vermetelheid USG1 429 1 Hoofdstuk 79--De Macht van de Eetlust USG1 439 1 Hoofdstuk 80--De Tucht der Beproeving USG1 443 2 Hoofdstuk 81--"Kan Niet Komen" USG1 449 3 Hoofdstuk 82--Bijbelse Levensbeschrijvingen USG1 458 1 Hoofdstuk 83--Verantwoordelijkheid van Het Kerkelijk Lidmaatschap USG1 465 1 Hoofdstuk 84--Gaat Voorwaarts USG1 468 2 Hoofdstuk 85--Medearbeiders van Christus USG1 476 2 Hoofdstuk 86--Sensationele Opwekkingen USG1 480 2 Hoofdstuk 87--Het Onthouden van Gelden USG1 489 1 Hoofdstuk 88--Het Toetsingsproces USG1 498 1 Hoofdstuk 89--De Krachtige Uitwerking van Christus' Bloed USG1 501 1 Hoofdstuk 90--Gewillige Gehoorzaamheid USG1 506 1 Hoofdstuk 91--Critiek op Hen, Die de Lasten Dragen USG1 511 1 Hoofdstuk 92--De Heiligheid van Gods Geboden USG1 521 1 Hoofdstuk 93--Voorbereiding op Christus' Komst USG1 531 1 Hoofdstuk 94--Geënt in Christus USG1 534 1 Hoofdstuk 95--Een Les in Nederigheid USG1 537 1 Hoofdstuk 96--Het Oordeel USG1 542 1 Hoofdstuk 97--Gezanten van Christus USG1 555 1 Hoofdstuk 98--Plicht der Ouders Tegenover de Opleidingsschool USG1 558 0 Hoofdstuk 99--Studenten der Opleidingsschool USG1 560 1 Hoofdstuk 100--Heiligheid der Geloften USG1 575 1 Hoofdstuk 101--Testamenten en Legaten USG1 586 1 Hoofdstuk 102--Onderlinge Verhouding der Gemeenteleden USG1 591 1 Hoofdstuk 103--Geestelijke Bloedarmoede USG1 595 1 Hoofdstuk 104--Huwelijken Niet Overeenkomstig de Schrift USG1 601 1 Hoofdstuk 105--Trouwe Arbeiders USG1 604 1 Hoofdstuk 106--In Het Doolhof van Het Scepticisme USG1 607 1 Hoofdstuk 107--De Invloed van Vrienden USG1 612 1 Hoofdstuk 108--De Triomferende Gemeente USG1 614 1 Hoofdstuk 109--Eenvoud in Kleding USG1 624 1 Hoofdstuk 110--De Trouwring USG1 625 1 Hoofdstuk 111--Karaktervorming ------------------------Voorwoord USG1 5 1 Het bezit van de Geest der Profetie is een van de twee onderscheidene kenmerken van de laatste Gemeente, zoals voorzegd in het boek der Openbaring. Van hei allereerste begin heeft deze gave een belangrijke rol gespeeld in de ervaring van de Zevende-Dags Adventisten en in de ontwikkeling van de Gemeente. Daardoor is de Gemeente vermaand, geleid, bemoedigd, maar ook berispt en op haar fouten gewezen. USG1 5 2 Wanneer van tijd tot tijd de Getuigenissen van de pers kwamen, werden ze gretig ontvangen, onder gebed bestudeerd, en werd de instructie nagevolgd. In de loop der jaren zijn enkele van die getuigenissen vertaald voor gelovigen, die geen Engels kennen. Grotendeels kan men aan deze boodschappen de hedendaagse kracht, eenheid en hoge maatstaven van de Gemeente toeschrijven. USG1 5 3 Nu, door deze wereld-editie van de Testimony Treasures (Uit de Schatkamer der Getuigenissen), worden deze raadgevingen, die zo', n grote invloed hebben uitgeoefend, onder het bereik gesteld van de Zevende-Dags Adventisten over het rond der wereld. Alleen door een bloemlezing daaruit te nemen, is het mogelijk ze onder het oog van de lezer te brengen. USG1 5 4 Deze artikelen zijn gekozen door bekwame comité's van ervaren predikanten, onder leiding van en in medewerking met de ,Board of Trustees of the Ellen G. White Publications', hef lichaam, opgericht door Mevr. E. G. White om de verantwoordelijkheid te dragen voor de bestendige publicatie van haar geschriften. Zij maken een volledig deel uit van de ,Introductory Spirit of Prophecy Library' -- twaalf delen van de Geest der Profetie, bestemd om te worden uitgegeven in de voornaamste talen der wereld. USG1 5 5 De volledige negen delen van de "Getuigenissen voor de Gemeente" zijn samengesteld uit series los van elkaar staande artikelen en brieven, vaak over onderwerpen, die niets met elkaar gemeen hebben. De eerste collectie, in pamflet-vorm, werd uitgegeven aan het einde van 1855. Andere volgden spoedig, totdat er zeven en dertig opeenvolgend genummerde pamfletten en boeken waren, lopende over een periode van vijf en vijftig jaren. De boodschappen waren wat het karakter betreft, zowel algemeen als specifiek, afgewisseld door persoonlijke getuigenissen, gaande over problemen, waar tegenover anderen kunnen komen te staan. USG1 6 1 Geschreven als ze waren over een zo lange tijdsperiode, om in de wisselende behoeften van de Gemeente te voorzien, werd vanzelfsprekend de stof van de behandelde onderwerpen nogal eens herhaald. Bovendien sloegen vele van de raadgevingen op plaatselijke en soms geïsoleerde toestanden, die bestonden ten tijde van het op schrift stellen. Zo', n herhaling in raadgevingen en boodschappen van plaatselijk belang, hoewel van grote waarde, is nu niet direct van tegenwoordig belang voor de Gemeente buiten Noord-Amerika. Een selectie van artikelen van algemene en universele draagwijdte is derhalve mogelijk en raadzaam, daar immers dan het raadgevende getuigenis onder het bereik komt van de Gemeente over de gehele wereld. Het samenstellen van zo ', n bloemlezing is in volledige harmonie met het inzicht, ontwikkeld door Mevr. White zelf, en wel in 1864 toen de eerste tien nummers van de Getuigenissen herdrukt werden. Om dit duidelijk te maken geven we hier een citaat uit haar inleiding: USG1 6 2 "Gedurende de laatste negen jaren, van 1855 tot 1864, heb ik tien kleine pamfletten geschreven, getiteld Testimony for the church (Getuigenis voor de Gemeente), die uitgegeven zijn en gecirculeerd hebben onder de Zevende-Dags Adventisten. Waar de eerste oplage van deze pamfletten uitverkocht is, en ze steeds meer en meer gevraagd worden, is goed gevonden ze te herdrukken, zoals ze verschenen zijn in deze vorm, met weglating van plaatselijke en persoonlijke aangelegenheden, en alleen die gedeelten brengend, die van practisch en algemeen belang zijn." -- Testimony for the church. No. 1-10, as republished in Spiritual Gifts, Vol. 4. USG1 7 1 Hoewel de latere Engelse edities de algehele verzameling van de eerste pamfletten inhielden, hebben deze inzichten van Mevr. White er toe geleid om deze uniforme wereldeditie van de ,Testimony Treasures' (Uit de Schatkamer der Getuigenissen) samen te stellen. USG1 7 2 De ,Testimonies for the church' in het Engels uitgegeven, omvatten 4737 bladzijden. In deze "Schatkamer der Getuigenissen" zijn 1500 bladzijden tekst, dus ongeveer een derde van de inhoud der negen delen. Men heeft er naar gestreefd al de artikelen op te nemen van de twee fundamentele delen van de ,Selections from the Testimonies', die in het verleden, behalve in het Engels, ook in andere talen zijn verschenen -- de twee-delige editie van 650 bladzijden, uitgegeven in Midden-Europa, en de drie-delige editie van 1100 blz., uitgegeven in sommige Latijnse landen. In enkele gevallen, wanneer gelijkluidende artikelen in de bovengenoemde Selecties zouden uitlopen op duplicatie of een herhaling van de behandelde stof in deze drie-delen-uitgave of in de ,Introductory Spirit of Prophecy Library', zijn zulke artikelen weggelaten. USG1 7 3 Als regel zijn de artikelen in hun geheel opgenomen. In sommige gevallen echter, om ruimte te sparen, en daardoor een grotere selectie van een bepaald onderwerp een ruimer plaats te bieden, zijn sommige gedeelten van lange artikelen weggelaten. In elk geval zijn doorhalingen in de tekst aangeduid. Buiten de artikelen, die gekozen zijn, zijn enkele belangrijke paragraphen, die vitale waarheidspunten inhielden, uit andere hoofdstukken opgenomen. In ieder geval wordt naar de oorspronkelijke bron duidelijk verwezen. Eveneens zijn opgenomen enkele belangrijke artikelen, met een getuigenis-aard, handelende over vitale onderwerpen niet voorkomende in de ,Testimonies', maar die elders voorkomen in de Engelse uitgave van de boeken van Mevr. E. G. White, die niet in andere talen verschenen zijn. USG1 7 4 De artikelen zijn geplaatst in hun chronologische volg- orde, zoals ze verschenen zijn in de volledige uitgave van de negen delen, met uitzondering van enkele gevallen, waar een herschikking raadzaam was, om voor de drie deeltjes een juist begin te maken. Onderverdelingen zijn toegepast en in sommige gevallen zijn lange paragraphen verdeeld. De moderne vorm van punctuatie en spelling is gevolgd, maar aan de tekst is niets bijgewerkt of veranderd. De datum van de eerste publicatie, tezamen met de bron van het artikel en de oorspronkelijke titel van het hoofdstuk, indien in die titel een verandering is gekomen, wordt in een aantekening onder aan de bladzijde in verband met elk artikel, kenbaar gemaakt. USG1 8 1 In een paar gevallen worden verwijzingen, die onduidelijk worden door de weglating van voorafgaande hoofdstukken, verduidelijkt door een noot onderaan de bladzijde. Men zal ervaren, dat in de persoonlijke getuigenissen, de namen van de betrokkenen niet genoemd worden, maar dat daarvoor gebruikt worden de initialen "A", "B", "C", enz. De letter-aanduiding in het getuigenis gebruikt, houdt helemaal geen verband met de naam van de persoon, tot wie de boodschap was gericht. USG1 8 2 Deze delen in het Engels (c.q. Nederlands) hebben helemaal niet de bedoeling de volledige uitgave in negen delen van de Testimonies for the Church te vervangen. Die Standaard-editie zal altijd veel gevraagd blijven. Testimony Treasures in het Engels (c.q. Uit de Schatkamer der Getuigenissen in het Nederlands) heeft de bedoeling de verspreiding van de raadgevingen door middel der Getuigenissen op veel en veel groter schaal te doen geschieden, om ze in een handig en minder kost-baar formaat onder het bereik te brengen van de Engelse lezers in Amerika en daarbuiten. USG1 8 3 Zodra deze delen verkrijgbaar zijn in andere voorname talen, zullen ze de belangrijke getuigenis-boodschappen van vermaning en bemoediging brengen in de gezinnen van de Zevende-Dags Adventisten over de gehele wereld. De uniforme inhoud van de Testimony Treasures, wanneer deze wordt uitgegeven in alle talen, zal zeer ten gunste zijn van het volk Gods, dat door de gehele wereld één is in doel, belang, geloof en hoop. Dat deze raadgevingen, van vitaal belang voor het welvaren van de Gemeente, hun effect zuilen hebben op de "volmaking der heiligen" en de "opbouw van het lichaam van Christus", is de ernstige bede van het Bestuur der Generale Conferentie, de uitgevers, en The Trustees of The Ellen G. White Publications. ------------------------Een Korte Biographische Schets USG1 10 1 Ellen G. Harmon en haar tweelingzuster werden op 26 November 1827 in Gorham, nabij Portland, Maine, in het noorden van Nieuw-Engeland geboren. Toen ze negen jaar was, werd Ellen het slachtoffer van een ongeval, omdat een gedachteloos schoolkameraadje haar ernstig met een steen verwondde. De zware wonde in het gezicht kostte haar bijna het leven en heeft haar altijd erg verzwakt. Al spoedig bleek dat ze physiek niet meer in staat was de school te blijven bezoeken. USG1 10 2 Op elf-jarige leeftijd, toen ze met haar ouders, Robert en Eunice Harmon een kampvergadering der Methodisten bezocht gaf Ellen haar hart aan de Here. Spoedig daarop werd zij door onderdompeling in de zee gedoopt en opgenomen als lid van de Methodisten-kerk. Met andere familieleden bezocht ze de Adventisten-vergaderingen in Portland, die in 1840 begonnen. Zij nam de inzichten aangaande de nabijheid van Christus' weder-komst, naar voren gebracht door William Miller en zijn medewerkers, geheel aan, en zag vol vertrouwen uit naar de spoedige wederkomst van de Heiland. USG1 10 3 De scherpte van de grote teleurstelling van 22 October 1844, werd er door de jeugd van Ellen niet minder op. USG1 10 4 In die komende dagen na de verbijstering, zocht zij, met anderen, God ernstig om licht en leiding. Op .een morgen in December 1844, toen ze met vier vrouwen in gebed was, rustte de kracht Gods op haar. Eerst had ze alle gevoel voor aardse dingen verloren; toen zag ze in een geopenbaard visioen de reis van het Adventvolk naar de stad Gods. Haar werd ook de beloning van de getrouwen getoond. Onder sidderen en beven maakte het zeventienjarig meisje dit visioen en de nog volgende aan haar medegelovigen in Portland bekend. Toen de gelegenheid zich voordeed, vertelde zij ze aan de Adventisten-groepen in Maine en nabijgelegen staten. USG1 11 1 In Augustus 1846 trad Ellen Harmon in het huwelijk met James White, een jonge Adventisten-prediker. Gedurende de volgende vijf en dertig jaren was het leven van Mevr. White nauw verbonden met dat van haar man in een krachtig evangelisatie-werk tot aan zijn dood op 6 Augustus 1881. Zij reisden aanhoudend door de Verenigde Staten, predikten en schreven, plantten en bouwden, organiseerden en beheerden. De toets des tijds heeft bewezen hoe breed en vast de fundamenten waren, die zij legden en hoe goed en hoe verstandig zij bouwden. Onder de Sabbatvierende Adventisten legden ze in 1849 en 1850 de grondslagen van het uitgeverswerk en in het laatst van de vijftiger jaren stelden ze in de kerkorganisatie een gezond kerkelijk financieel systeem in. Dan volgde er een hoogtepunt door de organisatie van de Generale Conferentie der Zevende-Dags Ad-ventisten in 1863. Het midden der zestiger jaren kenmerkte zich door het begin van ons medisch werk, terwijl het grote opvoedingswerk van het Kerkgenootschap zijn aanvang vond in het begin der zeventiger jaren. Het plan om jaarlijks kampvergaderingen te houden ontstond in 1868 en in 1874 zonden de Zevende-Dags Adventisten vanuit de Verenigde Staten hun eerste zendeling in hef wereldveld. USG1 11 2 Leiding gevend in al deze vooruitgang alsook in de volledige ontwikkeling en werking van de andere takken, waren de boodschappen van raadgeving, instructie en bemoediging, die tot de Gemeente kwamen van de lippen en van de altijd bezige pen van Ellen G. White. In de beginne bereikten de mededelingen aan de Gemeente de leden door persoonlijke brieven, of door artikelen in de Present Truth (De Tegenwoordige Waarheid). In 1851 schreef Mevr. White haar eerste boek, een werkje van vier en zestig bladzijden, getiteld: A Sketch of the Christian Experience and Views of Ellen G. White. (Ervaringen en Gezichten van E. G. White). Vanaf 1855 werd een serie genummerde pamfletten uitgegeven, waarvan een elk de titel droeg: Testimony for the Church (Getuigenis voor de Gemeente). Zo kwamen boodschappen voor onderricht en verbetering onder het bereik, die God van tijd tot tijd zond om Zijn volk te zegenen, te berispen en te leiden. Om aan de aanhoudende vraag naar deze instructies te voldoen, werden deze in 1855 opnieuw uitgegeven in vier gebonden boeken, en deze vormen met andere delen die nog verschenen van 1889 tot 1909, de complete uitgave van negen delen van de Testimonies for the Church. (Getuigenissen voor de Gemeente). USG1 12 1 Hoewel veel van hun tijd besteed werd aan reizen en openbare arbeid, hadden James en Ellen G. White hun domicilie in de Oostelijke Staten tot 1855. De volgende zeventien jaren woonden ze in de staat Michigan. Van 1872 tot aan de dood van James White in 1881, ver-bleven ze in Californië. USG1 12 2 Hoewel nooit zo sterk van gestel, genoot Mevr. White op middelbare leeftijd toch een goede gezondheid. USG1 12 3 Vier kinderen werden in het gezin geboren. De oudste jongen, Henry, bereikte slechts de zestienjarige leeftijd, de jongste zoon, Herbert, stierf op de leeftijd van drie maanden. De twee middelste jongens, Edson en William, groeiden op, en beiden waren ze actief in het werk van het Kerkgenootschap der Zevende-Dags Adventisten. USG1 12 4 In antwoord op een verzoek van de Generale Conferentie, ging Mevr. White in de zomer van 1885 naar Europa. Daar bleef ze twee jaren om het pas begonnen werk op dat continent in vaste banen te leiden. Zich vestigend te Bazel, Zwitserland, reisde zij aanhoudend door Zuid-, Middenen Noord-Europa, waar zij de grote vergaderingen van de Gemeente bezocht, alsmede ook de kerkdiensten van de gelovigen. USG1 12 5 Daarna werden vier jaren doorgebracht in de Verenigde Staten. In 1891, opnieuw ingaande op het verzoek van de Generale Conferentie, ging zij scheep naar Australië. Daar bleef ze negen jaren en hielp in die pionierstijd mee aan de ontwikkeling van het volk in dat grote Australische veld, vooral op het gebied van on derwijs en geneeskunde. In 1900 keerde Mevr. White naar de Verenigde Staten terug, en schiep zich nu een tehuis aan de Westkust, te St. Helena, Californië, waar ze tot haar dood in 1915 bleef. USG1 13 1 Gedurende al haar dienstjaren, werd de invloed van Mevr. White gevoeld in al de gelederen van de Zevende-Dags Adventisten. Zij bezocht kerkdiensten, nam deel aan de vergaderingen van de Generale Conferentie en bezocht zo mogelijk ook de kampvergaderingen. Vaak bracht dit werk gedurende een geheel seizoen haar van de ene kampvergadering naar de andere, waar zij zowel voor de gemeente als op grote openbare vergaderingen sprak. USG1 13 2 Gedurende tientallen van jaren verschenen geregeld artikelen van haar pen in de periodieken van het Kerkgenootschap. Deze wekelijkse, geïnspireerde boodschappen oefenden een rustige, maar zeer opbouwende invloed uit. Van tijd tot tijd verschenen haar boeken om gretig gelezen en herlezen te worden. De taak om de instructies en inlichtingen, haar door gezichten geopen-baard, de Gemeente en de wereld voor te houden, nam haar gehele leven in beslag. Haar gehele leven heeft zij met tussenpozen die visioenen gehad. USG1 13 3 Reeds heel vroeg in 1858 kwam het omvangrijke basis-visioen van The Great Controversy (De Grote Strijd). Binnen zes maanden na de openbaring was de stof gereed om uitgegeven te worden in de vorm van een boekje Spiritual Gifts (Geestelijke Gaven) Vol. I, "The Great Controversy between Christ and His angels and Satan and His angels". (De Grote Strijd tussen Christus en Zijn engelen en Satan en zijn engelen) (Early Writings, dl. 3). In vele opeenvolgende gezichten werd het verhaal van de grote strijd nog in meerdere bijzonderheden blootgelegd, en Mevr. White schreef het opnieuw, eerst in de jaren zeventig en tachtig, in de vier delen van de Spirit of Prophecy (Geest der Profetie) en later in de delen van de "Conflict der Eeuwen"serie -- Patriarchs and Prophets, Prophets and Kings, The Desire of Ages, Acts of the Apostles, en The Great Controversy. (Patriarchen en Profeten, Profeten en Koningen, De Wens der Eeuwen, Handelingen der Apostelen en De Grote Strijd). Andere werken van de hand van Mevr. White, die een brede, opbouwende invloed hebben uitgeoefend, zijn The Ministry of Healing (Gezin en Gezondheid), Christ's Object Lessons (De Gelijkenissen van Christus), Education (Opvoeding), Thoughts from the Mount of Blessing (Gedachten uit de Bergrede) en nog enkele boeken op het gebied van raadgeving, zoals Gospel Workers (Evangelie arbeiders) Colporteur Evangelist (De Colporteur-Evangelist), Counsels to Parents, Teachers and Students (Raadgevingen aan Ouders, Leraars en Leerlingen) enz. Hef welbekende boekje Schreden naar Christus, in zestig falen verschenen, is door millioenen gelezen. USG1 14 1 In 1909 bezocht Mevr. White op een en tachtigjarige leeftijd de vergadering van de Generale Conferentie, die gehouden werd in Washington, D.C. Dit was haar laatste reis dwars door de Staten. De nog volgende vijf jaren werden besteed aan het schrijven van artikelen voor de periodieken van het Kerkgenootschap en aan het publiceren van haar boeken. USG1 14 2 Bijna aan het einde van haar leven, zeide ze: "Of mijn leven nu wel of niet gespaard zal worden, zo zullen mijn geschriften toch voortdurend spreken, en hun werk zal voortgaan, zolang als de tijd nog duurt." -- Writing and Sending out of the Testimonies for the Church, blz. 12, 13. USG1 14 3 Hoewel Mevr. White in haar literaire arbeid actief bleef tot begin 1915, is zij de laatste drie jaren van haar leven toch niet zo zwaar belast geweest door de scheppende kracht van haar pen, die gedurende de lange jaren van haar leven haar werk zo zeer heeft gekenmerkt. Met onversaagde moed en in het volle vertrouwen op haar Verlosser, is zij ontslapen in haar eigen huis, op 16 Juli 1915, en is begraven naast haar man en kinderen op de Oak Hill bepraafplaats in Battle Creek, Michigan. USG1 14 4 Zevende-Dags Adventisten hebben het dienstwerk van Mevr. White, als de "boodschapster des Heren", altijd ge zien, en zien dat vandaag de dag nog als de vervulling van de profetie van Openbaring 12 : 17 en 19 : 10, dat de laatste gemeente, die "de geboden Gods bewaart", moet hebben "de getuigenis van Jezus" -- "de geest der profetie". Zij zien in haar werk de gave der profetie, waarvan Paulus spreekt in Efeze 4:9-13, met andere gaven geplaatst in de Gemeente "tot de volmaking der heiligen", en "tot opbouwing des lichaams van Christus; totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs". USG1 15 1 De openbaringen, gedurende haar lange leven door haar gegeven, waren in harmonie met Gods geordineerde middelen, kenbaar gemaakt aan Israël: "Zo er een profeet onder u is, Ik, de Here, zal door een gezicht Mij aan hem bekend maken, door een droom zal Ik met hem spreken." Numeri 12:6. Wat; karakter betreft had haar werk veel overeenkomst met dat van de leider van het Israël van ouds, waarvan vermeld staat in Hosea 12:14: "Maar de Here voerde Israël op uit Egypte door een profeet, en door een profeet werd hij gehoed." USG1 15 2 Mevr. White stond onder haar naasten en vrienden bekend als een ernstige, godvruchtige, Christelijke vrouw. Voor een waardering van haar leven en werken, zoals dat gezien werd door degenen om haar heen, richten wij ons tot de American Biographical History, waarin de redactie in 1878 zegt: USG1 15 3 "Mevr. White is een vrouw van een buitengewoon geestelijke evenwichtigheid. Welwillendheid, geestelijke aanleg, nauwgezetheid en idealisme zijn de overheersende kenmerken. Haar persoonlijke eigenschappen zijn van die aard, dat zij van allen, die met haar in contact komen, de warmste vriendschap verkrijgt, terwijl ze ieder het grootste vertrouwen in haar oprechtheid inboezemt. . . Niettegenstaande haar lange jaren van openbare arbeid, heeft ze altijd die eerlijkheid en eenvoud behouden, welke reeds de aanvang van haar leven kenmerkten. USG1 15 4 "Als spreekster is Mevr. White een van de succesvolste onder de weinige vrouwen, die gedurende de laatste twintig jaren in dit land, door het houden van openbare lezingen bekendheid hebben verworven. Voortdurend gebruik heeft haar stembanden zo ontwikkeld, dat van haar stem een ongekende diepte en kracht uitgaat. Haar duidelijkheid en articulatie-vermogen zijn zo groot, dat, sprekende in de open lucht, men haar vaak op een afstand van een mijl nog duidelijk kan verstaan. Haar woorden, hoewel eenvoudig, zijn altijd krachtig en prachtig gekozen. Wanneer zij bezield wordt door haar on-derwerp, bereikt ze soms een wonderlijke welsprekendheid, zodat ze de qrootste vergadering uren lang in de greep van haar betoog houdt, zonder een teken van ongeduld of vermoeidheid. USG1 16 1 "De behandelde stof van haar lezingen is altijd yan practische aard, hoofdzakelijk gaande over plichten in de huiselijke kring, de godsdienstige opvoeding der kinderen, geheelonthouding en dergelijke onderwerpen, Op opwekkingsvergaderingen is zij altijd de spreekster, die het meeste bereikt. Zij heeft meermalen gesproken op bijzonder grote bijeenkomsten, in de grote steden, over haar geliefkoosde onderwerpen, en dan was ze altijd verzekerd van de meest welwillende ontvangst. Op een zekere keer in Massachusetts, hebben twintig duizend mensen met de grootste aandacht meer dan een uur naar haar geluisterd. USG1 16 2 "Mevr. White is de schrijfster van talrijke boeken, die wijd en zijd verspreid zijn geworden. Haar geschriften worden gekarakteriseerd door dezelfde eenvoud en practische aard, die ook duidelijk zichtbaar waren in haar lezingen. Zij komen binnen de huiselijke kring van een gezin op een wijze, dat ze de aandacht zullen boeien van de onbevooroordeelde lezer en een goede invloed zullen uitoefenen op de ernstige plichten van het practische leven." -- American Biographical History of Eminent and Self-Made Men of the State of Michigan (Third Congressional District), blz. 108. USG1 16 3 Door haar medewerkers, de Gemeente en de leden van haar gezin, werd Mevr. White erkend en geëerd als een toegewijde moeder, en als een vlijtige, welwillende, onvermoeide godsdienstige arbeidster. Nooit hield zij officieel zitting in kerkelijke aangelegenheden. Nooit vroeg ze anderen om bij haar te komen, en nooit heeft ze haar gave gebruikt om zelve populair of financieel krachtig te worden. Haar leven en alles wat ze bezat werd gewijd aan het werk Gods. USG1 17 1 Bij haar dood sloot de redacteur van een populair weekblad zijn commentaar op haar vruchtbaar leven met deze woorden: "Zij was absoluut eerlijk in haar geloof in haar openbaringen. Haar leven droeg daarvan het stempel. Zij toonde geen geestelijke hovaardij en ze zocht geen vuil winstbejag. Zij leefde het leven en deed het werk van een waardige profetes" -- The Independent, 23 Augustus 1915. USG1 17 2 Voor een meer in bijzonderheden tredend verslag van Mevr. White's leven en werken, wordt de lezer verwezen naar The Christian Experience and Teachings of Ellen G. White. The Trustees of The Ellen G. White Publications. ------------------------Hoofdstuk 1--Geloof in God USG1 18 1 In Battle Creek, Michigan, op 5 Mei 1855, zag ik dat er een groot gebrek aan geloof was bij de dienstknechten Gods, als ook bij de gemeente. Zij waren al te gauw ontmoedigd, al te bereid aan God te twijfelen, te gewillig om te geloven dat hun lot hard was en dat God hen had verlaten. Ik zag hoe wreed dit was. Alzo lief had God hen, dat Hij Zijn enige geliefde Zoon voor hen aan de dood overgaf, en de gehele hemel was betrokken' bij hun redding; nochtans na alles wat voor hen gedaan was, konden ze zo ', n goedertieren Vader moeilijk geloven en vertrouwen. Hij heeft gezegd, dat Hij meer bereid is de Heilige Geest te geven aan hen, die daarom vragen, dan aardse ouders bereid zijn goede gaven aan hun kinderen te schenken. Ik zag dat de dienstknechten Gods en de gemeente zich maar al te gauw lieten ontmoedigen. Wanneer zij hun Vader in de hemel om dingen vroegen, welke zij meenden nodig te hebben, en wanneer die dan niet onmiddellijk kwamen, begon hun geloof te wankelen, en er kwam een opstandig gevoel in hun hart. Dit, zo zag ik, mishaagde God. USG1 18 2 Ieder gelovige, die met een waarachtig hart tot God komt, en tot Hem zijn bede in het geloof opzendt, zal verhoring krijgen op zijn gebeden. Uw geloof moet de beloften Gods niet loslaten, wanneer gij geen onmiddellijk antwoord krijgt op uw gebeden. Weest niet bang uw vertrouwen op God te stellen. Bouw op Zijn vaste belofte "Bidt, en gij zult ontvangen." Johannes 16 : 24. God is te wijs om te dwalen en te goed, om te onthouden. De mens kan zich vergissen en al worden zijn gebeden nu opgezonden uit een oprecht hart, zo vraagt hij toch niet altijd om de dingen, die goed voor hem zijn, of die God zullen verheerlijken. Wanneer dit zo is, hoort onze wijze en goede Vader onze gebeden, en zal ze verhoren, soms onmiddellijk; maar Hij geeft ons datgene, dat voor ons bestwil en tot Zijn eigen eer is. God schenkt ons zege ningen; wanneer we een blik konden werpen in Zijn plan, zouden we duidelijk zien, dat Hij weet, wat het beste voor ons is en dat onze gebeden verhoord zijn. Wij krijgen niet, wat nadelig voor ons is, maar de zegeningen, die we nodig hebben, want dat zou niet tot ons voordeel, maar tot ons nadeel zijn. USG1 19 1 Ik zag, dat wanneer we geen onmiddellijk antwoord zien op onze gebeden, wij geloof moeten blijven oefenen, en niet toe moeten staan, dat wantrouwen in ons hart wordt gezaaid, want dat zal ons van God scheiden. Wanneer ons geloof wankelt, zullen we niets van Hem ont-vangen. Ons vertrouwen op God moet sterk zijn; en wanneer we het ‘t meest nodig hebben, zal de zegen over ons komen gelijk een regen. USG1 19 2 Wanneer de dienstknechten Gods om Zijn Geest en zegen bidden, komt dat soms onmiddellijk; maar die wordt niet altijd direct uitgestort. Echter op zulke tijden moet men niet versagen. Laaf uw geloof zich vastklemmen aan de belofte, opdat deze zal komen. Stel uw vertrouwen geheel op God, en vaak zal die zegen komen, wanneer ge daaraan het meeste behoefte hebt, en gij zult onverwachts de hulp van God verkrijgen, wanneer gij ongelovigen de waarheid brengt om dan in staat gesteld te worden het woord duidelijk en krachtig te brengen. USG1 19 3 Het werd mij getoond door het beeld van kinderen, die hun aardse ouders, die zoveel van hen houden, een gunst vragen. Zij vragen soms iets, waarvan de ouders weten, dat het nadelig voor hen zal zijn; de ouder geeft hun, in de plaats van wat zij verlangen, datgene wat goed en gezond voor hen is. Ik zag dat elk gebed, dat in het geloof uit een oprecht hart wordt opgezonden, door God gehoord en verhoord wordt; en degene, die de bede opzendt, zal de zegen ontvangen, wanneer hij die het meest nodig heeft, en vaak zullen zijn verwachtingen overtroffen worden. Geen enkel gebed van een ware heilige gaat verloren, wanneer dat in het geloof opgezonden wordt uit een oprecht hart. ------------------------Hoofdstuk 2--Voorbereiding om God te Ontmoeten USG1 20 1 Ik zag, dat we de komst des Heren niet moeten uitstellen. In dat verband zei de engel: "Bereid u voor, bereid u voor op hetgeen dat over de aarde komt. Laat uw werken in harmonie zijn met uw geloof." Ik zag, dat de geest zich op God moet instellen, en dat onze invloed moet getuigen voor God en Zijn waarheid. Wij kunnen de Here niet vereren, wanneer we zorgeloos en onverschillig zijn. Wij kunnen Hem niet verheerlijken, wanneer we moedeloos worden. Wij moeten er naar streven de zaligheid van onze eigen ziel zeker te stellen, en anderen te redden. Alles wat van belang is, moet hierop zijn ingesteld en al het overige moet op de tweede plaats komen. USG1 20 2 Ik aanschouwde de schoonheid des hemels. Ik hoorde de engelen hun jubelzangen zingen, waarin ze Jezus lof, eer en heerlijkheid brachten. Ik kon toen iets beseffen van de wonderlijke liefde van de Zone Gods. Hij verliet al de heerlijkheid, al de eer, die Hij in de hemel bezat, en stelde zoveel belang in onze zaligheid, dat Hij geduldig en zachtmoedig alle geringschatting en minachting onderging, die de mens Hem maar kon aandoen. USG1 20 3 Hij werd gewond, geslagen en gestriemd; Hij werd genageld aan het kruis op Golgotha, en moest de pijnlijkste dood ondergaan om ons van de dood te redden, opdat wij gewassen zouden worden in Zijn bloed, en opgewekt om met Hem te zijn in de woningen, die Hij voor ons gereed maakt, om het licht en de heerlijkheid des hemels te genieten, de engelen te horen zingen en met hen te zingen. USG1 20 4 Ik zag, dat de gehele hemel belang stelde in onze zaligheid; en zullen wij dan onverschillig staan? Zullen wij zorgeloos zijn, als ware het van weinig belang, of we nu gered worden, of verloren gaan? Zullen wij hef offer, dat voor ons gebracht is, minachten? Sommigen hebben dit gedaan. Zij hebben het met de aangeboden genade niet al te nauw genomen, en het misnoegen Gods rust op hen. Gods Geest zal zich niet altijd laten grieven. Hij zal zich terugtrekken, wanneer Hij nog langer bedroefd wordt. Wanneer alles gebeurd is dat God kon doen om de mensen te redden, en zij dan door hun leven tonen, dat ze Jezus' aangeboden genade niet op prijs stellen, zal de dood hun deel worden, en die zal duur gekocht zijn. Het zal een vreselijke dood zijn; want zij zullen de doodsstrijd ondergaan, die Jezus onderging aan het kruis, om voor hen de verlossing te kopen, die zij geweigerd hebben. En dan zullen ze zich bewust worden wat ze verloren hebben -- eeuwig leven en de onverderfelijke erfenis. Het grote offer, dat gebracht is om zielen te redden, toont ons wat deze waard zijn. Wanneer de kostelijke ziel eens verloren is, is ze voor goed verloren. DE ENGEL MET DE WEEGSCHAAL USG1 21 1 Ik heb een engel zien staan met de weegschaal in zijn hand, waarop de gedachten en de belangstelling van het volk Gods, vooral van de jeugd, werden gewogen. Op de ene schaal lagen de gedachten en belangstelling, die zich hemelwaarts richtten, in de andere schaal lagen de gedachten en neigingen, die aards gericht waren. En in die schaal werd geworpen het lezen van romans, gedachten uitgaande naar kleding en opschik, ijdelheid, hovaardij, enz. O, wat was dat een plechtig moment! De engelen Gods, staande met de weegschalen, wegende de gedachten van Zijn belijdende kinderen -- die beweren dat ze der wereld afgestorven en Gode levend gemaakt zijn. De schaal gevuld met aardse gedachten, ijdelheid en hovaardij, ging spoedig naar beneden, niettegenstaande het ene gewicht na het andere er af rolde. De ene, met de gedachten en neigingen hemelwaarts gericht, ging direct naar boven als de andere naar beneden ging, en hoe licht was deze kant van de weegschaal! Ik kan dit zeggen, omdat ik het gezien heb; maar ik kan onmogelijk de plechtige en levendige indruk weergeven, die zich in mijn ziel heeft gegrift, toen ik daar de engel met de weegschaal zag, bezig om de gedachten en neigingen van Gods volk te wegen. In dat verband zei de engel: USG1 22 1 "Kunnen zulke mensen nu de hemel binnengaan? Neen, neen, onmogelijk. Zeg hun, dat de hoop, die zij nu koesteren, ijdel is en dat, zo zij zich niet spoedig bekeren om de zaligheid te verkrijgen, zij verloren zullen gaan." USG1 22 2 Een vormelijke vroomheid zal niemand redden. Allen moeten een diepe, levende ervaring hebben doorgemaakt. Dit alleen zal hen redden in de tijd der benauwdheid. Dan zal hun werk getoetst worden op wat het werkelijk is; en wanneer het goud, zilver, of kostbare stenen zijn, zullen ze verborgen zijn als waren ze in de geheime bergplaats des Heren. Maar wanneer hun werk bestaat uit hout, stro en stoppels, kan niets hen beschermen tegen de hitte van de gramschap des Heren. USG1 22 3 Van de jongeren, zowel als van de ouderen, zal geeist worden, dat ze rekenschap afleggen van hun hoop. Maar de geest, door God bedoeld voor betere dingen, gevormd om Hem volmaakt te dienen, heeft zich, inplaats van op eeuwige belangen, gericht op ijdele dingen. De geest, die men maar toelaaf hier en daar te dwalen, is even goed in staat de waarheid, het bewijs uit het Woord Gods om de Sabbat te vieren, en hef ware fundament voor de hoop van de Christen, te begrijpen, als dat hij in staat is het uiterlijke, de manieren, de kleding, enz. te bestuderen. En zij, die toelaten dat de geest wordt afgeleid door dwaze verhalen en ijdele praat, geven de verbeelding voedsel, maar het briljante van Gods Woord ontgaat hun absoluut. De geest wordt totaal van God afgeleid. De belangstelling in Zijn kostbaar Woord wordt vernietigd. HET BOEK, DAT ONZE GIDS IS USG1 22 4 Een Boek is ons gegeven om onze voeten te leiden door de gevaren van deze donkere wereld, naar de hemel. Het vertelt ons, hoe wij de wrake Gods kunnen ontkomen, en het vertelt ons ook van het lijden van Christus voor ons, het grote offer, dat gebracht is, opdat wij gered zouden worden, en eeuwig de tegenwoordigheid Gods zouden smaken. En wanneer ten slotte sommigen daarin te kort schieten, die evenals zij, in dit land des lichts de waarheid gehoord hebben, zal dit hun eigen fout zijn; zij zullen geen verontschuldiging kunnen aanvoeren. USG1 23 1 Het Woord van God zegt ons, hoe wij volmaakte christenen worden en kunnen ontkomen aan de laatste zeven plagen. Maar zij hadden geen belangstelling om dit na te speuren. Andere dingen hielden hun geest bezig, zij gaven zich over aan afgoden, en Gods Heilig Woord werd verwaarloosd en niet op prijs gesteld. Belijdende christenen namen het niet zo nauw met God, en wanneer Gods Heilig Woord hen op de jongste dag zal oordelen, zullen ze te licht bevonden worden. Op dit Woord, dat zij hebben verwaarloosd om dwaze romans te kunnen lezen, zal hun leven getoetst worden. Dat is de maatstaf; hun motieven, woorden, werken en de wijze, waarop zij hun tijd besteed hebben, zullen ver-geleken worden met het geschreven Woord Gods; en schieten zij daarin tekort, dan is hun geval voor eeuwig beslist. ONS ENIG VOORBEELD USG1 23 2 Ik zag dat velen zich onder elkander de maatstaf gingen aanleggen en hun leven gingen vergelijken met het leven van anderen. Dit moet niet zo zijn. Alleen Christus is ons ten voorbeeld gegeven. Hij is ons ware Model, en een ieder moet er naar streven Hem op de beste wijze na te volgen. Wij zijn òf medearbeiders van Christus, òf medearbeiders van de vijand. Of wij verzamelen met Christus, of verstrooien om ons heen. We zijn gedecideerde, volwaardige Christenen, òf we zijn helemaal geen Christenen. Christus zeide: "lk weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud, noch heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen." Openbaring 3 : 15, 16. USG1 24 1 Ik zag, dat sommigen ternauwernood wisten wat zelf-verloochening of offerande is, of wat het zeggen wil, te lijden ter wille der waarheid. Maar niemand zal de hemel binnengaan zonder een offer te hebben gebracht. Een geest van zelfverloochening en overgave moet gekoesterd worden. Sommigen hebben zichzelven, hun eigen lichaam, niet gelegd op het altaar Gods. Jagend en jachtend zoeken zij alle mogelijke bevrediging, voldoen aan hun begeerten en streven slechts naar eigen belang, zonder zich te bekommeren om het werk Gods. Dezulken, die gewillig zijn een offer te brengen voor het eeuwige leven, zullen dat ontvangen; en het loont, daarvoor te lijden, het loont, daarvoor het eigen-ik te kruisigen, of welke afgod ook daarvoor prijs te geven. Hef gans zeer uitnemend gewicht der heerlijkheid gaat alles te boven en doet elk aards genoegen in het niet verzinken. ------------------------Hoofdstuk 3--Ouderlijke Verantwoordelijkheid USG1 24 2 Ik zag dat op ouders een grote verantwoordelijkheid rust. Zij moeten niet geleid worden door de kinderen, maar zij moeten de kinderen leiden. Ik werd verwezen naar Abraham. In zijn huis was hij in alles getrouw. Hij wees zijn gezin de te bewandelen weg, wanneer hij er eens niet meer zou zijn en Gods oog rustte daar met welgevallen op. USG1 24 3 Dan werd ik gewezen op het geval van Eli. Hij tuchtigde zijn kinderen niet, en zij deden boze en goddeloze dingen, waardoor Israël op een dwaalspoor werd gebracht. Toen God aan Samuël hun zonden had bekend gemaakt, alsmede de vervloeking, die over hen zou komen, omdat Eli hen niet terecht wees, zeide Hij, dat hun zonden in der eeuwigheid niet verzoend zouden worden, noch door slachtoffer of welk offer ook. Toen Eli van Samuël vernam, wat de Here hem had getoond, onderwierp hij zich, zeggende: "Hij is de Here; Hij doe wat goed is in Zijn ogen." 1 Samuël 3:18. De vloek Gods werd weldra voltrokken. Die goddeloze priesters werden gedood, en dertig duizend van Israël vielen eveneens, terwijl de ark Gods door hun vijanden werd genomen. En Eli, horende dat de ark Gods was genomen, viel ter aarde en stierf. Al dit kwaad was het gevolg van Eli's nalatigheid, hij liet zijn zonen hun gang maar gaan. Ik zag dat als God zo speciaal lette op deze dingen in het verleden, Hij in dit laatste der dagen daarop eveneens nauwlettend zal acht geven. USG1 25 1 Ouders moeten hun kinderen leiden, hun driften verbeteren en hen tot onderwerping brengen, of anders zal God de kinderen zeer zeker vernietigen in de dag van Zijn verschrikkelijke gramschap, en de ouders, die de kinderen niet onder tucht geplaatst hebben, zullen te berispen zijn. Vooral de dienstknechten Gods zullen hun eigen gezinnen in de hand hebben, zodat daar orde en tucht heersen. Ik zag, dat ze niet geschikt zijn om in kerkelijke aangelegenheden te beslissen of te oordelen, tenzij ze hun eigen gezin goed kunnen bestieren. In hun gezin moet orde heersen en dan zal hun oordeel en invloed in de gemeente doorslaggevend zijn. USG1 25 2 Ik zag, dat de oorzaak, waarom gezichten niet veelvuldiger of betrekkelijk zo schaars voorkomen, daarin ligt, dat ze door de Gemeente niet op prijs worden gesteld. De Gemeente heeft haar geestelijke geaardheid en haar geloof zo goed als verloren, en de berispingen en waarschuwingen hebben op de leden niet veel uitgeoefend. Velen van hen, die beleden er in te geloven, hebben er nochtans geen acht op geslagen. USG1 25 3 Sommigen hebben er tegenover een onverstandig standpunt ingenomen; wanneer ze tegenover ongelovigen van hun geloof hebben getuigd, en er werd naar een bewijs gevraagd, dan hebben ze een gezicht, een getuigenis voorgelezen, inplaats van de Bijbel, ter hand te nemen en daaruit hun bewijs te putten. Ik zag dat deze wijze van doen onlogisch is, en bij ongelovigen een vooroordeel tegen de waarheid verwekt. De gezichten kunnen geen gewicht in de schaal leggen bij diegenen, die ze nooit onder ogen hebben gehad, en van hun ge-aardheid niets afweten. In zulke gevallen moet men niet naar de gezichten verwijzen. ------------------------Hoofdstuk 4--Uws Broeders Hoeder USG1 26 1 Op 20 November 1855, toen ik in gebed was, kwam de Geest des Heren plotseling en met grote kracht over mij, en ik werd opgenomen in een visioen. USG1 26 2 Ik zag dat de Geest des Heren van de Gemeente is weggeëbd. De dienstknechten des Heren hebben te veel vertrouwd op de kracht van argumenten, en ze hebben niet dat krachtige betrouwen op God, dat ze feitelijk moesten bezitten. Ik zag dat enkel het aanvoeren van argumenten voor de waarheid, zielen er niet toe zal brengen om zich bij de laatste gemeente aan te sluiten; want de waarheid is onpopulair. De dienstknechten Gods moeten de waarheid in het hart hebben. In dat verband zei de engel: "De heerlijkheid moet in hen brandende zijn; zij moeten die in hun ziel dragen, en deze brandende ijver moeten ze overdragen op degenen, die luisteren." Enkelen, die conscientieus zijn, zullen zich misschien door een bewijs laten overtuigen; maar het is onmogelijk de grote massa over te halen door enkel een theorie van de waarheid. USG1 27 1 Ik zag dat de vijand druk doende is om zielen te vernietigen. Zelfverheffing is de gelederen binnen geslopen; er moet meer nederigheid zijn. Er is onder de boodschappers teveel een geest van onafhankelijkheid gaan heersen. Die moet verdwijnen en onder de dienstknechten Gods moet meer een geest van saamhorigheid komen. Te veel is men geneigd te vragen: "Ben ik mijns broeders hoeder?" Genesis 4:9. De engel zeide: "Ja, gij zijt uws broeders hoeder. Gij moest over uw broeder zorgzaam waken, belangstelling tonen hoe hij ‘t maakt, en tegenover hem een vriendelijke geest openbaren. Sluif u aaneen." God verlangt dat de mens zal zijn openhartig en eerlijk, zonder gemaaktheid, zacht, nederig in alle eenvoud. Dat is het beginsel des hemels; dat is zo door God verordend. Maar de arme, broze mens heeft er iets heel anders op gevonden: zijn eigen weg te gaan en nauwlettend acht te slaan op zijn eigenbelang. USG1 27 2 Ik vroeg de engel waarom de eenvoud zo uit de Gemeente is verdwenen, om plaats te maken voor hovaardij en zelfverheffing. Ik zag dat dit de oorzaak is, waarom wij zo bijna altijd zijn overgeleverd in de handen van de vijand. De engel zeide: "Zie goed toe, en gij zult bemerken, dat dit gevoelen overheerst: ,Ben ik mijns broeders hoeder'?" En de engel ging verder: "Gij zijt uws broeders hoeder. Uw belijdenis, uw geloof eist van u, dat gij uzelve verloochent en geheel wijdt aan God, of anders zult gij het eeuwige leven niet waardig zijn, want dat is ook voor u duur gekocht, en wel door de doodsstrijd, het lijden en het bloed van de geliefde Zoon Gods." GEKLUISTERD AAN AARDSE GOEDEREN USG1 27 3 Ik zag dat velen in tal van plaatsen, Oost en West, boerderij bij boerderij, land bij land en huis bij huis voegden, en zij verontschuldigden zich tegenover Gods werk, door te zeggen dat zij dit juist doen om het werk te helpen. Ze zijn daar zo aan vastgekluisterd, dat ze voor hei werk maar weinig ten zegen kunnen zijn. Sommigen kopen een stuk land, en werken zo hard ze kunnen om het betaald te krijgen. Hun tijd is zo bezet, dat ze nauwelijks tijd hebben voor het gebed en om God te dienen, ten einde kracht te krijgen om hun aanvechtingen te overwinnen. USG1 28 1 Ze hebben schulden, en wanneer het werk Gods hun hulp nodig heeft, kunnen ze niets doen; want ze moeten eerst hun schulden betalen. Maar zodra ze hun schuld betaald hebben, zijn ze nog minder in staat het werk te helpen dan daarvoor; want ze steken zich weer in schuld, door nieuw bezit aan hun eigendom toe te voegen. Ze maken zichzelven wijs, dat deze handelwijze juist is; dat ze de baten voor het werk zullen afstaan, wanneer ze straks goede winsten maken. Zij hebben de waarheid lief met de lippen, maar niet met de daad. Zij hebben het werk Gods net zo lief, als hun daden aantonen. Zij houden meer van de wereld en minder van het werk Gods. De aantrekkingskracht van de aarde wordt steeds sterker en die van de hemel steeds zwakker. Waar hun schat is, daar is ook hun hart. Door hun voorbeeld maken zij aan hun omgeving duidelijk, dat ze van plan zijn hier te blijven, dat deze wereld hun thuis is. In dat verband zei de engel: "Gij zijt uws broeders hoeder." USG1 28 2 Velen hebben zich overgegeven aan nodeloze uitgaven, enkel en alleen om hun gevoelens, hun smaak, hun oog fe bevredigen, terwijl het werk het geld dat ze uitgaven, zo goed kon gebruiken, en terwijl sommige dienstknechten Gods armelijk gekleed gingen, en door gebrek aan middelen in hun werk werden gedwarsboomd. De engel zeide: "Hun tijd om zo te doen, zal spoedig voorbij zijn. Hun werken tonen aan, dat het eigen-ik hun afgod is, en dat zij daaraan alles opofferen." Het eigen-ik moet bevredigd worden, hun aard is: "Ben ik mijns broeders hoeder?" Velen hebben waarschuwing op waarschuwing gekregen, maar ze hebben er geen acht op geslagen. Het eigen-ik staat in het brandpunt van alles, en daarvoor moet alles buigen. USG1 28 3 Ik zag dat de Gemeente de geest van zelfverlooche ning en zelfopoffering zo goed als verloren heeft; zij plaatsen het eigen-ik en het eigenbelang op de voorgrond, en dan doen ze voor het werk, wat ze denken al of niet te kunnen doen. Zo ', n offer, dat zag ik, houdt niets in en wordt door God niet aangenomen. Allen moeten zo ', n belangstelling hebben, dat ze hun uiterste best doen om het werk te bevorderen. Ik zag dat degenen, die niets bezitten, maar enkel op hun lichaamskracht zijn aangewezen, voor God verantwoordelijk zijn wat hun kracht betreft. Ze moeten ijverig zijn in hun dagelijkse bezigheden en brandende in de geest; ze moeten niet degenen, die eigendommen bezitten, alle offers laten brengen. Ik zag dat ook zij offers kunnen brengen, en dat dit ook hun plicht is, evengoed als degenen, die welgesteld zijn. Maar die geen eigendommen bezitten, realiseren zich vaak niet, dat ze op tal van manieren zelfverloochening kunnen beoefenen, minder aan hun lichaam ten koste kunnen leggen, niet zo moeten toegeven aan smaak en begeerten, om aldus te sparen voor het werk en zich een schat in de hemel te vergaren. Ik zag dat er zoveel waardevols en zoveel schoonheid in de waarheid is; maar neem de kracht Gods weg, en zij is krachteloos. ------------------------HOOFDSTUK 5--DE TWEE WEGEN USG1 30 1 Op de conferentie te Battle Creek, 27 Mei 1856 werden mij enkele dingen, die de Gemeente in het algemeen aangaan, in een visioen getoond. De heerlijkheid en de majesteit Gods deed men aan mijn oog voorbijgaan. De engel zeide: "Hij is vreselijk in Zijn majesteit, nochtans zijt gij u dat niet bewust, vreselijk is Zijn toorn, nochtans beledigt gij Hem dagelijks. ‘Strijdt om in te gaan door de enge poort ', , ‘want wijd is de poort, en breed is de weg, die tot het verderf leidt en velen zijn er, die door dezelve ingaan; want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die dezelve vinden ', ‘ Lukas 13 : 24; Mattheus 7:13, 14. Deze wegen zijn zeer verschillend, gescheiden, en gaan in tegenovergestelde richtingen. De ene leidt tot het eeuwige leven, de andere tot de eeuwige dood. Ik zag het onder-scheid tussen deze wegen, alsook het onderscheid tussen de groepen, die daarlangs trekken. De wegen zijn tegengesteld; de ene is breed en glad, de andere is nauw en moeilijk begaanbaar. Zo zijn ook de groepen, die daarover trekken, tegengesteld in karakter, in leven, in kleding, in conversatie. USG1 30 2 Zij, die de smalle weg bewandelen, spreken over de vreugde en de blijdschap, die zij zullen hebben aan hef einde van de reis. Hun gezichten zijn vaak bedroefd, maar ook vaak overgoten met een glans van heilige, geheiligde vreugde. Ze zijn niet zo gekleed als die groep op de brede weg, noch praten ze als dezen, of doen ze als dezen. Een voorbeeld is hun gegeven. Een Man van Smarten, verzocht in krankheden, heeft die weg voor hen geopend, en Hijzelve heeft hem ook bewandeld. Zijn volgelingen zien Zijn voetstappen en zijn vertroost en bemoedigd. Hij is er veilig doorgekomen; en dat kunnen ook zij, wanneer ze in Zijn voetstappen volgen. USG1 31 1 Op de brede weg worden allen in beslag genomen door hun eigen persoon, hun kleding, en de genoegens langs de weg. Ze geven zich over aan vrolijkheid en pret en denken niet aan het einde van de reis, aan de zekere verwoesting aan het einde van het pad. Elke dag komen ze dichter bij hun ondergang; toch lopen ze als dwazen voort, verder, steeds verder. O, wat leek mij dat verschrikkelijk toe! USG1 31 2 Ik zag velen over de brede weg gaan, op wie het volgende opschrift kenbaar was: "Der wereld gestorven. Het einde van alle dingen is nabij. Weest ook gij bereid." Ze zagen er precies eender uit als de dwazen rondom hen, uitgezonderd een schaduw van droefheid, die ik over hun gelaat zag liggen. Hun conversatie was overeenkomstig die van de vrolijke, gedachteloze menigte om hen heen; maar af en toe wezen ze met grote voldoening op de woorden op hun kleding, roepende naar de anderen, dat ook dezen dit op hun kleren zouden hebben. Zij waren op de brede weg, nochtans beleden ze te behoren tot diegenen, die de smalle weg bewandelden. Die om hen heen waren, wilden zeggen: "Er is tussen ons geen verschil; we zijn precies gelijk; we kleden ons, we praten, we doen precies als gij." EEN NIET GEWAARDEERDE ZEGEN USG1 31 3 Dan werd ik teruggewezen naar de jaren 1843 en 1844. Er was toen een geest van overgave, die nu niet bestaat. Wat is er over dat belijdend uitverkoren volk gekomen? Ik zag de gelijkvormigheid aan de wereld, de onwil om te lijden ter wille van de waarheid. Ik zag dat men niet bereid was zich aan de wil van God te onderwerpen. Ik werd verwezen naar de kinderen van Israël, nadat ze Egypte verlaten hadden. God in Zijn barmhartigheid riep hen uit het midden der Egyptenaren, opdat zij Hem zonder enige hinder of overlast konden aanbidden. Hij werkte voor hen door middel van wonderen; Hij beproefde en toetste hen, door hen soms in de nauwte te drijven. Na de wonderlijke dingen, die God voor hen had gedaan, na hen zo menigmaal verlost te hebben, murmureerden zij, wanneer ze door Hem beproefd of getoetst werden. Dan luidden hun woorden: "Och, dat wij in Egypfeland gestorven waren door de hand des Heren." Exodus 16:3. Hun verlangen ging uit naar het knoflook en de uien in dat land. USG1 32 1 Ik zag dat velen, die belijden in de waarheid voor dit laatste der dagen te geloven, het vreemd vinden dat de kinderen Israëls klaagden als ze voort trokken; dat na de wonderlijke dingen, die God voor hen gedaan had, ze zo ondankbaar waren om te vergeten wat God voor hen had gewrocht. De engel zeide: "Gij hebt het er slechter afgebracht dan zij." Ik zag dat God Zijn dienstknechten de waarheid zo duidelijk en zo helder had gegeven, dat deze niet kon weerstaan worden. Waar ze ook gaan, zijn ze zeker van de overwinning. Hun vijanden kunnen de overtuigende waarheid niet ontwijken. Het licht is zo duidelijk gegeven, dat de dienstknechten Gods, waar ze ook willen, de waarheid, klaar en duidelijk, kunnen laten overwinnen. Deze grote zegen is niet op prijs gesteld; men is zich die zelfs niet bewust geworden. Komen de beproevingen, dan gaan ze terugzien en vinden dat ze moeilijke tijden meemaken. Sommigen van de be-lijdende dienstknechten Gods weten niet wat reinigende beproevingen zijn. Ze maken het zichzelven soms moeilijk, verbeelden zich dat ze het moeilijk hebben, en zijn zo gauw ontmoedigd, voelen zich zo licht gekrenkt of in hun eer aangetast, dat ze zichzelven benadelen, anderen benadelen, en het werk benadelen. Satan doet hun moeilijkheden nog groter schijnen, en fluistert hun gedachten in, die, wanneer ze daaraan toegeven, hun invloed en bruikbaarheid zullen teniet doen. USG1 32 2 Sommigen hebben zich laten verleiden om zich uit het werk terug te trekken, om een of ander handwerk te beginnen. Ik zag, dat indien de hand Gods zich van hen zou terugtrekken, en zij met ziekte en dood te kampen zouden krijgen, zij dan wel zouden weten wat moeilijkheden zijn. USG1 32 3 Het is een vreselijk iets, tegen God te murmureren. Zij zijn zich niet bewust dat de weg, waarlangs zij trekken, vol oneffenheden is, een weg van zelfverloochening, van zichzelf kruisigen, en zij moeten niet verwachten dat alles even glad verloopt, als gingen ze over de brede weg. USG1 33 1 Ik zag dat sommige arbeiders Gods, zelfs predikers, zo gauw ontmoedigd zijn, zich zo gauw benadeeld gevoelen, dat ze zich verbeelden gekrenkt en veronachtzaamd te zijn, wanneer dat helemaal niet zo is. Ze denken dat hun lot hard is. USG1 33 2 Dezulken realiseren zich niet, hoe ze zich zouden voelen, wanneer de ondersteunende hand Gods zou weggetrokken worden, en ze een zware zielestrijd zouden meemaken. Dan zouden ze hun lot tienmaal harder vinden, dan het tevoren was, toen ze in het werk Gods stonden, beproevingen en ontberingen lijdend, nochtans des Heren goedkeuring wegdragend. Sommigen, die in het werk Gods zijn aangesteld, weten niet wanneer zij het getij mee hebben. Ze hebben zich zo weinig moeten ontzeggen, en weten zo weinig wat gebrek, of vermoeiende arbeid, of zielelast is, dat, wanneer zij het getij mee hebben, wanneer ze door God begunstigd worden, en hun hart niet bezwaard wordt, ze zich dat niet bewust zijn, en denken dat hun beproevingen zwaar zijn. Ik zag dat God hen daarvan alleen zal bevrijden, wanneer ze een geest van zelfverloochening betonen, en bereid zijn opgewekt hun werk te doen, zichzelven niet sparende. Hij zal hen niet erkennen als Zijn zich opofferende dienstknechten, maar zal diegenen verwekken, die bereid zijn te werken, niet traag, maar met een vurige ijver, die zullen weten, dat ze een betrekkelijk gemakkelijke tijd meemaken. Gods dienstknechten moeten de verantwoordelijkheid voor zielen gevoelen, en zij moeten staan, wenende tussen het voorhuis en het altaar, roepende: "Spaar Uw volk, o Here." Joël 2 : 17. USG1 33 3 Sommigen van Gods dienstknechten hebben hun leven voor het werk Gods willen geven, en hebben dat ook gedaan, tot ze lichamelijk versleten waren, gebroken door geestelijke arbeid, aanhoudende zorgen, zware arbeid en ontbering. Anderen hebben die lasten niet gedragen en zouden ze ook niet op zich willen nemen. En juist diegenen denken nu, dat ze het zo moeilijk hebben, om de eenvoudige reden, dat ze nooit moeilijkheden hebben meegemaakt. Zij hebben hun doop in het lijden nooit ondergaan, en zullen dat ook nooit doen, zo lang ze zoveel zwakheid en zo weinig kracht betonen en zo op hun gemak gesteld zijn. USG1 34 1 Uit hetgeen God mij getoond heeft, moest er nodig eens een gesel over de geestelijke arbeiders komen, zodat de luien, de tragen, die zo aan zichzelven denken, zouden uitvallen, en er een zuivere, trouwe, zichzelf verloochenende groep zou overblijven, die niet zo op hun gemak zijn gesteld, maar die getrouw in woord en leer willen arbeiden, bereid om alles te lijden en tot, het einde te volharden terwille van Christus, en diegenen te redden, voor wie Hij stierf. Laten deze dienstknechten gevoelen, dat hun het "wee-u" boven het hoofd hangt, wanneer ze het evangelie niet verkondigen; en dat zou hun tot zegen zijn; maar allen gevoelen dat niet. ------------------------Hoofdstuk 6--De Vrouwen der Geestelijken USG1 34 2 Ik zag de vrouwen van de geestelijken. Sommigen van hen zijn geen hulp voor haar mannen; nochtans belijden zij de boodschap van de derde engel. Zij bepalen zich meer bij haar eigen wensen en genoegens dan bij de wil van God, of hoe zij de handen van haar mannen kunnen omhoog houden door haar trouwe gebeden en nauwgezette wandel. Ik zag dat sommigen zo eigenzinnig en zelfzuchtig zijn, dat Satan van hen zijn werktuigen maakt, en door hen werkt, om de invloed en de bruikbaarheid van hun mannen teniet te doen. Ze voelen zich gerechtigd te klagen en te murmureren, wanneer ze moeilijkheden moeten meemaken. Zij vergeten het lijden en de beproevingen van de oude Christenen ter wille van de waarheid, en denken, dat ze haar eigen gang kunnen gaan, en eigen wil kunnen nastreven. Zij vergeten het lijden van Jezus, haar Meester. Zij vergeten de Man van Smarten, Die wist wal ellende was, Hij, Die nog geen plek had om Zijn hoofd neer te leggen. Zij denken gewoonweg niet aan dat heilige voorhoofd, doorboord met een doornenkroon. Zij vergeten Hem, die Zijn eigen kruishout naar Golgotha torsende, bezwijmde onder Zijn last. Niet enkel de last van het kruishout, maar de drukkende last van de zonden der wereld lag op Hem. Zij vergeten de gruwelijke spijkers, geslagen door Zijn tere handen en voeten, en Zijn angstige, in doodsstrijd geuite roep: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" Mattheus 27 : 46; Markus 15 : 34. Na al dit voor hen verdragen lijden, voelen ze zich zo bitter weinig bereid om Christus‘ wille te lijden. USG1 35 1 De personen, die ik zag, misleiden zichzelven. Zij hebben in deze aangelegenheid geen plaats noch aandeel. Zij hebben beslag gelegd op de waarheid, maar de waarheid heeft geen beslag gelegd op hen. Wanneer de waarheid, de heilige, belangrijke waarheid beslag op hen legt, zal het eigen-ik sterven; dan zal niet gezegd worden: "Ik wil daarheen gaan, ik wil hier niet blijven"; maar dan zal men zich in alle ernst afvragen: "Waar wil God mij plaatsen? Waar kan ik Hem ‘t best verheerlijken, en waar kan onze samenwerking het beste resultaat afwerpen?" Hun wil moet geheel opgaan in de wil van God. De eigenzinnigheid en het gebrek aan toewijding, welke sommigen van de vrouwen der geestelijken aan de dag leggen, zal hen plaatsen op de weg der zondaren; het bloed van zielen zal op haar kleren zijn. Enkelen van de geestelijken hebben een krachtig getuigenis afgelegd ten aanzien van de plichten en de verkeerdheden van de gemeente; maar het heeft niet het gewenste effect teweeg gebracht, omdat dat krachtig gegeven getuigenis zo op hun eigen vrouwen sloeg, en de straffe berisping werd op henzelven teruggekaatst. Hun eigen vrouwen staan hen in de weg, zijn een tegenspraak van hun getuigenis, waardoor hun invloed en bruikbaarheid teloor gaan; ze voelen zich moedeloos en ontmoedigd, zonder de eigenlijke oorzaak van dat kwaad te weten. Maar die is te vinden in het eigen gezin. VROUWEN ALS MEDEWERKSTERS USG1 36 1 Deze zusters zijn nauw verbonden met het werk Gods, wanneer Hij haar mannen geroepen heeft om de tegenwoordige waarheid te verkondigen. Deze dienstknechten, indien waarlijk door God geroepen, zullen de belangrijkheid van de waarheid aanvoelen. Zij staan tussen de levenden en de doden, moeten waken over zielen, als dezulken, die daar eenmaal rekenschap van moeten geven. Ernstig is hun roeping, en hun vrouwen kunnen òf een grote zegen, òf een grote vloek voor hen zijn. Ze kunnen hen bemoedigen, wanneer zij neerslachtig zijn, troosten, wanneer ze in de put zitten, en hen aanmoedigen vol vertrouwen op God te zien, wanneer hun geloof uitdooft. Of zij kunnen een tegengestelde koers volgen, en alles van de donkere kant bezien, denken dat ze het moeilijk hebben, geen geloof in God oefenen, terwijl ze haar mannen deelgenoot maken van haar moeilijkheden en ongeloof, dat gepaard doen gaande met klagen en mopperen, zodat ze voor haar mannen een last, ja zelfs een vloek zijn. USG1 36 2 Ik zag dat de vrouwen van geestelijken haar mannen in de arbeid moesten helpen, en nauwlettend moesten nagaan welke invloed er van hen uitgaat, want op hen wordt gelet en er wordt van hen meer verwacht dan van anderen. Haar kleding moet een voorbeeld zijn. Haar leven en conversatie moeten een voorbeeld zijn, een reuk verspreidende ten leven en niet ten dode. Ik zag dat zij een nederig, ootmoedig, nochtans verheven standpunt moeten innemen, terwijl haar gesprekken niet zullen gaan over onderwerpen, die de geest niet hemelwaarts richten. Zij moeten zich ernstig afvragen: "Hoe kan ik mijn eigen ziel redden en het middel zijn om anderen te redden?" Ik zag dat geen halfslachtig werk in dit geval door God wordt aangenomen. Hij verlangt het gehele hart en de volle belangstelling, of anders niets. Haar invloed gaat uit, beslist en onmiskenbaar, òf vóór de waarheid, òf tegen de waarheid. Zij vergaderen met Jezus, of verstrooien. Een ongeheiligde vrouw is de grootste vloek, die een geestelijke kan bezitten. Die dienstknechten Gods, die in de ongelukkige omstandigheden verkeerden en nog verkeren, om zo ', n vernietigende invloed thuis te bezitten, zullen hun gebeden en hun waakzaamheid verdubbelen, en een gedecideerd, vast standpunt innemen, en zich door deze duisternis niet terneer laten drukken. Zij zullen zich dichter aan God hechten, sterk en beslist zijn, hun eigen huis goed regerend, en zó leven, dat de goedkeuring Gods en de waakzame zorgen der engelen hun ten deel vallen. Gaan zij echter aan de verlangens van hun niet-geheiligde vrouwen toegeven, dan zal het misnoegen Gods over hun huis komen. De ark Gods kan niet in het huis blijven, omdat zij hun vrouwen in haar verkeerde dingen stijven. USG1 37 1 Onze God is een jaloers God. Het is een vreselijk iets, het niet nauw met Hem te nemen. In het verleden ging de begeerte van Achan uit naar een gouden staaf en een Babylonisch kleed, en hij verborg deze, en geheel Israël moest daaronder lijden; zij werden door hun vijanden verslagen. En toen Jozua de zaak onderzocht, zeide de Here: "Sta op, heilig het volk, en zeg: Heiligt u tegen morgen, want alzo zegt de Here, de God van Israël: Er is een ban in het midden van u, Israël, gij zult niet kunnen bestaan voor het aangezicht uwer vijanden, totdat gij de ban wegdoet uit het midden van u." Jozua 7:13. Achan had gezondigd, en God vernietigde hem en zijn gehele gezin, met alles wat zij bezaten, en wendde de vloek van Israël af. USG1 37 2 Ik zag, dat het Israël Gods zich moest opmaken en hun krachten in God moesten vernieuwen, door hun verbond met Hem te vernieuwen en te houden. Begeerte, zelfzucht, liefde naar geld en liefde der wereld, komen menigvuldig voor in de rijen der Sabbatvierders. Deze euvels vernietigen de geest van zelfopoffering onder Gods volk. Zij, die deze begeerte in hun hart koesteren, zijn zich dat niet bewust. Ongemerkt heeft dat zich van hen meester gemaakt, en wanneer dat niet uitgebannen wordt, is hun vernietiging even zeker als die van Achan. Velen hebben het offer van Gods altaar weggenomen. Zij hebben de wereld lief, hunkeren naar vermeerdering van bezit, en wanneer zich in hen geen algehele verandering voltrekt, zullen ze met de wereld omkomen. God heeft hun middelen geleend; die zijn niet hun eigendom, maar God heeft hen tot Zijn rentmeesters gesteld. Maar nu gaan ze het hun eigendom noemen, en ze zijn bezig alles op te potten. Maar, o, wanneer de zegenende hand Gods van hen wordt weggenomen, hoe snel zal dan in een oogwenk alles vervlogen zijn! Er moet een bereid-heid des harten zijn om Gode offers te brengen, een verloochening van het eigen-ik ter wille van de waarheid. O, hoe zwak en broos is de mens! Hoe nietig zijn arm! Ik zag, dat spoedig de trots van de mens zal terneergeslagen, en de hovaardij van de mens vernederd zal worden. Koningen en edelen, rijken en armen -- zij allen zullen zich buigen, wanneer de vernietigende plagen Gods over hen zullen komen. ------------------------Hoofdstuk 7--Wees dan Ijverig en Bekeer u USG1 38 1 Geliefde Broeders en Zusters: De Here heeft mij in een gezicht enkele dingen laten zien aangaande de Gemeente in haar tegenwoordige lauwe toestand, die ik u zal meedelen. De Gemeente werd mij in een visioen getoond. De engel zeide tof de Gemeente: "Jezus zegt tot u: ‘Wees ijverig en bekeer u.'" Dit werk, zo zag ik, moet in alle ernst gedaan worden. Er is zo het een en ander, waarover berouw moet getoond worden. Wereldsgezindheid, zelfzucht en begeerte hebben de geestelijke gesteldheid en het leven van Gods volk als een kanker aangevreten. USG1 39 1 Reeds sedert enkele jaren is het gevaar voor Gods volk de liefde voor de wereld geweest. Daaruit zijn de zonden van zelfzucht en begeerte ontstaan. Hoe meer ze van deze wereld krijgen, des te meer gaan hun gevoelens daarnaar uit; en steeds hunkeren zij naar meer. In dat verband zei de engel: "Het is lichter dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods inga." Lukas 18 : 25. Nochtans proberen velen, die belijden te geloven, dat we de laatste waarschuwingsboodschap aan de wereld brengen, met al hun kracht een plaats te veroveren, waar het voor een kemel gemakkelijker is door het oog van een naald te gaan, dan voor hen om in te gaan in het koninkrijk. USG1 39 2 Deze aardse bezittingen zijn zegeningen, wanneer ze op de juiste wijze worden gebruikt. USG1 39 3 Die ze bezitten, moeten zich realiseren, dat God ze hun geleend heeft, en blijmoedig moesten ze hun middelen geven om Zijn werk te bevorderen. Zij zullen hun loon hier niet verliezen. Zij zullen vriendelijk bewaakt worden door de engelen Gods, en zullen zich ook een schat in de hemel vergaderen. USG1 39 4 Ik zag, dat Satan nauwlettend het eigenaardige, zelfzuchtige, hebzuchtige karakter gadeslaat van sommigen, die de waarheid belijden, en hij zal hen in verzoeking brengen door hun weg voorspoedig te doen zijn en hun de schatten der aarde aan te bieden. Hij weet, dat, wanneer ze hun natuurlijke geaardheid niet overwinnen, zij zullen struikelen en vallen door hun liefde voor de mammon en zich neer te buigen voor hun afgod. Satans doel wordt vaak bereikt. De sterke liefde voor de wereld overwint, of verzwelgt de liefde voor de waarheid. De koninkrijken der wereld worden hun aangeboden, en zij hangen maar al te zeer aan hun schat en denken, dat het hen wonderlijk voor de wind gaat. DE LIEFDE VOOR DE WERELD USG1 40 1 Ik zag dat degenen, die zo tot welstand komen, de bedoeling van Satan kunnen verijdelen, indien zij hun zelfzuchtige begeerte overwinnen door al hun bezittingen te leggen op het altaar Gods. En wanneer zij dan zien, waar middelen nodig zijn om het werk der waarheid te bevorderen, en om de weduwen, de wezen en de be-droefden te helpen, moeten zij met een blij hart geven en zich aldus een schat in de hemel vergaderen. USG1 40 2 Sla toch acht op de raadgeving van de trouwe Getuige. Koopt goud, beproefd, komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij bekleed moogt worden, en ogenzalf, opdat gij zien moogt. Spant u eens in. Deze kostbare schatten zullen niet op ons neerkomen, zonder enige inspanning onzerzijds. We moeten kopen -- "weest ijverig en bekeert u" uit een lauwe staat. We moeten wakker worden, om onze verkeerdheden te zien, onze zonden na te gaan, om daarover een vurig berouw te tonen. USG1 40 3 Ik zag, dat de broeders, die bezittingen hebben, een werk te doen staat, door zich los te scheuren van hun aardse schatten en hun liefde voor de wereld te overwinnen. Velen van hen hebben deze wereld lief, hebben hun rijkdom lief, maar zijn niet bereid om dat in te zien. Zij moeten een ijver betonen en zich bekeren van hun zelfzuchtige begeerte, zodat de liefde voor de waarheid al het andere zal opslokken. Ik zag dat velen dergenen, die rijkdommen bezitten, zullen verzuimen het goud, de witte klederen en de ogenzalf te kopen. Hun ijver bezit niet die intensiteit, en dat vurige verlangen, evenredig aan de waarde van het doel, dat zij nastreven. USG1 40 4 Ik zag deze mensen, zwoegende voor aardse rijkdom; wat ‘n ijver legden ze aan de dag, wat ‘n vlijt, wat ‘n energie, om zich een aardse schat te verwerven, die straks als rook zal verdwijnen! Wat maakten ze koele berekeningen! Ze overlegden en zwoegden van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat, en offerden al hun comfort en gemak op aan aards bezit. Een overeenkomstige ijver hunnerzijds om het goud, de witte klederen en de ogenzalf ie verkrijgen, zal hen in hei bezit stellen van die begerenswaardige schatten des levens, het eeuwige leven, in het Koninkrijk Gods. Ik zag, dat zo enigen ogenzalf nodig hadden, het wel diegenen zijn, die aardse rijkdommen hebben. Velen van hen zijn zó blind, dat ze hun eigen toestand niet zien, zó blind, dat ze niet zien hoe gehecht ze zijn aan deze wereld. O, mochten hun ogen open gaan! USG1 41 1 "Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij." Openbaring 3 : 20. Ik zag dat velen zoveel vuilnis opgestapeld hebben liggen bij de deur van hun hart, dat zij de deur niet open kunnen krijgen. Sommigen hebben moeilijkheden tussen henzelven en hun broeders, die weggenomen moeten worden. Anderen hebben boze neigingen, zelfzuchtige begeerten, die overwonnen moeten worden alvorens zij de deur kunnen openen. Weer anderen hebben de wereld gerold voor de deur van hun hart, die de toegang verspert. Al dat vuilnis moet opgeruimd worden, en dan kunnen ze de deur open doen en de Heiland verwelkomen. USG1 41 2 O, hoe dierbaar was die belofte, zoals ze mij in een gezicht werd getoond! "Ik zal tot hem komen en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij." O, die liefde, die wonderlijke liefde Gods! Na al onze lauwheid en zonden, zegt Hij: "Keert weder tot Mij, en Ik zal tot u wederkeren, en al uw afkeringen genezen." Dit werd door de engel een aantal malen herhaald. "Keert weder tot Mij, en Ik zal tot u wederkeren, en al uw afkeringen genezen." USG1 41 3 Sommigen, zo zag ik, wilden blijde ferugkeren, anderen wilden het gewicht van de boodschap aan de Gemeente van Laodicea niet aanvaarden. Ze gaan verder op dezelfde wijze als ze gedaan hebben en zullen gespuwd worden uit de mond des Heren. Alleen diegenen, die zich met hun gehele hart bekeren, zullen de gunst van God wegdragen. USG1 41 4 "Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon." Openbaring 3:21. Wij kunnen overwinnen. Ja; beslist en algeheel. Jezus stierf om voor ons een weg ter ontkoming te openen, opdat wij elke boze neiging, elke zonde, elke verzoeking konden overwinnen om uiteindelijk met Hem in Zijn troon te zitten. USG1 42 1 Het is ons voorrecht, geloof en zaligheid te bezitten. De kracht Gods is niet verminderd. Zijn kracht, zo zag ik, staat nu evenals vroeger ter beschikking. Het is de Gemeente Gods, die haar geloof verloren heeftom daar aanspraak op te maken, haar energie om te worstelen, gelijk Jacob, die uitriep: "Ik zal u niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent." Genesis 32:26. Het volhardende geloof is zo goed als afgestorven. Dat moet in de harten van Gods volk tot nieuw leven komen. Geloof, levend geloof stijgt altijd opwaarts tof God en heerlijkheid; ongeloof gaat bergafwaarts naar duisternis en dood. HET KWEKEN VAN MOEILIJKHEDEN USG1 42 2 Ik zag dat de gedachtengang van sommigen in de Gemeente niet in de juiste richting is gegaan. Er zijn van die eigenaardige karakters geweest, die hun zienswijze aan hun broeders wilden opdringen. En wanneer dezen het niet met hen eens waren, dan was er ineens herrie in het kamp. Sommigen hebben een mug uitgezogen en een kemel ingezwolgen. USG1 42 3 Aan deze inzichten heeft men soms te lang gevolg gegeven. Men viel over kleinigheden. En wanneer er geen wezenlijke moeilijkheden in de gemeente waren, dan heeft men die gemaakt. De gedachten van de gemeente en van de arbeiders des Heren worden van God, waarheid en hemel afgewend om te verkeren in duisternis. Satan verheugt zich wanneer dergelijke dingen plaats vinden; hij geniet ervan. Maar dat zijn helemaal niet de moeilijkheden die de gemeente zullen reinigen, en die in het einde de krachten van Gods volk zullen versterken. USG1 42 4 Ik zag dat sommigen geestelijk verschrompelen. Zij hebben enige tijd angstvallig op hun broeders gelet of deze wel in de rechte weg gingen -- nauwkeurig lettende op elke fout om dan daarover met hen woorden te hebben. En wanneer zij daarmee bezig waren, waren hun gedachten niet op God gericht, en ook niet op de hemel, noch op de waarheid; maar juist daarop, waar Satan hen wil hebben -- op deze of gene persoon. Zij verwaarlozen hun zielen; zelden zien of voelen ze hun eigen fouten; want zij hebben genoeg te doen door op de fouten van anderen te letten en zo hebben ze geen tijd om op hun eigen ziel te letten en zichzelven nauw te onderzoeken. Het costuum, de hoed, de japon van iemand heeft hun volle aandacht. Daar moeten ze met deze of gene over spreken en dat is voldoende om weken lang hun aandacht bij te bepalen. Ik zag dat de gehele godsdienst van enkele arme zielen daarin bestaat om op de kleren en daden van anderen te letten en hen te becritiseren. Wanneer er in hen geen verandering plaats vindt, zal er voor hen in de hemel geen plaats zijn, want zelfs bij de Here zouden ze fouten willen ontdekken. USG1 43 1 De engel zeide: "Het is een persoonlijk iets, in de rechte verhouding tot God te staan." Dit is een werk tussen God en onze eigen zielen. Maar wanneer mensen zich zo bezorgd maken over fouten van anderen, letten ze niet op zichzelven. Deze eigenzinnige, critiserende mensen zouden gauw van die gewoonte afkomen, wanneer ze rechtstreeks naar de persoon wilden gaan van wie ze denken dat hij verkeerd doet. Dat zou zo tegenstrijdig zijn, dat ze eerder hun denkbeelden zouden laten varen dan te gaan. Maar het is gemakkelijker de tong niet te breidelen aangaande deze of gene, wanneer de beschuldigde niet aanwezig is. ORDE TIJDENS DE DIENST USG1 43 2 Sommigen denken dat het verkeerd is, wanneer tijdens de dienst de hand aan de orde gehouden wordt. Maar ik heb gezien, dat het niet verkeerd is dat in de gemeente Gods de orde gehandhaafd wordt. Ik heb gezien dat verwarring de Here mishaagt, en dat er zowel in het bidden als in het zingen orde moet heersen. We moeten niet naar het huis Gods gaan om voor onze gezinnen te bidden, tenzij we innerlijk daartoe geleid worden, terwijl de Geest van God hen van schuld overtuigt. In het algemeen is de geëigende plaats om voor onze gezinnen te bidden bij het gezinsaltaar. Wanneer de subjecten van onze gebeden van ons af staan, is de binnenkamer de aangewezen plaats om voor hen tot God te bidden. In het huis van God zijnde, moeten we bidden om een zegen op dat moment, en verwachten dat God onze gebeden zal horen en verhoren. Zulke vergaderingen moeten levendig en belangwekkend zijn. USG1 44 1 Ik zag dat allen moeten zingen met de geest, en ook met begrip. Vals en wanklankig zingen behaagt God niet. Harmonie is meer naar Zijn behagen dan disharmonie. En hoe meer Gods volk streeft naar correct, harmonieus zingen, des te meer wordt Hij verheerlijkt, de ge-meente gezegend, terwijl ongelovigen gunstig beïnvloed worden. USG1 44 2 Mij werd getoond de orde, de volmaakte orde des hemels en ik was verrukt toen ik luisterde naar de volmaakte muziek aldaar. Toen ik weer buiten het visioen was, klonk het zingen hier zo ruw en onharmonisch. Ik heb daar groepen engelen gezien, staande in een vierkante ruimte, en een ieder had een gouden harp. Aan het einde van de harp was een draaibaar instrument om de harp neer te zetten, of de klanken te veranderen. Hun vingers gleden niet zorgeloos over de snaren, maar zij sloegen verschillende snaren aan om verschillende geluiden voort te brengen. Er is een engel, die altijd de leiding heeft, die eerst de harp betokkelt en de toon aangeeft, en dan vallen allen in en de overweldigende, volmaakte muziek des hemels doet zich horen. Het kan eigenlijk niet beschreven worden. Het is zuivere melodie, hemels, goddelijk, terwijl van elk gelaat het beeld van Jezus afstraalt, glanzende met onuitsprekelijke heerlijkheid. USG1 44 3 Onder Gods volk moet geen verwarring heersen; daar moet geen gebrek zijn aan orde en harmonie, duurzaamheid en schoonheid. De Here wordt grotelijks onteerd, wanneer verdeeldheid onder Zijn volk bestaat. De waarheid is één geheel. De eenheid, die God vereist, moet dag in dag uit gecultiveerd worden, willen wij het gebed van Christus beantwoorden. De tweedracht, die wil heersen onder hen, die belijden te geloven dat de laatste genadeboodschap aan de wereld gegeven wordt, moet geen plaats vinden; want dat zou een vreselijke belem-mering zijn voor de vooruitgang van Gods werk. Zijn dienstknechten moeten één zijn, zoals Christus één is met de Vader; hun krachten, verlicht, bezield en geheiligd, moeten verenigd zijn om een volmaakt geheel te vormen. Zij, die God liefhebben en Zijn geboden houden, moeten niet los van elkander staan; zij moeten zich vast aaneen sluiten. -- 1904, Vol. 8, blz. 174, 175. ------------------------Hoofdstuk 8--Jeugdige Sabbatvierders USG1 45 1 Op 22 Augustus 1857, in het huis des gebeds te Monterey, Michigan, werd mij getoond, dat velen de stem van Jezus nog niet gehoord hebben, en dat de reddende boodschap op de ziel nog geen beslag heeft gelegd, noch een hervorming in het leven aangebracht. Velen onder de jongeren bezitten de geest van Jezus niet. De liefde van God is niet in hun harten, en derhalve houden, in plaats van de Geest van God en de zaligheid, al de natuurlijke aanvechtingen de overhand. USG1 45 2 Zij, die werkelijk de godsdienst van Jezus bezitten, zullen niet beschaamd noch bevreesd zijn het kruis te dragen ten aanschouwe van hen, die meer ervaring hebben dan zij. Wanneer het hun ernstig streven is, het goede te doen, zullen zij al de hulp verlangen, die ze van oudere Christenen kunnen krijgen. Gaarne zullen ze door hen geholpen willen worden; harten, die verwarmd zijn door de liefde voor God, zullen geen last hebben van beuzelarijen in het Christelijke beloop. Zij zullen uiten wat de Geest Gods ingeeft. Zij zullen dat uiten in het zingen, in het bidden. Het is het gebrek aan godsdienst, gebrek aan heilig leven, dat de jeugd achteruit brengt. Hun leven veroordeelt hen. Ze weten, dat ze niet leven zoals het christenen betaamt, daarom hebben ze jegens God geen vertrouwen, en evenmin jegens de gemeente. USG1 46 1 Waarom de jongeren zich vrijer gevoelen, wanneer de ouderen niet aanwezig zijn, ligt hierin: Ze voelen dat ze dan onder elkaar zijn. Een ieder denkt, dat hij net zo goed is als de ander. Allen beantwoorden niet aan het doel, maar ze leggen de maatstaf onder elkaar aan, ze vergelijken zich met elkander, en verwaarlozen de enige volmaakte en ware standaard. Jezus is het ware Voorbeeld. Zijn zelfverloochenend leven is ons model. USG1 46 2 Ik zag, hoe weinig dit -voorbeeld werd bestudeerd, hoe weinig dit door hen verheerlijkt wordt. Hoe weinig is de jeugd bereid te lijden, of zich te verloochenen, ter wille van hun godsdienst! De gedachte om offers te brengen, wordt nauwelijks door hen gekoesterd. Zij falen absoluut om in dit opzicht het Voorbeeld na ie volgen. Ik zag dat hun leven het volgende tot uiting bracht: Het eigen-ik moei bevredigd worder, aan de hovaardij moei worden toegegeven. Zij vergeten de Man van Smarten, verzocht in krankheid. Het lijden van Jezus in Gethsémané, Zijn angstzweet, zichtbaar in de grote druppelen bloed in de hof, de drukkende doornenkroon, die Zijn heilig voorhoofd verwondde, beroeren hen niet. Ze zijn als ‘t ware verdoofd. Hun gevoeligheden zijn afgestompt, en zij hebben alle zin voor het grote offer, dat voor hen is gebracht, verloren. Zij kunnen zitten luisteren naar het verhaal van het kruis, horen hoe de gruwelijke nagelen gedreven werden door de handen en voeten van de Zone Gods, en nochtans wordt het innerlijke van hun ziel daardoor niet beroerd. USG1 47 1 De engel zeide: "Indien dezulken de stad Gods zouden binnengaan, en men zou hun vertellen dat al haar rijke schoonheid en heerlijkheid hun in alle eeuwigheid zou toebehoren, zouden ze absoluut niet gevoelen hoe duur dat erfdeel voor hen was gekocht. Zij zouden zich de mateloze diepte van des Heilands liefde zelfs niet bewust zijn. Zij hebben van de beker niet gedronken, noch zijn met de doop gedoopt geworden. De hemel zou bevlekt worden indien dezulken daarin zouden ver-blijven. Alleen zij, die deelgenoot zijn geworden in het lijden van de Zone Gods en zware beproevingen hebben meegemaakt, en die hun klederen gewassen en wit gemaakt hebben in het bloed van het Lam, kunnen de onbeschrijfelijke heerlijkheid en de onovertroffen schoonheid des hemels genieten." USG1 47 2 Het nalaten van deze noodzakelijke voorbereiding zal het grotere deel van de jeugdige belijders buiten sluiten, want zij willen niet vurig en ijverig genoeg arbeiden, om in de rust in te gaan, die overblijft voor het volk van God. Zij willen niet eerlijk hun zonden belijden, opdat deze vergeven en uitgewist mogen worden. Deze zonden zullen binnenkort geopenbaard worden in al haar afschuwelijkheid. Gods oog sluimert niet. Hij kent elke zonde, die verborgen is voor het sterfelijk oog. De schuldigen weten maar al te goed welke zonden beleden moeten worden, opdat hun zielen rein zullen zijn voor God. Jezus geeft hun nu de gelegenheid te belijden, in alle ootmoed berouw te koesteren, en hun leven te zuiveren door de waarheid te gehoorzamen en uit te leven. Nu is het de tijd om het kwade te laten en het goede te doen, en zonden te belijden, of deze zullen de zondaar worden voorgehouden in de dag van Gods gramschap. OUDERS EENSGEZIND IN DE TUCHT USG1 47 3 Ouders hebben in het algemeen te veel vertrouwen in hun kinderen; want vaak, wanneer de ouders hen vertrouwen, doen ze kwaad in het verborgen. Ouders, waakt over uw kinderen met een jaloerse zorg. Vermaan, berisp, geef hun raad, wanneer gij opstaat, of u nederlegt, wanneer gij uitgaat of thuis komt, regel op regel, gebod op gebod, hier een weinig, en daar een weinig. Onderwerpt uw kinderen, wanneer ze jong zijn. Vele ouders hebben dit helaas al te vaak verzuimd. Zij nemen geen beslist en vast standpunt in tegenover hun kinderen, zoals dat wel moest. Zij laten toe dat ze de wereld gelijkvormig worden, van kleding en opschik houden, en omgaan met diegenen, die de waarheid haten en van wie een vergiftigende invloed uitgaat. Zodoende kweken ze bij hun kinderen een wereldse gezindheid. USG1 48 1 Ik zag, dat er bij Christelijke ouders altijd een vast beginsel moet zijn, om eensgezind te zijn in het leiden van hun kinderen. In dit opzicht is er bij sommige ouders een fout -- gebrek aan eensgezindheid. De fout ligt somtijds bij de vader, maar vaker bij de moeder. De dwaze moeder vertroetelt haar kinderen en geeft hun alles toe. De bezigheden van de vader roepen hem vaak van huis en van het gezelschap van zijn kinderen. De invloed van de moeder laaf zich gelden. Haar voorbeeld doet veel ten aanzien van de karaktervorming van haar kinderen. USG1 48 2 Sommige verdwaasde moeders verdragen verkeerdheden in haar kinderen, die geen moment in hen moesten geduld worden. De verkeerdheden van de kinderen worden soms voor de vader verborgen. Kleren of andere verlangens worden door moeder toegestaan, met de afspraak, dat de vader daar niets van mag weten, want hij zou dergelijke dingen niet over zijn kant laten gaan. USG1 48 3 Hier krijgen de kinderen een lesje in misleiding. Wanneer de vader dan toch het kwaad ontdekt, worden verontschuldigingen gemaakt, maar alleen de halve waarheid verteld. De moeder is niet openhartig. Zij ziet niet in, zoals ze moest, dat de vader evenveel belangstelling heeft in de kinderen als zij, en dat hij niet in onwetendheid gehouden moet worden ten aanzien van de verkeerdheden of aanvechtingen, die in hen verbeterd moeten worden, terwijl ze nog jong zijn. Dingen worden verborgen gehouden. De kinderen kennen dat gebrek aan eensgezindheid bij de ouders, en dat heeft zijn nasleep. De kinderen beginnen er al jong mee om te bedriegen, iets achterbaks te houden, de dingen te vertellen in verschillend licht, wanneer ze tegenover hun moeder, of tegenover hun vader staan. Overdrijven wordt een gewoonte, en botte leugens worden verteld zonder dat het geweten gaat knagen. USG1 49 1 Deze verkeerdheden beginnen, wanneer de moeder dingen gaat verbergen voor de vader, die, net zo goed als zij, betrokken is bij het karakter dat hun kinderen gaan vormen. De vader moest in alle dingen geraadpleegd zijn geworden. Alles had hem open en bloot moeten voorgelegd worden. Maar de tegengestelde richting, ingeslagen om de verkeerdheden der kinderen te bedek-ken, moedigt hen aan tot misleiding, tot een gebrek aan betrouwbaarheid en eerlijkheid. USG1 49 2 De enige hoop voor deze kinderen, of ze zich nu wel of niet godsdienstig voordoen, is, dat ze grondig bekeerd worden. Hun gehele karakter moet een verandering ondergaan. Onnadenkende moeder, weet gij wel, wanneer ge uw kinderen beleert, dat hun geheel godsdienstig beleven beïnvloed wordt door hetgeen ze jong leren? Stel ze jong onder tucht, leer ze, dat ze u moeten gehoorzamen, en met des te meer bereidheid zullen ze leren om gehoorzaamheid te bewijzen aan de eisen Gods. Moedig in hen aan een betrouwbare, eerlijke aard. Laat ze nooit de gelegenheid krijgen om te gaan twijfelen aan uw oprechtheid en betrouwbaarheid. USG1 49 3 Ik zag dat de jeugd de zaligmakende kracht Gods wel erkent, maar zich daar niet in verheugt. Wat hun ontbreekt is godsdienst, verlossing. En, o, de ijdele, onnutte woorden, die ze spreken! Een getrouw, angstwekkend verslag wordt van hen gehouden, en sterfelijke wezens zullen geoordeeld worden aan de hand van de daden in het vlees gedaan. Jeugdige vrienden, uw daden en uw ijdele woorden staan in het boek vermeld. Uw conversatie was niet gericht op eeuwige dingen, maar hierop en daarop -- gewone, wereldse conversatie, waaraan Christenen niet moesten deelnemen. Het staat alles geschreven in het boek. OPRECHTE BEKERING NODIG USG1 50 1 Ik zag, dat, tenzij er een algehele verandering in de jeugd plaats vindt, een grondige bekering, zij de hemel wel kunnen afschrijven. Van hetgeen mij getoond is, is er niet meer dan de helft van de jeugd, die godsdienstig is en de waarheid belijdt, welke waarachtig bekeerd zijn. Indien ze bekeerd waren, zouden ze vrucht voortbrenger tot de heerlijkheid Gods. Velen bouwen op een veronderstelde hoop, die geen waar fundament heeft. De bron is niet gereinigd, daarom zijn de wateren, die uit die bron opwellen, niet helder. Reinig de bron, en de wateren zullen helder zijn. Wanneer het hart in orde is, zullen uw woorden, uw kleren, uw daden ook in orde zijn. Ware godsvrucht ontbreekt. Ik zou mijn Meester geen oneer willen aandoen, door toe te geven, dat een zorgeloos iemand, die niet bidt en zich met beuzelarijen ophoudt, een Christen is. Neen; een Christen heeft de overwinning over zijn aanvechtingen, zijn passie's. Er bestaat een geneesmiddel voor de ziel, dood in zonde Dat geneesmiddel is in Jezus. Dierbare Heiland! Zijn genade is voldoende voor de zwaksten; en ook de sterksten hebben Zijn genade nodig of zullen anders verderven. USG1 50 2 Ik zag hoe die genade verkregen kan worden. Ga in uw binnenkamer en bid in uw eenzaamheid tot God: "Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest." Psalm 51 : 12. Wees eerlijk, wees oprecht. Een vurig gebed brengt veel tot stand. Worstel, evenals Jacob, in het gebed. Verga van zielsangst. In de hof zweette Jezus grote druppelen bloed; gij moet u inspannen. Verlaat uw binnenkamer niet, tenzij gij u sterk gevoelt in God; waak dan, en zolang gij waakt en bidt, kunt gij deze boze aanvechtingen onderdrukken, en de genade Gods kan en zal in u verschijnen. God verhoede, dat ik zou ophouden u te waarschuwen. Jonge vrienden, zoekt de Here met geheel uw hart. Komt met alle ijver en wanneer gij waarlijk gevoelt, dat, zonder de hulp van God, gij zult vergaan; wanneer gij tot Hem schreeuwt, gelijk het hert schreeuwt tot de waterbronnen, dan zal de Here u spoedig kracht geven. Dan zal uw vrede alle verstand te boven gaan. Wanneer gij de verlossing verwacht, dan moet gij bidden. Neemt de tijd daarvoor af. Weest niet gejaagd en zorgeloos in uw gebeden. Smeekt God om in u een algehele hervorming tot stand te brengen, opdat de vruchten des Geestes in u mogen zijn, en gij als lichten in de wereld zult schijnen. Weest geen beletsel of vloek voor het werk Gods; gij kunt een hulpe, een zegen zijn. Maakt Satan u wijs, dat gij de algehele zaligheid niet kunt verkrijgen? Gelooft hem niet. USG1 51 1 Ik zag, dat het ‘t voorrecht is van iedere Christen, de diepe beweegkrachten van de Heilige Geest te ondergaan. Een zoete, hemelse vrede zal de ziel doorstromen, en gij zult gaarne mediteren over God en de hemel. Gij zult uw vreugde vinden in de heerlijke beloften van Zijn Woord. Maar weest u in de eerste plaats bewust, dat gij de Christelijke weg zijt gaan bewandelen. Weet, dat de eerste schreden gezet zijn op de weg naar het eeuwige leven. Laat u niet misleiden. Ik vrees, ja, ik weet, dat velen van u niet weten wat godsdienst is. Gij hebt enige opwekking, enige emotie gevoeld, maar gij hebt de zonde nooit gezien in haar afschuwelijkheid. Gij zijt u nooit bewust geweest van uw onvolmaakte toestand, noch hebt gij u met bitter berouw afgewend van uw boze wegen. Gij zijt de wereld nooit afgestorven. Uw hart gaat nog uit naar wereldse vermaken; uw conversatie gaat ‘t liefst over wereldse aangelegenheden. Maar wanneer de waarheid Gods ter sprake komt, dan hebt ge niets te zeggen. Waarom zo stilzwijgend? Waarom zo spraakzaam over wereldse dingen, en zo stilzwijgend bij het onderwerp, dat u ‘t meest moest aangaan -- dat uw gehele hart moest hebben? De waarheid Gods woont niet in u. USG1 52 1 Ik zag dat velen open zijn in hun belijden, terwijl binnenin toch het bederf heerst. Bedriegt uzelven niet, valshartige belijders. God ziet het hart aan. "Uit de overvloed des harten spreekt de mond." Mattheus 12:34. USG1 52 2 De wereld, zo zag ik, is in het hart van dezulken, maar de godsdienst van Jezus is daar niet. Wanneer belijdende Christenen Jezus meer liefhebben dan de wereld, dan zullen ze gaarne van Hem spreken, hun beste Vriend, naar Wie de hunkering huns harten uitgaat. Hij kwam hun te hulp, toen zij hun verloren toestand, hun verderving gewaar werden. Toen ze vermoeid waren, gebukt onder de zonden, keerden zij zich tot Hem. Hij wentelde de last van schuld en zonde van hen af, nam hun verdriet en droefenis weg, en bracht een ommekeer teweeg in hun affectie's. De dingen, waar ze eens van hielden, haten ze nu; en de dingen, die ze haatten, hebben ze nu lief. JEZUS VRAAGT ALLES USG1 52 3 Heeft deze grote verandering in u plaats gegrepen? Bedrieg uzelven niet. Ik zou de naam van Christus nooit noemen, of ik zou Hem mijn ganse hart geven, mijn ongedeelde liefde. Wij moesten de diepste dankbaarheid voelen, dat Jezus dit offer wil aannemen. Hij vraagt alles. Wanneer we zover gekomen zijn, dat we gaan doen wat Hij beveelt, en alles opgeven, dan, maar ook dan alleen, zal Hij Zijn armen der genade om ons heen slaan. Maar wat geven we, wanneer we alles geven? Een door de zonde bevlekte ziel die Jezus kan reinigen, die schoon gewassen wordt door Zijn genade, om die van de dood te redden door Zijn grenzeloze liefde. En nochtans zag ik, hoe moeilijk sommigen het vonden alles op te geven. Ik schaam me, dat ik daarover hoor spreken, schaam me dat neer te schrijven. USG1 52 4 Spreekt ge over zelfverloochening? Wat gaf Christus voor ons? Wanneer gij het een harde zaak vindt, dat Christus alles eist, ga dan naar Golgotha, en ween daar over zo ', n gedachte. Aanschouw de handen en voeten van uw Verlosser, gescheurd door de gruwelijke nagelen, opdat, door Zijn eigen bloed, uw zonden zouden weggewassen worden! USG1 53 1 Zij, die de dringende liefde Gods ervaren, vragen niet hoe weinig gegeven kan worden om de hemelse beloning te verkrijgen; zij streven niet naar het laagste peil, maar hun doelwit is een volmaakte harmonie met de wil van hun Verlosser. Met een vurig verlangen geven ze alles over, en leggen een ijver aan de dag evenredig aan de waarde van het doel, waarnaar zij streven. Wat is het doel? Onsterfelijkheid, eeuwig leven. USG1 53 2 Jonge vrienden, velen van u zijn helaas op de verkeerde weg. Gij hebt u tevreden gesteld met iets, dat ver afstaat van zuivere, onbevlekte godsdienst. Ik wil u wakker schudden. De engelen Gods proberen u op te wekken. O, mochten de belangrijke waarheden van Gods Woord u wakker maken, dat gij uw gevaar inziet, en u leiden tot een nauwgezet persoonlijk onderzoek! Uw harten zijn vleselijk. Ze zijn niet onderworpen aan de wet van God, en dat kunnen ze ook niet. Deze vleselijke harten moeten veranderd worden, en gij moet zo ', n schoonheid zien in de heiliging, dat gij daarnaar schreeuwt, zoals het hert schreeuwt naar de waterbronnen. Dan zult gij God liefhebben en Zijn wet liefhebben. Dan zal het juk van Christus niet zwaar en Zijn last licht zijn. Ofschoon gij beproevingen zult hebben, zo zullen deze beproevingen, mits goed gedragen, de weg des te kostbaarder maken. Het onverderfelijke erfdeel is voor de zich verloochenende Christen. USG1 53 3 Ik zag, dat de Christen geen te hoge waarde moet toekennen aan, of zich teveel moet verlaten op zijn gelukkige gevoelens. Deze gevoelens zijn niet altijd betrouwbare gidsen. Het moet de studie van elke Christen zijn, God te dienen uit beginsel, en zich niet te laten beheersen door zijn gevoelens. Wanneer men dit doet, dan wordt het geloof geoefend en het zal wassen. Mij werd getoond, dat, wanneer de Christen een ootmoedig leven leidt, vol zelfverloochening, vrede en blijdschap in de Here het resultaat zullen zijn. Maar het hoogste geluk zal men smaken, wanneer men anderen goed doet, anderen gelukkig maakt. Zo ', n geluk is duurzaam. USG1 54 1 Velen van de jongeren hebben geen vast beginsel om God te dienen. Zij oefenen geen geloof. Zij bezwijken onder elke moeilijkheid. Ze bezitten geen kracht om te volharden. Ze wassen niet op in de genade. Hun houden van de geboden Gods is schijn. Ze doen nu en dan een vormelijk gebed en worden Christenen geheten. Hun ouders maken zich zo bezorgd over hen, dat zij alles aannemen wat maar gunstig lijkt en ze brengen hen niet onder hef oog, noch leren hen dat die vleselijke gezindheid moet afsterven. Zij moedigen hen aan om een of ander te doen; maar zij verzuimen hen er op te wijzen, dat ze hun eigen hart nauwgezet moeten onderzoeken, dat ze zichzelven onder de loupe moeten nemen, en de kosten moeten berekenen van wat het zeggen wil, een Christen te zijn. Het resultaat is, dat de jongeren zich voordoen als Christenen, zonder hun motieven goed na te gaan. USG1 54 2 De trouwe Getuige zegt: "Och, of gij koud waart of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud, noch heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen." Openbaring 3 : 15, 16. Satan wil, dat gij een Christen in naam zult zijn, want dat komt beter met zijn doel overeen. Wanneer gij slechts een vorm van godsvrucht hebt, kan hij u gebruiken om anderen te lokken op die weg der zelfmisleiding. Sommige arme zielen zullen op u zien, in plaats van te zien op de Bijbelse maatstaf, en zullen niet opwassen. Zij zijn net zo goed als gij, en daarmee zijn ze tevreden. USG1 54 3 Op de jongeren wordt vaak aandrang uitgeoefend om naar de dienst te gaan, op de vergadering te spreken of te bidden; men oefent drang op hen uit om de hovaardij af te sterven. Elke schrede, die ze doen, staan ze onder dwang. Zo ', n godsdienst is niets waard. Laat het wereldsgezinde hart veranderd worden, en het zal niet zo moeilijk zijn, gij kilhartige belijders, om God te dienen. Al die liefde voor kleding en opschik zal dan tot het verleden behoren. De tijd, die gij spendeert om voor de spiegel te staan en uw haar op te maken, zodat dat een lust voor de ogen is, moest gewijd worden aan het gebed en onderzoek des harten. Voor uiterlijke versierselen zal in het geheiligde hart geen plaats zijn, maar daar zal zijn een vurig, verlangend zoeken naar de innerlijke versiering, de Christelijke deugden -- de vruchten van de Geest Gods. USG1 55 1 In dat verband zegt de apostel: "Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken; maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijke versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God." 1 Petrus 3 : 3, 4. USG1 55 2 Breng de vleselijke geest tot onderwerping; hervorm het leven, en dat arme, sterfelijke lichaam zal niet zo tot een afgod gesteld worden. Wanneer een verandering des harten heeft plaats gevonden, zal dat gezien worden in de uiterlijke verschijning. Wanneer Christus in ons is, de hoop der heerlijkheid, zullen we in Hem zó ', n mateloze bekoring ontdekken, dat de ziel daarover in verrukking komt. Dan zal men Hem aanhangen, dan zal men Hem liefhebben, en in bewondering voor Hem, zal het eigen-ik vergeten worden. Jezus zal verheerlijkt en aan-gebeden worden, en het eigen-ik verootmoedigt zich. Maar een belijden, zonder deze diepe liefde, is enkel lippentaal, een dorre formaliteit, een zware last. Velen van u kunnen een begrip van godsdienst in het hoofd hebben, een uiterlijke godsdienst, terwijl het hart niet gereinigd is. God ziet het hart aan: "Alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben." Hebreeën 4:13. Zal Hij Zich met iets anders tevreden stellen dan de waarheid in het innerlijke van de mens? Elke waarachtig bekeerde ziel zal de onmiskenbare tekenen dragen, dat het vleselijke hart tot onderwerping is gebracht. USG1 55 3 Ik spreek open taal. Ik denk niet dat dit een ware Christen zal ontmoedigen; en ik wil niet dat één van u tot de tijd der benauwdheid zou komen zonder een goed gefundeerde hoop in uw Verlosser. Neemt een besluit om eens grondig na te gaan hoe ernstig uw geval is. Vergewist u, zo gij een erfdeel hierboven hebt. Handel eerlijk met uw eigen ziel. Denkt er aan, dat een gemeente zonder vlek, of rimpel, of iets dergelijks, door Jezus aan Zijn Vader zal worden voorgesteld. USG1 56 1 Hoe kunt ge weten, dat ge door God aangenomen zijt? Bestudeert Zijn Woord onder gebed. Legt het niet opzij voor een ander boek. Dit Boek overtuigt van zonde. Het openbaart duidelijk de weg der zaligheid. Het schildert een schitterende, heerlijke beloning. Het openbaart u een absolute Heiland, en leert u, dat alleen door Zijn grenzeloze genade gij de zaligheid kunt-verwachten. USG1 56 2 Verwaarloost niet het verborgen gebed, want dat is de ziel van de godsdienst. Vraagt in een vurig, krachtig gebed om reiniging van de ziel. Bidt met zoveel kracht en vuur, als gij zoudt doen voor uw sterfelijk leven, wanneer dat op het spel staat. Blijft voor God, tot onuitsprekelijke verlangens naar de zaligheid in u ontstaan, en de zoete klaarheid verkregen is, dat uw zonden vergeven zijn. USG1 56 3 De hope des eeuwigen levens wordt niet verkregen op ondegelijke gronden. Het is een onderwerp, dat recht gezet moet worden tussen God en uw eigen ziel -- recht gezet voor de eeuwigheid. Een veronderstelde hoop, en niets meer, zal uw ondergang betekenen. Aangezien gij staat of valt door het Woord Gods, moet ge naar dat Woord zien om een getuigenis te krijgen in uw eigen geval. Daar kunt gij zien, wat vereist wordt om een Christen te worden. Legt uw wapenrusting niet af, of verlaat het strijdperk niet, tenzij gij de overwinning en de triomf in uw Verlosser hebt behaald. ------------------------Hoofdstuk 9--Een Schat in de Hemel USG1 57 1 Een strikt eerlijke en eerbare handelwijze is door sommigen niet gevolgd. Dezen moeten heel anders optreden en vlug handelen om het verkeerde goed te maken. Vele Sabbatvierders zijn hier in gebreke. Voordeel wordt getrokken zelfs van hun arme broeders, en zij, die overvloed hebben, eisen meer dan de werkelijke waarde der dingen, meer dan zij zouden betalen voor dezelfde dingen, terwijl deze zelfde broeders in verlegenheid en wanhoop zitten wegens gebrek aan middelen. God weet al deze dingen. Elke zelfzuchtige daad, elke gierige afpersing zal haar loon ontvangen. USG1 57 2 Ik zag dat het wreed en onrechtvaardig is geen medegevoel te hebben voor de toestand van een broeder. Wanneer hij in zorgen zit, of arm is, en toch doet wat hij kan, moet men hem tegemoet komen en zelfs de volle waarde van de dingen, die hij wil kopen van de welgestelden, moet niet gevraagd worden; maar zij moeten hem een grote barmhartigheid betonen. God zal zulke daden der vriendschap op prijs stellen, en de dader zal zijn beloning niet verliezen. Maar een vreselijk getuigenis staat geschreven tegen vele Sabbatvierders voor hebzuchtige daden in het verborgen bedreven. USG1 57 3 Ik werd teruggewezen naar de tijd, toen er maar weinigen waren, die gehoor gaven en de waarheid omhelsden. Zij waren betrekkelijk arm aan aardse goederen. Wat voor het werk opgebracht moest worden, werd over enkelen verdeeld. Toen was het voor sommigen nodig, dat ze hun huizen en landerijen verkochten, en op onderhoud en huis moesten gaan bezuinigen, omdat hun geldmiddelen edelmoedig en overvloedig de Here gegeven werden om de waarheid te publiceren, en voor andere hulp om het werk Gods vooruit te brengen. Toen ik de-genen, die zich zo opofferden, aanschouwde, zag ik, dat ze ontberingen geleden hadden ter wille van het werk. 1857, Vol. 1, blz. 176, 177 (De Rijke Jongeling) USG1 57 4 Ik zag een enge! bij hen staan, die hun blikken opwaarts richtte en zeide: "Gij hebt buidels in de hemel, die niet verouden! Volhardt tot het einde, en uw loon zal groot zijn." USG1 58 1 God heeft veler harten beroerd. De waarheid, waarvoor enkelen zich zozeer opgeofferd hebben, opdat anderen die deelachtig zouden worden, heeft getriomfeerd, en velen hebben haar aangenomen. In Zijn voorzienigheid heeft God hef hart beroerd van hen, die bemiddeld zijn, en heeft hen in de waarheid gebracht, opdat wanneer Zijn werk groeit, in de noden daarvan voorzien zal worden. Zo zijn veel geldmiddelen in de rijen der Sabbatvierders gekomen, en ik zag, dat God momenteel geen aanspraak maakt op de huizen, waarin Zijn kinderen moeten wonen, tenzij te dure huizen geruild worden voor goedkopere. Maar indien zij, die overvloed hebben, niet naar Zijn stem luisteren, zich niet los maken van de wereld, en over een gedeelte van hun bezit en landerijen beschikken, en God een offer brengen, Hij hen voorbij zal gaan, en een beroep zal doen op die-genen, die bereid zijn iets voor Jezus te doen, zelfs hun huizen te verkopen ten einde in de noden van het werk te voorzien. God wil vrijwillige offeranden hebben. Zij, die geven, moeten dit als een voorrecht beschouwen. ------------------------Hoofdstuk 10--De Zifting USG1 58 2 Op 20 November 1857 werd mij Gods volk getoond, en ik zag hoe geweldig ze geschud werden. Sommigen, met een sterk geloof en kreten van zielsangst, smeekten tot God. Hun gezichten waren bleek en daarover lag 1857, Vol. 1, blz. 179-184 een diepe angst, als gevolg van hun innerlijke strijd. Vastberadenheid en ernst kenmerkten hun gelaat, terwijl grote zweetdruppels langs hun voorhoofd liepen. Nu en dan wilde hun gelaat opklaren, wanneer God Zijn welgevallen betoonde, maar dan kwam weer over hen diezelfde plechtige, ernstige, angstige blik ) USG1 59 1 Boze engelen drongen zich rondom hen, en omhulden hen met hun duisternis, om Jezus buiten hun gezicht te sluiten, opdat hun ogen zich zouden richten op de duisternis rondom hen, en zij God zouden gaan wantrouwen om dan tegen Hem te gaan murmureren. Hun enige veiligheid lag in het opwaarts gericht houden hunner ogen. Engelen Gods hielden de wacht over Zijn volk, en wanneer deze angstige zielen met de vergiftigende atmosfeer van de boze engelen werden omhuld, wuifden de hemelse engelen aanhoudend met hun vleugelen boven hen, om de dikke duisternis te verdrijven. USG1 59 2 Sommigen, zo zag ik, namen niet deel aan dit werk van zielestrijd en smeken. Zij schenen onverschillig en zorgeloos. Zij weerstonden de duisternis rondom hen niet, en die omsloot hen gelijk een dikke wolk. De engelen Gods trokken zich van dezen terug, en ik zag ze ter hulp snellen naar diegenen, die met al hun krachten worstelden om de boze engelen te weerstaan, terwijl zij probeerden zich zelven te helpen door volhardend tot God te roepen. Maar de engelen verlieten hen, die zich niet inspanden om zichzelven te helpen, en ik verloor dezen uit het oog. Wanneer de biddenden doorgingen met hun ernstig smeken, kwam af en toe een lichtstraal van Jezus over hen, om hen te bemoedigen en een glans over hun gelaat te brengen. USG1 60 1 Ik vroeg de betekenis van het schudden, dat ik had gezien, en mij werd getoond, dat dit veroorzaakt zou worden door het ongezouten getuigenis, vervat in de raadgeving van de waarachtige Getuige aan de Laodicensen. Dit zal zijn uitwerking hebben op het hart van de ontvanger, en dat zal hem er toe brengen de banier te verheffen en de volle waarheid te verkondigen. Sommigen kunnen dat duidelijk getuigenis niet verdragen. Zij zullen daartegen in opstand komen, en dit zal een schudding, een zifting onder Gods volk veroorzaken. USG1 60 2 Het getuigenis van de waarachtige Getuige is lang niet genoeg ter harte genomen. Het plechtig getuigen, waarvan hef lot van de Gemeente afhangt, is lichtvaardig opgenomen, zo niet geheel over het hoofd gezien. Dit getuigenis moet een grondige bekering bewerken, en allen, die het waarlijk aannemen, zuilen het gehoorzamen en er door gereinigd worden. USG1 60 3 De engel zeide: "Luister!" Weldra hoorde ik een geluid dat klonk als van vele muziekinstrumenten, alle volmaakt van toon, liefelijk en harmonieus. Hef ging alle muziek te boven, die ik ooit had gehoord. Het scheen zo vol genade, vol mededogen, de heiligste vreugde ademend. Het doortrilde mijn gehele wezen. De engel zeide: "Zie!" Mijn aandacht werd toen geleid op de groep, die ik gezien had, die zo krachtig geschud waren. Ik zag degenen, die ik tevoren aanschouwd had, wenend en biddend met een beklemd gemoed. De hen bewakende engelen waren in aantal verdubbeld, en zij waren van het hoofd tot de voeten bekleed met een wapenrusting. Zij gingen voorwaarts in volmaakte orde, met vaste tred, gelijk een compagnie soldaten. Hun gezichten weerspiegelden de ernstige strijd, die ze hadden gestreden, de adembenemende worsteling, die ze hadden meegemaakt. Hoewel op hun gelaat nog de innerlijk doorleefde angst te lezen stond, straalden deze nochtans van het licht en de heerlijkheid des hemels. Zij hadden de overwinning behaald, en dat veroorzaakte bij hen de diepste dankbaarheid, en een heilige, geheiligde vreugde. USG1 61 1 In aantal was deze groep kleiner geworden. Sommigen waren door de zifting uitgevallen en onderweg achtergebleven).De zorgelozen en onverschilligen, die zich niet schaarden onder hen, die de overwinning en de zaligheid hoog genoeg waardeerden om daarvoor volhardend te bidden en te worstelen, verkregen die niet en zij werden in duisternis achter gelaten, maar hun plaatsen werden onmiddellijk ingenomen door anderen, die de waarheid aannamen en zich in de rijen schaarden. Nog steeds drongen de boze engelen om hen heen, maar zij konden geen macht over hen verkrijgen) USG1 62 2 Ik hoorde degenen, die de wapenrusting aan hadden, de waarheid met grote macht verkondigen. Dat had resultaat. Ik zag degenen, die gebonden geweest waren; sommige vrouwen waren gebonden geweest door hun mannen en sommige kinderen waren gebonden geweest door hun ouders. De eerlijken, die men had tegengehouden of belet had de waarheid te horen, namen die nu gretig aan. Alle vrees voor hun familie was verdwenen. De waarheid alleen werd door hen geprezen. Die was hun dierbaarder en kostbaarder dan het leven. Zij hadden gehongerd en gedorst naar de waarheid. Ik vroeg, hoe die grote verandering was tot stand gekomen. Een engel antwoordde: "Dat is de spade regen, de verkoeling voor het aangezicht des Heren, de luide roep van de derde engel." USG1 62 1 Een grote kracht bezielde deze uitverkorenen. De engel zeide: "Zie!" Mijn aandacht werd gevestigd op de goddelozen of ongelovigen. Zij allen waren druk in de weer. De ijver en de kracht van Gods volk hadden hen wakker gemaakt en verbitterd. Verwarring, verwarring heerste aan alle kanten. Ik zag dat maatregelen genomen werden tegen diegenen, die de kracht en het licht Gods bezaten. De duisternis om hen heen werd dikker en dikker, nochtans daar stonden zij, Gods goedkeuring wegdragende, en hun vertrouwen stellende op Hem. Ik zag, hoe ze in verwarring gebracht waren. Dan hoorde ik hen vurig tot God roepen. Dag en nacht hield hun roepen niet op). Ik hoorde deze woorden: "Uw wil, o God, geschiede! Indien het Uw Naam kan verheerlijken, geef dan Uw volk een uitweg ter ontkoming. Verlos ons van de heidenen rondom ons! Zij hebben het doodvonnis over ons uitgesproken; maar Uw arm kan verlossing brengen." Dat zijn al de woorden, die ik mij kan herinneren. Allen schenen een diep gevoel te hebben van hun on-waardigheid, en manifesteerden een algehele onderwerping aan de wil van God. Nochtans, evenals Jacob, was een ieder, zonder enige uitzondering, vurig aan het smeken en worstelen om verlossing. USG1 62 2 Spoedig nadat zij met hun vurig smeken begonnen waren, wilden de engelen, uit sympathie voor hen, weggaan om voor hun verlossing zorg te dragen. Maar een grote, bevelvoerende engel, stond hun dat niet toe. Hij zeide: "De wil van God is nog niet vervuld. Zij moeten de beker drinken. Zij moeten met de doop gedoopt worden." USG1 63 1 Spoedig hoorde ik de stem van God, die de hemelen en de aarde deed beven ). Er was een geweldige aardbeving. Gebouwen werden neergesmakt en vielen aan alle kanten. Dan hoorde ik een triomfantelijk overwinningsgeschal, luid, harmonisch en helder. Ik keek naar diegenen, die kort tevoren nog zo in wanhoop en gebondenheid waren geweest. Hun banden waren weggenomen. Een heerlijk licht bescheen hen. Hoe schoon zagen zij er toen uit! Alle vermoeidheid en groeven van de zorgen waren verdwenen; gezondheid en schoonheid zag men op ieders gelaat. Hun vijanden, de heidenen rondom hen, vielen als doden. Zij konden hef licht niet verdragen, dat op de verlosten, de heiligen scheen. Dit licht en deze heerlijkheid bleven op hen, tot Jezus werd gezien in de wolken des hemels, en deze getrouwen, deze beproefden werden in één moment, in één punt des tijds, veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid. De graven werden geopend en de heiligen kwamen daaruit, bekleed met onsterfelijkheid, roepende: "Overwinning over de dood en het graf!" en tezamen met de levende heiligen, werden zij opgenomen om hun Here in de lucht te ontmoeten, terwijl een aanhoudend, harmonisch geschal van heerlijkheid en overwinning uit de mond der onsterfelijken opsteeg. ------------------------Hoofdstuk 11--De Beproeving Gods USG1 64 1 God zal Zijn volk beproeven. Jezus heeft geduld met hen, en zal ze niet ineens uit Zijn mond spuwen. De engel zei: "God weegt Zijn volk." Wanneer de boodschap zo kort van duur geweest was, zoals velen van ons dachten, zouden ze geen tijd gehad hebben om hun karakter te ontwikkelen. Velen traden toe uit gevoel, niet uit beginsel of geloof, en deze plechtige, vreselijke boodschap beroerde hen. Zij werkte op hun gevoel, en wekte hun vrees op, maar deed het werk niet, zoals dat Gods bedoeling was. God leest wat in het hart is. Om te voorkomen dat Zijn volk misleid zou worden ten opzichte van zichzelve, schenkt Hij hun de tijd om die opwellende gevoelens te laten afsterven en dan beproefde Hij ze om te zien of zij de raadgeving van de waar-achtige Getuige willen gehoorzamen. USG1 64 2 God leidt Zijn volk stap voor stap. Hij brengt ze op verschillende punten, die er op berekend zijn om aan het licht te brengen wat er in hun hart is. Sommigen volharden op één punt maar vallen bij het volgende. Op elk verder gelegen punt wordt het hart getoetst en een weinig zwaarder beproefd. Wanneer het belijdende volk Gods ervaart, dat hun harten dit recht op zijn doel afgaande werk tegenstaan, moet dit hen overtuigen dat zij iets moeten doen om dat te overwinnen, willen ze niet uitgespuwd worden uit de mond des Heren. USG1 64 3 In dat verband zei de engel: "God zal dat beproevingswerk steeds nauwer en nauwer doorvoeren en een iegelijk van Zijn volk toetsen." Sommigen zijn bereid op één punt in te willigen; maar God brengt hen bij een volgend punt, en dat schrikt hen af en zij trekken zich terug, omdat ze vinden dat dit lijnrecht ingaat tegen een of andere gekoesterde zonde. Hier komen ze nu in de gelegenheid om te zien wat er in hun hart is dat Jezus uitbant. Zij waarderen iets hoger dan de waarheid, en 1859, Vol. 1, blz. 186-190 (De Gemeente van Laodicea) hun harten zijn niet bereid om Jezus te ontvangen. Zij worden persoonlijk op de lange duur getoetst en beproefd om te constateren of ze hun afgoden willen wegdoen, en de raadgeving van de waarachtige Getuige willen opvolgen. Indien er zijn, die zich niet willen laten reinigen door gehoorzaamheid aan de waarheid, en door hun zelfzucht, hun hovaardij, en boze driften te overwinnen, dan hebben de engelen Gods de opdracht: "Zij worden aan hun afgoden overgelaten, laat ze maar los," en dezen gaan door met hun werk en laten dezulken met hun niet onderworpen boze karaktertrekken over in de handen van de boze engelen. Zij, die zich bij elk punt ontvankelijk tonen, en overwinnen, wat dit ook moge kosten, hebben de raadgeving van de waarachtige Ge-tuige opgevolgd, en zij zullen de spade regen ontvangen en zo klaargemaakt worden voor hun opneming in de hemel... USG1 65 1 O, dat iedere lauwe belijder zich dat reinigingswerk kon realiseren, dat God onder Zijn belijdend volk weldra wil gaan doen! Beste vrienden, misleidt uzelven niet aangaande uw toestand. Gij kunt God niet bedriegen. De waarachtige Getuige zegt immers: "Ik weet uw werken." De derde engel is bezig een volk stap voor stap hoger en hoger te leiden. Bij elke schrede zullen ze getoetst worden. ------------------------Hoofdstuk 12--Het Huis Gods USG1 66 1 Ik zag dat velen, aan wie God geldmiddelen heeft toevertrouwd, zich niet bezwaard gevoelen die overvloedig ten eigen bate aan te wenden, door hier comfortabele huizen te bouwen; maar wanneer er een huis gebouwd wordt, om de grote God, die de eeuwigheid bewoont, te aanbidden, kunnen ze het niet over zich verkrijgen om Hem het gebruik der middelen af te staan, die Hij hun geleend heeft. Een iegelijk streeft er niet naar om de ander te overtreffen in het uiten van zijn dankbaarheid tegenover God voor de waarheid door alles te doen waf hij kan om een passend Godshuis te bouwen; maar sommigen trachten zo min mogelijk te doen; en zij hebben het gevoel dat de gelden, die ze ter beschikking stellen om de Allerhoogste een plaats te bereiden om hen te bezoeken, zo goed als verloren zijn. Zo ', n offer is niet volmaakt en niet aannemelijk voor God. Ik zag, dat het God meer zou behagen, indien Zijn volk evenveel wijsheid zou betonen in het bouwen van een huis voor Hem, als zij doen ten opzichte van hun eigen woningen. De offeranden en offergaven van de kinderen Israëls moesten zonder enig gebrek zijn, de besten van de kudde; en een iegelijk van het volk moest in dat werk meedoen. Het werk Gods voor deze tijd zal zeer uitgebreid zijn. Wanneer gij de Here een huis bouwt, beledigt en bekort Hem dan niet door het inbrengen van uw gebrekkige offers. Brengt het allerbeste offer voor een huis, dat voor God gebouwd wordt. Laat dat het allerbeste zijn, dat gij hebt; toont een belangstelling om het doeltreffend en comfortabel te maken. Sommigen denken, dat dit niet van gewicht is, omdat het nog maar korte tijd is. Maar volgt dit beginsel dan ook in uw eigen woningen, en in al uw wereldse aangelegenheden. USG1 66 2 Ik zag dat God Zijn werk ten uitvoer kon brengen zonder ‘s mensen hulp; maar dit is niet Zijn bedoeling. 1859, Vol. 1, blz. 196, 197 USG1 66 3 De tegenwoordige wereld is bedoeld als een toneel van beproeving voor de mens. Hij is hier om een karakter te vormen, dat hij zal meenemen in de eeuwig blijvende wereld. Goed en kwaad zijn voor zijn aangezicht gesteld, en zijn toekomstige staat hangt af van de keuze, die hij maakt. Christus kwam om de loop van zijn gedachten en zijn verlangens te veranderen. Zijn hart moet afgekeerd worden van zijn aardse schat, om dat te stellen op de hemelse. Door zijn zelfverloochening kan God verheerlijkt worden. Het grote offer is voor de mens gebracht, en nu zal hij getoetst worden om te constateren of hij het voorbeeld van Jezus wil navolgen, en een offer wil brengen voor zijn medemens. USG1 67 1 Satan en zijn engelen staan eensgezind tegenover het volk Gods; maar Jezus probeert hen te reinigen om voor Hem een werk te doen. Hij eist van hen, dat ze Zijn werk volvoeren. God heeft Zijn volk in deze wereld voldoende middelen verschaft om Zijn werk uit te dragen zonder in geldelijke moeilijkheden te komen, en het is Zijn be-doeling, dat de middelen, die Hij hun heeft toevertrouwd, oordeelkundig gebruikt zullen worden. "Verkoopt hetgeen gij hebt, en geeft aalmoes," (Lukas 12 : 33) is een gedeelte van Gods Heilig Woord. De dienstknechten Gods moeten zich opmaken, luid roepen en niet inhouden: "Verkondig Mijn volk hun overtreding en het huis Jacobs hun zonden." Jesaja 58:1. Het werk Gods zal veel omvangrijker worden, en wanneer Zijn volk Zijn raadgeving opvolgt, zullen er niet veel middelen in hun bezit zijn om verteerd te worden in de laatste grote vuurzee. Allen zullen hun schat vergaderd hebben, waar deze veilig is tegen de roest en de mot, en het hart zal met geen enkel koord aan de aarde gebonden zijn ------------------------Hoofdstuk 13--Lessen Uit de Gelijkenissen USG1 68 1 Mij werd getoond dat de gelijkenis van de talenten niet ten volle wordt begrepen. Deze belangrijke les werd aan de discipelen gegeven tot zegen voor de Christenen, levende in het laatste der dagen. En deze talenten verzinnebeelden niet enkel de bekwaamheid om te prediken en te onderwijzen uit het Woord van God. De gelijkenis slaat op de aardse middelen, die God aan Zijn volk heeft toevertrouwd. Degenen, aan wie de vijf en de twee talenten gegeven werden, handelden daarmee en verdubbelden wat aan hun zorg was toevertrouwd. God eist van hen, die hier bezittingen hebben, hun geld uit te zetten om voor Hem te gebruiken -- om het te beleggen in het werk om de waarheid te verspreiden. En wanneer de waarheid woont in het hart van de ontvanger, zal hij ook zijn deel doen om die aan anderen over te dragen, en door zijn inspanning, zijn invloed en zijn middelen, zullen anderen de waarheid omhelzen en ook dezen zullen voor God gaan werken. USG1 68 2 Ik zag dat sommigen van Gods belijdend volk zijn gelijk de man, die zijn talent in de aarde verborg. In plaats dat zij hun middelen geven voor Gods werk, houden ze deze achter. Zij staan er op, dat deze hun eigendom zijn, en dat ze het recht hebben met hun eigen geld te doen wat ze willen; en zielen worden niet gered door verstandige pogingen, gedaan door hen met het geld huns Heren. Engelen houden trouw aantekening van eens ieders werk, en wanneer hef oordeel gaande is over het huis Gods, staat het vonnis van een iegelijk bij zijn naam vermeld, en de engel heeft de opdracht de on-trouwe dienstknechten niet te sparen, maar ze te verdelgen in de tijd der slachting. En wat aan hun handen was toevertrouwd, wordt hen afgenomen. Hun aardse schat wordt dan weggevaagd, en zij hebben alles verloren. En de kronen, die ze hadden kunnen dragen, wanneer ze trouw geweest waren, worden op de hoofden geplaatst van diegenen, die gered zijn door de trouwe dienstknechten, wier middelen steeds vloeiden om voor God te gebruiken. En voor een iegelijk, die door hun middelen gered is, wordt een ster aan hun kroon in heerlijkheid toegevoegd en vermeerdert hun eeuwige beloning. USG1 69 1 Mij werd ook getoond, dat de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester voor ons een les inhield. "Maakt uzelven vrienden uit de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen." Lukas 16:9. Wanneer we hier onze geldmiddelen gebruiken voor Gods heerlijkheid, vergaren wij een schat in de hemel; en wanneer aardse bezittingen teniet gedaan zijn, heeft de getrouwe rentmeester Jezus en Zijn engelen tot zijn vrienden, om hem woning te verschaffen in de eeuwige tabernakelen. GOD REKENSCHAP VERSCHULDIGD USG1 69 2 "Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw." Vers 10. Hij, die trouw is in zijn aardse bezit, al is dat ook gering, en een oordeelkundig gebruik maakt van wat God hem hier geleend heeft, zal trouw zijn aan zijn belijden. "Die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig." Die God onthoudt, wat Hij hem geleend heeft, zal in elk opzicht ontrouw zijn in de dingen Gods. "Zo gij dan in de onrechtvaardige Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware vertrouwen?" Vers 11. Indien wij ons ontrouw betonen in het beheer van hetgeen God ons hier geleend heeft, zal Hij ons nooit de onverderfelijke erfenis geven. "En zo gij in eens anders goed niet getrouw zijt geweest, wie zal u hef uwe geven?" Vers 12. USG1 69 3 Jezus heeft de verlossing voor ons gekocht. Zij behoort ons; maar wij zijn hier geplaatst ter onderzoek of wij ons het eeuwige leven waardig zullen betonen. God beproeft ons, door ons aardse bezittingen toe te vertrouwen. Indien we getrouw zijn om van wat Hij ons geleend heeft, vrijgevig af te staan ter bevordering van Zijn werk, kan God ons de onverderfelijke erfenis geven. "Gij kunt God niet dienen en de Mammon." Vers 13; Mattheus 5 : 24. "Zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem." 1 Johannes 2: 15. USG1 70 1 God is mishaagd door de trage, slappe manier, waarop velen van Zijn belijdend volk hun wereldse zaken behandelen. Zij schijnen absoluut uit het oog te hebben verloren, dat het bezit, dat zij beheren, God toebehoort, en dat zij Hem rekenschap moeten afleggen van hun rentmeesterschap. Sommigen laten hun wereldse zaken achter in een volkomen ontreddering. Satan heeft op dit alles zijn oog gevestigd, en als de kans gunstig is, slaat hij toe, en door zijn handelwijze haalt hij veel geldmiddelen weg uit de rijen van de Sabbatvierders. En die middelen gaan over in zijn gelederen. Zij, die op jaren zijn, zijn onwillig om ten aanzien van hun aardse bezit een schikking te treffen, en op een onverwacht ogenblik worden ze ziek en sterven. Hun kinderen, die voor de waarheid niets voelen, erven het geld. Satan heeft zo gewerkt, dat het in zijn voordeel is. "Zo gij dan in de onrechtvaar-dige Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware vertrouwen? En zo gij in eens anders goed niet getrouw zijt geweest, wie zal u het uwe geven?" Lukas 16 : 11, 12. USG1 70 2 Mij werd het schrikwekkend feit getoond, dat Satan en zijn engelen meer hadden uit te staan met het beheer van het bezit van Gods belijdend volk dan de Here. Rentmeesters van het laatste der dagen zijn onverstandig. Zij staan Satan toe hun zakelijke aangelegenheden te regelen en zo komt in zijn rijen wat het werk Gods toebehoort, en daarin had moeten komen. God let op u, gij ontrouwe rentmeesters; Hij zal u ter verantwoording roepen. Ik zag dat de rentmeesters Gods door een trouw, oordeelkundig beheer, hun zaken in deze wereld precies zo kunnen regelen als het behoort. En het is speciaal het voorrecht en de plicht van de bejaarden, de zwakken, en van hen, die geen kinderen hebben, hun middelen te plaatsen waar deze gebruikt kunnen worden voor Gods werk, in het geval zij plotseling zouden weggenomen worden. Maar ik zag dat Satan en zijn engelen juichen over hun succes in deze aangelegenheid. En zij, die wijze erfgenamen der zaligheid moesten zijn, zijn maar al te zeer bereid het geld huns Heren uit hun handen te laten overgaan in de rijen van de vijand. Op deze manier ver-sterken zij het koninkrijk van Satan, en zij schijnen zich daarvan weinig aan te trekken. ------------------------Hoofdstuk 14--Borg Voor Ongelovigen USG1 71 1 Ik zag dat Zijn volk God mishaagde door borg te worden van ongelovigen. Ik werd verwezen naar deze teksten: Spreuken 22 : 26: "Behoor niet tot hen, die handslag geven, en zich borg stellen voor schulden" (Nieuwe Vert.). Spreuken 15: "Slecht vergaat het hem, die borg is voor een vreemde; maar wie de handeling vermijdt, gaat veilig" (Nieuwe Vert.). Ontrouwe rentmeesters! Zij stelden zich borg met datgene, wat toebehoort aan een ander -- hun hemelse Vader -- en Satan staat gereed om zijn kinderen te helpen door het uit hun handen te rukken. Sabbatvierders moeten niet in deelgenootschap treden met ongelovigen. USG1 71 2 Gods volk betrouwt te veel op de woorden van vreemden en vragen hun advies en raad, wanneer ze dat niet moesten doen. De vijand maakt van hen zijn handlangers, en werkt door hen om Gods volk in verwarring te brengen en te benadelen. USG1 71 3 Sommigen hebben geen takt om wereldse zaken verstandig te beheren. Zij bezitten niet de nodige eigenschappen, en Satan slaat daar munt uit. Wanneer dit het 1859, Vol. 1, blz. 200, 201 geval is, zullen dezulken niet in onwetendheid blijven aangaande hun taak. Ze moeten nederig genoeg zijn om overleg te plegen met hun broeders, in wier oordeel zij vertrouwen kunnen hebben, alvorens ze plannen gaan uitwerken. Ik werd verwezen naar deze tekst: "Draagt elkanders lasten." Galaten 6 :2. Sommigen zijn niet nederig genoeg, om diegenen, die een gezond oordeel hebben, de zaak door dezen te laten bekijken, of ze moeten eerst hun eigen plannen gevolgd hebben en in moeilijkheden zijn geraakt. Dan pas zien ze de noodzakelijkheid om de raad en het oordeel van hun broeders in te winnen; maar hoeveel zwaarder is de last nu dan in den beginne. USG1 72 1 Broeders moeten niet gaan procederen, wanneer de mogelijkheid bestaat om dat te vermijden; want dan geven ze de vijand een grote kans om hen te verstrikken en in moeilijkheden te brengen. Het zou veel beter zijn, tot een schikking te komen, al gaat dat met enig verlies gepaard. ------------------------Hoofdstuk 15--Het Afleggen van de Eed USG1 72 2 Ik zag dat sommigen van Gods kinderen een fout begaan hebben ten aanzien van het afleggen van de eed en Satan heeft daar voordeel uit getrokken door ze te verdrukken, en hun het geld huns Heren af te nemen. Ik zag dat de woorden onzes Heren, "Zweert ganselijk niet," niet slaan op de rechterlijke eed. "Laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit de boze." Mattheus 5 : 34, 37. Dit slaat op de conversatie in het algemeen. Sommigen overdrijven in hun woorden. Sommigen zweren bij hun eigen leven, anderen bij hun hoofd 1859, Vol. 1, blz 201-203 -- zo waar als ze leven, zo waar als ze een hoofd hebben. Sommigen roepen hemel en aarde als getuigen aan, dat bepaalde dingen zo en zo zijn. Sommigen hopen dat God hun het leven zal benemen, indien wat ze zeggen, niet waar is. Het is dit zweren in het algemeen, waar-tegen Jezus Zijn discipelen waarschuwde. USG1 73 1 We hebben mannen over ons gesteld om ons te regeren en wetten om het volk te besturen. Zouden die wetten er niet zijn, dan zou de toestand in de wereld slechter zijn dan deze nu is. Sommige van deze wetten zijn goed, andere slecht. De slechte zijn in aantal vermeerderd en we zullen in moeilijke omstandigheden gebracht worden. Maar God zal Zijn volk ondersteunen om standvastig te zijn en de beginselen van Zijn Woord te handhaven. Wanneer de wetten der mensen in conflict komen met het Woord en de wet van God, hebben we deze laatste te gehoorzamen, welke ook de consequenties mogen zijn. De wet van een land, die eist, dat we een slaaf aan zijn meester moeten overleveren, hebben we niet te gehoorzamen, en we moeten de gevolgen van het overtreden van deze wet afwachten. De slaaf is niet het eigendom van een of ander mens. God is zijn rechtmatige Meester, en de mens heeft geen recht op Gods schepsel zijn handen te leggen, en hem als zijn eigendom op te eisen. USG1 73 2 Ik zag dat de Here nog een en ander te maken heeft met de wetten des lands. Terwijl Jezus in het heiligdom is, wordt Gods beteugelende Geest gevoeld door regeerders en volk. Maar Satan beheerst in grote mate de massa der wereld, en was het niet dank zij de wetten des lands, dan zouden we al heel wat ellende beleven. Mij werd getoond, dat wanneer het inderdaad nodig is, en zij worden opgeroepen om op een wettige wijze te getuigen, het voor Zijn kinderen geen schending van Gods Woord is, om plechtig God ten getuige aan te roepen, dat, wat zij zeggen, de waarheid en niets dan de waarheid is. USG1 73 3 De mens is zó verdorven, dat wetten gemaakt zijn om de verantwoordelijkheid op zijn eigen hoofd te doen neerkomen. Sommige mensen hebben geen vrees om hun medemens te beliegen; maar ze zijn geleerd en de weerhoudende Geest Gods heeft het hun ingescherpt, dat hef een vreselijk iets is, God te beliegen. Het geval van Ananias en Saffira, zijn vrouw, is als een voorbeeld daarvan gegeven. De zaak wordt nu overgedragen van de mens op God, zodat wanneer iemand valse getuigenis aflegt, dat niet tegenover de mens is, maar tegenover de grote God, Die leest wat er in het hart is, en de juiste waarheid in elk geval kent. Onze wetten beschouwen het doen van een valse eed als een grote misdaad. God heeft de valse eedaflegger vaak met Zijn oordeel bezocht, en zelfs terwijl de eed nog op zijn lippen was, heeft de engel der vernietiging hem neergeveld. Dit was om de boosdoeners schrik aan te jagen. USG1 74 1 Ik zag, dat wanneer er iemand op aarde is, die werkelijk onder ede kan getuigen, het de Christen is. Hij leeft in het licht van Gods aangezicht. Hij wast krachtig op in Zijn kracht. En wanneer belangrijke zaken door de wet beslist moeten worden, dan is er niemand, die zich zo goed op God kan beroepen als de Christen. De engel vroeg mij wel op te letten, dat God bij Zichzelven zweert. Genesis 22 : 16; Hebreeën 6 : 13, 17. Hij zwoer aan Abraham (Genesis 26 : 3), aan Izak (Psalm 105 : 9; Jeremia 11 : 5); en aan David (Psalm 132 : 11, Handelingen 2 : 30). God eiste van de kinderen Israëls een eed tussen man en vrouw. Exodus 22 : 10, 11. Jezus onderwierp Zich aan de eed in het uur van Zijn verhoor. De hogepriester zei tot Hem: "Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God." Jezus zei tot hem: "Gij hebt het gezegd." Mattheus 26 : 63, 64. Wanneer Jezus in Zijn onderwijs aan Zijn discipelen de rechterlijke eed had bedoeld, zou Hij de hogepriester hebben terecht gewezen, en daar Zijn onderwijs hebben bekrachtigd ten bestwil van Zijn aanwezige volgelingen. Het deed Satan goed, dat sommigen hef afleggen van de eed in een verkeerd licht zijn gaan bezien, want dat heeft hem in de gelegenheid gesteld, hen te verdrukken en hun het geld huns Heren te ontnemen. De rentmeesters des Heren moeten verstandiger zijn, hun plannen ontwikkelen en zich opmaken om Satans listen te weerstaan, want hij zal nog krachtiger zijn slag gaan slaan dan ooit tevoren. USG1 75 1 Sommigen, zo zag ik, hebben een vooroordeel tegen onze overheid en wetten; maar zouden de wetten er niet zijn, dan zou de wereld zich in een vreselijke toestand bevinden. USG1 75 2 God breidelt nog onze regeerders, want de harten van allen zijn in Zijn handen. Grenzen zijn gesteld, waar buiten zij niet kunnen gaan. Velen van de regeerders zijn degenen, over wie Satan macht uitoefent; maar ik zag dat God Zijn werktuigen heeft, zelfs onder de overheidspersonen. En sommigen van hen zullen nochtans tot de waarheid bekeerd worden. Zij doen nu datgene, wat God hen wil laten doen. Wanneer Satan door zijn werktuigen ageert, worden voorstellen gedaan, die, zouden ze uitgevoerd worden, het werk Gods aan banden zouden leggen en een groot kwaad zouden veroorzaken. De goede engelen bewerken de harten van deze werk-tuigen Gods, om zulke voorstellen tegen te gaan met een krachtige bewijsvoering, die Satans werktuigen niet kunnen weerleggen. Reeds enkelen van Gods werktuigen zullen de kracht bezitten om heel wat kwaad opzet te verijdelen. Zo zal het werk voorwaarts gaan tot de derde engel zijn taak verricht heeft, en bij de luide roep van de derde engel, zullen deze werktuigen in de gelegenheid zijn de waarheid te ontvangen, en sommigen van hen zullen bekeerd worden, en zullen met de heiligen de tijd der benauwdheid doorstaan. Wanneer Jezus het heilige der heiligen verlaat, wordt Zijn weerhoudende Geest van de overheid en van het volk weggetrokken. Zij worden aan de macht van de boze engelen overgelaten. Dan zullen zulke wetten ingevoerd worden onder de raad en leiding van Satan, dat, wanneer de tijd niet verkort zou worden, geen vlees zou behouden blijven. ------------------------Hoofdstuk 16--Plicht Tegenover Kinderen USG1 76 1 Mij werd getoond dat in hef algemeen ouders geen juiste weg met hun kinderen hebben gevolgd. Zij hebben de teugels niet zo strak gehouden als dat wel moest, maar ze hebben toegelaten dat ze aan eigen hovaardij toegaven en eigen lusten volgden. In het verleden werd de ouderlijke macht erkend; kinderen waren dan onderworpen aan hun ouders, en vreesden en eerbiedigden hen; maar in dit laatste der dagen is dit alles juist tegengesteld. Sommige ouders zijn onderworpen aan hun kinderen. Ze zijn bang om tegen de wil van hun kinderen in te gaan, en daarom staan ze alles toe. Maar zo lang de kinderen onder het ouderlijke dak zijn, van hen afhankelijk, moeten ze aan de ouderlijke macht onder-worpen zijn. Ouders moeten met beslistheid optreden, en er op staan dat, waf zij als juist beoordelen, opgevolgd wordt. USG1 76 2 Eli kon zijn boze zonen beteugeld hebben, maar hij vreesde hun ongenoegen. Hij liet toe, dat ze in hun opstand bleven volharden, tot ze een vloek werden voor Israël. Van ouders wordt geëist, dat ze hun kinderen in toom houden. De zaligheid van de kinderen hangt nauw samen met de weg, die de ouders volgen. In hun dwaze liefde en tederheid voor hun kinderen, geven vele ouders hun alles toe tot hun eigen nadeel, voeden hun trots, maken op hun kleren allerlei garneersels en versieringen, waardoor ze ijdel worden, en gaan denken dat de kleren de mens maken. Maar reeds een korte kennismaking overtuigt degenen, met wie ze omgaan, dat een uiterlijke verschijning niet voldoende is om de wanstaltigheid te verbergen van een hart, waarin de Christelijke deugden niet aanwezig zijn, maar dat gevuld is met eigenliefde, hovaardij en onbeheerste driften. Zij, die zachtmoedigheid, ootmoed en deugd liefhebben, moeten zulk gezelschap mijden, zelfs als dat kinderen van Sabbatvierders zijn. Hun gezelschap werkt vergiftigend; hun invloed leidt tot de dood. Ouders realiseren zich niet de vernietigende invloed van het zaad, dat ze zaaien. Dat zal ontkiemen en vrucht dragen, dat zal maken dat hun kinderen de ouderlijke macht verachten. USG1 77 1 Zelfs wanneer ze meerderjarig zijn, wordt van kinderen geëist, dat ze hun ouders eerbiedigen en zich de ouderlijke noden zullen aantrekken. Zij moeten luisteren naar de raad van godvruchtige ouders, en niet het gevoel hebben, dat, nu ze wat ouder geworden zijn, ze hun plichten tegenover hen zijn ontgroeid. Er is een gebod met een beloffe voor degenen, die hun vader en hun moeder eren. In dit laatste der dagen staan de kinderen zo bekend door hun ongehoorzaamheid en oneerbiedigheid, dat God daar speciaal de aandacht op heeft gevestigd en het een teken is dat het einde nadert. Dat laat zien dat Satan bijna de algehele macht heeft over de geest der kinderen. Velen eerbiedigen de ouderdom niet meer. Men beschouwt het als te ouderwets om de ouderen te respecteren; dat gebeurde in de dagen van Abraham. Daar zegt God: "Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zoude bevelen." Genesis 18 : 19. USG1 77 2 In het verleden mochten de kinderen niet trouwen zonder de toestemming van hun ouders. Ouders deden de keuze voor hun kinderen. Het werd als een misdaad voor de kinderen beschouwd, wanneer ze een huwelijk sloten op hun eigen verantwoordelijkheid. De aangelegenheid werd eerst aan de ouders voorgelegd, en deze moesten nagaan of de persoon, die tot hen in een nauwe relatie zou komen, dat waardig was en of de partijen een gezin konden onderhouden. Het werd door hen van het grootste belang geacht, dat zij, de aanbidders van de ware God, zich niet door huwelijk zouden vermengen met een heidens volk, opdat hun gezinnen niet zouden afgekeerd worden van God. Zelfs wanneer de kinderen getrouwd waren, stonden ze nog onder de plechtigste verplichting tegenover hun ouders. Hun oordeel werd niet als volwaardig beschouwd zonder de raad der ouders, en er werd van hen geëist hun wensen te respecteren en te gehoorzamen, want anders zouden ze in conflict komen met de eisen Gods. USG1 78 1 Weer werd mijn aandacht gevestigd op de jeugd in dit laatste der dagen. Kinderen staan niet onder toezicht. Ouders, gij moet met uw eerste lessen inzake de tucht beginnen, wanneer uw kinderen als baby's in uw armen liggen. Leert ze, dat ze hun willetje aan u moeten onderwerpen. Dit kan gebeuren door rechtvaardig op te treden en een vaste wil te openbaren. Ouders moeten hun eigen geest onder volmaakt beheer hebben, en met zachtheid en toch met vaste hand de wil van het kind buigen, totdat het ziet dat er niets anders opzit dan zich te voegen naar hun wensen. GEVOLG VAN OUDERLIJKE NALATIGHEID USG1 78 2 Ouders beginnen niet tijdig. De eerste uiting van de boze luim wordt niet beteugeld, en de kinderen worden koppig en naarmate ze groeien en sterker worden, wordt ook de koppigheid sterker. Sommige kinderen denken, wanneer ze ouder worden, dat het vanzelf spreekt, dat ze hun eigen gang gaan, en dat hun ouders zich naar hun wensen hebben te schikken. Ze verwachten dat hun ouders hen zullen bedienen. Ze worden kwaad, wanneer de teugels worden aangehaald, en wanneer ze oud genoeg zijn om hun ouders een hulp te zijn, dan dragen ze de lasten niet zoals dat wel moest. Alle verantwoordelijkheid is van hen afgenomen en ze groeien op als nietsnutten zowel in huis als daarbuiten. Ze hebben geen wilskracht om vol te houden. De ouders hebben de lasten gedragen, en hebben ze laten opgroeien in luiheid, zonder hun enige gewoonten bij te brengen inzake orde, vlijt en spaarzaamheid. Ze hebben niet geleerd om zichzelven te verloochenen, maar zijn verwend en vertroeteld, en aan hun wensen wat ze wilden eten, werd voldaan, waardoor hun gezondheid verzwakt werd. Hun manieren en gedragingen zijn niet prettig. Ze zijn een last voor zichzelven en voor hun omgeving. En terwijl de kinderen nog kinderen zijn, terwijl ze de tucht zo nodig hebben, mogen ze uiten omgaan met oudere kinderen en staan bloot aan verderfelijke invloeden. USG1 79 1 De vloek Gods zal zeker rusten op ontrouwe ouders. Niet enkel planten ze doornen, die hen hier zullen verwonden, maar ze zullen tegenover hun eigen ontrouw geplaatst worden, wanneer het oordeel zal plaats vinden. Vele kinderen zullen in het oordeel hun ouders aanklagen omdat zij hen niet onder tucht hebben gesteld en zullen aan hen hun vernietiging wijten. De valse sympathie en blinde liefde der ouders zijn oorzaak dat ze de fouten van hun kinderen verontschuldigen zonder daarin verbetering te brengen en als gevolg daarvan gaan hun kinderen verloren, en het bloed van hun zielen zal neer-komen op de ontrouwe ouders. USG1 79 2 Kinderen die aldus zonder enige tucht zijn grootgebracht, hebben alles te leren wanneer ze belijden volgelingen van Christus te zijn. Hun gehele godsdienstig be-leven staat onder invloed van de opvoeding die ze als kind gehad hebben. Die zelfde eigengereidheid komt nog vaak naar voren; er is dat zelfde gebrek aan zelf-verloochening, die zelfde gehumeurdheid wanneer ze worden terechtgewezen, die zelfde eigenliefde en onwil om anderen te raadplegen of zich te laten beïnvloeden door het oordeel van een ander, die zelfde traagheid, met gevolg het afschuiven van alle lasten en het niet willen dragen van verantwoordelijkheid. Dat alles komt aan de dag in hun verhouding tot de gemeente. De mogelijkheid bestaat dat zulke mensen overwinnen; maar hoe zwaar is de strijd! Hoe ernstig het conflict! Hoe hard om onder de strenge tucht door te moeten gaan, wat toch voor hen noodzakelijk is, willen ze streven naar een Christelijk karakter! Nochtans indien zij ten slotte overwinnen, zullen ze kunnen zien, alvorens ze het onverderfelijke aandoen, hoe dicht ze bij de afgrond der eeuwige verdoemenis gestaan hebben, als gevolg van het gebrek aan een juiste opvoeding in hun jeugd, het niet geleerd hebben van onderwerping in hun kinderjaren. ------------------------Hoofdstuk 17--Onze Naam als Kerkgenootschap USG1 80 1 Mijn ogen werden gevestigd op het overblijfsel van Gods volk inzake het aannemen van een naam. Twee groepen werden voor mij gesteld. De ene groep sloot zich aan bij de grote lichamen van belijdende Christenen. Ze liepen Gods wet onder de voet en bogen zich voor een pauselijke instelling. Zij vierden de eerste dag der week als de Sabbat des Heren. De andere groep, heel gering in aantal, boog zich voor de grote Wetgever. Zij hielden het vierde gebod. De bijzondere en op de voorgrond tredende kenmerken van hun geloof waren de viering van de zevende dag, en het uitzien naar de verschijning van onze Here vanuit de hemel. USG1 80 2 Het conflict gaat tussen de eisen van God en de eisen van hef beest. De eerste dag, een pauselijke instelling, die lijnrecht staat tegenover het vierde gebod, zal nochtans tot een toets gemaakt worden door het beest met de twee hoornen. En dan verkondigt de vreselijke waarschuwing Gods de straf voor het zich buigen voor het beest en zijn beeld. Zij zullen de wijn des toorns Gods drinken, die ongemengd is ingeschonken in de drinkbeker Zijns toorns. USG1 80 3 Geen naam, die wij kunnen aannemen, zal passend zijn, dan die, welke in harmonie is met onze belijdenis, ons geloof tot uitdrukking brengt, en ons tekent als een bijzonder volk. De naam Zevende-Dags Adventist is een bestendige terechtwijzing voor de Protestantse wereld. USG1 80 4 Hier loopt de onderscheidingslijn tussen degenen, die God aanbidden en degenen, die het beest aanbidden en zijn merkteken ontvangen. De grote strijd gaat tussen de geboden Gods en de eisen van het beest. Het is omdat de heiligen al de tien geboden houden, dat de draak tegen hen krijg voert. Indien zij de banier willen neerhalen en de bijzondere kenmerken van hun geloof willen opgeven, zal de draak tevreden zijn; maar zij wekken zijn gramschap op omdat zij de standaard durfden opheffen en met ontplooide banier optrokken tegen de Protestantse wereld, die de instelling van het pausdom aanbidt. USG1 81 1 De naam Zevende-Dags Adventist zet de ware kenmerken van ons geloof voorop en zal de onderzoekende geest overtuigen. Gelijk een pijl uit Gods pijlkoker, zal hij de overtreders van Gods wet verwonden, en zal leiden tot bekering tot God en geloof in onze Here Jezus Christus. USG1 81 2 Mij werd getoond, dat bijna iedere fanaticus, die opgestaan is, die zijn gevoelens wenst te verbergen, opdat hij anderen kan doen afdwalen, er op staat te behoren tot de gemeente Gods. Zo ', n naam zou direct achterdocht opwekken; want die wordt gebruikt om de meest absurde dwalingen te verbergen. Die naam is te vaag voor het overblijfsel van Gods volk. Die zou maar aanleiding geven tot de veronderstelling dat wij een geloof hadden, dat we wilden verbergen. ------------------------Hoofdstuk 18--Algehele Toewijding USG1 81 3 Beste Broeder en Zuster K. USG1 81 4 In mijn laatste gezicht werden mij enige dingen getoond, die uw gezin aangaan. De Here koestert gedachten vol genade over u, en zal u niet verlaten, tenzij gij Hem verlaat. L. en M. verkeren in een lauwe toestand. Zij moeten uit hun lethargie ontwaken en streven naar de zaligheid, of het eeuwige leven zal hun ontgaan. Zij moeten een persoonlijke verantwoordelijkheid gevoelen en een persoonlijk beleven meemaken. Zij hebben dringend behoefte aan een werk, dat in hun harten gedaan wordt door de Heilige Geest van God, dat hen er toe zal brengen om het gezelschap van Gods volk lief te hebben en te verkiezen boven enig ander, en gescheiden te zijn van hen, die voor geestelijke dingen geen hart hebben. Jezus vraagt een volkomen offer, een algehele toewijding. USG1 82 1 L. en M., gij zijt u niet bewust geworden dat God uw onverdeelde liefde eist. Gij hebt een heilige belijdenis afgelegd, nochtans zijt ge gezonken tot het dode niveau van gewone belijders. Gij haakt naar de omgang met de jongeren, die niets voelen voor de heilige waarheden, welke gij belijdt. Waar ge mede omgaat, zijt ge gaan evenaren, en hebt u tevreden gesteld met een godsdienstige houding, die allen van u best kunnen aanvaarden, zonder u een veroordeling van deze of gene op de hals te halen. USG1 82 2 Christus vraagt alles. Zou Hij minder eisen, zo ware Zijn offer te dierbaar, te groot om ons op zo ', n niveau te brengen. Ons heilig geloof roept met luide stem: Afscheiding. We moeten niet aan de wereld, of aan dode, harteloze belijders gelijkvormig worden. "Wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds." Romeinen 12:2. Dit is een weg der zelfverloochening. En wanneer gij vindt dat de weg te moeilijk is, dat er op dit smalle pad van teveel zelfverloochening sprake is; wanneer gij zegt: Hoe hard dit alles te moeten opgeven, stelt uzelve dan de vraag: Wat heeft Christus voor mij opgegeven? Deze vraag stelt alles wat wij zelfverloochening noemen, in de schaduw. USG1 82 3 Aanschouwt Hem in de hof, grote bloeddruppels zwetend. Een enkele engel wordt van de hemel gezonden om de Zone Gods te bemoedigen. Volgt Hem op Zijn weg naar de gerechtszaal, terwijl Hij belachen, bespot en beledigd wordt door dat razende gepeupel. Aanschouwt Hem, omhangen met dat oude purperen koningskleed. Hoort de gruwelijke grappen en wrede spot. Ziet, hoe ze op dat edele voorhoofd de doornenkroon zetten en Hem dan met een riet gaan slaan, zodat de doornen in het vlees bij de slapen dringen, en het bloed Hem langs het heilige voorhoofd vloeit. Hoort die moordlustige bende schreeuwen om het bloed van Gods Zoon. Hij wordt in hun handen overgeleverd, en zij voeren de edele Lijder weg naar Zijn kruisiging, bleek, zwak, een bezwijming nabij. Hij wordt uitgestrekt op het houten kruis, en de nagelen worden door Zijn tere handen en voeten geslagen. Ziet Hem daar hangen aan het kruis gedurende die vreselijke uren van de doodsstrijd, tot de engelen hun gelaat bedekken voor dat afschuwelijke schouwspel, en de zon haar licht verbergt, weigerend dat te aanschouwen. Bedenkt deze dingen, en vraagt dan: Is de weg te nauw? Neen, neen. VERDEELDE BELANGSTELLING USG1 83 1 In een verdeeld, lauw hart zult ge twijfel en duisternis vinden. Gij kunt u niet verheugen in de vertroostingen van de godsdienst, maar ook niet in de vrede, die de wereld geeft. Zit niet in Satans gemakkelijke stoel met de armen over elkaar, maar spant u in en streeft naar de verheven maatstaf, want het is uw voorrecht deze te be-reiken. Het is een gezegend voorrecht alles voor Christus op te geven. Ziet niet op anderen om hen na te volgen en niet boven hen uit te steken. Gij hebt slechts één waarachtig, feilloos Voorbeeld. In het navolgen van Jezus alleen ligt de veiligheid. Neemt het besluit om wanneer anderen het principe van de geestelijke luiaard blijven huldigen, u van hen los te maken en gaat voorwaarts naar de verhevenheid van Christus' karakter. Vormt een karakter voor de hemel. Slaapt niet op uw post. Houdt u gelovig en trouw met uw eigen ziel bezig. USG1 83 2 Gij koestert een kwaad, dat het geestelijke in u dreigt te vernietigen. Dat zal al de schoonheid en schatten van de geheiligde bladzijden achter een waas verbergen. Het is de liefde voor romans, verhalen en andere lectuur, die geen invloed ten goede uitoefent op de geest, die in elk opzicht gewijd is aan de dienst van God. USG1 83 3 Dat veroorzaakt een valse, ongezonde prikkel, een ziekelijke verbeelding, verduistert het verstand, en maakt het ongeschikt voor geestelijke oefening. Het vervreemdt de ziel van het gebed en de liefde voor geestelijke dingen. Het lezen, dat licht werpt op het Heilige Boek, en u vurig doet verlangen dat te onderzoeken, is niet gevaarlijk, maar ten zegen. USG1 84 1 Gij werd mij getoond met uw ogen afgewend van de Heilige Schrift en geheel verdiept in prikkelende romans, die alle godsdienstig gevoel doden. Hoe vaker en ijve-riger gij de Schriften nauwlettend doorzoekt, des te schoner zullen zij u toeschijnen en des te minder smaak zult ge hebben voor oppervlakkige lectuur. De dagelijkse studie van de Schrift zal een heiligende invloed hebben op uw verstand. Gij zult verkeren in een hemelse atmosfeer. Bindt dit kostbare Boek op uw harten. In moeilijke omstandigheden zal het u een vriend en een gids zijn. USG1 84 2 Gij hebt u in het leven verschillende doelen gesteld, en hoe standvastig en volhardend hebt ge gewerkt om die doelen te bereiken! Gij hebt berekeningen gemaakt en plannen ontworpen tot uw gekoesterde verlangens in vervulling waren gegaan. Er staat u nu een object voor ogen, dat een volhardende, onvermoeide, levenslange inspanning waard is. Het is de zaligheid van uw ziel -- het eeuwige leven. En dit vraagt zelfverloochening, opoffering, en nauwgezette studie. Gij moet gereinigd en gepolijst worden. U ontbreekt de reddende invloed van Gods Geest. Gij hebt u geheel aangepast bij uw kennissen, en vergeet dat gij de naam van Christus hebt aangenomen. Geheel uw doen en uw kleding is conform die van uw vriendenkring. GAAT UIT EN SCHEIDT U AF USG1 84 3 Zuster K., ik zag dat gij een werk te doen hebt. Gij moet de hovaardij afsterven en alleen belangstelling hebben in de waarheid. Uw eeuwig belang hangt af van de koers, die gij nu inslaat. Indien gij het eeuwige leven verkrijgt, dan moet ge daarnaar leven en uzelve verloochenen. Gaat uit van de wereld en scheidt u af. Uw leven moet gekenmerkt zijn door soberheid, waakzaam heid en gebed. Engelen slaan de karakterontwikkeling gade en wegen de morele waarde af. Al onze woorden en daden gaan aan Gods oog voorbij. Het is een ernstige, plechtige tijd. De hope des eeuwigen levens kan niet berusten op zwakke gronden; dat moet in orde gebracht worden tussen God en uw eigen ziel. Sommigen zullen zich eerder verlaten op het oordeel en de ervaring van anderen, dan de moeite te doen hun eigen hart te onderzoeken, en maanden en jaren zullen ze doormaken zonder getuigenis van de Geest Gods, of blijk dat ze aangenomen zijn. Zij bedriegen zichzelven. Zij hebben een veronderstelde hoop, maar hun ontbreken de noodzakelijke eigenschappen van een Christen. Het vereist inspanning en zedelijke moed om ons geloof uit te leven. USG1 85 1 Gods volk is een verkregen volk. Hun geest kan zich niet vermengen met de geest en de invloed van de wereld. Gij wilt de naam van Christen niet dragen om die onwaardig te zijn. Gij wilt Jezus niet tegemoet gaan met enkel een belijdenis. Gij wilt in een zo belangrijke aangelegenheid niet misleid worden. Gaat daarom de gronden van uw hoop door en door na. Houdt u daarom in de ware zin met uw eigen ziel bezig. Een veronderstelde hoop zal u nooit zalig maken. Hebt gij de kosten berekend? Ik vrees van niet. Neemt nu het besluit om Christus te volgen, koste wat het wil. Gij kunt dit niet doen en om blijven gaan met hen, die voor hemelse dingen niets voelen. Uw geest kan zich enkel bepalen bij olie en water. USG1 85 2 Het wil heel wat zeggen, een kind van God te zijn, en een mede-erfgenaam van Christus. Wanneer dit uw voorrecht is, zult gij de gemeenschap aan Christus' lijden kennen. God ziet het hart aan. Ik zag dat gij Hem in alle ernst moet zoeken, en uw maatstaf der godsvrucht hoger moet opvoeren, of anders zal het eeuwige leven u zeker ontgaan. Mogelijk stelt gij u de vraag: Heeft Zuster White dat alles gezien? Ja; en ik heb getracht u dit bij te brengen en u de indrukken weer te geven, die mij werden gegeven. Moge de Here u helpen om daarop acht te slaan. Beste Broeder en Zuster; waakt over uw kinderen met een jaloerse zorg. De geest en de invloed der wereld zijn bezig alle verlangens in hen om goede Christenen te zijn, te vernietigen. Wendt uw invloed aan om hen los te maken van de jonge vrienden, die geen belangstelling hebben voor hemelse aangelegenheden. Zij moeten een offer brengen, willen ze uiteindelijk de hemel winnen. USG1 86 1 Wie wilt gij kiezen, zegt Christus, Mij of de wereld? God vraagt een onvoorwaardelijke overgave des harten met al uw liefde aan Hem. Indien gij vrienden, broeders of zusters, vader of moeder, huizen of land, meer liefhebt dan Mij, zegt Christus, dan zijt gij Mijner niet waardig. Godsdienst stelt de ziel onder de grootste verplichting tegenover zijn eisen, te wandelen naar zijn beginselen. Zoals de mysterieuze magneetnaald wijst naar het noorden, zo wijzen de eisen van de godsdienst naar de heerlijkheid Gods. Door uw doopgelofte hebt gij u verbonden uw Schepper te eren, en resoluut het eigen ik te verloochenen, en uw affecties en lusten te kruisigen en zelfs uw gedachten tot gehoorzaamheid aan de wil van Christus te brengen. USG1 86 2 Uw wereldsgezindheid weerhoudt u om de deuren van uw verharde harten wijd open te zetten bij het kloppen van Jezus, Die daar wil binnengaan. De Here der heerlijkheid, Die u verlost heeft door Zijn eigen bloed, staat bij uw deur te wachten om binnengelaten te worden, maar gij hebt die niet wijd open gedaan om Hem te verwelkomen. Sommigen openden de deur op een kiertje en lieten een weinigje licht van Zijn tegenwoordig-heid binnenkomen, maar riepen de hemelse Bezoeker geen hartelijk welkom toe. Daar was geen plaats voor Jezus. De plaats, die voor Hem gereserveerd moest zijn, werd ingenomen door andere dingen. Jezus smeekte u: "Indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden en hij met Mij." Openbaring 3 : 20. Er was een werk voor u te doen, namelijk het openen van de deur. Een poosje voelde gij u gedrongen te horen en de deur te openen; maar zelfs die aandrang verdween en gij faalde om de gemeenschap te verkrijgen met uw hemelse Vader, hoewel dat tot uw voorrecht behoorde. Sommigen echter openden de deur en bereidden hun Heiland een hartelijk welkom. 1872, Vol. 3, blz. 45 1869, Vol. 2, blz. 216, 217 ------------------------Hoofdstuk 19--Grote Ellende Ophanden USG1 87 1 Ik zag groter ellende in het land, dan we ooit hadden meegemaakt. Ik hoorde kreunen en schreeuwen tengevolge der smarten en zag grote legerscharen met elkander in gevecht gewikkeld. Ik hoorde het donderen der kanonnen, het wapengekletter, het gevecht van man tegen man en het kreunen en bidden der stervenden. De grond was bezaaid met doden en gewonden. Ik zag bedroefde en wanhopige gezinnen, en nijpend gebrek in tal van woningen. Zelfs nu hebben vele gezinnen met gebrek te kampen, maar dit zal toenemen. De gezichten van velen waren vermagerd, bleek en de honger stond erop te lezen. USG1 87 2 Mij werd getoond, dat het volk Gods nauw aaneengesloten moest zijn in de banden van de Christelijke verbondenheid en liefde. God alleen kan ons schild en onze sterkte zijn in die tijd van onze nationale rampen. Het volk van God moet wakker worden. Hun kansen om de waarheid uit te breiden, moeten benut worden, want lang zullen ze niet duren. Ik zag ellende en verwarring en hongersnood in het land. Satan probeert nu Gods volk in een staat van werkeloosheid te houden, om te weerhouden dat ze hun deel bijdragen in de uitbreiding der waarheid, opdat ze ten slotte in de weegschaal gewogen en te licht bevonden zullen worden. USG1 88 1 Gods volk moet gewaarschuwd zijn om toch de tekenen des tijds te onderscheiden. De tekenen van Christus' wederkomst zijn te duidelijk om daar nog aan te twijfelen, en met het oog op deze dingen, moest een ieder, die de waarheid belijdt, een levend prediker zijn. God doet een beroep op allen, predikanten zowel als volk, om te ontwaken. De gehele hemel is in de weer. De tonelen der wereldgeschiedenis komen al tot een afsluiting. Wij verkeren temidden van de gevaren van het laatste der dagen. Groter gevaren staan ons nog te wachten en nochtans zijn we nog niet wakker. Dit gebrek aan activiteit en ernst in het werk Gods is vreselijk. Deze dode lusteloosheid is uit Satan. Hij beheerst de geest van niet-toegewijde Sabbatvierders en maakt dat ze jaloers op elkaar worden, vol viten bedilzucht. Het is zijn speciaal werk verdeeldheid te brengen, zodat de invloed, kracht en werkzaamheid van Gods dienstknechten verspild wordt onder niet-toegewijde Sabbatvierders, en hun kostbare tijd in beslag wordt genomen door kleine geschillen recht te zetten, terwijl die zo nodig moest gebruikt worden om de waarheid te brengen aan ongelovigen. TIJD OM TE WERKEN USG1 88 2 Mij werd getoond dat Gods volk wacht op een of andere plaatsgrijpende verandering -- een dwingende kracht, die op hen beslag zal leggen. Maar ze zullen teleurgesteld worden, want ze hebben het mis. Zij moeten tot daden overgaan, zij moeten zelven het werk aanpakken en vurig tot God bidden om een goede zelf-kennis. De tonelen, die zich rondom ons afspelen, zijn voldoende belangrijk om ons te doen ontwaken, en de waarheid te brengen in de harten van allen, die willen luisteren. De oogst van de aarde is zo goed als rijp. USG1 88 3 Mij werd getoond, hoe belangrijk het is, dat predikanten, die aan het plechtige, verantwoordelijke werk om de boodschap van de derde engel te verkondigen, verbonden zijn, goed staan. De Here is niet verlegen om middelen of werktuigen, waarmede Hij Zijn eigen werk kan doen. Hij kan spreken te allen tijde, door wie Hij wil, en Zijn woord is krachtig en zal datgene tot stand brengen, waartoe het gezonden is. Maar indien de waarheid de handen en het hart niet geheiligd, gezuiverd en gereinigd heeft van hem, die het heilige bedient, dan is hij afhankelijk om te spreken volgens zijn eigen onvolmaakt beleven; en wanneer hij uit zichzelve spreekt, naar de ingevingen van zijn eigen ongeheiligd oordeel, dan is zijn raad niet uit God, maar uit hemzelve. Gezien hij, die door God geroepen is, geroepen is om heilig te zijn, zo moet hij, die erkend en apart gesteld is van de mensen, blijk geven van zijn heilige roeping, en in zijn hemelse gesprekken en gedrag tonen, dat hij trouw is aan Hem, die hem geroepen heeft. USG1 89 1 Er zijn vreselijke weeën uitgesproken over hen, die de waarheid prediken, maar daardoor niet geheiligd zijn, alsook over degenen, die de ongeheiligden blijven ontvangen en handhaven om hen in woord en leer te dienen. Ik was verontrust over het volk Gods, dat belijdt een plechtige, belangrijke waarheid te geloven, want ik weet, dat velen van hen daardoor niet bekeerd, noch geheiligd zijn, Mensen kunnen de gehele waarheid horen en erkennen, en nochtans niets afweten van de kracht tot godsvrucht. Allen die de waarheid prediken, zullen per-soonlijk daardoor niet gered worden. In dat verband zei de engel: "Reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt." Jesaja 52 : 11. USG1 89 2 De tijd is gekomen, dat zij, die door de Here verkozen zijn voor hun tegenwoordige en toekomstige taak, op Hem alleen hun vertrouwen moeten stellen. Een ieder, die godsvrucht belijdt, moet dat persoonlijk beleven. De verslaggevende engel houdt trouw aantekening van de woorden en daden van Gods volk. Engelen slaan de karakterontwikkeling gade en wegen zedelijke waarde af. Zij, die belijden de waarheid te geloven, moeten persoonlijk goed staan, en al hun invloed aanwenden om anderen het licht te brengen en voor de waarheid te winnen. Hun woorden en werken zijn het kanaal, waardoor de zuivere beginselen van waarheid en heiligheid aan de wereld worden overgebracht. Zij zijn het zout en het licht der aarde. USG1 90 1 Ik zag, dat, wanneer we hemelwaarts opblikken, we licht en vrede zullen zien, maar, op de wereld ziende, zullen we ervaren dat elke toevlucht spoedig zal falen en elk bezit spoedig zal voorbij gaan. Er is geen hulp voor ons dan alleen in God; in deze staat van aardse verwarring kunnen we sterk en veilig gesteld worden enkel en alleen in de kracht van een levend geloof; noch kunnen we vrede hebben dan wanneer we blijven in God en wachten op Zijn zaligmaking. Groter licht schijnt op ons dan op onze vaders scheen. We kunnen door God niet aangenomen of geëerd worden, wanneer wedezelfde prestaties verrichten, of dezelfde werken doen, die onze vaders deden. Om door God aangenomen en gezegend te worden, zoals zij dat ervaren hebben, moeten we hun trouw en hun ijver navolgen -- ons licht gebruiken zoals zij het hunne gebruikt hebben, -- en doen zoals zij zouden gedaan hebben, wanneer ze in onze tijd hadden geleefd. USG1 90 2 Wij moeten wandelen in het licht, dat op ons schijnt, anders zal dat licht duisternis worden. God eist van ons, dat we, in ons karakter en onze werken, aan de wereld laten zien die mate van eenheid en verbondenheid, welke in harmonie is met de heilige waarheden, die wij belijden, en met de geest van die profetieën, die in dit laatste der dagen in vervulling gaan. De waarheid, die tot ons begrip is doorgedrongen, en het licht, dat de ziel beschenen heeft, zullen ons oordelen en veroordelen, indien we ons afkeren en weigeren ons door deze te laten leiden. VRESELIJKE TONELEN STAAN ONS TE WACHTEN USG1 90 3 Wat zal ik zeggen om het overblijfsel van Gods volk wakker te roepen? Mij werd getoond, dat vreselijke tonelen ons te wachten staan. Satan en zijn engelen gaan zich met al hun krachten richten tegen Gods volk. Hij weet dat wanneer ze nog iets langer slapen, hij omtrent hen zekerheid heeft, want dan is hun vernietiging een gewisse zaak. Ik waarschuw al degenen, die de naam van Christus belijden, zichzelven nauw te onderzoeken en al hun verkeerdheden uit het diepst van hun ziel te belijden, opdat zij dan zo in het oordeel zullen verschijnen, en de registrerende engel naast hun namen vergiffenis kan noteren. Mijn broeder, mijn zuster, indien van deze kostelijke ogenblikken der genade geen gebruik gemaakt wordt, zult gij staan zonder enige ver-ontschuldiging. Wanneer gij u niet bijzonder inspant om uit uw slaap te ontwaken, wanneer gij geen berouw toont met uw ganse hart, zullen deze gouden ogenblikken spoedig voorbij zijn, en gij zult gewogen en te licht bevonden worden. Dan zal het gejammer in uw doodsstrijd niets helpen. Dan zullen de woorden des Heren van toepassing zijn: "Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden ge-weigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; en gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt; zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten wanneer uw vreze komt. Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt; dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des Heren niet hebben verkoren. Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad. Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen. Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven. Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn voor de vreze des kwaads." Spreuken 1 : 24--33. ------------------------Hoofdstuk 20--Plicht Tegenover de Armen USG1 92 1 Navraag is vaak gedaan ten aanzien van onze plicht tegenover de armen, die de derde boodschap aannemen, en wij persoonlijk hebben reeds lang verlangd hoe met beleid de gevallen van arme gezinnen, die de Sabbat gaan vieren, te behandelen. Maar toen ik op 3 Augustus 1861 in Roosevelt, New York, was, werden mij enige aangelegenheden ten aanzien der armen getoond. USG1 92 2 God verlangt niet van onze broeders dat ze elk arm gezin, dat deze boodschap zal aannemen, onder hun toezicht nemen. Zouden ze dit doen, dan moesten de predikanten ophouden met het betreden van nieuwe velden, want daarvoor zouden dan geen gelden beschikbaar zijn. Velen zijn arm omdat ze niet vlijtig zijn en wijs beleid hun ontbreekt; zij weten niet hoe ze hun geld op de juiste wijze moeten gebruiken. Hoe goed ze ook geholpen zouden worden, die hulp zou hun toch niets baten. Ze kunnen geen berekening maken, en zouden al het geld, dat ze zouden krijgen, of dit nu veel of weinig is, opmaken. USG1 92 3 Sommigen weten niets af van zelfverloochening en zuinig beheer, om uit de schuld te blijven of wat weg te leggen voor geval van nood. Indien de gemeente zulke personen zou gaan helpen, in plaats van hen op eigen wieken te laten drijven, zou dat uiteindelijk voor hen toch een nadeel zijn, want ze gaan op de gemeente zien en verwachten door haar geholpen te worden en ze beoefenen geen zelfverloochening en spaarzaamheid, wanneer ze er beter voor staan. En wanneer ze dan niet steeds geholpen worden, gaat Satan hen verzoeken, en worden ze wantrouwend en lastig voor hun broeders, vrezende dat deze tegenover hen niet hun gehele plicht doen. De fout ligt bij henzelven. Ze zijn misleid. Zij zijn des Heren armen niet. USG1 92 4 De aanwijzingen in Gods Woord gegeven ten aanzien van het helpen der armen, slaan niet op zulke gevallen, maar op de ongelukkigen en rampspoedigen. God, in Zijn voorzienigheid, heeft rampzaligen om anderen te toetsen en te beproeven. Weduwen en zieken zijn in de gemeente om een zegen te zijn voor de gemeente. Zij behoren tot de middelen, die God gekozen heeft om het ware karakter te ontwikkelen van Gods belijdende volgelingen en om de dierbare karaktertrekken aan te kweken, welke door onze medelijdende Verlosser werden geopenbaard. WEDUWEN, WEZEN EN ZIEKEN USG1 93 1 Velen, die nauwelijks hun brood verdienen, wanneer ze alléén staan, willen gaan trouwen en een gezin stichten, terwijl ze weten dat ze niets hebben om dat te onderhouden. En nog erger, ze kunnen zelfs geen gezin besturen. Hun gehele gedrag in het gezin wordt gekenmerkt door slapheid en slofheid. Ze hebben bijna geen macht over zichzelven en zijn driftig, ongeduldig en wrevelig. Wanneer zulke mensen de waarheid aannemen, hebben ze het gevoel, dat ze recht hebben op de steun van hun welgestelder broeders, en gaan hun verwachtingen niet in vervulling, dan hebben ze klachten aan-gaande de gemeente, en beschuldigen hen, dat ze hun geloof niet uitleven. Wie moet nu in dit geval de schade lijden? Moet het werk van God ondermijnd worden en moet de kas in verschillende plaatsen leeg raken, door de zorg van deze grote gezinnen der armen op zich te nemen? Neen. De ouders moeten de schade lijden. In ‘t algemeen zullen ze geen groter gebrek hebben nadat zij de Sabbat aannamen, dan ze daarvóór hadden. USG1 93 2 Er heerst een kwaad onder sommige mensen, dat zeker hun ondergang ten gevolge zal hebben, indien ze dat niet overwinnen. Ze hebben de waarheid aangenomen met hun grove, ruwe, onbeschaafde gewoonten, en het zal voor hen enige tijd in beslag nemen dat ze hun ruwheid gaan inzien en zich dat bewust worden, alsook dat het niet in overeenstemming is met het karakter van Christus. USG1 94 1 Zij beschouwen degenen, die meer ordelievend en beschaafd zijn, als hovaardig en gij kunt hen horen zeggen: "De waarheid verlaagt ons allen tot één niveau." Maar het is volkomen fout te denken dat de waarheid de ontvanger op een lager peil brengt. Zij voert hem opwaarts, verfijnt zijn smaak, heiligt zijn oordeel en, wanneer zij wordt uitgeleefd, maakt zij hem voortdurend meer geschikt voor de omgang met heilige engelen in de stad Gods. De waarheid heeft de bedoeling ons allen op een hoger niveau te brengen. USG1 94 2 Die daar toe in staat zijn, zullen altijd een juist en-edelmoedig standpunt innemen tegenover hun armere broeders, en zullen hun altijd van goede raad dienen, om hen dan zelven de strijd om het bestaan te laten strijden. Maar mij werd getoond, dat een bijzonder heilige plicht op de gemeente rust om een speciale zorg te wijden aan de behoeftige weduwen, wezen en zieken. USG1 94 3 Velen dergenen die de waarheid belijden, zijn daardoor niet geheiligd, en voelen misschien in hun hart niets om ook maar een gering verschil in de prijs der producten te maken wanneer ze met een arme broeder te doen hebben, wat ze nog eerder zouden doen tegenover een welgestelde wereldling. Zij hebben hun naasten niet lief als zichzelven. Het zou God meer welbehagen schenken, wanneer er wat minder zelfzucht en wat meer belangeloze welwillendheid was. 1868, Vol. 2, blz. 51 ------------------------Hoofdstuk 21--Modern Spiritualisme USG1 95 1 Ik werd verwezen naar deze tekst als speciaal slaande op het moderne spiritualisme: Kolossensen 2 :8: "Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten, en niet met Christus" (N.V.). Duizenden, zo werd mij getoond, zijn meegesleept geworden door de leer van de phrenologie (schedelleer) en dierlijk magnetisme, en zijn daardoor in het ongeloof vervallen. Wanneer de geest zich op dit gebied gaat bewegen, dan is het bijna zo goed als zeker, dat hij uit zijn evenwicht slaat en door een demon beheerst wordt. "IJdel bedrog" vult het verstand van arme sterfelijke wezens. Hun beginselen en geloof zijn, "in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten, en niet met Christus." USG1 95 2 Jezus heeft hun deze philosophie niet bijgebracht. Niets van dat al wordt in Zijn leer gevonden. Hij richtte het verstand van arme sterfelijke wezens niet op henzelven, op een kracht, die ze niet bezitten. Een speciale waarschuwing wordt gegeven in vers 18: "Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses." USG1 95 3 De leraars van het spiritualisme komen tot u op een prettige betoverende wijze om u te misleiden en wanneer ge naar hun fabels luistert, wordt ge bedrogen door de vijand der gerechtigheid, en een beloning zal u zeker ontgaan. Wanneer gij eenmaal de fascinerende invloed van de aartsbedrieger hebt ondergaan, zijt ge vergiftigd en zijn dodelijke invloed vervalst en vernietigt uw geloof in Christus als zijnde de Zoon van God, en gij houdt op u te verlaten op de verdiensten van Zijn bloed. USG1 95 4 Die zich door deze philosophie laten meeslepen, komen 1862, Vol. 1, blz. 297--302 (Wijsbegeerte en ijdel bedrog) ten opzichte van hun beloning door de misleidingen van Satan, bedrogen uit. Zij verlaten zich op hun eigen verdiensten, doen zich nederig voor, zijn zelfs bereid offers te brengen en plaatsen zich op een lager niveau, onderwerpen hun verstand aan de grootst mogelijke onzin, terwijl ze de meest absurde ideeën verkrijgen door degenen, welke zij als hun overleden vrienden beschouwen. Satan heeft hun ogen zó verblind en hun oordeel zó verdorven, dat ze het kwaad niet zien; en zij volgen de instructies op, die zogenaamd van hun overleden kennissen zijn, nu engelen in hoger sfeer. USG1 96 1 Satan heeft een zeker werkend, fascinerend bedrog gekozen, dat er op berekend is beslag te leggen op de sympathieën van hen, die hun geliefden in het graf hebben zien neerdalen. Boze engelen nemen de gedaanten van deze geliefden aan en verhalen voorvallen, die in hun leven zijn gebeurd, of doen daden, die hun vrienden deden toen ze nog leefden. Zo plegen zij hun bedrog en doen de verwanten van de doden geloven, dat hun overleden vrienden engelen zijn, die zich om hen heen ophouden en met hen spreken. Zij beschouwen hen met een zekere verafgoding en wat zij mogelijk zeggen heeft groter invloed op hen dan het Woord van God. USG1 96 2 Deze boze engelen, die zich voordoen als de gestorven vrienden, zullen óf Gods Woord geheel als ijdele sprookjes verwerpen, óf, indien dat in hun kraam te pas komt, de vitale gedeelten, die van Christus getuigen en de weg naar de hemel uitstippelen, uitkiezen, en de duidelijke verklaringen van Gods Woord veranderen, om die aan te passen aan hun eigen corrupte natuur en zodoende zielen om te brengen. Met een volledige aan-dacht voor Gods Woord, zullen allen, zo zij willen, van deze zielen-vernietigende misleiding overtuigd worden. Het Woord van God zegt zeer positief, dat "de doden weten niet met al." Prediker 9 : 5, 6: "Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij. hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten. Ook is alreeds hun liefde, ook hun haat, ook hun nijdigheid vergaan; en zij hebben ook geen deel meer in deze eeuw in alles, waf onder de zon geschiedt." ZICH WAGEN OP SATANS TERREIN USG1 97 1 Misleide stervelingen aanbidden boze engelen en geloven dat deze de geesten zijn van hun gestorven vrienden. Het Woord Gods zegt zeer nadrukkelijk, dat de doden ook geen deel meer hebben in iets dat onder de zon geschiedt. Spiritualisten zeggen, dat de doden alles weten wat onder de zon gedaan wordt, dat ze in verbinding staan met hun vrienden op aarde en dan waardevolle inlichtingen geven en wonderen doen. "De doden zullen de Here niet prijzen, noch die in de stilte nedergedaald zijn." Psalm 115:17. Satan, veranderd in een engel des lichts, werkt met alle misleiding der ongerechtigheid. Hij, die de Zone Gods, Die een weinig minder was geworden dan de engelen, kon meevoeren naar de tinne des tempels, of Hem plaatste op een zeer hoge berg om Hem de koninkrijken dezer wereld te tonen, kan zijn macht uitoefenen over de mensen, die beneden de kracht en wijsheid van Gods Zoon staan, zelfs nadat Hij de natuur des mensen had aangenomen. USG1 97 2 In deze ontaarde eeuw oefent Satan zijn macht uit over degenen die van het recht afwijken en zich wagen op zijn terrein. Hij oefent zijn macht over dezulken uit op een alarmerende wijze. Mijn aandacht werd gevestigd op deze woorden, "intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand des vleses." Kolossensen 2:18. Sommigen, zo zag ik, geven aan hun nieuwsgierigheid toe en gaan zich inlaten met Satan. Zij geloven niet wezenlijk in het spiritualisme en zouden zich met schrik afwenden bij de gedachte een medium te zijn. Maar toch wagen ze het en plaatsen zichzelven in een positie, waar Satan zijn macht over hen kan uitoefenen. Dezen hebben de bedoeling niet zo diep op dit werk in te gaan, maar ze weten niet wat ze doen. Zij wagen zich op het terrein van de duivel en tarten hem om hen onder zijn macht te brengen. Deze geweldige vernieler beschouwt hen als zijn wettige prooi en oefent zijn macht over hen uit, en dat tegen hun wil. Wanneer ze zich onder hun eigen wil wensen te plaatsen, kunnen ze dat niet. Ze stellen hun verstand onder Satans beheer en hij ziet van zijn aanspraken niet af, maar houdt hen gevangen. Geen macht kan de verstrikte ziel bevrijden dan de macht Gods in antwoord op de vurige gebeden van Zijn trouwe volgelingen. ONZE ENIGE VEILIGHEID USG1 98 1 De enige veiligheid ligt daarin naar de waarheid te zoeken, zoals geopenbaard in Gods Woord, als naar een verborgen schat. De onderwerpen over de Sabbat, de natuur van de mens en de getuigenis van Jezus, zijn de grote, belangrijke waarheden, die moeten begrepen worden. Deze zullen zijn als een anker, om Gods volk te bewaren in deze gevaarlijke tijden. Maar de grote massa van de mensheid veracht de waarheden van Gods Woord en verkiest fabels. 2 Thessalonicensen 2 : 10, 11: "Daarvoor, dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden. En daarom zal hun God zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven." USG1 98 2 De meest bandelozen en verdorvenen voelen zich machtig ingenomen met deze satanische geesten, die volgens hun geloof de geesten van hun overleden vrienden zijn, en ze zijn tevergeefs opgeblazen door het verstand huns vleses. Kolossensen 2:19: "En het Hoofd niet behoudende, uit hetwelk hef gehele lichaam, door de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en samengevoegd zijnde, opwast met goddelijke wasdom", verloochenen zij Hem, die het lichaam kracht geeft, opdat elk lid mag opwassen met goddelijke wasdom. USG1 98 3 Ijdele filosophie. De leden van het lichaam staan onder beheer van het hoofd. Spiritualisten erkennen dit niet en geloven, dat alle leden van het lichaam uit zichzelven moeten werken en dat vaste wetten hen zullen brengen tot een staat van groei naar de volmaaktheid zonder een hoofd. Johannes 15 :1, 2, 4--6: "Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman. Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage." "Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in de wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen. Zo iemand in Mij niet blijft, die is buitengeworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand." USG1 99 1 Christus is de bron van onze kracht. Hij is de Wijnstok, wij zijn de ranken. Wij moeten voedsel ontvangen van de levende Wijnstok. Beroofd van de kracht en het voedsel van deze Wijnstok, zijn we als leden van het lichaam zonder een hoofd, en verkeren we precies in die positie, waar Satan ons wil hebben opdat hij over ons kan heersen naar ‘t hem belieft. Hij werkt "in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan; daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden. En daarom zal hun God zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven." 2 Thessalonicensen 2:10, 11. Spiritualisme is een leugen. Het is gefundeerd op die grote oerleugen, "gijlieden zult de dood niet sterven" Genesis 3 : 4. Duizenden snijden het Hoofd af, en het resultaat is dat de leden te werk gaan zonder Jezus als hun hoofd, en een ander bestiert het lichaam. Satan oefent macht over hen uit. USG1 99 2 Mij werd getoond dat Satan de geesten niet kan beheersen, tenzij ze zich onder zijn macht plaatsen. Zij die van het recht afwijken, bevinden zich dan in een ernstig gevaar. Zij onttrekken zich aan God en aan de wakende zorgen van Zijn engelen, en Satan, altijd op de loer liggend om zielen te vernietigen, gaat op hen zijn bedrog uitoefenen. Dezulken bevinden zich in het aller-grootste gevaar; en wanneer ze dat gaan inzien en proberen de machten der duisternis te weerstaan en zich los te maken uit Satans strikken, is dat geen gemakkelijke zaak. Zij hebben zich gewaagd op het terrein van Satan en nu doet hij zijn aanspraken op hen gelden. Hij zal niet aarzelen al zijn krachten in te spannen en al zijn boze heirlegers te hulp te roepen om een enkel menselijk wezen aan de hand van Christus te ontworstelen. USG1 100 1 Zij, die de duivel verzocht hebben om hen te verzoeken, zullen wanhopige pogingen moeten doen om zich uit zijn macht te bevrijden. Maar wanneer zij zelven willen aanpakken, zullen engelen Gods, die zij gegriefd hebben, hun ter hulpe komen. Satan en zijn engelen zijn niet bereid hun prooi los te laten. Zij worstelen enstrijden met de heilige engelen en de slag is geweldig. Maar wanneer zij, die gedwaald hebben, volharden in het gebed, en in diepe verootmoediging hun fouten belijden, zullen engelen, uitmuntende in kracht, zegevieren en hen uit de macht der boze engelen rukken. USG1 100 2 Toen het gordijn werd weggeschoven en mij het verderf van deze tijd werd getoond, werd mijn hart van walging vervuld en voelde ik mij een bezwijming nabij. Ik zag dat de bewoners der aarde de mate van de beker hunner ongerechtigheid vol maakten. Gods toorn is ontstoken en zal niet meer bedaren dan nadat de zondaren dezer aarde zijn uitgeroeid. Satan is Christus' persoonlijke vijand. Hij is de aanstichter en leider van alle mogelijke opstand in de hemel en op aarde. Zijn woede neemt toe; wij zijn ons zijn macht niet bewust. Indien onze ogen geopend konden worden om de gevallen engelen aan het werk te zien met degenen, die zich zo op hun gemak gevoelen en zich zo veilig wanen, zouden we ons niet zo gerust gevoelen. Boze engelen stellen zich elk ogenblik op ons pad. Wij verwachten een gewilligheid bij boze mensen om te handelen zoals Satan ingeeft; maar terwijl wij ons niet hoeden tegen zijn onzichtbare handlangers, bezetten zij nieuw terrein en doen wonderen en tekenen voor onze ogen. Zijn we ingesteld om hen te weerstaan door Gods Woord, hef enige wapen, dat wij met succes kunnen hanteren? USG1 100 3 Sommigen zullen in de verzoeking komen deze wonderen te aanvaarden als komende van God. De zieken zullen in onze tegenwoordigheid genezen worden, Wonderen zullen voor onze ogen verricht worden. Zijn we voorbereid op de beproeving die ons wacht wanneer de bedriegelijke wonderen van Satan nog veel meer in vervulling zullen gaan? Zullen niet vele zielen in strikken verward en meegesleurd worden? USG1 101 1 Door af te wijken van de duidelijke voorschriften en geboden van God en zich te wenden tot fabels, wordt het verstand van velen gekneed om deze wonderen der leugen te aanvaarden. Wij moeten er allen nu naar streven de wapenrusting aan te doen voor de worsteling, waarin wij weldra betrokken zullen zijn. Geloof in Gods Woord, biddend bestudeerd en practisch toegepast, zal ons schild zijn tegen de macht van Satan en zal ons tot overwinnaars maken door het bloed van Christus. ------------------------Hoofdstuk 22--Gezinsgodsdienst USG1 101 2 Mij werd de hoge en verantwoordelijke positie getoond, die Gods volk moet innemen. Zij zijn het zout der aarde en het licht der wereld, en zij moeten wandelen zoals Christus gewandeld heeft. Zij zullen zware beproevingen meemaken. Het heden is een tijd van oorlog en beproeving. Onze Heiland zegt in Openbaring 3 : 21: "Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon." De beloning wordt niet gegeven aan allen, die belijden volgelingen van Christus te zijn, maar aan degenen, die overwinnen zoals Hij overwon. Wij moeten het leven van Christus bestuderen 1862, Vol. 1, blz. 303--310 en leren wat het is, Hem voor de wereld te belijden. USG1 102 1 Om Christus te belijden, moeten we Hem ook bezitten. Niemand kan waarlijk Christus belijden, tenzij het verstand en de geest van Christus in hem zijn. Indien een vorm van vroomheid of een erkennen van de waarheid altijd een belijden van Christus zou zijn, dan konden we zeggen: Breed is de weg, die tot het leven leidt en velen zullen die vinden. Wij moeten verstaan wat het zeggen wil, Christus te belijden, en waarin wij Hem verloochenen. Het is mogelijk dat we met onze lippen Christus belijden en Hem nochtans in onze werken ver-loochenen. De vruchten des Geestes gemanifesteerd in het leven zijn een belijdenis van Hem. Indien we alles voor Christus hebben opgegeven, zal ons leven nederig, onze conversatie hemels en ons gedrag onberispelijk zijn. De krachtige, reinigende invloed der waarheid in de ziel en het karakter van Christus uitgebeeld in het leven, zijn van Hem een belijdenis. Wanneer de woorden des eeuwigen levens in onze harten gezaaid zijn, is de vrucht gerechtigheid en vrede. USG1 102 2 Wij kunnen Christus in ons leven verloochenen door toe te geven aan gemakzucht of eigenliefde, door gekheid en grappen, en door te streven naar de eer der wereld. Wij kunnen Hem verloochenen in onze uiterlijke verschijning door de wereld gelijkvormig te worden, door hovaardij of opschik. Alleen door voortdurende waakzaamheid en volharding en aanhoudend gebed, zullen we in staat zijn in ons leven het karakter van Christus of de heiligende invloed der waarheid aan het licht te brengen. Velen verbannen Christus uit hun gezinnen door een ongeduldige, driftige geest. Dezulken hebben in dit opzicht iets te overwinnen. USG1 102 3 De huidige verzwakte toestand der mensheid werd mij getoond. Elk geslacht is meer en meer verzwakt, en ziekte in elke vorm is een gesel voor de mensheid. Duizenden arme stervelingen met misvormde, zieke lichamen, gebroken zenuwen en een naargeestige stemming leiden een armzalig bestaan. Satans macht over het menselijke geslacht neemt toe. Zou de Here niet spoedig komen en zijn macht vernietigen, de aarde zou op de duur ontvolkt worden. USG1 103 1 Mij werd getoond dat Satans macht zich in het bijzonder richt op Gods volk. Velen werden mij voor ogen gesteld in een twijfelachtige, wanhopige toestand. De ziekten van het lichaam beïnvloeden het verstand. Een sluwe en machtige vijand gaat onze schreden na en gebruikt al zijn kracht en bekwaamheid in zijn pogen om ons van de goede weg af te halen. En nu is hef maar al te vaak het geval dat Gods volk niet op zijn hoede is en derhalve onbekend met zijn listen. Hij werkt door middelen, waarachter hij zich verbergt, en vaak bereikt hij zijn doel. USG1 103 2 Broeders hebben hun geld in octrooi-rechten en andere ondernemingen gestoken en hebben anderen overgehaald zich daarvoor te interesseren, die eigenlijk de verantwoordelijkheid en de zorgen van zo ', n zakelijke onderneming niet kunnen dragen. Hun angstige, overbelaste geest oefent een nadelige invloed uit op hun reeds zieke lichamen en nu gaan ze zich overgeven aan moedeloosheid, die uitgroeit tot wanhoop. Zij verliezen alle zelfvertrouwen en denken dat God hen verlaten heeft en zij durven niet geloven, dat Hij voor hen een God vol genade wil zijn. Deze arme zielen moeten niet overgelaten worden aan de overheersing van Satan. Zij zullen hun weg door de duisternis vinden en opnieuw hun geloof hechten aan de beloften Gods. Hij zal hen verlossen en hun smart en droefenis doen verkeren in vrede en blijdschap. Maar dezulken, zo werd mij getoond, moeten leren uit de nadelen die ze lijden, wanneer ze zich van die octrooi-rechten en ondernemingen los maken. Zij moeten zich niet door hun broeders laten overhalen om zelf zulke ondernemingen te beginnen, want hun verwachtingen zullen niet in vervulling gaan, en dan zullen zij op het slagveld van de vijand geworpen worden zonder gewapend te zijn voor de strijd. USG1 103 3 Gelden, die terecht hadden moeten komen in het schathuis Gods om Zijn werk te bevorderen, zijn nog erger dan verloren wanneer ze geïnvesteerd worden in enige van deze moderne nieuwigheden. Indien degenen, die de waarheid b elijden, anderen willen doen d e e lnemen in deze octrooi-rechten en uitvindingen, moeten ze niet onder hun broeders gaan, om daar hun operatieterrein te vinden, maar onder de ongelovigen. Laat uw naam en belijdenis als Adventist geen lokaas zijn voor uw broeders, die hun gelden willen geven vo o r Gods werk. Maar gaat in de wereld, en laten die mensen, wie de vooruitgang van Gods werk onverschillig is hun geld daarin steken. USG1 104 1 Mij werd de noodzakelijkheid getoond om de deuren van onze huizen en onze harten voor de Here te openen. Wanneer wij in alle ernst voor onszelven en voor onze gezinnen gaan werken, dan zullen we hulp van God verkrijgen. M ij werd getoond, dat het enkel waarnemen van de Sabbat en het morgenen avondgebed geen positieve bewijzen zijn, dat we Christenen zijn. Deze uiterlijke vormen kunnen alle strikt worden waargenomen, en nochtans kan alle ware godsvrucht ontbreken. Titus 2: 14: "D ie Zichzelven voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in geode werken." Allen, die belijden Christus‘ volgelingen te zijn, moeten hun eigen geest onder bedwang hebben, en oppassen dat ze niet ongeduldig of wrevelig spreken. De echtgenoot en vader moet dat ong ed u ld ig e woord, dat hij wilde uiten, inhouden. Hij moet het effect van zijn woorden nagaan, en anders veroorzaken ze droefenis en ergernis. USG1 104 2 Ziekte en zwakte beïnvloeden vooral de vrouwen. Het geluk van het gezin hangt veel af van de vrouw en moeder. Wanneer ze zwak en zenuwachtig is, en gebukt gaat onder te veel werk, wordt de geest terneergeslagen, want die is zeer g e vo elig voor de vermoeidheid van het lichaam, en dan ervaart ze maar al te vaak de koele terughoudendheid van haar man. Wanneer alles niet zo glad ve rloo p t als hij kon wensen, geeft hij de schuld daarvan aan de vrouw en moeder. Doorgaans weet hij niets af van haar zorgen en lasten en ook weet hij niet altijd hoe haar zijn medeleven te tonen. Hij is zich niet bewust, dat hij de grote vijand in zijn afbraakwerk helpt. DE ATTENTE ECHTGENOOT USG1 105 1 Door geloof in God moest hij tegen Satan de banier verheffen, maar hij schijnt blind te zijn voor de belangen van zichzelve en van haar. Hij behandelt haar met onverschilligheid. Hij weet niet wat hij doet. Hij ondermijnt zijn eigen geluk en vernietigt het geluk van zijn gezin. De vrouw wordt verdrietig en moedeloos. Hoop en opgewektheid zijn verdwenen. Zij doet elke dag machinaal haar bezigheden omdat ze ziet dat het werk gedaan moet worden. Haar gebrek aan opgewektheid en moed is voelbaar in het gehele gezin. In de rijen van de Sabbatvierders zijn tal van zulke ellendige gezinnen. Al die schandelijke berichten worden door engelen naar de hemel overgebracht, en de registrerende engel schrijft dit alles op. USG1 105 2 De echtgenoot moet grote belangstelling voor zijn gezin tonen. Vooral zal hij de gevoelens van een zwakke vrouw ontzien. Hij kan veel ziekte buiten de deur houden. Vriendelijke, opwekkende en bemoedigende woorden zullen veel betere gevolgen hebben dan de beste medicijnen. Deze zullen het hart van de wanhopige en moedeloze bemoedigen, en hef geluk en de zonneschijn, welke in het gezin gebracht worden door vriendelijke daden en bemoedigende woorden, zullen de inspanning tienvoudig belonen. USG1 105 3 De echtgenoot moet bedenken, dat veel van de last om zijn kinderen op te voeden, rust op de moeder en dat zij veel te doen heeft met hef vormen van hun verstand. Dit moet zijn teerste gevoelens wakken roepen, en met zorg moet hij haar lasten verlichten. Hij moet haar aanmoedigen, dat zij op zijn grote liefde kan steunen, en hij moet haar geest hemelwaarts richten, waar kracht en vrede is, alsmede de uiteindelijke rust voor de vermoeiden. Hij moet niet thuis komen met een somber gezicht, maar zijn tegenwoordigheid moet het zonlicht brengen in het gezin, en moet zijn vrouw bemoedigen vol geloof op God te zien. Eensgezind kunnen ze aanspraak maken op de beloften Gods en Zijn rijke zegen in hef gezin brengen. Onvriendelijkheid, geklaag en toorn bannen Jezus uit de woning, lk zag dat engelen Gods zullen vlieden uit een huis, waar steeds twist en krakeel is. DE OPGEWEKTE VROUW USG1 106 1 Mij werd eveneens getoond, dat er bij de vrouw vaak een grote tekortkoming is. Zij spant zich niet in om haar eigen geest onder bedwang te houden en het thuis prettig te maken. Er vallen vaak woorden en er is vaak onnodig geklaag van haar kant. De man komt thuis van zijn werk, vermoeid en vol zorgen en ziet daar een somber gezicht inplaats dat hij opgewekte, bemoedigende woorden hoort. Hij is ook maar een mens, en zijn gevoelens voor zijn vrouw gaan verkillen, hij verliest de liefde voor zijn tehuis, zijn weg wordt duister en zijn moed gaat hem ontzinken. Hij verliest die eerbied voor zichzelven en die waardigheid, die God wil dat hij zal handhaven. De man is het hoofd van het gezin, zoals Christus het hoofd is van de gemeente, en elke koers, die de vrouw volgt om zijn invloed af te breken en hem neer te halen van de waardige, verantwoordelijke positie, die hij inneemt, mishaagt God. Het is de plicht van de vrouw om haar wensen en wil aan haar man te onderwerpen. Beiden moeten tot overgave komen, maar het Woord van God geeft de voorkeur aan het oordeel van de man. En het zal aan de waardigheid van de vrouw niets afdoen zich te stellen onder hem, die ze gekozen heeft als haar raadsman en beschermer. USG1 106 2 De echtgenoot moet zijn positie in zijn gezin handhaven met alle zachtheid, maar toch met beslistheid. Sommigen hebben de vraag gesteld: Moet ik steeds op mijn hoede zijn, en aanhoudend voelen dat ik onder dwang sta? USG1 106 3 Mij werd getoond dat ons een groot werk te doen staat waf betreft het onderzoek van ons hart en het nauwlettend waken over onszelven. We moeten leren, waar onze fout schuilt om dan op dat punt waakzaam te zijn. We moeten onze eigen geest perfect onder bedwang houden. "Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man, machtig om ook het gehele lichaam in de toom te houden." Jacobus 3 : 2. USG1 107 1 Het licht, dat op ons pad schijnt, de waarheid, die zich aandient aan ons geweten, zal de ziel veroordelen en vernietigen, of deze heiligen en hervormen. Wij staan te dicht bij het sluiten van de deur der genade, om ons tevreden te stellen met oppervlakkig werk. USG1 107 2 Dezelfde genade, die wij tot nu toe als voldoende hebben beschouwd, zal ons nu niet ondersteunen. Ons geloof moet groeien, en we moeten in gedrag en gezindheid Christus meer gelijkvormig worden om te volharden en de verzoekingen van Satan met succes te weerstaan. De genade van God is voldoende voor elke volgeling van Christus. SATANS AANVAL OP HET GEZIN USG1 107 3 Onze pogingen om de aanvallen van Satan te weerstaan, moeten ernstig en volhardend zijn. Hij gebruikt zijn kracht en bekwaamheid door te proberen ons van de goede weg af te halen. Hij beloert onze uitgang en ingang om maar een kans te vinden ons te benadelen of te vernietigen. Het meeste succes heeft hij door zijn werk in het duister, diegenen kwaad doende, die zijn listen niet kennen. Hij zou geen voordeel behalen, indien zijn aanvalsmethode werd gekend. De instrumenten, die hij gebruikt om zijn doel te bereiken en zijn vurige pijlen af te schieten, zijn vaak de leden van onze eigen gezinnen. Die wij liefhebben, kunnen spreken of doen zonder zich te breidelen, en dat kan ons diep wonden. Het was niet hun bedoeling dit te doen, maar Satan doet hun woorden en daden veel grover schijnen, en zo haalt hij een pijl uit zijn pijlkoker om ons te doorboren. We zetten ons schrap om degene te weerstaan, van wie we denken dat hij ons gekwetst heeft, en zodoende be-moedigen we nog Satans verleidingen. Inplaats van God om kracht te bidden teneinde Satan te weerstaan, doen we afbreuk aan ons geluk, door te staan op wat wij "onze rechten" noemen. Zo bezorgen wij Satan een dubbel voordeel. USG1 108 1 We geven uiting aan onze gekrenkte gevoelens, en Satan gebruikt ons als zijn werktuigen, om diegenen te wonden en te bedroeven, die niet de bedoeling hadden ons kwaad te doen. De eisen van de man mogen de vrouw soms wat onredelijk toeschijnen, terwijl, wanneer ze de zaak nog eens kalm en oprecht voor een tweede keer zou overzien, in een voor hem zo gunstig mogelijk licht, ze zou bemerken dat door het opgeven van haar eigen weg en zich te onderwerpen aan zijn oordeel, zelfs wanneer dat in strijd zou zijn met haar gevoelens, dit beiden veel ongeluk zou besparen en hun een grote overwinning zou bezorgen over de verleidingen van Satan. USG1 108 2 Ik zag dat Satan zich vijandig stelt tegen alles dat òf tot hef nut, òf tot het leven van de godzaligen behoort, en er naar streeft hun vrede te verstoren zolang als zij in deze wereld leven. Maar zijn macht is beperkt. Hij mag de oven nog zo heet stoken, maar Jezus en de engelen zullen waken over de betrouwende Christen, opdat niets dan het vuil zal verteerd worden. Het vuur, ontstoken door Satan, kan geen kracht bezitten om het zuivere metaal te vernietigen of aan te tasten. Het is belangrijk elke mogelijke deur goed af te sluiten tegen het binnenkomen van Satan. Het is het voorrecht van elk gezin zó te leven, dat Satan geen munt kan slaan uit hetgeen ze mogelijk zeggen of doen om elkander naar beneden te halen. leder lid van het gezin moet bedenken, dat allen voldoende in staat zijn om onze geslepen vijand te weerstaan, en met ernstige gebeden en een nooit versagend geloof moet een ieder zich verlaten op de verdiensten van het bloed van Christus en aanspraak maken op Zijn reddende kracht. LEVEN DOOR HET GELOOF USG1 108 3 De machten der duisternis stellen zich op rond de ziel en verbergen Jezus voor ons gezicht, en het gebeurt dat wij enkel kunnen wachten, verwonderd en verbaasd tot de duisternis voorbij is. Deze tijden zijn soms verschrikkelijk. De hoop schijnt weg te zinken en wanhoop grijpt ons aan van alle kanten. In deze verbijsterende uren moeten we leren te vertrouwen, en enkel en alleen te steunen op de verdiensten der verzoening, en in al onze hulpeloze onwaardigheid moeten wij ons werpen op de verdiensten van de gekruisigde en verrezen Heiland. We zullen nooit verloren gaan, wanneer we dit doen -- nooit! Wanneer licht schijnt op onze weg, is het niet zo moeilijk om sterk te zijn in de kracht der genade. Maar in hope geduldig te wachten, wanneer wolken ons omringen en alles duister is, vereist geloof en onderwerping, waardoor onze wil opgeslokt zal worden door de wil van God. We zijn te gauw ontmoedigd en roepen zo hard dat de beproeving toch maar van ons weggenomen zal worden, terwijl we in feite moesten bidden om lijdzaamheid om te volharden en genade om te overwinnen. USG1 109 1 Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. We kunnen de zaligheid Gods in onze gezinnen hebben, maar we moeten daarvoor geloven, daarvoor leven en een duurzaam, blijvend geloof en vertrouwen in God oefenen. We moeten een driftig humeur bedwingen en op onze woorden passen, en dan zullen we grote overwinningen behalen. Wanneer we onze woorden en ons humeur niet kunnen bedwingen, zijn we slaven van Satan. We zijn hem onderworpen. Hij leidt ons in slavernij. Alle geharrewar en onprettige, onvriendelijke, bittere woorden zijn een offer, gebracht aan zijn satanische majesteit. En het is een kostbaar offer, kostbaarder dan elk ander offer, dat we God kunnen brengen, want het vernietigt de vrede en het geluk van gehele gezinnen, vernietigt de gezondheid, en is eventueel de oorzaak dat een eeuwig, gelukkig leven verbeurd wordt. USG1 109 2 De beteugeling, die Gods Woord ons oplegt, is voor ons eigen bestwil. Het vermeerdert het geluk van onze gezinnen en van allen rondom ons. Het verfijnt onze smaak, heiligt ons oordeel, brengt ons de vrede des verstands, en, uiteindelijk het eeuwige leven. Onder deze heilige beheersing zullen we opwassen in genade en ootmoed, en het zal ons gemakkelijk vallen de juiste woorden te spreken. Het natuurlijke, driftige temperament zal in onderwerping gehouden worden. Een inwonende Heiland zal ons elk uur versterken. Dienende engelen zullen in onze woningen vertoeven en zullen met blijdschap de berichten van onze groei in het goddelijk leven hemelwaarts dragen, en de engel, die alles noteert, zal een verheugend, goed verslag opmaken. ------------------------Hoofdstuk 23--Valse Ideeën Aangaande Heiligmaking USG1 110 1 God is nu bezig Zijn volk te toetsen en te beproeven. Het karakter wordt gevormd. Engelen wegen zedelijke waarde af en houden trouw verslag van al de daden der mensenkinderen. Onder Gods belijdend volk zijn verdorven harten, maar zij zullen getoetst en beproefd worden. God, die het hart van een ieder leest, zal verborgen dingen aan het licht brengen, waar ze het minst verwacht worden, opdat struikelblokken, die een hinderpaal geweest zijn voor de vooruitgang der waarheid, opgeruimd worden, en God een rein en heilig volk zal hebben om Zijn inzettingen en oordelen te verkondigen. USG1 110 2 De Overste onzer zaligheid leidt Zijn volk stap voor stap, hen reinigende en toebereidende voor het aandoen van het onverderfelijke, diegenen in de achterhoede latende, die uit zullen vallen, die zich niet willen laten leiden, en tevreden zijn met hun eigen gerechtigheid. "Indien dan hei licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn?" Mattheus 6 : 23. Geen groter misleiding kan de menselijke geest bedriegen, dan die, welke de mens er toe brengt een geest van zelfvertrouwen te gaan koesteren, te geloven dat zij het ware licht hebben, terwijl ze zich afwenden van Gods volk en hun geliefkoosd licht duisternis is ... USG1 111 1 Broeder J. ontving van ouderling K. een valse theorie aangaande de heiligmaking, die buiten de derde-engelboodschap staat, en die, waar deze wordt aanvaard, de liefde voor de boodschap zal vernietigen. Mij werd getoond, dat ouderling K. zich op gevaarlijk terrein bevond. Hij staaf niet in gemeenschap met de derde engel. Hij is eens de zegen Gods deelachtig geweest, maar nu niet, want hij heeft het licht der waarheid, dat zijn weg heeft belicht, niet op prijs gesteld en gekoesterd. Hij heeft met zich meegebracht een theorie van Methodistische heiligmaking, en plaatst die voorop, en acht die van het grootste belang. En de heilige waarheden van toepassing op deze tijd, worden door hem voorgesfeld als van weinig gewicht. Hij heeft zijn eigen licht gevolgd, en het is hem meer en meer duister geworden en hij gaat steeds verder en verder van de waarheid af, totdat deze nog maar weinig invloed op hem heeft. Satan beheerst zijn geest, en hij heeft het werk der waarheid in het noorden van Wisconsin groot nadeel berokkend. HAAR VRUCHT USG1 111 2 Het was deze theorie der heiligmaking, die zuster G. van ouderling K. ontving, en die zij trachtte na te volgen, die haar tot dat verschrikkelijke fanatisme dreef. Ouderling K. heeft met deze theorie der heiligmaking heel wat verwarring gesticht in het verstand van velen. Allen die deze aanvaarden, verliezen grotendeels hun belangstelling en liefde voor de derde-engel-boodschap. Deze beschouwing over de heiligmaking bestaat in een theorie, die zeer prettig aandoet. Ze legt een vernisje over arme zielen, die in duisternis, dwaling, en hovaardij verkeren. Ze doet deze voorkomen alsof ze goede Christenen zijn, en heiligheid bezitten, terwijl hun harten verdorven zijn. Het is een theorie van vrede-en-geen-gevaar, die het kwaad niet aan het licht brengt, noch het verkeerde gispt en berispt. Zij heelt het kwaad van de dochter van Gods volk maar zeer oppervlakkig, roepende: vrede, vrede, wanneer er geen vrede is. Mannen en vrouwen met verdorven harten, omhangen zich met het kleed der heiligmaking, en ze worden aangezien als voorbeelden van de kudde, terwijl ze Satans handlangers zijn, die door hem gebruikt worden, om eenvoudige zielen op een zijweg te lokken en te misleiden, opdat zij de kracht en de belangrijkheid van de plechtige waarheden, door de derde engel verkondigd, niet zullen gewaar worden. USG1 112 1 Ouderling K. is steeds beschouwd als een voorbeeld, terwijl hij een nadeel is geweest voor het werk Gods. Zijn leven is niet onberispelijk geweest. Zijn wegen zijn niet geweest in harmonie met Gods heilige wet, of met het vlekkeloze leven van Christus. Zijn verdorven natuur is niet tot onderwerping gebracht, en toch heeft hij het altijd maar over de heiligmaking, waardoor velen worden misleid. Mijn aandacht werd gevestigd op zijn pas verricht werk. Hij heeft verzuimd zielen tof de waarheid te brengen en deze te grondvesten op de derde-engelboodschap. Hij verkondigt een theorie van heiligmaking als iets van het grootste belang, terwijl hij van weinig belang acht het kanaal waardoor Gods zegeningen komen. "Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid." Johannes 17 : 17. De tegenwoordige waarheid, die het kanaal is, wordt niet geacht maar onder de voet gelopen. De mensen mogen dan luidkeels roepen: Heiligheid! zaligheid! heiligmaking! heiligmaking! wijding! wijding! en nochtans door ervaring niet meer weten van hetgeen zij roepen dan de zondaar van zijn corrupte neigingen. God zal dit geverniste kleed van beleden heiligmaking, dat sommigen, die vleselijk gezind zijn, zich omgehangen hebben om de mismaaktheid hunner ziel te verbergen, spoedig afrukken. USG1 112 2 Van de daden der mensenkinderen wordt trouw aantekening gehouden. Niets kan verborgen worden voor de ogen van de Verhevene en Heilige. Sommigen gaan een weg, die rechtstreeks tegengesteld is aan de wet van God, en dan, om hun zondig gedrag te bedekken, belijden zij Gode toegewijd te zijn. Dit belijden der heiligheid is niet in overeenstemming met hun dagelijks leven. Het heeft niet de neiging hun geest te doen opwassen en hen te brengen tot een "onthouding van alle schijn des kwaads". 1 Thessalonicensen 5 :22. Wij zijn een schouwspel geworden der wereld en den engelen en den mensen. Ons geloof wordt gelasterd door de slinkse gedragingen van de vleselijk gezinden. Zij belijden een gedeelte der waarheid, wat hun invloed verschaft, terwijl zij geen gemeenschap hebben met degenen, die de gehele waarheid geloven en daarin saam verbonden zijn. Wat heeft de invloed van ouderling K. tot stand gebracht? Wat zijn de vruchten van zijn werk geweest? Hoevelen zijn tot de tegenwoordige waarheid gebracht en daarin bevestigd . . . ? USG1 113 1 Mij werd het geval getoond van de heer L. Hij heeft de mond vol over heiligmaking, maar hij bedriegt zichzelve, en anderen worden misleid in hem. Zijn heiliging kan naar voren komen wanneer hij in een vergadering is, maar zij kan de toets niet doorstaan. Bijbelse heiligmaking reinigt het leven; maar het hart van L. is niet gereinigd. Boosheid schuilt in het hart en uit zich in het leven en de vijanden van ons geloof hebben de kans gekregen Sabbatvierders te laken. Zij beoordelen de boom naar zijn vruchten. USG1 113 2 "Maar wij hebben verworpen de bedekselen der schande, niet wandelende in arglistigheid, noch het Woord Gods vervalsende, maar door openbaring der waarheid onszelven aangenaam makende bij alle gewetens der mensen, in de tegenwoordigheid Gods." 2 Korinthe 4 : 2. USG1 113 3 Velen handelen lijnrecht tegen bovenstaande tekst. Zij wandelen in arglistigheid en vervalsen het Woord Gods. Zij openbaren de waarheid niet in hun leven. Op bepaalde manieren concentreren zij zich op heiligmaking, maar het Woord van God verwerpen ze. In hun gebed, in hun lied, in hun uitingen -- het is alles heiligmaking. Mannen met een verdorven hart, doen zich heel onschuldig voor en belijden geheiligd te zijn; maar dit is nog geen bewijs dat zij goed staan. Hun daden getuigen van hen. Hun geweten is dichtgeschroeid, maar de dag van Gods bezoeking komt, en dan zal van het werk van een ieder openbaar worden, wat het in feite is. En een ieders deel zal zijn overeenkomstig zijn daden. USG1 114 1 De engel, wijzende op L., zeide: "Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond? Dewijl gij de kastijding haat en Mijn woorden achter u henenwerpt. Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers. Uw mond slaaf gij in hef kwade, en uw tong koppelt bedrog." Psalm 50 : 16-19. God zal deze verdeeldheid brengende invloeden verstrooien en teniet doen, en zal Zijn volk verlossen, indien degenen, die de gehele waarheid belijden de hulp des Heren willen aanvaarden. GEEN HEILIGMAKING VOOR DE ONGEHOORZAMEN USG1 114 2 Er is geen Bijbelse heiligmaking voor degenen, die een gedeelte van de waarheid achter zich werpen. Er is in Gods Woord licht genoeg gegeven, zodat niemand behoeft te dwalen. De waarheid is zó verheven, dat ze de bewondering wekt van de grootste geesten, en nochtans is ze zo eenvoudig, dat het nederigste, zwakste kind van God haar kan begrijpen en door haar onderricht kan worden. Zij, die de schoonheid niet zien, die in de waarheid ligt, die geen belangstelling hebben voor de derdeengel-boodschap, zullen zonder enige verontschuldiging staan; want de waarheid is duidelijk. USG1 114 3 "Doch indien ook ons Evangelie bedekt is, zo is het bedekt in degenen, die verloren gaan; in dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is." 2 Korinthe 4 : 3, 4. USG1 114 4 "Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid." "En Ik heilige Mijzelve voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in de waarheid." Johannes 17 : 17, 19. USG1 115 1 "Hebbende dan uw zielen gereinigd in de gehoorzaamheid der waarheid, door de Geest, tot ongeveinsde broederlijke liefde, zo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart." 1 Petrus 1 : 22. USG1 115 2 "Dewijl wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelven reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods." 2 Korinthe 7:1. USG1 115 3 "Alzo dan, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijd gehoorzaam geweest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veel meer nu in mijn afwezigheid, werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven; want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen. Doet alle dingen zonder murmureren en tegenspreken; opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld." Filippensen 2 : 12-15. USG1 115 4 "Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb." Johannes 15 : 3. USG1 115 5 "Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven; opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord; opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk." Efeze 5 : 25--27. USG1 115 6 Hier is Bijbelse heiligmaking. Het is niet enkel een uiterlijke schijn of een uiterlijk werk. Het is heiligmaking, ontvangen door het Kanaal der waarheid. Het is waarheid, ontvangen in het hart, en practisch uitgedragen in het leven. USG1 115 7 Jezus, als mens beschouwd, was volmaakt, nochtans wies Hij op in de genade. "En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen." Lukas 2 :52. Zelfs de volmaakste Christen kan voort durend opwassen in de kennis en liefde Gods. USG1 116 1 "Daarom, geliefden, verwachfende deze dingen, benaarstigt u, dat gij onbevlekt en onbestraffelijk van Hem bevonden moogt worden in vrede." "Maar wast op in de genade en kennis van onze Here en Zaligmaker Jezus Christus, Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in de dag der eeuwigheid. Amen." 2 Petrus 3:14, 18. EEN VOORTDURENDE GROEI USG1 116 2 Heiligmaking is niet het werk van een moment, van een uur, of van een dag. Het is een bestendig opwassen in de genade. Geen enkele dag weten we, hoe zwaar onze strijd de volgende dag kan zijn. Satan leeft, en is actief, en elke dag moeten we vurig tot God roepen om hulp en sterkte ten einde hem te weerstaan. Zolang Satan heerst, zullen we het eigen-ik tot onderwerping hebben te brengen; moeten we aanvechtingen overwinnen, en er is geen enkele plaats, waar we daarmede kunnen ophouden, er is geen punt, tot waar wij kunnen komen en zeggen dat we het doel ten volle bereikt hebben. USG1 116 3 "Niet dat ik het alreede gekregen heb, of alreede volmaakt ben; maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Jezus Christus ook gegrepen ben." Filippensen 3:12. USG1 116 4 Het Christelijk leven is een voortdurend voorwaartsgaan. Jezus polijst en loutert Zijn volk; en wanneer Zijn beeld in hen volmaakt wordt weerspiegeld, zijn ze volmaakt en heilig, foebereid om het onverderfelijke aan te doen. Een groot werk wordt van de Christen geëist. Wij worden vermaand onszelven te reinigen van alle bezoedeling des vleses en des geestes, en een volmaakte heiligmaking na te streven in de vreze Gods. Hier zien we waarom het in het grote werk gaaf. Er is voor de Christen een aanhoudende taak. Elke rank in de wijnstok moet leven en kracht opnemen uit die wijnstok, om vrucht voort te brengen. USG1 116 5 Het zal inspanning kosten om het eeuwige leven deelachtig te worden. Alleen door lange en volhardende inspanning, strenge tucht en harde strijd zullen we overwinnaars worden. Maar indien we lijdzaam en vastberaden, in de naam van de Overwinnaar, die ten onze gunste overwon in de woestijn der verzoeking, de zege behalen, zoals Hij de zege behaalde, zullen we de eeuwige beloning ontvangen. Onze inspanning, onze zelfverloochening, onze volharding, moeten evenredig zijn aan de oneindige waarde van het doel, dat wij nastreven. ------------------------Hoofdstuk 24--De Macht van Satan USG1 117 1 De gevallen mens is Satans wettelijke slaaf. Het was de zending van Christus hem uit de macht van zijn grote tegenstander te verlossen. De mens is van nature geneigd Satans suggesties te volgen, en hij kan zo ', n vreselijke vijand niet met succes weerstaan, tenzij Christus, de machtige Overwinnaar, in hem woont, zijn verlangens leidt en hem kracht geeft. God alleen kan grenzen stellen aan de macht van Satan. Deze doorkruist de aarde in alle richtingen, en trekt onophoudelijk heen en weer. Zijn waakzaamheid verslapt geen enkel moment, alleen maar uit vrees, een kans voorbij te laten gaan om zielen te vernietigen. Het is van belang dat Gods volk dit begrijpt, opdat zij zijn strikken mogen ontgaan. USG1 118 2 Satan is bezig met de voorbereidingen van zijn misleidingen, opdat in zijn laatste veldtocht tegen Gods volk zij niet zullen begrijpen dat hij het is. "En het is geen wonder, want de Satan zelf verandert zich in een engel des lichts." 2 Korinthe 11 : 14. Terwijl sommige misleide zielen stellig beweren, dat hij niet bestaat, neemt hij ze gevangen, en werkt grotendeels door hen. Satan kent beter dan Gods volk de macht, die zij over 1862, Vol. 1, blz. 341--347 hem kunnen uitoefenen, wanneer hun sterkte is in Christus. Wanneer ze in alle ootmoed de machtige Overwinnaar om hulp smeken, kan de zwakste gelovige in de waarheid, die zich volkomen op Christus verlaat, met succes Satan en zijn heir terugslaan. Hij is te sluw om brutaal, met open vizier, met zijn verleidingen te komen; want dan zouden de sluimerende energieën van de Christen wakker worden, en zou hij zich verlaten op de sterke en machtige Verlosser. Maar hij komt ongemerkt, en werkt vermomd door de kinderen der ongehoorzaamheid, die godsvrucht belijden. USG1 118 1 Satan zal tot het uiterste van zijn macht gaan om Gods volk te kwellen, te verzoeken en te misleiden. Hij, die onze Here durfde tegemoet te treden, en te verzoeken en te honen, en die macht had Hem in zijn armen te nemen om Hem te plaatsen op de tinne des tempels en op een zeer hoge berg, zal zijn macht in een verbazingwekkende graad uitoefenen op het tegenwoordige geslacht, op hen, die in wijsheid ver achterstaan bij hun Here, en die bijna geheel onbekend zijn met Satans spitsvondigheid en kracht. Op een wonderlijke wijze zal hij zich ophouden in de lichamen van hen, die van nature geneigd zijn aan zijn wensen te voldoen. Satan jubelt, wanneer hij beschouwd wordt als een fictie, een verdichtsel. Wanneer men hem uitbeeldt door een of andere kinderlijke illustratie, of als een of ander dier, dan past hem dat best. Men maakt zich zo ', n minderwaardige voorstelling van hem, dat het verstand der mensen geheel onvoorbereid is op zijn wijs overlegde plannen, en zo heeft hij bijna altijd succes. Indien zijn macht en spitsvondigheid begrepen werden, zouden velen voorbereid zijn hem met goed gevolg te weerstaan. USG1 118 2 Allen moeten verstaan, dat Satan eens een verheven engel was. Zijn opstand bande hem uit de hemel, maar vernietigde zijn krachten niet, noch maakte hem tot een beest. Sedert zijn val heeft hij al zijn geweldige kracht gericht tegen het bestuur des hemels. Hij is nog sluwer geworden en heeft de succesvolste manieren aangeleerd om met zijn verleidingen de mensenkinderen te benaderen. SATANS MISLEIDING USG1 119 1 Satan heeft fabels doen ontstaan om te bedriegen. In de hemel begon hij de strijd tegen hef fundament van Gods bestuur, en sedert zijn val heeft hij zijn opstand tegen de wet van God voortgezet, en heeft de massa van de belijdende Christenen er toe gebracht hun voeten te zetten op het vierde gebod, dat wijst op de levende God. Hij heeft de oorspronkelijke Sabbat van de Decaloog naar beneden gesleurd, en daarvoor in de plaats gesteld een van de werkdagen der week. USG1 119 2 De grote oerleugen, die hij Eva in het Paradijs vertelde, "Gijlieden zult de dood niet sterven" (Genesis 3 :4), was de eerste preek, ooit gehouden over de onsterfelijkheid van de ziel. Dit sermoen werd met succes bekroond, en vreselijk waren de gevolgen. Hij heeft mensen er toe gebracht deze preek als waarheid aan te nemen en predikanten verkondigen dit onderwerp in hun prediking, in hun lied en in hun gebed. USG1 119 3 Geen wezenlijke duivel en verzoeking na de komst van Christus, zijn bijna populaire fabels geworden. De Schrift zegt duidelijk, dat ieders lot voor eeuwig beslist is bij de komst des Heren. Openbaring 22 : 11, 12: "Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde. En ziet, Ik kom haastiglijk; en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn." USG1 119 4 Satan heeft voordeel getrokken uit deze populaire fabels om zichzelve te verbergen. Hij komt tot arme, misleide stervelingen door het moderne spiritualisme, dat geen grenzen stelt aan de vleselijk gezinden, en dat, wanneer het wordt uitgedragen, scheiding brengt in gezinnen, jaloezie en haat verwekt, en de deur opent voor de meest ontaardende neigingen. De wereld is maar weinig bekend met de verdervende invloeden van het spiritualisme. Het gordijn werd weggeschoven en veel van zijn verschrikkelijk werk werd mij geopenbaard. Mij werden enigen getoond, die zich met het spiritualisme hadden ingelaten, maar sindsdien het hebben opgegeven, die huiverden, wanneer ze bedachten hoe dicht ze aan de rand van de algehele ondergang hebben gestaan. Zij hadden alle macht over zichzelven verloren en Satan liet hen doen wat ze verafschuwden. Maar zelfs zij hebben maar een zwak idee van wat het spiritualisme in feite is. Predikanten, door Satan geïnspireerd, kunnen met alle welsprekendheid dit afschuwelijke monster ophemelen, zijn mismaaktheid verbergen en het aan velen in alle schoonheid doen verschijnen. Maar het komt zo rechtstreeks uit de bron van zijn satanische majesteit, dat hij hef recht opeist allen onder zijn macht te brengen, die zich daarmede inlaten, want zij hebben zich gewaagd op verboden terrein en hebben de bescherming van hun Maker verbeurd. USG1 120 1 Sommige arme zielen, die onder de indruk zijn gekomen van de mooie woorden van de predikers van het spiritualisme, en zich aan zijn invloed hebben blootgesteld, komen later tot de ontdekking van zijn vernietigend karakter, en dan willen ze zich daarvan losmaken en het ontvluchten, maar ze zijn daartoe niet in , staaf. Satan houdt ze in zijn macht, en is niet bereid hen vrij te laten. Hij weef dat ze hem zeker toebehoren, zolang hij zijn bijzondere macht over hen uitoefent, maar dat, wanneer ze zich eens van zijn banden bevrijden, hij ze nooit weer tot het geloof in hef spiritualisme kan terugbrengen, noch dat ze zich weer onder zijn macht zullen stellen. USG1 120 2 De enige weg voor zulke arme zielen om Satan te overwinnen, is om zuivere Bijbelse waarheden te onderscheiden van fabels. Indien ze erkennen wat de waarheid eist, plaatsen ze zichzelven waar ze geholpen kunnen worden. Zij moeten diegenen, die in het godsdienstige ervaring hebben opgedaan en die hun geloof ge-steld hebben op de beloften Gods, smeken om bij de machtige Verlosser voor hen te pleiten. Het zal een harde strijd zijn. Satan zal zijn boze engelen, die deze mensen onder hun macht hebben gehad, versterken, maar indien de heiligen Gods in alle ootmoed vasten en bidden, zullen hun gebeden verhoord worden. Jezus zal heilige engelen opdracht geven om Satan te weerstaan, en hij zal worden teruggedreven en zijn macht over de gekwelden zal verbroken worden. Markus 9 : 29: "En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan nergens door uitgaan, dan door bidden en vasten." USG1 121 1 De dienaren van de algemeen erkende kerken kunnen het spiritualisme niet met succes weerstaan. Zij hebben niets waarmede ze hun kudden tegen zijn verderfelijke invloeden kunnen beschermen. Veel van de slechte resultaten van het spiritualisme zal neerkomen op de hoofden van de predikanten van deze eeuw; want zij hebben de waarheid onder hun voeten vertrapt, en daarvoor in de plaats gaven ze de voorkeur aan fabels. De preek, die Satan hield tegenover Eva over de onsterfelijkheid van de ziel -- "Gijlieden zult de dood niet sterven" -- hebben ze van de kansel herhaald; en de mensen namen dit aan als zuivere Bijbelse waarheid. Het is het fundament van het spiritualisme. Het Woord van God leert nergens, dat de ziel van de mens onsterfelijk is. Onsterfelijkheid is een kenmerkende eigenschap alleen van God. 1 Timotheus 6:16: "Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont; Dewelke geen mens gezien heeft noch zien kan. Welke zij eer en eeuwige kracht. Amen." USG1 121 2 Gods Woord, goed begrepen en toegepast, is een beveiliging tegen spiritualisme. Een eeuwig brandende hel, van de kansel verkondigd en de mensen voorgehouden, doet onrecht aan het goedertieren karakter Gods. Dat wijst Hem aan als de tyran in het universum. Dit alom verspreide dogma heeft duizenden geleid tot universalisme, tot ongeloof en atheïsme. Het Woord van God is duidelijk. Het is een rechte ketting der waarheid, en zal als een anker zijn voor hen, die het willen aannemen, zelfs als ze hun geliefkoosde fabels moeten op offeren. Hef zal hen bewaren voor de vreselijke misleidingen van deze gevaarvolle tijden. Satan heeft de geesten van de predikanten van verschillende kerken er toe gebracht dat ze zich taai vasthouden aan hun populaire dwalingen, zoals hij de Joden in hun verblindheid er toe gebracht heeft zich vast te houden aan hun offers en Christus te kruisigen. De verwerping van licht en waarheid maakt de mensen tot slaven, onderworpen aan Satans misleiding. Hoe groter het licht is dat zij verwerpen, des te groter zal de macht van misleiding en duisternis zijn, die over hen zal komen. USG1 122 1 Mij werd getoond dat Gods waarachtig volk het zout der aarde en het licht der wereld is. God eist van hen een voortdurend opwassen in de kennis der waarheid, en in de weg der heiligmaking. Dan zullen zij aanvoelen wanneer Satan zich aandient en in de kracht van Jezus zullen ze hem weerstaan. Satan zal legioenen van zijn engelen te hulp roepen om de groei van een enkele ziel tegen fe staan en deze, indien mogelijk, uit de handen van Christus te rukken. DE STRIJD OM ZIELEN USG1 122 2 Ik zag boze engelen strijden om zielen, en engelen Gods weerstonden hen. De strijd was zwaar. Boze engelen bedierven de atmosfeer door hun vergiftigende invloed en drongen op om deze zielen, om hun gevoeligheden te verdoven. Scherp toezlende wachtten en waakten heilige engelen om Satans heir terug te drijven. Maar het behoort niet tot de taak der goede engelen om de geesten der mensen tegen hun wil te beheersen. Wanneer ze zich op het terrein van de vijand begeven en geen poging doen om hem te weerstaan, dan kunnen de engelen Gods al niet veel meer doen dan het leger van Satan in toom houden, opdat zij niet zullen vernietigd worden, totdat diegenen, die in gevaar zijn, verder licht wordt gegeven, om hen aan te zetten zich te weer te stellen en naar de hemel om hulp te zien. Jezus zal heilige engelen geen opdracht geven om diegenen te bevrijden, die geen poging doen zichzelven te helpen. USG1 123 1 Wanneer Satan ziet dat hij gevaar loopt een ziel te verliezen, zal hij zich tot het uiterste inspannen om die ene te behouden. En wanneer die mens zijn gevaar gaat inzien en met angst en spanning op Jezus ziet om hulp te verkrijgen, vreest Satan dat hij een gevangene zal verliezen en hij roept versterkingen uit zijn engelen op om de arme ziel . in te sluiten en een muur van duisternis om hem heen te vormen, opdat het licht des hemels tot hem niet zal doordringen. Maar indien hij, die in gevaar verkeert, volhardt, en in zijn hulpeloosheid zich verlaat op de verdiensten van het bloed van Christus, luistert onze Heiland naar dat vurige gebed des geloofs en zendt een versterking van die engelen, die uitmunten in kracht om hem te bevrijden. USG1 123 2 Satan kan het niet verdragen dat op zijn machtige Tegenstander een beroep wordt gedaan, want hij vreest en beeft voor Zijn sterkte en majesteit. Bij het geluid van een vurig gebed, beeft Satans gehele heir. Hij gaat door met het oproepen van legioenen boze engelen om zijn doel te bereiken. En wanneer engelen, almachtig, bekleed met de wapenrusting des hemels, de bezwijmende, vervolgde ziel te hulp komen, wijken Satan en zijn heir terug, wel wetende dat de strijd voor hen verloren is. De gewillige onderdanen van Satan zijn trouw, actief en houden eensgezind een doel in hef oog. En ofschoon ze elkaar haten en onder elkander strijden, zo grijpen zij nochtans elke kans aan om hun gemeenschappelijk belang te bevoordelen. Maar de grote Aanvoerder in de hemel en op aarde heeft aan Satans macht grenzen gesteld. USG1 123 3 Mijn beleven is eigenaardig geweest en jaren lang is er van mijn geest veel gevraagd. De toestand van Gods volk en mijn verbinding met het werk Gods hebben vaak op mij een drukkende last van droefheid en ontmoediging gelegd, hetgeen niet onder woorden is te brengen. Jaren lang heb ik het graf beschouwd als een zoete rustplaats. In mijn laatste visioen vroeg ik aan de mij begeleidende engel, waarom ik die verslagenheid des geestes moest ondergaan en zo vaak geplaatst werd op Satans slagveld. Ik smeekte, dat, indien ik zo nauw verbonden moest zijn met het werk der waarheid, ik bespaard zou blijven voor die zware beproevingen. Er is kracht en sterkte bij de engelen Gods en ik smeekte om een bescherming. USG1 124 1 Dan werd het leven van het verleden aan mijn ogen ontrold, en ik zag hoe Satan op tal van manieren getracht heeft onze bruikbaarheid te vernietigen; dat hij verscheidene malen plannen had gemaakt om ons uit het werk Gods te halen; hij was op tal van manieren en door verschillende instrumenten gekomen om zijn doelstellingen te bereiken; maar door de dienst van de heilige engelen had hij de nederlaag geleden. Ik zag dat bij ons reizen van plaats tot plaats, hij vaak zijn boze engelen op ons pad had gesteld om een ongeluk te veroorzaken, dat ons het leven zou kosten; maar heilige engelen waren naar die plaats gezonden om ons te bevrijden. Tal van ongelukken hebben mijn man en mij in groot gevaar gebracht, maar het is altijd een wonder geweest zoals we bewaard gebleven zijn. Ik zag dat wij het bijzonder doel van Satans aanvallen waren geweest, als gevolg van onze belangstelling voor en verbondenheid met het werk Gods. Toen ik de nauwlettende zorg zag, die God elk ogenblik aan de dag legt voor degenen, die Hem liefhebben en vrezen, werd ik opnieuw bezield met moed en vertrouwen op God, en ik voelde mij terechtgewezen voor mijn gebrek aan geloof. USG1 124 2 Het was door een vertoon van bovennatuurlijke kracht, door de slang tot zijn medium te maken, dat Satan de val van Adam en Eva in de hof van Eden veroorzaakte. Vóór het afsluiten van de tijd zal hij nog groter wonderen doen. Zo ver als zijn macht gaat, zal hij wezenlijke wonderen verrichten. In dat verband zegt de Schrift: "Hij . . . verleidt degenen, die op de aarde wonen door de tekenen, die hem te doen gegeven zijn" (Openbaring 13:13, 14), dus niet enkel die, welke hij voorgeeft te doen. In dit Schriftgedeelte wordt iets meer naar voren gebracht dan enkel beetnemerij. Maar er is een grens gesteld, waarbuiten Satan niet kan gaan, en hier stelt hij bedrog tot zijn hulp en geeft een nabootsing van het werk, waartoe hij niet de macht bezit om dat wezenlijk te volvoeren. In het laatste der dagen zal hij op zo ', n wijze verschijnen, dat hij de mensen zal doen geloven de Christus te zijn, Die op aarde is wedergekomen. Hij zal zich inderdaad veranderen in een engel des lichts. Maar terwijl hij zich in elk opzicht op de verschijning van Christus zal toeleggen, zo ver als enkel de verschijning zal gaan, zo zullen toch enkel diegenen daardoor misleid worden, die evenals Farao, de waarheid proberen te weerstaan. 1889, Vol. 5, blz. 698 ------------------------Hoofdstuk 25--De Twee Kronen USG1 125 1 In het visioen, mij te Battle Creek, Michigan, op 25 October 1861 gegeven, werd mij deze aarde, vol duisternis en somberheid getoond. De Engel zeide: "Zie goed toe!" Toen werden mij de mensen op aarde getoond. Sommigen waren omringd door engelen Gods, anderen verkeerden in totale duisternis, omringd door boze engelen. Ik zag een arm van de hemel reiken, die een gouden scepter vast hield. Op de top van de scepter was een kroon, bezet met diamanten. Elke diamant schitterde met een heldere, tintelende, prachtige glans. Op de kroon stonden deze woorden geschreven: "Allen die mij ontvangen, zijn gelukkig, en zullen het eeuwige leven hebben." USG1 125 2 Onder deze kroon was een andere scepter en ook daarop was een kroon geplaatst, in welker midden juwelen, goud en zilver waren, enig licht weerkaatsende. De inscriptie op die kroon luidde: "Aardse schatten. Rijkdom is macht. Allen die mij ontvangen, valt eer en roem ten deel." Ik zag een zee van mensen voorwaarts stormen om deze kroon te bemachtigen. Zij schreeuwden en tierden. Sommigen in hun begeerte schenen beroofd te zijn van alle rede. Zij wilden elkander verdringen, duwden degenen, die zwakker waren dan zij, terug, en liepen anderen, die in hun haast vielen, onder de voet. USG1 126 1 Velen grepen begerig naar de schaften binnen de kroon en hielden die stevig vast. Sommigen hadden reeds grijze haren en op hun gezichten stonden zorg en angst te lezen. Hun eigen verwanten, been van hun been en vlees van hun vlees, negeerden zij; maar als veelbetekenende blikken op hen gericht werden, hielden ze hun schatten nog steviger vast, uit vrees dat op een onbewaakt ogenblik zij iets mochten verliezen of overreed zouden worden met hen te delen. Hun begerige ogen richtten zich vaak op de aardse kroon, en steeds opnieuw berekenden zij haar waarden. USG1 126 2 Gestalten, die het toonbeeld waren van gebrek en ellende, waren onder die mensenmassa en ook zij keken vol verlangen naar die schatten hier, en wendden zich hopeloos af als de sterkeren de zwakkeren de baas werden en terugduwden. Nochtans konden zij zich die buit niet laten ontgaan, maar met eer. aaneengesloten geheel van misvormden, zieken en bejaarden, probeerden ze zich een weg te banen naar die aardse kroon. Tijdens die poging stierven sommigen. Anderen waren net zo ver opgedrongen, dat ze hun hand daarnaar konden uitsteken. Velen hadden hun hand erop gelegd en vielen dan ter aarde. De grond was met dode lichamen bezaaid, maar steeds drong de mensenzee op en zij vertrapten de gevallen en dode lichamen van hun medegenoten onder hun voeten. Een ieder die de kroon bereikte, deelde in het bezit daarvan, en werd luide toegejuicht door een belangstellende groep, die zich rondom de kroon had geschaard. SATANISCHE MISLEIDING USG1 127 1 Een grote groep boze engelen was volop in actie. Satan was in het midden van hen, en keek met de grootste voldoening naar die massa, worstelende om de kroon. Hij scheen een bijzondere voorliefde te hebben voor hen, die er zo begerig naar streefden. Velen, die een hang hadden naar deze aardse kroon, waren belijdende Christenen. Sommigen van hen schenen een weinig licht te hebben. Zij wilden begerige blikken werpen op de hemelse kroon en schenen vaak onder de indruk van haar schoonheid, nochtans hadden ze niet het ware gevoel voor haar waarde en heerlijkheid. Terwijl ze een hand traag uitstrekten naar de hemelse, grepen ze met de andere begerig naar de aardse, vast besloten die in bezit te krijgen, en in hun begerig streven naar de aardse, verloren ze de hemelse uit het oog. Zij werden in duisternis gelaten, maar in het donker tastten ze nog begerig rond om de aardse kroon te verkrijgen. Sommigen kregen een tegenzin in de massa, die zo begerig aan het zoeken was; zij schenen het gevaar, dat voor hen daarvan uitging, aan fe voelen, en wendden zich af en begonnen ernstig naar de hemelse kroon te streven. Op het gelaat van dezulken voltrok zich een verandering van duisternis naar licht, van somberheid naar blijmoedigheid en heilige vreugde. USG1 127 2 Dan zag ik een groep, die zich door de menigte drong, met hun ogen intens gericht op de hemelse kroon. Terwijl zij zich in alle ernst een weg baanden door de ongeordende massa, vergezelden engelen hen en maakten ruim baan voor hen om voort te gaan. Toen zij in de nabijheid kwamen van de hemelse kroon, scheen het licht, dat daarvan af straalde, op hen en rondom hen, verdreef hun duisternis, en werd helderder en voller, tot ze een algehele verandering ondergaan schenen te hebben en met de engelen een gelijkenis vertoonden. Zij wierpen niet één hunkerende blik naar de aardse kroon. Zij, die zich de aardse als doel gesteld hadden, dreven de spot met hen en wierpen hen zwarte ballen na. Dat deed hun geen kwaad, omdat hun ogen gericht waren op de hemelse kroon, maar zij die hun ogen afwendden en acht gaven op die bekogeling, werden daardoor getroffen. Het volgende Schriftgedeelte werd mij voorgehouden: USG1 128 1 Mattheus 6 : 19--24: "Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; maar vergadert u schatten in de hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen; want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen; maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn! Niemand kan twee heren dienen, want of hij zal de ene haten en de andere liefhebben, of hij zal de ene aanhangen en de andere verachten; gij kunt niet God dienen en de Mammon." USG1 128 2 Dan werd hetgeen ik gezien had als volgt aan mij verklaard: De massa, die zo begerig streefde naar de aardse kroon, bestond uit diegenen, die de schatten dezer wereld liefhebben, en door hun attractie's van korte duur misleid en gestreeld worden. Sommigen, zo zag ik, die belijden volgelingen van Jezus te zijn, zijn zó begerig om de aardse schatten te verkrijgen, dat zij hun liefde voor de hemel verliezen, doen als de wereld, en door God beschouwd worden als behorende tot de wereld. Zij geven voor te streven naar een onverderfelijke kroon, een schaf in de hemel, maar hun belang en voornaamste inzet is het verkrijgen van aardse schatten. Zij, die hun schatten in deze wereld hebben, en aan hun bezit hangen, kunnen Jezus niet liefhebben. Ze zullen denken dat ze goed staan, en, hoewel ze aan hun bezit hangen met de hunkering van een vrek, kan men dit hun toch niet aan het verstand brengen en evenmin hen laten voelen, dat ze geld meer liefhebben dan het werk der waarheid of de hemelse schat. WARE EN VALSE RIJKDOMMEN USG1 129 1 "Indien dan het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!" Vers 23. Er was in de belevenis derzulken een moment, dat het licht, hun gegeven, niet gewaardeerd werd, en dat werd duisternis. In dat verband zei de engel: "Gijlieden kunt de schatten der aarde niet liefhebben en aanbidden, en in bezit zijn van de ware rijkdommen." Toen de jongeling tot Jezus kwam en tot Hem zeide: "Goede Meester, wat zal ik goeds doen opdat ik het eeuwige leven hebbe?" (Mattheus 19:16), stelde Jezus hem voor de keuze zich van zijn bezit te scheiden en het eeuwige leven hebben, of dat te verliezen door het bezit fe behouden. Zijn rijkdommen waren hem meer waard dan de hemelse schat. De voorwaarde, dat hij afstand moest doen van zijn schatten om die aan de armen te geven om een volgeling van Christus te kunnen worden en het eeuwige leven te hebben, doofde zijn verlangen; en hij ging bedroefd weg. USG1 129 2 Zij, die mij getoond werden als hunkerend naar de aardse kroon, waren degenen, die tot alle middelen hun toevlucht nemen om bezit te verkrijgen. Zij worden als bezeten op dat punt. Al hun gedachten en energie zijn daarop gericht om maar aardse rijkdommen te ver-krijgen. Zij lopen de rechten van anderen onder de voet, en verdrukken de armen en onthouden de arbeider zijn loon. Wanneer ze voordeel kunnen trekken van hen, die armer en niet zo uitgeslapen zijn als zij, en aldus ingesteld worden om hun rijkdommen te vermeerderen, zullen ze geen moment aarzelen hen te onderdrukken, al zou dat die mensen ook tot de bedelstaf brengen. USG1 129 3 De mensen, wier haren grijs waren door de ouderdom en wier gezichten doorgroefd waren van de zorgen, maar die nochtans begerig grepen naar de schatten binnenin de kroon, waren de bejaarden, die nog slechts enkele jaren te leven hebben. Nochtans streefden ze begerig naar hun aardse schatten. Hoe dichter ze bij hef graf kwamen, des te meer was hun begeerte daarop gericht. Voor hun eigen verwanten zorgden ze niet. De leden van hun eigen gezinnen mochten boven hun krachten zwoegen om waf geld over te sparen. Zij gebruikten dat niet tot welzijn van anderen of voor zichzelven. Voor hen was het voldoende te weten, dat ze het bezaten. Wanneer hun plicht om in de nooddruft der armen te voorzien, en Gods werk te ondersteunen, hun wordt voorgehouden, zetten ze een armzalig gezicht. Ze wilden met blijdschap de gave van het eeuwige leven aannemen, maar dat moet hun vooral niets kosten. De voorwaarden zijn te zwaar. Maar Abraham wilde zijn enige zoon niet achter houden. In gehoorzaamheid aan God kon hij van dit kind der belofte gemakkelijker afstand doen, dan velen afstand kunnen doen van hun aardse bezittingen. USG1 130 1 Het deed pijnlijk aan naar diegenen te zien, die hadden moeten opwassen voor de heerlijkheid, en elke dag meer bereid hadden moeten zijn voor de onsterfelijkheid, nu al hun krachten inspannend om hun aardse schatten vast te houden. Dezulken, zo zag ik, konden van de hemelse schat niet het minste besef hebben. Hun sterke hang naar het aardse noodzaakt hen, dat hun werken laten zien, dat zij de hemelse erfenis niet voldoende waarderen om daarvoor een offer te brengen. De "jongeling" legde een gewilligheid aan de dag om de geboden te houden, nochtans zeide de Here hem, dat hem één ding ontbrak. Zijn verlangen ging uit naar het eeuwige leven, maar zijn liefde ging meer uit naar zijn aardse bezit. Velen bedriegen zichzelven. Zij hebben niet naar de waarheid gezocht als naar verborgen schatten. Hun krachten zijn niet gericht op het beste. Hun geest, die verlicht had kunnen zijn, door het licht des hemels, is bezwaard en vol zorg. "De zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleidingen des rijkdoms, en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar." Markus 4:19. "Dezulken", zei de engel, "staan zonder enig excuus." ik zag dat het licht bij hen afnam. Zij hadden geen verlangen om de plechtige, belangrijke waarheden voor deze tijd te verstaan, en dachten dat ze best af waren zonder de kennis daarvan. Hun licht ging uit, en zij tastten rond in het duister. HANDLANGERS VAN SATAN USG1 131 1 De menigte van mismaakten en ziekelijken, die zich verdrong naar de aardse kroon, bestaat uit degenen, wier belangen en schatten in de wereld zijn. Hoewel zij aan alle kanten teleurstellingen ervaren, willen ze hun affecties niet op de hemel richten, noch zich daar een schat en een tehuis verwerven. Zij falen in het aardse, nochtans omdat ze er naar streven, verliezen ze het hemelse. Niettegenstaande teleurstelling, een ongelukkig leven en dood van hen, die zich aardse rijkdommen geheel als doelwit stellen, volgen anderen dezelfde weg. Als ver-dwaasden ijlen ze voort, zonder oog te hebben voor het ellendige einde diergenen, wier voorbeeld zij volgen. USG1 131 2 Zij, die de kroon bereiken, en er een deel van krijgen, en worden toegejuicht, zijn degenen, die verkrijgen wat hun gehele levensdoel is -- rijkdommen. Zij ontvangen die eer, die de wereld bewijst aan hen, die rijk zijn. Zij hebben invloed in de wereld. Satan en zijn boze engelen zijn voldaan. Ze weten dat dezulken hun zeker eigendom zijn, dat terwijl zij in opstand tegen God leven, zij Satans machtige handlangers zijn. USG1 131 3 Zij, die een walging kregen van de menigte, die schreeuwden naar het aardse bezit, zijn degenen, die op het einde gelet hebben van allen, die streven naar aardse rijkdommen. Zij zien dat deze mensen nooit te-vreden, maar altijd ongelukkig zijn, en dat alarmeert hen en zij scheiden zich af van die ongelukkige massa en zoeken naar de ware, duurzame rijkdommen. USG1 131 4 Zij, die zich door de massa een weg banen naar de hemelse kroon, bijgestaan door heilige engelen, werden mij getoond als Gods getrouw volk. Engelen leiden hen voort en ze zijn met ijver bezield om de hemelse schat in bezit te krijgen. USG1 131 5 De zwarte ballen, die de heiligen naar het hoofd werden geslingerd, waren de schandelijke leugens, rondverteld aangaande Gods volk door degenen, die de leugen doen en liefhebben. Wij moeten ons nauwgezet in acht nemen om een smetteloos leven te leiden en ons hoeden voor alle schijn des kwaads, en dan is het onze plicht krachtig voorwaarts te gaan en ons niets aan te trekken van de schandelijke leugens van de goddelozen. Terwijl de ogen van de rechtvaardigen gericht zijn op de onbetaalbare, hemelse schat, zullen ze Christus meer en meer gelijkvormig worden, en zo zullen zij veranderd worden, toebereid om het onverderfelijke aan te doen. ------------------------Hoofdstuk 26--De Toekomst USG1 132 1 Bij de transfiguratie werd Jezus door Zijn Vader verheerlijkt. We horen Hem zeggen: "Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt, en God is in Hem verheerlijkt." Johannes 13:31. Aldus vóór Hij verraden en gekruisigd werd, werd Hij gesterkt voor Zijn laatste vreselijke lijdensperiode. Wanneer de leden van Christus' lichaam de periode van hun laatste strijd, "de tijd van, Jacobs be-nauwdheid", naderen, zullen zij in Christus opwassen en bovenmate Zijn geest deelachtig worden. Wanneer de derde boodschap aanzwelt tot een luide roep, en de afsluiting van het werk gepaard zal gaan met grote kracht en heerlijkheid, zal het getrouwe volk Gods deel hebben aan die heerlijkheid. Het is de spade regen, die hen met nieuw leven bezielt, en versterkt om de tijd der benauwdheid door te komen. Hun gezichten zullen stralen met de heerlijkheid van dat licht, dat de derde engel vergezelt. USG1 132 2 Ik zag dat God op een wonderlijke wijze Zijn volk in deze tijd van benauwdheid zal bewaren. Zoals Jezus Zijn ziel in doodsangst uitstortte in de hof, zo zullen zij vol zielesmart dag en nacht roepen om verlossing. Het decreet zal uitgaan, dat ze de Sabbat van het vierde gebod moeten veronachtzamen en de eerste dag moeten vieren of anders hun leven moeten verliezen; maar het bevel om hun voeten op de Sabbat des Heren te plaatsen en een instelling van het pausdom te eren, zullen ze niet gehoorzamen. Het heirleger van Satan en goddeloze mensen omringen hen en vermaken zich met hun angst, omdat er geen weg ter ontkoming schijnt te zijn. Maar temidden van hun luidruchtig plezier en triomf wordt het dreunend geratel van een zwaar onweer slag op slag gehoord. De hemelen zijn inktzwart geworden en worden enkel verlicht door felle schichten en de verschrikkelijke grootheid des hemels, wanneer God Zijn stem verheft vanuit Zijn heilige woonstede. USG1 133 1 De fundamenten der aarde beven; gebouwen wankelen, en storten ineen met een vreselijk gekraak. De zee kookt razend en de gehele aarde is in een vreselijke beweging. De rechtvaardigen zijn uit hun gevangenschap verlost, en in een zoet, plechtig gefluister gaan de woorden van mond tot mond: "We zijn verlost. Het is de stem van God." Met plechtige verbazing luisteren ze naar de woorden der stem. De goddelozen horen, maar verstaan de woorden van de stem Gods niet. Zij vrezen en beven, terwijl de heiligen zich verheugen. Satan en zijn engelen en de goddeloze mensen, die gejuicht hadden dat Gods volk in hun macht was, zodat zij ze van de aarde zouden kunnen wegvagen, aanschouwen de heerlijkheid, die verleend wordt aan hen, die de heilige wet van God eer hebben bewezen. Zij zien hoe de gezichten van de rechtvaardigen verhelderen en het beeld van Jezus weerkaatsen. Zij, die zo begerig waren om de heiligen te vernietigen, kunnen de heerlijkheid, die op de verlosten rust, niet verdragen, en zij vallen als doden ter aarde. Satan en de boze engelen ontvluchten de aanwezigheid van de verheerlijkte engelen. Hun macht om hen te kwellen, is voor goed voorbij. ------------------------Hoofdstuk 27--Ouders en Kinderen USG1 134 1 Mij is gefoond dat wanneer ouders, die in de vreze Gods staan, hun kinderen streng opvoeden, zij hun geaardheid en temperament moeten nagaan, en proberen te voorzien in wat hun ontbreekt. Sommige ouders waken met de meeste zorg over de tijdelijke behoeften van hun kinderen; als ze ziek zijn, geven ze hun een vriendelijke, goede verpleging, en dan denken zij dat ze hun plicht gedaan hebben. Hier begaan ze een fout. Hun taak is dan pas begonnen. Er moet gezorgd worden voor wat aan de geest ontbreekt. Het vereist bekwaamheid juist die geneesmiddelen te geven, die een gewonde geest helen. USG1 134 2 Kinderen hebben hun moeilijkheden, wat aanleg betreft, net zo ernstig als oudere mensen. Ouders zelven hebben niet altijd hetzelfde humeur. Hun geest is vaak bedrukt. Ze werken onder verkeerde zienswijzen en gevoelens. Satan kwelt hen en zij geven toe aan zijn verleidingen. Ze spreken op boze toon, op een manier, die de kinderen boos maakt, en zijn soms veeleisend en humeurig. De arme kinderen nemen die geest over, en de ouders zijn niet in staat hen te helpen, want zijzelven zijn juist de oorzaak van de narigheid. Het schijnt soms of alles verkeerd gaat. Er ontstaat een wrevelige sfeer, en allen maken een nare, ongelukkige tijd mee. De ouders geven de schuld aan hun arme kinderen en vinden ze erg ongehoorzaam en ongezeggelijk, de vervelendste kinderen in de wereld, terwijl de oorzaak van dat geharrewar bij hen ligt. USG1 134 3 Sommige ouders verwekken heel wat stormen door hun gebrek aan zelfbeheersing. Inplaafs van de kinderen vriendelijk te vragen dit of dat te doen, bevelen ze hen op een ruwe toon en tegelijkertijd komt er een verwijt van hun lippen, dat de kinderen niet hebben verdiend. Ouders, deze gevolgde handelwijze ten opzichte van uw kinderen, vernietigt hun opgewektheid en ambitie. 1863, Vol. 1, blz. 384--389 USG1 134 4 Zij doen wat gij beveelt, niet uit liefde, maar omdat zij niet anders durven. Hun hart is er niet bij. Hef is een zware taak inplaats van een genoegen, en dit draagt er toe bij, dat ze vaak uw aanwijzingen vergeten uit te voeren, hetgeen u nog bozer maakt, terwijl het voor de kinderen nog erger wordt. Het vitten begint opnieuw, hun slecht gedrag wordt hun in de somberste kleuren geschilderd, totdat ze ontmoedigd worden, en ze niet meer weten of ze nu goed of kwaad doen. Een geest van " ', t kan me niet schelen" gaat hen bezielen en ze gaan hun plezier en genoegens buitenshuis zoeken, buiten hun ouders om, omdat ze die thuis niet vinden. Ze krijgen omgang met de straatkinderen en zijn weldra net zo verdorven als de ergsten. WAT OUDERS KUNNEN DOEN USG1 135 1 Op wie rust die grote zonde? Wanneer het thuis gezellig was gemaakt, wanneer de ouders hun kinderen toegenegenheid hadden betoond en hun vriendelijk een taak hadden opgedragen, en hen vol liefde hadden geleerd hoe aan hun wensen te voldoen, zouden ze een gewillige snaar in hun harten hebben beroerd en er zouden gewillige voeten, en handen, en harten geweest zijn om hen direct te gehoorzamen. Door zelfbeheersing, en vriendelijke woorden, en de kinderen te prijzen wanneer ze proberen hun best te doen, kunnen de ouders hun pogingen aanmoedigen, hen gelukkig maken, en in de gezinskring een sfeer van blijdschap doen ontstaan, die alle donkere schaduwen zal verjagen en een zonnige atmosfeer in huis zal scheppen. USG1 135 2 Ouders verontschuldigen soms hun eigen verkeerde handelwijze, omdat ze zich niet zo goed gevoelen. Ze zijn nerveus en denken dat ze niet geduldig en kalm kunnen zijn en zich vriendelijk kunnen uiten. Hierin bedriegen zij zichzelven en behagen Satan, die juicht, dat de genade Gods door hen niet als voldoende wordt beschouwd om natuurlijke gebreken te overwinnen. Zij kunnen en moeten te allen tijde zelfbeheersing toepassen. God eist dit van hen. Zij moeten beseffen, dat wanneer ze toegeven aan ongeduld en wrevel, ze anderen doen lijden. Degenen in hun omgeving worden door de geest, die ze openbaren, beïnvloed, en wanneer die op hun beurt diezelfde geest gaan uitdragen, wordt het kwaad nog groter en alles gaat verkeerd. USG1 136 1 Ouders, wanneer gij u zo ontstemd gevoelt, moet gij niet zo ', n grote zonde doen door het gehele gezin met deze gevaarlijke overgevoeligheid te vergiftigen. In zulke tijden moet ge een dubbele wacht over uzelven plaatsen, en u in uw hart voornemen, met uw lippen geen kwaad te doen en enkel prettige, opwekkende woorden te bezigen. Zegt tot uzelven: "Ik wil hef geluk van mijn kinderen niet bederven door een wrevelig woord." Wanneer gij uzelven zo beheerst, zult gij sterker worden. Uw zenu-wen zullen niet zo gevoelig zijn. Gij zult gesterkt worden door de rechte beginselen. Het besef, dat gij u trouw van uw plicht kwijt, zal u kracht geven. Engelen en God hebben een welbehagen in uw pogingen en helpen u. USG1 136 2 Wanneer gij u zo gejaagd gevoelt denkt gij maar al te vaak dat dit aan uw kinderen ligt en gij geeft ze een standje, terwijl ze dat niet verdienen. Een ander maal zullen ze dezelfde dingen doen, en dan is er geen vuiltje aan de lucht. Kinderen merken dat heel goed op en voelen die onregelmatigheden, en zij zijn niet altijd hetzelfde. Soms zijn ze enigszins in staat die veranderlijke gemoedsstemmingen te verdragen, en op andere tijden zijn ze zenuwachtig en ontstemd en worden kregelig wanneer ze berispt worden. Hun geest komt daartegen in opstand. Ouders willen dat hun geestestoestand door de vingers wordt gezien, maar zij zien niet altijd de noodzakelijkheid om wanneer zich bij hun arme kinderen datzelfde voordoet, daaraan tegemoet te komen. Zij ver-ontschuldigen in zichzelve datgene, wat, indien dat voorkomt bij hun kinderen, die niet hun jaren van ervaring en tucht hebben, zij ten zeerste zouden laken. USG1 136 3 Sommige ouders zijn zenuwachtig van aard en wanneer ze vermoeid zijn van het werk en onder zorgen gebukt gaan, houden ze zich niet kalm, maar openbaren aan hen, die hun ‘t liefste op aarde moeten zijn, een korzeligheid en gebrek aan lijdzaamheid, dat God mishaagt en een somberheid over het gezin brengt. Kinderen in hun moeilijkheden moeten vaak gekalmeerd worden door een teder medeleven. Wederzijdse vriendelijkheid en verdraagzaamheid zullen van het huis een paradijs maken en heilige engelen zullen in de gezinskring worden aangetrokken. USG1 137 1 De moeder kan en moet veel doen om haar zenuwen en geest in bedwang te houden, wanneer ze zich gedeprimeerd gevoelt; zelfs wanneer ze ziek is, kan ze, wanneer ze zich daar maar op toelegt, prettig en opgewekt zijn, en dan kan ze meer drukte verdragen, dan ze ooit gedacht had. Zij moet er voor zorgen, dat de kinderen niet van al haar kwalen te lijden hebben en dat hun jonge, gevoelige geest niet beroerd wordt door haar neerslachtigheid, waardoor ze gaan voelen dat het huis een graf is en moeders kamer de akeligste plaats ter wereld. De geest en de zenuwen krijgen veerkracht en sterkte door de oefening van de wil. De kracht van de wil zal in vele gevallen een probaat middel blijken te zijn om de zenuwen te kalmeren. EEN CRITIEKE TIJD VOOR KINDEREN USG1 137 2 Laten de kinderen u niet zien met een betrokken gezicht. Wanneer ze voor de verleiding bezweken zijn, en daarna hun fout inzien en er berouw over hebben, vergeef ze dan zó algeheel als gij hoopt vergiffenis te ontvangen van uw Vader in de hemel. Onderricht hen op vriendelijke wijze en bind ze op uw hart. Het is een critieke tijd voor de kinderen. Ze zullen bloot gaan staan aan invloeden, om hen van u los te maken, welke gij moet tegengaan. Leer ze om u in hun vertrouwen te nemen. Laat ze in uw oor fluisteren hun moeilijkheden en vreugden. Door dit aan te moedigen, zult gij hen voor menige strik bewaren, die Satan gelegd heeft voor hun onervaren voeten. Behandel uw kinderen niet enkel met strengheid, uw eigen jeugd vergetend, en eveneens vergetend dat ze nog maar kinderen zijn. Verwacht niet van hen dat ze volmaakt zijn, of dat gij ze in hun doen in eens tot mannen en vrouwen kunt maken. Door zó te doen, zult ge de deur sluiten, waardoor gij anders toegang tot hen zoudt verkregen hebben, en zult hen een deur doen openen voor nadelige invloeden, voor anderen om hun jonge geesten te vergiftigen, vóór gij hun gevaar gaat inzien. USG1 138 1 Satan en zijn heir zullen krachtige pogingen doen om de geest der kinderen onder hun invloed te brengen, en zij moeten met openhartigheid, Christelijke tederheid en liefde behandeld worden. Dit zal maken dat gij op hen een sterke invloed krijgt en zij zullen aanvoelen dat ze in u een onbeperkt vertrouwen kunnen stellen. Breng om uw kinderen die prettige huiselijke sfeer alsook de geneugten van uw gezelschap. Wanneer ge dit doet, zullen ze niet zo verlangen naar de omgang met jeugdige lotgenoten. Satan werkt door deze, en zet hen aan om elkanders geest te beïnvloeden en te verderven. Dit is de succesvolste wijze, waarop hij kan werken. Jongere mensen oefenen een sterke invloed op elkaar uit. Hun conversatie is niet altijd wel gekozen en hoogstaand. Boze dingen worden in het oor gefluisterd, die, wanneer ze niet krachtig worden weerstaan, een plaats vinden in het hart, daar wortel schieten en ontkiemen om vrucht voort te brengen en goede manieren te bederven. Uit hoofde van al het kwaad, dat nu in de wereld is, en de beperking, die de kinderen moet worden opgelegd, moeten de ouders de zorgen verdubbelen om de kinderen op hun hart te binden en hen te tonen, dat ze bovenal hun geluk op het oog hebben. VERSTANDIGE OUDERS USG1 138 2 Ouders moeten hun kinderjaren niet vergeten, hoe ze hunkerden naar sympathie en liefde, en hoe ongelukkig ze zich voelden wanneer ze streng berispt en wrevelig beknord werden. Zij moeten weer jong worden in hun gevoelens en hun begrip voegen naar de kinderen om hun wensen te begrijpen. Nochtans zullen ze met beslistheid, gemengd met liefde, gehoorzaamheid eisen van hun kinderen. Het woord van de ouders moet als vanzelfsprekend gehoorzaamd worden. USG1 139 1 Engelen Gods waken over de kinderen met de grootste belangstelling om te zien welk karakter zij ontwikkelen. Indien Christus met ons zou handelen, zoals wij vaak met elkander en met onze kinderen handelen, zouden we de grootste ontmoediging ten prooi worden. Ik zag dat Jezus onze zwakheden kent, en dat Hij ons beleven in alle dingen heeft gedeeld met uitzondering van de zonde; daarom heeft Hij ons een pad bereid, dat geschikt is voor onze kracht en capaciteit, en, evenals Jacob, is Hij in kalm tempo voortgegaan, en zó, dat ook de kinderen mee konden komen, opdat Hij ons kon ondersteunen door de vertroosting van Zijn gezelschap, en voortdurend voor ons een gids kon zijn. Hij veracht, noch verwaarloost de kinderen der kudde, en laat ze ook niet achter. Hij heeft ons niet gevraagd om voorwaarts te gaan om hen achter te laten. Hij is niet zo haastig voort getrokken om ons met onze kinderen achter te laten. O neen; maar Hij heeft het pad geëffend voor het leven, zelfs voor de kinderen. En van de ouders wordt in Zijn naam geëist, hen langs de smalle weg te leiden. God heeft ons een weg gewezen, die geschikt is voor de kracht en de capaciteit der kinderen. USG1 139 2 Het zal lonen om in uw omgang met uw kinderen toegenegenheid te manifesteren. Stoot hen niet af door gebrek aan medeleven in hun kinderlijke vermaken, vreugden en zorgen. En zet nooit een knorrig gezicht of laat nooit een hard woord aan uw lippen ontsnappen. God schrijft al die woorden op in Zijn gedenkboek. Ruwe woorden verbitteren het humeur en verwonden de harten der kinderen, en in sommige gevallen zijn die wonden moeilijk te genezen. Voor de geringste onrechtvaardigheid zijn kinderen gevoelig, en sommigen worden daaronder ontmoedigd en op ‘t laatst geven ze niets meer om die luide, boze, bevelende stem en trekken er zich niets van aan wanneer met straf wordt gedreigd. Opstand wordt te vaak in de harten der kinderen opgewekt door de verkeerde tucht van de ouders, terwijl, wanneer een andere weg gevolgd was, de kinderen een goed en harmonisch karakter zouden ontwikkeld hebben. Een moeder, die zichzelve niet volmaakt beheerst, is niet geschikt om haar kinderen leiding te geven. USG1 140 1 Overwin uw geaardheid om zo veeleisend te zijn ten opzichte van uw zoon, want anders zal te veelvuldige berisping voor hem uw tegenwoordigheid onaangenaam en uw raadgevingen vervelend maken. Bind hem op uw hart, niet door dwaze toegevendheid, maar door de zilveren koorden der liefde. Gij kunt standvastig zijn en nochtans vriendelijk. Christus moet uw helper zijn. Liefde zal het middel zijn om andere harten aan het uwe fe hechten, en uw invloed kan hen de goede en rechte weg doen bewandelen. USG1 140 2 Ik heb u gewaarschuwd tegen een gispende geest, en ik wil u nogmaals tegen die fout waarschuwen. Christus berispte soms met gestrengheid, en in sommige gevallen kan dat ook voor ons noodzakelijk zijn, maar we moeten wel in ogenschouw nemen, dat, terwijl Christus de juiste toestanden kende van hen, die Hij berispte, alsook hoe veel ze daarin konden verdragen en wat nodig was om hun verkeerdheden te verbeteren, Hij ook precies wist hoe met de dwalenden deernis te hebben, de ongelukkigen te troosten en de zwakken te bemoedigen. Hij wist precies hoe zielen voor moedeloosheid te bewaren en hen met hoop te bezielen, omdat Hij bekend was met de juiste motieven en bijzondere moeilijkheden van elke ziel. Hij kon geen fout maken. 1876, Vol. 4, blz. 66 ------------------------Hoofdstuk 28--Gevaren Voor Jonge Mensen USG1 141 1 Op 6 Juni 1863 werden mij enige gevaren voor jonge mensen getoond. Satan beheerst de geest van de jonge mensen en leidt hun onervaren voeten op dwaalwegen. Ze zijn niet op de hoogte van zijn listen, en in deze gevaarlijke tijden moeten ouders waakzaam zijn en met volharding en vlijt bezig zijn om de eerste aanval van de vijand te verijdelen. Zij moeten hun kinderen onderrichten wanneer ze uitgaan en wanneer ze thuis komen, wanneer ze opstaan en wanneer ze naar bed gaan, regel op regel en gebod op gebod gevende, hier een weinig en daar een weinig. USG1 141 2 Het werk van de moeder begint bij het kleine kind. Zij moet de wil en de aard van het kind de baas blijven, het tot onderwerping brengen en leren gehoorzamen. Wordt het kind ouder, laat dan de hand toch niet ver-slappen. Elke moeder moet er de tijd van af nemen om eens met haar kinderen te praten, hun fouten te verbeteren en hun geduldig de rechte weg te leren. Christelijke ouders moeten beseffen, dat zij hun kinderen onderrichten en opkweken om kinderen Gods te worden. Het gehele godsdienstige beleven der kinderen wordt beïnvloed door onderricht en karaktervorming reeds tijdens hun kindsheid. Wanneer hun dan niet wordt bijgebracht om de wil te onderwerpen, en te gehoorzamen aan de wil der ouders, wordt het een moeilijke taak om hun dat in de latere jaren te leren. Wat een zware worsteling, wat een strijd, om die wil, die nooit tot onderwerping werd gebracht, aan de eisen Gods te doen gehoorzamen! Ouders, die dit belangrijkste werk verzuimen, begaan een grove fout, en zondigen tegen hun arme kinderen en tegen God. USG1 141 3 Kinderen, die onder strenge tucht staan, zullen zich soms ontevreden gevoelen. Ze worden ongeduldig, wanneer de teugels strak gehouden worden, en willen hun eigen gang gaan, en gaan en komen naar het hun gelieft. Vooral zo op de leeftijd van tien tot achttien, zullen ze vaak het gevoel hebben, dat er geen kwaad in zit naar een of ander feestje te gaan of omgang te hebben met jonge kennissen; nochtans kunnen hun ervaren ouders daarin gevaar zien. Zij zijn bekend met de bijzondere geaardheden hunner kinderen en weten welke invloed daarvan op hun geest uitgaaf, en met het oog op hun zaligheid houden zij ze terug van deze opwindende amusementen. USG1 142 1 Wanneer deze kinderen voor zichzelven het besluit nemen om de genoegens der wereld vaarwel te zeggen, wat een zware last wordt er dan weggenomen van de harten van trouwe, zorgende ouders! Nochtans moet zelfs dan hef werk der ouders niet ophouden. Het moet de kinderen niet toegestaan worden hun eigen gang te gaan en altijd eigen wil te volgen. Ze zijn pas begonnen om met alle ernst te strijden tegen zonde, hovaardij, naijver, jaloersheid, haat en al de boosheden van het natuurlijke hart. En ouders moeten waakzaam zijn en hun kinderen raad geven, en voor hen beslissen, en hen laten zien, dat, wanneer ze hun ouders niet blijmoedig gehoorzaam zijn, zij ook God niet gehoorzaam kunnen dienen, en het voor hen onmogelijk is, Christenen te zijn. USG1 142 2 Ouders moeten hun kinderen bemoedigen in hen hun vertrouwen te stellen en op hen hun hartsbezwaren, hun kleine dagelijkse zorgen en moeilijkheden af te wentelen. Zo kunnen de ouders leren met hun kinderen mee te leven, en kunnen met en voor hen bidden, of God hen wil beschermen en leiden. Zij moeten hen wijzen op hun nooit-falende Vriend en Raadgever, die mededogen zal hebben met hun zwakheden, die in alle dingen verzocht is geweest, gelijk wij, doch zonder zonde. USG1 142 3 Satan verleidt de kinderen om zich terughoudend te betonen tegenover hun ouders en hun vertrouwen te stellen op jeugdige vrienden die hen niet kunnen helpen en slechte raad zullen geven. Jongens en meisjes komen bij elkaar, keuvelen, lachen en maken gekheid, en verdrijven door hun dwaas gepraat Christus uit hun hart en engelen uit hun omgeving. IJdele gesprekken over de daden van anderen, beuzelpraat over een of andere jonge man of meisje, doen edele, gewijde gedachten en gevoelens verschrompelen en bannen heilige verlangens uit het hart, waardoor een verkilling ontstaat voor de liefde Gods en Zijn waarheid. USG1 143 1 Kinderen zouden voor heel wat ondeugden gespaard blijven, wanneer ze tegenover hun ouders wat vertrouwelijker waren. Ouders moeten hun kinderen aanmoedigen, vrij en open tegenover hen te staan, met hun moeilijkheden tot hen te komen, en wanneer ze met iets geen raad weten, dat aan hen voor te leggen en hun advies te vragen. Wie zijn beter in staat al hun gevaren te onderkennen dan godvruchtige ouders? Wie verstaan beter de bijzondere neigingen van hun eigen kinderen dan zij? De moeder, die van de kindsheid af gezien heeft hoe de geest zich ontwikkelde en derhalve met de natuurlijke geaardheid terdege op de hoogte is, kan de kinderen het best van raad dienen. Wie kan zo goed vertellen op welke karaktertrekken gelet moet worden, dan de moeder, met behulp van de vader? USG1 143 2 Kinderen, die Christenen zijn, zullen de liefde en de goedkeuring van hun God-vrezende ouders stellen boven alle aardse zegening. Zij zullen hun ouders liefhebben en eren. Eén van de voornaamste dingen in hun leven moet zijn, hoe zij hun ouders gelukkig kunnen maken. In deze opstandige tijd hebben kinderen, die niet goed onderricht zijn en niet aan tucht zijn gewend, maar weinig gevoel voor hun verplichtingen tegenover hun ouders. Hei is maar al te vaak het geval, dat, hoe meer de ouders voor hen doen, des te ondankbaarder ze zijn, en des te minder zij hen respecteren. Kinderen, die verwend en vertroeteld zijn, verwachten dat dit zo door gaat, en gaan hun verwachtingen niet in vervulling, dan zijn ze teleurgesteld en ontmoedigd. Diezelfde geaardheid zal hun het gehele leven bijblijven; ze zullen zich hulpeloos voelen, bij anderen om hulp aankloppen en verwachten dat ze dan van alle kanten geholpen worden. En wanneer ze dan tegenstand ontmoeten, dan denken ze, zelfs wan neer ze volwassen man of vrouw zijn, dat ze slecht behandeld worden; en zo gaan ze altijd moeizaam door het leven, nauwelijks in staat hun eigen last te dragen, altijd mopperend en klagend dat alles hun tegenloopt. VERWENDE KINDEREN USG1 144 1 Ouders met een verkeerd begrip leren hun kinderen lessen, die op de duur verderfelijk voor hen zijn, en zij planten ook doornen voor hun eigen voeten. Ze denken dat, door aan de wensen van hun kinderen tegemoet te komen en ze hun eigen zin te laten doen, ze hun liefde kunnen winnen. Wat een dwaling! Kinderen, die zo verwend worden, groeien op ongebreideld in hun verlangens, onbuigzaam in hun aard, zelfzuchtig, veeleisend, en laatdunkend, een vloek voor zichzelven en voor hun omgeving. In grote mate hebben ouders het toekomstige geluk van hun kinderen in hun eigen handen. Op hen rust de belangrijke taak om het karakter dezer kinderen te vormen. De lessen, die ze in hun kindheid ontvangen, zullen hun het gehele leven bijblijven. Ouders strooien het zaad, dat zal ontkiemen en vrucht dragen ten goede of ten kwade. Zij kunnen hun zonen en dochters klaar maken voor het geluk of voor de ellende. USG1 144 2 Men moet kinderen reeds heel vroeg leren om nuttig ie zijn, om zichzelven en anderen te helpen. Vele dochters van deze tijd kunnen, zonder enige gewetenskwelling, haar moeders zien zwoegen, koken, wassen, of strijken, terwijl zij in de huiskamer een romannetje zitten ie lezen, of met een naai-, haakof borduurwerkje bezig zijn. Hun harten zijn net zo ongevoelig als een steen. USG1 144 3 Maar waar vindt dit kwaad zijn oorsprong? Wie zijn in dit opzicht het meeste te laken? De arme, misleide ouders. Ze hebben niet gedacht aan hetgeen in de toekomst voor hun kinderen juist goed is, en in hun dwaze toegevendheid, hebben ze de kinderen alles uit de hand genomen, of die werkjes laten doen, die in het gezin van weinig waarde zijn en die geen eisen stellen aan de geest of de spieren, en dan verontschuldigen ze hun trage dochters nog, omdat ze zo zwak zijn. Wat heeft hen zo zwak gemaakt? In vele gevallen is het de verkeerde handelwijze van de ouders geweest. Een juiste bezigheid in huis zou geest en lichaam ten goede komen. Maar door foutieve gedachten wordt dit de kinderen onthouden, en voor het werk staan hun handen verkeerd. Werken vinden ze onaangenaam en strookt niet met hun voorkomen. Men beschouwt dat als helemaal niet welgemanierd, ja, borden wassen, strijken of aan de was-tobbe staan, vindt men ruw werk. Op deze wijze worden kinderen in deze ongelukkige tijd opgevoed. USG1 145 1 Gods volk moet door hogere beginselen beheerst worden dan wereldse mensen, die al hun doen en laten naar de heersende mode richten. Godvrezende ouders moeten hun kinderen opvoeden tot een nuttig leven. Zij moeten niet toelaten dat hun opvoedingsbeginselen besmet worden door de overdreven begrippen, welke in deze tijd overheersen, dat zij met die gewoonten moeten meedoen, en geleid worden door de zienswijzen van wereldse mensen. Ze moeten niet toelaten dat hun kinderen hun eigen vrienden zoeken. Leer hen, dat het uw plicht is, die voor hen te kiezen. Leer hen, dat ze de lasten mee helpen dragen als ze nog jong zijn. USG1 145 2 Wanneer uw kinderen niet gewend zijn om te werken, zullen ze gauw vermoeid worden. Ze zullen gaan klagen over pijn in de zij, pijn in de schouders en vermoeide ledematen; en gij zult, uit sympathie, gevaar lopen, eerder het werk zelf op te knappen, dan hen te laten lijden. Laat de last op de kinderen eerst wat licht zijn, dan elke dag wat zwaarder, totdat ze een tamelijk werk kunnen verzetten, zonder moe te worden. Niets doen is bij kinderen de grootste oorzaak van pijn in de zij en in de schouders. USG1 145 3 Er is in deze tijd een klasse jonge dames, die letterlijk tot niets nut zijn, enkel goed om te ademen, te eten, te praten, nonsens te verkopen, terwijl ze met een haakof borduurwerkje bezig zijn. Maar slechts weinigen onder de jonge mensen tonen een goed oordeel en gezond verstand. Ze leiden het leven van een vlinder, zonder een vast doel in het oog te houden. Wanneer dergelijke wereldse mensen bij elkander zijn, hoort men enkel onbenullige opmerkingen over kleding, of op ander frivool gebied, en dan zitten ze te lachen over hun eigen opmerkingen, die ze zelve als zeer ter plaatse beschouwen. Dit wordt vaak gedaan in tegenwoordigheid van oudere mensen, die zich enkel bedroefd kunnen voelen over zoveel gebrek aan eerbied voor hun jaren. Deze jonge mensen schijnen alle zin voor beschaafdheid en goede manieren verloren te hebben. Nochtans door de wijze, waarop ze zijn opgevoed, gaan ze dit beschouwen als de hoogste graad van voornaamheid. USG1 146 1 Deze geest is als een besmettelijke ziekte. Gods volk moet zelf bepalen met wie hun kinderen zullen omgaan, en ze moeten geleerd worden om hef gezelschap van ijdele wereldse mensen te schuwen. Moeders moeten haar dochters meenemen in de keuken om ze daar met alle geduld te onderrichten. Op de duur zal haar gestel zich beter gaan lenen voor zulke arbeid, haar spieren zullen steviger en krachtiger worden, en haar overdenkingen zullen aan het einde van de dag gezonder en verhevener zijn. Ze mogen dan vermoeid zijn, maar hoe zoet is de rust na gedane arbeid. Slaap, dat beste ge-neesmiddel der natuur, werkt versterkend op het vermoeide lichaam en maakt het gereed voor de plichten van de volgende dag. Maakt uw kinderen niet wijs, dat het niets uitmaakt of ze wel of niet werken. Leert hen, dat hun hulp nodig is, dat hun tijd kostbaar is, en dat gij rekent op hun arbeid. DE ZONDE DER LUIHEID USG1 146 2 Mij is getoond, dat veel zonde het resultaat is van ledigheid. Bezige handen en geesten vinden geen tijd om acht te slaan op elke verzoeking van de vijand, maar lege handen en hersenen zijn altijd klaar om Satan toe te laten. Wanneer de geest niet op de juiste wijze wordt beziggehouden, dan dwaalt hij af naar ongepaste dingen. Ouders moeten hun kinderen leren dat ledigheid zonde is. Ik werd verwezen naar Ezechiël 16: 49: "Ziet, dit was de ongerechtigheid uwer zuster Sodom: hoogmoed, zat heid van brood en stille gerustheid had zij en haar dochteren; maar zij sterkte de hand des armen en nooddruftigen niet." USG1 147 1 Kinderen moeten aanvoelen, dat zij de schuldenaren zijn van hun ouders, die over hen gewaakt hebben in hun kindheid en verpleegd tijdens hun ziekte. Ze moeten goed bedenken dat om hunnentwille hun ouders veel angst hebben doorstaan. Vooral gewetensvolle, godvruchtige ouders hebben het grote belang ingezien, dat hun kinderen de rechte weg zouden gaan. Zagen ze fouten bij hun kinderen, hoe bedrukt was dan hun hart. Indien de kinderen, welke die hartepijn veroorzaken, het effect van hun handelwijze konden zien, dan zouden ze zeker berouw hebben. Indien zij de tranen hunner moeder konden zien en haar gebeden tot God om hunnent-wille horen, wanneer zij haar onderdrukt snikken konden vernemen, dan zou dat hun harten verzachten, en zouden zij haastig hun fouten belijden en om vergeving vragen. Er valt een werk te doen voor jong en oud. Ouders moeten zich er beter op toeleggen, om hun plicht te doen tegenover hun kinderen. Sommige ouders begrijpen hun kinderen niet en kennen hun aard niet door en door. Er is zo vaak een grote afstand tussen ouders en kinderen. Indien de ouders de gevoelens van hun kinderen beter wilden benaderen, en er uit wilden halen wat er in hun hart is, zou dat een welverdiende invloed op hen uitoefenen. BEKERING DER KINDEREN USG1 147 2 Ouders moeten de aangelegenheid ten opzichte der zielen, aan hun zorgen toevertrouwd, trouw ter harte nemen. Zij moeten bij hun kinderen geen hoogmoed, verkwisting, of liefde voor uiterlijk vertoon aanmoedigen. Ze moeten niet toestaan dat ze van die kleine schalk-achtigheden leren of zich aanwennen, die zo guitig staan bij kleinere kinderen, maar die ze later moeten afleren, of waarvoor ze onder handen genomen moeten worden, wanneer ze ouder zijn. De eerste gevormde gewoonten worden niet gemakkelijk vergeten. Ouders, gij moet beginnen de geest uwer kinderen onder tucht te stellen vanaf hun kindheid tot de tijd, dat ze Christenen kunnen worden. Laaf al uw inspanning gericht zijn op hun zaligheid. Doet alsof ze onder uw zorg waren geplaatst om geslepen te worden als kostbare diamanten, die zullen schijnen in Gods Koninkrijk. Past op dat gij hen niet in slaap wiegt boven de afgrond der vernietiging, door de verkeerde gedachte, dat ze nog niet oud genoeg zijn om hen verantwoordelijk te stellen, niet oud genoeg om berouw te hebben over hun zonden en Christus aan te nemen. USG1 148 1 Ik werd verwezen naar tal van kostelijke beloften, geschreven voor hen, die hun Heiland vroeg zoeken. "Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve." Prediker 12:1. "Ik heb lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden." Spreuken 8:17. De Grote Herder Israëls zegt nog steeds: "Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert hen niet; want dezulken is het Koninkrijk Gods." Lukas 18:16. Leert uw kinderen, dat de jeugd de beste tijd is om de Here te zoeken. Dan drukken de lasten des levens nog niet zo zwaar op hen, hun jong verstand wordt nog niet door zorgen gepijnigd, en zich zo vrij gevoelend, kunnen ze hun beste krachten aan God wijden. USG1 148 2 We leven in een voor kinderen ongelukkige tijd. Een zware stroom voert ten verderve, en meer dan de ervaring en de kracht van een kind is nodig om tegen de stroom op te roeien, en zich niet daardoor naar de diepte te laten trekken. De jonge mensen in het algemeen schijnen Satans gevangenen te zijn, en hij en zijn engelen voeren hen naar een zekere ondergang. Satan en zijn heerscharen strijden tegen de regering Gods, en allen, die het verlangen koesteren hun hart aan Hem over te geven en in Zijn geboden te wandelen, probeert Satan te verbijsteren en met zijn verzoekingen te overwinnen, opdat zij ontmoedigd zullen worden en de strijd opgeven. USG1 149 1 Ouders, helpt uw kinderen. Ontwaakt uit uw lusteloosheid, die over u is gekomen. Weest voortdurend op uw hoede om tegen die stroom een dam op te werpen, en de zwaarte van het kwaad af te wentelen, waarmede Satan uw kinderen bedreigt. De kinderen kunnen dit niet zelve doen, maar ouders kunnen heel veel doen. Door ernstig gebed en een levend geloof zullen grote over-winningen behaald worden. Sommige ouders zijn zich de op hen rustende verantwoordelijkheden niet bewust geworden en hebben de godsdienstige vorming van hun kinderen verwaarloosd. In de morgen moeten de eerste gedachten van de Christen naar God uitgaan. De dagelijkse bezigheden en het eigenbelang komen pas op de tweede plaats. Men moet de kinderen leren eerbied te tonen voor de ure des gebeds. Alvorens het huis voor de dagelijkse bezigheden te verlaten, moet hef gehele gezin bijeen komen, en de vader, of de moeder in de afwezigheid des vaders, moet vurig tot God smeken om hen die dag te bewaren. Komt in alle ootmoed met een hart vol tederheid en met een gevoel voor de verleidingen en gevaren, die u en uw kinderen te wachten staan; bindt hen door het geloof op hef altaar, de zorg des Heren over hen afsmekende. Dienende engelen zullen waken over de kinderen, die aldus aan God zijn opgedragen. Het is de plicht van Christelijke ouders, om ‘s morgens en ‘s avonds, door een ernstig gebed en volhardend geloof, een omtuining om hun kinderen te maken. Zij moeten hen geduldig onderrichten, hen vriendelijk en aanhoudend leren, hoe ze moeten leven om God te behagen. DE JUISTE TUCHT EN OPVOEDING USG1 149 2 Ongeduld bij de ouders verwekt ongeduld bij de kinderen. Drift, gemanifesteerd door de ouders, verwekt die drift ook bij de kinderen en doet het boze in hun aard naar boven komen. Sommige ouders berispen hun kinderen in een geest van ongeduld en vaak in drift. Zulke berispingen hebben geen goed resultaat. In plaats dat ze een euvel willen verbeteren, scheppen ze er twee. Aanhoudende aanmerkingen en slaan verharden de kinderen en op de duur vervreemden ze van de ouders. USG1 150 1 Ouders moeten eerst leren zichzelven te beheersen, en dan pas kunnen ze met succes leiding aan hun kinderen geven. Telkens wanneer ze hun zelfbeheersing verliezen en ongeduld hun woorden en daden kenmerkt, zondigen ze tegen God. Zij moeten in de eerste plaats eens met hun kinderen praten, hen duidelijk op hun fouten wijzen, hen hun zonden tonen, en hen inscherpen dat ze niet enkel tegen hun ouders gezondigd hebben, maar ook tegen God. Bidt met hen, terwijl uw eigen hart verslagen is, vol medelijden en smart over uw dwalende kinderen, alvorens gij hen onderhanden neemt. Dan zal een berisping niet de oorzaak zijn, dat uw kinderen u gaan haten. Zij zullen van u houden. Zij zullen zien, dat gij hen niet bestraft omdat zij u ongerief hebben aangedaan, of omdat gij uw ongenoegen op hen wilt afwentelen; maar uit een gevoel van plicht, voor hun eigen bestwil, opdat ze toch maar niet in zonde zullen opgroeien. USG1 150 2 Sommige ouders hebben gefaald in het geven van een godsdienstige opvoeding aan hun kinderen, en hebben ook hun schoolopvoeding verzuimd. Noch het een, noch het ander moet nagelaten worden. De geest van de kinderen wil altijd bezig zijn, en wanneer ze geen handenarbeid doen of zich bezighouden met studie, zullen ze zich open stellen voor boze invloeden. De ouders zondigen, wanneer ze hun kinderen laten opgroeien in onwetendheid. Zij moeten hen in het bezit stellen van nuttige, belangwekkende boeken en moeten hen leren te werken, uren aan handenarbeid te besteden, alsook aan studie en lezen. Ouders moeten er naar streven de geest van de kinderen op te voeden en hun verstandelijke talenten te verbeteren. De aan zichzelve overgelaten geest, ongecultiveerd, is in ‘t algemeen laag, zinnelijk en corrupt. Satan buit zijn kans uit en doet zijn best dat de geest passief is. USG1 150 3 Ouders, de registrerende engel noteert elk ongeduldig, wrevelig woord, dat gij tot uw kinderen spreekt. Elk ver zuim uwerzijds, om hun de juiste voorschriften te geven, om hen het enorme kwaad van de zonde onder ogen te brengen, alsmede ook het uiteindelijk resultaat van het volgen van de weg der zonde, wordt achter uw naam te boek gesteld. Elk haastig woord, tegenover hen geuit, uit onverschilligheid of in scherts, elk woord, dat niet kuis, of niet verheffend is, noteert de registrerende engel als een blaam tegen een Christelijk karakter. Van al uw daden wordt aantekening gehouden, of ze nu goed of slecht zijn. USG1 151 1 Ouders kunnen niet slagen in het leiden van hun kinderen, tenzij ze eerst geleerd hebben zichzelven volkomen te beheersen. Ze moeten eerst leren zichzelven te beheersen, niet enkel op hun woorden te passen, maar ook op de uitdrukking van hun gelaat. Ze moeten de klank van hun stem niet verstoord of geagiteerd door op-winding en drift laten klinken. Dan kunnen ze een besliste invloed op hun kinderen uitoefenen. Kinderen mogen wensen het goede te doen, ze mogen zich in hun hart voornemen om gehoorzaam en vriendelijk te zijn tegenover hun ouders of degenen, die over hen waken, maar ze hebben van dezulken hulp en bemoediging nodig. Zij kunnen goede besluiten nemen; maar wanneer hun beginselen niet bekrachtigd worden door de godsdienst, wanneer hun leven niet de invloed ondergaat van de vernieuwende genade Gods, zullen hun voornemens niet gelukken. USG1 151 2 Ouders moeten hun inspanning ten aanzien van de zaligheid hunner kinderen verdubbelen. Zij moeten hen bestendig onderrichten en niet toelaten dat ze hun vorming navolgen zo goed ze dat zelve kunnen. Men mag niet toelaten dat de jeugd goed en kwaad maar over één kam scheert, met de gedachte dat eens, in de nabije toekomst, het goede wel zal overheersen en het kwade zijn invloed zal gaan verliezen. Het kwade zal eerder toenemen dan het goede. Het is mogelijk, dat het kwade, dat ze geleerd hebben, na vele jaren totaal zal uitgeroeid worden; maar wie durft daarop vertrouwen? De tijd is kort. Het is gemakkelijker en veel veiliger, zuiver en goed zaad in de harten van uw kinderen te zaaien, dan later het onkruid te moeten uitrukken. Het is de plicht van de ouders waakzaam te zijn, anders zullen omringende invloeden een nadelige uitwerking op hun kinderen hebben. Het is hun plicht te bepalen met wie ze mogen omgaan, en niet toe te laten dat ze hun eigen vrienden kiezen. Wie zal dit werk doen wanneer de ouders zich niet daarmede belasten? Kunnen anderen die belangstelling voor uw kinderen hebben, die gij moet bezitten? Kunnen zij die aanhoudende zorg en diepe liefde tonen, welke ouders hebben? USG1 152 1 Sabbatvierende kinderen kunnen misschien balorig en weerbarstig worden, en denken dat hun ouders al te nauwgezet zijn; harde gevoelens kunnen zelfs in hun hart opkomen en ze kunnen ontevreden gedachten gaan koesteren tegenover hen, die werken voor hun tegenwoordig en toekomstig, eeuwig welzijn. Maar indien ze enige jaren verder zijn, zullen ze hun ouders zegenen voor die nauwgezette zorg en trouwe waakzaamheid hun betoond in hun jaren van onervarenheid. USG1 152 2 Ouders moeten hun kinderen het verlossingsplan duidelijk en helder uiteen zetten, zodat hun jong verstand dat kan bevatten. Kinderen van acht, tien of twaalf jaar zijn oud genoeg om hun het leerpunt van persoonlijke godsdienst bij te brengen. Onderricht uw kinderen niet met verwijzing naar een periode in de toekomst, waarin ze oud genoeg zullen zijn om tot berouw te komen en de waarheid te geloven. Wanneer op de juiste wijze onderricht, kunnen heel jonge kinderen zeer goede gedachten hebben over hun staat als zondaars en aangaande de weg der zaligheid door Christus. Predikanten staan doorgaans te onverschillig tegenover de zaligheid van de kinderen en ze treden niet zo vertrouwelijk op als dat wel moest. Gulden kansen om op het verstand der kinderen veelvuldig in te werken, gaan ongebruikt voorbij. GEZINSINVLOED USG1 153 1 De boze invloed rondom onze kinderen is bijna overstelpend; die is een verderving voor hun geest en voert ze naar de ondergang. De geest van de jeugd neigt zich van nature naar het dwaze; en op een jonge leeftijd, vóór hun karakters gevormd zijn en hun oordeel rijp is, komt bij hen de wil naar voren om vrienden te kiezen, die een slechte invloed op hen zullen uitoefenen. Sommigen zoeken omgang met de andere sexe, lijnrecht in tegen de wensen en smekingen van hun ouders, en zo overtreden zij het vijfde gebod door hen niet te eren. Het is de plicht van de ouders over de uiten ingang van hun kinderen te waken. Zij moeten hen bemoedigen en een of ander verzinnen waardoor ze het thuis prettig en aanlokkelijk vinden en waaruit ze kunnen afleiden, dat hun ouders belangstelling voor hen tonen. Zij moeten het thuis alleszins prettig en aangenaam maken. USG1 153 2 Vaders en moeders, spreekt op vriendelijke toon tot uw kinderen; bedenkt hoe gevoelig ge zelf zijt, hoe moeilijk ge zelf een berisping kunt verdragen en weet dat uw kinderen zijn gelijk gij. Wat gij zelf niet kunt dragen, legt dat ook niet op hen. Wanneer gij geen gisping en berisping kunt verdragen, dan kunnen uw kinderen dat ook niet, die immers zwakker zijn dan gij en niet zo veel kunnen doorstaan. Laat uw vriendelijke, opgewekte woorden gelijk zonnestralen zijn in uw gezin. De vruchten van zelfbeheersing, bedachtzaamheid en onverdroten inspanning zullen voor u honderdvoudig zijn. USG1 153 3 Ouders hebben het recht niet om somberheid over het geluk van hun kinderen te brengen door almaar te vitten en streng te berispen over beuzelachtige fouten. Wezenlijk kwaad en zonde moeten in het juiste licht worden gesteld en er moet gedecideerd opgetreden wor-den om een herhaling te voorkomen. Kinderen moeten een indruk ontvangen van de zin van hun verkeerdheden, nochtans moeten ze niet in een wanhopige stemming gebracht worden, maar ze moeten bemoedigd worden, dat ze uw vertrouwen en goedkeuring weer kunnen terug winnen. TE VEEL TOEGEVENDHEID USG1 154 1 Sommige ouders begaan een fout door hun kinderen te veel vrijheid toe te staan. Ze hebben soms zoveel vertrouwen in hen, dat ze hun fouten niet zien. Het is verkeerd de kinderen hier en daar heen te laten gaan zonder geleide van ouders of voogden. Dan gaan ze zich erg gewichtig gevoelen, gaan aanspraak maken op bepaalde voorrechten, en worden die hun niet toegestaan, dan voelen ze zich verongelijkt. Dan verwijzen ze naar kinderen, die gaan en komen naar ze verkiezen, en die vele voorrechten hebben, terwijl hun maar enkele worden toegestaan. USG1 154 2 En de moeder, vrezende dat haar kinderen haar voor onrechtvaardig gaan aanzien, willigt hun wensen in, waf uiteindelijk voor hen een groot nadeel zal zijn. Kinderen, die verre bezoeken gaan afleggen zonder het waakzame oog van hun ouders om hen op hun fouten te wijzen, doen soms indrukken op, waartoe maanden nodig zijn om die bij hen weg te nemen. Ik werd verwezen naar gevallen van ouders, die goede, gehoorzame kinderen hadden, en die, het volste vertrouwen hebbende in zekere families, hun kinderen toestonden om deze kennissen te gaan bezoeken. Vanaf die tijd was er een volslagen verandering in de gedragingen en het karakter van hun kinderen. Voorheen waren ze thuis tevreden en gelukkig en hadden geen bijzonder verlangen naar het gezelschap van andere jongere mensen. Wanneer ze dan bij de ouders terugkeren, schijnt de toegepaste tucht onrechtvaardig en lijkt het huis hun een gevangenis toe. Zulke onverstandige handelingen van de ouders bepalen het karakter van hun kinderen. USG1 154 3 Door zulke bezoeken worden door de kinderen banden geknoopt, die uiteindelijk hun ondergang betekenen. Ouders, zo gij kunt, houdt dan de kinderen bij u en waakt over hen met de grootste angstvalligheid. Wanneer gij ze zonder u uit laat gaan, gaan ze voelen dat ze oud genoeg zijn om voor zichzelf te zorgen en zelf hun vrienden te kiezen. Wanneer de jongeren zo aan zichzelf worden overgelaten, gaat hun conversatie over onderwerpen, die hun karakter niet polijsten of verheffen, of hun liefde op het gebied van de godsdienst doen groeien. Hoe meer hun wordt toegestaan kennissen te bezoeken, des te groter zal hun verlangen zijn om uit te gaan, en des te minder aantrekkelijk zal de huiselijke kring voor hen worden. USG1 155 1 Kinderen, God heeft juist gezien, door u toe te vertrouwen aan de zorgen van uw ouders om u te onderrichten en onder tucht te stellen, en aldus hun deel bij te dragen tot uw karaktervorming voor de hemel. En nochtans staaf het aan u, of gij een goed Christelijk karakter wilt ontwikkelen en de vruchten zult plukken van de voordelen die gij hebt door het bezit van godvruchtige, gelovige, biddende ouders. Niettegenstaande al de angstvalligheid en trouw van de ouders, kunnen zij alleen hen toch niet redden. Er valt voor de kinderen een werk te doen. Elk kind heeft aandacht te schenken aan zijn persoonlijk geval. Gelovige ouders, op u rust een ver-antwoordelijke taak om de schreden uwer kinderen te leiden, zelfs in hun godsdienstig beleven. Wanneer ze God waarlijk liefhebben, zullen zij u zegenen en eerbiedigen voor de zorgen hun betoond en voor uw trouw om aan hun verlangens en wensen de strakke hand te houden. USG1 155 2 De overheersende invloed in de wereld leidt er toe om de jonge mensen de natuurlijke neigingen van hun geest te laten volgen. En wanneer ze in hun jonge jaren weerspannig zijn, zeggen de ouders, dat dit na een poosje wel in orde zal komen, en dat, wanneer ze zes-tien of achttien zijn, ze dat zelve wel zullen inzien en hun verkeerdheden zullen verbeteren om nuttige mensen te worden. Wat een vergissing! Jaren lang staan zij een vijand toe de tuin des harten te bezaaien; zij laten toe dat verkeerde beginselen zich ontwikkelen, en in vele gevallen zal al het werk, later aan die grond besteed, niets waard blijken te zijn. USG1 156 1 Satan is een bedreven, volhardende werkman, een doodsvijand. Wanneer een ondoordacht woord wordt gesproken ten nadele van de jeugd, misschien om hen te vleien of hen met minder afschuw op een zonde te doen neerzien, slaaf Satan daar munt uit, en verzorgt het boze zaad opdat het zal ontkiemen en een rijke oogst voortbrengen. Sommige ouders hebben hun kinderen verkeerde gewoonten laten vormen, waarvan de sporen het gehele leven door zullen te zien zijn. Deze zonde rust op de ouders. Deze kinderen mogen belijden Christenen te zijn, nochtans zonder een bijzonder werk der genade aan hun hart en een grondige levenshervorming, zullen al die oude gewoonten te zien zijn in al hun beleven, en zij zullen dat karakter tonen, dat hun ouders hen hebben laten vormen. MET DE WERELD IN HAAR VERMAKEN USG1 156 2 Het peil van de godsvrucht is zó laag onder belijdende Christenen in het algemeen, dat zij, die Christus in alle oprechtheid willen volgen, het werk veel moeilijker en zwaarder vinden, dan zij anders zouden ervaren hebben. De invloed van belijders, die de wereld aanhangen, is nadelig voor de jeugd. De grote massa van belijdende Christenen heeft de lijn, die getrokken is tussen Christus en de wereld, weggewist; en terwijl ze belijden voor Christus te leven, leven ze voor de wereld. Hun geloof oefent maar een weinig beperkende invloed uit op hun genoegens; terwijl ze zich voordoen als kinderen des lichts, wandelen ze in duisternis en zijn kinderen van de nacht en van de duisternis. USG1 156 3 Zij, die in duisternis wandelen, kunnen God niet liefhebben en oprecht verlangen Hem te verheerlijken. Ze zijn niet verlicht om de uitnemendheid der hemelse dingen te onderscheiden en daarom kunnen ze die niet waarlijk liefhebben. Ze belijden Christenen te zijn omdat dit hun welgevoegelijk schijnt, maar er is voor hen geen kruis om te dragen. Hun motieven zijn vaak zelfzuchtig. Sommigen van zulke belijders kunnen de danszaal binnen gaan om op te gaan in al de amusementen die daar geboden worden. Anderen zullen niet zo ver gaan, maar kunnen andere genoegens, picnics, partijtjes enz. opzoeken. En het meest scherpziende oog zal in zulke belijdende Christenen geen enkele trek van de Christenheid kunnen ontdekken. Men zal geen verschil kunnen zien tussen hen en de grootste ongelovige. Die zich als Christen voordoet, de losbandige, de openlijke spotter met godsdienst, zij allen zijn over één kam te scheren. En God beschouwt ze als één in geest en practijk. USG1 157 1 Een belijden van het Christendom zonder corresponderend geloof en werken, is niets waard. Niemand kan twee heren dienen. De kinderen des bozen zijn de dienstknechten van hun eigen meester; wie zij zich als dienstknechten stellen ter gehoorzaamheid, diens dienstknechten zijn ze, en zij kunnen geen dienstknechten Gods worden, of zij moeten zich losmaken van de duivel en al zijn werken. Het kan niet zonder kwade opzet zijn voor dienstknechten van de hemelse Koning, deel te hebben in vermaken en genoegens, waar Satans dienstknechten in opgaan, al herhalen ze ook steeds dat er in die genoegens geen kwaad steekt. God heeft gewijde en heilige waarheden geopenbaard om Zijn volk van de goddelozen af te scheiden en hen Zichzelven te reinigen. Zevende-Dags Adventisten moeten hun geloof uitleven. Zij, die de Tien Geboden gehoorzamen, bezien de gesteldheid van de wereld en godsdienstige aangelegenheden van een heel ander standpunt dan belijders, die het vermaak liefhebben, die het kruis schuwen, en in overtreding leven van het vierde gebod. Gezien de te-genwoordige staat der dingen in de maatschappij, is het voor ouders geen gemakkelijke taak bij hun kinderen de teugels strak te houden en hen te onderrichten volgens de zuivere Bijbelse grondslagen. USG1 157 2 Belijders van de godsdienst zijn zo ver afgedwaald van Gods Woord, dat wanneer Zijn volk tot Zijn heilig Woord terugkeert, en zij hun kinderen willen opvoeden volgens Zijn beginselen, om evenals Abraham in het verleden, hun kinderen na hen te bevelen, de arme kinderen gaan denken dat hun ouders te streng en te nauwgezet zijn inzake hun vrienden. Van nature willen ze het voorbeeld van wereldse, vermaak zoekende belijders navolgen. USG1 158 1 In deze tijden worden vervolging en blaam ter wille van Christus nauwelijks gekend. Er is maar heel weinig zelfverloochening en opoffering nodig om een gedaante van godzaligheid aan te nemen, met de naam geschreven in het ledenregister van de gemeente; maar om zo te leven dat onze wegen Gode behagelijk zijn en onze namen geschreven staan in het boek des levens, is waakzaamheid en gebed, zelfverloochening en opoffering onzerzijds nodig. Belijdende Christenen zijn eerst dan een voorbeeld voor de jeugd, voor zover zij Christus volgen. Goede daden zijn de onmiskenbare vruchten van ware godsvrucht. De Rechter over deze gehele aarde zal een iegelijk geven overeenkomstig zijn werken. Kinderen, die Christus volgen, hebben een strijd te wachten; ze hebben elke dag een kruis te dragen door het verzaken van de wereld, en zich af te scheiden, en door het leven van Christus na te volgen. ------------------------Hoofdstuk 29--Wandelt in het Licht USG1 158 2 Mij werd getoond dat Gods volk te veel verkeert als onder een wolk. Het is niet Zijn wil dat ze in ongeloof zouden leven. Jezus is het Licht en in Hem is absoluut geen duisternis. Zijn kinderen zijn kinderen des lichts. Ze zijn vernieuwd naar Zijn beeld, en uit de duisternis geroepen tot Zijn wonderbaar licht. Hij is het licht der wereld, en dat zijn ook zij, die Hem volgen. Zij zullen niet in duisternis wandelen, maar zullen het licht des hemels hebben. Hoe nauwgezetter het volk Gods streeft om Christus na te volgen, met des te meer volharding zullen zij door de vijand vervolgd worden; maar hun verbondenheid met Christus versterkt hen om de pogingen van onze sluwe vijand, om hen van Christus af te trekken, te weerstaan. USG1 159 1 Mij werd getoond, dat wij ons te veel gingen vergelijken onder onszelven, en dus tot voorbeeld namen feilbare, sterfelijke wezens, terwijl we een zeker, onfeilbaar Voorbeeld hebben. Wij moeten ons niet meten aan de wereld, noch aan de opinie's der mensen, noch aan hetgeen wij waren, alvorens we de waarheid omhelsden. Maar ons geloof en onze positie in de wereld, zoals die nu zijn, moeten vergeleken worden met wat deze hadden kunnen zijn, indien we, na ons volgen van Christus beleden te hebben, steeds voorwaarts en hemelwaarts gegaan waren. Dat is de enige, veilige vergelijking, die gemaakt kan worden. In elke andere zal zelfbedrog voorkomen. Indien het zedelijk karakter en de geestelijke toestand van Gods volk niet in harmonie zijn met de zegeningen, de voorrechten en het licht, die hun geschonken zijn, zullen zij in de weegschaal gewogen en door de engelen te licht bevonden worden. USG1 160 2 Sommigen schijnen aangaande hun ware toestand in onwetendheid te verkeren. Zij zien de waarheid, maar onderscheiden niet haar belangrijkheid en haar eisen. Zij horen de waarheid, maar deze dringt niet ten volle tot hen door, omdat zij hun leven daarmede niet in overeenstemming brengen en derhalve niet geheiligd worden door gehoorzaamheid daaraan. En toch gaan ze maar onbekommerd en weltevreden door, als ging de wolk bij dag en de vuurkolom des nachts, als teken van Gods gunst, vóór hen uit. Zij belijden God te kennen, maar in hun werken verloochenen ze Hem. Zij rekenen zichzelven onder Zijn uitverkoren, verkregen volk, nochtans worden Zijn tegenwoordigheid en kracht om volkomen zalig te maken, onder hen niet gemanifesteerd. USG1 160 3 Hoe groot is de duisternis onder dezulken! nochtans zijn ze zich dat niet bewust. Het licht schijnt, maar ze nemen het niet in zich op. Geen sterker misleiding kan de menselijke geest bedriegen dan die, welke hen wijs maakt, dat ze op de goede weg zijn, en dat God hun werken aanneemt, terwijl ze tegen Hem zondigen. Ze verwarren de gedaante van godzaligheid met de geest en de kracht daarvan. Ze denken dat ze rijk zijn, en aan niets gebrek hebben, terwijl ze arm, ellendig, blind, en naakt zijn, en juist van alles nodig hebben. USG1 160 1 Er zijn sommigen, die belijden volgelingen van Christus te zijn, maar geen enkele poging doen om in geestelijke dingen door te dringen. In elke wereldse aangelegenheid doen ze hun uiterste best en openbaren alle inspanning om hun doel te bereiken en hun wens ten volle te bevredigen; maar wanneer het gaat om het eeuwige leven, waarbij alles op het spel staat, en hun eeuwig geluk afhankelijk is van hun welslagen, dan handelen ze onverschillig, als waren ze er zelven niet moreel bij betrokken, als speelde een ander voor hen het spel des levens, en als hadden zij niets anders te doen dan het resultaat maar af te wachten. O, wat een dwaasheid! Wat een waanzin! Zouden allen die graad van ambitie, ijver, en toewijding voor het eeuwige leven manifesteren, zoals ze die aan de dag leggen voor hun wereldse aangelegenheden, dan zouden allen machtig triomferen. Een ieder, zo zag ik, moet voor zichzelf een ervaring opdoen, een ieder moet zijn best en trouw zijn deel doen in het spel des levens. Satan wacht zijn kans af om die kostelijke gaven weg te nemen, wanneer we niet waakzaam zijn, en we zullen een zware strijd hebben te voeren met de machten der duisternis om ze te behouden, of een gave des hemels terug te winnen, wanneer we die door gebrek aan waakzaamheid hebben verloren. ZICH BEWUST ZIJN VAN DE STRIJD USG1 160 2 Maar mij werd getoond, dat de Christen het voorrecht heeft kracht van God te verkrijgen om elke kostelijke gave te behouden. Vurig en krachtig gebed zal in de hemel verhoord worden. Wanneer de dienstknechten van Christus het schild des geloofs nemen voor hun verdediging, en het zwaard des Geestes voor de aanval, ontstaat er gevaar in het kamp van de vijand, en dan moet er iets gebeuren. Alleen diegenen staan vervolging en blaam te wachten, die aangedaan zijn met kracht uit de hoogte om hen tot de aanval te roepen. Wanneer de waarheid in al haar eenvoud en kracht onder de gelovigen overheerst, en in slagorde wordt gesteld tegenover de geest der wereld, zal blijken dat er geen samenhang bestaat tussen Christus en Belial. De discipelen van Christus moeten levende voorbeelden zijn van het leven en de geest huns Meesters. USG1 161 1 Oud en jong staat een conflict, een strijd te wachten. Zij moeten geen moment slapen. Een sluwe vijand is aanhoudend in de weer om hen in een hinderlaag te lokken en te overwinnen. Zij, die in de tegenwoordige waarheid geloven, moeten even waakzaam zijn als hun vijand, en wijsheid aan de dag leggen om Satan te weerstaan. Zullen zij in deze strijd volharden? Zullen zij op hun hoede zijn om van alle ongerechtigheid verre te blijven? Christus kan op tal van manieren verloochend worden. We kunnen Hem verloochenen door dwars tegen de waarheid in te spreken, door kwaad te spreken van anderen, door dwaze praat of zouteloze grappen, door zinloze woorden. In al die dingen leggen wij maar weinig schranderheid of wijsheid aan de dag. We maken onszelven zwak, onze inspanning is te slap om onze geweldige vijand te weerstaan en zo worden we overwonnen. "Uit de overvloed des harten spreekt de mond" (Mattheus 12 : 34), en door gebrek aan waakzaamheid belijden we dat Christus niet in ons is. USG1 161 2 Zij, die aarzelen om zich onvoorwaardelijk aan God te wijden, geven maar een armzalig beeld van het volgen van Christus. Zij volgen Hem zo van verre, dat ze de helft van de tijd niet precies weten of ze nu in Zijn voetstappen treden of in die van hun grote vijand. Waarom zijn we zo laks om onze belangstelling in wereldse dingen op te geven en enkel Christus als ons doel te stellen? Waarom zouden we wensen de vriendschap van de vijanden onzes Heren te behouden, hun gewoonten na te volgen, en door hun zienswijzen geleid te worden? Er moet een volkomen, onvoorwaardelijke overgave aan God plaats vinden, een verzaken en zich afwenden van de liefde voor de wereld en aardse dingen, en anders kunnen we Christus' discipelen niet zijn. USG1 162 1 Het leven en de geest van Christus is de enige maatstaf der uitnemendheid en volmaaktheid, en onze enige veilige weg is Zijn voorbeeld te volgen. Wanneer we dit doen, zal Hij ons leiden door Zijn raad, en ons naderhand in heerlijkheid opnemen. We moeten een bijzondere ijver betonen en gewillig zijn om veel te lijden, om in de voetstappen van onze Verlosser te treden. God is bereid voor ons te werken, ons overvloedig van Zijn Geest te geven, indien wij ons streven, ons leven, ons geloof daarvoor over hebben; en dan kunnen we in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is. We kunnen ons verlustigen in Zijn liefde en van Zijn rijke volheid in ons opnemen. USG1 162 2 Wanneer we vandaag het verborgen gebed en het lezen der Schriften verzuimen, kunnen we dat morgen nalaten, zonder dat het ons geweten bezwaart. Er zal een lange lijst van nalatigheden bestaan, alvorens een enkel graankorreltje gezaaid wordt in de bodem van het hart. Anderzijds zal een enkel lichtstraaltje, dat gretig aanvaard wordt, een geweldige lichtbundel doen ontstaan. Wanneer de verzoeking eenmaal wordt weerstaan, zal daar een kracht uit groeien om die de tweede maal nog sterker te weerstaan; elke overwinning, die we over onszelf behalen, zal de weg banen voor groter, nobeler overwinningen. Elke overwinning is zaad, gezaaid voor het eeuwige leven. ------------------------Hoofdstuk 30--Voorgewende Gaven des Geestes USG1 163 1 Een geest van fanatisme heeft een bepaalde groep Sabbatvierders daar (in het Oosten) bezield; ze hebben maar enkele teugjes gedronken van de bron der waarheid, en zijn niet bekend met de geest van de derdeengel-boodschap. Niets kan voor die mensen gedaan worden of eerst moeten ze zich losgemaakt hebben van die fanatieke inzichten ... USG1 163 2 Sommigen van die groep zijn in het bezit van wat zij gaven noemen, en zij beweren dat de Here die in de gemeente heeft geplaatst. Zij hebben een zinneloze brabbeltaal, hetgeen zij een vreemde tong noemen, welke onbekend is niet enkel bij de mens, maar bij de Here en bij de gehele hemel. Zulke gaven zijn van de hand van mannen en vrouwen, geholpen door de grote aarts-bedrieger. Fanatisme, valse opzweping, gebrabbel in vreemde tongen, diensten gepaard gaande met kabaal, dat alles werd beschouwd als gaven door God in de gemeente geplaatst. Sommigen zijn hier misleid. De vruchten van dit alles zijn niet goed geweest. "Aan hun vruchten zult gij hen kennen." Mattheüs 7:16. Fanatisme en kabaal zijn aanvaard als bijzondere bewijzen des geloofs. USG1 163 3 Sommigen zijn niet voldaan over een vergadering, wanneer dat niet met bijzondere krachten gepaard gaat. Daarop zijn ze gebrand en zij stellen zich in op een opzweping van het gevoel. Maar van zulke vergaderingen gaat geen zegen uit. Wanneer die extase voorbij is, zinken ze dieper weg dan vóór de vergadering, omdat hun gelukkig gevoel niet ontsproot uit de ware bron. De best geslaagde vergaderingen ten opzichte van de geestelijke wasdom zijn die, welke zich kenmerken door plechtigheid en diep onderzoek des harten; waar een ieder tot zelfkennis komt, en ernstig en ootmoedig Christus wil leren kennen ... 1863, Vol. 1, blz. 411--420 (Het geval in het Oosten) USG1 164 1 Er zijn tal van die rusteloze geesten, die zich niet willen onderwerpen aan tucht, systeem en orde. Ze denken dat er aan hun vrijheden te kort gedaan wordt, wanneer ze van hun eigen oordeel afstand doen en zich onderwerpen aan het oordeel van mensen met ervaring. Het werk van God zal niet groeien, wanneer de neiging niet bestaat zich te onderwerpen aan de orde, en elke roekeloze, onordelijke geest van fanatisme uit hun bijeenkomsten gebannen wordt. Indrukken en gevoelens zijn niet de zekere bewijzen, dat iemand door de Here geleid wordt. Dat zijn geen veilige gidsen. USG1 164 2 Allen moeten terdege bekend worden met de zekerheden van ons geloof, en het meest moet bestudeerd worden hoe ze hun belijdenis kunnen verheerlijken en vruchten voort kunnen brengen ter ere Gods. Niemand zal zo optreden dat ongelovigen een tegenzin in hem krijgen. We moeten kuis, zedig en beschaafd zijn in onze gesprekken en ons leven moet onberispelijk zijn. Een beuzelachtige, gekscherende, roekeloze geest moet berispt worden. Het is geen bewijs dat Gods genade op het hart werkt, wanneer mensen op vergaderingen met talent spreken en bidden, terwijl na de vergadering hun spreken en doen gekenmerkt wordt door ruwheid en onverschilligheid. Dezulken zijn naargeestige vertegenwoordigers van ons geloof; zij werpen een blaam op Gods werk. USG1 164 3 Er bestaat een eigenaardig mengelmoes van inzichten onder de belijdende Sabbatvierders in X. Sommigen zijn niet in harmonie met het lichaam, en wanneer zij op het standpunt blijven staan, dat ze nu innemen, zullen ze onderworpen zijn aan de verzoekingen van Satan en hun hart zal uitgaan naar fanatisme en de geest der dwaling. Sommigen hebben fantastische inzichten, die hun ogen verblinden voor de belangrijke, vitale punten der waarheid, waardoor ze hun eigen fantastische gevolgtrekkingen op één lijn gaan plaatsen met de vitale waarheid. Het optreden van dezulken en de geest, die hen bezielt, maakt de Sabbat, die zij belijden, heel verwerpelijk in de ogen van de gevoelige ongelovige. Het zou veel beter zijn voor de groei en het welslagen van de derde-engel-boodschap, wanneer zulke mensen maar uit de waarheid zouden gaan ... USG1 165 1 Predikers, die werken door woord en leerstelling, moeten doorknede arbeiders zijn, de waarheid brengende in haar zuiverheid, nochtans in alle eenvoud. Zij moeten de kudde voeden met zuiver voedsel, terdege gezift. USG1 165 2 Er zijn van die dwalende sterren, die belijden predikers te zijn door God gezonden, die de Sabbat verkondigen van plaats tot plaats, maar de waarheid vermengd hebben met dwaling, en zo hun valse inzichten opdringen aan de mensen. Satan heeft ze naar voren gestoten, opdat ze intelligente, gevoelige ongelovigen een afkeer zouden inboezemen. Sommigen van hen hebben de mond vol over de gaven, die ze beweren te bezitten. Zij geven zichzelven over aan wilde, opzwepende gevoelens en maken onbegrijpelijke geluiden, volgens hen de gave der tongen, en een bepaald soort mensen schijnt met die vreemde manifestaties erg ingenomen te zijn. Een vreemde geest bezielt deze groep, waarmede een ieder in botsing komt, die hen zou willen berispen. USG1 165 3 Gods Geest is niet in dat werk en bezielt ook zulke arbeiders niet. Zij hebben een andere geest. En toch hebben zulke predikers onder een bepaalde groep mensen nog succes. Maar dit zal de inspanning verhogen van die dienstknechten, die God zal zenden, die aangesteld zijn om voor de mensen de Sabbat en de gaven in hun juiste betekenis te plaatsen, en wier invloed en voorbeeld waard zijn om nagevolgd te worden. USG1 165 4 De waarheid moet zo gebracht worden dat ze aantrekkelijk is voor de intelligente geest. We worden als volk niet begrepen, en men beschouwt ons als armzalige, bekrompen, op laag peil staande mensen. Hoe belangrijk is het derhalve voor allen, die de waarheid onderrichten en voor allen, die de waarheid geloven, dat ze zo beroerd zijn door haar heiligende invloed, dat hun be-stendig, beschaafd leven ongelovigen zal laten zien, dat ze zich in dat volk vergist hebben. Hoe belangrijk dan ook, dat het werk der waarheid ontbloot blijft van alles dat zweemt naar een valse, fanatieke verrukking der zinnen, dat de waarheid mag staan op haar eigen verdiensten in de openbaring van haar natuurlijke zuiverheid en verheven karakter. USG1 166 1 Ik zag dat het van het hoogste belang is voor degenen, die de waarheid verkondigen, dat ze zich toeleggen op beschaafde manieren, alle buitenissigheden en buitensporigheden schuwen en de waarheid brengen in haar zuiverheid en reinheid. Ik werd verwezen naar Titus 1 : 9: "Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij in staat zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, en om de tegensprekers te wederleggen." In vers 16 spreekt Paulus van een klasse, die belijdt dat ze God kennen, maar Hem in hun werken verloochenen, "Zijnde tot alle goed werk ongeschikt." Hij dan vermaant Titus: "Doch gij, spreek hetgeen der gezonde leer betaamt. Dat de oude mannen nuchter zijn, stemmig, voorzichtig, gezond in het geloof, in de liefde, in de lijdzaamheid ... Vermaan de jonge mannen insgelijks, dat zij matig zijn. Betoon uzelf in alles een voorbeeld van goede werken, betoon in de leer onver-valstheid, waardigheid, oprechtheid; het Woord gezond en onverwerpelijk, opdat degene, die daartegen is, beschaamd worde, en niets kwaads van ulieden hebbe te zeggen." Titus 2 : 1--8. USG1 166 2 Deze instructie is geschreven ten bate van allen, die God geroepen heeft het Woord te verkondigen, alsook tot welzijn van Zijn volk, die het Woord horen. DE WAARHEID VERHEFT USG1 166 3 De waarheid van God zal nooit iemand op een lager peil brengen, maar zal degene die haar aanneemt, verheffen, zijn smaak veredelen, zijn oordeel heiligen, en hem vervolmaken voor het gezelschap van reine, heilige engelen in Gods Koninkrijk. Er zijn mensen, met wie de waarheid in contact komt, die grof, ruw, verwaand en eigenaardig zijn, die voordeel trekken van degenen, met wie ze in aanraking komen, ten eigen bate; zij dwalen in vele opzichten; nochtans wanneer ze de waarheid van harte geloven, zal deze een volslagen verandering in hun leven teweeg brengen. Zij zullen onmiddellijk met het werk der hervorming een aanvang maken. USG1 167 1 De zuivere invloed van de waarheid zal de gehele mens veredelen. In zijn zakelijke verhandelingen met zijn medemensen zal hij de vreze Gods steeds voor ogen houden, hij zal zijn naaste liefhebben als zichzelve en zal iemand behandelen zoals hijzelve behandeld wil wor-den. Zijn conversatie zal betrouwbaar, gelouterd zijn, en van zulk hoog peil, dat ongelovigen daar geen munt uit kunnen slaan, of terecht van hem kwaad kunnen spreken en ook geen tegenzin krijgen door zijn onhoffelijke manieren en onvoegzaam gepraat. Hij zal de heiligende invloed van de waarheid in zijn gezin uitdragen en zijn licht voor hen zó laten schijnen, dat zij zijn goede werken zullen zien en Gode mogen verheerlijken. In zijn gehele levenswandel zal hij het leven van Christus laten uitkomen. USG1 167 2 Aan de wet van God kan enkel voldaan worden door het volmaakte en door een absolute, algehele gehoorzaamheid aan al haar geboden. Komt men die geboden maar halverwege tegemoet, zonder er een absolute gehoorzaamheid aan te bewijzen, dan zal dat niets waard zijn. De wereldse mens en de ongelovige bewonderen vasthoudendheid, en zijn altijd overtuigd geweest dat God in der waarheid met Zijn volk was, wanneer hun werken in harmonie waren met hun geloof. "Zo zult gij dan dezelven aan hun vruchten kennen." Mattheus 7 : 20. Elke boom wordt gekend aan zijn vruchten. Onze woorden, onze daden, zijn de vrucht, welke wij voortbrengen. USG1 167 3 Er zijn velen, die de woorden van Christus horen, maar ze niet doen. Zij doen een gelofte, maar hun vruchten verwekken een afkeer bij de ongelovigen. Ze zijn opgeblazen, en bidden en spreken op een eigengerechtigde manier, verheerlijken zichzelven, hebben de mond vol van hun goede werken, en, evenals de Farizeër, danken ze God uit het diepst van hun hart, dat ze niet zijn als andere mensen. Toch zijn diezelfde mensen geslepen en in hun zakelijk leven afzetters. Hun vruchten deugen niet. In hun woorden en daden doen ze verkeerd en nochtans schijnt hun ellendige, wanhopige toestand niet tot hen door te dringen. USG1 168 1 Mij werd getoond dat het volgende Schriftgedeelte van toepassing is op diegenen, die zich zo misleiden: "Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Here, Here, zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet de wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt." Mattheüs 7 : 21--23. USG1 168 2 Ziehier de grootste misleiding, die van de menselijke geest bezit kan nemen; deze mensen denken dat ze op de goede weg zijn en ze staan op de verkeerde. Ze denken dat ze in hun godsdienstig leven een groot werk verrichten, maar Jezus trekt hun de kleren der eigengerechtigheid van het lijf en toont hun hun eigen ware gedaante met al hun verkeerdheden en de mismaaktheid van hun godsdienstig karakter. Dan ervaren ze dat ze gebrek hebben aan alles, terwijl het te laat is om in hun gebrek te voorzien. God heeft in middelen voorzien om de dwalenden op de goede weg te helpen; maar wanneer die dwalenden hun eigen weg willen volgen, en de middelen verachten, die Hij gegeven heeft om hen terecht te helpen en hen met de waarheid te verbinden, zullen ze in die positie gebracht worden, welke hier-boven door de woorden onzes Heren beschreven is. USG1 168 3 God formeert een volk, met de bedoeling dat ze één zullen zijn in hun saamhorigheid, in hun spreken, om aldus het gebed van Christus voor Zijn discipelen te beantwoorden. "Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen. Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt." Johannes 17 :20, 21. KLEINE GROEPEN RUSTELOZE ZIELEN USG1 169 1 Voortdurend verschijnen van die kleine groepen, die geloven dat God enkel is met die uitzonderlijk weinigen, die uitzonderlijk verstrooiden, en hun werk is datgene, dat Gods dienstknechten hebben opgebouwd, neer te halen en te verbreken. Rusteloze geesten, die gezien willen worden, en die aanhoudend aan iets nieuws geloven, komen gestadig aan de oppervlakte, sommigen hier, anderen daar ter plaatse, maar allen een bijzonder werk voor de vijand doende, terwijl ze nochtans driest verkondigen, dat ze de waarheid hebben. Ze staan gescheiden van het volk, dat God uitleidt en doet bloeien, en door wie Hij Zijn groot werk laat verrichten. Aanhoudend drukken ze hun vrees uit dat het lichaam, de hoofdgroep der Sabbatvierders, de wereld gelijkvormig zal worden, maar onder henzelf zijn er nauwelijks twee, die dezelfde inzichten hebben. Ze zijn verstrooid en in verwarring, en toch misleiden ze zichzelven waar ze denken dat God speciaal met hen is. Sommigen van hen belijden, dat de gaven onder hen aanwezig zijn; maar door de invloed en de leer van die gaven worden ze geleid om vol twijfel te staan ten aanzien van hen, op wie God de bijzondere last van Zijn werk heeft gelegd, en ze menen dat God uit de hoofdgroep een kleine groep uitleidt. USG1 169 2 De mensen, die overeenkomstig Gods Woord, alles in het werk stellen om eensgezind te zijn, die geworteld zijn in de boodschap van de derde engel, worden met achterdocht aangezien omdat zij het werk doen groeien en zielen tot de waarheid brengen. Zij worden als werelds aangezien omdat ze een invloed in de wereld uitoefenen, en hun daden getuigen dat ze verwachten, dat God nochtans een groot werk op aarde zal doen om een volk uit te leiden en bereid te maken op de wederkomst van Christus. USG1 169 3 De mensen van die kléine groepen weten niet waf ze werkelijk geloven, noch de redenen van hun geloof. Ze leren aanhoudend, maar zijn nooit in staat om tot de kennis der waarheid te komen. Er staat iemand op met vreemde, verkeerde inzichten, en houdt vol dat God hem gezonden heeft met nieuw en heerlijk licht, en allen moeten geloven wat hij brengt. Sommigen met een onvast geloof, die zich niet willen stellen onder het eigenlijke lichaam, maar op drift geslagen zijn zonder een anker, dat hen tegenhoudt, nemen die wind der leer aan. Zijn licht schijnt dusdanig, dat de wereld zich in afkeer van hem afwendt en hem haat. Dan plaatst hij zich op godslasterlijke wijze aan de kant van Christus en houdt vol dat de wereld hem om dezelfde reden haat als zij Christus haatte. USG1 170 1 Een ander staat op, bewerende door God gezonden te zijn, en verkondigt de ketterse leer dat de goddelozen niet zullen opstaan, hetgeen een van de meesterlijke leugens van Satan is. Weer een ander koestert verkeerde inzichten aangaande de toekomstige eeuw. Dan zijn er die krachtig ageren tegen de Amerikaanse kledij. Maar zij allen staan op godsdienstvrijheid en een ieder doet zonder rekening te houden met de anderen, nochtans beweren allen dat God speciaal onder hen werkt. AANMATIGENDE LEIDERS USG1 170 2 Sommigen zijn blij en opgetogen dat zij in het bezit zijn van de gaven, die anderen niet hebben. Moge God Zijn volk voor zulke gaven bewaren. Wat doen die gaven voor hen? Zijn zij door de uitoefening van die gaven tot de eenheid des geloofs gebracht? En overtuigden zij de ongelovigen dat God in waarheid met hen is? Wanneer deze mensen met hun tegengestelde gedachten en hun verscheidenheid van meningen bijeen komen, en er weer zo ', n opwinding en spreken in vreemde tongen plaats vindt, laten ze hun licht zó schijnen, dat ongelovigen zouden zeggen: Die mensen zijn niet wel bij het hoofd; ze laten zich leiden door valse dweepzucht, en we zijn er vast van overtuigd dat ze de waarheid niet hebben. Zo zijn ze een struikelblok voor zondaren; door hun invloed weerhouden ze anderen om de Sabbat aan te nemen. Zij zullen loon ontvangen naar hun werken. Geve God, dat ze een verandering ten goede mochten ondergaan of dat ze anders de Sabbat maar zouden opgeven! Ze zouden ongelovigen dan niet in de weg staan. USG1 171 1 God heeft mannen uitgeleid, die jaren lang onder lasten gebukt gingen, die alle mogelijke offers hebben willen brengen, zich van alles hebben ontzegd en moeilijkheden doorstaan om de waarheid aan de wereld te brengen, en die door hun bestendige handelwijze de blaam wegnemen, die fanatici op het werk Gods hebben geworpen. Zij hebben op alle gebied tegenstand onder-vonden. Ze hebben dag en nacht gezwoegd om de zekerheden van ons geloof na te speuren, opdat ze de waarheid klaar en duidelijk konden brengen, opdat ze alle tegenstand zouden kunnen weerstaan. Aanhoudende ingespannen arbeid, zowel lichamelijk als geestelijk, in verband met dit grote werk is de nekslag geweest voor meer dan één gestel en sommigen hebben vóór hun tijd gerimpelde gezichten en grijze haren gekregen. Ze hebben dat leed niet voor niets geleden. God heeft hun vurige, tedere, innige gebeden ter ore genomen opdat zij licht en waarheid zouden hebben en opdat de waarheid in al haar klaarheid voor anderen zou schijnen. Hij heeft op hun daden vol zelfverloochening acht geslagen, en Hij zal hun loon geven naar hun werken. USG1 171 2 Anderzijds hebben zij, die niet zo gezwoegd hebben om deze kostbare waarheden aan het licht te brengen, maar sommige punten, zoals de Sabbatwaarheid, kant en klaar hebben ontvangen, zich opgemaakt, en al hun dankbaarheid voor hetgeen hun niets kost, en anderen zoveel, bestaat daarin, dat ze zich verheffen gelijk Korach, Dathan en Abiram, en degenen, op wie God de zware lasten van Zijn werk heeft gelegd, met verwijten overladen. Zij zouden zeggen: "Hef is te veel voor u, want deze ganse vergadering, zij allen zijn heilig, en de Here is in het midden van hen." Numeri 16:3. Dankbaarheid kennen ze helemaal niet. Ze hebben een harde geest, die geen rede wil verstaan, en die hen tof hun eigen ondergang zal voeren. USG1 172 1 God heeft Zijn volk gezegend, dat Zijn voorzienige wegen gevolgd heeft. Uit alle klassen en standen heeft Hij een volk uitgeleid naar het grote gebied der waarheid. Ongelovigen zijn overtuigd geworden dat God met Zijn volk was en hebben hun harten verdeemoedigd om de waarheid te gehoorzamen. Het werk Gods gaat gestaag verder. Niettegenstaande alle zekerheid dat God het lichaam uitleidt, zijn er, en zullen er altijd zijn, diegenen, die de Sabbat vieren, maar los staan van het lichaam, en geloven en doen naar eigen verkiezing. Hun inzichten zijn verward. Hun onenigheid is een sprekend bewijs, dat God niet met hen is. De wereld scheert de Sabbat en al hun dwalingen over één kam en verwerpt alles tezamen. USG1 172 2 God is vergramd op hen, wier handelwijze maakt, dat de wereld hen haat. Wanneer een Christen gehaat wordt uit hoofde van zijn goede werken en zijn volgen van Christus, zal hij beloond worden; maar wanneer hij gehaat wordt omdat hij niets doet om bemind te worden, gehaat vanwege zijn onbeschaafde manieren, en omdat hij de waarheid tot een twistzaak met zijn naasten maakt, of de Sabbat viert op een wijze, die de mensen vervreemdt, is hij een sta-in-de-weg voor zondaars, een schande voor de heilige waarheid, en zo hij. niet tot inkeer komt, zou het beter voor hem zijn dat een molensteen om zijn hals werd gehangen en hij in de zee geworpen werd. USG1 172 3 Men moet ongelovigen geen gelegenheid geven om ons geloof te smaden. We worden beschouwd als vreemd en zonderling, en moeten geen weg volgen waardoor ongelovigen meer van ons gaan denken dan ons geloof van ons vraagt. USG1 172 4 In de menselijke natuur bestaat een neiging in uitersten te vervallen en van het ene uiterste in het andere te gaan. Er zijn zo vele fanatici. Zij worden verteerd door een vurige ijver, hetgeen voor godsdienst wordt aangezien, maar het karakter is de ware toets van het discipelschap. Hebben ze de zachtmoedigheid van Christus? Hebben ze Zijn ootmoed en goedertierenheid? Is de tempel der ziel geledigd van hovaardij, arrogantie, zelfzucht en vitzucht? Zo niet, dan weten ze niet van hoedanige geest ze zijn. Ze zijn zich niet bewust, dat het Christen-zijn daarin bestaat, dat vele vruchten ter ere Gods worden voortgebracht. USG1 173 1 Anderen gaan tot een uiterste wat betreft hun gelijkvormigheid aan de wereld. Er is geen duidelijke, scherp getrokken scheidingslijn tussen hen en de wereldling. Worden bijvoorbeeld mensen van de waarheid afgestoten door een ruwe, vittende, critische geest, dan gaan ze denken dat de belijdende Christen er geen beginsel op na houdt en niets weet van een harteof karakterverandering. USG1 173 2 "Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken" (Mattheüs 6:16), zijn de woorden van Christus. 1885, Vol. 5, blz. 305, 306 USG1 173 3 De Here verlangt van Zijn volk, dat ze hun verstand gebruiken, en zich niet laten leiden door gevoelsargumenten. Zijn werk is begrijpelijk voor al Zijn kinderen. Zijn onderwijs zal dusdanig zijn, dat elke intelligente geest dat kan opnemen. Het is er Op berekend het verstand te verheffen. Gods kracht wordt niet gemanifesteerd bij elke gelegenheid. De behoefte van de mens is de kans Gods. 1861, Vol. 1, blz. 230 USG1 173 4 Wanneer zij, die valse opwekkingen hebben meegemaakt en persoonlijk beleefd, van hun fout overtuigd worden, slaat Satan munt uit hun dwaling en houdt hun die voortdurend voor ogen om ze bang te maken voor alle geestelijke oefening, en aldus hun geloof in ware godsvrucht te vernietigen. Omdat ze eens misleid zijn, zijn ze bevreesd om een poging te doen door ernstig, vurig gebed tot God om bijzondere hulp en overwinning. Dezulken moeten Satan zijn doel, om hen tot een koude vormendienst en ongeloof te brengen, niet laten bereiken. Zij moeten bedenken dat het fundament Gods vast staat. Neemt God voor waar aan en elke mens voor een leugenaar. Hun enige veiligheid ligt daarin, dat ze hun voeten planten op een rots door het zien en verstaan van de derde-engel-boodschap en door de waarheid te loven, lief te hebben en te gehoorzamen. 1862, Vol. 1, blz. 323, 324 ------------------------Hoofdstuk 31--Het Gebed van David USG1 174 1 Mij werd David getoond, smekende tot God hem niet te verlaten in zijn ouderdom, alsmede de oorzaak van zijn innig gebed. Hij zag dat de meesten van de bejaarden om hem heen zich ongelukkig voelden, en dat ongelukkige karaktertrekken toenamen juist met de ouderdom. Wanneer mensen van nature gesloten en gierig waren, dan waren zij juist daarin op hun hoge leeftijd bijzonder onverdragelijk. Waren zij jaloers, knorrig, en ongeduldig, dan kwam dat vooral sterk in hun ouder-dom naar voren. USG1 174 2 David was bedroefd wanneer hij zag dat koningen en edelen, die in de kracht van hun manlijkheid in de vreze Gods schenen te staan, op hun hoge leeftijd jaloers werden op hun beste vrienden en verwanten. Zij leefden voortdurend in de vrees, dat hun vrienden enkel en alleen door zelfzuchtige motieven werden geleid om belangstelling voor hen te tonen. Zij waren geneigd te luisteren naar de zinspelingen en misleidende raad van vreemden ten aanzien van hen, op wie zij hun vertrouwen 1863, Vol. 1, blz. 422--424 moesten stellen. Hun onbeteugelde jaloersheid kwam soms tot een uitbarsting omdat allen niet instemden met hun verkeerd oordeel. Hun schraapzucht was ontstellend. Vaak dachten ze dat hun eigen kinderen en familieleden hun dood wensten om hun plaats in te nemen en hun bezit zich toe te eigenen, alsmede de eer te ontvangen, die hun werd toegekend. En sommigen stonden zo onder de macht van hun jaloerse, schraapzuchtige gevoelens, dat ze hun eigen kinderen wilden doden. USG1 175 1 David merkte op, dat hoewel het leven van sommigen in de kracht van hun jaren zich kenmerkte door rechtvaardigheid, deze op hoge leeftijd hun zelfbeheersing schenen te verliezen. Satan nam bezit van hun geest en maakte hen prikkelbaar en ontevreden. Hij zag dat velen der ouderen van God verlaten schenen en zich blootstelden aan de bespotting en de blaam van hun vijanden. David was daar diep door geschokt; hij was wanhopig als hij vooruit zag naar de tijd van zijn ouderdom. Hij vreesde dat God hem zou verlaten en dat hij zich net zo onge-lukkig zou voelen als andere bejaarde mensen, wier leven hij had nagegaan, en zo overgelaten worden aan de blaam van de vijanden des Heren. Onder deze last gebukt, bad hij uit het diepst van zijn hart: "Verwerp mij niet in de tijd des ouderdoms; verlaat mij niet, terwijl mijn kracht vergaat." "O God! Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan, en tot nog toe verkondig ik Uw wonderen. Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik deze geslachte verkondige Uw arm, allen nakomelingen Uw macht." Psalm 71 : 9, 17, 18. David voelde de noodzaak om waakzaam te zijn tegen de euvels, die bejaarde mensen te wachten staan. USG1 175 2 Het komt vaak voor dat ouden van dagen zich niet willen realiseren en erkennen dat hun verstandelijke kracht minder is geworden. Zij verkorten hun dagen door de zorgen, die feitelijk al op hun kinderen moeten rusten. Satan speelt hun vaak parten, en brengt hen er toe dat ze voortdurend in angst zitten over hun geld. Dat is hun afgod en zij vergaren dat met een vrekkige zorg. Zij ontzeggen zich vaak alle levenscomfort, en werken liever boven hun krachten dan hun geld aan te spreken. Dat is oorzaak dat ze voortdurend in gebrek leven, uit vrees dat eens in de toekomst ze gebrek zullen hebben. Al die angsten komen uit Satans bron. Hij wekt de neigingen op, die resulteren in slappe vrees en jaloersheid, welke als een kanker is voor de adel der ziel en verheven gedachten en gevoelens vernietigt. Zulke mensen zijn als waanzinnig wat geld betreft. Zouden ze zich in de positie plaatsen, die God met hen voor heeft, dan zouden hun laatste dagen de beste en gelukkigste van hun leven zijn. Zij, die kinderen hebben, op wier eerlijkheid en verstandig beheer zij kunnen vertrouwen, moeten toelaten dat hun kinderen hen gelukkig maken. Doen ze dit niet, dan zal Satan munt slaan uit hun gebrek aan verstandelijke kracht, en zal in plaats van hen handelend optreden. Zij moeten alle vrees en alle lasten afleggen, en zich bezighouden zo goed als ze maar kunnen om rijp te worden voor de oogst des hemels. ------------------------Hoofdstuk 32--De Juiste Viering van de Sabbat USG1 177 0 Op 25 December 1865 werd mij getoond dat er te veel slofheid heerst in de waarneming van de Sabbat. Er is geen stiptheid geweest om de dagelijkse plichten te verrichten binnen de zes werkdagen, die God aan de mens gegeven heeft, noch de nauwgezetheid om ook niet één uur inbreuk te maken op de heilige, gewijde tijd, welke de Here Zich heeft toegekend. Er is geen enkele zakelijke aangelegenheid bij de mens, die als van 1867, Vol. 1, blz. 531--533 voldoende belang beschouwd moet worden om het vierde gebod des Heren te overtreden. USG1 177 1 Er zijn gevallen, waarin Christus toestemming heeft gegeven om zelfs op de Sabbat te werken, wanneer hef betreft het redden van het leven van mensen en dieren. Maar wanneer we de letter van het vierde gebod schenden ten eigen bate uit geldelijk gewin, zijn we Sabbatschenders en schuldig aan de overtreding van al de geboden, want indien we op één punt overtreden, zijn we schuldig in allen. USG1 177 2 Indien we uit eigen gewin het nadrukkelijke gebod des Heren overtreden, waar is dan het eind? Waar zullen we er mede ophouden? Laat de overtreding gering zijn en niet direct als een zonde onzerzijds beschouwd worden, zo zal het geweten zich verharden, de gevoelens stompen af, tot we maar steeds dieper afglijden, zodat we heel wat werk verrichten en onszelven nog voor Sabbatvierders houden, terwijl, volgens de maatstaf van Christus, we een elk van Gods heilige geboden overtreden. Sabbatvierders begaan in dit opzicht een fout, maar God is zeer nauwgezet, en allen die denken dat ze wat tijd winnen en zich bevoordelen door wat van des Heren tijd af te nemen, zullen dit vroeg of laat tot hun nadeel bemerken. Hij kan hen niet zegenen, zoals Hij dat gaarne zou doen, want Zijn Naam wordt door hen onteerd, Zijn geboden lichtvaardig beschouwd. Gods vloek zal op hen rusten en zij zullen tienvoudig en twintigvoudig meer verliezen dan ze gewonnen hebben. "Zal een mens God beroven? Maar gij berooft Mij... zelfs het ganse volk." USG1 177 3 God heeft de mens zes dagen gegeven, waarin hij voor zichzelve kan werken, maar Hij heeft één dag apart gesteld, waarop Hij bijzonder geëerd moet worden. Hij moet verheerlijkt, Zijn autoriteit geëerbiedigd worden. En nochtans wil de mens God beroven door een weinig van de tijd te stelen, welke de Schepper gereserveerd heeft voor Zichzelve. God stelde de zevende dag als een periode van rust voor de mens, ten bestwil van de mens alsook tot Zijn eigen verheerlijking. Hij zag hoe nodig de mensen een dag toekomt om uit te rusten van het zwoegen en de zorgen, en dat zijn gezondheid en zijn leven gevaar zouden lopen zonder een periode van ontspanning na de arbeid en de zorgen van zes dagen. USG1 178 1 De Sabbat was gemaakt tot welzijn van de mens, en een bewuste overtreding van het heilige gebod, dat de arbeid op de zevende dag verbiedt, is een misdaad voor de ogen des hemels, en van zo ', n omvang onder de Mozaïsche wet, dat de dood van de overtreder geëist werd. Maar dit was nog niet alles wat de schuldige moest ondergaan, want God zou geen overtreder van Zijn wet in de hemel opnemen. Hij moet de tweede dood sterven, hetgeen de algehele en uiteindelijke strat is voor de schender van Gods wet. ------------------------Hoofdstuk 33--Levensverzekering USG1 178 2 Mij werd getoond dat Sabbatvierende Adventisten zich niet in moeten laten met levensverzekering. Dat is een werelds bedrijf, dat God niet goedkeurt. Zij, die zich met dit bedrijf bezig houden, verenigen zich met de wereld, terwijl God Zijn volk juist daaruit roept om zich af te scheiden. Dienaangaande zei de engel: "Christus heeft u gekocht met het offer van Zijn leven, ,of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, Die gij van God hebt, en dat gij uwszelfs niet zijt? Zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn.' ,Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid ', . ', ‘ Dit is de enige levensverzekering, waaraan de hemel zijn goedkeuring hecht. USG1 179 1 Levensverzekering is een wereldse regeling, welke onze broeders, die daarin hun bezigheden hebben, er toe brengt om zich af te wenden van de eenvoud en de zuiverheid van hef Evangelie. Elk zo ', n teruggang verzwakt ons geloof en tast onze geestelijke gesteldheid aan. De engel zeide: "Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. ', ‘ Als volk behoren wij in een bijzondere zin de Here toe. Christus heeft ons gekocht. Engelen, die uitmunten in kracht, omringen ons. Niet één musje valt op de grond, zonder dat dit het oog van onze hemelse Vader ontgaat. Zelfs de haren van ons hoofd zijn geteld. God heeft voorzieningen getroffen voor Zijn volk. Hij draagt hun een bijzondere zorg toe en zij moeten Zijn voorzienigheid niet wantrouwen door zich in te laten met de politiek van de wereld. USG1 179 2 Het is Gods verlangen dat we in alle eenvoud en heiligheid onze bijzondere geaardheid als volk zouden bewaren. Zij, die zich met dit wereldse beleid inlaten, steken daar geld in, dat God toebehoort, dat Hij hun heeft toevertrouwd om in Zijn werk te gebruiken, Zijn werk te doen groeien. Maar weinigen zullen van een levensverzekering geldelijke uitkeringen ontvangen, en zonder Gods zegen zullen deze zelfs eer een nadeel dan een voordeel blijken te zijn. Zij, die God als Zijn rentmeesters heeft aangesteld, hebben geen recht in de gelederen van de vijand de gelden te plaatsen, die Hij hun heeft toevertrouwd fen bate van Zijn werk. USG1 179 3 Satan is voortdurend bezig Gods uitverkoren volk lokmiddelen voor te houden om hun gedachten af te leiden van het plechtige werk om zich voor te bereiden op de tonelen der nabije toekomst. Hij is in de volle betekenis van het woord een bedrieger, een handige charmeur. Hij bekleedt zijn lagen en listen met een licht, van de hemel geleend. Hij verleidde Eva om van de verboden vrucht te eten door haar te doen geloven, dat zij daar grotelijks voordeel van zou hebben. Satan zet zijn trawanten aan om tal van uitvindingen, patentrechten, en andere ondernemingen in te voeren, opdat Sabbatvierende Adventisten, die gauw rijk willen worden, in verzoeking komen, in de strik zullen raken, om zich zo tal van narigheden op de hals te halen. Hij is overal op zijn hoede, druk bezig de wereld in gevangenschap te leiden, en door middel van wereldse mensen doet hij aanhoudend prachtige voorstellen om de onachtzame, die belijdt de waarheid te geloven, met de wereld te verbinden. De lust voor het oog, de hang naar vermaak en plezier, is een verzoeking en strik voor Gods volk. Satan heeft tal van fijn geweven, gevaarlijke netten, die er onschuldig uit zien, en die hij handig gereed maakt om Gods volk van een blinde ingenomenheid te vervullen. Er zijn aanlokkelijke voorstellingen, inrichtingen van vermaak, lezingen over phrenologie, en tal van andere dingen, die voortdurend uit de grond opschieten om Gods volk er toe te brengen de wereld en alles wat der wereld is, lief te hebben. Door deze verbintenis met de wereld, gaat het geloof verzwakken, en gelden, die gespendeerd hadden moeten worden aan het werk der waarheid, komen terecht in de gelederen van de vijand. Langs deze verschillende kanalen is Satan handig bezig om de beurzen van Gods volk lichter te maken, en daarom rust Gods ongenoegen op hen. ------------------------Hoofdstuk 34--Gezondheid en Religie USG1 181 1 Er zijn mensen met een ziekelijke verbeelding, voor wie de religie een tyran is, die over hen heerst met een ijzeren roede. Aanhoudend treuren ze over hun verdorvenheid en zuchten over vermeend kwaad. In hun hart koesteren ze geen lietde en een wolk van somberheid ligt over hun gelaat. De vrolijke lach van de jeugd of van anderen is voor hen als een koud bad. Ze beschouwen alle ontspanning en amusement als zonde en denken dat hun geest altijd in zo ', n doffe somberheid moet verkeren. Dat is het ene uiterste. Anderen zijn de mening toegedaan dat de geest altijd bezig moet zijn om nieuwe amusementen en afleiding te ontdekken om maar gezond te blijven. Op de duur kunnen ze niet buiten de prikkel van het vermaak, en anders voelen ze zich onbehaaglijk. Dat zijn geen ware Christenen. Zij gaan naar een ander uiterste. USG1 181 2 De ware beginselen van het Christendom openen voor allen een bron van geluk, waarvan de hoogte en de diepte, de lengte en de breedte niet te meten zijn. Het is Christus in ons, een fontein van water, opspringende tot in het eeuwige leven. Het is een aanhoudend stromende bron, waaruit de Christen naar verkiezing kan drinken zonder dat zij opdroogt. USG1 181 3 Dat wat ongeveer allen een ziekte naar lichaam en geest bezorgt, ligt in onvoldane gevoelens en ontevreden kniezen. Zij hebben geen God, ze hebben geen hoop, die reikt tot achter het voorhangsel, hetgeen een anker der ziel is, zeker en vast. Allen die deze hoop be-zitten zullen zich reinigen zoals Hij rein is. Die worden niet gekweld door rusteloze verlangens, gemor en ontevredenheid; ze spieden niet voortdurend naar kwaad, noch zijn ze zwartgallig over vermeende moeilijkheden. Maar we zien zo velen, die een moeilijke tijd te wachten staat; angst staat op het gelaat te lezen; ze schijnen geen troost te vinden, maar zien altijd vreesachtig uit naar een of ander dreigend kwaad. USG1 182 1 Dezulken onteren God en brengen de godsdienst van Christus in discrediet. Zij koesteren geen ware liefde voor God, noch voor hun omgeving en kinderen. Hun affecties zijn van ziekelijke aard. Maar ijdel vermaak zal de geest van zulke mensen nooit herstellen. Zij hebben de hervormende invloed van God nodig om gelukkig te zijn. USG1 182 2 De samenhang, die bestaat tussen de geest en het lichaam is zeer groot. Wanneer de ene beroerd wordt, reageert de andere daarop. De toestand van de geest houdt nauw verband met de gezondheid van het lichaamsgestel. Wanneer de geest vrij en gelukkig is, zich bewust zijnde het goede te doen, en een gevoel van tevredenheid anderen gelukkig maakt, zal dat een blij-moedigheid verwekken, die zal reageren op het gehele gestel, en daaruit zal een betere bloedsomloop voortkomen, waardoor het gehele lichaam veerkrachtiger wordt. De zegen Gods is als een genezend medicijn, en zij, die anderen overvloedig wel doen, zullen die wonderlijke zegen in hun eigen hart en leven bespeuren. USG1 182 3 De godsdienst van de Bijbel is niet nadelig voor de gezondheid van het lichaam of van de geest. De invloed van de Geest Gods is de allerbeste medicijn, welke een zieke man of vrouw kan verkrijgen. De hemel is een en al gezondheid, en hoe dieper men zich de hemelse invloeden bewust is, des te zekerder zal het herstel zijn van de gelovige kranke. USG1 182 4 Satan is de aanstichter van ziekte, en de arts voert de strijd tegen zijn werk en macht. Ziekte van de geest overheerst overal. Negen tienden van de ziekten, waaraan de mensen lijden, ontstaan daaruit. Misschien vreet een of andere bestaande moeilijkheid in het gezin als een kan ker aan de ziel, en verzwakt de levenskrachten. Gewetensknagingen tengevolge van de zonde ondermijnen somtijds het gestel en brengen de geest uit zijn evenwicht. Zo zijn er ook misleidende leerstellingen, zoals van een eeuwig brandende hel en de eindeloze pijniging der goddelozen, welke, door hun buitenissige en verwrongen inzichten van Gods karakter, hetzelfde resultaat teweeg brengen op overgevoelige zielen. Ongelovigen hebben uit deze ongelukkige gevallen het meeste munt geslagen, waar ze waanzin aan de godsdienst toeschrijven; maar dit is grote laster, zo erg, dat ze er niet op gesteld zouden wezen om dat persoonlijk te ervaren. De godsdienst van Christus, verre van de oorzaak van waanzin te zijn, is een van haar meest daadwerkelijke geneesmiddelen; want hij is een machtige kalmeerder der zenuwen. 1885, Vol. 5, blz. 444 USG1 183 1 De zondelast, met zijn onrustige en onbevredigde verlangens, ligt bij de bron van de meeste ziekten, waaraan de zondaar lijdt. Christus is de machtige Heelmeester van de zonde-zieke ziel. Deze zwaar beproefden hebben een klaarder kennis nodig van Hem, Die men moet kennen om het eeuwige leven te hebben. Zij moeten geduldig en vriendelijk, maar toch ernstig onderricht worden, hoe de vensteren der ziel open gezet moeten worden om het zonlicht van Gods liefde binnen te laten opdat de duistere kamers van de geest verlicht zullen worden. 1881, Vol. 4, blz. 579 ------------------------Hoofdstuk 35--Christelijke Matigheid USG1 184 1 "Weet gijlieden niet, dat ulieder lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, Die gij van God hebt en dat gij uwszelfs niet zijt? Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn." 1 Korinthe 6:19, 20. USG1 184 2 We zijn niet onszelven. Wij zijn gekocht tegen een dure prijs, namelijk het lijden en de dood van de Zone Gods. Zouden we dit kunnen begrijpen en ons ten volle realiseren, dan zouden we een zware verantwoordelijkheid op ons voelen rusten om ons in de beste gezondheidstoestand te bewaren, opdat we God volmaakt konden dienen. Maar wanneer we een weg volgen, die onze vitaliteit doet afnemen, onze kracht verzwakt of hef intellect verduistert, dan zondigen we tegen God. Wanneer we zó doen verheerlijken we Hem niet in ons lichaam en onze geest, die Hem toebehoren, maar begaan voor Zijn ogen een groot kwaad. USG1 184 3 Heeft Jezus Zichzelf voor ons gegeven? Is er een dure prijs betaald om ons te verlossen? En is het werkelijk zo, dat wij niet onszelf zijn? Is het waar dat al de krachten van ons wezen, ons lichaam, onze geest, en alles wat we hebben, en alles wat we zijn, God toebehoren? Dat is een zekerheid. En wanneer we ons dit bewust worden, welk een verplichting legt dat ons dan op tegenover God om onszelf zo te bewaren, dat we Hem op aarde kunnen eren in ons lichaam en onze geest, welke Hem toebehoren. DE SLUITINGSUREN DER GENADETIJD USG1 184 4 We geloven zonder twijfel dat Christus spoedig komt. Dat is voor ons geen fabel; het is een werkelijkheid. We twijfelen niet, noch hebben we al die jaren getwijfeld, 1870, Vol. 2, blz. 554--376 dat de leerstellingen, die we heden aanhangen, de tegenwoordige waarheid zijn, en dat we het oordeel tegemoet gaan. We bereiden ons voor om Hem te ontmoeten, Die, vergezeld door een gevolg van heilige engelen, verschijnen zal op de wolken des hemels, om de gelovigen en de rechtvaardigen tenslotte de onsterfelijkheid te geven. Wanneer Hij komt, is dat niet om ons te reinigen van onze zonden, om onze karaktergebreken weg te nemen, of ons te genezen van de euvels in ons humeur en onze geaardheid. Wanneer dat voor ons gedaan wordt, zal dit werk vóór die tijd algeheel vervuld worden. USG1 185 1 Wanneer de Here komt, zullen zij die heilig zijn, nog geheiligd worden. Aan degenen, die hun lichaam en geest bewaard hebben in heiligheid, in heiligmaking en eer, zal dan de laatste hand der onsterfelijkheid gelegd worden. Maar zij, die onrechtvaardig, ongeheiligd en vuil zijn, zullen altijd zo blijven. Geen werk zal voor hen gedaan worden om hun gebreken weg te nemen en hun een heilig karakter te geven. Die ons reinigt zal daar niet zitten om Zijn reinigingsproces aan hen te voltrekken en hun zonden en verdorvenheid weg te nemen. Dat alles moet gebeuren in deze uren van de genadetijd. Het is nu dat dit werk voor ons gedaan moet worden. USG1 185 2 We omhelzen de waarheid van God met onze verschillende hoedanigheden, en wanneer we onder de invloed der waarheid komen, zal dat het werk voor ons doen, dat nodig is om ons moreel geschikt te maken voor het Koninkrijk der heerlijkheid en voor het gezelschap der heilige engelen. We zijn nu in Gods werkplaats. Velen van ons zijn als ruwe stenen uit de steengroeve. Maar wanneer we beslag leggen op de waarheid Gods, ondergaan we daarvan de invloed. Zij verheft ons en verlost ons van elke onvolmaaktheid en zonde, van welke aard ook. Zo worden we toebereid om de Koning te zien in Zijn schoonheid en ons ten slotte te verenigen met de reine, hemelse engelen in het koninkrijk der heerlijkheid. Het is hier, dat dit werk voor ons gedaan moet worden, dat we naar lichaam en geest bereid moeten zijn voor de onsterfelijkheid. USG1 186 1 We leven in een wereld, die lijnrecht staat tegenover rechtvaardigheid, en reinheid van karakter, en een groeien in de genade. Waar we ook zien, aanschouwen we verderf en onreinheid, mismaaktheid en zonde. En wat is nu het werk, dat we hier moeten doen vlak voor het ontvangen der onsterfelijkheid? Dat bestaat daarin dat we ons lichaam heilig, onze geest rein bewaren, opdat we onbevlekt mogen staan te midden van het ver-derf, dat zich in dit laatste der dagen om ons heen opstapelt. En wordt dit werk verricht dan moeten we daar van ganser harte met ons volle begrip in opgaan. Zelfzucht moet ons hier niet gaan bezielen. De Geest van God moet ons volmaakt beheersen en van invloed zijn op al onze daden. Wanneer we de hemel op ons laten inwerken, beslag leggen op de macht die van boven komt, zullen we de heiligende invloed van de Geest Gods op ons hart gewaar worden. ANDEREN LEED AANDOEN USG1 186 2 Wanneer we geprobeerd hebben de gezondheidshervorming aan onze broeders en zusters duidelijk te maken, en hen gesproken hebben over de belangrijkheid van eten en drinken en dat al hun doen ter ere Gods moet zijn, hebben velen door hun daden gezegd: "Het gaat niemand aan of ik dit of dat eet. Wat we ook doen, we hebben de consequenties daarvan voor onszelven te aanvaarden." USG1 186 3 Beste vrienden, daarin dwaalt gij volkomen. Gij zijt niet de enigen, die lijden door een verkeerde handelwijze. De omgeving, waarin gij staat, ondergaat de gevolgen van uw verkeerdheden in grote mate evenzeer als gij zelven. Wanneer gij lijdt onder een onmatigheid in eten of drinken, ondergaan wij, in uw omgeving of met u verbonden, eveneens de invloed van uw zwakheden. Wij zijn ook de dupe van een verkeerde handelwijze. Wanneer dat ten gevolge heeft, dat uw krachten naar lichaam en geest afnemen, voelen we dat wanneer we in uw gezelschap zijn, en ondergaan daarvan de invloed. Indien, in plaats van een veerkrachtige geest te hebben, gij last hebt van somberheid, werpt gij een schaduw op de geest van allen in uw omgeving. Wanneer wij bedroetd of terneergeslagen zijn, en moeilijkheden hebben, zoudt gij, met een goede gezondheid, de helderheid van geest hebben om ons daaruit te halen en een woord van bemoediging tot ons te richten. Maar wanneer uw hersenen zo verdoofd zijn door uw verkeerde levenswijze, dat ge ons geen goede raad kunt geven, ondergaan wij daarvan dan niet de schade? Gaat er van u geen nadelige invloed op ons uit? We mogen dan een grote mate van vertrouwen hebben in ons eigen oordeel, nochtans hebben we wel eens behoefte aan goede raad; want "er is redding als er vele raadslieden zijn." Spreuken 11 : 14, N.V. USG1 187 1 Het is ons verlangen dat we raadzaam contact houden met degenen, die we liefhebben, en we willen hun raad inwinnen en zien graag dat ze daartoe een helder verstand hebben. Maar wat hebben we aan uw oordeel, wanneer de zenuwen van de hersenen bij u overbelast zijn en de vitaliteit van de hersenen opgeofferd is aan het gebruik van ongezond voedsel, of van een enorme hoeveelheid gezond voedsel? Wat hebben we aan het oordeel van zulke mensen? Ze moeten heenzien door een massa onverteerd voedsel. Daarom oefent uw levenswijze een nadelige invloed op ons uit. Het is niet mogelijk voor u een verkeerde weg te volgen zonder anderen daardoor leed aan te doen. DE HEMELSE WEDLOOP LOPEN USG1 187 2 "Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó, dat gij die behaalt! En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik loop dan ook niet maar in de blinde, en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden." 1 Corinthe 9 : 24--27, N.V. Zij, die meededen aan de wedloop om de erekrans te winnen, hetgeen als een bijzondere eer werd beschouwd, waren matig in alle dingen, zodat hun spieren, hun hersenen, en elk onderdeel van hen, in de beste conditie waren voor de wedstrijd. Zouden ze niet matig zijn in alle dingen, dan zouden ze niet die elasticiteit hebben, die ze zouden bezitten indien ze dat wel waren. Maar matig zijnde, konden ze in de wedloop meer succes verwachten; dan hadden ze meer zekerheid de kroon te ontvangen. USG1 188 1 Maar niettegenstaande al hun matigheid -- al hun pogingen om zich te onderwerpen aan een nauwgezet dieet om in de beste conditie te zijn -- liepen degenen, die aan de aardse wedloop mee deden, toch maar op goed geluk. Ze mochten dan nog zo hun best doen, en nochtans niet de ereprijs bemachtigen; want een ander kon enkele seconden eerder aan de finish zijn en de prijs winnen. Slechts één ‘ontving de prijs. Maar in de hemelse renbaan kunnen we allen lopen en allen de prijs winnen. In dat geval is er geen onzekerheid, geen risico. Wij moeten de hemelse deugden in ons opnemen, en, met de blik opwaarts gericht op de kroon der onsterfelijkheid, het grote Voorbeeld altijd voor ogen houden. Hij was een Man van Smarten en verzocht in krankheid. Het nederige leven van onze goddelijke Here, vol zelfverloochening, moeten we steeds in gedachten aanschouwen. En dan, proberende Hem na te volgen, en ons oog gericht houdende op de kroon, kunnen we de loop met zekerheid lopen, wetende, dat, wanneer we ons uiterste best doen, we zeker de prijs zullen winnen. USG1 188 2 Mannen moeten zich onderwerpen aan zelfverloochening en tucht om aan de wedstrijd deel te nemen en een vergankelijke erekrans te winnen, die in één dag verdord is, en dat enkel een eerbetoon was van sterfelijke wezens hier. Maar wij moeten in de renbaan lopen, waar aan het eind een kroon der onsterfelijkheid en des eeuwigen levens ons wacht. Ja, een gans zeer. uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid als prijs staat ons te wachten, wanneer de wedloop beëindigd is. "Wij", zo zegt de apostel, "een onverderfelijke". En wanneer nu degenen, die hier op aarde aan de wedloop meedoen voor een vergankelijke kroon, matig zijn in alle dingen, kunnen wij dat dan ook niet, die een onverderfelijke kroon, een eeuwig gewicht der heerlijkheid, en een leven, gericht naar de maatstaven van het leven Gods, in het vooruitzicht hebben? Wanneer ons deze grote beloning te wachten staat, kunnen wij dan niet "met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is; ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs"? Hebreeën 12:1, 2. Hij heeft voor ons de weg uitgestippeld en die voor ons gekenmerkt door Zijn eigen voetsporen. Het is de weg, die Hij gegaan is, en wij kunnen met Hem de zelfverloochening en het lijden deelachtig worden, en die weg bewandelen, waarop Zijn eigen bloed staat ingeprent. USG1 189 1 "Ik loop dan ook niet maar in de blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang." Hier is een werk te doen voor iedere man, vrouw en ieder kind. Satan probeert aanhoudend uw lichaam en geest onder zijn macht te krijgen. Maar Christus heeft u gekocht en ge zijt Zijn eigendom. En nu staat hef aan u, verenigd met Christus, verenigd met de heilige engelen, die u ten dienste staan, te werken. Het staat aan u uw lichaam te beheersen en het in bedwang te houden. Wanneer gij dat niet doet, zult ge zeer zeker het eeuwige leven en de kroon der onsterfelijkheid verliezen. En toch zeggen sommigen: "Wat gaat het een ander aan, wat ik eet of drink?" Ik heb u laten zien wat voor invloed uw handelwijze op anderen heeft. Gij hebt gezien dat dit nauw verband houdt met de invloed, die gij in uw gezinnen uitoefent. Het houdt ook nauw verband met de karaktervorming van uw kinderen. OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID USG1 190 1 Zoals ik reeds eerder gezegd heb, leven we in een verdorven tijd. Hef is een tijd, waarin Satan volkomen macht schijnt te bezitten over de geest, die Gode niet ten volle is toegewijd. Daarom rust, er een zware verantwoordelijkheid op ouders en voogden, belast met de opvoeding van kinderen. Ouders hebben de verantwoordelijkheid op zich genomen door die kinderen het leven te geven; en wat is nu hun plicht? Bestaat die daarin, dat ze hun kinderen maar naar eigen willekeur laten opgroeien? Laat mij het u zeggen: een zware verantwoordelijkheid rust op de ouders. "Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods." 1 Corinthe 10 : 31. Doet gij dit wanneer gij het voedsel bereidt voor uw gezin en hen aan tafel roept? Geeft gij dan uw kinderen het voedsel, waarvan gij zeker zijt, dat dit het beste bloed doet ontstaan? Is het dat voedsel, dat hun gestel zal bewaren in de minst koortsige toestand? Is het dat, dat hen in de beste verhouding tot leven en gezondheid zal plaatsen? Is dit het voedsel, waaraan gij uw studie hebt besteed, alvorens het uw kinderen voor te. zetten? Of geeft gij hun, zonder rekening fe houden met hun toekomstig welzijn, ongezond, prikkelend, nadelig voedsel? USG1 190 2 Laat mij u vertellen, dat kinderen voor het kwaad geboren worden. Satan schijnt de macht over hen te hebben. Hij neemt bezit van hun jong verstand en ze worden verdorven. Waarom doen vaders en moeders toch alsof ze met lusteloosheid bezield zijn? Zij koesteren geen wantrouwen dat Satan het zaad van de boze in hun gezinnen zaait. Ze zijn zo verblind en onverschillig en roekeloos in dat opzicht, als ze maar kunnen zijn. Waarom worden ze niet wakker om deze onderwerpen te bestuderen en te lezen? Dienaangaande zegt de apostel: "Voegt bij uw geloof deugd en bij de deugd kennis, en bij de kennis matigheid, en bij de matigheid lijdzaamheid"; enz. 2 Petrus 1 : 5, 6. Hier valt een werk te doen voor een ieder, die belijdt Christus te volgen; men moet leven naar dit opklimmende schema . . . OVERMATIG ETEN USG1 191 1 Velen die de gezondheidshervorming hebben aangenomen, hebben afstand gedaan van alles wat nadelig is; maar volgt daar nu uit, dat, omdat ze zich die dingen ontzeggen, ze net zoveel kunnen eten als ze willen? Ze zitten aan tafel, en inplaats van na te gaan hoeveel ze moeten eten, geven ze zich over aan hun eetlust en bedienen zich overmatig. En de maag heeft de gehele dag de vermoeiende taak om dat alles te verwerken. Al het voedsel, dat in de maag gekomen is, en dat niet tot zegen is van het gestel, is van nature een last voor haar taak. Het hindert het levende mechanisme. Hef gehele gestel wordt bezwaard en kan zijn werk niet doen zoals het behoort. De vitale organen worden overbelast en de zenuwkracht van de hersenen wordt naar de maag geroepen om de spijsverteringsorganen te helpen hun taak te verrichten om een hoeveelheid voedsel te verwerken, welke in feite nadelig is voor het gestel. USG1 191 2 Zo wordt de kracht van de hersenen verminderd omdat de maag geholpen moet worden in haar overbelasting. En wanneer ze dan eindelijk haar werk heeft gedaan, wat ervaart men dan als gevolg van die onnodige verkwisting van vitale kracht? Een slap gevoel, een leeg gevoel alsof men nog meer moet eten. Misschien ontstaat dit gevoel vlak voor de maaltijd. Wat is de oorzaak daarvan? De natuur heeft zich afgemat door haar werk en is nu zo uitgeput, dat een slap gevoel ontstaat. En gij denkt dat de maag om "meer voedsel" vraagt, terwijl ze in feite duidelijk zegt: "Geef me eens wat rust." USG1 191 3 De maag heeft rust nodig om haar uitgeputte krachten op streek te helpen voor een volgend werk. Maar in plaats van haar wat rust te geven, denkt ge dat ze meer voedsel nodig heeft en zo wordt op de natuur weer een last gelegd, en de nodige rust wordt haar onthouden. Het is precies eender als een man die de hele morgen vanaf de vroegte op het veld gewerkt heeft, tot hij vermoeid is. Hij komt om twaalf uur thuis, vermoeid en uitgeput, maar gij vertelt hem dat hij maar weer aan zijn arbeid moet gaan en daarvan wel zal opknappen. Op deze wijze behandelt gij ook de maag. Zij is door en door uitgeput. Maar inplaats haar wat te laten rusten, geeft gij haar meer voedsel, waardoor dan de vitaliteit van andere delen van het gestel naar de maag wordt geroepen om te helpen aan de spijsvertering ... DE EERSTE TAAK VAN DE MOEDER USG1 192 1 Ik heb moeders van grote gezinnen gezien, die de taak niet konden zien, die juist op haar weg lag in haar eigen gezinnen. Ze wensten zendingswerk te verrichten en iets groots tot stand te brengen. Ze hadden het innerlijke verlangen naar een of andere hoge positie, maar verzuimden thuis het werk te doen, dat de Here haar op de schouders had gelegd. Hoe belangrijk is toch een gezond verstand! Van hoe groot belang is het toch, dat het lichaam zoveel mogelijk gevrijwaard blijft van ziekte, opdat we het werk kunnen doen, dat de Hemel ons toegedacht heeft, en dat dusdanig doen, dat de Meester kan zeggen: "Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal Ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heren." Mattheüs 25 : 21. Mijn zusters, veracht de kleine dingen niet, welke de Here u heeft opgedragen. Laat de werkzaamheden van elke dag zó zijn, dat op de dag van de afrekening gij niet met een beschaamd gelaat zult staan om hef bericht van de verslaggevende engel aan te horen. EEN ARMELIJK DIEET USG1 192 2 Maar hoe staat hef nu met een armelijk dieet? Ik heb gesproken over de belangrijkheid van de kwantiteit en de kwaliteit van het voedsel, dat dit in volslagen harmonie moet zijn met de gezondheidswetten. Maar we willen geen armelijk dieet aanbevelen. Mij is getoond dat velen een verkeerd inzicht hebben in de gezondheidshervorming en een te armelijk dieet volgen. Ze leven op een goedkope, armzalige kwaliteit van het voedsel, dat zonder zorg en zonder rekening te houden met de voeding van het lichaam, wordt klaargemaakt. Het is van belang dat de spijzen met zorg worden toebereid, zodat de smaak, wanneer die niet verdorven is, ervan geniet. Omdat wij ons uit beginsel het gebruik van vlees, boter, vleespasteien, kruiden, reuzel, en alles wat de maag prikkelt en de gezondheid schaadt, ontzeggen, moet men nooit gaan denken dat het er niet op aan komt wat we eten. USG1 193 1 Sommigen vervallen in uitersten. Ze moeten juist een bepaalde hoeveelheid van een bepaalde kwaliteit eten, en beperken zich tot twee of drie dingen. Bij het eten zetten ze voor zichzelven of voor hun gezinnen een schaarse hoeveelheid van dit of dat op tafel. Door maar weinig te eten, en dan nog niet eens van de beste kwaliteit, nemen ze niet in de maag op, wat het lichaam de juiste voeding geeft. Een armzalig dieet werkt verarmend op het bloed ... USG1 193 2 Sommigen kan de noodzakelijkheid, dat men eten en drinken moet ter ere Gods, maar niet bijgebracht worden. Het toegeven aan de eetlust beïnvloedt hen in alle levensverhoudingen. Die wordt gezien in hun gezin, in hun gemeente, op de gebedssamenkomst, en in de gedragingen van hun kinderen. Het is de vloek van hun leven geweest. Gij kunt hun de waarheden van dit laatste der dagen niet aan het verstand brengen. God heeft overvloedig voorzien voor de instandhouding en het geluk van al Zijn schepselen; en wanneer Zijn wetten nooit overtreden werden, en allen handelden in harmonie met de goddelijke wil, zou men gezondheid, vrede, en geluk, in plaats van narigheden en voortdurend kwaad ervaren ... VLEESSPIJZEN, MELK EN SUIKER USG1 193 3 Vleesspijzen zijn voor het bloed nadelig. Bereidt het vlees met kruiden, en eet het verwerkt in zwaar te verteren pasteien, zo zal uw bloed van slechte kwaliteit zijn. Het gestel wordt te overbelast wanneer men zulk voedsel nuttigt. De vleespasteien en de piccalilly (augurkjes in ‘t zuur, enz.), die feitelijk nooit in de maag moesten komen, veroorzaken een minderwaardige kwaliteit bloed. En uw minderwaardige kwaliteit voedsel, klaargemaakt op de verkeerde manier en onvoldoende wat hoeveelheid betreft, kan geen goed bloed maken. Vleesspijzen en zwaar te verteren spijzen, en een armelijk dieet, zullen dezelfde resultaten hebben. USG1 194 1 En nu wat melk en suiker betreft; ik ken mensen, die niets moeten hebben van gezondheidshervorming, en die zeggen dat ze er niets mee te maken willen hebben, omdat die zich kant tegen een vrijelijk gebruik van deze dingen. Veranderingen moeten met de meeste zorg plaats vinden en we moeten verstandig en met beleid te werk gaan. We willen die handelwijze volgen, die zichzelve aanbeveelt aan de intelligente mannen en vrouwen van het land. Grote hoeveelheden melk en suiker, tezamen genuttigd, zijn nadelig. Ze veroorzaken onzuiverheden in het gestel. Dieren, van wie de melk verkregen wordt, zijn niet altijd gezond. Ze kunnen ziek zijn. Een koe kan ogenschijnlijk ‘s ochtends gezond zijn, en eer het avond is, is het dier gestorven. Dan was ze ook reeds ‘s morgens ziek, en de melk bevatte ziektekiemen; maar gij wist dat niet. De dierlijke schepping is verziekt. Vleesspijzen bevatten ziektekiemen. Konden we weten dat dieren volkomen gezond waren, dan zou ik de mensen eerder het gebruik van vleesspijzen aanbevelen dan van grote hoe-veelheden suiker en melk. Die zouden niet zo nadelig zijn als melk en suiker. Suiker bezwaart het gestel. Het hindert de werking van de levende machine... USG1 194 2 Ik zit vaak bij de broeders en zusters aan tafel en bemerk dan dat ze zich van melk en suiker rijkelijk bedienen. Dat brengt in het lichaam een verstopping teweeg, irriteert de spijsverteringsorganen en werkt op de hersenen. Alles wat de actieve beweging van de levende machine hindert, is van directe invloed op de hersenen. Uit het mij gegeven licht weet ik, dat suiker, overvloedig gebruikt, nadeliger is dan vlees. Deze veranderingen moeten met alle omzichtigheid geschieden, en het onderwerp moet besproken worden op een wijze, die geen tegenzin of vooroordeel verwekt bij degenen, die wij willen helpen en onderrichten. MOEDERS EN DOCHTERS USG1 195 1 Onze zusters weten vaak niet hoe ze moeten koken. Tot dezulken zou ik willen zeggen: Ik zou naar de beste kok gaan, die er in de omtrek is, om daar zonodig enkele weken te blijven, tot ik in die kunst een meesteres geworden was, een intelligente, bekwame kookster. Al was ik ook veertig jaar, dan zou ik dat nog doen. Het is uw plicht te weten hoe ge moet koken, en het is ook uw plicht om uw dochters dat te leren. Wanneer gij haar de kookkunst leert, bouwt gij om hen heen een om-heining, die hen beschermt tegen de dwaasheid en verdorvenheid, waarin zij door de verzoeking zouden kunnen vervallen. Ik waardeer mijn naaister; ik waardeer mijn copyiste; maar mijn kookster, die de spijzen tot onderhoud van het leven en tot voeding van de hersenen, beenderen en spieren weet te bereiden, neemt de allerbelangrijkste plaats in van de helpsters in mijn gezin ... RELIGIE IN GOED KOKEN USG1 195 2 We kunnen een variëteit van goed, gezond voedsel hebben, gekookt tot welzijn van de gezondheid, zodat het allen zal smaken. En wanneer gij, mijn zusters, niet weet hoe ge koken moet, dan raad ik u aan dat te leren. Het is van vitaal belang dat ge weet hoe ge moet koken. Er zijn meer zielen verloren tengevolge van verkeerd koken, dan ge enig idee daarvan hebt. Daaruit ontstaat lusteloosheid, ziekte en een slecht humeur; het gestel wordt in de war gebracht en men onderscheidt niet de hemelse dingen. Er zit meer religie in een snede goed brood dan velen uwer denken. We willen u leren wat men onder goede religie verstaat om dat in uw gezinnen uit te dragen. Wanneer ik zo wel eens van huis ben, heb ik ervaren dat het brood op tafel, en de spijzen in het algemeen, me niet goed bekwamen; maar ik moest toch wat eten tot instandhouding van het leven. Het is een zonde voor hef aangezicht des Hemels, zulke spijzen op fe dienen. Ik heb mij vaak niet wel gevoeld omdat ik het juiste voedsel niet kreeg. Is de maag van streek door slechte spijsvertering, dan kunt ge op tafel verschillende soorten vruchten zetten, maar niet te veel voor één maaltijd. Langs deze weg kunt ge wat variëteit aanbrengen en hef zal u goed smaken, en na uw maal zult ge u best gevoelen . . . USG1 196 1 Sommigen van u hebben het gevoel, dat iemand hun nu maar eens moet vertellen, hoeveel ze mogen eten. Maar dit is niet precies de weg. We moeten handelen uit een oogpunt van moraal en religie. We moeten matig zijn in alle dingen, omdat een onverderfelijke kroon, een hemelse schat ons te wachten staat. En nu wil ik u gaarne zeggen, mijn broeders en zusters, dat ook ik de zedelijke moed moge bezitten om mijn eigen standpunt in te nemen en mijzelf onder bedwang te houden. Ik zou dat niet iemand anders willen opdringen. Gij eet te veel, en dan hebt ge daar spijt van en zo blijven uw gedachten maar geconcentreerd op wat gij eet en drinkt. Eet toch alleen dat wat goed voor u is, en volgt de rechte weg, zodat gij u prettig gevoelt voor het aangezicht des Hemels, en uw geweten niet bezwaard is. We geloven niet dat we noch van kinderen noch van volwassenen de verzoekingen verre kunnen houden. Ons allen staat een strijd te wachten en we moeten zó staan dat we de verzoekingen van Satan kunnen weerstaan, en we moeten weten dat we de kracht in onszelven bezitten om dit te doen. EEN PROTEST TEGEN NIEUWELINGEN USG1 196 2 En terwijl we u willen vermanen om niet te veel te eten, zelfs niet van de beste kwaliteit voedsel, willen we ook hen vermanen, die zich als extremisten ontpoppen, en die een valse banier verheffen, waaromheen ze een ieder willen brengen. Er zijn sommigen, die als gezondheidshervormers beginnen, die niet capabel zijn voor iets anders, en die zelfs nog niet voor hun eigen gezin kun nen zorgen, of hun juiste plaats in de gemeente kunnen innemen. En wat doen ze? Wel, ze doen zich voor als gezondheids-artsen, alsof zij daarvan succes zouden hebben. Ze nemen de verantwoordelijkheden van hun practijk op zich, en nemen het leven van mannen en vrouwen in hun hand, terwijl ze ter zake geheel onkundig zijn. USG1 197 1 Ik zal mijn stem verheffen tegen nieuwelingen, die van de ziektebehandeling volgens de beginselen der gezondheidshervorming een beroep gaan maken. God verhoede dat we het slachtoffer zouden worden van hun experimenten! Ons aantal is fe gering. Dat is voor ons een te oneervolle strijd om daarin te vallen. God verlosse ons van zo ', n gevaar! Zulke leraars en dokters kunnen we missen. Laten diegenen trachten een ziekte te behandelen, die iets van het menselijk organisme afweten. De hemelse Heelmeester was vol medelijden. Zij die met de zieken omgaan hebben behoefte aan de geest. Sommigen die zich voor arts willen uitgeven zijn blinde ijveraars zelfzuchtig en koppig. Die mensen kun je niets leren. Het is best mogelijk dat ze nog nooit iets goeds tot stand hebben gebracht. In hun leven zijn ze nooit met iets geslaagd. Ze weten niets waf de moeite waard is om te weten, en toch gaan ze zich maar met de practijk van de gezondheidshervorming bemoeien. We mogen niet toelaten dat zulke personen hier of daar slachtoffers maken. Neen, dat kunnen we niet toelaten! USG1 197 2 We moeten te allen tijde op de rechte weg staan. We willen onze mensen brengen tot het juiste standpunt aangaande gezondheidshervorming. "Laat ons," zo zegt de apostel, "onszelven reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods." 2 Corinthe 7:1. Bij ons moet alles in orde zijn om fe staan in het laatste der dagen. Ons verstand moet helder zijn en we moeten een gezonde geest in een gezond lichaam bezitten. We moeten in alle ernst gaan werken voor onze kinderen en voor elk lid van ons gezin. Zullen we ons opmaken om te gaan werken van uit het juiste standpunt? Jezus' komst is nabij, en als we zó doen dat we onze ogen sluiten voor de ziel-verheftende waarheden van dit laatste der dagen, hoe kunnen we dan door de waarheid geheiligd worden? Moge de Here ons helpen, dat we hier met ons werk beginnen als nooit te voren. ------------------------Hoofdstuk 36--Vleesspijzen en Stimulansen USG1 198 1 Beste Broeder en Zuster H.: Gij beiden kwaamt mij in de gedachte als zijnde onder zovelen, bij wie ik geconstateerd had dat aan hen iets gedaan moet worden, alvorens zij door de waarheid kunnen geheiligd worden. Gij hebt de waarheid aangenomen, omdat gij die als de waarheid hebt gezien, maar deze heeft geen beslag op u gelegd. Haar heiligende invloed op het leven zijt gij u niet bewust geworden. Uw pad is beschenen geworden door hef licht ten aanzien van de gezondheidshervorming en .de plicht, rustende op Gods volk in dit laatste der dagen om in alle dingen matigheid te betrachten. Gij, zo zag ik, bevondt u onder degenen, die zich terug trekken van het licht, dat een verbetering bij u wil aanbrengen in eten, drinken en arbeiden. Wanneer het licht der waarheid aanvaard en gevolgd wordt, zal dat een hervorming teweeg brengen in leven en karakter van al degenen, die door haar geheiligd zijn ... USG1 198 2 Zuster H. is een vrouw, wier bloed bedorven is. Haar lichaam is vol scrofuleus vocht door het gebruik van vleesspijzen. Hef nuttigen van varkensvlees in uw gezin is zeer slecht geweest voor het bloed. Zuster H. moet zich strikt houden aan een dieet van granen, vruchten en groenten, gekookt zonder vlees of enig vet. Dat strikte gebruik van het gezondheidsdieet zal wel enige 1868, Vol. 2, blz. 60--66 tijd duren, voordat gij de goede resultaten daarvan in uw leven zult bemerken. Het is onmogelijk voor hen, die geregeld vlees eten, dat hersenen en intellect helder werken. USG1 199 1 We raden u aan een verandering te brengen in uw levensgewoonten; maar wanneer gij dat doet, waarschuwen wij u om daarin verstandig te werk te gaan. Mij zijn gezinnen bekend, die van een vlees-dieet zijn overgegaan op een zeer armelijk dieet. Hun spijzen worden zó karig toebereid, dat de maag er een afkeer van heeft, en die mensen hebben me dan verteld dat de gezondheidshervorming voor hen niet goed was, want dat hun krachten er op achteruit gingen. Hier is een oorzaak waarom sommigen niet geslaagd zijn in hun pogingen om hun voedsel te vereenvoudigen. Ze gingen een zeer karig dieet volgen. De spijzen worden zonder enige nauwgezetheid klaargemaakt en er wordt helemaal geen verscheidenheid in aangebracht. Er moet geen variatie op één maaltijd zijn, maar men moet niet op alle maaltijden steeds dezelfde spijzen opdienen zonder enige afwisseling. De spijzen moeten eenvoudig worden klaargemaakt, maar toch met een nauwgezetheid, welke de eetlust opwekt. Vet moet nooit in uw voedsel gedaan worden. Gebruikt vooral veel vruchten en groenten. VATBAARHEID VOOR ZIEKTEN NEEMT TOE USG1 199 2 Nadat ze hun lichaamskrachten achteruit gezet hebben door een verminderde hoeveelheid en minderwaardige kwaliteit voedsel, concluderen sommigen dat hun vorige levenswijze toch maar de beste was. Het lichaamsgestel moet gevoed worden. Nochtans aarzelen we niet te zeggen dat voor gezondheid en kracht vleesspijzen onnodig zijn. Worden ze gebruikt dan is dat omdat een bedorven eetlust daarom vraagt. Het gebruik prikkelt de dierlijke neigingen tot een verhoogde activiteit en sterkt de dierlijke lusten. Wanneer de dierlijke neigingen toenemen, nemen het intellect en de zedelijke krachten af. Het gebruik van vlees van dieren veroorzaakt een zekere plompheid van het lichaam en verlamt de fijne gevoeligheden van de geest. USG1 200 1 Willen de mensen, die zich toebereiden om heilig, rein, en veredeld te worden, opdat ze het gezelschap van hemelse engelen zullen kunnen smaken, doorgaan met het doden van Gods creaturen om door hun vlees in het leven te blijven en het te genieten als iets bijzonders? Naar hetgeen God mij heeft laten zien, zal er in deze gang van zaken verandering komen, en Gods uitverkoren volk zal in alle dingen matigheid gaan beoefenen. Zij, in wier voedsel vlees een vooraanstaande plaats inneemt, kunnen zich moeilijk onttrekken aan hef gebruik van vlees van dieren, die min of meer met ziekte besmet zijn. Het transport der dieren naar de markten doet in hen ziekte ontstaan; en hoe goed ze ook zijn wanneer ze op transport gaan, zo worden ze verhit en ziek eer ze op de markt zijn aangekomen. De sappen en het vlees van deze zieke dieren worden rechtstreeks in het bloed opgenomen, en passeren de bloedsomloop in het menselijk lichaam, waardoor in het vocht en in het vlees dezelfde ziekelijke geaardheden ontstaan. Zo worden die vochten in het gestel opgenomen. En wanneer zo iemand nu al onzuiver bloed heeft, dan wordt dat nog zeer verergerd door het eten van het vlees dezer dieren. De vatbaarheid voor ziekte wordt door het gebruik van vlees tienmaal groter. De intellectuele, de zedelijke en de lichaamskrachten gaan achteruit door het geregelde nuttigen van vleesspijzen. Vlees eten verstoort hef organisme, verduistert het verstand, en stompt de zedelijke gevoelens af. We zeggen u, beste broeder en zuster, dat de veiligste weg is, geen vlees te gebruiken. THEE EN KOFFIE USG1 200 2 Het gebruik van thee en koffie is eveneens nadelig voor het gestel. Tot een zekere mate veroorzaakt thee bedwelming. Het komt in de bloedsomloop en verzwakt op de duur de energie van lichaam en geest. Ze stimuleert, prikkelt en versnelt de beweging van het leven-de mechanisme, forceert een onnatuurlijke actie, en ver wekt bij de theedrinker de indruk, dat het hem bovenmate goed doet en hem energie verleent. Dit is een vergissing. Thee doet afbreuk aan de zenuwkrachten en verzwakt ze in grote mate. Wanneer haar invloed voorbij is, en de door het gebruik versnelde actie is afge-lopen, wat is dan het resultaat? Slapheid en matheid volgen op de kunstmatige activiteit, door het theedrinken ontstaan. Wanneer het organisme reeds overbelast is en rust nodig heeft, prikkelt het gebruik van thee de natuur, door aan te zetten tot ongewone, onnatuurlijke actie, waardoor haar normaal uithoudingsvermogen verzwakt, en haar krachten afgenomen zijn lang vóór de tijd, welke de Hemel gesteld had. Thee is als een gif voor het gestel. Christenen zullen zich daaraan niet overgeven. De invloed van koffie is in zekere mate dezelfde als van thee, maar de uitwerking op het gestel is nog erger. Haar invloed werkt prikkelend, en zoveel als ze opzweept boven het gemiddelde, zal ze na haar uitwerking de energie onder het gemiddelde brengen. De theeen koffiedrinkers dragen de sporen daarvan op het gelaat. De huid krijgt een geelachtige teint, waarop geen levenslust meer ligt. De blos der gezondheid is op het gelaat niet te zien. USG1 201 1 Thee en koffie voeden het organisme niet. De hulp die men ervan krijgt, is plotseling, vóór de maag de gelegenheid krijgt ze te verwerken. Dit toont aan, dat, wat de gebruikers van deze stimulansen kracht noemen, enkel verkregen wordt door een prikkeling van de maagzenuwen, welke deze overbrengen naar de hersenen, waaruit weer een verhoogde werking van het hart en een kortstondige energie van het gehele organisme ontstaan. Dat alles is een verkeerde krachtsontwikkeling, waarvoor wij ons terdege moeten hoeden. Ze veroorzaken geen greintje natuurlijke kracht. USG1 201 2 De tweede uitwerking van theedrinken bestaat in hoofdpijn, slapheid, hartkloppingen, indigestie, beven van de zenuwen, met nog tal van andere euvels . . USG1 201 3 Gij hebt een heldere, energieke geest nodig om het verheven karakter der waarheid op prijs te kunnen stel len, de verzoening naar waarde te schatten, en over de eeuwige dingen te mediteren zoals het behoort. Wanneer gij de verkeerde weg volgt en volhardt in slechte eetgewoonten en daardoor de verstandelijke krachten verzwakt, zult gij de zaligheid en het eeuwige leven, waardoor gij toch geïnspireerd moet worden om uw leven aan het leven van Christus gelijkvormig te maken, niet ten volle waarderen; gij zult niet die ernstige, zelfverzakende pogingen doen om overeenkomstig Gods wil te leven, hetgeen Zijn Woord toch eist, en nodig is om u zedelijk bereid te maken uiteindelijk de onsterfelijkheid deelachtig te worden. ------------------------Hoofdstuk 37--Een Geschonden Geweten USG1 202 1 Beste Broeder N.: Ik voel mij gedrongen door een gevoel van plicht om u enkele regels te schrijven. Mij zijn enige dingen getoond betreffende uw geval die ik niet achter durf houden. Mij werd getoond dat Satan munt sloeg uit uw geval omdat uw vrouw de waarheid niet heeft aangenomen. Gij werd in het gezelschap gebracht van een slechte vrouw, iemand wier schreden rechtstreeks naar de ondergang voeren. Ze toonde heel veel sympathie met u uit hoofde van de tegenstand, die gij ontving van uw vrouw. Evenals de slang in het Paradijs, deed ze zich betoverend voor. Ze wekte bij u de indruk, dat gij kwalijk behandeld werd; dat uw vrouw uw gevoelens niet waardeerde en uw affectie's voor haar niet beantwoordde, dat uw huwelijk een vergissing was; totdat gij op ‘t laatst ging gevoelen dat uw trouwgelofte om haar levenslang als uw vrouw te erkennen, een bittere smaak 1868, Vol. 2, blz. 89--93 kreeg. En uit sympathie knoopte gij relaties aan met deze vrouw die zich voordeed als een engel. Gij hebt in haar oor gefluisterd wat gij alleen had kunnen toevertrouwen aan uw eigen vrouw, voor wie gij toch de gelofte hebt afgelegd dat gij haar voor het leven zoudt liefhebben, eren en verzorgen. Gij hebt nagelaten altijd te waken en te bidden, opdat gij niet in verzoeking zou geleid worden. Uw ziel werd bevlekt door een misdaad. Op uw levensverslag in de hemel hebt ge een afschuwelijke smet geworpen. Nochtans zal een diepe verootmoediging en berouw voor God door Hem worden aangenomen. Het bloed van Christus is in staat deze zonden uit te wissen. USG1 203 1 Gij zijt diep gezonken. Satan lokte u in zijn net, en liet u daarna aan uw lot over om uzelve daarvan zo goed mogelijk los te maken. Door aan die verzoeking toe te geven hebt gij u kwelling en moeilijkheden op de hals gehaald. Ge wordt verontrust door een schuldig geweten. Gij wantrouwt uzelve en denkt dat iedereen u wantrouwt. Gij zijt naijverig op uzelve en denkt dat een ieder in zijn hart naijver tegen u koestert. Gij hebt geen vertrouwen in uzelve en beeldt u in dat uw broeders geen vertrouwen in u hebben. Satan brengt u vaak het verleden voor de geest en zegt u dat ge heus niet behoeft te proberen om de waarheid uit te leven, want dat de weg voor u te nauw is. Gij zijt overwonnen, en nu slaat Satan munt uit uw zondige handelwijze om u te doen geloven dat voor u geen verlossing meer mogelijk is. USG1 203 2 Ge zijt op Satans slagveld in een ernstige strijd gewikkeld. De muur, die opgetrokken is om elke gezinskring, en die deze heilig maakt, hebt gij afgebroken. En nu kwelt Satan u voortdurend. Gij hebt geen rust. Ge hebt geen vrede, en ge probeert uw broeders voor uw inwendige strijd, voor uw twijfel en naijver, verantwoordelijk te stellen; gij hebt het gevoel dat de fout bij hen schuilt, en dat ze geen aandacht aan u schenken. De moeilijkheid berust bij u. Gij wenst uw eigen weg te gaan, en scheurt uw hart niet voor God, noch werpt ge u in al uw zonde en mismaaktheid berouwvol aan Zijn voeten. Wanneer gij in uw pogingen om uzelve te redden, volhardt, zal dat uw eeuwige ondergang worden. USG1 204 1 Doe al die naijver en dat vitten van u weg. Wend uw aandacht eens op uw eigen gevoel, en red uw eigen ziel door ootmoedig berouw, enkel en alleen pleitende op het bloed van Christus. Werk een werk voor de eeuwigheid. Wanneer ge de waarheid los laat, zijt gij en uw gezin tof de ondergang gedoemd. Wanneer de muren ter bescherming van de heiligheid en de voorrechten van de gezinskring eenmaal zijn afgebroken, is het moeilijk ze weer op te bouwen; maar in de kracht van God, en in Zijn kracht alleen, zijt ge daartoe in staaf. De waarheid, de heilige waarheid, is uw anker, dat u ervoor zal bewaren om nog verder meegesleurd te worden naar de misdaad en de ondergang. USG1 204 2 Een geweten, dat eens geschonden is, is zeer verzwakt. Dat heeft behoefte aan de kracht van aanhoudende waakzaamheid en onophoudelijk gebed. Gij staaf op een hellend vlak. Gij hebt al de kracht nodig, die de waarheid kan geven om u te sterken en u voor een algehele ondergang te bewaren. Leven en dood zijn u voorgesteld; wat zult ge kiezen? Had ge ingezien hoe nood-zakelijk beginselvastheid is, en dat ge niet impulsief moet handelen, niet zo gauw ontmoedigd moet worden, maar gereed moet zijn om moeilijkheden te verdragen, dan zoudt ge niet zo diep in de put ziften als nu. Ge hebt impulsief gehandeld. Ge zijt niet, zoals ons smetteloos Voorbeeld, gewillig geweest om het gewroet van zondaren tegen u te verdragen. We worden vermaand Hem te gedenken, Die dit verdragen heeft, anders worden we geestelijk vermoeid en slap. Ge zijt zo zwak geweest als een kind, zonder enige kracht om te volharden. Ge hebt de noodzakelijkheid niet gevoeld om in het geloof bevestigd, gesterkt, geworteld, gegrond, en opgebouwd te zijn. GELUK OF ELLENDE USG1 204 3 Gij hebt gevoeld dat het een plicht kon zijn anderen de waarheid te leren, inplaats dat gijzelve onderricht werd. Maar ge moet gewillig zijn om een leerling te worden, de waarheid te ontvangen van anderen, ge moet ophouden met uw critiek, uw naijver, uw klaagliederen, om in alle ootmoed het levenwekkende woord te ontvangen, dat uw ziel kan redden. Het ligt geheel aan u of ge geluk of ellende deelachtig zult worden. Ge zijt eens voor de verleiding bezweken en kunt niet op uw eigen kracht vertrouwen. Satan beheerst uw geest in sterke mate, en ge hebt niets om u aan vast te klemmen, wanneer ge u onttrekt aan de weerhoudende invloed der waarheid. Dat is een bescherming voor u geweest om u te weerhouden van misdaad en ongerechtigheid. Uw enige hoop ligt in uw grondige bekering en de uitwissing van het verleden door een ordentelijk leven en godvruchtige con-versatie. USG1 205 1 Gij hebt impulsief gehandeld. Ge zijt van passies in uw leven niet afkerig geweest. Uw enige hoop bestaat nu daarin, dat ge diep berouw hebt over de gedane overtredingen van Gods wet en uw ziel reinigt door gehoorzaamheid aan de waarheid. Legt u toe op reinheid van gedachte en reinheid van leven. De genade Gods zal uw sterkte zijn om uw passies in toom te houden en uw lusten te beteugelen. USG1 205 2 Vurig gebed met daarmede gepaard gaande waakzaamheid zal de Heilige Geest tot uw hulp stellen om het werk te vervolmaken en u te doen gelijken op het onfeilbare Voorbeeld. USG1 205 3 Wanneer gij liever verkiest u te onttrekken aan de heiligende, beschermende invloed van de waarheid, zult ge de slaaf van Satan worden. Ge zult in gevaar verkeren om aan uw driften en begeerten vrij spel te laten en aan lusten, aan het kwade en verfoeilijke verlangens de vrije teugel te laten. inplaats dat onder moeilijkheden en beproevingen uw gelaat een serene kalmte afstraalt, zoals dat was bij de trouwe Henoch, en hoop en verwachting, en de vrede, die alle begrip te boven gaat op uw gezicht te lezen staan, zult ge daarop groeven de sporen van vleselijke gedachten, gepaard aan zinnelijke verlangens. Gij zult het stempel dragen van het satanische inplaats van het goddelijke. USG1 206 1 "Door welke ons de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve der goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden zijt het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid." 2 Petrus 1 : 4. Het is nu uw voorrecht, om door nederig belijden en oprecht berouw, dit woord na te volgen en tot de Here weder te keren. Het dierbare bloed van Christus kan u reinigen van alle onreinheid, al hetgeen u bezoedelt, wegnemen om u in Hem te vervolmaken. De goedgunstigheden van Christus liggen nog binnen uw bereik, indien ge ze wilt aannemen. Terwille van uw verongelijkte vrouw, en van uw kinderen, en van de vrucht van uw eigen lichaam, moet ge ophouden met het kwade te doen, en leren het goede te doen. Wat ge zaait, zult ge ook oogsten. Wanneer ge in het vlees zaait, zult ge van het vlees corruptie oogsten. Wanneer ge in de Geest zaait, zult ge van de Geest het eeuwige leven oogsten. USG1 206 2 Gij moet uw lichtgeraaktheid en critiek overwinnen. Gij zijt jaloers, omdat ge denkt dat anderen niet de nodige aandacht aan u schenken. Gij moet u niet laten beheersen door uw gevoelens en fanatisme. Dat is verkeerd. Handel uit beginsel, na rijpelijk overleg. Onderzoek de Schriften en weest bereid om in alle ootmoed en vreze voor een ieder rekenschap af te leggen, wanneer men u vraagt naar de oorzaak van de hoop, die in u is. Laaf af van alle zelfverheerlijking. "Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen. Gedraagt u als ellendigen, en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in treuren en uw blijdschap in bedroefdheid." Jacobus 4 : 8, 9. Wanneer ge gekweld wordt door verleidingen en boze gedachten, dan is er slechts Eén, tot wie gij kunt vlieden om hulp en bijstand. Vlied tot Hem in uw zwakheid. Wanneer ge bij Hem zijt, worden Satans pijlen gebroken zodat ze u geen letsel doen. Uw beproevingen en verzoekingen, in God gedragen, zullen u reinigen en verootmoedigen, maar zullen u niet vernietigen of in gevaar brengen. ------------------------Hoofdstuk 38--Afscheiding van de Wereld USG1 207 1 We worden bevolen hetzij we eten, of drinken, of iets anders doen, dat alles te doen om God te verheerlijken. Hoevelen hebben gewetensvol eerder uit beginsel gehandeld dan uit een impuls om dit gebod naar de letter te gehoorzamen? Hoe velen van de jeugdige discipelen in A. hebben God tot hun vertrouwen en sterkte gesteld en er ernstig naar gestreefd om Zijn wil te kennen en te doen? Er zijn zovelen, die dienstknechten Gods zijn in naam maar niet in de daad. USG1 207 2 Waar een godsdienstig beginsel overheerst, is het gevaar om in grove fouten te vallen gering; voor zelfzucht, die altijd verblindt en misleidt, is zij ondergeschikt. Het oprechte verlangen om anderen goed te doen, is zo overheersend, dat het eigen-ik wordt vergeten. Het bezit van godsdienstige beginselen is een niet te waarderen schat. Het betekent de zuiverste, hoogste en meest veredelende invloed, die van sterfelijke wezens kan uitgaan. Zulke mensen hebben een anker. Elke daad is weloverdacht, opdat die niet voor anderen nadelig zal zijn en van Christus zal afvoeren. Bestendig vraagt men zich af: Here, hoe kan ik U het beste dienen en Uw naam verheerlijken op aarde? Hoe zal ik mijn leven leiden om Uw naam te doen loven op aarde en anderen er toe te brengen om U lief te hebben, te dienen en te vereren? Laat toch enkel mijn verlangen zijn om Uw wil te doen. Laat de woorden en het voorbeeld van mijn Verlosser het licht en de sterkte mijns harten zijn. Wanneer ik Hem navolg en vertrouw, zal Hij mij niet laten vergaan. Hij zal mijn kroon der blijdschap zijn. USG1 207 3 Wanneer we de wijsheid van de mens voor de wijsheid van God houden, laten we ons op dwaalwegen leiden door ‘s mensen wijsheid. Hier schuilt het grote gevaar 1868, Vol. 2, blz. 129-133 voor velen in. Van zichzelven zijn ze onervaren. Ze zijn niet in de gelegenheid geweest om persoonlijk vragen en onderwerpen, die nieuw zijn en zich elk ogenblik kunnen voordoen, onder ernstig gebed onbevooroordeeld en onpartijdig te beschouwen. Ze wachten om te zien wat anderen ervan denken. Indien deze afwijzend staan, is dat voldoende om hen te overtuigen dat het bewuste onderwerp geen verdere beschouwing waard is. Hoewel velen tot dit soort mensen behoren, doet dit niets af aan het feit dat ze onervaren en slap zijn door altijd maar te varen in hef kielzog van de vijand, en zo zullen ze altijd zijn als hulpbehoevende baby's, en wandelen in het licht van anderen, leven op de ervaring van anderen, voelen zoals anderen voelen en doen wat anderen doen. Ze doen alsof ze geen persoonlijkheid bezaten. Hun identiteit verdwijnt geheel in die van anderen; ze zijn enkel de schaduwen van hen, die naar hun gedachten het bij het rechte eind hebben. USG1 208 1 Wanneer dezen hun besluiteloos karakter niet gaan inzien om daar verbetering in aan te brengen, zal het eeuwige leven hun allen ontgaan; ze zullen niet opgewassen zijn tegen de gevaren van het laatste der dagen. Ze zullen geen weerstandsvermogen hebben om de duivel te weerstaan, want ze weten niet dat hij het is. Iemand moet hen terzijde staan om hun te vertellen of ze nu met een vriend of een vijand te doen hebben. Ze zijn niet geestelijk en derhalve kunnen ze geestelijke dingen niet onderscheiden. Ze zijn evenmin wijs in de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. Er is geen verontschuldiging, noch voor oud, noch voor jong, wanneer ze zich door anderen laten leiden. In dat verband zegt de engel: "Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt." Een veredeld zelfvertrouwen is nodig in het beleven en de strijd van de Christen. VRAGEN IN GELOOF USG1 208 2 Mannen, vrouwen en jonge mensen, God eist van u dat ge zedelijke moed, vastheid van doel, kracht en volharding bezit, dat ge u niet op sleeptouw laat nemen door anderen, maar dat ge een zaak persoonlijk wilt onderzoeken, voor ge die aanneemt of verwerpt, dat ge persoonlijk studeerf en naar bewijzen vorst om dat alles Gode in het gebed voor te leggen. "Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden." Nu de voorwaarde: "Maar dat hij ze begere, in geloof, niet twijfelende. Want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van de wind gedreven en open neder geworpen wordt. Want die mens mene niet, dat hij iets ontvangen zal van de Here." Jacobus 1 : 5-7. Deze smeking om wijsheid moet geen hol gebed zijn, dat men reeds vergeten heeft zodra het beëindigd is. Het is een gebed, dat het sterke, vurige verlangen des harten uitdrukt, opwellend uit een kennelijk gebrek aan wijsheid om de wil van God te kunnen vaststellen. USG1 209 1 Wanneer na het gebed geen direct antwoord ontvangen wordt, wordt dan niet wachtensmoe en wispelturig. Twijfelt niet. Klemt u vast aan de belofte: "Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal." 1 Thessalonicensen 5 : 24. Doet als de lastige weduwe en brengt doelbewust uw geval steeds naar voren. Is het object voor u van belang en houdt het grote gevolgen voor u in? Zeer zeker. Twijfelt dan niet, want uw geloof kan op de proef gesteld worden. Is datgene waarom gij vraagt van waarde, dan is het ook waard dat ge daarvoor alle krachten inspant. Gij hebt de belofte; dus waakt en bidt. Wankelt niet, en het gebed zal beantwoord worden; want is het God niet, Die de belofte deed? Wanneer het verkrijgen u wat zwarigheden heeft gekost, zult ge het bezit des te meer op prijs stellen. Het is u duidelijk gezegd dat, wanneer ge twijfelt, ge niet behoeft te denken iets van de Here te ontvangen. Hier wordt gewaarschuwd om niet ontmoedigd te worden, maar vast op de belofte te vertrouwen. Wanneer gij vraagt, zal Hij u mildelijk geven en niet verwijten. USG1 209 2 Juist hier begaan zo velen een fout. Ze staan aarzelend tegenover hun doel en hun geloof faalt. Dat is de oorzaak, dat ze van de Here, Die de Bron onzer sterkte is, niets ontvangen. Niemand behoeft in duisternis te wandelen en als een blinde rond te tasten, want de Here heeft licht gegeven, zo zij dat willen aannemen naar Zijn weg en niet naar hun eigen weg. Hij verwacht van allen dat de dagelijkse plichten ijverig gedaan worden. In het bijzonder is dit het geval met hen op wie het plechtige, belangrijke werk van de publicatie rust, zowel zij, die de grote, als degenen, die de kleinere verantwoordelijkheid dragen. Dit kan alleen gebeuren wanneer men op God ziet voor de bekwaamheid om trouw te verrichten waf recht is in de ogen des Hemels, doende alle dingen als gedreven zijnde door onzelfzuchtige motieven, alsof het oog Gods zichtbaar was voor allen, op allen zag, en de daden van allen naspeurde. DE SCHADELIJKE INVLOED VAN ZELFZUCHT USG1 210 1 De zonde, waaraan men zich bovenmate overgeeft, en die ons van God scheidt, en die onze geestelijke gesteldheid zo in verwarring brengt, is zelfzucht. Alleen door zelfverloochening kan er van een terugkeer tot de Here sprake zijn. Van onszelven kunnen we niets doen; maar, doordat God ons kracht geeft, kunnen we leven om anderen goed te doen, en zo zullen we gevrijwaard blijven voor het kwaad der zelfzucht. We behoeven niet naar de heidense landen te gaan om ons verlangen alles in een nuttig, onzelfzuchtig leven Gode te wijden, te manifesteren. We kunnen dit doen in de huiselijke kring, in de gemeente, onder degenen met wie wij omgaan en tot wie wij in zakenrelaties staan. Juist in die gewone levensrelaties moet men zich tucht opleggen en zelfverzaking toepassen. Paulus kon zeggen: "ik sterf dage-lijks." Het is die dagelijkse verzaking van het eigen-ik in die kleine levenstransacties, welke ons tot overwinnaars maakt. We moeten onszelven vergeten om anderen goed te willen doen. Bij velen valt een zekere liefdeloosheid ten opzichte van anderen te constateren. Inplaats van trouw hun plicht te doen, zoeken ze liever eigen genoegens. USG1 210 2 God legt zeer beslist op al Zijn volgelingen een taak om anderen met hun invloed en middelen ten zegen te zijn, en die wijsheid aan Hem te vragen, die hen in staat zal stellen alles te doen wat in hun macht is om de gedachten en affectie's van hen, met wie ze in aanraking komen, te verheffen. Iets voor anderen te doen, zal een blijde tevredenheid, een innerlijke vrede verschaffen, hetgeen een voldoende beloning zal zijn. Wanneer ze worden bezield door een verheven en edel verlangen om anderen goed te doen, zullen ze zich gelukkig voelen in een trouw kwijten van ‘s levens menigvuldige plichten. Dat zal meer inbrengen dan een aardse beloning; want elke trouwe, onzelfzuchtige plichtsvervulling wordt door de engelen genoteerd en staat stralend in het levensverslag. In de hemel zal niemand zichzelve of eigen genoegens zoeken; maar allen zullen uit een reine, oprechte liefde het geluk van de hemelse wezens rondom hen zoeken. Wanneer we het hemelse gezelschap op de vernieuwde aard willen smaken, moeten we hier geleid worden door hemelse beginselen. USG1 211 1 Elke daad van ons leven beïnvloedt anderen ten goede of ten kwade. Onze invloed heeft een opwaartse of benedenwaartse neiging; deze wordt gevoeld en ondergaan, en min of meer weer op anderen overgebracht. Wanneer we door ons voorbeeld anderen helpen in de ontwikkeling van goede beginselen, verlenen we hun kracht om het goede te doen. Op hun beurt oefenen zij diezelfde zegenrijke invloed weer op anderen uit, en zo worden honderden en duizenden, zonder dat we dit bewust zijn, door ons beïnvloed. Indien we daadwerkelijk de boze krachten van hen, die ons omringen, versterken of tot activiteit aansporen, delen we in hun zonde, en zullen verantwoordelijk gesteld worden voor het goede, dat we hun hadden kunnen doen, maar niet gedaan hebben, omdat we God niet tof onze sterkte, onze gids, en onze raadgever gesteld hebben. ------------------------Hoofdstuk 39--Ware Liefde USG1 212 1 Ware liefde is geen sterke, vurige, heftige passie. Integendeel, in haar wezen is ze kalm en diep. Ze let niet op het uiterlijke, maar voelt zich enkel getrokken door innerlijke hoedanigheden. Ze is verstandig en onderscheidend, en haar toewijding is wezenlijk en bestendig. God toetst en beproeft ons dan door gewone levensgebeurtenissen. Het zijn de kleine dingen, die aantonen hoe ons hart inwendig is. Het zijn de kleine attenties; die talrijke kleine gevalletjes, en die eenvoudige attenties in het leven, die het totaal vormen van ‘s levens geluk; en het is het nalaten van vriendelijke, bemoedigende, warm-voelende woorden, van die kleine hoffelijkheden in het leven, die ons leven stempelen tot een armzalig iets. Men zal ten slotte ervaren, dat de zelfverzaking tot bestwil en geluk van de mensen om ons heen een groot deel van ons levensverslag in de hemel zal beslaan. En het feit zal eveneens aangetoond worden dat eigenbaat, zonder rekening te houden met het goede en het geluk van anderen, de aandacht van onze hemelse Vader niet ontgaat. USG1 212 2 Broeder B., de Here doet een werk aan u, en zal u, indien gij de rechte weg gaaf, zegenen en versterken. Gij verstaat de theorie der waarheid, en zoudt al de kennis van Gods wil en werk kunnen verkrijgen, opdat gij een verantwoordelijker positie zoudt kunnen innemen, indien Hij, ziende dat gij daarmede Zijn naam het best zoudt kunnen verheerlijken, dit van u zou eisen. Maar gij moet nog een ervaring rijker worden. Gij zijt te impulsief, wordt te gemakkelijk beïnvloed door de omstandigheden. God wil u gaarne krachtiger maken, een vaste grond onder de voeten geven, indien gij in alle ootmoed en ernst wijsheid begeert van Hem, Die onfeilbaar is en Die beloofd heeft, dat gij niet tevergeefs zult aankloppen. USG1 213 1 Wanneer gij anderen de waarheid leert, loopt ge gevaar u te sterk uit te drukken, op een wijze, die geen rekening houdt met een korte ervaring. Ge neemt de dingen in een oogwenk in u op en hebt direct een helder begrip van de onderwerpen. Maar allen hebben niet diezelfde eigenschappen van u, en zijn daartoe niet in staat. Gij zijt niet in staat om geduldig en kalm te wachten tot degenen, die dat niet zo snel kunnen als gij, de zaak doorgrond hebben. Ge loopt gevaar van anderen te verlangen dat ze iets net zo snel doen als gij, en dat ze diezelfde ijver en dadendrang moeten bezitten van u. Gaat niet alles volgens uw verwachtingen, dan loopt ge gevaar ontmoedigd en rusteloos te worden en naar een verandering te haken. USG1 213 2 Ge moet die neiging om te gispen en af te breken, zien af te leggen. Let goed op alles dat riekt naar een veroordelende geest. Het is Gode niet welbehagelijk dat deze geest nog gevonden wordt bij Zijn dienstknechten met een jarenlange ervaring. Het past een jonge man, zo dit met ootmoed en innerlijke versiering gepaard gaaf, om ijver en vuur aan de dag te leggen; maar wanneer een doldriftige ijver en een critische geest gemanifesteerd worden door een jonge man met nog slechts enkele jaren ervaring, is dit hoogst onwelvoegelijk en afkeerwekkend. Niets kan zijn invloed zo gauw te niet doen als dit. Zachtheid, goedertierenheid, verdraagzaamheid, geduld, niet gemakkelijk geprikkeld worden, alle dingen dragen, alle dingen hopen, alle dingen verdragen -- ziehier de vruchten, die groeien aan de kostelijke boom der liefde, die van een hemelse wasdom getuigt. Deze boom, mits goed onderhouden, zal altijd groen blijven. Zijn takken zullen niet vergaan, zijn bladeren niet verschrompelen. Hij is onsterfelijk, eeuwig, aanhoudend bevochtigd door de dauw des hemels. DE MACHT DER LIEFDE USG1 213 3 Liefde is macht. Intellectuele en zedelijke kracht zijn in dit beginsel begrepen, en kunnen daarvan niet gescheiden worden. De macht van de welstand heeft de neiging om te verderven, te vernietigen, de macht van de kracht is sterk om leed te verwekken; maar de uitnemendheid en waarde van reine liefde bestaat in haar geaardheid om het goede, en niets dan het goede te doen. Wat ook gedaan is uit reine liefde, al is dat in de ogen der mensen ook onaanzienlijk, zal absoluut vrucht dragen; want God neemt meer in ogenschouw met hoeveel liefde iemand werkt, dan de hoeveelheid, die hij verricht. Liefde is uit God. Het onbekeerde hartkan deze plant van hemelse bodem, die alleen leeft en bloeit waar Christus regeert, niet verwekken noch pro-duceren. USG1 214 1 Liefde kan niet bestaan zonder actie, en zij neemt toe, wordt sterker en breidt zich uit door elke daad. Liefde zal de overwinning behalen waar argument en autoriteit machteloos zijn. Liefde werkt niet om profijt of beloning; nochtans heeft God geordineerd, dat een groot gewin het zekere resultaat zal zijn van elk liefdewerk. Zij is kalm naar haar aard en rustig in haar werk, nochtans sterk en krachtig in haar doel om grote ondeugden te overwinnen. USG1 214 2 Zij is vertederend en hervormend in haar invloed, en zal beslag leggen op het leven van zondaren en hun hart beroeren, wanneer elk ander middel heeft gefaald. Waar ook de macht van het intellect, of van de autoriteit, of van de kracht wordt toegepast, en de liefde niet merkbaar aanwezig is, zullen de affecties en de wil van hen, die wij zoeken te bereiken, een verdedigende, afwijzen-de positie innemen, en hun weerstandskracht wordt vermeerderd. Jezus was de Vredevorst. Hij kwam in de wereld om tegenstand en autoriteit aan Zich te onderwerpen. Wijsheid en kracht kan Hij bevelen, maar de middelen, die Hij toepaste om het kwade te overwinnen, waren de wijsheid en de kracht der liefde. Laat niets uw aandacht afleiden van het werk, waarmede gij nu bezig bent, tenzij God het nodig vindt om u een andere taak in hetzelfde veld op te dragen. Zoek nooit naar geluk, want dat zal nooit gevonden worden wanneer men daarnaar zoekt. Ga door met uw taak. Laat trouw het kenmerk zijn van al uw daden, en wees met ootmoed bekleed. USG1 215 1 "Alle dingen dan, die gij wilt dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo." Mattheüs 7:12. Gezegende resultaten zouden gezien worden als de vrucht van zo ', n handelwijze. "Met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden." Vers 2. Dit zijn krachtige motieven, die ons moeten aansporen, om elkander vurig met een rein hart lief te hebben. Christus is ons voorbeeld. Hij ging rond goed doende. Hij leefde om anderen te zegenen. Liefde verheerlijkte en veredelde al Zijn doen. We worden niet bevolen onszelf te doen, wat wij willen dat anderen ons zouden doen; we moeten anderen doen, wat wij willen dat ze ons zouden doen onder gelijke omstandigheden. De maatstaf, welke wij aanleggen, zal altijd ook ons worden aangelegd. Reine liefde is eenvoudig in haar werking, en onderscheidt zich van elk ander daadwerkelijk principe. De liefde naar invloed en het hunkeren naar de achting van anderen, zal een ordentelijk leven en vaak een voorbeeldige conversatie ten gevolge hebben. Zelfrespect kan er ons toe brengen om alle schijn des kwaads te vermijden. Een zelfzuchtig hart kan edelmoedige daden doen, de tegenwoordige waarheid erkennen, en ootmoed en affectie uiterlijk manifesteren; nochtans kunnen de motieven misleidend en onzuiver zijn; de daden, die uit zo ', n hart voortvloeien, kunnen verstoken zijn van de reuk des levens en van de vruchten der ware heiligheid, omdat ze verstoken zijn van de beginselen der reine liefde. Liefde moet gekoesterd en gecultiveerd worden, want haar invloed is goddelijk. USG1 215 2 De hemel moet op deze aarde zijn begin hebben. Wanneer ‘s Heren volk vervuld is van zachtmoedigheid en tederheid, zullen ze zich realiseren dat Zijn banier over hen de liefde is, en Zijn vrucht zal zoet zijn voor hun smaak. Zij zullen hier beneden een hemel bereiden, waarin zij zich kunnen voorbereiden op de hemel hier-boven. 1902, Vol. 7, blz. 131. ------------------------Hoofdstuk 40--Gebed Voor de Zieken USG1 216 1 In het geval van Zuster F. had nodig een groot werk gedaan moeten worden. Het was nodig dat voor degenen, die zich voor haar in het gebed verenigden, een werk verricht was. Had God hun gebeden beantwoord, dan zou dat hun verderf geweest zijn. In zulke gevallen van droefheid, wanneer Satan de geest beheerst, moet er, alvorens in het gebed te gaan, een nauwgezet zelfonderzoek plaats vinden om na te gaan of er ook zonden zijn, waarover men berouw moet tonen, die beleden en gelaten moeten worden. Een diepe verootmoediging van de ziel voor God is nodig, dat gepaard moet gaan met een vast, nederig vertrouwen enkel op de verdiensten van het bloed van Christus. USG1 216 2 Met vasten en bidden zal men niets bereiken, wanneer het hart door hef doen van verkeerde dingen van God vervreemd is. "Is niet dit het vasten, dat Ik verkies; dat gij losmaakt de knopen der goddeloosheid, dat gij ontdoet de banden des juks, en dat gij vrij loslaat de verpletterden, en alle juk verscheurt? Is het niet dat gij de hongerigen uw brood mededeelt, en de armen, verdrevenen in huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt?" "Dan zult gij roepen, en de Here zal antwoorden ... gij zult schreeuwen, en Hij zal zeggen: Ziet, hier ben ik. Zo gij uit het midden van u wegdoet het juk, het uitsteken des vingers, en het spreken der ongerechtigheid; en zo gij uw ziel opent voor de hongerige, en de bedrukte ziel verzadigt; dan zal uw licht in de duisternis opgaan en uw donkerheid zal zijn als de middag. En de Here zal u geduriglijk leiden en Hij zal uw ziel verzadigen in grote droogte, en uw beenderen vaardig maken; en gij zult zijn als een gewaterde hof en als een springader der 1868, Vol. 2, blz. 145-149 wateren, welker wateren niet ontbreken." Jesaja 58 : 6, 7, 9-11. USG1 217 1 Het is een werk des harten, dat de Here verlangt, goede werken, die het uitvloeisel zijn van een hart vol liefde. Allen moeten nauwgezet en onder gebed de teksten hierboven nagaan en hun motieven en daden daarnaar richten. De belofte Gods voor ons is op voorwaarde van gehoorzaamheid, van het nakomen van al Zijn geboden. "Roep uit de keel," zo zegt Jesaja, "houd niet in, verhef uw stem als een bazuin en verkondig Mijn volk hun overtreding, en het huis Jacobs hun zonden. Hoewel ze Mij dagelijks zoeken en een lust hebben aan de kennis Mijner wegen, als een volk, dat gerechtigheid doet en het recht Zijns Gods niet verlaat, vragen zij Mij naar de rechten der gerechtigheid; zij hebben een lust tot God te naderen; zeggende: waarom vasten wij, en Gij ziet het niet aan, waarom kwellen wij onze ziel, en Gij weet het niet?" Verzen 1--3. USG1 217 2 Hier wordt tot een volk gesproken, wier mond vol van hun belijden is, die de gewoonte des gebeds nakomen, en die in de godsdienstoefening een behagen scheppen; nochtans mankeert er iets aan. Zij realiseren zich dat hun gebeden niet beantwoord worden; hun ernstige, ijverige inspanning wordt in de hemel niet op-gemerkt en zij stellen de vraag waarom God niet antwoordt. Dat komt niet omdat er enig verzuim is aan Gods kant. De moeilijkheid ligt bij het volk. Terwijl ze zich zeer godvruchtig voordoen, brengen ze geen vrucht voort ter verheerlijking Gods; hun werken zijn niet zoals het behoort. Ze zijn nalatig in positieve plichten. Alleen wanneer men die gaat doen, kan God, overeenkomstig Zijn heerlijkheid, hun gebeden beantwoorden. USG1 217 3 In het geval van het gebed voor Zuster F., heerste er een verwarring van gevoelens. Sommigen waren fanatiek en werden gedreven door hun impuls. Zij bezaten een ijver, maar niet in harmonie met de kennis. Sommigen zagen het grootse, dat in dit geval verricht moest worden en begonnen al triomf te roepen vóór de overwinning behaald was. Er werd veel van de geest van Jehu gemanifesteerd: "Ga met mij mee, en zie mijn ijver aan voor de Here." 2 Koningen 10:16. In plaats van die zelfverzekerdheid, had men het geval God moeten voorleggen en in een geest van nederigheid, van wantrouwen in zichzelve, en met een gebroken en verslagen hart. HOE TE BIDDEN USG1 218 1 Mij werd getoond dat in geval van ziekte, wanneer de weg bereid is om voor de zieke te bidden, het geval de Here moet voorgelegd worden in een kalm geloof, niet in een storm van opwinding. Hij alleen is bekend mei het verleden van de persoon, en weef hoe zijn toekomst zal zijn. Hij, Die de harten van alle mensen kent, weet of de persoon, wanneer hij hersteld is, Zijn Naam zal verheerlijken of Hem zal onteren door lauwheid en afval. Het enige wat we te doen hebben, is God te vragen de zieke te genezen indien dit in harmonie is met Zijn wil, gelovende dat Hij onze beweegredenen en vurige ge-beden die we opzenden, zal horen. Wanneer de Here ziet, dat het tot Zijn eer zal zijn, zal Hij onze gebeden verhoren. Maar op herstel aan te dringen, zonder dit aan Zijn wil te onderwerpen, is niet goed. USG1 218 2 Wat God belooft, is Hij ook in staat te volbrengen, en het werk, dat Hij Zijn volk opdraagt, kan Hij door hen in vervulling doen gaan. Indien ze willen leven in harmonie met elk woord, dat Hij gesproken heeft, zal elk goed woord en elke belofte aan hen vervuld worden. Maar wanneer ze te kort schieten in volmaakte gehoorzaamheid, staan ze ver verwijderd van de grote, kostelijke beloften, en kunnen deze niet in vervulling gaan. USG1 218 3 Alles waf in het gebed voor de zieke gedaan kan worden, is dat ernstige smeekbeden tof God worden opgezonden, en dat men, in volmaakt vertrouwen, de zaak rustig in Zijn handen legt. Wanneer er ongerechtigheid in ons hart zal zijn, zal de Here ons niet verhoren. Met wat Hem toebehoort, kan Hij doen wat Hij wil. Hij zal Zichzelve verheerlijken door in en door degenen te werken, die Hem geheel en al volgen, zodat gezien zal worden, dat het de Here is en dat hun werken in God gedaan worden. Christus zei: "Zo iemand Mij dient, de Vader zal hem eren." Johannes 12:26. Wanneer we tot Hem naderen, moeten we bidden, of we mogen delen in Zijn plan en dat ook mogen vervullen en of onze verlangens en belangen in de Zijne mogen opgaan. We zullen ter kennis brengen dat we Zijn wil aannemen en Hem niet bidden Zich naar de onze te voegen. Het is beter voor ons dat God niet altijd onze gebeden beantwoordt precies wanneer we dat wensen en conform onze verlangens. Hij wil meer en beter voor ons doen dan onze wensen in vervulling te doen gaan, want onze wijsheid is dwaasheid. USG1 219 1 We hebben ons rondom het ziekbed van mannen, vrouwen en kinderen in een vurig gebed verenigd, en hebben aangevoeld dat ze ons uit de dood werden teruggegeven in antwoord op onze dringende smeekbeden. In deze gebeden moesten we volgens onze gedachten positief zijn, en, zo we een sterk geloof hadden, moesten we om niets minder dan het leven vragen. We durfden niet zeggen: "Indien dit tot de ere Gods zij", vrezende dat dit een schijn van twijfel zou inhouden. We hebben met grote belangstelling diegenen gadegeslagen, die ons als ‘t ware uit de dood werden teruggegeven. Dan hebben we ze gezien, vooral onder de jeugd, die de gezondheid herkregen, maar die God hebben vergeten, losbandig werden, ouders en kennissen niets dan smart en angst aandoende, en een schande geworden zijn voor hen, die indertijd voor hen durfden bidden. Zij leefden niet tot eer en verheerlijking Gods, maar door hun leven vol ondeugd werden ze Hem een vloek. USG1 219 2 Wij volgen niet langer onze eigen weg en evenmin proberen we de Here te brengen tot onze verlangens. Zo het leven van de zieke Hem kan verheerlijken, dan bidden we of ze mogen leven; nochtans niet onze wil maar Zijn wil geschiede. USG1 219 3 Ons geloof kan even sterk zijn, en zelfs vertrouwensvoller, door onze verlangens aan de alwijze God ondergeschikt te maken en, zonder een koortsachtige gejaagd ', heid, in kalm vertrouwen, alles in Zijn handen te leggen. We hebben de belofte. We weten dat Hij ons verhoren zal zo we vragen overeenkomstig Zijn wil. Onze gebeden moeten niet in de vorm van een bevel gedaan worden, maar we moeten bidden om Zijn voorspraak om datgene te doen waf we van Hem vragen. USG1 220 1 Wanneer de gemeente eensgezind is, zullen de leden kracht en sterkte bezitten; maar wanneer sommigen gemeenschap hebben met de wereld, en velen zich overgeven aan de begeerte, hetgeen God verafschuwt, kan Hij slechts weinig voor hen doen. Ongeloof en zonde halen hen van God af. We zijn zo zwak, dat we een rijke geestelijke bloei moeilijk kunnen verdragen, want dan zouden we de heerlijkheid ons toekennen en ons persoonlijk de goedheid en rechtvaardigheid toeschrijven, waarom we Gods kennelijke zegen ontvangen, terwijl dat toch enkel het gevolg is van de grote genade en barmhartigheid van onze medelijdende hemelse Vader, en niet omdat in ons enig goed te vinden is. USG1 220 2 Ik zag dat de oorzaak, waarom God de gebeden van Zijn dienstknechten voor de zieken onder ons niet verhoorde, grotelijks daarin lag, dat Hij, dit doende, niet verheerlijkt kon worden, omdat zij de gezondheidswetten overtraden. En ik zag ook dat Hij de gezondheidshervorming en het Gezondheids-lnstituut ontwierp om de weg te banen dat het gebed des geloofs ten volle beantwoord kon worden. Geloof en goede werken moeten hand in hand gaan om de zieken onder ons te verlichten en hen bereid te maken God hier te verheerlijken, en gered te worden bij de komst van Christus. USG1 220 3 God verhoede dat deze zieken ooit teleurgesteld of bedroefd zouden worden door te constateren dat de beheerders van het Instituut enkel werken van uit een werelds standpunt, in plaats van aan de hygiënische practijk de zegeningen en deugden van de verplegende vaders en moeders in Israël toe te voegen. USG1 220 4 Laat niemand gaan denken dat het Instituut de plaats is, waar men genezen wordt op het gebed des geloofs. Dat is de plaats, om voor de ziekte genezing te vinden door behandeling en juiste levensgewoonten en om daar te leren hoe men ziekte kan voorkomen. Maar als er één plaats onder de hemelen is, waar meer dan ergens anders liefelijke, innige gebeden opgezonden kunnen worden door mannen en vrouwen van devotie en geloof, dan is dat zo ', n inrichting. Zij, die zich met de verpleging van zieken bezig houden, moeten met hun belangrijke taak doorgaan met een sterk vertrouwen op God ten aanzien van Zijn zegen om de middelen te verschaffen, waarin Hij zo genadiglijk heeft voorzien, en waarop Hij de aandacht van ons als volk zo goedertieren heeft gevestigd, zoals zuivere lucht, reinheid, gezond diëet, juiste perioden van arbeid en rust, en het gebruik van water. 1867, Vol. 1, blz. 561 ------------------------Hoofdstuk 41--Listen van Satan USG1 221 0 Satan heeft bijzondere voordelen. Hij bezit de wonderlijke intellectuele kracht van een engel, waarvan weinigen maar een juist inzicht hebben. Satan was zich zijn kracht bewust, want anders zou hij niet gewaagd hebben de strijd aan te gaan met de machtige God, de eeuwige Vader, en Vredevorst. Satan schenkt zijn volle aandacht aan wat zich afspeelt, en wanneer hij iemand vindt, die een bijzonder sterke geest van tegenstand tegen de waarheid Gods bezit, zal hij hem toekomstige gebeurtenissen openbaren, opdat hij zich een stevige plaats in zijn hart verzekert. Hij, die niet aarzelde om in een strijd te treden met Hem, Die de schepping als het ware in 1868, Vol. 2, blz. 171-173 (Zij, die in de Gemeente de lasten dragen) USG1 221 1 Zijn hand heeft, bezit de boosaardigheid om te vervolgen en te bedriegen. Hij houdt vandaag de dag sterfelijke wezens in zijn strikken gevangen. Gedurende zijn ervaring van bijna zes duizend jaren heeft hij van zijn bedrevenheid en sluwheid niets verloren. Al die tijd heeft hij nauwgezet aandacht besteed aan alles wat de mensheid betreft. USG1 222 1 Zij, die de waarheid Gods bitter hebben tegengestaan, gebruikt Satan als zijn medium. Dezulken zal hij doen verschijnen in de aangenomen gestalte en kleding van een ander, bijvoorbeeld een vriend van het medium. Hij zal hun geloof versterken door de woorden van die vriend te gebruiken en op omstandigheden te wijzen, die weldra plaats zullen vinden, of reeds plaats gevonden hebben en waarvan het medium niets weet. Soms vlak voor een sterfgeval of een ongeluk, geeft hij een droom, of spreekt, in de gestalte van een ander, met het medium en brengt hem door zijn suggesties op de hoogte. Maar het is wijsheid van hier beneden, en niet van boven. De wijsheid, die Satan leert, staat de waarheid tegen, hoewel om zijn doel te dienen, hij zich ogenschijnlijk bekleedt met het licht, dat engelen omstraalt. Voor een zekere klasse mensen zal hij aan een deel van wat Christus' volgelingen als waarheid aannemen, zijn goedkeuring hechten, terwijl hij hen waarschuwt om het andere deel, als zijnde gevaarlijk en een fatale dwaling, te verwerpen. USG1 222 2 Satan is een meester in zijn werk. Zijn duivelse wijsheid past hij met groot succes toe. Hij staat altijd klaar degenen, die de raad Gods aangaande hun eigen zielen verwerpen, te onderrichten. Het lokaas, dat hij voorhoudt, zal zielen in zijn net brengen, opdat hij hen vaster in zijn helse greep zal krijgen, en hij zal dat zo aantrekkelijk mogelijk maken. Allen die zo verstrikt worden, zullen op een verschrikkelijke wijze de dwaasheid gaan inzien, dat ze de hemel en de onsterfelijkheid verkocht hebben voor een leugen, die fataal is in haar consequenties. USG1 222 3 Onze tegenstander, de duivel, is niet ontbloot van wijsheid en kracht. Hij gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden. Hij zal werken "in alle kracht, en tekenen, en wonderen der leugen; en in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan; daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden." Omdat zij de waarheid verwierpen, "zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid." 2 Thessalonicensen 2:9-12. We hebben te doen met een machtige, misleidende vijand, en onze enige veiligheid ligt in Hem, Die te komen staat, Die deze aartsbedrieger verdoen zal door de Geest Zijns monds en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst. ------------------------Hoofdstuk 42--Het Lijden van Christus USG1 223 1 Om zich ten volle de waarde der zaligheid te realiseren, moet men verstaan wat dit kost. Als gevolg van de begrensde ideeën aangaande het lijden van Christus, slaan velen het grote werk der verzoening te laag aan. Het glorievolle plan tot ‘s mensen zaligheid werd ontwikkeld door de oneindige liefde van God de Vader. In dit goddelijke plan ziet men de wonderlijkste manifestaties van de liefde Gods tegenover de gevallen mensheid. USG1 223 2 Zulk een liefde als aan de dag gelegd in de gave van Gods geliefde Zoon, verbaasde de engelen. "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." 1869, Vol. 2, blz. 200--215 USG1 223 3 Johannes 3:16. Deze Heiland was de verschijning van de heerlijkheid Zijns Vaders en het uitgedrukte beeld van Zijn persoon. Hij bezat goddelijke majesteit, volmaaktheid, en uitnemendheid. Hij was God gelijk. "Het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou." Kolossensen 1:19. "Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; maar heeft Zichzelve vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is de mensen gelijk geworden; en in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelve vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja de dood des kruises." Filippensen 2 : 6--8. USG1 224 1 Christus stemde er in toe te sterven in de plaats ,van de zondaar, opdat de mens, door een leven van gehoorzaamheid, de straf van de wet Gods kon ontgaan. Zijn dood maakte de wet niet tot een waardeloos iets; deze deed de wet niet te niet, deed ook geen afbreuk aan haar heilige eisen, of beroofde haar van haar geheiligde waardigheid. De dood van Christus verkondigde de rechtvaardigheid van Zijns Vaders wet om de overtreder te straffen, doordat Hij instemde Zelf de straf der wet te ondergaan, opdat de gevallen mens van haar vloek kon verlost worden. De dood van Gods geliefde Zoon aan het kruis toont de onveranderlijkheid van Gods wet. Zijn dood verheerlijkt de wet en maakt die groot en overtuigt de mens van haar onveranderlijk karakter. Van Zijn eigen goddelijke lippen werden de woorden ver-nomen: "Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen." Mattheüs 5:17. De dood van Christus rechtvaardigt de eisen der wet. DE GODDELIJKE-MENSELIJKE HEILAND USG1 224 2 In Christus was het menselijke en het goddelijke verenigd. Zijn taak was de verzoening tot stand te brengen tussen God en de mens, het eindige te verbinden met het oneindige. Dit was de enige weg, waarop gevallen mensen verheven konden worden door de verdiensten van het bloed van Christus om de goddelijke natuur deelachtig te worden. Het aannemen van de menselijke natuur stelde Christus in staat van ‘s mensen moeilijkheden en smarten, en al de verleidingen, waaraan hij bloot stond, begrip te hebben. Engelen, die niet wisten wat zonde was, konden met de mens in zijn bijzondere beproevingen niet sympathiseren. Christus verlaagde zich ‘s mensen natuur aan te nemen en werd verzocht op alle punten evenals wij, opdat Hij kon weten hoe allen, die verzocht werden, bijstand te verlenen. USG1 225 1 Toen Hij als mens hier op aarde was, voelde Hij hoe Hij behoefte had aan de kracht Zijns Vaders. Hij had uitverkoren plaatsen des gebeds. Hij hield er van met Zijn Vader gemeenschap te hebben in de eenzaamheid der bergen. Door dit te beoefenen ontving Zijn heilige, menselijke ziel kracht voor de dagelijkse plichten en be-proevingen. Onze Heiland vereenzelvigde zich met onze noden en zwakheden, opdat Hij een smekeling zou worden, krachtig in het gebed, bij Zijn Vader nieuwe krachten zoekende, om daar bezield en verkwikt uit te voorschijn te komen, klaar om de plichten en beproevingen tegemoet te treden. Hij is ons Voorbeeld in alle dingen. Hij is een broeder in onze krankheden, zonder de men-selijke passie's te bezitten. Als de Zondeloze, keerde Zijn natuur zich af van het kwade. Hij verdroeg strijd en zielekwelling in een wereld van zonde. Zijn mens-zijn stelde het gebed tot een noodzaak en een voorrecht. Hij legde beslag op alle sterkere goddelijke ondersteuning en vertroosting, welke Zijn Vader bereid was Hem te verlenen, aan Hem, die, tot welzijn van de mens, de vreugden des hemels verlaten had en Zijn tehuis in een koude, ondankbare wereld had verkozen. Christus vond troost en blijdschap in de gemeenschap met Zijn Vader. Hier kon Hij Zijn hart verlichten van de smarten, die Hem dreigden te verpletteren. Hij was een Man van smarten en verzocht in krankheid. ONS VOORBEELD USG1 225 2 Overdag werkte Hij ijverig om anderen goed te doen, om mensen van de ondergang te redden. Hij genas de zieken, troostte de bedroefden, en bracht aan de wanhopigen blijdschap en hoop. De doden gaf Hij het leven terug. Wanneer Zijn werk voor die dag gedaan was, verdween Hij elke avond uit de drukte van de stad, en daar boog Hij Zich in de eenzaamheid der natuur om tot Zijn Vader te bidden. USG1 226 1 Soms werd Zijn gebogen gedaante verlicht door het zachte schijnsel van de maan. En dan weer deden zwarte wolken het licht in duisternis verkeren. De dauw of de rijp van de vriesnacht zette zich op Zijn hoofdhaar en baard, wanneer Hij daar gebogen lag. Vaak nam het opzenden Zijner gebeden een gehele nacht in beslag. Hij is ons voorbeeld. Wanneer we dit zouden bedenken en Hem na zouden volgen, zouden we veel sterker staan in God. USG1 226 2 Wanneer de Heiland der mensen, met Zijn goddelijke kracht, de behoefte van het gebed aanvoelde, hoeveel meer moeten dan zwakke, zondige stervelingen de noodzaak aanvoelen van het gebed -- van een vurig, aanhoudend gebed! Wanneer Christus zwaar door verzoekingen gekweld werd, at Hij niets. Hij gaf Zichzelf aan God over, en, door een vurig gebed en volmaakte onderwerping aan de wil van Zijn Vader, behaalde Hij de overwinning. Zij, die de waarheid van dit laatste der dagen belijden, moeten, boven elke andere richting van belijdende Christenen, het grote Voorbeeld in hef gebed navolgen. USG1 226 3 "Het zij de discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer." Mattheüs 10:25. Onze tafels zijn soms rijkelijk voorzien van een overdaad, die noch gezond, noch noodzakelijk is, omdat ons hart meer uitgaat naar die dingen, dan naar zelfverzaking, gevrijwaard zijn van ziekte, of een helder verstand. Met geheel Zijn wezen zocht Jezus kracht bij Zijn Vader. Dit achtte de verheven Zoon van God van meer waarde, zelfs voor Hemzelve, dan te zitten aan de rijkst voorziene dis. Hij heeft ons duidelijk aangetoond, dat het gebed van het hoogste belang is om kracht te ontvangen voor de strijd met de machten der duisternis, en om het ons opgedragen werk uit te voeren. Onze eigen kracht is zwakheid, maar die, welke God geeft, is machtig, en zal een ieder, die haar ontvangt, meer dan overwinnaar maken. IN GETHSÉMANÉ USG1 227 1 Toen de Zone Gods in de Hof van Gethsémané gebogen lag voor het gebed, dreef de zielsangst van Zijn geest het zweet als grote bloeddruppels uit Zijn poriën. Het was hier dat het huiveringwekkende van een zware duisternis Hem omringde. De zonden der wereld rustten op Hem. In plaats van de mens onderging Hij het lijden als een overtreder van Zijns Vaders wet. Hier speelde het toneel der verzoeking zich af. Het hemelse licht Gods onttrok zich aan Zijn visie en Hij werd overgegeven in de handen van de machten der duisternis. In Zijn ziels-angst lag Hij daar op de koude grond als ter aarde geworpen. Hij werd Zich het misnoegen Zijns Vaders bewust. Hij had de lijdensbeker van de lippen van de schuldige mens weggenomen en Zich beschikbaar ge-steld die Zelf te drinken en in plaats daarvan de mens de beker des zegens te geven. De gramschap, die over de mens had moeten komen, viel nu op Christus. Het was hier dat de mysterieuze beker in Zijn handen beefde. USG1 227 2 Vaak had Jezus met Zijn discipelen in Gethsémané een toevlucht gezocht voor meditatie en gebed. Zij allen waren goed bekend met die geheiligde plaats der afzondering. Zelfs Judas wist waarheen hij de moorddadige bende moest leiden, opdat hij Jezus in hun handen zou kunnen overleveren. Nooit tevoren had Jezus deze plaats bezocht met een hart zo vol droefheid. Het was niet de angst voor lichamelijk lijden, dat de Zone Gods deed terugschrikken, en dat Hem, in tegenwoordigheid van Zijn discipelen, de smartelijke woorden van Zijn lippen perste: "Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe." "Blijft hier," zo zei Hij, "en waakt met Mij." Mattheüs 26 : 38. USG1 227 3 Zijn discipelen binnen het bereik van Zijn stem laten de, zonderde Hij Zich op een weinig afstands van hen af en viel op Zijn aangezicht om fe bidden. Vergaande van zielsangst bad Hij: "Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan! doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt." Vers 39. De zonden van een verloren wereld lagen op Hem en overstelpten Hem. Het was een gevoel van het misnoegen Zijns Vaders, als gevolg van de zonde, dat Zijn hart scheurde door een heftige zielestrijd, waardoor bij Zijn slapen grote bloeddruppels opwelden, die langs Zijn wangen op de grond vielen en de aarde bevochtigden. "WAAKT EN BIDT" USG1 228 1 Opstaande uit Zijn gebogen houding, ging Hij naar Zijn discipelen en vond ze slapende. Hij zei tot Petrus: "Kunt gij dan niet één uur met Mij waken? Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak." Verzen 40, 41. Op de belangrijkste tijd -- de tijd, dat Jezus hun speciaal verzocht met Hem te waken -- werden de discipelen sla-pende aangetroffen. Hij wist dat zware conflicten en vreselijke verzoekingen hen te wachten stonden. Hij had hen met Zich genomen, opdat ze Hem tot een steun zouden zijn, en opdat de gebeurtenissen, welke zij die nacht zouden meemaken en de wijze lessen, die ze zouden ontvangen, onuitwisbaar in hun geheugen zouden gegrift staan. Dit was nodig opdat hun geloof nief zou falen, maar gesterkt zou worden voor de toets, die hen te wachten stond. USG1 228 2 Maar inplaats van met Jezus te waken, waren ze door smart overmand en vielen in slaap. Zelfs de vurige Petrus, die enkele uren tevoren nog had gezegd, dat hii voor zijn Here wilde lijden, ja zelfs zo nodig sterven, was ingeslapen. Op het meest critieke moment, toen Gods Zoon aan hun medeleven en innige gebeden zo dringend behoefte had, werden ze slapende gevonden. Door dat slapen hebben ze veel verloren. Onze Heiland wilde hen voorbereiden op die zware geloofsbeproeving, die ze weldra moesten ondergaan. Wanneer ze die droeve periode doorgebracht hadden door met de dierbare Heiland te waken en tot God fe bidden, zou Petrus niet overgelaten zijn aan zijn eigen zwakke kracht om zijn Here in de ure der beproeving te verloochenen. USG1 229 1 Ten tweede male ging de Zone Gods weg om te bidden, zeggende: "Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede!" Mattheüs 26 : 42. En wederom kwam Hij bij Zijn discipelen en vond hen slapende. Hun ogen vielen toe. Deze slapende discipelen zijn hef beeld van een slapende gemeente, wanneer de dag van Gods bezoeking nabij is. Juist in een tijd van wolken en dikke duisternis, is het zo uiterst gevaarlijk om te slapen. USG1 229 2 Jezus heeff ons deze waarschuwing nagelaten: "Zo waakt dan, want gij weet niet wanneer de heer des huizes komen zal, des avonds laat, of te middernacht, of met het hanengekraai of in de morgenstond; opdat hij niet onvoorziens kome en u slapende vinde." Markus 13 : 35, 36. Van de Gemeente Gods wordt verwacht, dat ze gedurende de nachtwake op haar post is, hoe gevaarlijk, en voor hoe lange of korte duur daf ook is. Droefenis is geen verontschuldiging voor haar om minder waakzaam te zijn. Beproevingen moeten niet leiden tot zorgeloosheid maar tot verdubbelde waakzaamheid. Christus heeft door Zijn eigen voorbeeld de Gemeente de weg gewezen tof de Bron van haar kracht in tijden van nood, wanhoop, en gevaar. Die waakzame houding moef laten zien dat de Gemeente werkelijk Gods volk is. Door dit teken onderscheiden de wachtenden zich van de wereld en doen uitkomen dat ze pelgrims en vreemdelingen op aarde zijn. USG1 229 3 Wederom wendde de Heiland Zich bedroefd af van Zijn slapende discipelen en bad ten derde male in dezelfde bewoording. Toen kwam Hij nogmaals tot hen en zeide: "Slaapt nu voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren." Mattheüs 26 :45. Hoe wreed van de discipelen om zich door slaap fe laten overmannen en in de slaap hun gevoelens te verdoven, terwijl hun goddelijke Here zo ', n onuitsprekelijke zielestrijd doorstond. Zouden ze gewaakt hebben, dan zouden ze hun geloof niet verloren hebben toen ze de Zone Gods zagen sterven aan het kruis. USG1 230 1 Deze belangrijke nachtwake had zich moeten kenmerken door een edele innerlijke strijd en gebed, die hen zou gesterkt hebben om van de onuitsprekelijke kwelling van Gods Zoon getuige te zijn. Dat zou hen hebben voorbereid, om, Zijn lijden aan het kruis aan-schouwende, enig begrip te hebben van die overstelpende angst, welke Hij onderging in de Hof van Gethsémané. En ze hadden zich beter de woorden kunnen herinneren, die Hij tot hen gesproken had met het oog op Zijn lijden, dood, en opstanding; en, temidden van de somberheid van die vreselijke ure der beproeving, zouden enkele lichtstralen der hoop de duisternis doorboord en hun geloof geschraagd hebben. USG1 230 2 Christus had hun vooruit gezegd, dat deze dingen zouden gebeuren, maar ze begrepen Hem niet. Het toneel van Zijn lijden zou voor Zijn discipelen als een hellevaart zijn, vandaar de noodzaak om te waken en te bidden. Hun geloof moest nodig geschraagd worden door een onzichtbare kracht, wanneer zij de triomf van de machten der duisternis zouden meemaken. ONUITSPREKELIJKE ANGST USG1 230 3 We kunnen slechts een vaag idee hebben van de onuitsprekelijke angst van Gods geliefde Zoon in Gethsémané, toen Hij Zich bewust werd dat, door het dragen van ‘s mensen zonde, een muur was opgetrokken tussen Hem en Zijn Vader. Hij werd zonde voor de gevallen mensheid. Het gevoel nu verstoken te zijn van de liefde Zijns Vaders, perste vanuit Zijn beangste ziel de droevige woorden: "Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe." "Indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan." Dan, om Zich geheel te onderwerpen aan de wil Zijns Vaders, voegde Hij daaraan toe: "Doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. ', ‘ Mattheüs 26 : 38, 39. USG1 231 1 De verheven Zoon Gods was als bezwijmende, stervende. De Vader zond van uit Zijn omgeving een boodschapper om de hemelse Lijder te versterken en Hem te stalen om de weg te gaan, die door Zijn bloed zou bevlekt worden. Konden sterfelijke wezens de verbazing en de droefheid gezien hebben van de heirscharen der engelen, toen deze in stille smart aanschouwden, hoe de Vader Zijn stralen van licht, liefde, en heerlijkheid aan Zijn geliefde Zoon onthield, dan zouden ze een beter begrip hebben hoe afschuwelijk de zonde in Zijn ogen is. Het zwaard der gerechtigheid moest nu ontbloot worden tegen Zijn geliefde Zoon. Deze werd door een kus overgeleverd in de handen van Zijn vijanden en naar de gerechtszaal van een werelds hof gesleept om daar bespot en ter dood veroordeeld te worden door zondige stervelingen. Daar werd de verheven Zoon van God "verwond om onze overtredingen, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld." Hij verdroeg belediging, bespotting en schandelijke mishandeling, totdat "Zijn gelaat meer verdorven was dan van iemand en Zijn ge-daante meer dan van andere mensenkinderen." Jesaja 53 : 5; 52 : 14.. EEN NIET TE DOORGRONDEN LIEFDE USG1 231 2 Wie kan de liefde hier aan de dag gelegd, doorgronden? De engelenscharen aanschouwden met verwondering en smart Hem, die de Majesteit des hemels was geweest, en die de kroon der heerlijkheid had gedragen, nu gekroond met een doornenkroon, een bloedend slachtoffer overgelaten aan de woede van een opgezweepte bende, tot een dierlijke krankzinnigheid aangevuurd door de gramschap van Satan. Ziet de geduldige Lijder! Op Zijn hoofd drukt de doornenkroon. Zijn levensbloed vloeit uit elke gescheurde ader. En dat alles tengevolge van de zonde! Niets kon Christus bewogen hebben Zijn eer en majesteit in de hemel te verlaten en naar een zondige wereld te komen om daar geminacht, veracht en verworpen te worden door hen, die Hij kwam redden, en uiteindelijk aan het kruis te lijden, dan de eeuwige, verlossende liefde, die altijd en eeuwig een verborgenheid zal blijven. USG1 232 1 Verwondert u, o hemelen, en verbaast u, o aarde! Aanschouwt de verdrukker en de verdrukte! Een grote mensenmassa verdringt zich rondom de Heiland der wereld. Spotternijen en schimpscheuten vermengd met ruwe woorden van godslastering worden gehoord. Ongevoelige ellendigen maken zinspelingen op Zijn lage geboorte en nederig leven. Zijn aanspraak, de Zone Gods te zijn, wordt belachelijk gemaakt door de ouderlingen en de overpriesters, en vulgaire grappen en beledigende spotternijen gaan van mond tot mond. Satan heeft de geest van zijn dienstknechten volkomen in zijn macht. Om het inderdaad zo ver te brengen, begint hij met. de oversten der priesters en de oudsten, en zweepf hen op tot een godsdienstige razernij. Ze zijn bezield met dezelfde satanische geest die de afschuwelijkste en verhardste booswichten aanzet. Er is een verdorven harmonie in de gevoelens van allen, van de huichelachtige priesters en ouderlingen tot de meest ontaarde wrakstukken. Christus, de dierbare Godszoon, werd weggeleid en het kruis werd Hem op de schouders gelegd. Elke schrede was zichtbaar door hef bloed uit Zijn wonden. Omstuwd door een geweldige schare van verbitterde vijanden en ongevoelige toeschouwers, wordt Hij naar de kruisplaats geleid. "Als dezelve geëist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open." Jesaja 53 : 7. AAN HET KRUIS USG1 232 2 Zijn terneergeslagen discipelen volgen Hem op een afstand, achter de moorddadige bende. Hij is op het kruis genageld, en hangt aan het hout tussen de hemelen en de aarde. Hun hart is opgekropt van droefenis en angst, als hun geliefde Leraar daar als een misdadiger behandeld wordt. Vlak bij het kruis staan de door blinde godsdienstijver opgezweepte priesters en ouderlingen, en roepen honend en spottend: "Gij, Die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven. indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis. En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden en ouderlingen en Farizeeën, Hem bespottende, zeiden: Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen. Indien Hij de Koning Israëls is, dat Hij nu afkome van het kruis en wij zullen Hem geloven. Hij heeff op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse indien Hij Hem welgezind is; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon." Mattheüs 27 : 40--43. USG1 233 1 Jezus beantwoordde dit met geen enkel woord. Terwijl de nagelen door Zijn handen werden geslagen, en door de folterende doodsstrijd het zweef op Zijn gezicht stond, kwam van Zijn bleke, bevende lippen een gebed vol vergevensgezinde liefde voor Zijn moordenaars: "Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen." Lukas 23 : 24. De gehele hemel aanschouwde dit toneel met intense belangstelling. De glorievolle Verlosser van een verloren wereld onderging de straf voor ‘s mensen overtreding van des Vaders wet. Hij kocht Zijn volk met Zijn eigen bloed. Hij voldeed aan de rechtvaardige eisen van Gods heilige wet. Hier zou ten sloffe een einde gemaakt worden aan de zonde en Safan, en zouden zijn heirscharen overwonnen worden. USG1 233 2 O, was er ooit zo ', n lijden en smart gelijk de stervende Heiland onderging? Het was het gevoel van het misnoegen Zijns Vaders, dat Zijn beker zo bitter maakte. Het was niet het lichamelijke lijden, dat betrekkelijk zo spoedig een einde maakte aan hef leven van de gekruisigde Christus. Het was het verpletterende gewicht van de zonden der wereld, en het gevoel van de gramschap Zijns Vaders. De heerlijkheid en steun verlenende aanwezigheid des Vaders had Hem verlaten en wanhoop kwelde Hem met al haar somberheid en perste van Zijn bleke, bevende lippen de angstkreet: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" Mattheüs 27 : 46. USG1 233 3 In het scheppen der wereld was Jezus met de Vader verbonden geweest. Temidden van het lijden der doods strijd van de Zone Gods, bleven enkel verblinde en misleide mannen ongevoelig als een steen. De overpriesters en de ouderlingen beschimpen Gods geliefde Zoon in Zijn folterend lijden. Nochtans kreunt de onbezielde natuur uit medeleven met haar bloedende, stervende Schepper. De aarde beeft. De zon wil het toneel niet langer aanzien. Donkere wolken pakken zich saam aan de hemelen. Engelen zijn getuigen geweest van het toneel van lijden en smart, tot ze het niet langer konden aanzien en nu bedekken zij hun gelaat voor dat afschuwelijke gezicht. Christus sterft! De wanhoop verplettert Hem! Zijn Vaders welbehagen onttrekt zich aan Hem en engelen mogen de somberheid van dit afschuwelijke uur niet verlichten. Zij kunnen enkel in verbazing hun geliefde Aanvoerder, de Majesteit des hemels, zien lijden, wanneer Hij de straf ondergaat van ‘s mensen overtreding van Zijns Vaders wet. TOT IN DE DIEPSTE DUISTERNIS USG1 234 1 De stervende Zoon Gods' wordt zelfs door twijfel belaagd. Hij kon niet door de poorten van het graf heen zien. Een bezielde verwachting wekte in Hem niet het beeld van Zijn verrijzenis als Overwinnaar uit het graf en van Zijns Vaders welbehagen in Zijn offer. De zonde der wereld met al haar verschrikkingen onderging de Zone Gods in haar volste mismaaktheid. De afschuw van de Vader voor de zonde, en haar straf, welke is de dood, was hef enige dat Hij Zich realiseerde te midden van die ontstellende duisternis. Hij werd verzocht door de vrees, dat zonde zo afgrijselijk was in de ogen Zijns Vaders, dat Deze Zich met Zijn Zoon niet kon verzoenen. De kwellende verzoeking, dat Zijn eigen Vader Zich voor goed van Hem gescheiden had, deed van hef kruis de snerpende angstkreet weerklinken: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlafen?" Mattheüs 27 : 46. USG1 234 2 Christus onderging bijna datgene wat zondaars zullen voelen wanneer de fiolen van Gods toorn over hen zullen worden uitgestort. Een doffe wanhoop, gelijk de sluier van de dood, zal van hun schuldige zielen bezit nemen, en dan zullen ze zich het zondige van de zonde ten volle realiseren. De zaligheid is voor hen gekocht door het lijden en de dood van Gods Zoon. Deze kan hun ten deel vallen, mits zij die gewillig en vol blijdschap aanvaarden; maar niemand wordt gedwongen ge-hoorzaamheid aan Gods wet te bewijzen. Wanneer ze de hemelse weldaad afwijzen en de genoegens en het misleidende der zonde verkiezen, dan hebben ze hun keuze gedaan en zullen uiteindelijk hun loon ontvangen, namelijk de toorn Gods en de eeuwige dood. Zij zullen voor eeuwig gescheiden zijn van de tegenwoordigheid van Jezus, Wiens offer zij hebben versmaad. Zij zullen een leven vol geluk en van een geheiligde, eeuwige heerlijkheid verloren hebben, omdat ze liever voor een korte tijd de genoegens der zonde wilden smaken. USG1 235 1 Geloof en hoop verschrompelden in die laatste doodsstrijd van Christus, omdat God de zekerheid had weggenomen, welke Hij ten aanzien van Zijn welbehagen en waardering Zijn geliefde Zoon had foegekend. De Verlosser der wereld verlaat Zich dan enkel op de bewijzen, die Hem tot nu toe gesterkt hebben, dat Zijn Vader Zijn arbeid waardeerde en in Zijn werk een welbehagen had. In Zijn folterende doodsstrijd, wanneer Hij Zijn dierbaar leven aflegt, kan Hij enkel in het geloof vertrouwen op Hem, Wie te gehoorzamen altijd Zijn vreugde is geweest. Hij wordt noch ter linker, noch ter rechterzijde bemoedigd door heldere, klare lichtstralen der hoop. Alles is gehuld in een drukkende somberheid. Te midden van een afschuwelijke duisternis, die door de medelevende natuur wordt aangevoeld, drinkt de Verlosser de geheimzinnige beker tot de bodem toe. Verstoken van een bezielende hoop en vertrouwen in de triomf, die Hem in de toekomst ten deel zal vallen, roept Hij met een luide stem: "Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geast." Lukas 23 : 46. Hij is bekend met het karakter van Zijn Vader, met Zijn rechtvaardigheid, Zijn ge-nade en Zijn grote liefde en zo stelt Hij Zich in Zijn handen. Te midden van de stuiptrekkingen der natuur horen de verbaasde toeschouwers de laatste woorden van de Man van Golgotha. USG1 236 1 De natuur leefde mee met het lijden van haar Schepper. De bevende aarde, de scheurende rotsen verkondigden dat het Gods Zoon was, Die stierf. Er had een geweldige aardbeving plaats. Het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën. Zij, die het vonnis voltrokken hadden, en de toeschouwers werden met schrik bevangen toen ze zagen dat de zon door duisternis werd overvleugeld, en voelden hoe de aarde onder hun voeten waggelde en zij het scheuren der rotsen hoorden, en zagen. Het gespot en gehoon van de overpriesters en ouderlingen verstomde toen Christus Zijn geest beval in de handen van Zijn Vader. De verbaasde scharen trokken zich terug en angstig zochten de mensen de terugweg naar de stad. Zij sloegen zich al gaande op de borst en fluisterden nauwelijks hoorbaar onder elkander: "Het is een onschuldige die terechtgesteld is. Wat zal ons gebeuren, indien Hij waarlijk, zoals Hij beweerde, Gods Zoon is?" "HET IS VOLBRACHT" USG1 236 2 Jezus legde Zijn leven niet af, dan nadat Hij het werk, waartoe Hij gekomen was, had voleindigd en met Zijn laatste ademtocht kon uitroepen: "Het is volbracht." Johannes 19:30. Satan was toen verslagen. Hij wist, dat zijn koninkrijk verloren was. Engelen verheugden zich, toen de woorden "Het is volbracht" werden gesproken. Het grote verlossingsplan, dat afhing van de dood van Christus, was tot hier toe in vervulling gegaan. En er was vreugde in de hemel, dat de zonen Adams, door een leven van gehoorzaamheid, uiteindelijk tot de troon van God verheven konden worden. O, welk een liefde! Welk een wonderlijke liefde! die de Zone Gods naar deze aarde bracht om zonde voor ons te worden, opdat wij met God zouden verzoend worden om dan eenmaal met Hem in heerlijkheid te kunnen leven in Zijn woningen. O, wat is de mens, dat voor zijn verlossing zo ', n prijs betaald moest worden! USG1 237 1 Wanneer mannen en vrouwen meer ten volle de omvang kunnen begrijpen van het grote offer, gebracht door de Majesteit des hemels door in ‘s mensen plaats te sterven, zal het plan der verlossing verheerlijkt worden en weerkaatsingen van Golgotha zullen in het hart van de Christen tedere, geheiligde en dankbare gevoelens opwekken. Lofzangen ter ere van God en het Lam zullen in hun hart en op hun lippen zijn. Hovaardij en zelfver-heerlijking kunnen niet bloeien in de harten, waarin de tonelen van Golgotha nog helder staan gegrift. Deze wereld zal van bitter weinig waarde zijn voor hen, die de ontzaglijke prijs van ‘s mensen verlossing, het dierbare bloed van Gods geliefde Zoon, waarderen. Al de schatten der wereld zijn niet toereikend om een verloren ziel te redden. Wie kan de liefde van Christus voor een verloren wereld meten, toen Hij aan het kruis hing, lijdende voor de zonden van schuldige mensen? Deze liefde was onmeetbaar, oneindig. LIEFDE, STERKER DAN DE DOOD USG1 237 2 Christus heeft getoond dat Zijn liefde sterker was dan de dood. Hij bracht daarmede ‘s mensen zaligheid tot stand; en hoewel Hij met de machten der duisternis in de verwoedste strijd gewikkeld was, zo werd nochtans, te midden van dat alles, Zijn liefde sterker en sterker. Hij doorstond het dat Zijn Vader het aangezicht voor Hem verborg, totdat Hij uit de bitterheid van Zijn ziel moest uitroepen: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" Mattheüs 27 : 46. Zijn arm verwekte de zaligheid. De prijs was betaald om de verlossing van de mens te kopen, toen, in de laatste worsteling der ziel, de gezegende woorden werden gesproken, die door de gehele schepping schenen te weerklinken: "Het is volbracht." USG1 237 3 Velen, die belijden Christenen te zijn, raken niet uitgepraat over gebeurtenissen in de wereld en ze voelen zich steeds aangetrokken tot nieuwe, prikkelende amusementen, terwijl ze wat Gods werk betreft, zo koel en kil blijven als ijs. Hier is een onderwerp, arme vormendienaar, van voldoende belang om u geestdriftig te maken. Eeuwige belangen zijn hierbij inbegrepen. Gezien het onderwerp, is het zonde kalm en lauwhartig te zijn. De tonelen van Golgotha moeten de diepste emotie opwekken. Wanneer gij u over dit thema enthousiast betoont, zult gij te verontschuldigen zijn. Dat Christus, zo verheven, zo onschuldig, zulk een pijnlijke dood moest ondergaan, de last van de zonden der wereld torsende, kunnen onze gedachten en verbeelding nooit ten volle begrijpen. USG1 238 1 De lengte, de breedte, de hoogte en de diepte, van zo ', n verbazingwekkende liefde kunnen we niet doorgronden. De beschouwing van niet te peilen diepten van de liefde eens Heilands moest de geest bezig houden, de ziel beroeren en week maken, de affecties veredelen en verheffen en het gehele karakter volslagen hervormen. De woorden van de apostel luiden: "Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Die gekruisigd." 1 Korinthe 2 :2. Ook wij mogen zien op Golgotha en uitroepen: "Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus; door Welke de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld." Galaten 6:14. USG1 238 2 Nagaande voor welk een ontzettende prijs onze zaligheid is gekocht, vragen wij ons af wat het noodlot zal zijn van hen, die op een zo grote zaligheid geen acht slaan? Wat zal de straf zijn over degenen, die belijden volgelingen van Christus te zijn, maar nochtans nalaten in alle ootmoed gehoorzaamheid te bewijzen aan de geboden van hun Verlosser, en die niet als nederige discipelen van Christus het kruis opnemen en Hem volgen van de kribbe tot Golgotha? "Wie met Mij niet vergadert," zo zegt Christus, "die verstrooit." Mattheüs 12 : 30. BEGRENSD BEGRIP VAN DE VERZOENING USG1 238 3 Sommigen hebben maar een begrensd begrip van de verzoening. Zij denken dat Christus slechts voor een klein deel de straf der wet onderging; ze veronderstellen dat, terwijl de gramschap Gods door Zijn geliefde Zoon werd aangevoeld, Hij, in al Zijn smartelijk lijden, het bewijs had van Zijns Vaders liefde en welbehagen; dat de poorten van het graf, dat Hem te wachten stond, verlicht waren door een zalige hoop en dat Hij Zich aanhoudend bewust was van Zijn toekomstige heerlijkheid. Hier wordt een grove fout begaan. Christus' bijtende angst ontstond uit een gevoel van Zijns Vaders misnoegen. Zijn folterende zielesmart was derhalve van zo ', n intensiteit, dat de mens daarvan slechts een zwak begrip heeft. USG1 239 1 Bij velen verwekt het verhaal van de bereidheid, de vernedering en het offer van onze hemelse Here geen groter belangstelling en ontroert de ziel niet meer dan het verhaal van de dood van Jezus' martelaren. Velen hebben de dood ondergaan door langzame foltering; anderen zijn tot de kruisdood veroordeeld. In welk opzicht verschilt hiervan de dood van Gods geliefde Zoon? Het is waar dat Hij aan het kruis een zeer wrede dood stierf; nochtans hebben anderen om Zijns Naams wille, wat lichamelijke foltering betreft, even zwaar geleden. Waarom dan toch was het lijden van Christus afschrikwekkender dan dat van andere mensen, die hun leven om Zijn wil hebben afgelegd? Wanneer het lijden van Christus enkel te maken had met lichamelijke pijn, dan was Zijn dood niet smartelijker dan die van andere martelaren. USG1 239 2 Maar de lichamelijke pijn was slechts een klein deel van het lijden van Gods geliefde Zoon. De zonden der wereld lagen op Hem, alsook het gevoel van Zijns Vaders toorn, toen Hij de straf onderging voor de wetsovertreding. Dat was het, hetgeen Zijn goddelijke ziel als ‘t ware verpletterde. Het was omdat Zijn Vader het aangezicht voor Hem verborg -- een gevoel dat Zijn eigen geliefde Vader Hem verlaten had -- dat Hij Zich zo wanhopig voelde. De scheiding, die de zonde maakt tussen God en de mens, werd ten volle gerealiseerd, en scherp aangevoeld door de onschuldige, lijdende Man van Smarten. Hij werd aangevochten door de machten der duisternis. Er was voor Hem geen enkele lichtstraal om de toekomst wat helderder te maken. En Hij worstelde met de macht van Satan, die verkondigde dat hij Christus in zijn macht had, dat hij sterker was dan de Zoon van God, dat de Vader Zijn Zoon had verworpen en dat Hij, evenals hijzelf, niet langer bij de Vader in de gunst stond. Wanneer Hij werkelijk bij God nog in de gunst stond, waarom moest Hij dan sterven? God kon Hem voor de dood bewaren. USG1 240 1 Zelfs in Zijn bittere angst gaf Christus Zich absoluut niet aan de kwellende vijand over. Legioenen boze engelen hadden zich geschaard om Gods Zoon, nochtans werd de heilige engelen bevolen hun rijen niet te verlaten om deel te nemen aan de strijd met de honende, schimpende vijand. De hemelse engelen kregen geen toestemming om Gods Zoon in Zijn kwellende angst bij te staan. Het was in deze verschrikkelijke ure der duisternis, toen de Vader Zijn aangezicht had verborgen, toen boze engelen Hem omringden, de zonden der wereld Hem bezwaarden, dat uit Zijn mond de woorden werden geperst: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" Mattheüs 27 : 46. EEN MAATSTAF VAN DE WAARDE DER ZIEL USG1 240 2 De dood van de martelaren kan niet vergeleken worden met de doodsstrijd, welke Gods Zoon onderging. We moeten een breder, dieper inzicht hebben van het leven, het lijden, en de dood van Gods geliefde Zoon. Wanneer men een juiste beschouwing heeft van de verzoening, zal de zaligheid der zielen worden aangevoeld als van onschatbare waarde. In vergelijking met hef gevoel van het eeuwige leven, zinkt elk ander gevoel daarbij in het niet. Maar wat heeft men de raadgevingen van deze liefdevolle Heiland gesmaad! Men heeft zijn hart op de wereld gezet, en zelfzuchtige belangen hebben voor Gods Zoon de deur gegrendeld. IJdele huichelarij en hovaardij, zelfzuchtig gewin, naijver, ondeugd en passie hebben de harten van velen zó boordevol gemaakt, dat daar voor Christus geen plaats is. USG1 240 3 Hij was oneindig rijk, nochtans is Hij om onzentwille arm geworden, opdat wij door Zijn armoede rijk zouden worden. Hij was bekleed met licht en heerlijkheid en omringd door heirscharen van hemelse engelen, die gereed stonden om Zijn bevelen uit te voeren. Nochtans is Hij onze natuur deelachtig geworden en gekomen om te verkeren onder zondige stervelingen. Dat is de liefde, welke niet in woorden kan uitgedrukt worden. Dit gaat alle kennis te boven. Groot is de verborgenheid der godzaligheid. Onze zielen moeten verkwikt, verheven en verblijd worden door dit onderwerp der liefde van de Zoon des mensen. De navolgers van Christus moeten hier leren enigermate die geheimzinnige liefde te weerspiegelen als voorbereiding om zich te verenigen met al de verlosten, om "dankzegging, en eer, en heerlijkheid, en kracht...", toe te kennen "aan Hem, Die op de troon zit en het Lam in alle eeuwigheid." USG1 241 1 Christus gaf Zichzelve als een zoenoffer voor de redding van een verloren wereld. Hij werd behandeld, zoals wij verdienen, opdat wij behandeld zouden worden, zoals Hij verdient. Hij werd veroordeeld om onze zonden, waarin Hij geen deel had, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden door Zijn gerechtigheid, waarin wij geen deel hadden. Hij onderging de dood, die ons toekwam, opdat wij het leven zouden ontvangen, dat Hem toekomt. "Door Zijn striemen is ons genezing geworden." Jesaja 53 : 5. 1904, Vol. 8, blz. 208, 209 USG1 241 2 Christus' geliefkoosde onderwerp was hef vaderlijke karakter en de overvloedige liefde Gods. Deze kennis van God was Christus' persoonlijke gave aan de mensen, en deze gave heeft Hij in de handen gelegd van Zijn volk, opdat zij dit verder in de wereld zouden uitdragen." 1900, Vol. 6, blz. 55 ------------------------Hoofdstuk 43--Christelijke Ijver USG1 242 1 Er is een opgeschroefde ijver, zonder enige zin of doel, die niet is volgens de kennis, die blind is in zijn daden en afbrekend wat zijn resultaten betreft. Dat is geen Christelijke ijver. Christelijke ijver wordt beheerst door beginsel en kenmerkt zich niet door kortstondige vlagen. Deze is van ernstige aard, diep en sterk, waarin de gehele ziel opgaaf en die de zedelijke gevoelens op de voorgrond doet treden. De zaligheid van zielen en de belangen van Gods Koninkrijk zijn aangelegenheden van het grootste belang. Welk ander object is er, dat om meer ernst vraagt dan de redding van zielen en de heerlijkheid Gods? Dat zijn overwegingen, welke men niet licht moet achten. Ze staan op één lijn met de eeuwigheid. Eeuwige belangen staan op het spel. Mannen en vrouwen nemen een beslissing ten goede of ten kwade. Christelijke ijver zal zich niet uitputten in een woordenstroom, maar zal krachtig èn doelmatig te werk gaan. Nochtans zal dit niet gedaan worden om gezien te worden. Nederigheid zal elke daad karakteriseren en zal in elk werk tot uiting komen. Christelijke ijver zal aanzetten tot ernstig gebed en verootmoediging en tot een trouwe betrachting van de huiselijke plichten. In de gezinskring zullen zachtheid en liefde, welwillendheid en medeleven naar voren treden, welke immers de vruchten zijn van Christelijke ijver. . . USG1 242 2 O, hoe weinigen onderkennen de waarde van zielen! Hoe weinigen zijn tot offers bereid om zielen te brengen tot de kennis van Christus! Er wordt veel gepraat, veel gesproken over liefde voor verlorengaande zielen; maar praten geeft zo weinig. Wat nodig is, is een waarachtige Christelijke ijver, een ijver die zich openbaart door iets 1869, Vol. 2, blz. 232, 233 (Waarschuwingen voor de Gemeente) te doen. Allen moeten nu voor zich persoonlijk werken, en wanneer Jezus in hun hart woont, zullen ze Hem voor anderen belijden. Evenmin als de wateren van de Niagara in hun val kunnen gestuit worden, evenmin kan een ziel, die Christus bezit, weerhouden worden om van Hem te getuigen. ------------------------Hoofdstuk 44--Verantwoordelijkheden van de Jeugd USG1 243 1 Wanneer de jongeren konden zien hoeveel goed er onder hun bereik valt te verrichten, indien ze God tot hun sterkte en wijsheid zouden stellen, zouden ze niet langer zo zorgeloos en onverschillig tegenover Hem staan; ze zouden zich niet langer laten beïnvloeden door hen, die onheilig zijn. In plaats van zich bewust te zijn dat een persoonlijke verantwoordelijkheid op hen rust, om bij hen een drang te ontwikkelen, anderen goed te doen, en anderen tot de rechtvaardigheid te leiden, zoeken ze liever hun eigen genoegens. Ze zijn nutteloze mensen in de samenleving en leven net zo doelloos als de vlinders. De jongeren mogen een kennis van de waarheid bezitten, en die geloven, maar ze leven die niet uit. Dezulken bezitten een dood geloof. Hun hart is nog niet zo getroffen, dat het hun gedrag en karakter voor Gods oog ten goede beïnvloedt; en ze beantwoorden niet meer aan Gods wil dan ongelovigen. Hun hart is niet in harmonie met de wil van God; ze leven met Hem op voet van vijandschap. Zij, die verzot zijn op amusement, en die het gezelschap van wereldse mensen zoeken, hebben een tegenzin in het beoefenen van 1869, Vol. 2, blz. 235--237 (Waarschuwingen voor de Gemeente) godsdienst. De Meester zal alleen dan tot deze jonge mensen, die Zijn naam belijden, zeggen: "Wel gedaan, gij goede en getrouwe dienstknechten", wanneer ze werkelijk goed en trouw zijn. USG1 244 1 De jonge mensen verkeren in groot gevaar. Het lezen van oppervlakkige lectuur zal voor hen kwade gevolgen hebben. Daaraan gaat veel tijd verloren, die beter besteed had kunnen worden. Sommigen ontzeggen zich zelfs de slaap om een inhoudloos romannetje uit te lezen. De wereld is met dat soort lectuur overspoeld. Sommige boeken zijn niet zo gevaarlijk van inhoud als anderen. Sommigen zijn onzedelijk, laag bij de grond, en vulgair; anderen staan op wat hoger peil; maar allen zijn wat hun invloed betreft, verderfelijk. O, konden de jonge mensen zich toch eens indenken, wat een nadelige invloed die prikkelende lectuur op hun geest uitoefent! Kunt gij, na zo ', n boek gelezen te hebben, het Woord Gods openslaan om de woorden des levens met belangstelling in u op te nemen? Beschouwt gij het Boek van God niet als onbelangrijk?. De bekoring van die roman beïnvloedt de geest, brengt daarin een wanklank, en belet u uw aandacht te bepalen bij de belangrijke, plechtige waarheden, die uw eeuwig welzijn raken. Gij zondigt tegenover uw ouders, door voor zulk een armzalig doel de tijd te geven, die hun toekomt, en gij zondigt tegenover God door de tijd te gebruiken, die feitelijk aan Hem gewijd moest worden. USG1 244 2 Het is de plicht van jonge mensen om de soberheid te beoefenen. Lichtzinnigheid, pref en ijdel gepraat zal uitlopen op een magerheid der ziel en op het verlies van Gods gunst. Velen van u denken dat ge op anderen geen slechte invloed uitoefent, en dat geeft u een zekere voldoening; maar oefent gij een invloed ten goede uit? Probeert gij door uw spreken en doen anderen tot de Heiland te leiden, of, indien ze Christus reeds kennen, hen tot een nauwere gemeenschap met Hem te brengen? USG1 244 3 De jongeren moeten een geest van toewijding en godsvrucht cultiveren. Ze kunnen God niet verheerlijken, of ze moeten er aanhoudend naar streven de volheid van de gestalte van Christus te bereiken -- volmaaktheid in Christus Jezus. Laat de Christelijke deugden overvloedig uw deel worden. Wijdt aan uw Heiland uw beste en heiligste affecties. Bewijst een absolute gehoorzaamheid aan Zijn wil. Met minder dan dat is Hij niet tevreden. Laat u niet van uw stuk brengen door de spot en de schimpscheuten van hen, die zich overgeven aan ijdelheden. Volgt uw Heiland, of het u nu goed of slecht gaat; beschouwt het als een vreugde en een heilige eer, het kruis van Christus te dragen. Jezus heeft u lief. Hij stierf voor u. Wanneer gij Hem niet dient met uw ongedeelde affecties, zult gij er niet in slagen in Zijn vreze volmaakte heiligheid te bereiken; en gij zult ten slotte het vreselijke woord moeten horen: Ga weg. ------------------------Hoofdstuk 45--Een Verjaardagsbrief USG1 245 1 Mijn lieve Zoon: Ik schrijf je deze brief op je negentiende verjaardag. Het was ons een genoegen je gedurende een paar weken in ons midden gehad te hebben. En nu zul je ons gaan verlaten, maar nochtans zullen we in onze gebeden aan je denken. USG1 245 2 Opnieuw wordt een jaar van je leven vandaag afgesloten. Hoe kun je daarop terug zien? Heb je in het goddelijk leven vorderingen gemaakt? Ben je in het geestelijke gegroeid? Heb je het eigen-ik met al zijn affecties en lusten gekruisigd? Is je belangstelling voor de studie van Gods Woord toegenomen? Heb je beslissende overwinningen behaald over je persoonlijke gevoelens en eigenzinnigheid? O, wat heb je toch van je leven gemaakt in hei jaar, dat nu in de eeuwigheid is opgegaan om nooit terug te komen? USG1 246 1 Wanneer je nu een nieuw jaar ingaat, laat dit dan zijn met het vaste voornemen om in alle opzichten de goede weg te bewandelen. Moge je leven toch op een hoger niveau komen, dan tot nu toe het geval was. Stel je als doel niet je eigen belangen en genoegens te zoeken, maar het werk van onze Verlosser in alle op-zichten te bevorderen. Volhard niet in een positie, waar je altijd zelf hulp nodig hebt en waar anderen waakzaam moeten zijn om je op de smalle weg te houden. Je kunt zo sterk zijn om op anderen een heiligende invloed uit te oefenen. Je kunt daar zijn waar je ziel verlangend zal worden om anderen goed te doen, de bedroefden fe troosten, de zwakken te sterken, en voor Christus te getuigen waar de gelegenheid zich maar voordoet. Streef er naar God in alles, altijd, en overal, te eren. Laat je godsdienst in alles tot uiting komen. Wees flink in alles wat je aanpakt. USG1 246 2 Je hebt de reddende kracht Gods niet zo beleefd, als het je voorrecht was, omdat je je niet als levensdoel gesteld hebt, Christus te verheerlijken. Laat elk doel, dat je je stelt, elk werk, waaraan je deelneemt, en elk genoegen, dat je smaakt, tot verheerlijking van God zijn. Laaf dit de faal van je hart zijn: Ik behoor U toe, o God, om voor U te leven, voor U te werken en voor U te lijden. USG1 246 3 Velen belijden aan de zijde des Heren te staan, en toch doen ze dat niet; al hun daden zijn op Satan ingesteld. Waardoor zullen we uitmaken aan wiens kant we staan? Wie bezit het hart? Naar wie gaan onze gedachten uit? Over wie spreken we gaarne? Wie bezit onze warmste affecties en onze beste krachten? Staan we aan de kant des Heren, dan spreken we met Hem en onze zoetste gedachten gaan naar Hem uit. We hebben geen vriendschap met de wereld; alles wat we hebben en zijn, is Hem gewijd. We zijn verlangend Zijn beeltenis uit te dragen, Zijn Geest te ademen, Zijn wil te doen en in alle dingen Hem te behagen. EEN POSITIEVE INVLOED USG1 247 1 Je moet zo beslist zijn in je doen en laten, dat niemand zich in jou behoeft te vergissen. Zonder enige beslistheid kun je nooit een invloed op de wereld uitoefenen. Je voornemens mogen goed en oprecht zijn, maar ze zullen een mislukking blijken wanneer je God niet tot je sterkte stelt, en voorwaarts gaat met een vaste doelbe-wustheid. Je moet je gehele hart op Gods werk stellen. Je moet er naar streven, belevenissen in het Christelijke leven op te doen. Je moet je in je leven Christus als voorbeeld stellen. USG1 247 2 Je kunt niet God dienen en de mammon. Je staat òf volkomen aan de kant des Heren, òf aan de kant van de vijand. "Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit." Mattheüs 12 : 30. Sommigen laten hun godsdienstig leven mislukken, omdat ze altijd aarzelen en geen vast omlijnd doel hebben. Ze worden herhaaldelijk overtuigd, en benaderen bijna het punt om alles aan God over te geven; maar omdat ze dan nalaten de beslissende stap te doen, vallen ze wederom terug. En in die toestand verhardt het geweten zich en wordt steeds minder ontvankelijk voor de indrukken van Gods Geest. Zijn Geest heeft gewaarschuwd, heeft overtuigd, en is versmaad, zodat deze zich gegriefd heeft teruggetrokken. God wil niet dat met Hem gespeeld wordt. Hij laat iemands plicht nauwkeurig zien, en is men nalatig het licht te volgen, dan ontstaat duisternis. USG1 247 3 God nodigt je uit met Hem een medearbeider te worden in Zijn wijngaard. Begin waar je je momenteel bevindt. Kom tot het kruis en verzaak daar je eigen-ik, de wereld, en elke afgod. Geef Jezus een algehele plaats in je hart. Je verkeert in een moeilijke omstandigheid om een toegewijd leven te leiden en een invloed uit te oefenen, die anderen er toe zal brengen om zonde en genoegens en dwaasheid op te geven en de smalle weg te volgen, die bestemd is voor de vrijgekochten des Heren. USG1 247 4 Geef je volkomen aan God over; geef alles onvoorwaardelijk op, om aldus de vrede te zoeken, die alle verstand te boven gaat. Je kunt niet uit Christus gevoed worden tenzij je in Hem bent. Wanneer je in Hem niet bent, dan ben je een tak, die verdord is. Je voelt niet je behoefte aan reinheid en ware heiligheid. Je moest een vurig verlangen hebben naar de Heilige Geest en daar ernstig om bidden. Je kunt de zegen Gods niet verwachten wanneer je daar niet naar streeft. Zou je de middelen gebruiken, die onder je bereik liggen, dan zou je een opwassen in de genade ervaren en een opgroeien tot een hoger leven. USG1 248 1 Het ligt niet in je natuurlijke aard om geestelijke dingen lief te hebben; maar je kunt die liefde verkrijgen door je geest, de kracht van je wezen daarop in te stellen. Wat je nodig hebt, is de wil tot de daad. Ware opvoeding bestaat in de kracht om onze talenten zó te gebruiken dat er heilzame resultaten door verkregen wor-den. Wat is toch de oorzaak dat godsdienst onze gedachten zo weinig bezig houdt, terwijl de wereld de kracht van hersenen, beenderen en spieren tot haar beschikking heeft? Dat komt omdat de gehele kracht van ons wezen naar die richting geleid wordt. We hebben ons met alle kracht ingespannen om ons met ons gehele wezen toe te leggen op wereldse aangelegenheden, tot we ten slotte als vanzelf die weg volgen. Dat is de oorzaak waarom Christenen een godsdienstig leven zo moeilijk en een werelds leven zo gemakkelijk vinden. De vermogens zijn geoefend om hun kracht naar die kant te ontwikkelen. In het godsdienstige leven heeft men ingestemd met de waarheden van Gods Woord, maar in de praktijk van het leven heeft men die niet toegepast. USG1 248 2 De cultivering van godsdienstige gedachten en devote gevoelens is geen onderdeel geworden van onze vorming. Deze moeten het gehele wezen beïnvloeden en beheersen. De gewoonte om het goede te doen, ontbreekt. Zo af en toe, bij vlagen, gebeurt dit eens, wanneer de invloeden gunstig zijn; maar om van nature en van harte na te denken over goddelijke dingen, is helaas geen overheersend beginsel des geestes. NIETIG IN HET GEESTELIJKE USG1 249 1 Het is absoluut niet nodig dat men een dwerg blijft in het geestelijke, wanneer men de geest maar aanhoudend instelt op geestelijke dingen. Maar wanneer men zich enkel bepaalt om daarom en daarover te bidden, dan wordt in de behoeften van dit geval niet voorzien. Je moet' de geest er aan gewennen om zich op geestelijke aangelegenheden te concentreren. Oefening baart kracht. Vele belijdende Christenen verkeren in het gevaar dat beide werelden hun ontglippen. Wanneer je voor de helft een Christen, en voor de helft een wereldling bent, dan ben je voor één honderdste deel een Christen, en voor de rest een wereldling. USG1 249 2 Wat God verlangt, is een geestelijk leven; nochtans roepen duizenden uit: "Ik weef niet waf er aan scheelt; maar ik heb helemaal geen geestelijke kracht, en de Geest van God onderga ik niet." Nochtans zullen diezelfde mensen actief en spraakzaam, ja zelfs welsprekend worden, wanneer het gaaf over wereldse zaken. Luister maar eens op een vergadering naar dezulken. Dan gaaf hun tong zo snel dat ze bijna niet te volgen zijn. Ze zijn mannen en vrouwen van de wereld. Ze hebben zich op wereldse neigingen foegelegd en hun talenten zijn naar die kant sterk ontwikkeld. Toch zijn ze zo zwak als een baby ten aanzien van geestelijke dingen, terwijl ze zich juist daarin sterk en intelligent moesten betonen. Ze houden er niet van om hun gedachten te bepalen bii de verborgenheid der godzaligheid. Ze kennen de taal des hemels niet en vormen hun geest niet om straks de liederen des hemels te kunnen zingen en op te gaan in de geestelijke oefening, welke daar de aandacht van allen zal hebben. USG1 249 3 Naam-Christenen, wereldse Christenen zijn onbekend met de hemelse aangelegenheden. Ze zullen nooit gebracht worden tot de poorten van het Nieuwe Jeruzalem om zich bezig te houden met die dingen, waarvoor ze hier absoluut geen belangstelling hadden. Ze hebben hun verstand niet geoefend om een vermaak te hebben in een devote meditatie over de dingen Gods en des hemels. Hoe zouden ze dan deel kunnen nemen aan de hemelse diensten? Hoe zouden ze een vermaak kunnen hebben in het reine, het heilige in de hemel, terwijl ze dat hier op aarde helemaal niet betoond hebben? Juist de atmosfeer daar zal enkel en alleen reinheid ademen. Maar met dit alles zijn ze onbekend. Toen ze in de wereld waren en hun werelds beroep uitoefenden, wisten ze precies wat ze doen en laten moesten. De lagere neigingen, die zo voortdurend actief waren, groeiden, terwijl de hogere, edeler vermogens van de geest, niet door gebruik versterkt, niet uit hun sluimer konden ontwaken om het geestelijke te beoefenen. De geestelijke dingen worden niet onderscheiden omdat ze bekeken worden met wereldlievende ogen, die de waarde van het eeuwige boven het tijdelijke niet kunnen schatten. USG1 250 1 De geest moet gevormd en gedisciplineerd worden om het reine lief te hebben. Een liefde voor het geestelijke moest aangemoedigd worden; ja, moet aangemoedigd worden, wanneer je wilt opwassen in de genade en in de kennis der waarheid. Verlangens naar goedheid en ware heiligheid zijn goed zo ver als ze gaan; maar wanneer ge hier ophoudt, zijn ze niets waard. Goede voornemens zijn uitstekend, maar zullen van weinig waarde blijken, tenzij ze resoluut worden uitgevoerd. Velen zullen verloren gaan, terwijl ze hopen en verlangen Christenen te zijn; maar ze spannen zich niet terdege in, daarom zullen ze in de weegschaal gewogen en te licht bevonden worden. De wil moet in de juiste richting geoefend worden. Ik wil met geheel mijn hart een Christen zijn, ik wil kennen de lengte en breedte, de hoogte en diepte van een volmaakte liefde. Luister naar de woorden van Jezus: "Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden." Mattheüs 5 : 6. Ruime voorzieningen zijn door Christus getroffen om de ziel te verzadigen, die hongert en dorst naar de gerechtigheid. HOGERE GEESTELIJKE TALENTEN USG1 251 1 Het zuivere element der liefde zal de ziel verheffen tot hogere kundigheden, tot een meerdere kennis van het goddelijke, zodat ze niet tevreden zal zijn met een tekort der volheid. De meeste belijdende Christenen hebben geen idee van de geestelijke kracht, die ze kunnen bereiken, of ze moesten even ambitieus, ijverig, en volhardend zijn om een kennis van hemelse dingen te verkrijgen, als ze nu zijn om de armzalige, vergankelijke dingen van dit leven te vergaderen. De grote massa van het belijdende Christendom was al tevreden met in het geestelijke dwergen te zijn. Ze hebben niet de geaardheid zich als doel te stellen, eerst te zoeken naar het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid; derhalve is voor hen de godzaligheid een verborgenheid, die ze niet kunnen begrijpen. Ze kennen Christus niet door een persoonlijk beleven. USG1 251 2 Laat die mannen en vrouwen, die tevreden zijn met hun nietige, wankele toestand ten aanzien van het goddelijke nu eens plotseling in de hemel geplaatst worden om voor een ogenblik te aanschouwen de verheven, heilige staat van volmaaktheid, die daar altijd heerst -- elke ziel vol liefde, elk gelaat stralend van vreugde, luisterende naar muziek, die in rijke melodieën weerklinkt ter ere van God en het Lam; terwijl aanhoudend op de heiligen stromen licht vallen van hef aangezicht /an Hem, Die op de troon zit, en van het Lam; en laten ie zich dan realiseren, dat er nog hogere, nog grotere slijdschap te smaken is, want hoe meer zij van de vreugde Gods in zich opnemen, des te meer hun capaciteit groeit om steeds hoger op te rijzen in een eeuwige verukking, en derhalve steeds nieuwe en grotere voorraden e blijven ontvangen uit de steeds vloeiende bronnen van onuitsprekelijke heerlijkheid en gelukzaligheid -- kunnen dan zulke mensen, zo vraag ik mij af, zich scharen onder de hemelingen, deelnemen aan hun gezangen, en de reine, verheven, zich verspreidende heerlijkheid verdragen, die afstraalt van God en het Lam? O, neen! de deur der genade heeft jaren lang voor hen opengestaan, opdat ze de taal des hemels konden leren, opdat ze "der goddelijke natuur deelachtig zouden worden, na ontvloden te zijn het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid." 2 Petrus 1 :4. Maar zij hadden hun geestkracht en al hun energie nodig om persoonlijke, zelfzuchtige doeleinden na te streven. Ze konden zich niet veroorloven God onvoorwaardelijk te dienen en zich dit als hoofddoel te stellen. Wereldse zaken werden voorop gesteld; daaraan werden hun beste krachten geschonken, en een vluchtige gedachte werd Gode gewijd. Zouden dezen veranderd kunnen worden in een punt des tijds, na de uiteindelijke beslissing: "die heilig is, dat hij nog geheiligd worde," "die vuil is, dat hij nog vuil worde"? Die tijd is op handen. USG1 252 1 Zij, die de geest getraind hebben zich te verblijden in geestelijke oefeningen, zijn degenen, die het onverderfelijke zullen ontvangen, en die niet verpletterd zullen worden door de reinheid en de alles overtreffende heerlijkheid des hemels. Ge moogt een goede kennis van de kunst in het algemeen bezitten, ge moogt op de hoogte zijn van de wetenschappen, ge moogt uitmunten als musicus of auteur, ge moogt prettige omgangsvormen hebben, maar wat heeft dit alles te maken met een voorbereiding op de hemel? Wat houdt dit alles in om je voor te bereiden eenmaal te staan voor het gerecht Gods? USG1 252 2 Laat je niet misleiden. God laat niet met Zich spotten. Alleen volslagen heiligheid zal je bereid maken voor de hemel. Alleen oprechte, doorleefde godsvrucht kan je een rein, verheven karakter geven en je waardig maken opgenomen te worden in de tegenwoordigheid Gods, Die een ontoegankelijk licht bewoont. Dat hemelse karakter moet op aarde verkregen worden, of het zal nooit verkregen worden. Begin daar dus direct mee. Vlei je zelf niet, dat er wel eens een betere tijd komt om daarvoor moeite te doen. Elke dag maakt de afstand tussen jou en God groter. Bereid jezelf voor op de eeuwigheid met een nog nooit getoonde ijver. Voed je geest op om de Bijbel, de gebedssamenkomst, het uur van meditatie lief te hebben, en bovenal het uur waarin de ziel met God verkeert. Word hemelsgezind, wanneer je je stem wilt mengen in de hemelse koren in de hemelse woningen. USG1 253 1 Voor jou begint nu een nieuw levensjaar. Een nieuwe bladzijde wordt open geslagen door de alles noterende engel. Wat zal op deze bladzijde geschreven worden? Zal er als een vlek op rusten dat God verwaarloosd, dat plichten verzaakt worden? Dat verhoede God. Laat daarop een verslag geschreven worden, waarvoor je je nooit voor de mensen, noch voor de engelen behoeft te schamen. -- Greenville, Michigan, TI Juli, 1868. ------------------------Hoofdstuk 46--Het Bedriegelijke van Rijkdommen USG1 253 2 Geliefde Zuster M. Toen de Here mij uw geval voorhield, werd ik vele jaren terugverwezen in het verleden, toen ge de waarheid aannaamt van de spoedige wederkomst van Christus. Vol blijdschap zaagt ge naar Zijn verschijning uit... USG1 253 3 Ik zag uw getob met armoede, proberende voor u en uw kinderen in het onderhoud te voorzien. Vaak gebeurde het, dat ge niet wist, wat ge moest doen; en de toekomst scheen donker en onzeker. In uw wanhoop riept ge tot de Here, en Hij troostte en hielp u; en een hoopvol licht omscheen u. Hoe dierbaar was God u in zulke tijden! Hoe zoet Zijn vertroostende liefde! Ge voelde dat ge een kostelijke schat in de hemel had vergaderd. Wanneer ge gewaar werd dat de beproefde kinderen Gods beloond werden, wat was het dan een vertroosting 1869, Vol. 2, blz. 268--288 dat ge Hem als uw Vader kondt beschouwen ... ! USG1 254 1 Mijn aandacht werd gevestigd op uw verlangen naar meerdere middelen. De wens van uw hart was: "O, als ik over geld kon . beschikken, dan zou ik het . zeker niet verspillen! Ik zou een voorbeeld zijn voor hen, die vasthoudend en gierig zijn. Ik zou hun de grote zegen laten zien, die ligt in het doen van het goede." Uw ziel had een afschuw van begeerte. Wanneer ge hebt gezien hoe degenen, die overvloed hadden van de goederen dezer wereld, hun hart sloten voor het klagende geschrei der nooddruftigen, hebt ge gezegd: "God zal hen bezoeken; Hij zal hun loon geven overeenkomstig hun werken." Wanneer ge de rijken zaagt wandelen in hun hovaardij, de zelfzucht in hun harten als met ijzeren banden omsloten, hebt ge aangevoeld dat ze armer waren dan gij, hoewel gij in zorgen en gebrek leefde. Toen ge zaagt hoe deze zo trots op hun geld zijnde mensen het hart hoog droegen, omdat geld macht is, hebt ge medelijden met hen gevoeld, en nooit hebt ge het verlangen gehad om met hen van plaats te verwisselen. Nochtans ging uw hart uit naar bezit, om dat zo te gebruiken dat vurige kolen zouden gestapeld worden op de hoofden van hen, die de begeerte koesteren. OP DE PROEF GESTELD DOOR VOORSPOED USG1 254 2 De Here zei tot Zijn engel, die u tot nu toe onder zijn hoede had gehad: "Ik heb haar beproefd onder zorgen en armoede, en zij is niet van Mij geweken, noch tegen Mij opstandig geweest. Ik zal haar nu beproeven met voorspoed. Ik zal haar nu een eigenschap van het menselijke hart openbaren, waarmede ze onbekend is. Ik zal haar laten zien dat geld de gevaarlijkste vijand is, die ze ooit heeft ontmoet. Ik zal haar het bedriegelijke van de rijkdommen aantonen; dat ze een strik zijn, zelfs voor hen, die voelen dat ze gevrijwaard zullen blijven van zelfzucht, van zelfverheerlijking, verkwisting, hovaardij en hunkering naar de lof van mensen." USG1 254 3 Mij werd toen getoond, hoe er een weg gebaand werd voor u voor betere levenstoestanden om dan tenslotte de middelen te verkrijgen, die gij volgens uw gedachten zoudt gebruiken met wijsheid en tot verheerlijking van God. Hoe bezorgd liet uw beschermengel zijn ogen gaan over deze nieuwe beproeving, om te zien hoe gij de toets zoudt doorstaan. Toen gij de middelen in uw hand kreeg, zag ik, hoe ge u langzaam en bijna onmerkbaar van God afwendde. De middelen, die u werden toevertrouwd, werden uitgegeven voor uw eigen gerief, om uzelf te voorzien van de goede dingen van dit leven. Ik zag de engelen op u zien met een deernisvolle droefheid, het gelaat half afgewend, onwillig om u te verlaten. Maar hun aanwezigheid werd door u niet opgemerkt, en ge vervolgde uw weg zonder oog fe hebben voor uw beschermengel... USG1 255 1 In uw voorspoed hebt ge niet de besluiten uitgevoerd, die ge genomen hebt in uw armoede. Het misleidende van de rijkdom keerde u af van uw opzet. De zorgen namen om u heen toe. Uw invloed breidde zich uit. Wanneer de gebreklijdenden uit hun ellende wilden gehaald worden, gingen ze u vleien, en toen zijt ge gaan houden van de lof, u toegezwaaid door arme, sterfelijke wezens. Ge woonde in een populaire stad, en vond dat nodig voor de bloei van uw zaak, als ook om uw invloed uit te breiden om connecties aan te knopen die voor uw zaak bevorderlijk zouden zijn. Maar ge hebt de dingen te ver doorgedreven. Ge liet u teveel beinvloeden door het oordeel en de opinie van anderen. Ge gaaft uw geld onnodig uit, enkel en alleen om de lust van het oog en de hovaardij des levens te strelen. Ge vergat dat ge beschikte over het geld uws Heren. Wanneer door u gelden werden uitgegeven enkel en alleen om tegemoet te komen aan de ijdelheid, bedacht ge niet, dat de noterende engel een verslag van u opstelde, waarvoor ge u zoudt schamen om het onder uw ogen te krijgen. Zo zei de engel, op u wijzende: "Ge verheerlijkte uzelf, maar hebt God niet groot gemaakt." Ge waart er in verheerlijkt, dat ge de macht hadt al die dingen te kopen ... EEN TIJD VAN GEVAAR USG1 256 1 Uw geloof en simpel vertrouwen op God begonnen te verschrompelen zo gauw als de middelen u toevloeiden. Ge keerde u niet geheel in eens van God af. Uw terugval voltrok zich langzamerhand. Ge hield op met de morgenen avondwijding omdat het u niet altijd schikte. Uw schoondochter legde u moeilijkheden in de weg van een bijzonder, verbitterd karakter, wat er veel toe bijdroeg om u aan een bestendige gezinswijding te onttrekken. Uw huis werd een huis zonder gebed. Uw. werk stond voorop, en de Here en Zijn werk kwamen op de tweede plaats. Zie eens terug op de dagen van uw vroegste belevenissen; zouden deze moeilijkheden u toen hebben afgehouden van het gezinsgebed? USG1 256 2 Hier, door het openlijke gebed te verwaarlozen, hebt ge een invloed in uw huis verloren, die ge hadt kunnen behouden. Het was uw plicht God aan te roepen in uw gezin, ongeacht de consequenties. Uw gebeden hadden ‘s morgens en ‘s avonds tot God moeten worden opgezonden. Ge hadt de plaats moeten innemen van de priester in het gezin, belijdend uw zonden en de zonden van uw kinderen. Waart ge getrouw geweest, dan had God, Die uw Gids geweest is, u niet aan uw eigen wijsheid overgelaten. USG1 256 3 Middelen werden onnodig uitgegeven voor uiterlijk vertoon. Zou deze zonde bij anderen aan de dag komen, dan zoudt ge daarover erg ontstemd geweest zijn. En alzo het geld gebruikende, hebt ge God beroofd. Toen zei de Here: "Ik zal verstrooien. Ik zal haar voor een poosje de weg van haar eigen verkiezing laten bewandelen. Ik zal het oordeel verblinden en de wijsheid wegnemen. Ik zal haar laten zien dat haar sterkte zwak-heid en haar wijsheid dwaasheid is. Ik zal haar vernederen en haar ogen openen om te laten zien hoe ver ze van Mij afgeweken is. Indien ze dan niet van ganser harte tot Mij wil terugkeren, en in al haar wegen Mij kennen, zal Mijn hand verstrooien, en de hovaardij van de moeder en van de kinderen zal neergehaald worden, en opnieuw zal armoede hun deel zijn. Mijn naam zal groot gemaakt worden. De trots des mensen zal neergehaald en de hovaardij des mensen zal verbroken worden ..." USG1 257 1 In uw eerste beleven heeft de Here u talenten van invloed verschaft, maar gaf u geen talenten tot middelen, en daarom verwachtfe Hij niet van u dat ge in uw armoede zoudt afstaan wat ge niet bezat. Evenals de weduwe gaaft ge naar vermogen, ofschoon, hadt ge met uw eigen omstandigheden rekening gehouden, dan zoudt ge u feitelijk vrijgesteld hebben gevoeld van nog zoveel bij te dragen als ge deed. Tijdens uw ziekte verlangde de Here niet van u die actieve energie, waarvan de krankheid u had beroofd. Hoewel het met uw invloed en uw middelen krap aan was, accepteerde God nochtans uw pogingen om het goede te doen en Zijn werk te be-vorderen, overeenkomstig hetgeen gij bezaf. De Here veracht nief de nederige gaven, gewillig en oprechf geschonken. USG1 257 2 Gij bezit een vurig temperament. Doortastendheid in een goed werk is prijzenswaardig. In uw vroegere moeilijkheden en getob, hebt ge een ervaring opgedaan, die aok ten voordele van anderen strekte. Ge waart ijverig in bet dienen van God. Ge hield ervan de bewijzen van ons standpunt voor te leggen aan hen, die de tegenwoordige waarheid niet geloven. Ge spraakf met overtuiging, want al die dingen waren voor u een realiteit. De waarheid was een deel van uw wezen; en zij, cfie uisterden naar uw ernstig vermaan, twijfelden niet aan JW eerlijkheid, maar waren overtuigd dat deze dingen :o waren. USG1 257 3 Door de voorzienigheid Gods strekte uw invloed zich neer en meer uit; en boven dit alles, heeft God het vijs geoordeeld om u te beproeven door het geven van alenten voor welstand. Ge waarf nu gesteld onder een iubbele verantwoordelijkheid. Toen de toesfanden in iw leven begonnen te verbeteren, hebt ge gezegd: "ZoJra ik me een huis kan kopen, zal ik gaan geven voor 3ods werk". Maar toen ge een huis hadt, zaagt ge dat ovele verbeteringen moesten aangebracht worden ten eigen gerieve, dat ge de Here met al Zijn aanspraken op u hebt vergeten, en minder geneigd waart om het werk Gods te helpen dan in de dagen van uw armoede en kommer. USG1 258 1 Gij zocht de vriendschap der wereld, en keerde u verder en verder van God af. Gij vergat de vermaning van Christus: "Wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome." Lukas 21 :34. "Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle." 1 Korinthe 10 : 12. USG1 258 2 Er zijn drie wachtwoorden in het Christelijke leven, waarop men moet acht slaan, indien we niet willen dat Satan ons overvleugelt; namelijk: waken, bidden, werken. Gebed en waken zijn bovendien nodig voor de wasdom in het goddelijke leven. Nooit was er een tijd in uw geschiedenis van meer belang dan de tegenwoordige. Uw enige veiligheid ligt daarin, dat ge leeft als een wachter op de muren. Waakt en bidt altijd. O, wat een voorbehoedmiddel tegen het toegeven aan verzoeking en het geraken in de strikken der wereld! Hoe ernstig hadt ge u de paar laatste jaren bij het werk moeten bepalen, toen uw invloed zich uitbreidde. USG1 258 3 Lieve zuster, de lof van mensen en het gevlei van de wereld heeft groter invloed op u uitgeoefend dan ge u wel bewust zijt. Gij hebt uw talenten niet vermeerderd door ze in te wisselen bij de wisselaars. Ge hebt van nature een warmvoelend hart en zijt goedgeefs. Deze karaktereigenschappen zijn in een zekere mate toegepast, maar niet zoveel als God verlangt. Hef enkele bezit van deze uitmuntende gaven is niet voldoende; God wil dat ze voortdurend worden beoefend; want daardoor zegent Hij degenen, die hulp nodig hebben, en stuwt Zijn werk vooruit voor de zaligheid des mensen ... GELEGENHEID OM TERUG TE KEREN USG1 258 4 U, mijn beste zuster, zijn toevertrouwd talenten voor invloed en talenten voor geld; en uw verantwoordelijk heid is groot. Ge moet omzichtig en in de vreze Gods handelen. Uw wijsheid is zwakheid, maar de wijsheid van boven is sterk. Het is de bedoeling des Heren uw duisternis te verlichten en u opnieuw een glimp te geven van de hemelse schatten, opdat gij moogt inzien de vergelijkende waarde van beide werelden, om dan aan u de keuze te laten tussen deze wereld en de eeuwige erfenis. Ik zag dat de gelegenheid nog bestond om tot de kudde terug te keren. Jezus heeft u verlost door Zijn eigen bloed en Hij verlangt van u dat ge uw talenten gebruikt in Zijn dienst. Ge hebt u nog niet verhard tegen de invloeden van de Heilige Geest. Wanneer de waarheid Gods wordt voorgehouden, ontmoet dat nog een weerklank in uw hart... USG1 259 1 Mijn lieve zuster, de Here is voor u en uw gezin zeer genadig geweest. Ge staat onder de verplichting ten opzichte van uw hemelse Vader om op aarde Zijn heilige naam te loven en te verheerlijken. Om bestendig in Zijn liefde te blijven, moet ge aanhoudend streven naar een nederig verstand en naar die zachte en rustige geest, welke in Gods oog zo kostelijk is. Uw kracht in God zal toenemen, terwijl ge u geheel aan Hem wijdt; zodat ge met vertrouwen kunt zeggen: "Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard?" "Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here." Romeinen 8 : 35, 38, 39. ------------------------Hoofdstuk 47--Ware Bekering USG1 260 1 Bekering is een werk dat door de meesten niet gewaardeerd wordt. Het is geen geringe zaak, een aardse, zondelievende geest te veranderen, om die dan de onuitsprekelijke liefde van Christus, de lieflijkheden van Zijn genade, en de uitnemendheid Gods te doen verstaan, zodat de ziel zich dompelt in een goddelijke liefde en gevangen wordt door de verborgenheden des hemels. Wanneer de mens deze dingen begrijpt, wordt zijn vroeger leven hem afstotend en afgrijselijk. Hij haat de zonde, en zijn hart voor God brekende, omhelst hij Christus als het leven en de vreugde der ziel. Van zijn vroegere genoegens doet hij afstand. Hij bezit een nieuwe geest, nieuwe affecties, nieuwe belangstelling, een nieuwe wil; zijn smarten, zijn verlangens en liefde -- dit alles is nieuw. De begeerlijkheid van het vlees, de lust der ogen, en de hovaardijdes levens, welke tot nu toe werden verkozen boven Christus, worden nu verzaakt, en Christus is de vreugde zijns levens, en de kroon van zijn blijdschap. De hemel, die voordien geen enkele aantrekkelijkheid had, wordt nu bezien in al zijn rijkdommen en heerlijkheid; en hij beschouwt die als zijn toekomstige woning, waar hij zal zien, liefhebben en loven Degene, Die hem verlost heeft door Zijn dierbaar bloed. USG1 260 2 De werken der heiligheid, die zo vermoeiend schenen, vormen nu zijn blijdschap. Het Woord van God, dat zo onbegrijpelijk was, wordt nu als de bron van zijn studie, als zijn raadgever gekozen. Hef is een brief, door God aan hem geschreven, ondertekend door de Eeuwige. Zijn gedachten, zijn woorden, zijn daden worden hiernaar gericht en daardoor getoetst. Hij siddert voor de geboden en bedreigingen, die daarin voorkomen, terwijl hij met vaste hand beslag legt op de beloften en zijn ziel versterkt door deze op zich persoonlijk toe te passen. Het gezelschap van de godvruchtigsten wordt nu door hem gezocht, en in de goddelozen, op wier gezelschap hij eens zo gesteld was, heeft hij langer geen behagen. Nu weent hij over die zonden in hen, waarover hij eens zo ', n plezier had. Eigenliefde en ijdelheid worden verzaakt en hij leeft enkel en alleen voor God, en is rijk in goede werken. Dat is de heiliging, welke God vereist. Minder dan dat zaI Hij niet aannemen. EEN PERSOONLIJK BEROEP USG1 261 1 Ik smeek u, mijn broeder, uw hart nauwgezet te onderzoeken en u af te vragen: "Welke weg bewandel ik en waar zal die eindigen?" Gij hebt alle oorzaak om u te verblijden dat uw leven nog niet is afgesneden, terwijl ge nog geen vaste hoop bezit op hef eeuwige leven. God verhoede, dat gij dit werk nog langer uitstelt om zo in uw zonden te vergaan. Vlei uw ziel niet met valse verwachtingen. Ge ziet geen weg om terug te keren dan door u te verootmoedigen, waarvoor ge niet veel voelt. Christus biedt u, zelfs u, mijn dwalende broeder, een boodschap van genade: "Komt, want alle dingen zijn nu gereed." Lukas 14 : 17. God is bereid u aan te nemen en al uw overtredingen te vergeven, wanneer ge slechts wilt komen. Hoewel ge als een verloren zoon zijt geweest en u reeds lang van God hebt gescheiden, wil Hij u zelfs nu tegemoet komen. Ja; de Majesteit des hemels nodigt u uit tot Hem te komen, opdat ge het leven moogt hebben. Christus staat gereed u van zonde te reinigen, wanneer ge u aan Zijn voeten werpt. Welk profijt hebt ge gehad in het dienen van de zonde? Welk voordeel lag er in het dienen van het vlees en de duivel? Is het geen armzalige beloning, welke gij er voor ontvangt? O! keer terug, keer terug; want waarom wilt ge sterven? USG1 261 2 Ge hebt vaak schuldaanvechtingen en gewetenskwellingen gehad. Ge hebt u zo vaak een doel gesteld en zovele beloften gedaan, en nochtans aarzelt ge om tot Christus te komen opdat ge hef leven zoudt hebben. O, zoudt ge toch maar het gewicht van de tijd kunnen aanvoelen, om terug te keren en te leren! Kunt ge de stem van de Goede Herder in deze boodschap niet horen? Hoe kunt ge zo ongehoorzaam zijn? Speel niet met God, anders zaI Hij u op uw dwaalwegen aan uzelf overlaten. Het leven of de dood wordt u voorgehouden! Wat zult ge kiezen? Het is een vreselijk iets God te wederstreven en Zijn smeekbeden te weerstaan. Het staat aan u of opnieuw de liefde Gods op het altaar van uw hart zal branden, zoals ge eens ervaren hebt. Het staat aan u met God gemeenschap te hebben zoals in het verleden. Wanneer ge in een zuivere verhouding tot God komt, zult ge opnieuw in de rijkdommen van Zijn genade delen en uw gelaat zal Zijn liefde weerspiegelan. USG1 262 1 Het is niet nodig schuld te bekennen tegenover hen, die van uw zonden en fouten niet op de hoogte zijn Het ligt niet op uw weg een belijdenis te doen, waardoor ongelovigen zullen triomferen; maar belijd uw schuld volgens hef Woord van God voor degenen, die ervoor in aanmerking komen, die uit uw fouten geen munt zullen slaan, en laat deze voor u bidden, en God zal uw werk accepteren en u genezen. Laat u om uw eigen bestwil raden om een gedegen werk te doen voor de eeuwigheid. Verzaak uw hovaardij, uw ijdelheid en neem hef juiste besluit. Keer terug tot de kudde. De Herder staaf gereed om u op te nemen. Keer weder en doe uw eerste werken en laat God opnieuw een welbehagen in u hebben. ------------------------Hoofdstuk 48--Morele Bezoedeling USG1 262 2 Mij is getoond, dat we leven te midden van de gevaren van het laatste der dagen. Omdat de ongerechtigheid toeneemt, verkoelt de liefde van velen. Het woordje "velen" verwijst naar de belijdende volgelingen van Christus. Ze zijn aangetast door de heersende ongerechoorzaak van dat verval is dat ze zich niet afzijdig houden van die ongerechtigheid. Het feit, dat hun liefde voor God verkoelt omdat de ongerechtigheid toeneemt, toont aan, dat ze in zekere zin deel hebben in die ongerechtigheid, anders zou hun liefde voor God en hun ijver en toewijding voor Zijn werk daaronder niet te lijden hebben. USG1 263 1 Een afschuwelijk beeld van de toestand der wereld is mij voorgehouden. Onzedelijkheid neemt allerwege toe. USG1 263 2 Losbandigheid is de zonde van deze tijd. Nooit stak de verdorvenheid haar mismaakt hoofd zo driest op als tegenwoordig. De mensen schijnen als verdoofd, en zij, die de deugd en ware goedheid liefhebben, worden door haar onbeschaamdheid, kracht en overheersing bijna ontmoedigd. De toenemende ongerechtigheid kan niet enkel toegeschreven worden aan de ongelovige en de spotter. Was dit maar het geval, maar het is helaas niet zo. Vele mannen en vrouwen, die de godsdienst van Christus belijden, zijn schuldig. Zelfs sommigen, die belijden uit te zien naar Zijn verschijning, zijn op die ge-beurtenis niet meer voorbereid dan Satan. Ze reinigen zich nief van alle bezoedeling. Ze zijn zo lang de slaaf geweest van hun lusten, dat het heel gewoon is wanneer hun gedachten onrein en hun voorstellingen verdorven zijn. Het is even onmogelijk hun gedachten te laten gaan over reine en heilige dingen, als de Niagara watervallen in een andere bedding te leiden. USG1 263 3 Jonge mensen en kinderen van beide sexen doen aan die zedelijke bezoedeling mee en beoefenen de praktijken van deze walgelijke, ziel-en-lichaam-verdervende ondeugd. Vele belijdende Christenen zijn zó verdoofd door diezelfde praktijken, dat hun morele gevoelens zo zijn afgestompt, dat ze niet kunnen begrijpen dat dit zonde is, en dat, wanneer ze daarmede doorgaan, ze naar lichaam en ziel ten onder zullen gaan. De mens, het edelste wezen op aarde, geschapen naar Gods beeld, vervormt zich in een beest! Hij maakt zichzelve grof tigheid en afval van God, maar nodig was dat niet. De en corrupt. Elke Christen zal moeten leren om zijn driften te beteugelen en zich door een beginsel te moeten laten leiden. Doet hij dat niet, dan is hij de naam van Christen niet waard. USG1 264 1 Sommigen, die hoog opgeven van de waarheid, hebben geen begrip van de zonde der zelfbevlekking en haar funeste gevolgen. Lang-gekoesterde gewoonten hebben hun verstand verblind. Zij realiseren zich niet de uitzonderlijke zondigheid van deze onterende zonde, die het gestel krachteloos maakt en de zenuwkracht van hun hersenen vernielt. Het zedelijk beginsel is uitermate zwak wanneer het te kampen heeft met een ingekankerde gewoonte. Plechtige boodschappen van de hemel kunnen geen krachtige indruk maken op het hart, dat zich niet versterkt heeft tegen de drang van deze onterende gewoonte. De gevoelige zenuwen van de hersenen hebben haar gezonde veerkracht verloren door een ziekelijke prikkeling, om met een onnatuurlijk verlangen toe te geven aan zinnelijke hartstocht. De zenuwen der hersenen, die met het gehele gestel verbinding hebben, zijn het enige middel, waardoor de Hemel gemeenschap kan hebben met de mens en zijn diepste leven kan beïnvloeden. Wat de circulatie van de electrische stromen in het zenuwgestel verstoort, vermindert de sterkte van de vitale krachten, met als gevolg een doden van de verstandelijke gevoelens. Gezien deze feiten, hoe belangrijk is het dan dat predikers en leken, die de godzaligheid belijden, zich verre en onbesmet houden van deze on-deugd, die de ziel bezoedelt! USG1 264 2 Mijn ziel was zwaar bedrukt onder de angst, toen mij de zwakke toestand van Gods belijdend volk werd getoond. De ongerechtigheid neemt toe, en de liefde van velen verkoelt. Er zijn maar weinige belijdende Christenen, die deze aangelegenheid in het juiste licht bezien en die hun lichaam bedwingen zoals het moet, wanneer ze door de openbare opinie en gewoonte niet veroordeeld worden. Hoe weinigen beteugelen hun passies, omdat ze voelen dat ze daartoe moreel verplicht zijn en omdat ze de vreze Gods voor ogen houden! De hogere vermogens van de mens worden aan banden gelegd door begeerte en corrupte driften. LAAT AF VAN DE ONGERECHTIGHEID USG1 265 1 Sommigen zullen het kwaad van zondige lusten inzien, nochtans verontschuldigen ze zich, zeggende daf ze hun driften niet kunnen overwinnen. Dit is een verschrikkelijke erkentenis van wie ook, die Christus aanroept. "Een iegelijk, die de naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid." 2 Timotheüs 2:19. Waarom is dit zwakte? Dat komt omdat de dierlijke neigingen door oefening gesterkt zijn en gezag hebben verkregen over de hogere machten. Wat mannen en vrouwen ‘ontbreekt is beginsel. Ze zijn geestelijk stervende, omdat ze hun natuurlijke lusten zó hebben botgevierd, dat ze de kracht om zich te beheersen, niet meer schijnen te bezitten. De lagere driften van hun natuur hebben de overhand verkregen, en dat wat de heersende kracht had moeten zijn, is de slaaf geworden van hun verdorven passie. De ziel staat op de laagste trap van slavernij. Zinnelijkheid heeft het verlangen naar heiligheid uitgeblust en geestelijke bloei verschroeit. USG1 265 2 Mijn ziel treurt om de jeugd, die in deze gedegenereerde tijd hun karakters moeten vormen. Ik beef ook om de ouders; want mij is getoond dat in het algemeen zij hun verplichtingen niet verstaan om hun kinderen op te leiden zoals dat wel moest. Men voegt zich naar de gewoonte en de mode, en al gauw leren de kinderen naar die kant over te hellen en zo worden ze verdorven, terwijl hun toegeeflijke ouders eveneens verblind worden en het gevaar niet inzien. Maar zeer weinigen onder de jeugd zijn vrij van corrupte gewoonten. Van lichamelijke arbeid blijven ze grotendeels ver-schoond uit vrees dat ze zich te moe zullen maken. De ouders dragen zelven de lasten, die hun kinderen moesten dragen. Zich overwerken is slecht, maar het gevolg van vadsigheid moet meer gevreesd worden. Luiheid leidt tot het toegeven aan verdorven gewoonten. Naarstigheid mat niet af, en werkt niet voor een vijfde zo uitputtend als de verderfelijke gewoonte van zelfbevlekking. Wanneer eenvoudige, goed geregelde arbeid uw kinderen vermoeit, weest er dan zeker van, ouders, dat er iets is, buiten hun werk, dat hun gestel uitput, en een gevoel van aanhoudende moeheid veroorzaakt. Laat uw kinderen lichamelijke arbeid doen, die de zenuwen en de spieren in beweging brengt. De vermoeidheid na die arbeid zal hun geneigdheid verminderen om toe te geven aan corrupte gewoonten. Luiheid is een vloek. Daaruit ontstaan liederlijke gewoonten. USG1 266 1 Vele gevallen zijn aan mijn oog voorbij gegaan en wanneer ik dan een inblik kreeg in hun innerlijk leven, werd mijn ziel ziek en kreeg een afkeer van het door,-endoor slechte van menselijke wezens, die de godzaligheid belijden en wier gesprekken gaan over de opneming in de hemel. Vaak heb ik mij afgevraagd: Wie kan ik vertrouwen? Wie is vrij van ongerechtigheid? VRAGEN OM GEBED USG1 266 2 Mijn man en ik woonden eens een vergadering bij, waar onze sympathie werd opgewekt voor een broeder, die zwaar aan longtering leed. Hij zag er bleek en vermagerd uit. Hij vroeg om de gebeden van Gods volk. Hij zei dat er veel ziekte in zijn gezin was en dat hij een kind had verloren. Hij sprak met gevoel over zijn zwaar verlies. Hij zei dat hij al enige tijd had uitgezien naar een ontmoeting met Broeder en Zuster White. Hij had geloofd dat wanneer ze voor hem wilden bidden, hij zou genezen. Aan het einde van de vergadering vestigden de broeders onze aandacht op dit geval. Ze vertelden, dat de gemeente hen ondersteunde; dat zijn vrouw ziek was en dat zijn kind was gestorven. De broeders waren bij hem aan huis bijeengekomen en hadden gezamenlijk gebeden voor het beproefde gezin. We waren erg vermoeid en hadden nog de last van het werk in de vergadering gedragen zodat we ons wilden verontschuldigen. USG1 266 3 Ik had besloten niet in gebed te gaan voor iemand, of de Geest des Heren moest mij in hef geval daartoe leiding hebben gegeven. Ik had gezien dat er zoveel ongerechtigheid heerste, zelfs onder belijdende Sabbatvierders, dat ik niet aan het gebed wilde deelnemen voor hen, met wier geschiedenis ik niet op de hoogte was. Ik maakte mijn zienswijze bekend. De broeders verzekerden mij, dat, zover als zij wisten, hij een goede broeder was. Ik sprak enkele woorden met degene, die om onze gebeden had gevraagd, opdat hij genezen zou, maar ik kon toch geen vrijmoedigheid voelen. Hij schreide en zei dat hij op onze komst had gewacht en de zekerheid voelde dat, wanneer we voor hem wilden bidden, hij zou genezen. We vertelden hem dat we van zijn leven niets wisten en dat we liever wilden dat degenen, die hem kenden, voor hem zouden bidden. Hij smeekte ons zó voortdurend, dat we besloten zijn geval na te gaan en het ‘s avonds de Here voor te leggen; en zo alles in orde was, wij op zijn verzoek zouden ingaan. USG1 267 1 Die avond gingen wij in gebed en legden zijn geval de Here voor. We smeekten om de wil Gods aangaande hem te kennen. Alles wat we verlangden was, dat de Here mocht verheerlijkt worden. Wilde de Here dat we voor deze beproefde man zouden bidden? We wentelden de last op de Here en legden ons ter ruste. In een droom werd het geval van die man duidelijk geopen-baard. Zijn weg van af zijn kindsheid werd ons getoond, en dat, wanneer we zouden bidden, de Here ons niet zou verhoren; want Hij zag de ongerechtigheid in zijn hart. De volgende morgen zocht de man ons op om voor hem te bidden. We namen hem apart en vertelden hem dat we helaas aan zijn verzoek niet konden vol-doen. Ik vertelde hem mijn droom, en hij erkende dat dit zo was. Vanaf zijn jongensjaren had hij zich aan zelfbevlekking overgegeven en had dat ook gedaan in zijn huwelijksjaren, maar, volgens zijn zeggen, zou hij nu proberen daarmee op te houden. USG1 267 2 Die man moest een ingewortelde gewoonte overwinnen. Zijn zedelijke beginselen waren zó zwak, dat wanneer ze in conflict kwamen met die lang gekoesterde uitspatting, ze overwonnen werden. De lage hartstochten waren gaan heersen over de hogere natuur. Ik stelde hem enige vragen aangaande de gezondheidshervorming. Hij zei dat hij daarop niet kon leven. Wanneer ongebuild meel in zijn huis zou komen, dan zou zijn vrouw dat de deur uitgooien. Dit gezin werd door de gemeente geholpen. Men had ook voor hen gebeden. Hun kind was gestorven, de vrouw was ziekelijk, en de echtgenoot en vader wilde door ons zijn geval laten voorleggen aan een rein en heilig God, opdat Hij hem door een wonder zou gezond maken. De zedelijke. gevoelens van die man waren afgestompt. USG1 268 1 Wanneer jonge mensen zich overgeven aan lage praktijken wanneer de geest nog teder is, zullen ze nooit kracht verkrijgen om een physiek, intellectueel en moreel karakter ten volle correct te ontwikkelen. Hier was een man, die zich elke dag verlaagde, en nochtans zich in de tegenwoordigheid Gods durfde te wagen om meerdere kracht te vragen, die hij op zo ', n lage wijze had verspild, en die, zo ze gegeven werd, gebruikt zou worden om aan zijn lusten te voldoen. Hoe groot is de verdraagzaamheid Gods! Indien Hij met de mens zou handelen overeenkomstig diens corrupte wijze van doen, wie zou dan voor Zijn aangezicht kunnen bestaan? Wanneer we nu eens minder voorzichtig waren geweest en het geval van deze man de Here hadden voorgelegd, terwijl hij nog de ongerechtigheid pleegde, zou de Here dan gehoord hebben? Zou Hij geantwoord hebben? "Want Gij zijt geen God, die lust heeft aan goddeloosheid; de boze zal bij U niet verkeren. De onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan; gij haat alle werkers der ongerechtigheid." "Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Here zou niet gehoord hebben." Psalm 5 : 4, 5; 66 : 18. USG1 268 2 Dit is geen op zichzelf staand geval. Zelfs de huwelijksverhouding was niet voldoende om deze man af te houden van de corrupte gewoonten van zijn jeugd. Ik wenste dat ik overtuigd kon worden dat zulke gevallen als datgene wat mij werd voorgehouden, zeldzaam zijn, maar ik weet dat ze veelvuldig voorkomen. Kinderen, geboren uit ouders die verslaafd zijn aan verdorven passies, zijn nietswaardigen. Wat kan men anders van zulke kinderen verwachten, dan dat ze nog tof een lager peil zullen zinken dan hun ouders? Wat kan verwacht worden van het opgroeiende geslacht? Duizenden houden er geen beginsel op na. Juist dezulken dragen op hun kinderen hun eigen ellendige, corrupte driften over. Wat een erfdeel! Duizenden slepen hun beginselloos leven voort, zijn een bederf voor hun omgeving, en laten hun onterende passies voortgaan door ze over te brengen op hun kinderen. Ze dragen de verantwoordelijkheid, door hun eigen karakter hen in te griffen. VERHOUDING VAN DIEET TOT STERFELIJKE WEZENS USG1 269 1 Ik wend mij opnieuw tot de Christenen. Wanneer allen, die belijden Gods wet te gehoorzamen vrij waren van ongerechtigheid, zou er een last van mijn ziel worden af-gewenteld. Zelfs sommigen die belijden al de geboden Gods te houden, bezondigen zich aan overspel. Wat kan ik zeggen om hun afgestompte gevoelens op te wekken? Een zedelijk beginsel, waaraan men zich strikt houdt, wordt de enige beveiliging van de ziel. Wanneer er ooit een tijd was, dat het diëet zo eenvoudig mogelijk gehouden moet worden, dan is het nu. Vlees moet onze kinderen niet voorgezet worden. De invloed daarvan prikkelt en versterkt de lagere driften en heeft de neiging om de zedelijke krachten te doden. Granen en vruchten, bereid zonder vet, en zoveel mogelijk in hun natuurlijke toestand, moet het voedsel zijn op de tafels van allen, die beweren zich gereed te maken om in de hemel te worden opgenomen. Hoe minder prikkelend het diëet is, des te gemakkelijker kunnen de passies bedwongen worden. De bevrediging van de smaak moet niet voorop staan zonder rekening te houden met de physieke, intellectuele en zedelijke gezondheid. USG1 269 2 Het toegeven aan de lagere passies zal velen er toe brengen om hun ogen voor het licht te sluiten, want ze zijn bang dat ze dan zonden zullen zien, die ze niet willen opgeven. Allen kunnen zien, wanneer ze maar willen. Wanneer ze de duisternis liever hebben dan het licht, zal hun misdadigheid er niet minder op worden. Waarom stellen mannen en vrouwen zich door lectuur niet meer van deze dingen op de hoogte, gezien hun physieke, intellectuele en zedeiijke kracht daardoor zo beïnvloed wordt? God heeft u een woonstede gegeven om daarvoor te zorgen en die in de beste conditie te bewaren tot Zijn dienst en heerlijkheid. Uw lichamen behoren u niet toe. "Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, Die gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn." 1 Korinthe 6:19" 20. "Weet gij niet dat gij Gods Tempel zijt, en de Geest Gods in ulieden woont? Zo iemand de tempel Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt." 1 Korinthe 3:16, 17. ------------------------Hoofdstuk 49--Waarom God Zijn Eigen Volk Terecht Wijst USG1 270 1 Zevende-Dags Adventisten moeten boven alle andere mensen in de wereld, voorbeelden zijn van godsvrucht, heilig in hun wandel en in hun gesprekken. Ik verkondigde in de tegenwoordigheid van A., dat de mensen, die God had verkoren als Zijn verkregen eigendom, moesten zijn verheven, veredeld, geheiligd, deelhebbers van de goddelijke natuur, na ontvloden te zijn het verderf, dat in de wereld is door de begeerte. Zouden zij, die zo ', n 1870, Vol. 2, blz. 451--453 (Een beroep op de Gemeente) hoge belijdenis afleggen, foegeven aan zonde en onge-rechtigheid, dan zou hun schuld zeer groot zijn. De Here berispt de zonden van de ene, opdat anderen daardoor gewaarschuwd en bevreesd zullen worden. USG1 271 1 Waarschuwingen en vermaningen zijn niet gegeven aan de dwalenden onder de Zevende-Dags Adventisten, omdat ze meer te berispen zijn dan de belijdende Christenen in de naam-kerken, en ook niet omdat hun voorbeeld of hun daden slechter zijn dan van de Adventisten, die de eisen van Gods wet niet willen gehoorzamen, maar omdat zij groter licht bezitten en zich door hun belijden gesteld hebben als Gods bijzonder, uitverkoren volk, bij wie de wet van God in het hart geschreven staaf. Ze bewijzen hun trouw aan de God des hemels, door te gehoorzamen aan de wetten van Zijn bestuur. Ze zijn Gods representanten op aarde. Elke zonde in hen brengt een scheiding te weeg tussen hen en God, en onteert vooral Zijn naam door de vijanden van Zijn heilige wet de gelegenheid te bieden Zijn werk en Zijn volk te laken, welke Hij toch "een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk" (1 Petrus 2 :9) genoemd heeft, opdat ze de lof zouden verkondigen van Hem, Die hen geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. USG1 271 2 De mensen, die met de wet van de grote Jehova op voet van oorlog staan, die het als een deugd beschouwen om de bitterste en hatelijkste dingen te verkondigen, te schrijven en te doen om toch maar hun minachting voor die wet te tonen, mogen uiterlijk voor God vol liefde zijn en schijnbaar een uitzonderlijke godsdienstige ijver aan de dag leggen, zoals de Joodse overpriesters en oudsten deden; nochtans zal tof hen, waar ze "te licht bevonden" worden, op de dag des Heren door de Majesteit des hemels gezegd worden: "Door de wet is de kennis des Heren". Romeinen 3 : 20. De spiegel, die hun de gebreken van hun karakter zou bloot leggen, boezemt hun afschuw in, omdat deze hun zonden aanwijst. Vooraanstaande Adventisten, die het licht verworpen hebben, staan als dolzinnigen tegenover Gods heilige wet, zoals het Joodse volk stond tegenover de Zoon van God. Ze staan bloot aan een vreselijke misleiding, anderen en zichzelven bedriegende. Ze willen niet tot het licht komen, want dan zouden hun daden hen veroordelen. Dezulken zullen niet onderricht worden. Maar de Here vermaant en verbetert het volk, dat belijdt Zijn wet te houden. Hij wijst hen op hun zonden en legt hun ongerechtigheid open en bloot omdat Hij alle zonde en boosheid uit hen wil wegdoen opdat zij in Zijn vreze volmaakte heiligheid zouden bereiken en toebereid worden in de Here te sterven, of in een punt des tijds, veranderd en in de hemel opgenomen te worden. God vermaant, berispt en verbetert hen, opdat ze gepolijst, geheiligd en verheven mogen worden om uiteindelijk een plaats bij Zijn eigen troon toegewezen te krijgen. ------------------------Hoofdstuk 50--Een Oproep Tot Zelfbeheersing USG1 272 1 De vermaning van Petrus is van de hoogste waarde voor allen, die streven naar de onsterfelijkheid. Hij richt zich tot hen, die hetzelfde dierbare geloof bezitten: USG1 272 2 "Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan degenen, die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben, door de rechtvaardigheid van onze God en Zaligmaker, Jezus Christus; genade en vrede zij u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus, onze Here; gelijk ons Zijn goddelijke kracht alles, wat tot het leven en de godzaligheid behoort, geschonken heeft, door de kennis Desgenen, Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd; door welke ons 1870, Vol. 2, blz. 471--478 (Een beroep op de Gemeente) de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve der goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden zijt het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid. En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis, en bij de kennis matigheid, en bij de matigheid lijdzaamheid, en bij de lijdzaamheid godzaligheid, en bij de godzaligheid broederlijke liefde, en bij de broederlijke liefde liefde jegens allen. Want zo deze dingen bij u zijn, en in u over-vloedig zijn, zij zullen u niet ledig noch onvruchtbaar laten in de kennis van onze Here Jezus Christus. Want bij welken deze dingen niet zijn, die is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeten de reiniging zijner vorige zonden. Daarom broeders, benaarstigt u temeer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onze Here en Zaligmaker, Jezus Christus." 2 Petrus 1 : 1-11. USG1 273 1 We zijn in een wereld, waar licht en kennis overvloedig zijn, nochtans zijn velen, die beweren hetzelfde dierbare geloof te bezitten, met opzet dienaangaande onwetend. Ze staan midden in hef licht en toch nemen ze dat niet in zich op. Ouders zien de noodzakelijkheid niet in om zich op de hoogte te stellen, kennis te verkrijgen om dat in hun huwelijksleven practisch toe te passen. Zouden ze de vermaning van de apostel ter harte nemen en opwassen volgens die opgaande trap, dan zouden ze niet onvruchtbaar zijn in de kennis van onze Here Jezus Christus. Maar velen hebben geen begrip van het werk der heiligmaking. Ze schijnen te denken dat ze het hoogtepunt al bereikt hebben, terwijl ze in feite pas de eerste lessen van die opgaande lijn hebben geleerd. Heiligmaking is een groeiproces; dat wordt niet bereikt in een uur of een dag, om zich dan te bestendigen zonder enige inspanning onzerzijds. USG1 273 2 Vele ouders vergaren in het huwelijksleven de kennis niet, zoals dat moest. Ze zijn niet op hun hoede, zodat ze onder de heerschappij van Satan komen, die hun geest en hun leven beheerst. Ze zien niet in dat God van hen verlangt dat ze hun huwelijksleven vrij houden van excessen. Maar heel weinigen zien het als een godsdienstige plicht dat ze hun passies beteugelen. Ze zijn in het huwelijk getreden met degene, die zij zich gekozen hebben en nu gaan ze van het standpunt uit dat het huwelijk het toegeven aan de lagere driften toelaatbaar stelt. Zelfs mannen en vrouwen, die de godzaligheid belijden, geven zich geheel over aan hun zinnelijke passies en denken er niet aan dat God hen verantwoordelijk houdt voor de verkwisting van hun vitale krachten, die hen in hun levenstaak verzwakt en het gehele gestel uitput. USG1 274 1 Hef huwelijksverbond bedekt zonden van de zwartste kleur. Mannen en vrouwen, die de godzaligheid belijden onteren hun eigen lichamen door het toegeven aan verdorven lusten, en plaatsen zich aldus onder het redeloze dier. Ze misbruiken de krachten, welke God gegeven heeft om die te bewaren in alle heiligheid en eer. Leven en gezondheid worden geofferd op het altaar der liederlijke passie. De hogere, edelere krachten worden onderworpen aan dierlijke neigingen. Zij, die zo zondigen, zijn niet bekend met de gevolgen van hun doen. Konden allen de ellende zien, die zij over zich brengen door hun eigen zondige begeerten, dan zouden ze versteld staan, en althans sommigen zouden breken met die zonde waarvan het loon zo vreselijk is. Zo ', n ellendig bestaan valt de meesten ten deel, dat ze de dood zouden verkiezen boven het leven; en vele sterven voortijdig, waar ze hun leven opofferen door in ontaarding zich over te geven aan dierlijke lusten. Maar omdat ze getrouwd zijn, denken ze dat ze daarin geen zonde doen. EEN VERKEERD BEGRIP VAN LIEFDE USG1 274 2 Mannen en vrouwen, er komt een dag, dat ge zult leren wat begeerte is en wat het gevolg is van daaraan toe te geven. Zulke ontaarde driften komen zowel in het huwelijk als daarbuiten voor. De apostel Paulus vermaant de mannen om hun vrouwen lief te hebben, "gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven." "Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben, gelijk hun eigen lichamen. Die zijn eigen vrouw liefheeft, die heeft zichzelve lief. Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het en onderhoudt het, gelijkerwijs ook de Here de Gemeente." Efeze 5 : 25, 28, 29. Het is geen reine liefde, die een man aandrijft om zijn vrouw tot een instrument te maken van zijn lusten. Hef zijn dierlijke driften, die zich willen botvieren. USG1 275 1 Hoe weinige mannen tonen hun liefde op de wijze, aangegeven door de apostel: "Gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven; opdat Hij haar (niet bezoedelen, maar) heiligen zou en reinigen . . . opdat zij zou heilig zijn en onberispelijk". Verzen 25--27. Dat is de hoedanigheid van de liefde in de huwelijksverhouding, die God als heilig erkent. Liefde is een rein en heilig beginsel, maar zinnelijke lusten worden niet toegestaan en worden ook niet gedreven of beheerst door de rede. Die zijn blind voor de consequenties; de wet van oorzaak en gevolg gaat daarin teloor. Vele vrouwen lijden aan uitputting en gestadige ziekte omdat de wetten van haar wezen geschonden zijn; de wetten der natuur zijn niet geëerbiedigd. De zenuwkracht van de hersenen wordt door mannen en vrouwen verspild, omdat deze tot een onnatuurlijke actie wordt aangezet ten einde lage hartstochten te bevredigen, en dit monstrueuze, deze dierlijke, lage hartstocht wordt dan met de delicate naam van Liefde bestempeld. USG1 275 2 Vele belijdende Christenen, die aan mijn oog voorbijgingen, schenen absoluut ontbloot van zedelijke tucht. Ze neigden meer naar het dierlijke dan naar het goddelijke. In feite waren ze hei redeloze dier gelijk. Mannen van dit type verlagen de vrouw, wie zij toch beloofd hebben lief te hebben en te verzorgen. Ze is tot een in-strument gemaakt, dat dienen moet om lage, dierlijke neigingen ie bevredigen. En heel veel vrouwen onder werpen zich slaafs aan zinnelijke passie; zij bezitten haar lichamen niet in alle heiligmaking en eer. De vrouw bewaart niet de waardigheid en het zelfrespect, welke zij vóór haar huwelijk bezat. Deze heilige inzetting moest haar vrouwelijke eerbied en verheven waardigheid heb-ben bewaard en vergroot; maar haar kuise, verheven, godzalige vrouwelijkheid is opgeofferd op hef altaar van dierlijke passie; die is ten offer gevallen om haar man te behagen. Zij verliest spoedig alle eerbied voor de man, die de wetten niet erkent, waaraan het redeloze dier zich nog onderwerpt. Hef huwelijksleven wordt een drukkend juk; want de liefde versterft, en vaak nemen wantrouwen, jaloersheid en haat haar plaats in. DE VRUCHTEN VAN EXCESSEN USG1 276 1 Geen man kan waarlijk zijn vrouw liefhebben, wanneer ze zich geduldig in alle slaafsheid aan hem onderwerpt om zijn ontaarde driften te bevredigen. In haar passieve onderworpenheid, verliest zij de waardering, die hij eens voor haar koesterde. Van alles wat veredelend is, ziet hij haar naar omlaag gesleurd naar een lager niveau, en spoedig gaat hij haar verdenken, dat ze zich aan een ander even slaafs onderwerpt als aan hem. Hij gaat aan haar trouw en reinheid twijfelen, krijgt genoeg van haar, en zoekt nieuwe objecten om zijn helse passies op te wekken en te bevredigen. De wet van God wordt ter zijde geschoven. Deze mannen zijn nog erger dan bruten; het zijn demonen in menselijke gedaante. De verheffende, veredelende beginselen van ware, geheiligde liefde kennen ze helemaal niet. USG1 276 2 De vrouw wordt ook jaloers op de man, achterdochtig zijnde, dat, wanneer de kans zich voordoet, hij zich even gemakkelijk met een ander afgeeft als met haar. Zij ziet, dat hij niet beheerst wordt door zijn geweten of door de vreze Gods; al die geheiligde omtuiningen zijn neergehaald door dierlijke driften; al wat nog goddelijk is in de man, wordt dienstbaar gemaakt aan lage, brute begeerten. USG1 276 3 De wereld is van dit soort mannen en vrouwen over vol, en zo op het oog nette, smaakvolle, ja, weelderige woningen, zijn van binnen een hel. Denkt u eens in, indien ge kunt, wat er van de kinderen van zulke ouders moet worden. Zullen deze kinderen nog niet dieper zinken? De ouders drukken het karakterstempel op hun kinderen. Derhalve erven de uit zulke ouders geboren kinderen de geesteskwaliteiten, die van een lage, dierlijke aard zijn. En Satan voedt alles wat naar corruptie neigt. De kwestie, die nu opgelost moet worden, is deze: Zal de vrouw zich gebonden gevoelen om blindelings aan de eisen van haar man te voldoen, wanneer ze ziet dat hij enkel beheerst wordt door lage hartstochten, en wanneer haar verstandelijke inzichten haar overtuigen, dat het tot nadeel is van haar eigen lichaam, dat God haar gegeven heeft om in heiligmaking en eer te bezitten, ja dat te bewaren als een Gode levende offerande? USG1 277 1 Het is geen reine, heilige liefde, die de vrouw ertoe leidt om de dierlijke neigingen van haar man te bevredigen ten koste van leven en gezondheid. Wanneer ze ware liefde en wijsheid bezit, zal ze proberen zijn geest van de bevrediging van zinnelijke begeerten te wenden op hoge, geestelijke aangelegenheden door de aandacht te bepalen bij belangwekkende geestelijke onderwerpen. Het kan zelfs nodig zijn met zachte hand een zekere drang uit te oefenen, zelfs met het riskeren van zijn ongenoegen, er op wijzende dat ze haar lichaam niet kan verlagen door het toegeven aan sexuele excessen. Ze moet hem op een zachte, vriendelijke manier er aan herinneren, dat God het eerste en hoogste recht heeft op haar gehele wezen, en dat ze zich daaraan niet wil onttrekken, gezien ze op de grote dag des Heren rekenschap zal moeten afleggen. "Of weef gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, Die gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn." 1 Korinthe 6:19, 20. "Gij zijt duur gekocht, wordt geen dienstknechten der mensen." 1 Korinthe 7 : 23. USG1 277 2 Indien ze haar affecties op een hoger peil wil bren gen, en haar verheven, vrouwelijke waardigheid in eer en heiligmaking wil bewaren, kan de vrouw door haar oordeelkundige invloed veel bereiken om haar man te heiligen en zo aan haar hoge roeping te beantwoorden. Zodoende kan ze haar man en zichzelf redden en dus een tweeledig werk doen. In zo ', n aangelegenheid, zo delicaat en zo moeilijk te behandelen, is veel geduld en wijsheid nodig, maar ook zedelijke moed en sterkte. Kracht en genade kunnen door hef gebed verkregen worden. Oprechte liefde moet het overheersende principe des harten zijn. Liefde tot God en liefde tot de man kunnen alleen de juiste basis tot actie zijn. USG1 278 1 Wanneer de vrouw goed vindt dat ‘t het privilege van de man is de volle macht over haar lichaam te hebben, en haar aan het verstand te brengen dat ze hem in alles moet gehoorzamen, dat ze haar denkbeelden moet richten naar de zijne, dan brengt ze haar persoonlijkheid ten offer; haar identiteit is verloren gegaan, verzwolgen in die van haar man. Ze is louter een machine, in beweging gebracht en beheerst door zijn wil, een schepsel voor zijn genoegens. Hij denkt voor haar, beslist voor haar en handelt voor haar. Ze doet God oneer aan door haar passieve houding. Ze draagt een verantwoordelijkheid tegenover God, en het is haar plicht daaraan te voldoen. USG1 278 2 Wanneer de vrouw haar lichaam en geest stelt onder de macht van haar man, passief in alle dingen zijnde naar zijn wil, terwijl ze haar geweten, haar waardigheid en zelfs h aar persoonlijkheid opoffert, verliest zij de kans om die manhaftige invloed ten goede uit te oefenen, die ze moest bezitten om haar man op een hoger niveau te brengen. Ze kon zijn starre natuur verzachten en haar heiligende invloed kon dienen tot veredeling en reiniging, hem brengende tot een ernstiger poging om zijn driften te beteugelen en zich in het geestelijke meer te ontwikkelen, zodat ze beiden deze goddelijke natuur deelachtig zouden worden, na ontvloden te zijn het verderf, dat in de wereld is door de begeerte. ZELFVERLOOCHENING EN MATIGHEID USG1 279 1 De kracht van de invloed kan sterk zijn om de geest te leiden op hoge, edele onderwerpen, boven de lage, zinnelijke begeerten, waarnaar het hart, dat door de genade niet is vernieuwd, uitgaat. Wanneer de vrouw voelt dat, om haar man te behagen, ze zich moet verlagen tot zijn niveau, wanneer dierlijke passie de grondbasis is van zijn liefde, en zijn doen beheerst, mishaagt ze God; want ze verzuimt om op haar man een heiligende invloed uit te oefenen. Wanneer ze voelt, dat ze zich aan zijn dierlijke lusten moet onderwerpen zonder een woord van protest, kent ze haar plicht niet tegenover hem, noch tegenover God. Sexuele excessen zullen liefde voor het beoefenen van het geestelijke krachtdadig te niet doen, zullen aan de hersenen het essentiële ontnemen, nodig voor de voeding van het gestel, en zullen op bijzonder krachtdadige wijze de vitaliteit verzwakken. Geen vrouw zal haar man in dit zelfvernietigingswerk bij-staan. Ze zal dat niet doen wanneer haar geest verlicht is en ze een ware liefde voor hem koestert. USG1 279 2 Hoe meer aan de dierlijke lusten wordt toegegeven, des te sterker deze worden, en des te heviger zal hun drang naar zelfbevrediging zijn. Laten Godvrezende mannen en vrouwen een klaar besef krijgen wat hun te doen staat. Vele belijdende Christenen lijden aan zenuwen hersenverlamming als gevolg van hun onmatigheid in dit opzicht. Verrotting is in de beenderen en het merg van velen, die als brave mensen bekend staan, die bidden en wenen, en die hoge plaatsen innemen, maar wier bezoedelde lichamen nooit door de poorten zullen gaan van de hemelse stad. USG1 279 3 O, kon ik toch maar allen een begrip geven van hun verplichting tegenover God om het geestelijke en physieke organisme in de beste toestand te bewaren, zodat ze hun Schepper volkomen kunnen dienen! Laat de Christelijke vrouw zich onthouden, zowel in woord als in daad, om bij haar man de dierlijke lusten op te wekken. Velen hebben op dit gebied geen krachten meer te verliezen. Van hun jeugd af hebben ze de hersenen verzwakt en het gestel ondermijnd door het bevredigen van dierlijke passies. Zelfverloochening en matigheid moet in hun huwelijksleven het wachtwoord zijn. ------------------------Hoofdstuk 51--Onze Bijeenkomsten USG1 280 1 Onlangs ontving ik een brief van een broeder, die ik zeer hoog acht, en die mij vroeg hoe vergaderingen moeten geleid worden. Hij vroeg of er vele gebeden achtereenvolgens moesten opgezonden worden, om dan enkele ogenblikken te pauseren, om daarna opnieuw een aantal leden de gelegenheid tot gebed te geven. USG1 280 2 Uit het licht dat ik over dit onderwerp ontvangen heb, heb ik opgemaakt dat God van ons niet wil, dat, wanneer we bijeenkomen om Hem te aanbidden, deze bijeenkomsten saai en vermoeiend gemaakt worden, door lange tijd geknield te liggen, luisterende naar tal van lange gebeden. Mensen met een zwakke gezondheid kunnen dat niet verdragen, zonder zich erg te vermoeien. Men vermoeit het lichaam door zo lang in een gebogen houding te blijven, en, wat nog erger is, de geest raakt bezwaard door de aanhoudende gebeden, zodat geestelijke verkwikking uitblijft, en de bijeenkomst wordt voor hen nog erger dan een verlies. Ze zijn geestelijk en lichamelijk vermoeid, terwijl ze geestelijk niet versterkt zijn. USG1 280 3 Vergaderingen voor samenkomst en gebed moeten niet langdradig gemaakt worden. Zo mogelijk moeten allen op het vastgestelde uur aanwezig zijn; en zijn er laatkomers, die een half uur of een kwartier over tijd zijn, dan moet daarop niet gewacht worden. Al zijn er maar twee aanwezig, dan kunnen ze nog aanspraak maken op de belofte. De vergadering moet zo mogelijk op het vastgestelde uur beginnen, of er nu velen of weinigen zijn. Vormelijkheid en kille stijfheid moeten verbannen worden, en allen moeten innerlijk overtuigd zijn waarvoor ze komen. Bij gewone gelegenheden moet de tijd voor de gebeden niet langer dan tien minuten zijn. Nadat men is opgestaan en een lied gezongen of een woord ter vermaning gesproken is, dan, zo er nog drang tot het gebed aanwezig is, kunnen de aanwezigen opnieuw in gebed gaan. KORTE, KERNACHTIGE GEBEDEN USG1 281 1 Allen moeten hef als een Christelijke plicht aanvoelen om een kort gebed te doen. Zegt de Here precies wat ge wenst, zonder er alles en nog waf bij te slepen. In het gebed in de binnenkamer hebben allen het voorrecht net zo lang te bidden als ze verkiezen, of net zo uitvoerig te zijn als het hun gevalt. Daar kunnen ze bidden voor al hun verwanten en kennissen. De binnenkamer is de plaats om te spreken over al hun moeilijkheden, en beproevingen, en verzoekingen. Een samenkomst om God te aanbidden is niet de plaats om de geheimenissen, des harten te openbaren. USG1 281 2 Wat is het doel van deze bijeenkomsten? Is het om God op de hoogte te stellen, om Hem te instrueren door Hem in het gebed alles te vertellen wat we weten? We komen bijeen, om elkander op te bouwen door een uitwisseling van gedachten en gevoelens, om kracht en licht en moed te vergaren door het bekend worden met de hoop en verwachtingen van anderen; en door onze ernstige, uit hef hart vloeiende gebeden, in geloof opgezonden, worden we verkwikt en versterkt door de Bron onzer kracht. Deze vergaderingen moeten de dierbaarste tijden zijn en moeten belangwekkend gemaakt worden voor allen, wier hart naar het godsdienstige uit-gaat. USG1 281 3 Er zijn sommigen, naar ik vrees, die God hun moeilijk heden niet vertellen in het stille gebed, maar die alles bewaren voor de gebedssamenkomsten, om daar hun gebed op te zenden van al die dagen. Men kan van die mensen zeggen dat ze de geest van conferentieen gebedssamenkomsten doden. Ze laten geen licht schijnen; ze bouwen niemand op. Hun koude, ijzige gebeden en lange, versleten getuigenissen werpen een schaduw af. Allen zijn blij, wanneer ze klaar zijn, en hef is bijna onmogelijk de kille en donkere atmosfeer te verjagen, die hun gebeden en vermaningen in de bijeenkomst hebben geschapen. Volgens het licht dat ik ontvangen heb, moeten onze vergaderingen geestversterkend en bezield zijn, en niet te lang duren. Terughoudendheid, hovaardij, ijdelheid, en mensenvrees moeten thuis gelaten worden. Kleine geschillen en vooroordelen moet men naar deze vergaderingen niet meenemen. Als in een hecht aaneengesmeed gezin moeten eenvoud, zachtheid, vertrouwen en liefde heersen in de harten van broeders en zusters, die bijeenkomen om verkwikt en versterkt te worden door gezamenlijk hun licht te vergaderen. USG1 282 1 "Gij zijt het licht der wereld," zegt de hemelse Leraar. Allen doen in hun godsdienstig leven niet dezelfde ervaring op. Maar allen met hun verschillende belevenissen komen bijeen om in alle eenvoud en ootmoed hun ervaringen uit te wisselen. Allen, die voorwaarts gaan op de Christelijke weg, kunnen en zullen een ervaring bezitten van een levende kracht, die nieuw en belang-wekkend is. Een levende ervaring doet men op in de dagelijkse zorgen, conflicten en verzoekingen, getuigende van strijd en overwinning, en een diepe vrede en blijdschap, door Jezus verkregen. Een eenvoudig getuigenis van zulke ervaringen verschaft licht, kracht, en kennis, die anderen zullen helpen in hun geestelijke wasdom. De aanbidding Gods moet zowel belangwek-kend als instructief zijn voor hen, die een liefde bezitten voor het goddelijke en hemelse. DE VERGADERINGEN DIE JEZUS LEIDDE USG1 283 1 Jezus, de hemelse Leraar, zonderde Zich niet af van de mensenkinderen; maar om hen tot zegen te zijn kwam Hij van de hemel naar de aarde, waarop zij leefden, opdat de reinheid en heiligheid van Zijn leven zouden schijnen op aller pad en de weg naar de hemel zouden verlichten. De Verlosser der wereld streefde er naar, Zijn onderwijzingen eenvoudig en duidelijk in te kleden, opdat allen die konden begrijpen. Doorgaans verkoos Hij voor Zijn gesprekken de open lucht. Er waren geen zalen, die de Hem volgende menigten konden bevatten; maar Hij had ook bijzondere redenen om te vergaderen onder de bomen of aan hef strand voor hef geven van Zijn onderwijs. Hij kon daar gebruik maken van een verwijzing naar het landschap, van de objecten en tonelen, waarmede de nederigen zo vertrouwd waren, om de be-langrijkste waarheden, die Hij hun leerde, te illustreren. Zijn onderwijzingen lichtte Hij toe door de werken Gods in de natuur. De vogels, die onbezorgd in de bomen zaten te zingen, de bloemen in het dal met hun prachtige kleurenrijkdom, de lelie in al haar schoonheid aan de oever van het meer, de bomen met hun bladerdak, de bebouwde akker, het wuivende graan, de woeste gronden, de boom, die geen vrucht droeg, de eeuwige heuvelen, hei kabbelende beekje, de ondergaande zon, prachtige kleuren toverend aan de hemel -- van dit alles maakte Hij gebruik om Zijn hoorders de goddelijke waarheid op het hart ie binden. Hij verbond de werken van Gods vinger in de hemelen en op aarde mei de woorden des levens, die Hij hun wenste in ie griffen, opdat, wanneer zij zich zouden verdiepen in de wonderlijke werken Gods in de natuur, Zijn lessen hun nog fris in het geheugen zouden liggen. USG1 283 2 In al Zijn pogingen probeerde Christus Zijn onderwijzingen belangwekkend te maken. Hij wist dat een vermoeide, hongerige menigte diep geestelijke gedachten niet kon opnemen, en Hij vergat hun stoffelijke noden niet. Het gebeurde eens dat Hij door een wonder een schare van vijfduizend mensen voedde, die zich om Hem heen vergaderd hadden om naar de woorden des levens te luisteren, die van Zijn lippen kwamen. Jezus betrok in Zijn leringen altijd hetgeen zich aan Zijn oog voordeed, wanneer Hij Zijn kostbare waarheid aan de scharen verkondigde. Dan schilderde Hij dat altijd zó, dat de ogen van hen, die van schoonheid hielden, daarop gevestigd werden en daarvoor in hun harten een bewondering werd gewekt. Hij kon de wijsheid Gods in Zijn geschapen werken verheerlijken en Zijn heiligende lessen leerzamer maken, door hen door middel van de natuur te wijzen op de God der natuur. USG1 284 1 Zo werden het landschap, de bomen, de vogels, de bloemen in het dal, de heuvelen, het meer, de schoonheid der hemelen in hun geest verbonden met de heilige waarheden, die hen na Jezus' hemelvaart zouden bijblijven in een heilige herinnering, wanneer ze die zouden aanschouwen. USG1 284 2 Wanneer Christus de mensen onderwees, spendeerde Hij de tijd niet aan gebed. Hij drong hun geen langdradige ceremoniën en gebeden op, zoals de Farizeeën. Hij leerde Zijn discipelen, hoe ze moesten bidden: "En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat ze van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden. En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden. Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij hem bidt. Gij dan bidt aldus. ', ‘ Mattheüs 6 : 5--9. GEBED IN HET OPENBAAR USG1 284 3 Christus scherpte Zijn discipelen de gedachte in, dat hun gebeden kort moesten zijn, enkel uitdrukking gevend aan hetgeen ze nodig hadden, en niets meer. Hij geeft de lengte en de inhoud van hun gebeden, waarin hun verlangens naar voren komen voor tijdelijke en geestelijke zegeningen, alsmede hun dankbaarheid daarvoor. Hoe veelomvattend is dit als voorbeeld dienende gebed! Het omvat de actuele behoeften van allen. Eén of twee minuten is lang genoeg voor een gewoon gebed. Het kan voorkomen dat gebed op een bijzondere manier door de Geest Gods wordt ingegeven, waar smekingen in de Geest worden gedaan. De hunkerende ziel richt zich als in doodsstrijd zuchtende naar God. De geest worstelt als bij Jacob en zal niet tot rust komen dan na bijzondere manifestaties van Gods macht. Dan heeft het ook Gods welbehagen. USG1 285 1 Maar velen bidden op een droge, prekerige manier. Die bidden tot mensen, niet tot God. Zouden ze werkelijk tot God bidden, en inderdaad begrijpen wat ze deden, dan zouden ze versteld staan over hun onbeschaamdheid; want ze houden een gesprek met de Here in de vorm van een gebed, als moest de Schepper van het heelal speciaal ingelicht worden over algemene kwesties in verband met wereldse aangelegenheden. Al zulke gebeden zijn als een klinkend metaal of luidende schel. Daarvan wordt in de hemel geen nota genomen. Ze werken vermoeiend op de engelen Gods, als ook op de sterfelijke wezens, die ze moeten aanhoren. USG1 285 2 Jezus werd vaak in het gebed aangetroffen. Hij zocht de eenzaamheid van bossen en bergen om Zijn Vader Zijn gebeden kenbaar te maken. Wanneer de bezigheden en de zorgen van de dag ten einde waren en de vermoeiden hun rust gingen zoeken, wijdde Jezus de tijd aan het gebed. We willen ten opzichte van het gebed geen ontmoediging wekken, want over het algemeen wordt bidden en waken veel te weinig beoefend. En er is nog minder gebed in de geest, alsmede het begrip daarvoor. Een vurig en krachtdadig gebed is altijd op zijn plaats en zal nooit vermoeien. Zo ', n gebed bezielt en verkwikt allen, die van wijding houden. USG1 286 1 Het gebed in het verborgene wordt verwaarloosd, en dat is de oorzaak waarom velen zulke langdradige, slappe gebeden opzenden wanneer ze bijeenkomen om God te aanbidden. In hun gebeden halen ze alles in wat ze in een week verzuimd hebben en aan alles wordt gedacht in de hoop het verzuimde in te halen en hun beschuldigend geweten tot zwijgen te brengen. Ze hopen zich biddend de gunst van God te verwerven. Maar vaak hebben deze gebeden ten gevolge, dat ze anderen op datzelfde lage niveau van geestelijke duisternis doen zinken. Wanneer Christenen de onderwijzingenvan Christus ten aanzien van waken en bidden thuis meer ter harte zouden nemen, zouden ze in hun aanbidding Gods verstandiger worden. USG1 286 2 Wij moeten ons vergaderen rondom het kruis. Christus en Die gekruisigd moet hef onderwerp zijn van overpeinzing, van gesprek en van onze meest vreugdevolle gevoelens. USG1 286 3 We moeten deze bijzondere gebedssamenkomsten hebben om fris in het geheugen te bewaren alles wat we van God ontvangen, als ook om onze dankbaarheid uit te drukken voor Zijn grote liefde, en onze bereidheid om alles toe te vertrouwen in de handen, die voor ons aan het kruis werden genageld. We moeten hier leren om de tale Kanaäns te spreken, om de gezangen Zions te zingen. Door de verborgenheid en heerlijkheid van het kruis kunnen we de waarde van de mens schaften en dan zullen we de belangrijkheid inzien en aanvoelen, om voor onze medemensen te werken, opdat ook zij eenmaal verheven mogen worden tot de troon van God. ------------------------Hoofdstuk 52--Hoe Zullen we de Sabbat Vieren? USG1 287 1 God is genadig. Zijn eisen zijn redelijk, in overeenstemming met de goedheid en goedertierenheid van Zijn karakter. Het doel van de Sabbat was dat de gehele mensheid een zegen zou ontvangen. De mens was niet gemaakt om een bestemming aan de Sabbat te geven, want de Sabbat was gemaakt na de schepping van de mens om in zijn behoeften te voorzien. Nadat God in zes dagen de wereld had geschapen, rustte Hij, en heiligde en zegende de dag, waarop Hij had gerust van al Zijn werk dat Hij geschapen en gemaakt had. Hij zonderde deze bijzondere dag af voor de mens om te rusten van zijn werk, opdat, wanneer hij de aarde hier beneden en de hemelen hier boven zou aanschouwen, hij zou gedenken dat God dit alles in zes dagen had geschapen en rustte op de zevende dag; en dat, wanneer hij de tastbare bewijzen van Gods oneindige wijsheid zou zien, zijn hart overvol zou worden van liefde en eerbied voor zijn Maker. USG1 287 2 Om de Sabbat te heiligen, is het niet nodig dat we ons opsluiten binnen vier muren, ons verre houden van de prachtige natuur en van de vrije, versterkende lucht des hemels. In geen geval moeten we ons inlaten met werk of zakelijke transacties, dat onze geest afwendt van de Sabbat des Heren, die Hij geheiligd heeft. We mogen zelfs niet toelaten dat we ons in gedachten bezig houden met dingen van een werelds karakter. Maar de geest kan niet verkwikt, bezield en verheven worden wanneer we al de uren van de Sabbat moeten blijven binnen vier muren, luisterende naar lange preken en lang-dradige, vormelijke gebeden. Van de Sabbat des Heren wordt een verkeerd gebruik gemaakt, wanneer die aldus wordt gevierd. Hef doel, waarvoor hij werd ingesteld, is 1871, Vol. 2, blz. 582--585 niet bereikt. De Sabbat was gemaakt om de mens, om hem ten zegen te zijn door zijn geest af te leiden van de wereldse bezigheden en zich te verdiepen in de goedheid en heerlijkheid Gods. Hef is nodig dat Gods volk vergadert om over Hem te spreken, om van gedachten en ideeën te wisselen aangaande de waarheden, vervat in Zijn Woord en een gedeelte van de tijd te wijden aan gepast gebed. Maar die diensten, zelfs op Sabbat, moeten niet saai gemaakt worden door hun lange duur en gebrek aan belangstelling. HET BOEK DER NATUUR USG1 288 1 Gedurende een gedeelte van de dag moeten allen een gelegenheid hebben om naar buiten te gaan. .Hoe kunnen kinderen een juister kennis van God verkrijgen en een betere indruk ontvangen, dan door een gedeelte van de tijd buiten door te brengen, niet om te spelen, maar in gezelschap van hun ouders? Laat ze met hun jong verstand met God gemeenschap krijgen te midden van de prachtige natuur, laat men hen wijzen op de tekenen van Zijn liefde voor de mens in Zijn geschapen werken, en dat zal hen aantrekken en belang inboezemen. Daar lopen ze geen gevaar om het karakter Gods te vereenzelvigen met alles wat niet mag en verboden is; maar wanneer ze die prachtige dingen zien, die Hij heeft geschapen tot geluk van de mens, dan gaan ze Hem als een tedere, liefdevolle Vader kennen. Ze gaan dan zien dat al Zijn verboden en geboden niet louter gegeven zijn om Zijn macht en autoriteit aan te tonen, maar dat Hij het geluk van Zijn kinderen op het oog heeft. Wanneer van het karakter Gods gezien worden de facetten van liefde, goedertierenheid, schoonheid en aantrekkelijkheid, worden ze getrokken om Hem lief te hebben. Gij kunt hen wijzen op de aardige vogeltjes, die op de takken blijde hun liedje zitten te kwelen, op het grastapijt en de prachtig gekleurde bloemen, die hun geur in de lucht verspreiden. Dat alles verkondigt de liefde en de bekwaamheid van de hemelse Kunstenaar, en getuigt van de heerlijkheid Gods. USG1 289 1 Ouders, waarom wordt er geen gebruik gemaakt van de kostelijke lessen, die God gegeven heeft in het boek der natuur, om onze kinderen een juist idee van Zijn karakter te geven? Zij, die het eenvoudige niet meer betrachten en geen oog meer hebben voor het mooie in de natuur, kunnen geestelijk niet wassen. Zij kunnen het meesterschap en de macht Gods niet begrijpen, zoals dat in Zijn geschapen werken tot openbaring komt; daarom worden hun harten niet verkwikt en bezield met nieuwe liefde en belangstelling en staan ze niet vol verbazing en eerbied, wanneer ze God in de natuur zien. USG1 289 2 Allen die God liefhebben, moeten doen wat ze kunnen om de Sabbat te maken tot een blijdschap, heilig en verheven. Ze kunnen dat niet doen door hun eigen genoegens uit te leven in zondige, verboden vermaken. Toch kunnen ze veel doen om de Sabbat in hun gezinnen te verheffen en daarvan de belangwekkendste dag van de week te maken. We moeten de tijd er af nemen om ons met onze kinderen bezig te houden. Een verandering zal een prettige invloed op hen hebben. We kunnen met hen gaan wandelen in de vrije natuur; we kunnen met hen in het bos of in de heerlijke zon gaan zitten, waar we hun rusteloze geest trachten bezig te houden door met hen te spreken over de werken Gods, en hun liefde en eerbied inboezemen door hun aandacht te vestigen op de prachtige natuurtaferelen. USG1 289 3 De Sabbat moet zo belangwekkend gemaakt worden in onze gezinnen, dat zijn wekelijkse terugkeer met blijdschap verwelkomd wordt. Op geen betere wijze kunnen ouders de Sabbat verheerlijken en gedenken, dan door middelen te vinden om hun gezinnen dienaangaande op de juiste manier voor te lichten en hun belangstelling te wekken voor geestelijke aangelegenheden, door hun een juist beeld te geven van Gods karakter, alsmede wat Hij van ons verwacht om op te wassen tot een volmaakt Christelijk karakter en verkrijging van het eeuwige leven. Ouders, maakt de Sabbat tot een verlustiging, zodat uw kinderen met blijdschap daarnaar uitzien en die in hun hart reeds verwelkomen. ------------------------Hoofdstuk 53--Christelijke Ontspanning USG1 290 1 Ik dacht' er zo aan, wat een verschil gezien zou worden tussen onze vergadering hier en vergaderingen, zoals die doorgaans gehouden worden door ongelovigen. Inplaats van gebed en het bepalen der gedachten bij Christus en godsdienstige onderwerpen, zou men daar dom gelach en onbenullige praat horen. Ze zijn daar bijeengekomen met het doel om nu eens een gezellige tijd door te maken, die zou beginnen met alle mogelijke dwaasheid en eindigen in ijdelheid. Deze vergaderingen, en ook ons persoonlijk, willen we zo leiden, dat we naar huis terug kunnen keren met een rein geweten dat we God en de mens niet beledigd hebben; in het bewustzijn dat we hen, met wie we omgingen, niet gewond noch gekrenkt hebben en dat we ook geen nadelige invloed op hen "hebben uitgeoetend. USG1 290 2 En juist op dit punt falen zo heel velen. Ze denken er niet aan dat ze verantwoordelijk zijn voor de invloed die ze dagelijks uitoefenen; dat ze eenmaal voor God verantwoording moeten doen voor de indruk, die ze maken, en de invloed, die ze uitoefenen in al hun levensrelaties. Is die invloed van dien aard, dat hij een neiging vertoont om de geest van anderen van God af te trekken en die te leiden naar alle ijdelheid en dwaasheid, zodat ze hun eigen vermaken en dorre genoegens gaan zoeken, dan zullen ze daarvan verantwoording moeten afleggen. En wanneer zulke mensen dan nog mannen en vrouwen zijn van invloed, wanneer hun positie zó is, dat hun voorbeeld anderen tof navolging dwingt, zal er een nog grotere zonde op hen rusten, omdat ze zich 1871, Vol. 2, blz. 585--587 niet hebben laten leiden door Bijbelse richtsnoeren. USG1 291 1 Het genoegen dat wij hier vandaag mogen smaken, is precies volgens mijn ideeën aangaande ontspanning. Ik heb geprobeerd mijn inzichten over dit onderwerp te geven, maar men kan die beter illustreren dan toelichten. Ongeveer een jaar geleden was ik ook op dit terrein, toen er eveneens een vergadering gelijk deze was. Zo goed als alles verliep toen naar de beste wensen, maar toch waren enkele dingen niet in de haak. Er waren er nog te veel die zich overgaven aan gekkernij en zotternij. Het waren niet allemaal Sabbatvierders, en de invloed, die openbaar werd, was niet zo prettig als we wel wensten. USG1 291 2 Maar ik geloof dat, wanneer we onze geest willen verkwikken en ons lichaam versterken, God van ons eist, om al onze krachten te allen tijde te gebruiken voor het beste doel. We mogen bijeenkomen, zoals vandaag hier ter plaatse, en alles doen ter ere Gods. We moeten en kunnen zodanig ontspanning zoeken, dat we straks nog beter in staat zijn ons werk te doen, en dat de invloed, die van ons uitgaat, nog meer ten gunste is op hen, met wie we omgaan. Vooral moet dat ook het geval zijn op zo ', n gelegenheid als deze, die ons allen moet ten goede komen. We kunnen naar huis terug keren, verkwikt van geest en versterkt naar lichaam, om opnieuw aan te slag te gaan, met betere verwachting en nieuwe moed. USG1 291 3 We geloven dat we elke dag in ons leven het voorrecht hebben, God op aarde te verheerlijken; dat we hier niet leven enkel voor ons eigen genoegen of tot ons eigen vermaak. We zijn hier tot welzijn van de mensheid, tot zegen van de gemeenschap. En wanneer we met onze gedachten verwijlen bij alles wat laag bij de grond is, zoals velen die enkel ijdelheid en dwaasheid zoeken, hoe kunnen we dan een zegen zijn voor de samenleving, of tot zegen zijn voor ons geslacht? We kunnen ons niet onschuldig overgeven aan één of ander amusement, dat ons zal beletten, ons getrouwer van onze levensplichten te kwijten. USG1 291 4 We willen streven naar het verhevene en het liefelijke. We willen onze gedachten afwenden van alles dat naar oppervlakkigheid zweemt, dat niet van belang, en niet duurzaam is. Wat we verlangen is om nieuwe krachten te vergaren uit alles waar we ons mee bezig houden. Uit al deze vergaderingen met ontspanning als doel, uit al deze prettige bijeenkomsten, willen we nieuwe krachten putten om betere mannen en vrouwen te worden. Uit elke mogelijke bron willen we nieuwe moed, nieuwe kracht, nieuwe sterkte verzamelen om ons leven te brengen op een niveau van reinheid en heiligheid en niet af te zakken tot het lage peil dezer wereld ... ------------------------Hoofdstuk 54--Geen Genadetijd na Christus' Komst USG1 292 1 Wanneer Jezus Zich verheft in het heilige der heilige, Zijn kleren der verzoening aflegt om Zich te bekleden met de klederen der wrake in de plaats van het priesterlijk kleed, zal het werk ten behoeve van zondaren gedaan zijn. Dan zal de tijd aanbreken, dat het decreet uit zal gaan: "Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe . . ., die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde. En ziet, Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn." Openbaring 22 : 11, 12. USG1 292 2 God heeft Zijn Woord gegeven opdat allen dat zouden onderzoeken, opdat ze de weg des levens zouden leren kennen. Niemand behoeft te dwalen wanneer men zich wil onderwerpen aan de voorwaarden der zaligheid, beschreven in het Woord Gods. De genadetijd wordt allen verstrekt, opdat allen hun karakter mogen vormen ten eeuwigen leven. Allen krijgen de kans om te kiezen tussen leven en dood. De mensen zullen geoordeeld worden naar de mate van het licht, dat hun gegeven is. Niemand zal verantwoordelijk gesteld worden voor zijn duisternis en haar dwalingen, indien het licht hem niet gebracht is. Ze hebben niet gezondigd in hef niet accepteren wat hun niet is gebracht. Allen zullen getoetst worden alvorens Jezus Zijn dienstwerk in het heilige der heiligen neerlegt. De genadetijd voor allen eindigt wan-neer het pleiten voor de zondaren geschied is en de klederen der wrake worden aangetrokken. USG1 293 1 Velen zijn de zienswijze toegedaan, dat de genadetijd nog voortduurt nadat Jezus Zijn werk als Middelaar in het heilige der heiligen heeft neergelegd. Dat zijn drogredenen van Satan. God test en toetst de wereld door het licht, dat Hij in Zijn goedgunstigheid geeft vóór de komst van Christus. Dan zijn de karakters gevormd òf voor het leven, òf voor de dood. Maar de genadetijd voor degenen, die liever hun leven in zonden doorbrachten, en op de geboden grote zaligheid geen acht geslagen hebben, eindigt wanneer Christus' dienstwerk ophoudt vlak vóór Zijn verschijning op de wolken des hemels. USG1 293 2 Zij, die de wereld liefhebben, wier gedachten vleselijk zijn, in vijandschap met God, zullen zich vleien, dat er nog een zekere genadetijd zal verstrekt worden na Christus' komst op de wolken des hemels. Het vleselijk gezinde hart, dat zo afkerig is van onderworpenheid en gehoorzaamheid, zal met dit droombeeld bedrogen uitkomen. Velen zullen in die vleselijke zekerheid blijven en doorgaan met hun opstand tegen God, zich vleiende dat er dan nog wel een tijd van zondeberouw zal komen en ze een kans zullen krijgen de waarheid aan te nemen die nu zo onpopulair is en die dwars tegen hun natuurlijke gezindheid en wensen ingaat. Wanneer ze niets te wagen, niets te verliezen hebben, door Christus en de waarheid te gehoorzamen, dan, zo denken ze, zullen ze hun kans der zaligheid grijpen. USG1 293 3 Er zijn in de Schriften sommige dingen, die moeilijk zijn te verstaan en die, volgens de woorden van Petrus, de ongeleerden en onvasten verdraaien tot hun eigen verderf. We mogen dan in dit leven niet in staat zijn de betekenis van elk Schriftgedeelte te verklaren; maar er zijn geen vitale punten van practische waarheid, die in de verborgenheid schuil gaan. Wanneer naar de voorzienigheid Gods, de tijd zal komen dat de wereld getoetst zal worden naar de waarheid van die tijd, zullen zielen door Zijn Geest gedreven worden om de Schriften te onderzoeken, zelfs met vasten en bidden, tot schakel na schakel is ontdekt en saamgevoegd tot een volmaakte keten. Elk feit, dat direct bij de zaligheid der zielen betrokken is, zal zo duidelijk gemaakt worden, dat niemand behoeft te dwalen of in duisternis te verkeren. VERANTWOORDELIJK VOOR HET LICHT USG1 294 1 Wanneer we de profetische keten schakel na schakel gevolgd hebben, dan wordt de geopenbaarde waarheid voor onze tijd duidelijk en klaar onderscheiden. Aangaande het voorrecht, dat wij genieten en het licht dat schijnt op ons pad, zijn wij verantwoordelijk. Zij, die behoorden tot de voorbij gegane geslachten, waren verantwoordelijk voor het licht, dat hun ten deel viel. Hun geest werd bepaald bij verschillende punten uit de Schrift, waardoor zij getoetst werden. Maar ze begrepen niet de waarheden van onze tijd. Zij waren niet verantwoordelijk voor het licht, dat ze niet bezaten. Ze hadden de Bijbel zoals wij; maar de tijd voor de ontvouwing van de speciale waarheid in verband met de slottonelen van de geschiedenis dezer aarde, valt gedurende de laatste geslachten, die op aarde zullen leven. USG1 294 2 Bijzondere waarheden zijn van toepassing gemaakt op de toestanden van de geslachten, die toen bestonden. De tegenwoordige waarheid, die een toets is voor de mensen van dit geslacht, was geen toets voor de generaties in het verre verleden. Wanneer het licht, dat nu aangaande de Sabbat van het vierde gebod op ons valt, gegeven was aan de geslachten van het verleden, dan zou God hen voor dat licht verantwoordelijk hebben gesteld. USG1 295 1 Toen de tempel Gods in de hemel geopend werd, zag Johannes in een heilig visioen een klasse van mensen, wier aandacht was gewekt en die met een eerbiedige verbazing naar de ark zagen, waarin de wet van God lag. De speciale toets door middel van het vierde gebod deed zich niet eerder voor dan nadat de tempel Gods in de hemel geopend was. USG1 295 2 Zij, die stierven vóór het licht aangaande de wet Gods en de eisen van het vierde gebod geopenbaard werden, bezondigden zich niet aan de schending van de zevendedag Sabbat. De wijsheid en de genade Gods in de ontvouwing van het licht en de kennis ter rechter tijd, wanneer de mensen dat nodig hebben, zijn ondoorgrondelijk. Voorafgaande aan Zijn komst om de wereld in gerechtigheid te oordelen, zendt Hij een waarschuwingsboodschap om de mensen wakker te schudden en hun aandacht te vestigen op hun vertreding van het vierde gebod, opdat ze verlicht mogen worden, berouw mogen hebben over hun overtreden van Zijn wet en hun trouw aan de grote Wetgever zullen tonen. Hij heeft de voorziening getroffen, dat allen heilig en gelukkig kunnen zijn, wanneer ze hun keuze doen. Aan dit geslacht is voldoende licht gegeven opdat we onze plichten en voorrechten mogen leren kennen, en de dierbare en plechtige waarheden mogen smaken in al hun eenvoud en kracht. USG1 295 3 Wij zijn enkel verantwoordelijk voor het licht, dat ons beschijnt. De geboden Gods en de getuigenis van Jezus toetsen ons. Wanneer we trouw en gehoorzaam zijn, zal God in ons een welbehagen hebben, en ons zegenen als Zijn uitverkoren, verkregen volk. Wanneer een volmaakt geloof, en een volmaakte liefde en gehoorzaamheid overvloedig zijn, werkende in de harten van hen, die Christus' navolgers zijn, zullen zij een machtige invloed uitoefenen. Licht zal van hen afstralen, dat de duisternis rondom hen verdrijft, en allen veredelt en verheft, die binnen de sfeer van hun invloed komen, en allen, die bereid zijn het licht te ontvangen en het nederige pad der gehoorzaamheid te bewandelen, tot kennis der waarheid zal brengen. HET AFWIJZEN DER WAARHEID DOOR DE ONVASTEN USG1 296 1 Zij, wier geest vleselijk gezind is, kunnen de heiligende kracht van de vitale waarheid, waarop hun zaligheid berust, niet begrijpen, omdat ze hovaardij des harten, liefde voor de wereld, gemakzucht, zelfzucht, begeerte, naijver, jaloersheid, lust, haat en elk kwaad koesteren. Zouden ze dit alles overwinnen, dan zouden ze de goddelijke natuur deelachtig kunnen worden. Velen laten de volle waarheden van Gods Woord los en volgen het licht niet, dat hun pad helder beschijnt; zij trachten geheimen te ontsluieren, die niet ten volle zijn geopenbaard, en gissen naar, spreken en disputeren over vraagstukken, die ze niet behoeven te verstaan, want deze houden geen speciaal verband met hun zaligheid. Duizenden zijn op die manier door Satan bedrogen. Zij hebben het geloof voor deze tijd en de plicht voor deze tijd ter zijde geschoven, welke toch alleszins duidelijk en begrijpelijk zijn voor allen met een gezond verstand; ze hebben zitten philosopheren over duistere theorieën en teksten, die ze niet konden begrijpen, en wat het geloof betreft zijn ze op dwaalwegen gekomen; ze hebben een door elkaar gehaspeld geloof. USG1 296 2 Het is de wil Gods dat allen een practisch gebruik maken van de duidelijke onderwijzingen van Zijn Woord, wat betreft ‘s mensen zaligheid. Wanneer zé daders des woords zijn, dat in al zijn eenvoud duidelijk en krachtig is, zullen ze zeker slagen een christelijk karakter te vervolmaken. Ze zullen door de waarheid geheiligd worden, en die in alle ootmoed gehoorzamende zullen ze het eeuwige leven verkrijgen. God verlangt van Zijn dienstknechten dat ze betrouwbaar zijn, niet alleen in woord, maar ook in daad. Hun vruchten zullen de oprechtheid van hun geloof aantonen. USG1 296 3 Broeder O., gij zult aan Satans verleidingen bloot blijven staan, wanneer ge doorgaat uw verkeerde inzichten te koesteren. Uw geloof zal een door elkaar gehaspeld geloof zijn, en ge loopt gevaar ook anderen op dwaalwegen te brengen. God wil van Zijn volk, dat het één is. Uw eigenaardige inzichten doen een verkeerde invloed van u uitgaan, en wanneer ge doorgaat om die te koesteren en daarover te spreken, zullen ze uiteindelijk een scheiding teweeg brengen tussen u en uw broeders. Wanneer God licht heeft, dat nodig is voor de zaligheid van Zijn volk, zal Hij dat hun geven, zoals Hij andere grote en belangrijke waarheden gegeven heeft. Op dit punt moet gij de zaak laten rusten. Laat God op Zijn eigen manier Zijn bedoelingen vervullen op Zijn eigen tijd en Zijn eigen wijze. Moge God u in staat stellen in het licht te wandelen, zoals Hij in het licht is. ------------------------Hoofdstuk 55--De Heiligheid van de Sabbat USG1 297 1 Wanneer de Sabbat begint, zullen we waakzaam zijn ten opzichte van onszelf, onze daden en onze woorden, opdat we God niet beroven door het voor ons eigen gebruik toeëigenen van de tijd, die uitsluitend de Here toebehoort. Wij, noch onze kinderen, moeten iets van het werk doen, dat bestemd is voor ons levensonderhoud, of dat gedaan had kunnen worden op één van de zes werkdagen. USG1 297 2 Vrijdag is de dag der voorbereiding. De tijd kan dan gewijd worden om de nodige voorbereiding voor de Sabbat te maken en daarover te denken en te spreken. Alles wat betreffende het spreken en doen door de Hemel beschouwd wordt als een schending van de heilige Sabbat, moet op Sabbat nagelaten worden. God eist niet alleen dat we op de Sabbat lichamelijke arbeid nalaten, maar dat de geest gericht wordt om zich te be-palen bij heilige onderwerpen. Het vierde gebod wordt inderdaad overtreden door het spreken over wereldse aangelegenheden of door het voeren van oppervlakkige, beuzelachtige gesprekken. Wanneer we over alles en nog wat praten wat ons maar in de gedachte komt, dan spreken we onze eigen woorden. Elke afwijking van hetgeen recht is, brengt ons onder slavernij en veroordeling. USG1 298 1 Broeder P., gij moet uzelf de plicht opleggen om de heiligheid van de Sabbat van het vierde gebod te onderscheiden, en uw best doen om de banier, die gij in uw gezin, en waar ook onder Gods volk, neergehaald hebt, opnieuw te verheffen. Gij moet de invloed, die gij in dit opzicht hebt uitgeoefend, te niet doen, door een verandering te brengen in uw spreken en doen. In het "Ge-denk de Sabbat, dat gij die heiligt," zijt gij herhaaldelijk te kort geschoten; daar hebt gij niet aan gedacht, en hebt op Gods geheiligde dag uw eigen woorden gesproken. Gij zijt niet op uw hoede geweest, en hebt met onheilige mensen gesproken over de dingen van de dag, zoals winsten en verliezen, voorraden, gewassen, en maatregelen. Zo gaat er een verkeerde invloed van u uit. Gij moet daarin verandering brengén. USG1 298 2 Zij, die ten opzichte van de waarheid niet ten volle bekeerd zijn, laten hun gedachten gaan over wereldse dingen, en, hoewel zij van hun lichamelijke inspanning op de Sabbat uitrusten, vertelt hun tong wat in hun gedachten is; vandaar al die gesprekken over vee, gewassen, verliezen en winsten. Dat alles ressorteert onder het breken van de Sabbat. Wanneer het hart zich bepaalt bij wereldse aangelegenheden, maakt de tong dat openbaar; want uit de overvloed des harten spreekt de mond. DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE PREDIKER USG1 298 3 Vooral van predikers moet het voorbeeld in dit opzicht omzichtig zijn. Op de Sabbat moeten zij er nauwgezet voor zorgen dat hun gesprekken gaan over godsdienstige onderwerpen -- zoals de tegenwoordige waarheid, de plicht van het heden, de hoop en vrees van de 1871, Vol. 2, blz. 702--705 (Verantwoordelijkheid voor het licht) USG1 298 4 Christen, beproevingen, conflicten, en moeilijkheden; de uiteindelijke overwinning en de te ontvangen beloning. USG1 299 1 Dienstknechten van Jezus moeten als berispers staan tegenover hen, die het "Gedenk de Sabbat, dat gij die heiligt", verzuimen na te volgen. Zij moeten hen, die op Sabbat wereldse gesprekken voeren en zich toch voor Sabbatvierders uitgeven, op zachte doch ernstige manier terechtwijzen. Ze moeten er op aandringen, dat men zich God op Zijn heilige dag geheel wijdt. WAAKZAAM ZIJN EN NIET SLAPEN USG1 299 2 Niemand mag zo vrij zijn om geheiligde tijd te gebruiken op een onprofijtelijke manier. Het mishaagt God, wanneer Sabbatvierders zoveel van de Sabbat verslapen. Hierdoor doen zij hun Schepper oneer aan, en door hun voorbeeld zeggen ze, dat de zes dagen voor hen te kostbaar zijn om daarin rust te nemen. Ze moeten geld verdienen, al onthouden ze zich daardoor de nodige slaap, hetgeen ze wel weer inhalen door op geheiligde tijd te slapen. Ze verontschuldigen zich dan door te zeggen: "De Sabbat werd gegeven als een rustdag. Ik zal mij die rust niet laten ontnemen door naar een kerkdienst te gaan, want ik heb rust nodig." Dezulken maken een verkeerd gebruik van de geheiligde dag. Zij moeten, vooral op die dag, hun gezinnen voorgaan in de viering daarvan en opgaan naar het huis des gebeds, met de weinigen of met de velen, al naar gelang dit is. Zij moeten hun tijd en energie wijden aan geestelijke oefening, opdat de goddelijke invloed, die op de Sabbat rust, hen gedurende de week zal bijblijven. Van al de dagen der week is geen een zo gunstig voor gewijde gedachten en gevoelens als de Sabbatdag. USG1 299 3 Mij werd getoond dat de gehele hemel op de Sabbat toezag en waakte over hen, die de eisen van het vierde gebod erkennen en de Sabbat vieren. Engelen toonden hun belangstelling en hoog respect voor deze goddelijke inzetting. Zij, die de Here God in hun harten heiligden door een alleszins gewijde geestestoestand, en die probeerden de heilige uren te vervolmaken door de Sabbat naar hun beste kunnen te vieren en God te eren door de Sabbat een verlustiging te noemen -- dezulken werden door de engelen bijzonder gezegend met licht en gezondheid, en bijzondere kracht werd hun verleend. Maar anderzijds keerden de engelen zich af van hen, die de heiligheid van Gods geheiligde dag niet waardeerden, en ontnamen dezulken hun licht en hun kracht. Ik zag dat ze, moedeloos en bedroefd, door een wolk overschaduwd waren. Zij voelden een gebrek aan Gods Geest. ------------------------Hoofdstuk 56--Onevenwichtige Geesten USG1 300 1 God heeft een ieder van ons geheiligde opdrachten toevertrouwd, waarvoor Hij ons aansprakelijk stelt. Het is Zijn bedoeling dat we het verstand zo vormen, dat we de talenten kunnen toepassen, die Hij ons gegeven heeft op zodanige wijze dat we daar hef hoogste goed mee kunnen bereiken en de heerlijkheid van de Gever kunnen weerspiegelen. Wij zijn Gods schuldenaars voor alle hoedanigheden van de geest. Deze krachten kunnen gecultiveerd worden en zo nauwgezet geleid en beheerd dat ze aan het doel beantwoorden, waarvoor ze gegeven zijn. Het is plicht het verstand zo te vormen dat de ener-gieën van de ziel te voorschijn komen en elk talent zich ontwikkelt. Wanneer al de vermogens aan ‘t werk worden gesteld, zal het intellect daardoor versterkt, en het doel, waarvoor ze gegeven werden, bereikt worden. USG1 300 2 Velen bereiken niet het beste, dat bereikt kan worden, omdat ze het intellect eenzijdig ontwikkelen en verzuimen de nodige aandacht te schenken aan datgene, waartoe ze zich ongeschikt achten. Sommige vermogens die zwak zijn blijven daardoor in een slapende toestand, omdat het werk, dat hen tot actie roept en derhalve versterkt, niet aangenaam is. Al de krachten van de geest moeten geoefend, al de vermogens gecultiveerd worden. Doorzicht, oordeel, geheugen, en al de. verstandelijke krachten, moeten gelijkelijk versterkt worden opdat de geest evenwichtig zij. USG1 301 1 Indien bepaalde talenten gebruikt worden ten nadele van andere, wordt het voornemen Gods in ons niet geheel volvoerd; want alle talenten hebben een betekenis, en zijn in grote mate op elkaar aangewezen. Wil het evenwicht nauwkeurig bewaard blijven, dan kan het ene niet wezenlijk gebruikt worden zonder medewerking van allen. Wanneer al de aandacht en kracht op een enkele gericht wordt, terwijl de andere slapen, zal alleen dat ene zich krachtig ontwikkelen en zich in uitersten ontplooien, omdat al de krachten niet gecultiveerd worden. Bij sommigen verschrompelen de verstandelijke vermogens en staan niet in het juiste evenwicht. Bij alle mensen is het verstand van nature niet eender ontwikkeld. Daarin valt een onderscheid te constateren; sommigen zijn sterk op dit punt, en zeer zwak op andere punten. Deze tekortkomingen, die zo aan het licht komen, behoeven niet te bestaan en moesten niet bestaan. Indien zij, die daaraan mank gaan, de zwakke punten in hun karakter wilden versterken door die te cultiveren en te oefenen, zouden ze sterk worden. USG1 301 2 Het is aangenaam, maar niet profijtelijk, om die vermogens te oefenen, die van nature ‘t sterkst zijn, terwijl we de zwakke, die juist versterkt moesten worden, verwaarlozen. Aan de zwakste talenten moet de meeste aandacht geschonken worden, opdat al de krachten van het intellect prachtig in evenwicht staan en allen hun deel doen als in een goed gereguleerde machine. Wij zijn op God aangewezen voor het behoud van al onze talenten. Christenen hebben tegenover Hem de verplichting de geest te oefenen, opdat alle vermogens versterkt en meer ten volle ontwikkeld kunnen worden. Wanneer we dit verzuimen, zullen ze nooit het doel bereiken, waartoe ze gegeven zijn. We hebben niet het recht om een van de krachten te verwaarlozen, die God ons gegeven heeft. Overal in het land treffen we monomanen aan. Men kan deze gezond van verstand noemen met één uitzondering, dat ze verslaafd zijn aan één waangedachte. De oorzaak hiervan is dat één verstandsorgaan uitsluitend geoefend werd, terwijl de andere in slapende toestand werden gelaten. Dat ene, dat voortdurend gebruikt werd, versleet en werd ziek, en zo werd de man een wrak. God werd niet verheerlijkt door deze gang van zaken. Had hij alle organen gelijkelijk geoefend, dan hadden allen zich gezond ontwikkeld, al de arbeid zou niet op een enkele zijn neergekomen en niet één zou in een ziekelijke toestand geraakt zijn. USG1 302 1 Arbeiders in Gods wijngaard moeten op hun hoede zijn, anders dwarsbomen ze de bedoelingen Gods door hun eigen inzichten. Ze lopen gevaar het werk Gods te verengen, en zich in te stellen op een begrensd gebied, terwijl ze geen open oog -hebben voor het werk Gods in al zijn verschillende afdelingen. Sommigen concentreren hun gedachten op een enkel onderwerp, met uitsluiting van anderen, die even belangrijk zijn. Ze zijn éénzijdig gericht. Al de kracht van hun wezen is geconcentreerd op het onderwerp, waar het verstand zich die tijd bij bepaalt. Elk ander aspect wordt uit het oog verloren. Dat ene geliefde thema houdt hun gedachten bezig, en is het onderwerp van hun gesprek. Al de kanten van dat onderwerp worden nauwkeurig nagegaan en toegepast en men verwijlt er zo lang bij dat hef verstand er moe van wordt. USG1 302 2 Veel tijd gaat verloren door het onderzoek van punten, die absoluut van geen belang zijn en die men door hun klaarheid voor aangenomen kan houden, want ze zijn als vanzelfsprekend. Maar de wezenlijke, vitale punten moeten zo duidelijk en krachtig aangetoond worden, als dat door woord en bewijs maar mogelijk is. De kracht om de geest te concentreren op één onderwerp, is soms wel eens goed; maar de voortdurende activiteit van dit ver mogen drukt op die organen, die geroepen zijn om zich in te stellen voor dit werk; deze worden daardoor te sterk belast; en het resultaat is dat men niet het hoogste bereikt, dat bereikt kan worden. De voornaamste slijtage voltrekt zich aan een deel der organen, terwijl de andere in slapende toestand verkeren. Zo kan het verstand niet op gezonde wijze functionneren en als gevolg daarvan wordt het leven bekort. USG1 303 1 Al de vermogens moeten een deel van de arbeid dragen, in harmonie samenwerkende, waar de ene de andere in evenwicht houdt. Zij, die de gehele kracht van hun verstand op één onderwerp richten, komen op andere punten veel te kort, omdat de vermogens niet gelijkelijk gecultiveerd worden. Het onderwerp vóór hen houdt hun aandacht gekluisterd, en, een cirkelgang gaande, werken zij zich steeds dieper en dieper in de stof in. Ze onderscheiden licht en kennis al naar mate zij daarin geïnteresseerd en geabsorbeerd worden. Maar er zijn er maar weinigen die dat met hun verstand kunnen volgen, tenzij ze van het onderwerp dezelfde diepte van gedachten gekregen hebben. Er bestaat, gevaar dat zulke mensen het zaad der waarheid zó diep onderploegen en zaaien, dat het tedere, kostbare sprietje helemaal niet boven de grond kan komen. USG1 303 2 Zo vaak wordt zware arbeid gedaan, die helemaal niet nodig is en die nooit gewaardeerd wordt. Wanneer degenen met een groot concentratievermogen dit talent cultiveren met verwaarlozing van de andere, kunnen ze nooit een evenwichtige geest verkrijgen. Ze zijn gelijk een machine, waarvan slechts een stel raderen draait. Terwijl sommige raderen door rust roesten, verslijten andere door aanhoudend gebruik. Mannen, die één of twee talenten cultiveren, en niet allen gelijkelijk oefenen, volbrengen in de wereld niet de helft van het goede, dat God hen wilde laten doen. Ze zijn eenzijdig gericht; alleen de helft van de kracht, die God hun gegeven heeft, wordt aangewend, terwijl de andere helft door werkloosheid roest. USG1 303 3 Indien mensen met zo ', n geest begiftigd, een speciaal werk hebben te doen, dat nadenken vereist, moeten ze niet al hun krachten instellen op dat ene onderwerp, terwijl ze dan voor al het andere geen belangstelling meer hebben. Wanneer ze dan dat onderwerp tot het allervoornaamste maken, moeten ze aan andere afdelingen van hef werk een gedeelte van hun tijd besteden. Dat zou beter voor henzelve en voor het werk in ‘t algemeen zijn. Eén tak van het werk moet niet de uitzonderlijke aandacht hebben, terwijl de andere verwaarloosd worden. USG1 304 1 In hun geschriften moeten sommigen voortdurend oppassen, dat ze punten, die klaar als de dag zijn, niet onduidelijk maken, door dat met argumenten te staven, die de lezer helemaal geen belangstelling zullen. inboezemen. Wanneer ze op bepaalde punten blijven hameren, en daarvan elk aspect belichten, dat eigenlijk al voor zichzelf spreekt, dan is hun arbeid al bijna verloren. De belangstelling van de lezer zal niet diep genoeg gaan, om het onderwerp tot het einde toe te volgen. De voornaamste punten van de waarheid kunnen onduidelijk gemaakt worden, door aan elk puntenonderdeel aandacht te schenken. Er is al heel wat gedaan; maar het werk, waaraan zoveel arbeid is besteed, is er niet op berekend hef hoogste te bereiken, door een algemene belangstelling te doen ontwaken. USG1 304 2 In deze tijd, waarin zinnenbevredigende verdichtsels aan de oppervlakte drijven en de geest aantrekken, is waarheid, gebracht in een eenvoudige stijl, met als achtergrond een paar krachtige bewijzen, beter, dan dat men elke overstelpende bewijsgrond gaat uitpluizen; want dan staat bij velen het punt niet meer zo helder in de gedachten, als toen men die tegenwerpingen en bewijzen nog niet had aangevoerd. Bij velen zullen krachtige beweringen meer uithalen dan lange argumenten. Met vele dingen zijn ze hef reeds eens. Bewijzen doen in zulke gevallen geen dienst meer. ------------------------Hoofdstuk 57--Trouw in Huiselijke Plichten USG1 305 1 Geliefde Zuster O.: Ik denk dat u niet gelukkig is. Strevend naar het verrichten van iets groots, ziet gij de voor de hand liggende plichten over het hoofd. U bent niet gelukkig omdat u de dagelijkse kleine plichten in het leven negeert en uw zinnen zet om een groot, verheven werk te doen. Gij zijt rusteloos, ontevreden en voelt u niet op uw gemak. Gij beveelt liever iemand, dan dat ge het zelve doet. Gij zegt liever anderen wat ze doen moeten, dan dat ge zelf opgewekt de handen uit de mouwen steekt. USG1 305 2 Gij zoudt meer geluk gebracht hebben in het huis van uw vader, wanneer ge minder aan uzelf en meer aan het geluk van anderen had gedacht. Wanneer ge zo met de gewone dagelijkse werkjes bezig bent, dan doet ge dat werk niet met geheel uw hart. Uw gedachten gaan dan uit naar een werk, dat prettiger en meer verheven is. Een ander moet de dingen doen, waarin gij geen zin, ja zelfs een afkeer van hebt. Wanneer die kleine, simpele werkjes bereidwillig en trouw gedaan worden, zullen ze u een vorming geven, welke gij zo nodig moet bezitten om liefde te krijgen voor die huishoudelijke plichten. Dat is nu een ervaring, die gij zo nodig moet opdoen, maar daar zijt ge niet op gesteld. Gij murmureert maar over uw lot, en maakt uw omgeving daardoor ongelukkig, terwijl ge uzelf veel schade berokkend. Best mogelijk dat ge nooit tof een werk geroepen wordt, dat u in het openbaar voor het publiek brengt. Maar al het werk, dat we doen en dat nodig gedaan moet worden, hetzij borden wassen, tafel dekken, zieken verplegen, koken of wassen, is van moreel belang; en wanneer ge u van deze plichten niet blijmoedig en opgewekt kwijt, zijt ge niet geschikt voor hogere, meer verheven arbeid. Al die 1872, Vol. 3, blz. 79--81 nederige werkjes om ons heen moeten door iemand gedaan worden; en zij, die ze doen, moeten aanvoelen dat ze een nodig en eerbaar werk verrichten, en dat ze in hun taak, hoe nederig die ook is, even zeker een werk voor God doen als Gabriël, toen hij naar de profeten werd gezonden. Allen verrichten een werk in hun orde en in hun respectievelijke sfeer. De vrouw in haar huis, die de dagelijkse plichten des levens doet, die gedaan moeten worden, kan en moet een trouw, gehoorzaamheid en liefde aan de dag leggen, even oprecht als de engelen in hun sfeer. Overeenstemming met de wil van God maakt welk werk ook, dat gedaan moet worden, eerbaar. USG1 306 1 Wat gij nodig hebt is liefde en toewijding. Uw karakter moet gevormd worden. Met dat getob moet ge ophouden en in plaats daarvan moet ge zachtaardigheid en liefde aankweken. Kom tot zelfverloochening. We werden niet als engelen, maar lager dan de engelen geschapen; nochtans is uw werk van belang. We zijn niet in de hemel, maar op de aarde. Wanneer we in de hemel zijn, dan zullen we in aanmerking komen om het grote en verheven werk des hemels te doen. Maar hier, in deze wereld, moeten we getest en beproefd worden. We moeten gewapend zijn om de strijd te strijden en de plicht te doen. USG1 306 2 De hoogste plicht, die op de jeugd rust, is in hun eigen thuis, om door toegenegenheid en warme belangstelling een zegen te zijn voor vader en moeder, broers en zusters. Door anderen ter wille te zijn kunnen ze tot zelfverzaking en zelfverloochening komen. Nooit zal een vrouw door dit werk verlaagd worden. Het is de heiligste, de verhevenste taak, die ze kan vervullen. Wat een invloed kan een zuster op haar broeders uitoefenen! Wanneer ze goed staat, kan ze het karakter van haar broers ten goede vormen. Haar gebeden, haar zachtaardigheid en toegenegenheid kunnen in een gezin zo ten zegen zijn. Mijn zuster, deze nobele eigenschappen kunnen nooit op anderen worden overgebracht, of ge moet ze eerst zelf bezitten. Die zielstevredenheid, die toegenegenheid en zachtaardigheid, dat zonnige humeur, dat in elk hart ingang zal vinden, zal van u weerkaatst worden wanneer uw hart dat aan anderen doorgeeft. Wanneer Christus niet in het hart verblijft, zal er ontevredenheid en zedelijke mismaaktheid bestaan. De zelfzucht zal van anderen eisen, wat we niet bereid zijn hun te geven. Wanneer Christus niet in het hart zetelt, is het karakter afstotend. USG1 307 1 Het zijn niet enkel grote verwikkelingen of verheven werken, die als een last zijn voor de ziel, en moed vereisen. Het leven-van-elke-dag brengt zijn moeilijkheden, beproevingen en ontmoedigingen. Juist dat nederige werk vraagt vaak zoveel van het geduld en de kracht. Zelfvertrouwen en resoluutheid zullen nodig zijn om al die moeilijkheden het hoofd te bieden en te overwinnen. Smeek de Here om met u te zijn, om in elke plaats uw hulp en vertroosting te zijn. Een zachte, rustige geest hebt ge zozeer nodig, en zonder die kunt ge niet gelukkig zijn. Moge God u helpen, mijn zuster, om zachtmoedigheid en rechtvaardigheid te verkrijgen. Het is de Geest Gods, die ge nodig hebt. Wanneer ge gewillig zijt, iets of niets te zijn, zal God u helpen en kracht geven en zegenen. Maar wanneer gij de kleine plichten, verwaarloost, zult ge nooit grotere toegewezen krijgen. ------------------------Hoofdstuk 58--Ijdele Gedachten USG1 307 2 Al uw daden, hoe verborgen ge ook denkt dat ze zijn, liggen open en bloot voor uw hemelse Vader. Niets is verborgen, niets bedekt. Al uw daden en motieven, waaruit deze voortvloeiden zijn ontdekt voor Zijn ogen. Hij is volledig op de hoogte van al uw woorden en ge 1872, Vol. 3, blz. 82--84 dachten. Gij zult te strijden hebben tegen een ijdele overlegqing. Gij moogt denken dat er geen zonde in schuilt, wanneer ge uw gedachten maar laat gaan, zoals ze dat van nature zonder rem zouden doen. Maar dat is niet zo. Voor dat koesteren van ijdele gedachten zijt ge God verantwoording schuldig; want uit die ijdele overleggingen ontstaat het bedrijven van zonde, het wezenlijke doen van die dingen, waarbij de geest zich heeft bepaald. Beheers uw gedachten, en het zal u gemakkelijker vallen uw daden te beheersen. USG1 308 1 Uw gedachten moeten nodig geheiligd worden. Paulus schrijft aan de Korinthiërs: "Dewijl wij de overleggingen ter neder werpen, en alle hoogte, die zich verheft tegen de kennis van God, en alle gedachte gevangen leiden tof de gehoorzaamheid van Christus." 2 Kor. 10:5. Wanneer gij u in deze positie plaatst, zal het werk der toewijding beter door u beiden begrepen worden. Uw gedachten zullen kuis, rein en verheven zijn; uw daden zuiver en zonder zonde. Uw lichamen zullen bewaard blijven in heiligmaking en eer, opdat ge ze moogt stellen "tot een levende, heilige, en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst." Rom. 12:1. Er wordt van u verwacht dat ge tot zelfverloochening komt, zowel in kleine als in grote dingen. Gij moet tot een algehele overgave aan God komen; uw tegenwoordige houding keurt Hij niet goed . .. USG1 308 2 Om aan ‘s levens grote bedoelingen te beantwoorden, moet qe het voorbeeld negeren van hen, die hun eigen plezier en genoegen zoeken, en die zich van de vreze Gods niets aantrekken. USG1 308 3 God heeft voor u voorzieningen getroffen, die meer dan voldoende zijn. Hij heeft er in voorzien, dat, zo gij voldoet aan de voorwaarden in Zijn Woord neergelegd, en u van de wereld afscheidt, gij van Hem kracht kunt verkrijgen om elke ontaarde invloed tegen te gaan, en dat te ontwikkelen, wat nobel, goed, en verheffend is. Christus zal in u worden "een fontein van water, springende tot in hef eeuwige leven." Joh. 4:14. USG1 309 1 De wil, het intellect, en elke emotie, hebben, wanneer deze onder het beheer staan van de godsdienst, een hervormende kracht. ------------------------Hoofdstuk 59--Consideratie Voor de Dwalenden USG1 309 2 Wanneer, nadat iemand zijn oordeel zo goed mogelijk kenbaar heeft gemaakt, een ander denkt, dat hij ergens in de zaak een verbetering kan aanbrengen, moet hij vriendelijk en geduldig de broeder zijn zienswijze openbaren, zonder hem de mond te snoeren, noch zijn onkreukbaarheid van opzet in twijfel te trekken, evenmin als hij zelf verdacht en onrechtvaardig gelaakt zou willen worden. Wanneer de broeder, die de zaak Gods ter harte gaat, ziet, dat hij in zijn ernstige pogingen een fout heeft begaan, zal hij dit zich erg aantrekken; want de neiging zal zich bij hem voordoen om zichzelf te wantrouwen en het vertrouwen in zijn eigen oordeel te verliezen. Niets zal zijn moed en goddelijke kracht zo verzwakken als dat hij zich zijn fouten realiseert in het werk, dat God hem opgedragen heeft, een werk, dat hij meer lief heeft dan zijn leven. Wat is het dan onrechtvaardig van zijn broeders, die zijn fouten ontdekken, om hem de doorn dieper en steeds dieper in het hart fe steken, om het hem maar goed te laten voelen, terwijl ze met iedere steek zijn geloof en moed, en zijn vertrouwen in zichzelf om met succes aan de opbouw van Gods werk te arbeiden, verzwakken. USG1 309 3 Vaak worden de waarheid en de feiten met de dwalenden openlijk besproken, om ze hun fouten te laten 1872, Vol. 3, blz. 92--94 (Het werk te Battle Creek) zien en voelen, opdat ze die verbeteren. Maar dit moet altijd geschieden met een gevoelvolle tederheid, niet met ruwheid of gestrengheid, rekening houdende met eigen zwakheid, want een ieder kan in de verleiding komen. Wanneer degene, die de fout gemaakt heeft, die ziet en erkent, dan, inplaats van hem te grieven en te proberen het hem nog harder te laten voelen, moet men hem troosten. In de Bergrede zei Christus: "Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden." Mattheüs 7:1,2. Onze Heiland wijst een haastig oordeel af. "Wat ziet gij de splinter, die in het oog uws broeders is ... en zie, er is een balk in uw oog?" Verzen 3, 4. Vaak gebeurt hef, dat, wanneer iemand zo vlug is in het ontdekken van fouten bij anderen, hij grotere fouten gemaakt heeft, maar daarvoor blind is. USG1 310 1 Allen die navolgers van Christus zijn, moeten precies zo met iemand handelen, als wij zouden wensen dat de Here in onze fouten en zwakheden met ons zou handelen, want we zijn allen dwalende, en hebben Zijn medelijden en vergiffenis nodig. Jezus stemde er in toe de menselijke natuur aan te nemen, opdat Hij kon weten hoe Hij medelijden moest betonen en hoe Hij bij Zijn Vader moest pleiten voor zondige, dwalende, sterfelijke wezens. Hij was bereid ‘s mensen Voorspraak te worden, en Hij vernederde Zichzelf om bekend te worden met de verzoekingen, waaraan de mens bloot stond, opdat Hij diegenen kon helpen, die in de verzoeking vielen, en een medelevend, trouw hogepriester kon zijn. USG1 310 2 Vaak is het nodig, dat de zonde berispt en het kwaad gelaakt wordt. Maar arbeiders Gods, die werken voor hef heil van hun medemensen, moeten ten opzichte van de fouten van anderen niet genadeloos staan, noch hun fouten in hun beleid aan de kaak stellen. Ze moeten hun zwakheden niet zo uitmeten en berispen. Ze moeten zich afvragen, of, wanneer een ander tegenover hen zo ', n handelwijze zou volgen, dit het gewenste effect zou hebben; zou dat hun liefde voor en vertrouwen in degene, die hun fouten zo aan de kaak stelde, doen toenemen? Vooral moeten de fouten van arbeiders in Gods wijngaard in een zo klein mogelijke kring gehouden worden, want vele zwakkelingen zouden daar munt uit slaan indien ze gewaar werden, dat zij, die voorgaan in woord en leerstelling, als andere mensen fouten bezitten. En het is al heel wreed om de misslagen van een arbeider Gods te openbaren aan ongelovigen, wanneer die arbeider nog waardig geacht wordt om in de toekomst voor de redding van zielen te blijven werken. Uit deze onthulling komt geen goed, maar enkel kwaad voort. De Here heeft een misnoegen over deze handelwijze, want dat ondermijnt het vertrouwen van het volk in hen, die Hij aangenomen heeft om Zijn werk te bevorderen. USG1 311 1 Het karakter van iedere medearbeider moet terdege beschermd worden door de medebroeders in Gods wijngaard. Dienaangaande zei God: "Tast Mijn gezalfden niet aan en doet Mijn profeten geen kwaad." 1 Kron. 16:22; Psalm 105:15. Liefde en vertrouwen moeten worden aangekweekt. Een gebrek aan liefde en vertrouwen in een arbeider ten opzichte van een medearbeider, maakt degene, die dit gebrek heeft, niet gelukkiger; integendeel, hij maakt zijn broeder en zichzelf ongelukkig. Er ligt een groter kracht in de liefde dan er ooit gelegen heeft in een gispend oordeel. De liefde zal zich een weg banen door tal van hindernissen, terwijl een gispend oordeel elke toegang tot de ziel zal afsluiten. ------------------------Hoofdstuk 60--Gelijkenissen van het Verlorene USG1 312 1 Ik werd verwezen naar de gelijkenis van het verloren schaap. De negen en negentig schapen worden in de woestijn achter gelaten en gezocht wordt naar het ene dat is afgedwaald. Wanneer het verloren schaap gevonden is, legt de herder het op zijn schouder en keert vol blijdschap terug. Hij doet dat niet morrende en beknort het arme verloren schaap niet, dat het hem zoveel last heeft bezorgd, maar als hij terugkeert, dragende. het schaap, gaat dat met blijdschap gepaard. USG1 312 2 En hij wil anderen ook in die vreugde laten delen. Vrienden en buren worden geroepen om zich met de vinder te verheugen, "want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was." Het vinden was het onderwerp van de blijdschap; bij dat afdwalen wordt niet stil gestaan; want de vreugde van het vinden gaat de droefheid over het verlies en de zorgen, de kommer en het gevaar, dat het zoeken naar het verloren schaap veroorzaakt, verre te boven. "Ik zeg ulieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben." Lukas 15 : 6, 7. DE VERLOREN PENNING USG1 312 3 De verloren penning wil de dwalende, afgedoolde zondaar voorstellen. De zorg, die de vrouw besteedt om de verloren penning fe vinden, dient om de volgelingen van Christus een les te leren betreffende hun plicht ten aanzien van de dwalenden, die van het rechte pad zijn afgedoold. De vrouw steekt de kaars aan om meer licht te krijgen, en keert dan het huis met bezemen en zoekt ijverig tot ze hem gevonden heeft. USG1 313 1 Hier is duidelijk de plicht getekend van de Christenen tegenover hen, die hulp nodig hebben omdat ze van God zijn afgedwaald. De dolenden mogen niet in duisternis en dwaling worden gelaten, maar alles moet gedaan worden om hen tot het licht terug te brengen. De kaars wordt aangestoken; en, met ernstig gebed om hemels licht ten einde hen, die verzonken zijn in duisternis en ongeloof, te hulp te komen, wordt Gods Woord onderzocht om duidelijke waarheidspunten te verkrijgen, opdat Christenen door argumenten uit Gods Woord, met zijn berispingen, dreigingen, en bemoedigingen, versterkt mogen worden, teneinde de dwalenden te overtuigen. Onverschilligheid of nalatigheid heeft het misnoegen Gods. USG1 313 2 Toen de vrouw de penning vond, riep ze haar kennissen en buren samen, zeggende: "Weest blijde met mij; want ik heb de penning gevonden, die ik verloren had. Alzo, zeg Ik ulieden, is er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeerf." Lukas 15 : 9, 10. Wanneer de engelen Gods zich verheugen over de dwalenden, die hun fouten inzien en belijden en tot de gemeenschap hunner broederen terugkeren, hoeveel te meer moesten dan de volgelingen van Christus, die zelve niet feilloos zijn, en die elke dag de vergeving van God en van hun broederen nodig hebben, zich verheugen over de terugkeer van een broeder of zuster, die door de drogredenen van Satan misleid is, verkeerde dingen heeft gedaan en daaronder lijdt. USG1 313 3 Inplaats van zich verre te houden van de dwalenden, moeten hun broeders hen opzoeken ter plaatse waar ze zijn. In plaats van op hen af te geven omdat ze in de duisternis zijn, moeten ze hun eigen lamp aansteken om meer goddelijke genade en een helderder kennis van de Schriften te verkrijgen, opdat ze de duisternis waarin de afgedoolden verkeren, kunnen verdrijven door het licht, dat ze hun brengen. En wanneer ze dan slagen, en de dwalenden hun fout inzien en bereid zijn het licht te volgen, moeten ze ontvangen worden met blijdschap en niet met een geest van murmurering of een poging om hen hun zonde maar goed onder de neus te wrijven, waardoor al die inspanning, angst en moeizame arbeid ontstaan is. Wanneer de reine engelen Gods de gebeurtenis met vreugde begroeten, hoeveel te meer moeten hun broeders zich dan verheugen, die zelf sympathie, liefde en hulp nodig hadden toen ze gedwaald hadden en in hun duisternis niet wisten hoe zichzelf te helpen. DE VERLOREN ZOON USG1 314 1 Mijn aandacht werd bepaald bij de gelijkenis van de verloren zoon. Hij verzocht zijn vader hem zijn deel van het goed te geven. Hij wilde zijn belangen losmaken van die van zijn vader en zijn aandeel naar eigen verkiezing beheren. Zijn vader willigde het verzoek in, en de zoon trok zich zelfzuchtig van de vader terug, opdat hij maar niet verveeld zou worden door zijn raad of door zijn berispingen. USG1 314 2 De zoon dacht, dat hij gelukkig zou zijn, wanneer hij zijn deel naar eigen believen kon gebruiken, zonder te worden lastig gevallen door advies of vermaning. Van een wederkerige verplichting wilde hij niets weten. Wanneer hij op het goed van zijn vader bleef, dan had zijn vader rechten op hem als zoon. Maar hij wilde geen enkele verplichting hebben tegenover zijn edelmoedige vader en hij voedde zijn zelfzuchtige, opstandige geest met de gedachte dat een deel van zijn vaders bezit hem toebehoorde. Hij vroeg zijn deel op terwijl hij er hele-maal geen recht op had en eigenlijk niets had moeten ontvangen. USG1 314 3 Toen de zelfzuchtige in het bezit was van zijn geld, dat hij helemaal niet verdiende, ging hij zó ver van zijn vader weg, dat hij zelfs kon vergeten een vader te hebben. Hii had er een afkeer van om onder tucht te staan en was vast besloten naar eigen zin vermaak te zoeken. Nadat hij, in zondige overdaad, alles wat zijn vader hem gegeven had, had verkwist, werd het land door een hongersnood bezocht, en kreeg hij nijpend gebrek. Hij kreeg spijt over zijn buitensporige vermaken, want hij werd noodlijdend en had het geld nodig, dat hij had doorgebracht. Vanuit zijn leven van zondige overdaad zonk hij zo diep dat hij zwijnenhoeder moest worden. USG1 315 1 Toen hij zo diep in de put zat als maar mogelijk was, schoot hem de goedheid en liefde van zijn vader te binnen. Op dat ogenblik voelde hij de behoefte aan een vader. Hij had het aan zichzelf te wijten dat hij geen vrienden had en gebrek leed. Zijn eigen ongehoorzaamheid en zonde waren oorzaak van de scheiding tussen hem en zijn vader. Hij dacht aan de voorrechten en weldaden die de huurlingen op zijns vaders goed genoten, terwijl hij, die zijns vaders huis was ontlopen, honger leed. Ootmoedig geworden door al die tegenspoed, besloot hij naar zijn vader terug te keren en zijn fout te belijden. Hij was een bedelaar, zonder goede of zelfs schamele kleren. Uitgeput door honger en ontbering, was hij een wrak. DE LIEFDE DES VADERS USG1 315 2 Toen de zoon nog ver van het huis verwijderd was, zag zijn vader de zwerver, en zijn eerste gedachte ging uit naar die opstandige zoon, die hem jaren geleden verlaten had om zijn eigen zondige weg te gaan. Het ouderlijke gevoelen ontwaakte. Ondanks al de kentekenen van zijn verval, onderscheidde de vader zijn eigen beeld. Hij wachtte niet tot zijn zoon van verre tot hem gekomen was, maar snelde hem tegemoet. Hij maakte zijn zoon geen verwijten, maar met het tederste medelijden en mededogen, dat de jongen had wakker geroepen door de ellende van zijn zondig leven, haastte de vader zich om hem zijn liefde en vergevensgezindheid te doen blijken. USG1 315 3 Hoewel zijn zoon uitgemergeld was en zijn uiterlijk de sporen vertoonde van zijn losbandig leven, hoewel hij als een bedelaar met vodden was bekleed en zijn blote voeten vuil waren van het stof van de reis, werd de vader met innerlijke barmhartigheid bewogen, toen de zoon zich in alle ootmoed aan zijn voeten wierp. Hij liet zich door zijn waardigheid niet op een afstand hou-den; hij trad niet op als een streng heer. Hij verweet zijn zoon niet zijn verleden van slechtheid en zonde, om hem te laten voelen hoe diep hij gezonken was. Hij richtte hem op en kuste hem. Hij omarmde de opstandige zoon en legde zijn eigen prachtig opperkleed om de bijna naakte gestalte. Hij trok hem aan zijn hart met zo ', n warmte en toonde zo ', n medelijden, dat, als de zoon ooit getwijfeld zou hebben aan de goedheid en de liefde van zijn vader, hij dat nu niet langer kon doen. Had hij al een zondegevoel gehad toen hij besloot naar het vaderhuis terug te keren, zo voelde hij nu zijn ondankbare handelwijze slechts te dieper, nu hij zó ontvangen werd. Zijn hart, tevoren onderworpen, werd nu gebroken omdat hij de liefde van de vader zoveel smart had aangedaan. USG1 316 1 De berouwvolle, bevende zoon, die zo bang was geweest dat hij verworpen zou worden, had op zo ', n ontvangst niet gerekend. Hij wist, dat hij dit niet verdiende, en zijn zonde, zijn vader verlaten te hebben, erkende hij aldus: "Ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genoemd te worden." Lukas 15:21. Hij smeekte hem slechts als een huurling aan te nemen. Maar de vader droeg zijn dienstknechten op hem de eer te bewijzen die hem toekwam en hem te kleden, als ware hij altijd zijn eigen gehoorzame zoon geweest. DE JALOERSE BROEDER USG1 316 2 De vader maakte van de terugkeer van zijn zoon een bijzonder feest. De oudere zoon, bezig op het veld, wist niet dat zijn broer was teruggekeerd, maar hij hoorde het gejuich en de blijdschap, en vroeg de dienstknechten wat er aan de hand was. Men zei hem, dat zijn broer, die men dood had gewaand, was teruggekeerd, en dat zijn vader daarom hef gemeste kalf had geslacht, omdat hij hem als uit de dood had teruggekregen. USG1 316 3 De broer was toen boos, en wilde niet naar binnen gaan om zijn broer te zien. Zijn verontwaardiging was gewekt omdat zijn ontrouwe broer, die van zijn vader was weggegaan, en op hem al de plichten had gelegd, die ze samen hadden moeten dragen, nu met zo ', n eer betoon ontvangen werd. Deze broer had een losbandig leven geleid, had het geld, dat zijn vader hem gegeven had, verkwist, tot hij geen cent meer bezat, terwijl zijn broer thuis de plichten van een zoon trouw was nagekomen; en nu komt deze verkwister naar zijns vaders huis, en wordt daar ontvangen met zo ', n respect en eerbetoon als hem nooit bewezen was. USG1 317 1 De vader verzocht zijn oudere zoon dringend naar binnen te gaan en zijn broer met blijdschap te begroeten, omdat hij verloren was en gevonden is; hij was dood in zonde en ongerechtigheid, maar nu weer levend geworden; hij is weer teruggekomen tot zijn zedelijke gevoelens en verafschuwt zijn zondig verleden. Maar zijn oudste zoon brengt daartegen in: "Zie, ik dien u nu zo vele jaren en heb nooit uw gebod overtreden, en gij hebt mij nooit een bokje gegeven opdat ik met mijn vrienden mocht vrolijk zijn. Maar als deze uw zoon gekomen is, die uw goed met hoeren doorgebracht heeft, zo hebt gij hem het gemeste kalf geslacht." Lukas 15 : 29--32. USG1 317 2 Hij bracht zijn zoon onder het oog, dat hij altijd bij hem was en dat al wat hij bezat hef zijne was, maar dat ze nu toch hun vreugde moesten betonen, want "uw broeder was dood en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden." Het feit, dat de verlorene is gevonden, dat de dode wederom leeft, ging bij de vader alle overwegingen te boven. USG1 317 3 Deze gelijkenis werd door Christus gegeven om de manier te laten zien waarop onze hemelse Vader de dwalenden en berouwvollen ontvangt. De vader is degene, tegen wie gezondigd wordt; nochtans gaat hij, in zielsmededogen, vol medelijden en vergevensgezindheid, de losbandige tegemoet en toont zijn grote blijdschap dat zijn zoon, die hij dood waande voor alle kinderlijke genegenheid, zijn grote zonde en fout is gaan inzien en teruggekeerd is tot zijn vader, terwijl hij zijn liefde waardeert en zijn rechten erkent. Hij weet dat zijn zoon, die een zondig leven geleid heeft en nu tot inkeer gekomen is, zijn medelijden en liefde nodig heeft. Deze zoon heeft veel geleden; hij heeft zijn nood gevoeld en hij komt tot zijn vader als de enige, die in deze grote nood kan voorzien. USG1 318 1 De terugkeer van de verloren zoon was een oorzaak tot grote vreugde. Het beklag van de oudste broer was natuurlijk, maar niet goed. Nochtans is dit vaak het beloop, dat zich tussen broeders afspeelt. Te veel laaf men hen voelen, waarin ze gefaald hebben en herinnert men hen aan hun fouten. Die gedwaald hebben, hebben behoefte aan medelijden, ze hebben behoefte aan hulp, aan medeleven. Zij lijden onder hun gevoelens en-zijn vaak wanhopig en moedeloos. Boven alles hebben ze overvloedig vergiffenis nodig. ------------------------Hoofdstuk 61--De Tarwe en Het Onkruid USG1 318 2 In een andere gelijkenis, die Jezus Zijn discipelen vertelde, vergelijkt Hij het Koninkrijk des hemels met een akker, waarin een mens goed zaad zaaide, maar waarin, terwijl hij sliep, de vijand onkruid zaaide. De heer des huizes werd gevraagd: "Hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Vanwaar heeft hij dan dit onkruid? En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dit gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat we heengaan en datzelve vergaderen? Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uiftrekt. Laat ze beide tezamen opwassen tot de oogst, en in de tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen om het te verbranden; maar brengt de 1872, Vol. 5, blz. 113-116 (Arbeid ii) de Gemeente) tarwe samen in mijn schuur." Mattheüs 13 : 27--30. Indien men trouw en waakzaam was geweest, indien men niet had geslapen of niet in enig opzicht nalatig was geweest, dan had de vijand niet zo ', n goede kans gekregen om onkruid midden in de tarwe te zaaien. Satan slaapt nooit. Hij is waakzaam en buit iedere kans uit om zijn trawanten verwarring te laten stichten, waarbij dan in vele ongeheiligde harten een goede voedingsbodem gevonden wordt. USG1 319 1 De oprechte gelovigen in de waarheid gaan daaronder gebukt, en hun moeilijkheden en smarten vermeerderen door de elementen onder hen, die hen in hun pogingen dwarsbomen, doen versagen en ontmoedigen. Maar de Here wilde Zijn dienstknechten een les leren om in al hun beweegredenen de grootste nauwgezetheid te be-trachten. "Laat ze beide tezamen opwassen." Trekt het onkruid niet met vaste hand uit, want wanneer men die met wortel en al uit de grond trekt, kunnen de goede scheuten daarvan nadeel ondervinden. Zowel predikers als gemeenteleden moeten omzichtig te werk gaan, opdat ze geen ijver aan de dag leggen, die niet met verstand gaat gepaard. Er bestaat gevaar, dat men teveel gaat doen om de moeilijkheden in de gemeente te genezen, terwijl, wanneer men dat stil zijn gang laat gaan, deze uit zichzelf zullen herstellen. Het is geen wijs beleid wanneer men overhaast in gemeente-aangelegenheden gaat ingrijpen. We zullen de grootste oplettendheid, geduld, en zelfbeheersing moeten bezitten om deze dingen te ondervangen en we moeten ons vooral niet door onze persoonlijke gedachten laten leiden om dat in orde tebrengen. USG1 319 2 Het werk in X geschiedde te overhaast en daardoor ontstond in die kleine gemeente een ontijdige scheuring. Hadden de dienstknechten Gods de zin begrepen van de les van onze Heiland in de gelijkenis van de tarwe en het onkruid, dan zouden ze anders gedaan hebben dan ze nu deden. Alvorens stappen ondernomen worden, waardoor zelfs geheel onwaardigen de kans krijgen om hun beklag in te dienen of zich af te scheiden van de gemeente, moet de zaak eerst nauwgezet en onder ernstig gebed onderzocht worden. USG1 320 1 In X werden stappen gedaan, waardoor een oppositiepartij ontstond. Sommigen behoorden tot degenen, bij wie het zaad langs de weg was gevallen, anderen behoorden tot de groep, waar het in steenachtige grond was gekomen, terwijl weer anderen de waarheid ontvingen, maar het hart vol doornen was, die het goede zaad verstikten -- dezen zouden nooit in het bezit gekomen zijn van een volmaakt Christelijk karakter. Maar daar waren enkelen, die mogelijk gevoed en versterkt werden, en in de waarheid zouden geworteld en bevestigd zijn. Maar de houding van de broeders R. en S. veroorzaakte een voortijdige crisis, en toen deed zich een gebrek aan wijsheid en oordeel voor om de verdeeldheid in goede banen te leiden. USG1 320 2 Wanneer personen zo verdienen om uit de gemeente gezet te worden, als Satan verdiende om uit de hemel te worden geworpen, dan zullen er mensen zijn, die zich aan hun zijde scharen. Er is altijd een klasse, die meer beinvloed wordt door individuen, dan door de Geest van God en gezonde beginselen; en, in hun ongeheiligde staaf, zijn ze altijd bereid om zich aan de kant van het kwade te stellen, en hun medelijden en sympathie te schenken aan hen, die dat ‘t minst verdienen. Deze sympathiserenden oefenen een krachtige invloed uit op anderen; de dingen worden gezien in een verkeerd licht, een groot kwaad wordt gedaan en vele zielen gaan daaraan te gronde. In zijn rebellie sleurde Satan een derde deel der engelen mee. Zij keerden zich af van de Vader en van de Zoon, en verbonden zich met de aanstichter van de opstand. Met deze feiten voor ogen, moeten we met de grootste voorzichtigheid handelen. Wat kunnen we anders verwachten dan moeilijkheden en verwarring in onze connectie met mannen en vrouwen van een eigenaardige geestesgesteldheid? We moeten dat dragen en de noodzaak vermijden om het onkruid uit ie trekken, opdat we ook niet de tarwe mee uittrekken. DE ZEGENINGEN VAN BEPROEVINGEN EN TEGENSTAND USG1 321 1 "In de wereld zult gij verdrukking hebben," zegt Christus; maar in Mij hebt gij vrede. De beproevingen, waaraan Christenen in smart, tegenstand en smaad zijn onderworpen, zijn de door God gestelde middelen om het kaf van het koren te scheiden. Onze hovaardij, zelfzucht, boze driften, en hang naar wereldse vermaken, moeten allen overwonnen worden; daarom doet God leed en kommer over ons komen, om ons te toetsen en te beproeven en ons te laten zien dat al dat kwaad in ons karakter aanwezig is. We moeten overwinnen door Zijn kracht en genade, opdat we de goddelijke natuur deelachtig worden nadat we ontvloden zijn hef verderf, dat in de wereld is door de begeerte. "Want onze lichte verdrukking", zegt Paulus, "die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gans zeer uitnemend gewicht der heerlijkheid ; dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig." 2 Korinthe 4:17, 18. Droefenis, verzoekingen, kruisen, tegenstand en al onze andere beproevingen, zijn Gods werklieden om ons te veredelen, te heiligen, en bereid te maken voor de hemelse schuur. USG1 321 2 De schade, die de zaak der waarheid wordt aangedaan door ontijdige handelingen, kan nooit ten volle hersteld worden. Het werk van God in X is niet zo vooruitgegaan als wel kon, en staat niet in een zo gunstig licht voor de mensen, als toen dit gebeuren nog niet had plaats gevonden. Er zijn vaak mensen onder ons, wier invloed gelijk gesteld kan worden met een nul voor het cijfer. Ze schijnen tot niets nut te zijn; maar wanneer ze opstandig en strijdlustig worden, zijn ze de beste werkers voor Satan. Dit werk is meer in harmonie met de gevoelens van het natuurlijke hart. Zelfonderzoek en stil gebed ontbreekt zo erg veel. God heeft wijsheid beloofd aan hen, die er om vragen. Met zendingsarbeid wordt vaak begonnen door mensen, die er helemaal niet op voorbe reid zijn. Een uiterlijke ijver wordt aan de dag gelegd, terwijl het stille gebed verwaarloosd wordt. Wanneer dat het geval is, wordt daardoor veel kwaad gesticht, want deze arbeiders proberen het geweten van anderen te reglementeren naar hun eigen maatstaf. Zelfbeheersing is zeer nodig. Haastige woorden doen strijd ontstaan. Broeder S. loopt gevaar toe te geven aan een geest van scherpe kritiek. Dezulken worden geen leraren der gerechtigheid. USG1 322 1 Broeder S., gij moet nog veel leren. Gij hebt uw fouten en ontmoedigingen op Broeder W. willen schuiven, maar een nauwgezet onderzoek naar uw motieven en handelwijzen zou voor deze ontmoedigingen andere oorzaken aanwijzen, die bij uzelf te vinden zijn. Het volgen van de neigingen van uw , eigen natuurlijk hart, brengt u in gebondenheid. De strenge, kwetsende geest, waaraan gij soms toegeeft, doet uw invloed te niet. Mijn broeder, gij hebt voor uzelf een werk te doen, dat niemand anders voor u kan doen. Een ieder moet voor zichzelf bij God verantwoording afleggen. Hij heeft ons Zijn wet gegeven als een spiegel, waarin wij ons kunnen spiegelen om de fouten in ons karakter te ontdekken. We moeten niet in die spiegel kijken om te zien of de fouten van onze naaste daarin weerkaatst worden, of om na te gaan of hij wel aan de eisen voldoet, maar om bij onszelf de gebreken te constateren, ten einde die te verbeteren. Kennis is niet alles wat we nodig hebben, wij moeten het licht volgen. We moeten niet onze eigen weg gaan en gehoorzamen wat ons aangenaam is, en ongehoorzaam zijn, wanneer ons dat beter past. Gehoorzaamheid is beter dan offerande. ------------------------Hoofdstuk 62--Juiste Opvoeding USG1 323 1 Het prettigste werk, ooit door mannen en vrouwen op zich genomen, is het omgaan met jonge mensen. De grootste zorg moet besteed worden zowel wat de variatie betreft in de wijze van onderricht als ook het ontwikkelen van de hoge en nobele krachten des geestes. Ouders en onderwijzers zijn zeer zeker ongeschikt om de kinderen een juiste opvoeding te geven, wanneer zij zelf in de eerste plaats niet de les van zelfbeheersing, geduld, vergevensgezindheid, zachtmoedigheid en liefde geleerd hebben. Wat nemen toch ouders, verzorgers en onderwijzers een belangrijke positie inl Er zijn maar weinigen, die zich de noodzakelijkste behoeften van de geest bewust zijn en die weten hoe het ontwikkelende intellect, de groeiende gedachten en gevoelens van de jeugd leiding te geven. USG1 323 2 Er is een tijd om kinderen te scholen en een tijd om de opgroeiende jeugd op te voeden, en het is nodig dat dit beide op school in hoge mate wordt gecombineerd. Kinderen kunnen geschoold worden voor de dienst der zonde of voor de dienst der gerechtigheid. De eerste opvoeding van de jeugd vormt hun karakter zowel voor hun werelds als voor hun godsdienstig leven. Salomo zegt: "Leer de jongen de eerste beginselen naar de eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken." Spreuken 22 : 6. Dit laat aan duidelijkheid niets te wensen over. De scholing, die Salomo voorstaat, is leiding geven, opvoeden, en ontwikkelen. Opdat ouders en onderwijzers dit werk kunnen doen, moeten zij zelf "de weg" kennen, die het kind moet gaan. Dit houdt meer in dan louter boekenkennis. Het omvat alles wat goed, deugdzaam, recht en heilig is. Het houdt in de praktijk van matigheid, godsvrucht, 1872, Vol. 5, blz. 131-135 broederlijke liefde en liefde jegens God en jegens elkaar. Om dit object te bereiken, moet de physieke, verstandelijke, zedelijke en godsdienstige opvoeding de aandacht hebben. USG1 324 1 De opvoeding van kinderen, thuis en op school, moet niet zijn als het trainen van redeloze dieren; want kinderen hebben een intelligente wil, die geleid moet worden om al hun krachten te beheersen. Stomme dieren behoeven niet getraind te worden, want zij bezitten geen rede en intellect. Maar de menselijke geest moet zelfbeheersing geleerd worden. Die moet geschoold worden om het menselijke wezen te beheersen, terwijl dieren onder controle staan van een meester, en getraind worden om hem onderworpen te zijn. De meester is het verstand, het oordeel en de wil voor zijn dier. Een kind kan zó geschoold worden, dat het, evenals het dier, geen eigen wil heeft. Zelfs zijn individualiteit kan opgaan in hem, die zijn opvoeding leidt; zijn wil, ten opzichte van alle intenties en bedoelingen, is onderworpen aan de wil van de leraar. USG1 324 2 Kinderen, die zó opgevoed worden, zullen altijd te kort schieten in zedelijke energie en persoonlijke verantwoordelijkheid. Zij hebben niet geleerd om te handelen uit verstand en beginsel; hun wil wordt beheerst door een ander, en het verstand is niet zó geleid, dat het door oefening kan groeien en sterker worden. Zij zijn niet geleid en gedisciplineerd ten aanzien van hun bijzondere verstandelijke constituties en vermogens, om hun grootste krachten te ontplooien wanneer dat nodig is. Onderwijzers moeten hier niet blijven staan, maar zullen speciale aandacht schenken aan het cultiveren van de zwakste talenten, opdat alle vermogens tot actie gebracht worden en geleidelijk in kracht toenemen, zodat het verstand evenwichtig ontwikkeld wordt. HET LEREN VAN ZELFVERTROUWEN USG1 324 3 Er zijn talrijke gezinnen met kinderen, die ogenschijnlijk goed opgevoed worden onder een zeker tuchtsysteem; maar wanneer dat systeem, dat hun wordt opgelegd, een eind neemt, schijnen ze onbekwaam om uit zichzelf te denken, te handelen of een besluit te nemen. Deze kinderen hebben zo lang onder een ijzeren discipline gestaan, waarin hun niet veroorloofd werd uit zichzelf te denken en te handelen in datgene wat voor hen in de eerste plaats nodig was, dat ze geen vertrouwen in zichzelf hebben om naar eigen oordeel te handelen, en wel omdat ze geen eigen opinie hebben. En wanneer ze het ouderlijk huis verlaten om op eigen voeten te staan, dan worden ze licht door de zienswijzen van anderen in een verkeerde richting geleid. Ze hebben geen karaktervastheid. Ze hebben niet geleerd om een eigen oordeel te vormen, zo ver dat mogelijk is en daardoor is hun verstand niet ontwikkeld en gesterkt zoals het moest. Ze hebben zo lang geheel en ai aan de hand van de ouders gelopen, dat ze op hen geheel hun vertrouwen stellen; hun ouders denken en oordelen voor hen. USG1 325 1 Anderzijds mag de opgroeiende kinderen niet toegestaan worden dat ze denken en doen zonder zich iets aan te trekken van het oordeel van hun ouders en onderwijzers. Kinderen moeten leren eerbied te hebben voor het ervaren oordeel en zich te laten leiden door hun ouders en leraars. Ze moeten zó opgevoed worden dat hun verstand verstrengeld is met dat van hun ouders en onderwijzers en zó onderricht, dat ze de juistheid inzien van het acht slaan op hun raadgevingen. Wanneer ze dan eenmaal de leidende hand van hun ouders en leraars loslaten, zullen hun karakters niet zijn als het riet, dat door de wind wordt heen en weer bewogen. USG1 325 2 De strenge opvoeding van opgroeiende kinderen, zonder hun te leren hoe ze zelf moeten denken en handelen naar eigen kunnen en verstand, opdat ze groeien in hun gedachtengang, zelfrespect verkrijgen alsmede ook vertrouwen in eigen bekwaamheid om te handelen, zal altijd een klasse te voorschijn brengen, die zwak is in verstandelijke en morele kracht. En wanneer ze dan in de wereld op eigen wieken drijven zullen ze tonen dat ze getraind werden als de dieren, maar niet opgevoed. Inplaats dat hun wilskracht geleid werd, werd deze onderworpen door de ijzeren tucht van ouders en leraars. USG1 326 1 Die ouders en onderwijzers, die er zo prat op gaan, dat ze de kinderen helemaal onder controle hebben, zouden die ophef niet maken, wanneer ze een beeld konden geven van het toekomstige leven van de kinderen, die ze door kracht of door vrees aanjagen zo klein gehouden hebben. Dezulken zijn doorgaans heel niet in staaf de zware verantwoordelijkheden des levens te aanvaarden. Wanneer deze opgroeiende kinderen niet langer onder hun ouders en onderwijzers staan en voortaan op eigen wieken moeten drijven, dan gaan ze meestal een verkeerde weg en zijn niet bestand tegen de verleiding. Ze maken van dit leven geen succes en dezelfde tekortkomingen ziet men ook in hun godsdienstig leven. Konden de opvoeders van kinderen en opgroeiende jeugd het toekomstig resultaat van hun foutieve discipline in beeld aanschouwen, dan zouden ze in hun opvoedingsplan verandering brengen. Die onder-wijzers, die er prat op gaan dat ze de wil van hun scholieren geheel in bedwang hebben, behoren niet tot de succesvolsten, al moge dan ook tijdelijk hef tegendeel schijnen. USG1 326 2 Het is nooit de bedoeling Gods geweest dat een menselijke geest geheel onder de macht zou staan van een ander. En zij die hun best doen dat de persoonlijkheid van hun leerlingen geheel opgaat in hen zelf en dat ze voor de leerlingen het verstand, de wil, en hef geweten uitmaken, nemen vreselijke verantwoordelijkheden op zich. Deze scholieren hebben in zeker opzicht veel overeenkomst met goed gedrilde soldaten. Maar wanneer ze van die banden bevrijd zijn, dan constateert men een gebrek aan onafhankelijke daadkracht, resulte-rend uit een vast beginsel. Zij, die zich als doel stellen hun leerlingen zo op te voeden, dat deze kunnen zien en aanvoelen dat ze de innerlijke kracht hebben om beginselvaste mannen en vrouwen te worden, geschikt voor elke levenspositie, zijn de nuttigste en permanent succesvolle onderwijzers. Hun werk mag dan oppervlakkige beschouwers niet zo opvallen, en hun werkzaamheden mogen dan niet zo hoog gewaardeerd worden als van de leraar, die het verstand en de wil zijner scholieren geheel onder controle heeft; maar het toekomstige leven van de leerlingen zal de vruchten van dat betere opvoedingsplan laten zien. USG1 327 1 Ouders zowel als onderwijzers lopen gevaar te veel te bevelen en te dicteren, terwijl ze verzuimen in een voldoende vertrouwelijke gemeenschap te treden met hun kinderen of leerlingen. Ze houden zich te veel op een afstand en oefenen hun autoriteit uit op een koude, onsympathieke wijze, waardoor de harten van hun kinderen of leerlingen niet gewonnen worden. Wanneer ze de kinderen nauwer naar zich toe wilden trekken, en tonen dat ze hen liefhebben, en een belangstelling aan de dag zouden leggen voor al hun doen, zelfs voor hun spel, soms zelfs als een kind onder kinderen zijnde, dan zouden ze de kinderen gelukkig maken en hun liefde en vertrouwen winnen. En de kinderen zouden eerder de autoriteit van hun ouders en onderwijzers respecteren en liefhebben. USG1 327 2 De gewoonten en beginselen van een onderwijzer moeten van nog hoger belang geacht worden dan zijn door studie verkregen eigenschappen. Wanneer hij een oprecht Christen is, zal hij de noodzakelijkheid aanvoelen om evenveel belangstelling te tonen in de physieke, verstandelijke, zedelijke, en geestelijke vorming van zijn scholieren. Om de juiste invloed uit te oefenen, moet hij een volmaakte zelfbeheersing bezitten en zijn hart moet overvloeien van liefde voor zijn leerlingen, hetgeen gezien zal worden in zijn blikken, woorden, en daden. Hij moet karaktervastheid bezitten en dan kan hij het verstand van zijn leerlingen vormen en hen in de verschillende vakken opleiden. De eerste opvoeding van de opgroeiende kinderen bepaalt hun karakter voor het gehele leven. Zij die met opgroeiende kinderen om-gaan, moeten nauwlettend toezien om de eigenschappen des geestes te voorschijn te doen komen, om beter de krachten daarvan te leiden, opdat ze zo goed mogelijk te pas gebracht kunnen worden. ------------------------Hoofdstuk 63--De Gezondheids-reformatie USG1 328 1 Op 10 December 1871 werd mij opnieuw getoond, dat de gezondheidsreformatie een vertakking is van het grote werk, dat bestaat in het bereid maken van een volk op de komst des Heren. Deze is zo nauw verbonden met de boodschap van de derde engel als de hand met het lichaam. De wet van de Tien Geboden is door de mens lichtvaardig beoordeeld, maar de Here wilde niet komen om de overtreders van die wet te straffen zonder hun eerst een waarschuwingsboodschap te zenden. Hadden de mensen altijd de wet der Tien Geboden gehoorzaamd en de beginselen van die voorschriften in hun leven uitgedragen, dan zou de wereld niet zo onder de vloek der ziekte liggen als nu. USG1 328 2 Mannen en vrouwen kunnen de natuurlijke wet niet schenden door toe te geven aan ontaarde begeerten en zinnelijke lusten zonder de wet Gods te schenden. Daarom heeft Hij het licht van de gezondheidsreformatie over ons laten schijnen, opdat we onze zonde zouden zien in het overtreden der wetten, die Hij in ons wezen heeft vastgelegd. Al het genoegen of lijden dat we ondergaan, kan toegeschreven worden aan gehoorzaamheid of overtreding van de wet der natuur. Onze barmhartige, hemelse Vader ziet de deplorabele toestand der mensen, die, sommigen bewust maar velen onbewust, leven in overtreding van de wetten, die Hij gegeven heeft. En uit liefde en medelijden met de mensheid, liet Hij het volle licht vallen op de gezondheidsreformatie. Hij openbaart Zijn wet en de straf, die op de overtreding daarvan zal volgen, opdat allen mogen leren om nauwgezet in harmonie met de natuurlijke wet te leven. Hij proclameert Zijn wet zó duidelijk, en plaatst die zó voorop, dat ze is gelijk een stad op een heuvel gebouwd. Alle verantwoordelijke wezens kunnen dat, wanneer ze willen, begrijpen. USG1 329 1 Zwakzinnigen zullen niet verantwoordelijk gesteld worden. Om op die natuurlijke wet te wijzen en op gehoorzamen daaraan aan te dringen, is hef werk dat gepaard gaat met de boodschap van de derde engel om een volk voor te bereiden op de komst des Heren. ------------------------Hoofdstuk 64--Het Gevaar van Lofprijzen USG1 329 2 Mij is getoond dat grote omzichtigheid betracht moet worden, zelfs wanneer het nodig is dat mannen en vrouwen van een zware last worden ontheven, opdat ze niet op hun eigen wijsheid gaan bouwen en verzuimen hun afhankelijkheid van God te gevoelen. Hef is niet goed om de lof te zingen van mensen of de kunde van een dienstknecht van Christus te verheerlijken. USG1 329 3 In de dag van God, zullen zeer velen gewogen en te licht bevonden worden, juist door die verheerlijking. Ik wil mijn broeders en zusters waarschuwen mensen nooit te vleien om hun bekwaamheid, want dat kunnen ze niet dragen. Het eigen-ik wordt zo makkelijk verheerlijkt en als gevolg daarvan verliezen de mensen hun evenwicht. USG1 329 4 Opnieuw zeg ik tot mijn broeders en zusters: Wanneer 1872, Vol. 3, blz. 185, 186 gij uw ziel rein wilt houden van het bloed van alle mensen, vlei dan nooit, steek nooit de loftrompet over het werk van arme stervelingen; want dat kan hun ondergang zijn. Het is gevaarlijk een broeder of zuster door onze woorden en daden te verheerlijken, hoe nederig ogenschijnlijk zijn of haar gedrag ook kan zijn. Wanneer ze werkelijk de zachte, ootmoedige geest bezitten, die God zo hoog waardeert, help hen dan dat ze die be-houden. Dat zal niet gebeuren door hen te laken, noch door na te laten hun juiste waarde op de juiste manier te waarderen. Maar er zijn maar weinigen die lof kunnen verdragen, zonder daarvan nadeel te ondervinden. USG1 330 1 Sommige bekwame arbeiders, die nu de tegenwoordige waarheid verkondigen, houden van bijval. Applaus prikkelt hen zoals een glas wijn de dronkaard. Plaats deze arbeiders, waar slechts een kleine groep is, waarvan geen bijzondere prikkel zal uitgaan en die geen besliste tegenstand zal verwekken, en ze zullen hun belangstelling en ijver verliezen en even traag worden als een dronkaard, aan wie men zijn borrel onthoudt. Deze man-nen zullen geen wezenlijke, practische arbeiders worden, of ze moeten eerst leren te arbeiden, zonder de prikkel van de loftuitingen. ------------------------Hoofdstuk 65--Arbeid Voor de Dwalenden USG1 330 2 Christus vereenzelvigde Zich met de behoeften van Zijn volk. Hun noden en hun moeilijkheden waren de Zijne. Hij zegt: "Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd; Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en gij zijt tot Mij gekomen." Mattheüs 25 : 35, 36. USG1 331 1 Gods dienstknechten moeten een hart vol tedere gevoelens en oprechte liefde hebben voor de navolgers van Christus. Zij moeten die diepe belangstelling manifesteren, die Christus uitbeeldde in de zorg van de herder voor het verloren schaap; zij moeten het voorbeeld, door Christus gegeven, navolgen, en diezelfde zachtheid en mededogen, en dezelfde tere, medelijdende liefde aan de dag leggen, die Jezus betoonde tegenover ons. USG1 331 2 De grote, zedelijke krachten van de ziel zijn geloof, hoop en liefde. Indien deze op non-actief zijn gesteld, dan mag een dienstknecht Gods nog zo vurig en ijverig zijn, maar zijn werk zal door God niet aangenomen worden en voor de gemeente niet veel goeds uitwerken. Een dienstknecht van Christus, die de plechtige waarheid van God aan het volk uitdraagt, moet altijd eerlijk handelen, de genade liefhebben en ootmoedig wandelen voor God. De geest van Christus in het hart zal elke kracht der ziel aanzetten om als een gelovige, trouwe herdér de schapen Zijner weide te voeden en te beschermen. Liefde is de gouden keten, die de harten der gelovigen verbindt in trouwe vriendschap, tederheid en loyale duurzaamheid, en die ook de ziel met God verbindt. USG1 331 3 Er is onder de broederen een beslist gebrek aan liefde, medeleven en teer mededogen. De arbeiders van Christus zijn te koud en te harteloos. Hun harten gloeien niet van teder medelijden en vurige liefde. De zuiverste en meest verheven Gode bewezen toewijding is die, welke aan de dag gelegd wordt in de vurigste verlangens en pogingen om zielen te winnen voor Christus. De oorzaak dat arbeiders, die de tegenwoordige waarheid verkondigen, niet meer succes hebben, ligt daarin dat ze tekort schieten, grotelijks te korf schieten in geloof, hoop en liefde. Op ons pad ontmoeten we en zullen we ook moeten dragen moeilijkheden en verwikkelingen, zelfverloochening en stille beproevingen des harten. Daar zullen smart en tranen zijn over onze zonde; daar zal een voortdurend worstelen en waken zijn, vermengd met verwijten en schaamte over onze tekortkomingen. USG1 332 1 Laten de arbeiders des kruises van onze Heiland hun ervaring in deze dingen niet vergeten; maar laten ze altijd gedenken dat ze slechts mensen zijn, blootstaande aan dwaling, met dezelfde driften als hun broeders; en wanneer ze hun broeders helpen, dan moeten ze volhar-den in hun poging om hen goed te doen, hun harten gevuld hebbende met liefde en medelijden. Zij moeten tot de harten van hun broeders komen, en hen helpen waar ze zwak zijn en ‘t meest hulp nodig hebben. Zij, die arbeiden in woord en leerstelling, moeten hun eigen koud, trots, ongelovig hart breken, wanneer ze datzelfde bij hun broeders willen zien gebeuren. USG1 332 2 Christus heeft alles voor ons gedaan omdat we hulpeloos waren; we waren gebonden met ketenen der duisternis, zonde en wanhoop, en konden derhalve niets voor onszelf doen. Het is doorhet beoefenen van geloof, hoop en liefde, dat we de maatstaf van volmaakte heiligheid meer en meer benaderen. Onze broeders voelen diezelfde meelij-verwekkende behoefte aan hulp, die wij hebben ervaren. Wij moeten hun het leven niet zwaarder maken door een onnodige censuur, maar moeten de liefde van Christus ons laten dringen om medelijdend, en medevoelend te zijn, zodat we over de dwalenden en van God afgekeerden tranen storten. De ziel is van een oneindige waarde. Haar waarde kan alleen geschat worden naar de prijs voor haar verlossing betaald. Golgotha! Golgotha! Golgotha! zal de juiste waarde der ziel aan het licht brengen. USG1 332 3 Milde maatstaven, zachte antwoorden en vriendelijke woorden zijn veel beter geëigend om te hervormen en te redden dan gestrengheid en hardheid. Wat al te veel onvriendelijkheid kan de mensen buiten uw bereik plaatsen, terwijl een tegemoet komende geest het middel zou zijn om hen aan u te verbinden, en dan zoudt ge hen op de goede weg kunnen helpen. Gij moet u ook door een vergevensgezinde geest laten leiden en vertrouwen schenken aan elke goede opzet en actie van hen uit uw omgeving. -- 1876, Vol. 4, blz. 65. ------------------------Hoofdstuk 66--Liefde en Plicht USG1 333 1 De liefde heeft een tweelingzuster, en wel de plicht. Liefde en plicht gaan hand aan hand. Wanneer de liefde wordt uitgeoefend, terwijl de plicht wordt verwaarloosd, dan worden de kinderen koppig, eigenzinnig, onhandelbaar, zelfzuchtig, en ongehoorzaam. Wanneer enkel de harde plicht wordt toegepast zonder de liefde om te verzachten en te winnen, dan ontstaat een overeenkomstig resultaat. Liefde en plicht moeten onmerkbaar in elkaar overgaan opdat kinderen onder de juiste tucht geplaatst worden. USG1 333 2 In het verleden werden de priesters de volgende richtlijnen gegeven: "En zij zullen Mijn volk onderscheid leren tussen het heilige en onheilige en hun bekend maken het onderscheid tussen het onreine en reine. En over een twistzaak zullen zij staan om te richten; naar Mijn rechten zullen zij hen richten." Ezechiël 44 : 23, 24. "Als Ik tot de goddeloze zeg: o goddeloze, gij zult de dood sterven en gij spreekt niet, om de goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. Maar als gij de goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich van die bekere, en hij zich van zijn weg niet bekeert, zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd." Ezechiël 33 : 8, 9. 1872, Vol. 3, blz. 195, 196 USG1 334 1 Hier wordt de plicht van Gods dienstknechten duidelijk gesteld. Zij kunnen zich niet ontheffen van de trouwe kwijting van hun plicht om de zonden en verkeerdheden in Gods volk te berispen, hoewel dat een onaangename taak kan zijn en niet geaccepteerd kan worden door degene, die zich misdragen heeft. Maar in de meeste gevallen zou degene, die vermaand wordt, de waarschu-wing aannemen en de vermaning ter harte nemen, ware hei niet dat anderen daarbij in de weg staan. Ze scharen zich aan de zijde van de beklaagde, roepen ach en wee over hem, en nemen zijn verdediging op zich. Ze zien niet in dat de Here een misnoegen heeft over de kwaaddoener, omdat het werk Gods benadeeld en Zijn naam ontheiligd is. USG1 334 2 Zielen hebben zich van de waarheid afgekeerd en schipbreuk geleden in hef geloof als gevolg van de verkeerde handelwijze van degene, die op zijn fouten gewezen wordt; maar de dienstknecht Gods, wiens onderscheidingsvermogen verduisterd en wiens oordeel onvast is door slechte invloeden, schaart zich aan de zijde van de kwaaddoener, wiens invloed zo verkeerd is geweest, maar ook aan de zijde van de berisper van boosheid en zonde, en zodoende zegt hij in feite tot de zondaar: "Maak je niet druk en trek het je niet aan; per slot van rekening sta je toch in je recht." Dezen zeggen tot de zondaar: "Het zal u wel gaan." USG1 334 3 God eist van Zijn dienstknechten dat ze in het licht wandelen en hun ogen niet sluiten voor het werken van Satan. Ze moeten klaar staan diegenen fe waarschuwen en te vermanen, die gevaar lopen aan zijn sluwheid ten offer te vallen. Satan werkt naar links en naar rechts om een goede stelling in te kunnen nemen. Hij rust niet. Hij is volhardend. Hij is waakzaam en actief om uit elke omstandigheid voordeel te behalen en dat aan te wenden in zijn strijd tegen de waarheid en de belangen van het Koninkrijk Gods. Het is een betreurenswaardig feit dat Gods dienstknechten lang niet zo op hun hoede zijn tegen de listen van Satan als wel moest. En in plaats van de duivel te weerstaan, dat hij van hen zou vlieden, zijn velen geneigd een compromis aan te gaan met de machten der duisternis. ------------------------Hoofdstuk 67--De Gemeente van Laodicea USG1 335 1 De boodschap aan de gemeente der Laodicensen houdt een scherpe veroordeling in, en is van toepassing op het volk van God in deze tegenwoordige tijd. USG1 335 2 "En schrijf aan de engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods: Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. Want gij zegt: ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt." Openbaring 3 : 14-17. USG1 335 3 De Here toont ons hier, dat de boodschap, die aan Zijn volk gebracht moet worden door dienstknechten, die Hij geroepen heeft om het volk te waarschuwen, geen boodschap is van vrede-en-veiligheid. Ze is niet louter theoretisch, maar practisch in elk opzicht. Het volk Gods wordt in de boodschap aan de Laodicensen voorgesteld als verkerende in vleselijke gerustheid. Zij voelen zich op hun gemak en wanen zich in een positie van geestelijke verhevenheid. "Want gij zegt: ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt." USG1 336 1 Welke grotere misleiding kan er over mensen komen dan een vertrouwen dat ze goed staan, en juist het tegendeel is het geval! De boodschap van de waarachtige Getuige vindt het volk Gods in een treurig zelfbedrog; hoewel ze in die misleiding toch eerlijk zijn. Ze weten niet dat hun toestand in Gods oog ellendig is. Terwijl degenen, tot wie de boodschap gericht is, zich vleien dat ze zich in een verheven geestelijke positie bevinden, doorbreekt de boodschap van de waarachtige Getuige hun gerustheid door de scherpe veroordeling van hun ware toestand van geestelijke blindheid, armoede, en rampzaligheid. Het getuigenis, zo scherp en streng, kan geen vergissing zijn, want het is de waarachtige Getuige, die spreekt en Zijn getuigenis moet correct zijn. USG1 336 2 Het is moeilijk voor hen, die zich zo veilig wanen in hun verworvenheden en die menen dat ze rijk zijn in geestelijke kennis, de boodschap te ontvangen, die zegt dat ze misleid zijn en elke geestelijke genade zo hoog nodig hebben. Het ongeheiligde hart is "arglistig, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het." Jeremia 17:9. USG1 336 3 Mij werd getoond dat velen zich vleien goede Christenen te zijn, die geen straal licht van Jezus bezitten. Zij hebben in het goddelijke leven voor zich persoonlijk geen ware ervaring. Zij moeten zich tot in hun diepste wezen voor God verootmoedigen, voor ze werkelijk aanvoelen hoe ze zich moeten inspannen om de kostelijke gaven des Geestes te verkrijgen. USG1 336 4 God leidt Zijn volk stap voor stap. Het Christelijke leven is een voortdurende strijd en voorwaarts-gaan. Er is in dat conflict geen moment rust. Alleen door constante, aanhoudende inspanning behalen we de overwinning over de verleidingen van Satan. Als volk triomferen we in de klaarheid en de kracht der waarheid. We worden geschraagd in onze positie door een overvloedig en duidelijk schriftuurlijk getuigenis. Maar waar we gebrek aan hebben, is Bijbelse ootmoed, geduld, geloof, liefde, zelfverloochening, waakzaamheid en de geest van opoffering. Wij moeten de heiligheid, zoals die in de Bijbel naar voren wordt gebracht, aankweken. De zonde overheerst onder Gods volk. De klare boodschap van berisping, gericht aan de Laodicensen, is niet aangenomen. Velen geven zich over aan hun twijfel en hun geliefkoosde zonden, terwijl ze in de grote misleiding verkeren dat ze aan niets gebrek hebben, hetgeen in hun gesprekken en gevoelens tot uiting komt. Zij denken dat het berispend getuigenis van de Geest Gods onge-wettigd is, of dat het niet op hen slaat. Dezen hebben de grootste behoefte aan de genade Gods en geestelijk onderscheidingsvermogen opdat ze hun tekortkomingen in geestelijke kennis mogen ontdekken. Hun ontbreekt bijna elke eigenschap, nodig voor een volmaakt Christelijk karakter. Zij hebben geen practische kennis van Bijbelse waarheid, waardoor het leven op een lager peil komt, en hun wil is ook niet in harmonie met de wil van Christus. Zij leven niet in gehoorzaamheid aan al Gods eisen. USG1 337 1 Een louter belijden dat men in de waarheid gelooft, is niet voldoende. Al de soldaten van het kruis van Christus verplichten zich daadwerkelijk om mede ter kruistocht te gaan tegen de vijand der zielen, het kwade te veroordelen en wat recht is te handhaven. Maar de boodschap van de waarachtige Getuige openbaart het feit, dat ons volk in een vreselijke misleiding verkeert, waaruit de noodzaak voortvloeit, dat ze gewaarschuwd worden om hen uit hun geestelijke sluimer wakker te schudden en hen aan te zetten tot een besliste actie. USG1 337 2 In mijn laatste gezicht werd mij getoond dat zelfs deze scherp omlijnde boodschap van de waarachtige Getuige de bedoeling Gods niet vervuld heeft. Het volk sluimert voort in zijn zonden. Ze gaan door te verkondigen dat ze rijk zijn en nergens gebrek aan hebben. Velen stellen de vraag: Waarom zijn al die vermaningen gegeven? Waarom beschuldigen de Getuigenissen ons aanhoudend van verslapping en van ernstige zonden? We hebben de waarheid lief; het gaat ons voor de wind; we hebben al die getuigenissen ter waarschuwing en berisping niet nodig. Maar laten die mopperaars hun hart eens onderzoeken en hun leven toetsen aan de practische onder wijzingen van de Bijbel, laten ze hun ziel verootmoedigen voor God, laat de genade Gods de duisternis verlichten, en de schellen zullen hun van de ogen vallen, en zij zullen zich hun geestelijke armoede en ellende bewust worden. Zij zullen de noodzakelijkheid aanvoelen om goud te kopen, hetgeen rein geloof en liefde is; witte klederen, hetgeen een vlekkeloos karakter is, rein gemaakt in het bloed van hun dierbare Verlosser; en ogenzalf, hetgeen is de genade Gods, en dat een klaar onderscheid zal geven van geestelijke dingen en verfoeilijke zonden. Dit verworvene is kostbaarder dan het goud van Ophir. DE OORZAAK VAN GEESTELIJKE BLINDHEID USG1 338 1 Mij is getoond dat de grootste oorzaak, waarom het volk Gods zich nu bevindt in deze staat van geestelijke blindheid, daarin ligt, dat zij zich niets laten gezeggen. Velen hebben de hun gegeven berispingen en waarschuwingen veracht. De waarachtige Getuige veroordeelt de lauwe toestand van Gods volk, waardoor Satan in deze tijd van wachten en waken grote macht over hen verkrijgt. De zelfzuchtigen, de hovaardigen, en die de zonde liefhebben, worden altijd door twijfel besprongen. Satan bezit de bekwaamheid om twijfel te suggereren en tegenwerpingen aan te voeren ten opzichte van het duidelijk uitgedrukte getuigenis, dat God zendt, en velen beschouwen het als een deugd, als een persoonlijk kenteken van intelligentie, wanneer ze ongeloof aan de dag leggen, vragen stellen en uitvluchten zoeken. Zij, die willen twijfelen, hebben daar ruimte genoeg voor. Het is niet de bedoeling Gods alles wat twijfel kan wekken, weg te nemen. Hij voert bewijzen aan, die met een ootmoedig verstand en ontvankelijke geest nauwgezet onderzocht moeten worden, en allen moeten naar hef gewicht dier bewijzen hun beslissing nemen. USG1 338 2 Het eeuwige leven is van onschatbare waarde en zal ons alles kosten wat we hebben. Mij werd getoond, dat we aan eeuwige dingen niet de juiste waarde hechten. Al de waarden die we bezitten, zelfs in deze wereld, moeien verkregen worden door inspanning en soms zelfs door zware offers. En dan gaai hei hier nog maar om een vergankelijke schaf. Zullen we dan minder gewillig zijn ie zwoegen en ie strijden, ons in te spannen en offers te brengen om een schat te verkrijgen van oneindige waarde, en een leven, dat in verhouding staat tot dat van de Oneindige? Kan de hemel ons te veel kosten? USG1 339 1 Geloof en liefde zijn gouden schatten, elementen, waaraan Gods volk zo erg gebrek heeft. Mij is getoond dat ongeloof in de getuigenissen van waarschuwing, bemoediging en berisping het licht afsluiten van Gods volk. Het ongeloof sluif hun de ogen, zodat ze hun ware toestand niet kennen. De waarachtige Getuige beschrijft hun blindheid aldus: "En gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt." Openbaring 3 : 17. USG1 339 2 Het geloof in de spoedige komst van Christus taant. "Mijn Here vertoeft te komen", zegt men niet enkel bij zichzelf, maar wordt uitgedrukt in woorden en zeer beslist in werken. Domheid in deze wachtenstijd benevelt de zinnen van Gods volk ten opzichte van de tekenen der tijden. De vreselijke ongerechtigheid, alom te bespeuren, vraagt om de grootste ijver en om het levend getuigenis, ten einde de zonde uit de gemeente te houden. Het geloof verschrompelt op een vreselijke wijze, en het is enkel door oefening, dat het kan vermeerderen. USG1 339 3 In de opkomst van de derde-engelboodschap moesten zij, die in het werk Gods stonden, iets wagen; ze moesten offers brengen. Ze begonnen dit werk in armoede, leden de grootste ontberingen en werden met de vinger nagewezen. Ze hadden met tegenstand te kampen en dat dreef hen tot God en hield hun geloof levend. Ons tegenwoordig plan van systematische gaven) voorziet ruim voldoende in het onderhoud van onze arbeiders, en er is geen gebrek en dat onderhoud vraagt geen speciale geloofsbeoefening. Zij die nu beginnen met de verkondiging der waarheid behoeven niets te wagen. Ze lopen geen risico, noch moeten ze speciale offers brengen. Een opgebouwd systeem ten opzichte der waarheid staat hun kant en klaar ter beschikking, alsmede ook publiciteitsmateriaal, een verdediging inhoudend van de waarheidspunten, die ze brengen. USG1 340 1 Sommige jonge mannen maken een aanvang zonder een recht begrip te hebben van het verheven karakter van hun werk. Ze hebben niet te kampen met ontberingen, moeilijkheden, of ernstige conflicten, die hen zouden noodzaken om geloof te oefenen. Zelfverloochening brengen ze niet in praktijk en ze koesteren ook geen geest van offergave. Sommigen worden trots en hovaardig en hebben geen hart voor het werk dat ze doen moeten. De waarachtige Getuige zegt tot deze arbeiders: "Wees dan ijverig en bekeer u." Sommigen voelen zich zo verheven, dat ze werkelijk een hindernis en een vloek worden voor het dierbare werk Gods. Zij oefenen op anderen geen reddende invloed uit. Deze mannen moeten door en door tot God bekeerd en geheiligd worden door de waarheid, die ze anderen brengen. BIJZONDERE GETUIGENISSEN IN DE GEMEENTE USG1 340 2 Heel velen worden ongeduldig en kwalijk denkend omdat ze zo vaak in hun rust gestoord worden door waarschuwingen en terechtwijzingen, die hen hun zonden onder het oog brengen. In dat verband zegt de waarachtige Getuige: "Ik weet uw werken". De motieven, de bedoelingen, het ongeloof, de achterdocht en jaloezie kunnen verborgen zijn voor mensen, maar niet voor Christus. De waarachtige Getuige dient zich aan als raadgever: "Ik raad u, dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt. Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig en bekeer u. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij. Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon." Openbaring 3 : 18--21. USG1 341 1 Zij, die terechtgewezen worden door Gods Geest, moeten niet opstandig worden tegen het nederige instrument. Het is God, en niet een feilbaar sterfelijk wezen, die gesproken heeft om hen van ondergang te redden. Zij, die de waarschuwing afwijzen, zullen in hun blindheid worden gelaten om zichzelf te bedriegen. Maar die daar op acht slaan en ijverig gaan werken om zich van hun zonden los te maken, zullen de deur huns harten openen, opdat de dierbare Heiland kan binnen gaan en in hen woning maken. Deze klasse zult ge altijd in volmaakte harmonie met het getuigenis van de Geest Gods aantreffen. USG1 341 2 Arbeiders, die de tegenwoordige waarheid prediken, moeten de ernstige boodschap aan de Laodicensen niet negeren. Het getuigenis van de waarachtige Getuige is geen boodschap, die er gemakkelijk ingaat. De Here zegt niet tot hen: Gij hebt het recht aan uw kant; gij hebt kastijding en berisping verdragen en hebt dat niet verdiend; gij zijt door strengheid onnodig ontmoedigd; gij zijt niet schuldig aan de verkeerdheden en zonden, waarvoor gij vermaand zijt. USG1 341 3 De waarachtige Getuige verkondigt, dat, wanneer gij werkelijk meent dat alles met u in orde is, gij aan alles gebrek hebt. Het is niet voldoende voor predikers theoretische onderwerpen naar voren te brengen; zij moeten ook onderwerpen van practische aard brengen. Zij moeten de practische lessen bestuderen, die Jezus Zijn discipelen gaf en moeten die toepassen op zichzelf en op het volk. Waar dit vermanend getuigenis uit de mond van Christus komt, zullen wij dan denken dat Hij geen liefde voor Zijn volk koestert? O, neen! Hij, die stierf om de mens van de dood te verlossen, bemint met een goddelijke liefde en die Hij liefheeft, bestraft Hij. "Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik." Openbaring 3:19. Maar velen zullen de boodschap niet aannemen, die de Hemel uit liefde tot hen zendt. Ze kunnen niet hebben dat ze gewezen worden op hun plichtsverzuim en op hun verkeerdheden, hun zelfzucht, hun hovaardij en liefde voor de wereld. USG1 342 1 Gevaren van hef laatste der dagen. -- Wij leven in de ernstigste, belangrijkste tijd der wereldgeschiedenis.. We bevinden ons te midden van de gevaren van het laatste der dagen. Belangrijke, vreselijke gebeurtenissen staan ons te wachten. Hoe nodig is het dan, dat allen die God vrezen en Zijn wet liefhebben, zich voor Hem verootmoedigen, klagen en wenen, en de zonden belijden, die scheiding gemaakt hebben tussen God en Zijn volk. Wat de grootste opschudding moest verwekken, is, dat we onze toestand, onze diepe val niet inzien en begrijpen, en dat we ons tevreden stellen met te blijven zoals we zijn. We moeten onze toevlucht nemen tot het woord van God en tot gebed, door persoonlijk de Here te zoeken, opdat we Hem mogen vinden. Daartoe moeten wij ons in de eerste plaats zetten. 1872, Vol. 3, blz. 53. ------------------------Hoofdstuk 68--Plicht om Zonde te Berispen USG1 343 1 Mij is getoond dat God hier laat zien hoe Hij de zonde beschouwt onder hen, die belijden Zijn gebodenhoudend volk te zijn. Zij, die Hij speciaal heeft vereerd om getuigen te zijn van de merkwaardige openbaringen van Zijn kracht, zoals dat het geval was met Israël in het verleden, en die het dan zelfs nog wagen om Zijn gegeven richtlijnen te negeren, zullen onderworpen wor-den aan Zijn gramschap. Hij wilde Zijn volk leren hoe ergerlijk zonde en ongehoorzaamheid in Zijn ogen zijn en dat men daarover niet lichtvaardig moét denken. Hij laat ons zien dat wanneer Zijn volk zich in zonde bevindt, zij direct besliste maatregelen moeten nemen om die zonde van hen weg te doen, opdat Zijn misnoegen niet op hen allen zal rusten. USG1 343 2 Maar indien de zonden van het volk over het hoofd worden gezien door hen, die vooraanstaande posities bekleden, dan zal Zijn misnoegen zich keren tegen hen, en het volk Gods, als lichaam, zal voor deze zonden verantwoordelijk gesteld worden. In Zijn omgang met Zijn volk in het verleden, toont de Here de noodzakelijkheid om de gemeente te zuiveren van verkeerdheden. Eén zondaar kan duisternis verspreiden, die de gehele vergadering zal uitsluiten van Gods licht. Wanneer het volk zich bewust wordt dat duisternis over hen komt, en ze weten de oorzaak niet, zullen ze God in ootmoed en zelfvernedering ernstig zoeken, tot het kwaad dat Zijn Geest grieft, ontdekt en weggedaan is. USG1 343 3 Het vooroordeel, dat tegen ons ontstaan is, omdat we de verkeerdheden berispt hebben, waarvan God mij het bestaan liet zien, en de klachten die ontstaan zijn over hardheid en gestrengheid, zijn onrechtvaardig. God heeft ons gevraagd om te spreken en dan zullen we niet zwijgen. Wanneer verkeerdheden zich onder Zijn volk voordoen, en wanneer de dienstknechten Gods daar onverschillig 1875, Vol. 3, blz. 265--269 tegenover staan, dan handhaven en rechtvaardigen zij inderdaad de zondaar, en even zeker zullen zij zich het misnoegen Gods op de hals halen; want zij zullen verantwoordelijk gesteld worden voor de zonden van de overtreder. In visioen zijn mij vele instanties getoond, waar het ongenoegen Gods is opgewekt door het negeren van de zijde der dienstknechten van de onder hen voorkomende verkeerdheden en zonden. Zij, die al die verkeerdheden maar over hun kant lieten gaan, werden door het volk beschouwd als prettige, beminnelijke mensen, enkel en alleen omdat ze niet de hand hielden aan een duidelijke Schriftuurlijke plicht. Die taak vonden ze niet zo prettig, en daarom schoven ze die van zich af. USG1 344 1 De geest van verbittering, waarmee enigen bezield waren, omdat de verkeerdheden onder Gods volk berispt zijn, heeft een blindheid en vreselijke misleiding over hen gebracht, waardoor ze niet in staat zijn het goede van hef kwade te onderscheiden. Ze hebben zich gehouden aan hun eigen geestelijk inzicht. Ze zullen de verkeerdheden zien, maar ze doen niet als Jozua, door zichzelf te verootmoedigen omdat ze aanvoelen dat zielen in gevaar zijn. USG1 344 2 Het ware volk Gods, dat hart heeft voor het werk des Heren en voor de redding van zielen, zal de zonde altijd zien in haar waar, zondig karakter. Zij zullen tegenover de zonden, die het volk Gods zo gemakkelijk aankleven, een standpunt innemen, zoals de Bijbel dat voorschrijft. Vooral in het afsluitingswerk van de gemeente, en in de tijd der verzegeling van de honderd en vier en veertig duizend, die vlekkeloos zullen staan voor Gods troon, zullen ze innerlijk bewogen worden door de verkeerdheden onder Gods belijdend volk. Dat wordt zo scherp naar voren gebracht door de uitbeelding van de profeet van het laatste werk in de figuur van de mannen, elk met een verpletterend wapen in de hand. Eén man onder hen was bekleed met linnen met eens schrijvers inktkoker aan zijn lenden. "En de Here zeide tot hem: Ga door, door het midden der stad, door het midden van Jeruza lem, en teken een teken op de voorhoofden der lieden, die zuchten en uitroepen over al die gruwelen, die in het midden derzelve gedaan worden." Ezechiël 9 : 4. USG1 345 1 Wie staan te dien tijde in de raad Gods? Zijn het degenen, die feitelijk verontschuldigingen aanvoeren voor de boosheden onder Gods belijdend volk, en die in hun hart, zo niet openlijk, murmureren tegen hen, die de zonde berispen? Zijn het degenen, die dezulken tegenstaan, en sympathiseren met hen, die het boze doen? Wel neen! Wanneer ze niet tof inkeer komen en het Satanswerk, om hen die de lasten van het werk dragen, tegen te staan en de zondaars in Zion te ondersteunen, loslaten, zullen ze het teken van Gods waarderend zegel nooit ontvangen. Zij zullen vallen in de algemene vernietiging van de goddelozen, dat geschilderd wordt door het werk van de vijf mannen met de verdervende wapens. Beschouw dit punt met aandacht: Die het zuivere merkteken der waarheid ontvangen, dat in hen gewrocht wordt door de kracht van de Heilige Geest, zijn degenen, "die zuchten en uitroepen over al die gruwelen, die gedaan worden" in de gemeente. Hun liefde voor reinheid en de eer en heerlijkheid Gods is van die aard en zij hebben zo ', n helder begrip van de buitengewone zondigheid der zonde, dat ze geschilderd worden als zijnde in doodsstrijd, onder zuchten en roepen. Lees het negende hoofdstuk van Ezechiël. USG1 345 2 Maar de algemene slachting van al degenen, die de scherpe tegenstelling tussen zonde en gerechtigheid aldus niet zien, en die niet met het gevoelen bezield zijn als degenen, die staan in de raad Gods en het teken ontvangen, is beschreven in het bevel tot de vijf mannen met de verdervende wapenen: "Gaat door, door de stad achter hem, en slaat; ulieder oog verschone niet, en spaart niet! Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op dewelke het teken is, en begint van Mijn heiligdom." Verzen 5 en 6. ACHAN EEN SPREKEND VOORBEELD USG1 346 1 In het geval van Achans zonde zei God tot Jozua: "Ik zal voortaan niet meer met ulieden zijn tenzij gij de ban uit het midden van ulieden verdelgt." Jozua 7:12. Wat een treffende overeenkomst is hier met de weg, welke diegenen volgen, die hun stem niet willen verheffen tegen zonde en verkeerdheden, maar wier sympathieën zelfs uitgaan naar hen, die de legerplaats van Israël door hun zonden beroeren! In dat verband zei God tot Jozua: "Gij zult niet kunnen bestaan voor het aangezicht uwer vijanden, totdat gij de ban wegdoet uit het midden van u." Vers 13. Hij verkondigde de straf, die zou volgen op de overtreding van Zijn verbond. USG1 346 2 Jozua begon toen een ijverig onderzoek in te stellen om de schuldige te ontdekken. Hij deed Israël aantreden naar hun stammen, dan naar hun gezinnen, en dan individueel; en Achan werd aangewezen als de schuldige. Maar opdat de zaak geheel Israël volkomen duidelijk zou worden, en ze de kans niet zouden krijgen om te gaan murmureren en te zeggen dat de onschuldige natuurlijk weer de dupe was, paste Jozua staatsmanswijsheid toe. Hij wist dat Achan de overtreder was en dat hij zijn zonde verborgen en de boosheid Gods had opgewekt tegen Zijn volk. Heel discreet bracht Jozua Achan onder het oog om zijn zonde te belijden, opdat Gods eer en rechtvaardigheid voor Israël gehandhaafd zouden blijven. "Toen zei Jozua tot Achan: Mijn zoon! Geef toch de Here, de God van Israël, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen wat gij gedaan hebt, verbergt het voor mij niet." USG1 346 3 "Achan nu antwoordde Jozua en zei: Voorwaar, ik heb tegen de Here, de God Israëls gezondigd, en heb alzo en alzo gedaan. Want ik zag onder de roof een schoon, sierlijk Babylonisch overkleed, en tweehonderd sikkelen zilvers en een gouden tong, welker gewicht was vijftig sikkelen; en ik kreeg lust daartoe en ik nam ze; en zie, zij zijn verborgen in de aarde, in het midden mijner tent, en het zilver daaronder. Toen zond Jozua boden henen, die tot de tent liepen; en ziet, het lag verborgen in zijn tent, en het zilver daaronder. Zij dan namen die dingen uit het midden der tent, en zij brachten ze tot Jozua en tot al de kinderen Israëls; en zij stortten ze uit voor het aangezicht des Heren. Toen nam Jozua, en gans Israël met hem, Achan, de zoon van Zerah, en het zilver, en het sierlijk overkleed, en de gouden tong, en zijn zonen, en zijn dochteren, en zijn ossen, en zijn ezelen, en zijn vee, en zijn tent, en alles wat hij had; en zij voerden ze naar het dal Achor. En Jozua zei: Hoe hebt gij ons beroerd? De Here zal u beroeren te dezer dagen! En gans Israël stenigde hem met stenen, en zij verbrandden hen met vuur, en zij overwierpen hen met stenen." Verzen 19--25. USG1 347 1 De Here vertelde Jozua dat Achan niet enkel de dingen genomen had, waarvan Hij uitdrukkelijk bevolen had ze niet aan te raken, opdat anders de vloek over hen zou komen, maar hij had gestolen en daarbij nog gehuicheld. De Here zei dat Jericho en al zijn buit door vuur verteerd moest worden, behalve het goud en zilver, wat de schatkamer des Heren ten goede zou komen. De overwinning door de inneming van Jericho was niet behaald door strijd of blootstelling van mensen. De Aanvoerder van des Heren heir had de hemelse legerscharen geleid. De strijd was des Heren; Hij was het, Die de strijd streed. De kinderen Israëls hadden daartoe geen hand uitgestoken. USG1 347 2 De overwinning en de eer kwamen de Here toe, en de buit was Hem. Hij gaf bevel dat alles verbrand moest worden, uitgezonderd het goud en zilver, dat Hij voor Zijn schatkamer reserveerde. Achan had het gemaakte voorbehoud goed begrepen, als ook dat de schatten van goud en zilver, die zijn begeerte hadden opgewekt, des Heren waren. Hij stal uit de schatkamer Gods ten eigen profijte. ------------------------Hoofdstuk 69--Christus Belijden of Verloochenen USG1 348 1 In ons verkeer in gezelschap, in families, of in welke levensrelaties we ook geplaatst zijn, hetzij beperkt of uitgebreid, zijn vele wegen, waarin we onze Here kunnen belijden en vele wegen, waarin we Hem kunnen verloochenen. We kunnen Hem verloochenen in onze woorden, door kwaad te spreken van anderen, door dwaze praat en ijdel geklap, door zinloze of onvriendelijke woorden, of door uitvluchten en spreken tegen de waarheid. In onze woorden kunnen we belijden dat Christus niet in ons is. In ons karakter kunnen we Hem verloochenen door op ons gemak te zijn gesteld, door de plichten en lasten des levens te ontlopen, welke een ander moet dragen zo wij dat niet doen, en door het haken naar zondige vermaken. We kunnen Christus ook verloochenen door opschik in onze kleding, en wereldgelijkvormigheid of door onhoffelijk gedrag. We kunnen Hem verloochenen door verkleefdheid aan onze eigen zienswijzen of door het eigen-ik te handhaven en te rechtvaardigen. We kunnen Hem ook verloochenen door met onze gedachten steeds te verkeren in een sfeer van smachtende sentimentaliteit of door aanhoudend te pein-zen over ons vermeend hard lot en zware beproevingen. USG1 348 2 Niemand kan Christus waarlijk voor de wereld belijden, of de geest en de ziel van Christus moeten in hem verblijven. Het is onmogelijk dat uit te delen wat we niet bezitten. De conversatie en de gedragingen moeten een wezenlijke en zichtbare uitdrukking zijn van de genade en waarheid binnen in ons. Wanneer het hart geheiligd, verootmoedigd en nederig is, zullen de vruchten uiterlijk te zien zijn, en dat zal met recht een belijden van Christus zijn. Woorden en beweringen zijn niet genoeg. Gij, 1873, Vol. 3, blz. 331--335 (Mijmeringen) mijn zuster, moet iets meer hebben dan dit. Gij misleidt uzelf. Uw geest, uw karakter en uw daden leggen geen geest van zachtmoedigheid, zelfverloochening en naastenliefde aan de dag. Woorden en betuigingen kunnen veel ootmoed en liefde uitdrukken, maar indien hef gedrag niet dagelijks geregeld wordt door de genade Gods, hebt gij geen deel aan de hemelse gave, hebt ge niet alles verzaakt voor Christus, en eigen wil en genoegens niet opgegeven om Zijn discipel te worden. USG1 349 1 Gij zondigt en verloochent uw Heiland door zwaarmoedige gedachten, door overal moeilijkheden te zien en u onnodig bezorgd te maken. De moeilijkheden van morgen plaatst gij reeds op vandaag, en verbittert uw eigen hart, terwijl ge een drukkende sfeer in uw omgeving verwekt door moeilijkheden te scheppen. De kostbare genadetijd, die God u gegeven heeft om daarin het goede te doen en rijk te worden in goede werken, gebruikt ge al heel onverstandig door het koesteren van nare gedachten en het bouwen van luchtkastelen. Gij laat uw gedachten gaan over onderwerpen, die geen uitkomst of geluk zullen brengen. Uw dagelijks gemijmer is een hinderpaal om een diepe, gezonde, intelligente ervaring in de dingen Gods te verkrijgen, alsmede een morele geschiktheid voor het betere leven. USG1 349 2 De waarheid Gods in het hart ontvangen is in staat u wijs te maken tot zaligheid. Wanneer ge die gelooft en gehoorzaamt, zult ge genade ontvangen, voldoende voor de plichten en moeilijkheden van vandaag. Wat ge niet nodig hebt, is genade voor morgen. Ge moet voelen, dat ge enkel met vandaag hebt te doen. Behaal de overwinning voor vandaag; verloochen het eigen-ik voor vandaag; waak en bid voor vandaag, overwin in God voor vandaag. Onze omstandigheden en ons omringende toestanden, de veranderingen, die zich dagelijks om ons heen voltrekken, en het geschreven Woord Gods, dat alle dingen onderscheidt en beproeft -- dat alles is voldoende om ons onze plicht en wat wij elke dag precies doen moeten, te leren. In plaats van altijd maar te peinzen over dingen, waarvan gij geen profijt zult heb ben, doet ge beter dagelijks de Schriften te onderzoeken, en in het dagelijkse leven de plichten te vervullen, die u niet aanstaan, maar die toch door iemand gedaan moeten worden. LESSEN UIT DE NATUUR USG1 350 1 De schoonheden der natuur hebben een tong, die aanhoudend tot onze zintuigen spreekt. Het geopende hart kan een indruk ontvangen van de liefde en heerlijkheid Gods, zoals dat gezien wordt in de werken van Zijn hand. Het luisterend oor kan horen en begrijpen wat God zegt door de werken der natuur. Er ligt een les in de zonnestraal als ook in de gevariëerde natuurobjecten, die God ons laat zien. De groene velden, de lommerrijke bomen, de knoppen en bloemen, de voorbij trekkende wolken, de vallende regen, het kabbelend beekje, de zon, maan en sterren aan de hemel -- dat alles vraagt onze aandacht en meditatie, en verzoekt ons met God bekend te worden, die dit alles schiep. De lessen, die men kan trekken uit ‘de verschillende objecten in de natuurlijke wereld, zijn deze: Ze zijn gehoorzaam aan de wil van hun Schepper; nooit verloochenen ze God of weigeren ze gehoorzaamheid aan een openbaring van Zijn wil. Alleen gevallen schepselen weigeren algehele gehoorzaamheid te bewijzen aan hun Schepper. Hun woorden en werken zijn in tegenspraak met God en opstandig tegen de beginselen van Zijn bestuur... USG1 350 2 Die belijdende Christenen, die aanhoudend zuchten en klagen, en die blijdschap en een opgewekt uiterlijk als een zonde schijnen te beschouwen, hebben geen waar besef van godsdienst. Zij, die op de prachtige natuurtaferelen zien als zagen ze een levenloos beeld, die liever bij de dode bladeren verwijlen dan de prachtige, levende bloemen te vergaren, die een somber genoegen scheppen in alles wat melancholisch is in de faal, die de natuur tot hen spreekt, die de schoonheid niet zien in de groene dalen, noch van de verheven bergen met bossen overdekt, die hun gemoed sluiten voor de blijde stem, die tot hen spreekt in de natuur, en die zo zoet en muzikaal weerklinkt in het luisterende oor -- dezen behoren Christus niet toe. Zij wandelen niet in het licht, maar vergaren voor zichzelf duisternis en somberheid, terwijl ze toch konden delen in de glans en de zegen van de Zon der Gerechtigheid, opgaande in hun harten met genezing onder Zijn vleugelen. ------------------------Hoofdstuk 70--Die de Vermaning Verachten USG1 351 1 De apostel Paulus zegt duidelijk dat de ervaring van de Israëlieten op hun reizen, vermeld is geworden ten profijte van hen, die leven in deze eeuw, degenen, op wie de einden der wereld gekomen zijn. Hef inzicht ontbreekt ons dat onze gevaren niet minder maar groter zijn dan van de Hebreeën. Er zuilen verzoekingen zijn ten opzichte van jaloezie en murmureren, en er zal een uitgesproken rebellie zijn, zoals ook vermeld staat van het oude Israël. Er zal zelfs een geest zijn, die zich opstandig toont tegen het berispen van zonde en verkeerdheden. Maar zal de stem der vermaning daardoor het zwijgen opgelegd worden? Als dat het geval is, dan zijn we er niet beter aan toe dan al die verschillende kerkgenootschappen in ons land, die bang zijn om op de fouten en heersende zonden onder de mensen de vinger te leggen. USG1 351 2 Zij, die God apart gesteld heeft als predikers der gerechtigheid, hebben zware verantwoordelijkheden aanvaard om de zonden van het volk te berispen. Paulus droeg Titus op: "Spreek dit, en vermaan en bestraf met alle ernst. Dat niemand u verachte." Titus 2:15. Toch zijn er dezulken, die degene verachten, die de zonde durft 1875, Vol. 5, blz. 358--362 (De grote opstand) te berispen; maar er zijn tijden dat vermaand moet worden. Paulus draagt Titus op, dat hij een bepaalde klasse terdege onder handen moet nemen, opdat ze gezond mogen worden in het geloof. Mannen en vrouwen, die met hun verschillende geaardheden in gemeenteverband worden opgenomen, bezitten eigenaardigheden en fouten. Wanneer deze zich ontwikkelen, is berisping nodig. Wanneer degenen, die in verantwoordelijke posities geplaatst zijn, nooit zouden berispen of vermanen, zou er weldra een gedemoraliseerde toestand ontstaan, die God grotelijks oneer zou aandoen. Maar hoe moet de vermaning gegeven worden? Laat de apostel antwoorden: "In alle lankmoedigheid en leer". 2 Timotheüs 4 : 2. Uit een zeker beginsel moet gehandeld worden ten opzichte van degene, die berispt moet worden, maar nooit zal men onverschillig staan tegenover de verkeerdheden van Gods volk. USG1 352 1 Er zullen mannen en vrouwen zijn, die de vermaning verachten, en wier gevoelens daartegen altijd in opstand zullen komen. Het is niet' prettig wanneer fouten ons onder het oog worden gebracht. In bijna elk geval, waarin vermaning nodig is, zullen er sommigen zijn die geheel en al het feit over het hoofd zien, dat de Geest des Heren gegriefd en Zijn werk nadeel berokkend is. Dezen zullen degenen gaan beklagen, die de berisping verdiend hebben, omdat persoonlijke gevoelens gekwetst zijn. Al die ongeheiligde sympathie plaatst de sympathiserenden, waar ze delen in de schuld van de berispte. In negen van de tien gevallen zou de berispte, indien hij zijn schuld aanvoelde, geholpen kunnen worden om zijn fouten in te zien, waardoor verbetering kon intreden. Maar bemoeizieke, ongeheiligde sympathiserenden stel-len de motieven van de berisper en de aard van de gegeven vermaning in een verkeerd daglicht, en dringen door hun sympathie de berispte de gedachte op, dat hij kwalijk behandeld is; en dan komt hij in opstand tegen degene, die enkel zijn plicht heeft gedaan. Zij, die zich getrouw van hun onplezierige plichten kwijten onder een zeker verantwoordelijkheidsgevoel tegenover God, zullen Zijn zegen ontvangen. God verlangt van Zijn dienstknechten, dat ze altijd ijverig Zijn wil zullen doen. In de opdracht van de apostel aan Timotheüs, vermaant hij hem het volgende: "Predik het Woord, houd aan tijdelijk en ontijdelijk; weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer." Vers 2. USG1 353 1 De Hebreeën waren niet gewillig zich aan de richtlijnen en beperkingen van de Here te onderwerpen. Ze wilden eenvoudig hun eigen weg gaan, de ingevingen van hun eigen verstand navolgen en zich onderwerpen aan hun eigen oordeel. Hadden ze dit vrijelijk kunnen doen, dan zouden er geen klachten geweest zijn over Mozes; maar voortdurend werd bij hen de teugel strak gehouden. EENSGEZIND IN ACTIE EN OORDEEL USG1 353 2 God wilde dat Zijn volk onder discipline werd gesteld en tot een harmonische samenwerking zou komen, opdat ze elkaar in de ogen konden zien, en eensgezind zouden zijn in inzicht en oordeel. Om tot deze staat van zaken te komen, valt er veel te doen. Het vleselijke hart moet onderworpen en hervormd worden. Het is Gods bedoeling dat er in de gemeente altijd een levend getuigenis zal zijn. Het zal nodig zijn om te berispen en te vermanen, en sommigen zullen flink op hun plaats gezet moeten worden naar gelang van het geval. We horen al wat daartegen ingebracht wordt: "O, ik ben zo gevoelig, ik kan niet de minste terechtwijzing verdragen!" Indien deze mensen nu eens precies de spijker op de kop wilden slaan, zouden ze zeggen: "Ik ben zo eigenzinnig, zo zelfvoldaan, zo hovaardig, dat ik niet onder tucht wil staan; ik wil niet berispt worden. Ik eis het recht op van persoonlijk oordeel; ik heb het recht om te geloven en te spreken zoals ik wil." De Here wil niet dat we onze persoonlijkheid opgeven. Maar wie kan recht beoordelen waar op dit gebied de grens ligt van de persoonlijke onafhankelijkheid? USG1 353 3 Petrus vermaant zijn broeders: "Desgelijks gij jongen, zijt den ouden onderdanig; en zijt allen elkander onderdanig; zijt met ootmoedigheid bekleed; want God wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade." 1 Petrus 5 : 5. Ook de apostel Paulus vermaant zijn broeders te Filippi tot éénheid en ootmoed: "Indien er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn; zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende van één gemoed en van één gevoelen zijnde. Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelven. Een iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeen der anderen is. Want dat gevoelen zij in u hetwelk ook in Christus Jezus was." Filippensen 2 : 1--5. Opnieuw vermaant Paulus zijn broeders: "De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze en hangt het goede aan. Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde; met eer de een den ander voorgaande." Romeinen 12:9, 10. In zijn brief aan de Efeziërs zegt hij: "Elkander onderdanig zijnde in de vreze Gods." Efeze 5 : 21. USG1 354 1 De geschiedenis van de Israëlieten schildert ons het grote gevaar van misleiding. Velen hebben geen begrip van de zondigheid van hun eigen natuur, noch van de genade der vergevensgezindheid. Met geheel hun we-zen verkeren ze in een duisternis, onderworpen aan verzoekingen en grote misleiding. Ze staan ver van God; nochtans zijn ze erg voldaan over hun leven, terwijl hun gedrag door God wordt verafschuwd. Deze klasse zal altijd strijd voeren tegen de leidingen van Gods Geest, vooral wat daarin de vermaningen betreft. Ze willen niet in hun gemoedsrust gestoord worden. Af en toe hebben ze wel eens zelfzuchtige vrees en goede bedoelingen, en soms angstige gedachten en schuldgevoelens; maar ze hebben geen diepe ervaring, omdat ze niet gekluisterd zijn aan de eeuwige Rots. Deze groep ziet nooit de noodzakelijkheid van het klare getuigenis. Zonde is niet zo uitermate zondig in hun oog, en wel daarom dat zij niet in het licht wandelen zoals Christus in het licht is. USG1 355 1 Er is nog een andere groep mensen, die groot licht en speciale overtuiging, en een oprechte ervaring in de werkingen van de Geest Gods gehad hebben; maar de menigvuldige verzoekingen van Satan hebben hen overwonnen. Zij waarderen het licht niet dat God hun ge-geven heeft. Zij slaan geen acht op de waarschuwingen en vermaningen van de Geest Gods. Zij staan schuldig voor de Here. Dezen zullen altijd strijd voeren tegen het omlijnde getuigenis, omdat dit hen veroordeelt. USG1 355 2 Het is Gods bedoeling dat Zijn volk eensgezind zal zijn, dat ze één van zin, één van hart, één in het oordeel zullen zijn. Dit kan niet verkregen worden zonder een klaar, scherp omlijnd, levend getuigenis in de gemeente. Het gebed van Christus hield in dat Zijn discipelen één zouden zijn, zoaIs Hij één was met Zijn Vader. "Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen. Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij één zijn, gelijk als wij Eén zijn; Ik in hen en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in één, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt." Johannes 17 :20--23. ------------------------Hoofdstuk 71--Een Beroep op de Opgroeiende Jeugd USG1 356 1 Jonge Vrienden: USG1 356 2 Van tijd tot tijd heeft de Here mij waarschuwende getuigenissen voor u gegeven. Hij heeft u bemoedigd, wanneer ge u met geheel uw hart aan Hem gaaft. Wanneer ik deze waarschuwingen opnieuw scherp zie, dan word ik mij uw gevaar bewust, terwijl ik weet dat gij daarvan geen idee hebt. De school in Battle Creek )neemt vele jonge mensen op van een .verschillende mentaliteit. Indien deze jonge mensen zich niet Gode gewijd hebben en Zijn wil gehoorzamen, en niet ootmoedig wandelen in de weg Zijner geboden, zal de school in Battle Creek voor de gemeente veel ontmoediging inhouden. Deze school kan tot een zegen of tot een vloek worden. Ik raad u, die belijden navolgers van Christus te zijn, af te zien van alle ongerechtigheid, en karakters te vormen, die Gods goedkeuring wegdragen. USG1 356 3 Ik vraag u: Gelooft ge dat de getuigenissen ter vermaning, die u gegeven worden, van God komen? Indien ge werkelijk gelooft, dat de stem Gods tot u gesproken heeft, uw gevaren in een scherp licht plaatsende, neemt ge dan de gegeven raad ter harte? Bewaart ge die waarschuwende getuigenissen fris in uw geheugen, door ze vaak onder biddend opzien tot God te lezen? De Here heeft tot u, kinderen en jonge mensen, gesproken, steeds en steeds weer; maar ge zijt traag geweest in het ter harte nemen van de gegeven waarschuwingen. Al zijt ge dan misschien in uw hart niet opstandig geworden tegen de openbaringen, die God heeft gegeven ten aanzien van uw karakter en uw gevaren, en tegen de u voorgeschreven weg, zo hebben sommigen onder u toch niet ter harte genomen de dingen, die van u verwacht werden, opdat ge geestelijke kracht zoudt verkrijgen, en een zegen zoudt zijn in de school, in de gemeente en voor allen, met wie gij omgaat. USG1 357 1 Jonge mannen en vrouwen, ge zijt God verantwoording schuldig voor het licht, dat Hij u gegeven heeft. Dit licht en deze waarschuwingen, zo daar geen acht op geslagen wordt, zullen in het oordeel tegen u getuigen. Uw gevaren zijn duidelijk getekend. Aan alle kanten zijt ge gewaarschuwd en is er over u gewaakt; ge waart beveiligd achter een haag van waarschuwingen. In het huis Gods hebt ge geluisterd naar de plechtigste, tot hef hart sprekende waarheden, gebracht door de dienstknechten Gods onder de drang des Geestes. Welke uitwerking hebben de plechtige oproepen op uw hart gehad? Welke invloed hebben ze uitgeoefend op uw karakter? Voor elk van die beroepen en die waarschuwingen zult ge verantwoordelijk gesteld worden. Ze zullen in het oordeel opkomen ter veroordeling van hen, die voortgaan met een leven van ijdelheid, wuftheid en hovaardij. USG1 357 2 Beste jonge vrienden, wat ge zaait zult ge ook oogsten. Nu is het voor u de zaaitijd. Wat zal de oogst zijn? Waf zaait ge? Elk woord, dat ge spreekt, elke daad, die ge verricht, is een daad, die goede of slechts vrucht zal voortbrengen, en voor de zaaier tot vreugde of smart zal zijn. Zo het gezaaide zaad is, zo zal ook de vrucht zijn. God heeft u een groot licht en vele voorrechten ge-geven. Wanneer nu dat licht gegeven is, en wanneer u uw gevaren duidelijk voor ogen zijn gesteld, dan draagt gij de verantwoordelijkheid. De manier, waarop gij met dat licht omgaat, dat God u gegeven heeft, zal de schaal voor u doen overslaan naar de blijdschap of naar de ellende. Ge hebt uw lot zelf in handen. USG1 357 3 Gij allen draagt een invloed ten goede of ten kwade uit op de geest en het karakter van anderen. En precies de invloed, die gij uitoefent, wordt genoteerd in het boek der herinnering in de hemel. Een engel is om u heen en maakt notitie van uw woorden en daden. Wanneer ge des morgens opstaat, voelt ge dan uw hulpeloosheid en uw behoefte aan Gods kracht? en maakt ge uw hemelse Vader ootmoedig en met geheel uw hart bekend met wat u ontbreekt? Als dat zo is, slaan engelen acht op uw gebeden, en wanneer deze gebeden niet ontsproten zijn aan veinzende lippen, in gevaar verkerend om onbewust het kwade te doen en een invloed uit te oefenen, die anderen tof het kwade zal brengen, zal uw beschermengel aan uw zijde staan en u op een betere weg leiden, terwijl hij uw woorden voor u kiest en uw daden beïnvloedt. USG1 358 1 Wanneer ge u geen gevaar bewust bent, en wanneer ge niet bidt om hulp en kracht ten einde verzoekingen te weerstaan, kunt ge er zeker van zijn dat ge afdwaalt; uw plichtsverzuim zal genoteerd worden in Gods boek in de hemel en in de dag des oordeels zult ge te licht bevonden worden. USG1 358 2 Er zijn sommigen onder u, die godsdienstig zijn opgevoed, en sommigen, die alles mochten, die verwend en geprezen zijn, tot ze letterlijk onbruikbaar waren voor het practische leven. Ik spreek over personen, die ik ken. Hun karakter is zo verwrongen door verwennen, door vleien en luiheid, dat ze nietsnutten zijn geworden voor dit leven. USG1 358 3 En wanneer ze van geen nut zijn, wat dit leven betreft, wat kunnen we dan verwachten voor het leven, waar alles rein en heilig is en waar allen een harmonisch ontwikkeld karakter hebben? Ik heb voor deze mensen gebeden; ik heb mij persoonlijk tot hen gericht. Ik kon de invloed zien, die ze op anderen wilden uitoefenen, door die te brengen tot ijdelheid, liefde voor kleren, en onverschilligheid ten opzichte van hun eeuwige belangen. De enige hoop voor dat soort mensen is, dat ze acht gaan slaan op hun weg, hun trots, ijdel hart verootmoedigen voor God, hun zonden belijden, en zich bekeren. LIEFDE VOOR VERTOON EN VERMAAK USG1 358 4 Ijdelheid ten opzichte van de kleding als ook liefde tot vermaak is voor de jeugd een zware verzoeking. God heeft geheiligde rechten op ons allen. Hij eist het gehele hart, de gehele ziel, het gehele gemoed. Het antwoord, dat hierop soms gegeven wordt, luidt: "O, ik zeg niet dat ik een Christen ben!" Maar wat zou dit dan nog? Heeft God niet op u dezelfde rechten, als op degene, die belijdt Zijn kind te zijn? Wordt, omdat ge zo driest zijt in uw onverschillige houding tegenover geheiligde dingen, een zonde van nalatigheid en rebellie door de Here over het hoofd gezien? Elke dag, dat gij de eisen Gods negeert, elke kans van geboden genade, die ge afslaat, komt op uw eigen hoofd neer en zal de lijst van zonden tegen u doen groeien ten dage dat de rekening van elke ziel zal worden opgemaakt. Ik zeg u, jonge mannen en vrouwen, belijders of geen belijders: God vraagt uw liefde, uw blijde gehoorzaamheid en toewijding aan Hem. Gij hebt nu nog een korte tijd der genade, en gij kunt die kans benutten door een onvoor-waardelijke overgave aan God. USG1 359 1 Gehoorzaamheid en onderwerping aan Gods geboden zijn de voorwaarden, door de geïnspireerde apostel genoemd, waardoor we kinderen Gods worden, leden van het koninklijke gezin. Elk kind, elke jongen en meisje, elke man en vrouw heeft Jezus verlost door Zijn eigen bloed van de afgrond der verdelging, waarheen Satan hen dwong te gaan. Worden zondaren, omdat ze de zaligheid, hun om niet geboden, niet willen aannemen, van hun verplichtingen ontheven? Hun keuze om in zonden en in drieste overtreding te blijven, vermindert hun schuld niet. Jezus heeft voor hen een prijs betaald, en zij behoren Hem toe. Ze zijn Zijn eigendom; en wanneer ze geen gehoorzaamheid bewijzen aan Hem, die Zijn leven voor hen gegeven heeft, maar hun tijd, en kracht, en talenten in dienst stellen van Satan, dan zullen ze hun loon ontvangen, en wel de dood. USG1 359 2 Onverwelkelijke heerlijkheid en eeuwig leven is de beloning, welke onze Verlosser degenen aanbiedt, die Hem gehoorzamen. Hij heeft hen in staat gesteld om door Zijn naam een Christelijk karakter te vormen en ten eigen bate te overwinnen zoals Hij overwonnen heeft te hunnen bate. Hij heeft hun een voorbeeld gegeven in Zijn eigen leven, waarin Hij hen liet zien hoe te overwinnen. "De bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Here." Romeinen 6 : 23. USG1 360 1 De eisen Gods zijn gelijkelijk bindend voor allen. Zij, die verkiezen de grote zaligheid af te slaan, hun om niet geboden, die liever zichzelf dienen en vijanden van God blijven, vijanden van de Zich opofferende Verlosser, ontvangen hun bezoldiging. Zij zaaien in het vlees, en zullen uit het vlees verderfenis maaien. USG1 360 2 Zij, die Christus door de doop hebben aangedaan, tonende door deze daad hun afscheiding van de wereld alsook dat ze zich verbonden hebben om in de nieuwigheid des levens te wandelen, moeten in hun hart geen afgoden oprichten. Zij, die zich eens verheugd hebben in het bewijs dat de zonden vergeven zijn, die de liefde eens Heilands gesmaakt hebben, en die dan volharden om zich te verenigen met de vijanden van Christus, de volmaakte rechtvaardigheid, die Jezus hun biedt, verwerpende, en de wegen verkiezen, die Hij veroordeeld heeft, zullen onder een zwaarder oordeel vallen dan de heidenen, die nooit het licht gehad en God en Zijn wet nooit gekend hebben. Zij, die weigeren het licht te volgen, dat God hun gegeven heeft, wier hart uitgaat naar de amusementen, de ijdelheden en dwaasheden der wereld, die er niets voor voelen hun gedrag te richten naar de juiste en heilige geboden van Gods wet, maken zich schuldig aan de meest ergerlijke zonden in Gods ogen. Hun schuld en hun bezoldiging zullen verhoudingsgewijs staan tot het licht en de voorrechten, die ze gehad hebben. USG1 360 3 We zien de wereld geabsorbeerd in haar eigen vermaken. Bij de meesten, vooral onder de vrouwen, gaan de eerste en hoogste gedachten uit naar uiterlijk vertoon. Liefde tot kleding en vermaak verstoort hef geluk bij duizenden. En sommigen van hen, die belijden de geboden Gods lief te hebben en te houden, doen deze klasse na zo ver als ze maar gaan kunnen, en noemen zich nog Christenen. Sommigen onder de jongeren hangen zo aan uiterlijk vertoon, dat ze bereid zijn hun naam als Christen te verloochenen, wanneer ze hun ijdele zin naar mooie kleren en hun liefde tof vermaak maar kunnen bevredigen. USG1 361 1 Zelfverloochening in kleding behoort mede tot onze christelijke plicht. Eenvoudig gekleed te gaan, zonder uiterlijk vertoon van juwelen en versierselen van welk soort ook, is in overeenstemming met ons geloof. Behoren wij tot degenen, die de dwaasheid zien van de wereldlingen, die zich overgeven aan buitensporige kleding en liefde tof vermaak? Als dat zo is, dan moeten we tot die klasse behoren, die zich verre houdt van alles dat de geest voedt, die bezit neemt van hart en ziel dergenen, die enkel voor deze wereld leven, en die zich van de komende niets aantrekken. USG1 361 2 Christelijke jeugd, ik heb onder sommigen van u een liefde tof kleding en uiterlijk vertoon gezien, die mij pijn gedaan heeft. in sommigen, die goed opgevoed zijn, die van hun kindsheid af godsdienstige voorrechten gehad hebben, en die Christus door de doop hebben aangedaan, daarmede belijdend dat ze der wereld gestorven waren, heb ik een ijdelheid in kleding en een wuftheid in hun gedrag gezien, hetgeen de dierbare Heiland heeft gegriefd, en een blaam is geweest voor het werk Gods. Met pijn in het hart heb ik uw godsdienstig verval en uw hang naar mooie kleren en uiterlijk vertoon opgemerkt. Sommigen zijn zo ongelukkig geweest om in het bezit te geraken van gouden kettingen of spelden, of wel van beiden, en hebben de slechte smaak gehad die te dragen, enkel en alleen om de aandacht te trekken. Ik kan deze karakters slechts vergelijken met de ijdele pauw, die zijn prachtige veren uitzet om te pronken. Dat is alles wat deze arme vogel heeft om de aandacht te trekken, want zijn geluid en vorm zijn allesbehalve aantrekkelijk. HET VERSIERSEL VAN EEN ZACHTMOEDIGE EN STILLE GEEST USG1 362 1 De jonge mensen kunnen al hun best doen om te streven naar het versiersel van een zachtmoedige en stille geest, een juweel van onschatbare waarde, die gedragen kan worden met hemelse gratie. Deze versiering zal aantrekkelijkheid bezitten voor velen in deze wereld, en zal als zeer kostbaar geschat worden door de hemelse engelen, en bovenal door onze hemelse Vader, en zal de dragers klaar maken om als welkome gasten te worden opgenomen in de hemelse hoven. USG1 362 2 De jeugd heeft eigenschappen, die, wanneer ze goed ontwikkeld werden, hen geschikt zouden maken voor bijna elke vertrouwenspositie. Wanneer ze zich als doel gesteld hadden om een opvoeding te verkrijgen teneinde de krachten, die God hun gegeven heeft, zo te oefenen en te ontwikkelen, dat ze in alle opzichten bruikbaar en een zegen voor anderen konden zijn, zouden ze hun gedachten niet gericht hebben op inferieure dingen. Dan zouden ze aan de dag gelegd hebben een diepte van gedachten en een vastheid van beginsel, en zouden invloed en eerbied afgedwongen hebben. Ze zouden op anderen een verheffende invloed hebben uitgeoefend, waardoor zielen de kracht van een intelligent Christelijk leven zouden kunnen zien en erkennen. Zij, die zich meer moeite getroosten om zich op te schikken tot uiterlijk vertoon, dan de geest op te voeden en hun krachten te ontplooien tot de nuttigste bruikbaarheid, opdat ze God kunnen verheerlijken, zijn zich hun verantwoordelijkheid tegenover God niet bewust. Ze zullen een oppervlakkigheid aan de dag leggen in alles waf zij ondernemen, hun bruikbaarheid zullen ze beknotten en hun intellect verlagen. USG1 362 3 Het smart mij zowel voor de vaders en moeders van deze jonge mensen als voor de kinderen zelf. Er is ergens een gebrek geweest in de opvoeding van deze kinderen, dat een zware verantwoordelijkheid achter laat. Ouders, die hun kinderen verwend en toegegeven hebben, in plaats van ze uit principe straf in de hand te houden, zullen de karakters kunnen zien, die daardoor gevormd zijn. Al naar gelang de opvoeding geweest is, zo is ook het karakter. DE TROUWE ABRAHAM USG1 363 1 Mijn gedachten gaan terug naar de trouwe Abraham, die, gehoorzamend aan het goddelijk bevel hem in een nachtelijk visioen te Berséba gegeven, zijn reis voortzet met Izak naast zich. Hij ziet voor zich de berg, waarvan God hem gezegd had, dat Hij hem zou aanwijzen als die waarop hij zijn offer moest brengen. Hij neemt het hout van de schouder van de dienstknecht en legt dat op Izak, die geofferd moest worden. Hij dwingt zijn ziel tot een vastheid en smartelijke onverbiddelijkheid, bereid het werk te doen, dat God van hem eist. Met een brekend hart en sidderende hand, neemt hij het vuur, terwijl Izak vraagt: Vader, hier is het vuur en het hout, maar waar is het offer? Maar, o smart, dat kan Abraham hem nu niet zeggen! USG1 363 2 Vader en zoon bouwen het altaar, en nu komt het verschrikkelijke ogenblik voor Abraham om Izak te vertellen wat zijn ziel gepijnigd heeft de hele lange reis, dat Izak zelf hef offer is. Izak is geen knaap meer, hij is een volwassen man. Hij had kunnen weigeren zich aan het oogmerk zijns vaders te onderwerpen, zo hij dit gewild had. Hij beschuldigt zijn vader niet van krankzinnigheid, noch zoekt hij verandering te brengen in zijn opzet. Hij onderwerpt zich. Hij gelooft in de liefde van zijn vader, als ook dat hij dat vreselijke offer van zijn enige zoon niet zou brengen, zo God hem dat niet gevraagd had. Izak wordt gebonden door de bevende, liefdevolle handen van zijn medelijdende vader omdat God het gezegd heeft. De zoon onderwerpt zich aan het offer omdat hij gelooft in de onkreukbaarheid van zijn vader. Maar wanneer alles klaar is, wanneer het geloof van de vader en de onderwerping van de zoon ten volle zijn beproefd, houdt de engel Gods de opgeheven hand van Abraham tegen, die gereed is om zijn zoon te doden, en vertelt hem dat het genoeg is. "Nu weet Ik, dat gij God vrezende zijt, en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden." Genesis 22 : 12. USG1 364 1 Deze geloofsdaad van Abraham is vermeld ten onzen gunste. Het leert ons de grote les om vertrouwen te hebben in hetgeen God van ons vraagt, hoe moeilijk en hoe pijnlijk dat ook is; en het leert kinderen volmaakte onderwerping aan hun ouders en aan God. Door Abrahams gehoorzaamheid is ons geleerd dat ons niets te kostbaar is om aan God te geven. EEN GELIJKENIS USG1 364 2 Izak was een type van de Zoon Gods, die als een slachtoffer werd geofferd voor de zonden der wereld. God wilde Abraham een indruk geven van het evangelie der zaligheid voor de mens. Om dit te doen en de waarheid voor hem tot een realiteit te maken als ook om zijn geloof te beproeven, verlangde Hij van hem dat hij zijn beminde Izak zou doden. Al de smart en de doodsangst die Abraham moest doorstaan tijdens die sombere vreselijke beproeving, moesten hem een diepe indruk geven van het verlossingsplan ten opzichte van de gevallen mens. Hij moest door zijn eigen ervaring leren begrijpen hoe onuitsprekelijk de zelfverloochening was van de oneindige God om Zijn eigen Zoon aan de dood over te geven ten einde de mens te verlossen van de algehele ondergang. Voor Abraham kon geen geestelijke kwelling gelijk staan met wat hij moest doorstaan door het gehoorzamen van het goddelijke bevel om zijn zoon te offeren. USG1 364 3 God gaf Zijn Zoon over aan een leven van vernedering, zelfverloochening, armoede, moeite, oneer en de smartelijke dood aan het kruis. Maar daar was geen engel, die de blijde boodschap kwam brengen: "Het is genoeg; Gij behoeft niet te sterven, Mijn teer beminde Zoon." Legioenen engelen stonden in diepe smart te wachten in de hoop dat God, evenals in het geval met Izak, op het laatste moment Zijn schandelijke dood zou voorkomen. Maar de engelen werd niet toegestaan een dergelijke boodschap naar Gods geliefde Zoon te brengen. Hij stond aan vernedering bloot in de rechtzaal en op de weg naar Golgotha. Hij werd bespot, gehoond en in het gelaat gespuwd. Hij verdroeg het geschimp, de smaad en de hoon van hen, die Hem haatten, tot Hij aan het kruis Zijn hoofd boog en stierf. USG1 365 1 Kan God ons een groter bewijs van Zijn liefde tonen dan door dit geven van Zijn Zoon, die al dit lijden moest doorstaan? En zoals de gave van God aan de mens om niet was en Zijn liefde oneindig, zo zijn Zijn aanspraken op ons vertrouwen, onze gehoorzaamheid, en al onze liefde eveneens oneindig. Hij verlangt alles wat de mens mogelijk kan geven. De onderwerping onzerzijds moet evenredig zijn aan de gave Gods; die moet abso-luut zijn, zodat er niets aan mag ontbreken. Wij allen zijn Gods schuldenaren. Hij doet rechten op ons gelden, waaraan wij niet kunnen voldoen zonder dat wij ons geheel en al opofferen. Hij eist een prompte, gewillige gehoorzaamheid, en niets minder dan dat zal Hij aannemen. We hebben nu de gelegenheid de liefde en gunst Gods te winnen. Dit jaar kan het laatste jaar zijn in het leven van hen, die dit lezen. Zijn er misschien onder de jeugd, die dit beroep lezen, die de genoegens der wereld kiezen boven die vrede, welke Christus schenkt degene, die Hem ernstig zoekt en blijmoedig Zijn wil doet? KARAKTERS DIE GEWOGEN WORDEN USG1 365 2 God is bezig ons karakter, ons gedrag, en onze motieven te wegen in de weegschalen van het heiligdom. Het zal een vreselijk iets zijn, wanneer een tekort aan liefde en gehoorzaamheid geconstateerd wordt door onze Verlosser, Die aan het kruis stierf om onze harten tot Zich te trekken. God heeft ons gezegend met grote, kostelijke gaven. Hij heeft ons licht en een kennis van Zijn wil gegeven, zodat we niet behoeven te dwalen of in duisternis te verkeren. In de weegschaal gewogen en te licht bevonden te worden op de uiteindelijke dag der bezoldiging, zal vreselijk zijn, een verschrikkelijke misslag, die niet hersteld kan worden. Jonge vrienden, zullen uw namen tevergeefs in het boek van God gezocht worden? USG1 366 1 God heeft u een taak voor Hem aangewezen, waardoor gij Zijn medearbeiders wordt. Overal om u heen zijn zielen te winnen. Daar zijn mensen onder, die gij kunt bemoedigen en die door uw vlijt een zegen deelachtig worden. Gij kunt zielen leiden van de zonde naar de gerechtigheid. Wanneer gij enig gevoel hebt van uw verantwoordelijkheid tot God, zult gij ook de noodzaak aanvoelen van getrouwheid in het gebed, getrouwheid in het waken tegen de verleidingen van Satan. Gij zult, indien ge werkelijk Christenen zijt, veel meer treuren over de morele duisternis in de wereld, dan dat ge u aangetrokken voelt tof wuftheid en opschik in kleding. Gij zult gevonden worden onder hen, die zuchten en weeklagen over de gruwelen in het land. Gij zult de verzoekingen van Satan, om toe te geven aan ijdelheid en opschik voor uiterlijk vertoon, weerstaan. Het verstand wordt bekrompen en het intellect verlaagd, wanneer men zich overgeeft aan deze frivole dingen en hoge verant-woordelijkheid verwaarloost. USG1 366 2 De jonge mensen in onze tijd kunnen medearbeiders van Christus worden, zo zij dit willen; en in de arbeid zal hun geloof sterker worden en hun kennis van de goddelijke wil zal toenemen. Elk waarachtig doel en elke goede daad zal genoteerd worden in het boek des levens. Mijn wens is dat ik de jeugd kon wakker schudden, opdat ze de zondigheid van dat leven ten eigen bate zouden zien en aanvoelen, wanneer ze hun ver-stand verlagen tot de beuzelachtige, ijdele dingen van dit leven. Wanneer ze hun gedachten en woorden zouden willen verheffen boven de wufte attracties van deze wereld en zich als doel stelden om God te verheerlijken, zou Zijn vrede, die alle verstand te boven gaat, hun toe-behoren. ------------------------Hoofdstuk 72--De Macht van Het Gebed in Verzoeking USG1 367 1 Hoe vol genade en tederheid gaat onze hemelse Vader met Zijn kinderen om. Hij bewaart ze voor ontelbare gevaren, die ze niet zien en beschermt ze tegen de listige kunstgrepen van Satan, opdat ze niet vernietigd worden. Omdat onze verblinde ogen de beschermende zorg Gods door Zijn engelen niet opmerken, proberen we niet die altijd waakzame belangstelling, welke onze vriendelijke en goedertieren Schepper in het werk Zijner handen betoont, te waarderen en te doorgronden; en we zijn niet dankbaar voor die overtalrijke goedgunstigheden die Hij ons dagelijks schenkt. USG1 367 2 De jonge mensen zijn onwetend ten aanzien van de vele gevaren, waaraan ze dagelijks bloot staan. Nooit kunnen ze daarvan ten volle op de hoogte zijn; maar indien ze waken en bidden, zal God hun waarnemingsvermogen scherpen, zodat ze de werkingen van Satan kunnen onderscheiden en gewapend zijn tegen zijn aanvallen. Maar velen onder de jongeren hebben zó lang hun eigen ingevingen nagevolgd, dat plicht voor hen een woord zonder betekenis is geworden. Ze zijn zich de hoge en heilige plichten niet bewust, die ze fe doen hebben tot welzijn van anderen en tof eer van God; en ze onttrekken zich totaal daaraan. USG1 367 3 Wanneer de jeugd haar diepe behoefte aan de kracht Gods maar kon gaan inzien, dan zouden schitterende overwinningen hun ten deel vallen, en zouden ze een waardevolle ervaring opdoen in de strijd van de Christen. Hoe weinigen onder de jeugd nemen ter harte de ver-maning van de geïnspireerde apostel Petrus: "Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende, wien hij zal 1875, Vol. 3, blz. 373--378 (Beroep op de Jeugd) verslinden. Wederstaat hem, vast in het geloof." 1 Petrus 5 : 8, 9 (N.V.). In het hem gegeven visioen zag Johannes de macht van Satan over de mensen en riep uit: "Wee degenen, die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is tot u afgekomen en heeft grote toorn, wetende, dat hij een kleine tijd heeft." Openbaring 12:12. USG1 368 1 De enige veiligheid voor de jeugd ligt in aanhoudende waakzaamheid en nederig gebed. Ze hoeven zich niet wijs te maken dat ze zonder dat Christenen kunnen zijn. Satan verbergt zijn verzoekingen en listen onder een bedeksel van licht, precies zoals hij Christus in de woestijn tegemoet trad. Hij zag er toen uit als een van de hemelse engelen. De vijand van onze zielen zal zich aan ons voordoen als een hemelse gast, en de apostel beveelt nuchterheid en waakzaamheid aan als onze enige beveiliging. De jonge mensen, die zich overgeven aan zorgeloosheid en wuftheid, en die de Christelijke plichten verwaarlozen, vallen steeds onder de verzoekingen van de vijand inplaats van te overwinnen, zoals Christus overwon. USG1 368 2 De dienst van Christus is voor de ten volle toegewijde ziel geen slovende arbeid. Gehoorzaamheid aan onze Heiland doet aan ons geluk en waar genoegen in dit leven geen afbreuk, maar oefent een louterende, verheffende kracht uit op ons karakter. De dagelijkse studie van de kostelijke woorden des levens, in de Bijbel te vinden, versterkt het intellect en geeft een kennis van de grote, glorievolle werken Gods in de natuur. Door hef bestuderen van de Schriften verkrijgen we een concrete kennis, hoe we leven moeten om het grootste onvermengde geluk deelachtig te worden. De Bijbelonderzoeker wordt ook bekend met Schriftuurlijke argumenten, zodat hij in kan gaan op de twijfel van de ongelovigen, en die twijfel kan wegnemen door het heldere licht der waarheid. Die de Schriften onderzocht hebben, kunnen altijd sterk staan tegen de verzoekingen van Satan; ze zijn door en door onderlegd om het goede te doen en bereid om een ieder, die daarnaar vraagt, rekenschap te geven van de hoop, die in hen is . . . USG1 369 1 Wanneer gij dan bidt, beste jonge vrienden, dat gij niet in verzoeking moogt geleid worden, bedenkt dan dat uw werk met het gebed niet afgelopen is. Gij moet dan zo ver als dat mogelijk is uw eigen gebed beantwoorden door de verzoeking te weerstaan, en wat ge zelven niet doen kunt, moet ge aan Jezus overlaten. Gij kunt niet te voorzichtig zijn in uw woorden en gedragingen, want anders nodigt gij de vijand uit u te verzoeken. Velen onder onze jonge mensen openen, door hun zorgeloos negeren van de hun gegeven waarschu-wingen en vermaningen, de deur wijd voor Satan. Met het Woord Gods als onze gids en Jezus als onze hemelse Leraar, behoeven we niet onwetend te staan tegenover Zijn eisen of Satans listen, en te vallen onder zijn verzoekingen. Het is geen onprettige taak om gehoorzaam te zijn aan de wil Gods, wanneer we ons onvoorwaarde-lijk laten leiden door Zijn Geest. ------------------------Hoofdstuk 73--Tienden en Gaven USG1 369 2 De taak van Christus' gemeente is om verloren gaande zondaars te redden. Zij moet de liefde Gods aan de mensen openbaren en ze voor Christus winnen door het uitdragen van die liefde. De waarheid voor deze tijd moet gebracht worden tot in de donkerste hoeken der aarde, en dit werk kan beginnen in het gezin. De navolgers van Christus moeten geen zelfzuchtig leven leiden, maar aangedaan met de Geest van Christus, zullen ze in harmonie met Hem werken. USG1 369 3 Er zijn oorzaken voor de kilheid en het ongeloof van 1875, Vol, 3, blz. 381--408 deze tijd. De liefde voor de wereld en de zorgen des levens scheiden de ziel van God. Het water des levens moet in ons zijn en uit ons vloeien, opwellend ten eeuwige leven. We moeten naar buiten uitdragen, wat God in ons gewrocht heeft. Indien de Christen het licht des levens wil genieten, moet hij zijn krachten meer inspannen om anderen tot de kennis der waarheid te brengen. Zijn leven moet gekenmerkt worden door het brengen van offers tot zegen van anderen, en dan zullen er geen klachten zijn dat blijdschap ontbreekt. USG1 370 1 Engelen zijn steeds in de weer om het geluk van anderen te bevorderen. Dat is hun vreugde. Wat zelfzuchtige harten zouden beschouwen als vernederende arbeid, te werken voor hen die diep in de ellende zitten, en die in elk opzicht minderwaardig zijn in karakter en levenswijze, is de taak van de reine, zondeloze engelen in de koninklijke hoven des hemels. De geest van Christus' zelfverloochenende liefde is de geest, waarvan de hemel doortrokken is, en die is ook het wezen van zijn gelukzaligheid. USG1 370 2 Zij, die geen speciaal genoegen smaken in het streven om anderen ten zegen te zijn, in de arbeid om hun goed te doen, zelfs als dit met offers gepaard gaat, kunnen de geest van Christus of van de hemel niet bezitten, want ze hebben geen gemeenschap met het werk van hemelse engelen en kunnen niet delen in de gelukzaligheid, die hun een verheven vreugde bereidt. Christus heeft gezegd: "Blijdschap zal er zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben. Lukas 15 : 7. Wanneer het engelen vreugde verschaft, als ze zondaars tot bekering zien komen, zullen zondaren, gered door het bloed van Christus, zich dan niet verblijden, wanneer ze zien dat door hun arbeid anderen zich bekeren en tof Christus komen? Door een harmonische samenwerking met Christus en de heilige engelen, zullen we een blijdschap smaken, die zich buiten dit werk niet zal voordoen. USG1 370 3 Het beginsel van het kruis van Christus stelt allen die geloven onder zware verplichtingen om het eigen-ik te verloochenen, het licht aan anderen over te dragen en van hun middelen af te staan om het licht te verspreiden. Wanneer ze met de hemel in verbinding staan, zullen ze met de taak bezig zijn in samenwerking met de engelen. USG1 371 1 Het beginsel van wereldse mensen is om van de ver-gankelijke dingen van dit leven zoveel mogelijk bij elkaar te schrapen als ze maar kunnen. Zelfzuchtige liefde naar gewin is het overheersende principe in hun leven. Maar de zuiverste blijdschap wordt niet gevonden in rijkdom, en ook niet waar een hunkerende begeerte zich voordoet, maar waar tevredenheid heerst en waar zelfverloochenende liefde een heersend beginsel is. Duizenden brengen hun leven door in overdaad en hun hart is vol wrevel. Ze zijn slachtoffers van de zelfzucht en ontevreden in hun ijdel pogen om hun geest met overdaad te bevredigen. Maar op hun gezicht staat te lezen hoe ongelukkig ze zich voelen en achter hen strekt zich een woestenij uit omdat hun leven onvruchtbaar is aan goede werken. USG1 371 2 Naarmate de liefde van Christus ons hart vult en ons leven beheerst, zal begeerte, zelfzucht en gemakzucht overwonnen worden, en het zal onze blijdschap zijn de wil van Christus te doen, waar we immers belijden Zijn dienstknechten te zijn. Ons geluk zal dan evenredig zijn aan onze onzelfzuchtige werken, daartoe gedreven door de liefde van Christus. USG1 371 3 In het verlossingsplan heeft goddelijke wijsheid de wet van actie en reactie gesteld, waardoor het werk der wel-dadigheid in al haar vertakkingen tot een dubbele zegen wordt. Hij, die de armen geeft, zegent anderen, en is in nog groter mate een zegen voor zichzelve. God zou Zijn doel om zondaars te redden, bereikt kunnen hebben zonder de hulp van de mens; maar Hij wist dat de mens niet gelukkig kon zijn zonder een aandeel te hebben in het grote werk, waarin hij zelfverloochening en weldadigheidszin kon aankweken. USG1 371 4 Opdat de mens de gezegende resultaten der goeder-tierenheid niet zouden ontgaan, vormde onze Verlosser het plan om hem tot Zijn medewerker te stellen. Door een keten van omstandigheden, die een beroep zouden doen op zijn weldadigheidszin, schenkt Hij de mens de beste middelen om zijn goedertierenheid aan te kweken en geregeld zijn gaven te offeren om de armen te helpen en Zijn werk te bevorderen. Hij zendt Zijn armen als de representanten van Hem zelve. Door hun nooddruft onttrekt een ondergaande wereld aan ons de middelen en de invloed om hun de waarheid te brengen, waaraan ze in hun doodsnood zo ', n behoefte hebben. En wanneer we ingaan op dit beroep door arbeid en door werken der barmhartigheid, worden we gelijk aan het beeld van Hem, Die om onzentwille arm werd. Door te geven zegenen we anderen en vergaren zo ware schatten. WERELDSE BELANGEN EN HEMELSE SCHATTEN USG1 372 1 In de gemeente is een groot gebrek geweest aan christelijke goedertierenheid. Die ‘f best in staat waren het werk van God te bevorderen, hebben maar weinig gedaan. God heeft in Zijn barmhartigheid een groep tot de kennis der waarheid gebracht, opdat ze in vergelijking met aardse schatten haar onschatbare waarde zouden waarderen. Jezus heeft tot dezen gezegd: "Volgt Mij." Hij test ze door een uitnodiging tot het avondmaal dat Hij heeft bereid. Hij ziet nauwlettend toe welk karakter zij zullen ontwikkelen, of hun eigen zelfzuchtige belangen hoger gewaardeerd zullen worden dan eeuwige rijkdommen. Velen van deze beste broeders geven door hun daden de verontschuldigingen weer, die vermeld worden in de volgende gelijkenis: USG1 372 2 "Maar Hij zeide tot hem: Een zeker mens bereidde een groot avondmaal, en hij noodde er velen. En hij zond zijn dienstknecht uit ter ure des avondmaals om de genoden te zeggen: Komt, want alle dingen zijn nu gereed. En zij begonnen zich eendrachtelijk te ontschuldigen. De eerste zei tot hem: Ik heb een akker gekocht en het is nodig dat ik uitga en hem bezie; ik bid u, houd mij voor verontschuldigd. En een ander zei: Ik heb vijf juk ossen gekocht en ik ga heen om die te beproeven; ik bid u, houd mij voor verontschuldigd. En een ander zei: Ik heb een vrouw getrouwd, en daarom kan ik niet komen. En dezelve dienstknecht wedergekomen zijnde, boodschapte deze dingen zijn heer. Toen werd de heer des huizes toornig en zei tot zijn dienstknecht: Ga haastelijk uit in de straten en wijken der stad, en breng de armen, en verminkten, en kreupelen, en blinden hier in." Lukas 14 : 16--21. USG1 373 1 Deze gelijkenis geeft ons een juist beeld van de toestand van velen, die belijden de tegenwoordige waarheid te geloven. De Here heeft hun een uitnodiging gezonden om op het avondmaal te komen, dat Hij heeft bereid met zulke grote kosten voor Zichzelven; maar wereldse belangen wegen bij hen zwaarder dan de hemelse schat. Ze zijn uitgenodigd om te delen in dingen van eeuwige waarde; maar hun boerderijen, hun vee en hun aardse aangelegenheden schijnen van zo ', n meerder belang dan gehoorzaamheid aan de hemelse uitnodiging, dat ze elke hemelse heerlijkheid overvleugelen, en deze aardse zaken moeten dan als verontschuldiging dienen voor hun ongehoorzaamheid ten opzichte van het hemelse bevel, "Komt; want alle dingen zijn nu gereed." Deze broeders volgen blindelings het voorbeeld van hen, die in de gelijkenis worden geschilderd. Zij zien op hun aardse bezittingen en zeggen: "Neen Here, ik kan U niet volgen; ik bid U, houd mij voor verontschuldigd." USG1 373 2 Juist de zegeningen, die God deze mannen heeft geschonken om hen te toetsen, om te zien of ze "Gode, dat Gods is" zullen geven, gebruiken ze als een ver-ontschuldiging dat ze aan de eisen der waarheid niet kunnen voldoen. Ze houden hun aardse schat stevig omkneld, en zeggen: "Ik moet voor deze dingen zorg dragen; ik mag de aangelegenheden van dit leven niet verwaarlozen; dat alles behoort mij toe." Zo is het hart van deze lieden zo hard geworden als een steen. Zij sluiten de deur huns harten voor de hemelse boodschapper, die zegt: "Komt, want alle dingen zijn nu gereed," en ontsluiten die om de wereldse lasten en zakelijke zorgen binnen te laten, en tevergeefs vraagt Jezus om ingang te verkrijgen. USG1 374 1 De herinnering aan God vervaagt en de geest wordt bekrompen en verlaagd omdat deze zich voortdurend instelt op het vergaren van geld. USG1 374 2 Door zelfzucht en liefde voor de wereld hebben deze mensen steeds minder oog gekregen voor de betekenis van het werk voor dit laatste der dagen. Ze hebben zich niet als richtlijn gesteld dat ze in de eerste plaats God moeten dienen. Ze hebben in die richting geen ervaring. Hun bezit heeft al hun aandacht gevraagd en de heerlijkreid van het verlossingsplan verduisterd. Terwijl ze hun wereldse plannen steeds verbeteren en op breder basis stellen, zien ze de noodzaak niet om het werk Gods te doen groeien en uit te breiden. Ze steken hun geld in tijdelijke maar niet in eeuwige dingen. Hun hart hunkert naar steeds groter bezit. God heeft hen tot bewaarders van Zijn wet gesteld, opdat zij het licht, hun zo genadiglijk gegeven, ook voor anderen laten schijnen. Maar ze zijn zo zeer in de zorgen en de angsten gekomen, dat ze geen tijd hebben anderen met hun invloed ten zegen te zijn, met hun naasten te spreken, voor hen te bidden, en te trachten ze tot de kennis der waarheid te brengen. USG1 374 3 Deze mannen zijn verantwoordelijk voor het goede, dat ze konden doen, maar waarvoor ze zich verontschuldigen uit hoofde van hun wereldse zorgen en lasten, die hun gedachten bezig houden en hun aandacht absorberen. Zielen, voor wie Christus stierf, zouden gered kunnen worden door hun persoonlijke inspanning en godvruchtig voorbeeld. Kostbare zielen gaan verloren door gebrek aan hef licht, dat God aan mensen gegeven heeft om het op de weg van anderen te laten schijnen. Maar het kostbare licht is verborgen onder een koornmaat en verspreidt geen licht voor hen, die in het huis zijn. HET KNELLENDE JUK DER ZELFZUCHT USG1 374 4 Hun harten zijn zo overgroeid met doornen en met de zorgen des levens, dat hemelse dingen daarin geen plaats vinden. Jezus inviteert de vermoeiden en bedrukten met een rust als uitzicht, zo zij tot Hem willen komen. Hij nodigt ze uit om het knellende juk van de zelfzucht en de begeerte, dat hen tot slaven van de mammon maakt, te ruilen voor Zijn juk, waarvan Hij zegt dat het zacht is terwijl ook Zijn last licht is. Hij zegt: "Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen." Mattheus 11 : 29. Hij wil dat ze de zware lasten van wereldse zorg en kommer afleggen, en Zijn juk nemen, dat zelfverloochening en zelfopoffering ten opzichte van anderen inhoudt. Men zal ervaren dat deze last licht is. Die weigeren de hulp aan te nemen, die Christus hun biedt en het knellende juk der zelfzucht blijven dragen, steeds maar zoekend naar wegen om meer geld te verdienen ten eigen gerieve, hebben de vrede en de rust niet gesmaakt, die ligt in het dragen van het juk van Christus en de lasten van zelfverloochening en belangloze goedertierenheid, die ook Christus gedragen heeft te hunnen bate. USG1 375 1 Wanneer de liefde voor de wereld zich nestelt in het hart en daarin overheerst, is daar geen plaats om God te vereren; want de hogere machten van de geest onder-werpen zich aan de slavernij van de mammon, en gedachten over God en de hemel zijn dan uitgeschakeld. DE GELIJKENIS VAN DE TALENTEN USG1 375 2 leder mens is een rentmeester Gods. Een iegelijk heeft de Meester van Zijn middelen gegeven, maar de mens beschouwt die middelen als zijn bezit. Christus zegt: "Drijft handel totdat Ik terugkom. ', ‘ Lukas 19:13 (N.V.). Er komt een tijd, dat Christus Zijn eigendom met woeker zal opeisen. Tot een ieder van Zijn rentmeesters zal Hij zeggen: "Geef rekenschap van uw rentmeesterschap. ', ‘ Lukas 16:2. Zij die hef geld huns Heren nutteloos in de grond hebben verstopt in plaats van het bij de wisselaars te brengen, en die het geld huns Heren verkwist hebben aan nutteloze dingen, inplaats van daarmee te woekeren door het te steken in Zijn werk, zullen de goedkeuring van de Meester niet wegdragen, maar veroordeeld worden. De onnutte dienstknecht in de gelijkenis bracht het ene talent tot God terug en zei: "Ik kende u, dat gij een hard mens zijt, maaiende, waar gij niet gezaaid hebt en vergaderende van daar, waar gij niet gestrooid hebt; en bevreesd zijnde ben ik heengegaan en heb uw talent verborgen in de aarde; zie, gij hebt het uwe." Zijn Here gaat aldus in op zijn woorden: "Gij boze en luie dienstknecht, gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb. Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan hebben, en ik, komende, zou het mijne wedergenomen hebben met woeker." Mattheüs 25 : 24--27. USG1 376 1 Deze onnutte dienstknecht stond niet onwetend ten opzichte van Gods plannen, maar hij was besloten de opzet Gods te dwarsbomen, door Hem van oneerlijkheid te beschuldigen in het maken van winst op de hem toevertrouwde talenten. Dit zelfde beklag en gemor komt uit de mond van tal van welgestelden, die belijden de waarheid te geloven. Evenals de ontrouwe dienstknecht zijn ze bang dat de vermeerdering van het talent, dat God hun geleend heeft, opgevraagd zal worden voor de uitbreiding der waarheid; daarom leggen ze dit vast door hef te steken in aardse bezittingen en het in de wereld te begraven, het zo onbereikbaar makend, dat ze niets, of bijna niets hebben, om in hét werk Gods te steken. Wanneer zij, op het bevel huns Heren, het hun gegeven aandeel terugbrengen, voeren ze ondankbare verontschuldigingen aan dat ze de hun door God geleende middelen niet bij de wisselaars gebracht hebben, namelijk door deze in Gods werk, tot uitbreiding daarvan, te steken. USG1 376 2 Die zich het bezit zijns Heren bedriegelijk toeëigent, verliest niet alleen het hem door God geleende talent maar ook het eeuwige leven. Van hem is gezegd: "Werpt de onnutte dienstknecht uit in de buitenste duisternis." Mattheüs 25 : 30. De trouwe dienstknecht, die zijn geld investeerde in het werk Gods om zielen te redden, gebruikt zijn middelen ter ere Gods en zal ontvangen des Meesters lof: "Wèl gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht... ga in tot het feest van uw Heer." Vers 21 (N.V.). Waarin zal die blijdschap onzes Heren bestaan? Het zal de vreugde zijn van het zien van geredde zielen in het koninkrijk der heerlijkheid. "Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht en is gezeten aan de rechterhand des troons van God." Hebreën 12:2. USG1 377 1 De idee van het rentmeesterschap moest een practische uitwerking hebben op geheel Gods volk. De gelijkenis van de talenten, mits goed begrepen, zal de begeerte, die God afgodendienst noemt, buiten sluiten. Een practische vrijgevigheid zal geestelijk leven verschaffen aan duizenden zogenaamde belijders der waarheid, die nu treuren over hun duisternis. Het zal hen veranderen van zelfzuchtige, begeerte koesterende aanbidders van de mammon tot eerlijke, trouwe medewerkers van Christus in de redding van zielen. ZELFVERLOOCHENING EN OFFERANDE USG1 377 2 Het fundament van het verlossingsplan was gelegd op offerande. Jezus verliet de koninklijke hoven en werd arm, opdat wij door Zijn armoede rijk konden worden. Allen die delen in deze zaligheid, gekocht voor hen ten koste van zo ', n oneindig offer door de Zone Gods, zullen het voorbeeld van de ware Leidsman navolgen. Christus was de uiterste Hoeksteen, en op dit Fundament moeten we bouwen. Een ieder moet een geest van zelfverloochening en zelfopoffering bezitten. Het leven van Christus op aarde was onzelfzuchtig; het werd gekenmerkt door ootmoed en offerande. En zullen mensen, delende in de grote zaligheid, hun gegeven doordat Jezus van de hemel kwam, weigeren hun Here te volgen en te delen in Zijn zelfverloochening en offergezindheid? In dat verband zegt Christus: "Ik ben de Wijnstok en gij de ranken." Johannes 15:5 "Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij opdat zij meer vrucht drage." Vers 2. Juist het vitale beginsel, de sap, die door de wijnstok vloeit, voedt de ranken opdat ze kunnen bloeien en vrucht dragen. Is de dienstknecht groter dan zijn Here? Zal de Verlosser der wereld zelfverloochening en offerande in practijk brengen ten onze bate, terwijl de leden van Christus' lichaam zich aan egoïsme overgeven? Zelfver-loochening is een absolute voorwaarde tot het discipelschap. USG1 378 1 "Toen zei Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven en neme zijn kruis op, en volge Mij. ', ‘ Mattheüs 16 : 24. Ik stippel het pad uit in de weg der zelfverloochening. Ik verlang niets anders van u, Mijn volgelingen, dan dat, waarvan Ik, uw Here, u een voorbeeld gaf in Mijn eigen leven. USG1 378 2 De Heiland der wereld overwon Satan in de woestijn der verzoeking. Hij overwon om de mens te laten zien hoe hij kan overwinnen. In de synagoge te Nazareth verkondigde Hij: "De Geest des Heren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd, Hij heeft Mij gezonden om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van harte; om de gevangenen te prediken loslating, en de blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid, om te prediken het aange-name jaar des Heren." Lukas 4:18, 19. USG1 378 3 Het grote werk, dat Jezus volgens Zijn zeggen kwam doen, werd op de schouders gelegd van Zijn volgelingen op aarde. Christus, als ons hoofd, gaat voor in het grote werk der verlossing en verzoekt ons Zijn voorbeeld te volgen. Hij heeft ons een wereld-wijde boodschap gegeven. Deze waarheid moet gebracht worden aan alle naties, talen en volken. Satans macht moest bestreden worden, en hij moest overwonnen worden door Christus en ook door Zijn navolgers. Een strijd op grote schaal moest steeds gestreden worden tegen de machten der duisternis. En om dit werk met succes te doen, werden middelen vereist. God heeft niet de bedoeling om die middelen rechtstreeks van de hemel te zenden, maar Hij stelt in de handen van Zijn volgelingen talenten als middelen, juist met het doel om die voor het voeren van de strijd te gebruiken. HET TIENDE-STELSEL USG1 379 1 Hij heeft Zijn volk een plan gegeven om gelden te verkrijgen, voldoende om de onderneming uit eigen middelen in stand te houden. Gods plan in het tiendestelsel is prachtig in zijn eenvoud en gelijkheid. Allen kunnen daaraan vol geloof en moed deelnemen, want het is goddelijk van oorsprong. Men vindt daarin een combinatie van eenvoud en bruikbaarheid en men behoeft helemaal niet geleerd te zijn om het te begrijpen en toe te passen. Allen kunnen aanvoelen dat ze mogen delen in de volvoering van dit kostelijke werk der zaligheid. Elke man en vrouw, ook reeds in hun jonge jaren, kan een penningmeester des Heren worden en kan meehelpen het benodigde in de kas te brengen. Zo zegt de apostel: "Een iegelijk van u legge iets bij zichzelven weg . . . naar dat hij welvaren verkregen heeft." 1 Korinthe 16:2. USG1 379 2 Grote werken zijn door dit stelsel volvoerd. Indien allen dat eensgezind zouden accepteren, zou een iegelijk tot een ijverig en trouw penningmeester van God gesteld worden, en er zou geen gebrek zijn aan middelen, om het grote werk uit te voeren, namelijk het brengen van de laatste waarschuwingsboodschap aan de wereld. De kas zal vol zijn, indien allen dit stelsel aanvaarden en de contribuanten zullen er niet armer door worden. Door elke investering zullen ze meer verknocht worden aan het werk der tegenwoordige waarheid. Zij zullen "zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren, om het ware leven te grijpen." 1 Timotheüs 6 : 19 (N.V.). USG1 379 3 Wanneer de volhardende, systematisch tewerk gaande arbeiders zien dat de richtlijn van hun goede gezindheid daarin bestaat om de liefde tot God en tot hun naasten aan te kweken, en dat hun persoonlijke inspanning hun sfeer tot nuttigheid groter maakt, zullen ze zich bewust worden dat het een grote zegen is medearbeiders van Christus te zijn. De christelijke Kerk, in het algemeen, ontkent de eisen Gods op hen om offers te brengen van hetgeen ze bezitten om te kunnen strijden tegen de zedelijke duisternis, die de wereld overspoelt. Nooit kan het werk Gods vooruitgaan zoals het moet, tenzij de navolgers van Christus actieve, vlijtige arbeiders worden. USG1 380 1 Een ieder persoonlijk in de gemeente moet aanvoelen dat de waarheid, die hij bezit, een realiteit is, en allen moeten onbaatzuchtige arbeiders zijn. Sommige rijken zijn geneigd te gaan mopperen, omdat Gods werk zich uitbreidt en meer geld nodig is. Ze zeggen dat er aan al die aanvragen om gelden geen einde is. Het ene object na het andere komt tot stand, dat hulp nodig heeft. Tot dezulken willen we gaarne zeggen, dat we hopen, dat het werk Gods zo zal groeien, dat er meer gelegenheid en veelvuldiger aanvragen komen om de kas te stijven ten einde hef werk voort te zetten. USG1 380 2 Indien het plan van systematisch gevendoor een ieder persoonlijk werd aangenomen en uitgevoerd, zou er voortdurend geld in kas zijn. De inkomsten zouden binnenkomen in een altijd vloeiende stroom, die doorlopend gevoed zou worden door overvloedige gaven. Het aalmoezen-geven is een onderdeel van de godsdienst van het Evangelie. Legt de overweging van de oneindige prijs, voor onze verlossing betaald, geen bijzondere verplichting op ons, en vraagt dat niet om al onze krachten te wijden aan het werk van de Meester? USG1 380 3 We zullen straks een schuld te vereffenen hebben met de Meester, wanneer Hij zal zeggen: "Geef rekenschap van uw rentmeesterschap." Lukas 16:2. Wanneer mensen verkiezen om de eisen Gods van zich af te schuiven en zelfzuchtig te houden alles wat Hij hun gegeven heeft, zal Hij voor ‘t ogenblik niets zeggen, en doorgaan hen te beproeven door Zijn goedheid en zegeningen over hen uit te storten, en zij zullen eer ontvangen van mensen, zonder in de gemeente berispt te worden; maar straks komt de tijd dat Hij zal zeggen: "Geef rekenschap van uw rentmeesterschap." In dit verband zegt Christus: "Voor zoveel gij dit een van deze minsten niet gedaan hebt, zo hebt gij het Mij ook niet gedaan." Mattheüs 25 : 45. "Gij zijt uwszelven niet, want gij zijt gekocht voor een prijs" (Eng. vert.) en staat onder de verplichting God te verheerlijken met uw middelen, als ook in uw lichaam en in uw geest, die Hem toebehoren. "Gij zijt gekocht voor een prijs", "niet door vergankelijke dingen, zilver of goud", "maar door het dierbaar bloed van Christus." Hij verlangt een teruggave van de schenkingen, die Hij ons heeft toevertrouwd om te helpen in de redding der zielen. Hij heeft Zijn bloed gegeven; Hij vraagt ons zilver. Door Zijn armoede zijn wij rijk geworden; en zullen we dan weigeren Hem Zijn eigen schenkingen terug te geven? GODS MEDE-ARBEIDERS USG1 381 1 God is van de mens niet afhankelijk om Zijn werk te volvoeren. Hij kon rechtstreeks van de hemel middelen hebben gezonden om Zijn kas te vullen, indien Hij in Zijn Voorzienigheid geconstateerd had dat dit voor de mens het beste was. Hij kon middelen uitgedacht hébben waardoor engelen gezonden konden worden om aan de wereld de waarheid bekend te maken zonder behulp van de mensen. Hij had Zijn waarheid aan de hemelen kunnen schrijven, om daarmede Zijn geboden in levende karakters aan de wereld te openbaren. God zit niet verlegen om het goud of zilver van wie ook. Hij zegt: "Al het gedierte des wouds is Mijne, de beesten op duizend bergen." "Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen, want Mijne is de wereld en haar volheid." Psalm 50 : 10, 12. Wat er onzerzijds nog nodig is voor de uitbreiding van het werk Gods, dat heeft Hij nog gedaan voor ons bestwil. Hij heeft ons geëerd door ons tot Zijn medewerkers te maken. Hij heeft de medewerking van mensen als een noodzaak gesteld, opdat ze hun welwillendheid konden beoefenen. USG1 381 2 In Zijn wijze voorzienigheid heeft God de armen altijd in ons midden gesteld, opdat wanneer we de verschillende vormen van gebrek en ellende in de wereld zouden constateren, we getoetst en beproefd zouden worden en een Christelijk karakter zouden kunnen ontwikkelen. Hij heeft de armen onder ons gesteld om bij ons Christelijke sympathie en liefde wakker te roepen. USG1 382 1 Zondaars, die ten onder gaan door gebrek aan kennis, moeten in onwetendheid en duisternis gelaten worden, tenzij mensen tot hen het licht der waarheid brengen. God zal geen engelen van de hemel zenden om het werk te doen, dat Hij bestemd heeft voor de mens. Hij heeft allen een taak gegeven, en wel daarom dat Hij hen kon toetsen en zij hun waar karakter konden openbaren. Christus plaatst de armen onder ons als Zijn representanten. "Ik ben hongerig geweest," zegt Hij, "en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij niet te drinken gegeven." Mattheüs 25 : 41. Christus vereenzelvigt Zich met de lijdende mensheid in de persoon van de lijdende mensenkinderen. Hij stelt hun nooddruft tot de Zijne, en hun geweeklaag trekt Hij Zich persoonlijk aan. USG1 382 2 De zedelijke duisternis van een ondergaande wereld doet een beroep op de Christelijke mannen en vrouwen, zich persoonlijk in te spannen om van hun middelen en hun invloed af te staan, opdat ze gelijk zouden worden aan hef beeld van Hem, die, hoewel Hij oneindige rijkdommen bezat, om onzentwille arm is geworden. De Geest van God kan niet blijven in hen, wie Hij de boodschap van Zijn waarheid heeft gezonden, maar die steeds aangezet moeten worden, alvorens ze enige notie heb-ben van hun plicht, medearbeiders van Christus te zijn. De apostel stelt de plicht om te géven op hogere grondslagen dan louter menselijk medeleven, omdat de gevoelens zijn afgestompt. Hij bekrachtigt het beginsel dat we onzelfzuchtig zullen werken, een oog gericht houdend op de heerlijkheid Gods. USG1 382 3 Van Christenen wordt in de Schriften geëist dat ze aanhoudend de goedertierenheid zullen beoefenen, waardoor steeds hun belangstelling levend zal blijven voor de zaligheid van hun medemensen. De zedenwet beval de waarneming van de Sabbat, hetgeen geen last was, fenzij de wet werd overtreden, en zij de straf ontvingen, die op de overtreding was gesteld. Het tiendestelsel was geen last voor hen, die zich niet van het plan losmaakten. Het stelsel, aan de Hebreën voorgeschreven, is niet herroepen of gematigd door Hem, die het heeft ingesteld. Inplaats dat het nu krachteloos zou geworden zijn, moest het op groter schaal meer uitgebreid worden, gezien de zaligheid enkel door Christus in de Christelijke bedeling meer ten volle aan het licht zou komen. USG1 383 1 Jezus openbaarde de Wetgeleerde dat het verkrijgen van het eeuwige leven afhankelijk was van het voldoen aan speciale eisen van de wet, en wel dat hij God moest liefhebben met geheel zijn hart, ziel, verstand, en kracht en zijn naaste als zichzelven. Toen het brengen van offeranden in zijn schaduwdienst bij de dood van Christus ophield, stond daar de oorspronkelijke wet, gegrift op stenen tafelen, onuitwisbaar, behoudende haar geldigheid voor de mens in alle eeuwen. En in de Christelijke bedeling werd de plicht van de mens niet beperkt, maar duidelijker en eenvoudiger omschreven. USG1 383 2 Het Evangelie, nu over een veel groter gebied verkondigd, vereiste veel meer middelen om na de dood van Christus de strijd voort te zetten, en dit maakte de wet van het offers brengen nog dringender dan onder het Hebreeuwse bestuur. Nu vraagt God geen kleinere, maar grotere gaven dan in welke andere periode der wereld ook. Christus bracht het beginsel naar voren, dat de gaven en offeranden in verhouding zouden staan tot het licht en de zegeningen, die men had ontvangen. Hij heeft gezegd: "Een iegelijk, wie veel gegeven is, van die zal veel geëist worden." Lukas 12 : 48. USG1 383 3 De zegeningen van de Christelijke bedeling brachten de eerste discipelen tot werken van weldadigheid en goedertierenheid. De uitstorting van de Heilige Geest, nadat Christus Zijn discipelen had verlaten en was opgevaren ten hemel, leidde tot zelfverloochening en zelfopoffering voor de zaligheid van anderen. Toen de arme heiligen te Jeruzalem met gebrek hadden te kampen, schreef Paulus aan de Christenen onder de Heidenen over het weldadigheidswerk, en zei: "Zo dan, gelijk gij in alles overvloedig zijt, in geloof, en in woord, en in kennis, en in alle naarstigheid, en in uw liefde tot ons, ziet, dat gij ook in deze gave overvloedig zijt." 2 Ko-rinthe 8 : 7. Hier wordt weldadigheid geplaatst naast geloof, liefde, en Christelijke naarstigheid. Die denken dat ze goede Christenen kunnen zijn en tevens hun oor en hart kunnen sluiten voor het beroep van God op hun vrijgevigheid, misleiden zichzelven op vreselijke wijze. Er zijn er, die steeds de mond vol hebben van hun liefde voor de waarheid en de vooruitgang van het werk, maar daarvoor zelven niets doen. USG1 384 1 Het geloof van die mensen is dood, niet volmaakt geworden zijnde door de werken. De Here heeft nooit de fout begaan om een ziel tot bekering te brengen en die onder de macht der begeerte te laten. VANAF DE DAGEN VAN ADAM USG1 384 2 Het tiende-stelsel strekt zich uit tot ver achter de tijd van Mozes. Ver teruggaande tot de dagen van Adam, werd reeds van mensen geëist om offers te brengen voor godsdienstige doeleinden, alvorens het definitieve systeem aan Mozes werd bekend gemaakt. In overeenstemming met Gods vereisten, moesten ze door hun gaven hun waardering betuigen voor Zijn genade en zegeningen. Dit voltrok zich door tal van opeenvolgende geslachten en ook Abraham hield zich daaraan, die tienden gaf aan Melchizedek, de priester des allerhoogsten Gods. Men vindt datzelfde beginsel ook terug in de dagen van Job. Toen Jacob, een verbannen zwerver zonder een cent op zak, te Bethel ‘s avonds het moede hoofd op een rotssteen legde, beloofde hij de Here: "Van alles wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven." Genesis 28 : 22. God dwingt de mensen niet om te geven. Al wat ze geven, moeten ze vrijwillig doen. Hij wil Zijn schathuis niet vullen met ongaarne gebrachte offeranden. Het was Gods bedoeling de mens in nauwe verbinding met Hemzelve te brengen en tot sympathie en liefde voor zijn medemensen, door hem daden te laten doen, die zouden ingaan tegen zelfzucht en zijn liefde voor God en de mens zouden versterken. De Here eist, dat op gezette tijden gaven gebracht worden, en wel dusdanig, dat geven een gewoonte, en weldadigheid als een Christelijke plicht gevoeld wordt. Het hart, dat door het brengen van offers verwarmd wordt, wordt niet de tijd gelaten om te verkillen en zich te sluiten vóór het volgende offer gebracht wordt. Zo blijft de stroom aan-houdend vloeien en blijft de doorgang geopend door werken der barmhartigheid. EEN TIENDE VAN HET INKOMEN USG1 385 1 Als vereist bedrag heeft God een tiende van het inkomen gesteld. Dit wordt overgelaten aan het geweten en de goedwilligheid van mensen, wier oordeel in dit tiende-stelsel geheel vrij wordt gelaten. En terwijl het aan het geweten van een ieder wordt overgelaten, is een plan uitgewerkt, dat iedereen gemakkelijk kan begrijpen. Dwang wordt niet uifgeoefend. USG1 385 2 God deed een beroep op de mensen in de Mozaïsche bedeling om een tiende van hun inkomsten te geven. Hij vertrouwde aan hen toe de aangelegenheden van dit leven, talenten, om daarmee te woekeren en Hem terug te geven. Hij heeft één tiende geëist en daarop maakt Hij aanspraak als het allerminste, wat de mens Hem zou teruggeven. Hij zegt: Ik geef u negen tienden, terwijl Ik één tiende opeis; dat behoort Mij toe. Wanneer de men-sen die ene tiende achterhouden, beroven ze God. Zondoffers, vredeoffers en dankoffers werden eveneens vereist, boven de tiende van het inkomen. USG1 385 3 Al wat wordt achtergehouden van wat God eist, de tiende van de inkomsten, wordt in de boeken des hemels ten name van degenen, die dat achter houden, als diefstal genoteerd. Dezulken bestelen hun Schepper; en wanneer hun deze zonde der nalatigheid onder het oog wordt gebracht, dan is het niet voldoende dat ze enkel hun koers wijzigen en van af die tijd zich aan hef juiste beginsel gaan houden. Dat zal geen verandering brengen in de cijfers, genoteerd in het hemelse verslag ten aanzien van de verduistering van het eigendom, dat hun werd toevertrouwd om het de Uitlener terug te geven. Berouw over die bedriegelijke handelwijze tegenover God, en over die grote ondankbaarheid wordt vereist. USG1 386 1 "Zal een mens God beroven? Maar gij berooft Mij, en zegt: waarin beroven wij U? in de tienden en het hefoffer. Met een vloek zijt gij vervloekt, omdat gij Mij berooft, zelfs het ganse volk. Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de Here der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen." Maleachi 3 :8-10. Hier wordt beloofd, dat, wanneer al de tienden in het schathuis gebracht worden, een zegen Gods over de gehoorzamen zal uitgestort worden. USG1 386 2 "En Ik zal om uwentwil de opeter schelden, dat hij u de vrucht des lands niet verderve; en de wijnstok op het veld zal u geen misdracht voortbrengen, zegt de Here der heirscharen. En alle heidenen zullen u gelukzalig noemen; want gijlieden zult een lustig land zijn, zegt de Here der heirscharen." Verzen 11, 12. Indien allen, die de waarheid belijden, aan Gods aanspraken zullen voldoen door de tiende te geven, waarvan God zegt dat die Hem toebehoort, zal er geld genoeg zijn in het schathuis om het grote werk tot zaligheid van de mens te volvoeren. USG1 386 3 God heeft de mens negen tienden gegeven, terwijl Hij een tiende vordert voor geheiligde doeleinden, zoals Hij de mens zes dagen gegeven heeft voor zijn eigen werk, en de zevende dag voor Zichzelve heeft afgezonderd en geheiligd. Want, evenals de Sabbat, is één tien-de van de inkomsten geheiligd; dat heeft God voor Zichzelve gereserveerd. Hij zal Zijn werk op aarde uitvoeren met de inkomsten van de middelen, die Hij de mens heeft toevertrouwd. USG1 387 1 God eiste van Zijn oude volk drie jaarlijkse bijeenkomsten. "Driemaal in het jaar zal alles wat mannelijk onder u is, voor het aangezicht uws Heren, uws Gods, verschijnen, in de plaats, die Hij verkiezen zal; op het feest der ongezuurde broden, en op het feest der weken, en op het feest der loofhutten; maar het zal niet ledig voor het aangezicht des Heren verschijnen; een ieder, naar de gave zijner hand, naar de zegen des Heren, uws Gods, die Hij u gegeven heeft." Deuteronomium 16:16, 17. Niet minder dan een derde van hun inkomsten werd ge-wijd aan geheiligde en godsdienstige doeleinden. USG1 387 2 Wanneer, in welke periode der wereld ook, Gods volk blijmoedig en gewillig heeft beantwoord aan Zijn weldadigheidsplan en in het brengen van gaven en offers, hebben ze de duurzame belofte in vervulling zien gaan dat voorspoed op hun arbeid rust naar de mate zij gehoorzaamd hebben aan Zijn eisen. Wanneer ze de aanspraken Gods erkennen en aan Zijn eisen voldoen, Hem vererende met hun aandeel, zullen hun schuren overvol zijn. Maar wanneer ze God beroofden in tienden en gaven, dan zouden ze ervaren, dat ze niet enkel Hem, maar ook zichzelven beroofden, want Hij beperkte Zijn zegeningen ten opzichte van hen naar verhouding als zij hun gaven aan Hem beperkten. GEEN KNELLENDE LAST USG1 387 3 Sommigen zullen deze wet als één van de hardste beschouwen, die de Hebreën werd opgelegd. Maar toch was het geen last voor het gewillige hart, dat God liefhad. Alleen wanneer hun zelfzuchtige aard gesterkt werd door gelden achter te houden, verloren de mensen hun eeuwige belangen uit het oog en waardeerden hun aardse schatten boven zielen. Er rusten dringender noodzakelijkheden op het Israël van God in dit laatste der dagen dan vroeger op het oude Israël. Er moet een groot en belangrijk werk gedaan worden in een zeer korte tijd. Het is nooit Gods opzet geweest dat de wet van het tiendestelsel voor Zijn volk niet meer zou gelden; maar integendeel wil Hij dat de geest van offergezindheid voor het afsluitingswerk zich zou verbreden en verdiepen. USG1 388 1 Een systematische milddadigheid moet niet gaan ontaarden in een systematische dwang. Juist de vrijwillige gaven zijn God aangenaam. Waarlijk Christelijke goedertierenheid ontspringt aan het beginsel van dankbare liefde. Liefde voor Christus kan niet bestaan zonder een daarmede corresponderende liefde voor degenen, tot wier verlossing Hij naar deze wereld kwam. Liefde tot Christus moet het overheersende principe zijn van het wezen, dat alle emoties beheerst en alle energie, richting geeft. Een verlossende liefde moet alle tedere affectie en zelfverloochenende toewijding wakker roepen, welke mogelijkerwijze in het hart van de mens kan, bestaan. Wanneer dit hef geval is dan zijn geen hartenberoerende woorden meer nodig om hun zelfzucht te doorbreken en hun sluimerende sympathieën wakker te roepen, teneinde gaven der dankbaarheid te doen vloeien ten bate van het dierbare werk der waarheid. USG1 388 2 Jezus heeft ons gekocht door het brengen van een oneindig offer. Al onze capaciteiten en onze invloed komen inderdaad onze Heiland toe en zullen gewijd worden aan Zijn dienst. Door dit te doen, tonen we onze dankbaarheid dat we vrijgekocht zijn uit de slavernij der zonde door het dierbare bloed van Christus. Onze Hei-land is altijd voor ons bezig. Hij is ten hemel gevaren en pleit daar op het storten van Zijn bloed. Hij wijst Zijn Vader op de doodsstrijd aan het Kruis. Hij heft Zijn doorboorde handen omhoog en stelt Zich als bemiddelaar voor Zijn gemeente, dat ze er voor bewaard mogen worden om in verzoeking te vallen. USG1 388 3 Zou ons waarnemingsvermogen gesterkt worden om het wonderlijke werk dat onze Heiland voor onze zaligheid doet, in ons op te nemen, dan zou een diepe, vurige liefde in onze harten ontbranden. Onze ongevoeligheid en koude onverschilligheid zouden ons dan alarmeren. Een algehele toewijding en goedertierenheid, in het leven geroepen door een dankbare liefde, zouden aan het kleinste offer, de bereidwilligste gave, een goddelijke reuk verlenen, waardoor de gift van onschatbare waarde zou worden. Maar wanneer we, nadat we met een bereidwillig hart onze Verlosser alles hebben gegeven wat we kunnen, al is dat voor ons nog zo waardevol, onze schuld aan dankbaarheid tegenover God werkelijk zien zoals die is, dan zal al wat we geofferd hebben ons onvoldoende en gering toeschijnen. Maar engelen nemen deze offeranden, die in ons oog zo armzalig zijn, en dragen die als een reukoffer voor de troon, waar ze aangenomen worden. USG1 389 1 Als navolgers van Christus onderkennen we niet onze ware positie. Als gehuurde dienstknechten van Christus hebben we geen juist inzicht ten opzichte van onze verantwoordelijkheden. Door Zijn lijden en vergoten bloed heeft Hij ons de bezoldiging vooruit gegeven, opdat we Hem verknocht zouden dienen. Al de goede dingen, die we bezitten, zijn ons door de Heiland ter leen afgestaan. Hij heeft ons als rentmeesters gesteld. Onze kleinste offergaven, onze nederigste diensten, in geloof en liefde gebracht, kunnen toegewijde gaven zijn om Zielen te winnen voor de dienst des Meesters en ter bevordering van Zijn heerlijkheid. Het belang en de bloei van Gods Koninkrijk moeten ons boven alles aan het hart gaan. Die enkel voor hun genoegens en zelfzuchtigheid leven, zijn geen trouwe rentmeesters. USG1 389 2 Die zichzelven verloochenen om anderen goed te doen en die zich persoonlijk en alles wat zij hebben wijden aan Christus' dienst, zullen het geluk smaken, dat de zelfzuchtige tevergeefs zoekt. In dat verband zei onze Heiland: "Alzo dan een iegelijk van u, die niet verlaat alles wat hij heeft, die kan Mijn discipel niet zijn." Lukas 14: 33. De liefde "zoekt zichzelve niet." Dat is de vrucht van die belangeloze liefde en welwillendheid, die het leven van Christus karakteriseerden. De wet van Christus zal onze belangen ondergeschikt maken aan hoge en eeuwige overwegingen. EEN SCHAT OP AARDE USG1 390 1 Christus heeft ons bevolen eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid te zoeken. Dit is onze eerste en hoogste plicht. USG1 390 2 Onze Meester waarschuwde Zijn dienstknechten nadrukkelijk zich geen schaften te vergaren op aarde; want dan zou de hunkering huns harten meer naar aardse dan naar hemelse dingen uitgaan. Juist op dit punt hebben vele arme zielen in hun geloof schipbreuk geleden. Ze zijn rechtstreeks ingegaan tegen hef uitdrukkelijk bevel onzes Heren, en hebben de liefde voor het geld de overheersende passie in hun leven laten worden. Ze weten van geen ophouden om maar geld te verdienen. Ze zijn zo dronken door hun krankzinnig verlangen naar rijkdom, als de dronkaard door zijn borrel. USG1 390 3 Christenen vergeten dat ze dienstknechten des Meesters zijn; dat zij zelven, hun tijd, en alles waf ze bezitten, Hem foebehoren. Velen worden verzocht, en de meesten vallen daaraan ten offer, door de misleidende beweegredenen van Satan, hun geld daarin te steken, wat hun de meeste winst aan guldens en centen bezorgt. Maar weinigen zijn er, die de bindende rechten, welke God op hen heeft, erkennen, om in de eerste plaats te zorgen voor de behoeften van Zijn werk, om dan hun persoonlijke verlangens op de laatste plaats te stellen. Maar weinigen zijn er, die in Gods werk hun geld steken naar verhouding van hun middelen. Velen hebben hun geld belegd in een eigendom, dat ze moeten verkopen, willen ze hun geld investeren in het werk Gods, om er zo een practisch gebruik van te maken. Dat voeren ze dan aan als een verontschuldiging, dat ze zo weinig voor het werk huns Verlossers doen. Ze hebben precies zo hun geld verstopt in de grond als de man uit de gelijkenis. Ze beroven God van de tiende, waarop Hij als het Zijne aanspraak maakt, en door Hem te beroven, beroven ze zichzelven van het hemelse schathuis. VOOR ‘S MENSEN WELZIJN USG1 390 4 Het plan van systematisch geven oefent op niemand een druk uit. "Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij, evenals ik het in de gemeenten van Galatië geregeld heb; elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden." 1 Korinthe 16:1, 2 (N.V.). De armen zijn van het voorrecht om te geven niet uitgesloten. Zij, zowel als de welgestelden, kunnen aan dit werk meedoen. De les, die Christus leerde in verband met de twee penningskes der weduwe, toont ons, dat het kleinste offer van de armen, wanneer dat gegeven wordt met een liefdevol hart, precies zo gewaardeerd wordt als de grootste gaven van de rijken. USG1 391 1 In de weegschalen van het heiligdom worden de gaven der armen, gebracht uit liefde voor Christus, niet getaxeerd naar het gegeven bedrag, maar naar de liefde, waaruit het offer voortvloeide. De beloften van Jezus zullen even zeker in vervulling gaan ten opzichte van de vrijgevige arme, die maar weinig te bieden heeft, maar die dat doet met een blijmoedig hart, als ten opzichte van de welgestelde, die geeft van zijn overvloed. De arme brengt een offer uit zijn schamel bezit, hetgeen hij werkelijk voelt. Hij ontzegt zich wezenlijk sommige dingen, die hij broodnodig heeft, terwijl de welgestelde uit zijn overvloed geeft, geen gebrek lijdt, en zich niets ont-zegt, dat hij werkelijk nodig heeft. Daarom ligt er een heilig waas over het offer van de arme, hetgeen niet het geval is bij de gave van de rijke, want die gaf van zijn overvloed. Gods voorzienigheid heeft dit gehele plan van systematisch geven gesteld tot welzijn van de mens. Aan Zijn voorzienigheid komt geen einde. Wanneer Gods dienstknechten aan de hand gaan van deze richting gevende voorzienigheid, zullen allen actieve werkers zijn. USG1 391 2 Die hun geld onthouden aan het schathuis des Heren en dat oppotten voor hun kinderen, brengen de geestelijke belangen van hun kinderen in gevaar. Ze plaatsen hun bezit, dat voor henzelven een struikelblok is, op de weg van hun kinderen, en ook dezen worden daardoor ten ondergang geleid. Velen maken een grote fout ten opzichte van de aangelegenheden van dit leven. Zij bezuinigen, hunzelven en anderen hef goede onthoudend, dat ze door een juist gebruik van de hun door God geleende middelen hadden kunnen ontvangen, en worden zelfzuchtig en gierig. Ze verwaarlozen hun geestelijke belangen, en worden wat hun godsdienstige wasdom betreft, gelijk dwergen, en dat alles door het oppotten van bezit, dat ze niet kunnen gebruiken. Ze laten hun bezit na aan hun kinderen en negen van de tien keer is het voor hun erfgenamen nog tot een groter vloek, dan het voor hen geweest is. Kinderen, die bouwen op hef bezit van hun ouders, maken dit leven doorgaans niet tot een succes, en falen geheel en al ten opzichte van het toekomende leven. USG1 392 1 De beste erfenis, die ouders hun kinderen kunnen nalaten, is een kennis van nuttige arbeid en het voorbeeld van een leven, dat zich onderscheidt door een belangloze welwillendheid. Door zo ', n leven tonen ze het ware nut van het geld, dat dit enkel aangewend moet worden ten goede door te voorzien in eigen behoeften en in de nooddruft van anderen, als ook ten bate van Gods werk. VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE ARMEN USG1 392 2 Sommigen zijn bereid te geven naar hetgeen ze hebben en menen dat God dan geen verdere rechten meer op hen heeft, omdat ze niet veel bezitten. Ze kunnen niet sparen want alles is nodig voor het onderhoud van hun gezin. Maar velen uit die klasse zouden zich kunnen atvragen: Geef ik naar verhouding van wat ik had kunnen hebben? Hef is Gods bedoeling, dat ze een goed gebruik maken van hun lichamelijke en verstandelijke krachten. Sommigen hebben de hun door God gegeven be-kwaamheid niet ten volle toegepast. De mens is gesteld om te werken. Dat lag opgesloten in de vloek, omdat de zonde dat tot noodzaak maakte. "Weest... niet traag in de arbeid," luidt de inscherping van de geïnspireerde apostel Paulus. USG1 393 1 Niemand, hetzij rijk of arm, kan God verheerlijken door een lui leven. Het gehele kapitaal, dat vele armen bezitten, bestaat in tijd en lichaamskracht, en dat wordt zo vaak verspild door gemakzucht en zorgeloze traagheid, zodat ze hun Here niets te brengen hebben in tienden en gaven. Indien christelijke mannen de wijsheid ontbreekt om van hun arbeid het beste profijt te trekken en om een juist gebruik te maken van hun physieke en verstandelijke krachten, moesten ze ootmoedig en nederig zijn om raad in te winnen bij hun broeders, opdat het beter oordeel van dezen zou voorzien in hun tekortkomingen. Vele arme mannen, die zich nu tevreden stellen met niets te doen ten bestwil van hun medemensen en voor de vooruitgang van Gods werk, zouden veel kunnen doen zo ze slechts wilden. Zij zijn evengoed verantwoording schuldig aan God ten aanzien van hun lichamelijke krachten als de rijke man ten aanzien van zijn geldelijk bezit. USG1 393 2 Sommigen, die middelen moesten inbrengen in het schathuis Gods, trekken daar nu uit. Er zijn er die nu arm zijn, maar die door een oordeelkundig gebruik van hun tijd verbetering in hun toestand konden brengen, door zich niet in te laten met patent-rechten, en door hun neiging om te speculeren te beteugelen, waar ze, liever dan door harde, moeizame arbeid, hun geld op een gemakkelijke wijze willen verdienen. Wanneer zij, die in hun leven niet geslaagd zijn, zich wilden laten onderrichten, dan konden ze zich gewennen aan hun gewoonten van zelfverloochening en een juiste economie, en dan zouden ze de voldoening smaken om de weldadigheid uit te oefenen, inplaats van daarop aangewezen te zijn. Er zijn heel wat trage dienstknechten. Wan-neer ze wilden doen wat in hun macht staat, dan zouden ze zo ', n grote zegen ervaren in het helpen van anderen, dat ze inderdaad zouden beseffen dat "het zaliger is te geven dan te ontvangen." USG1 393 3 Een juist toegepaste goedwillendheid oefent op de verstandelijke en zedelijke krachten der mensen invloed uit, en spoort hen aan tot de gelukkigste actie om de behoeftigen tot een zegen te zijn en het werk Gods te bevorderen. Indien zij, die bemiddeld zijn, zouden beseffen dat ze God verantwoording schuldig zijn van elke gulden, die ze uitgeven, dan zouden hun veronderstelde behoeften heel wat minder zijn. Indien hun de ogen geopend werden, zouden ze zien hoevele onnutte uitgaven er gedaan werden ter bevrediging van begeerte, hovaardij, ijdelheid en liefde voor vermaak, en hoe des Heren geld, dat aan Zijn werk gewijd moest worden, verkwist wordt. Die de goederen huns Heren verspillen, zullen straks voor hun Meester rekenschap van hun doen moeten afleggen. EEN WAARSCHUWING VOOR DE WELGESTELDEN USG1 394 1 Indien belijdende Christenen minder van hun rijkdom wilden spenderen aan opschik van hun lichaam en verfraaiing van hun huizen, en niet zo ', n overdaad op tafel zouden brengen, die nadelig is voor de gezondheid, zouden ze grotere bedragen kunnen storten in het schathuis Gods. Ze zouden dan hun Verlosser navolgen, Die de hemel, Zijn rijkdommen en Zijn heerlijkheid verliet en om onzentwille arm werd, opdat wij eeuwige rijkdommen zouden verkrijgen. Wanneer we te arm zijn, om God trouw de tienden en gaven te geven, die Hij vereist, zijn we zeker te arm om kostbaar gekleed te gaan en overdadig te eten; want zo verspillen we het geld onzes Heren aan nadelige lusten ten gerieve en ter verheerlij-king van onszelven. We moeten ons ijverig afvragen: Welke schat hebben we opgelegd in het koninkrijk Gods? Zijn we rijk tegenover God? USG1 394 2 Jezus gaf Zijn discipelen een les inzake begeerlijkheid: "En Hij zeide tot hen een gelijkenis en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen; en hij overlegde bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen? want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. En hij zeide: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken en grotere bou-wen, en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas en deze mijn goederen; en ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk. Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? Alzo is het met dien, die zichzelven schatten vergadert, en niet rijk is in God." Lukas 12 : 16--21. USG1 395 1 De lengte en het geluk van dit leven bestaat niet in de hoeveelheid onzer aardse bezittingen. Deze dwaze rijke man had in zijn uitzonderlijke zelfzucht zich schatten vergaderd, die hij niet gebruiken kon. Hij had enkel voor zichzelven geleefd. Zijn werk had hij voorop gesteld, hij had scherpe winsten gemaakt en zich verre gehouden van de genade of de liefde Gods. Wezen en weduwen had hij beroofd, zijn medemensen bedrogen om zijn aards bezit maar te vermeerderen. Hij kon zijn schat in de hemel opgelegd hebben in zakken, die niet verouden; maar door zijn begeerlijkheid verloor hij beide werelden. Zij, die in alle ootmoed de hun door God toevertrouwde middelen gebruiken tot Zijn verheerlijking, zullen straks hun schat ontvangen uit des Meesters hand met de zegening: "Wèl gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht ... ga in tot het feest van uw heer." Mattheüs 25 : 23 (N.V.). USG1 395 2 Wanneer we ons verdiepen in het oneindige offer, gebracht voor de zaligheid der mensen, dan kent onze verbazing geen grenzen. Wanneer de zelfzucht zich opdringt om de overwinning te behalen in de harten der mensen en ze worden verzocht om hetgeen ze aan een of ander goed werk verschuldigd zijn, achter te houden, zo moeten ze hun beginselen des rechts versterken door de gedachte dat Hij, Die rijk was in ‘s hemels niet te waarderen schatten, Zich daarvan losmaakte en arm werd. Hij had niets om Zijn hoofd neer te leggen. En dit gehele offer was om ons bestwil, opdat eeuwige rijkdommen ons deelachtig zouden worden. USG1 395 3 Christus heeft Zijn eigen voeten gezet op de weg van zelfverloochening en offerande, die al Zijn discipelen moeien gaan, willen ze uiteindelijk met Hem verheerlijkt worden. Hij nam de smarten op Zich, die de mens moest ondergaan. Vaak stompt het verstand van wereldse mensen af. Ze kunnen slechts de aardse dingen zien, die de heerlijkheid en de waarde van hemelse dingen verduisteren. De mensen willen zee en aarde bereizen voor aards gewin en zich ontbering en narigheid getroosten om hun doel te bereiken, maar nochtans wenden ze zich af van de hemelse heerlijkheid en eeuwige rijkdommen. Mensen, die in doorsnee met armoede te kampen hebben, zijn doorgaans degenen, die het meeste voor het werk Gods doen. Met het weinige dat ze hebben, zijn ze vrijgevig. Door hun aanhoudende vrijgevigheid hebben ze hun goede impulsen gesterkt. Wanneer ze moeite hadden om de eindjes aan elkaar te knopen, had hun verlangen naar aards bezit geen ruimte of gelegenheid om te groeien. USG1 396 1 Maar wanneer een begin gemaakt wordt met het vergaren van aardse schaften, beginnen velen te rekenen hoe lang het zal duren alvorens ze in het bezit zijn van een zekere som. In hun verlangen om voor zichzelven welstand te verkrijgen, slagen zij er niet in rijk te worden tegenover God. Hun milddadigheid houdt geen gelijke tred met hun financiële groei. Wanneer hun passie voor meerder bezit groeit, dan is hun hart waar ook hun schat is. De vermeerdering van hun bezit versterkt het hunkerend verlangen naar meer, totdat sommigen gaan menen dat hef geven van hun tienden aan de Here een harde, onrechtvaardige belasting is. De Bijbel zegt: "Wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op." Psalm 62 : 11. Velen hebben gezegd: "Als ik zo rijk was als die, dan zou ik mijn gaven voor Gods schathuis vermenigvuldigen. Ik zou niets anders doen met mijn bezit dan dat te gebruiken voor de voor-uitgang van Gods werk." God heeft sommigen beproefd door hen welstand te geven; maar met de rijkdom kwam de harde verzoeking en hun milddadigheid was veel minder dan ten dage van hun armoede. Een hunkerend verlangen naar meerdere rijkdom nam bezit van hun hart en geest en zij vervielen tot afgoderij. ONVERDEELDE TROUW USG1 397 1 Hij, d ie de mensen oneindige rijkdommen en een eeuwig leven vol zegen in Zijn koninkrijk biedt als de bezoldiging van trouwe gehoorzaamheid, wil geen gedeeld hart aannemen. Wij leven te midden van de gevaren van het laatste der dagen, waarin alles het verstand en de liefde van God afleidt. Enkel en alleen zullen we onze plicht onderscheiden en waarderen, wanneer die gezien wordt in het licht, dat het leven van Christus afstraalt. Zoals de zon in het Oosten opkomt en haar loop volbrengt om in het Westen onder te gaan, de wereld vullende met haar licht, zo zal de ware navolger van Christus een licht voor de wereld zijn. Hij zal in de wereld uitgaan als een glanzend en stralend licht, opdat degenen die in duisternis zitten, verlicht en ver-warmd mogen worden door de stralen die hij uitzendt. Christus zegt van Zijn volgelingen: "Gij zijt het licht der wereld. Een stad, op een heuvel gebouwd, kan niet verborgen zijn." USG1 397 2 Ons groot Voorbeeld was vol zelfverloochening, en zal dan het leven van Zijn belijdende volgelingen scherp met het Zijne contrasteren? De Heiland gaf alles voor een verloren gaande wereld en offerde zelfs Zichzelven. De gemeente Gods slaapt. Werkeloosheid heeft hen ver-zwakt. Uit alle delen van de wereld komen de roepstemmen tot ons: "Kom over en help ons", maar daarop wordt niet gereageerd. Zo nu en dan wordt een zwakke poging gedaan; enkelen tonen dat ze medearbeiders van hun Meester willen zijn; maar doorgaans laat men hen alleen het werk opknappen. In het gehele wijde veld der wereld hebben we maar één zendeling USG1 397 3 De waarheid is machtig, maar is niet in practijk gebracht. Het is niet voldoende enkel geld op het altaar te leggen. God doet een beroep op mannen, vrijwilligers, om de waarheid te brengen naar andere naties, en talen, en volken. De overwinning zal ons niet geworden door ons aantal noch door onze welstand; maar wel door toewijding voor het werk, zedelijke moed, vurige liefde voor zielen, en onvermoeide, altijd brandende ijver. DE ZEGEN VAN MILDDADIGHEID USG1 398 1 Velen hebben het Joodse volk beschouwd als een natie, diep te beklagen omdat ze voortdurend lasten moesten opbrengen voor de instandhouding van hun godsdienst; maar God, die de mens schiep en hem alle zegeningen verschafte, die hij geniet, wist wat goed voor hem was. En door Zijn zegen maakte Hij hun negen tienden van meer waarde dan het gehele bedrag zonder Zijn zegen. Wanneer iemand God beroofde of Hem een on-volmaakt offer bracht, dan werden onheil en tegenslag zijn deel. God leest de motieven van het hart. Hij kent de bedoelingen der mensen, en op Zijn tijd zal Hij hen belonen naar verdienste. USG1 398 2 Het speciale tiende-stelsel werd gefundeerd op een beginsel, dat even blijvend is als Gods wet. Dit tiendensysteem was een zegen voor de Joden, anders zou God het hun niet gegeven hebben. Zo zal het ook een zegen zijn voor hen, die het in het einde des tijds in praktijk brengen. Onze hemelse Vader verordineerde dit plan om systematisch te geven, niet om Zichzelve te verrijken, maar om het tot een bijzondere zegen voor de mens te doen geworden. Hij zag dat dit stelsel der milddadigheid precies was hetgeen de mens nodig had. USG1 398 3 Die gemeenten, die het meest doelmatig en vrijgevig zijn in het onderhouden van Gods werk, tonen ook de meeste bloei. Ware vrijgevigheid in de navolger van Christus vereenzelvigt zijn belang met dat van zijn Meester. In de handelwijze Gods met de Joden en Zijn volk in de eindtijd eist Hij een systematisch geven in verhouding tot hun inkomsten. Het verlossingsplan had als fundament het oneindige offer van Gods Zoon. Het licht des Evangelies, schijnende van het Kruis van Chris tus, berispt de zelfzucht en moedigt vrijgevigheid en milddadigheid aan. Hef is geen feit om over te jammeren, dat de aanvragen om hulp toenemen. In Zijn voorzienigheid wil God Zijn volk halen uit hun beperkte actie-kring, opdat ze hun vleugels wijder uit zullen slaan. Een onbeperkte krachtsinspanning wordt vereist in deze tijd, waarin zedeiijke duisternis de wereld overdekt. Wereldsgezindheid en begeerte verteren de ziel van Gods volk. Ze moesten begrijpen, dat het Zijn genade is, die de beroepen op hun middelen vermenigvuldigt. De engel Gods stelt de werken der barmhartigheid vlak naast het gebed. Hij zei tot Cornelius: "Uw gebeden en uw aalmoezen zijn tof gedachtenis opgekomen voor God." Handelingen 10:4. USG1 399 1 In Zijn onderwijs zei Christus: "Zo gij dan in de onrechtvaardige Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware toevertrouwen? ', ‘ Lukas 16 : 11. De geestelijke gezondheid en bloei van de gemeente is in grote mate afhankelijk van haar systematische milddadigheid. Dat is als het levensbloed, dat door het gehele wezen moet vloeien om elk lichaamsdeel van vitale krachten te voorzien. Het vermeerdert de liefde voor de zielen van onze medemensen; want door zelfverloochening en zelfopoffering komen we in een nauwer verbinding met Christus, Die om onzentwille arm werd. Hoe meer wij investeren, des te dichter zullen deze ons op het hart liggen. Wanneer we in aantal half zo groot waren en deze allen zouden toegewijde arbeiders zijn, dan zouden we een macht ontwikkelen, die de wereld zou doen beven. Tot de vlijtige arbeiders heeft Christus deze woorden gericht: "Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld." Mattheüs 28 : 20. IN DE GEHELE WERELD USG1 399 2 We zullen met tegenstand te kampen hebben, voortvloeiende uit zelfzuchtige motieven en uit geestdrijverij en vooroordeel; nochtans zullen we met onversaagde moed en levend geloof zaaien aan alle wateren. De handlangers van Satan zijn geweldig; we zullen hen ontmoeten en moeten hen bestrijden. Onze werkzaamheden moeten zich niet beperken tot ons eigen land. De akker is de wereld; de oogst is rijp. Het bevel, door Christus aan Zijn discipelen gegeven vlak voor Zijn hemelvaart, luidde: "Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen." Markus 16:15. USG1 400 1 Het doet ons bovenmate leed, wanneer we onze predikers maar zien rondhangen om de gemeenten, ogenschijnlijk wat om handen hebbende, zonder echter op reëele feiten te kunnen wijzen. De akker is de wereld. Laten ze uitgaan in de ongelovige wereld en werken om zielen tot de waarheid te bekeren. We verwijzen onze broeders en zusters naar het voorbeeld van Abraham, opgaande naar de berg Mória om op bevel van God zijn zoon te offeren. Hier vindt u gehoorzaamheid en offergezindheid. Mozes verkeerde aan koninklijke hoven en een kroon was hem in uitzicht gesteld. Maar hij keerde zich af van die verlokkende pracht en "weigerde een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; verkiezende liever met hef volk van God kwalijk behandeld te worden dan voor een tijd de genieting van zonde te hebben; achtende de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom fe zijn, dan de schatten in Egypte." Hebreën 11 : 24--26. USG1 400 2 De apostelen hadden hun leven niet lief, maar verheugden zich dat ze waardig geacht werden om in Christus' naam smaadheid te leiden. Paulus en Silas hadden het verlies van alles wat ze bezaten, te betreuren. Ze werden gegeseld en werden op niet zachtaardige wijze in een zeer pijnlijke houding op de koude vloer van hun kerker geworpen, namelijk met de voeten in het blok. Was hef gemor en geweeklaag, dat de stokbewaarder hoorde? O neen! Vreugdezangen en lofliederen ter ere Gods verbraken van uit de kerker de stilte van het middernachtelijke uur. Deze discipelen werden opgemonterd door een diepe en vurige liefde voor het werk huns Verlossers, voor Wie zij leden. USG1 401 1 Wanneer de waarheid Gods onze harten vervult, onze affecties absorbeert en ons leven beheerst, zullen wij het ook als een vreugde beschouwen om ter wille van de waarheid smaadheid te lijden. Geen kerkermuren, geen brandstapel zullen hun schrik aanjagen of hun liefde voor het grote werk verkillen. USG1 401 2 Kom, o mijn ziel, tot Golgotha. USG1 401 3 Schenkt uw aandacht eens aan het nederige leven van de Zone Gods. Hij was "een Man van Smarten en verzocht in krankheid." Jesaja 53 : 3. Aanschouw Zijn schande, Zijn zielesmart in Gethsemané en leer dan wat zelfverloochening is. Wordt van ons een lijden verwacht? Dat werd verwacht van Christus, de Majesteit des hemels. Maar Zijn armoede was om ons bestwil. Worden wij gerekend onder de rijken? Maar Hij wel. Echter om onzentwille wilde Hij arm worden, opdat wij door Zijn armoede rijk zouden worden. Wat zelfverloochening betreft hebben we in Christus een sprekend voorbeeld. Zijn offer bestond niet enkel in het verlaten van de konink-lijke hoven, in het als een misdadiger behandeld worden door goddeloze mannen, die Hem schuldig verklaarden, en in zijn overgeleverd worden aan de dood als een misdadiger, maar in het torsen van het gewicht van de zonden der wereld. Het leven van Christus berispt onze onverschilligheid en kilheid. We staan aan de afsluiting van de tijd, wanneer Satan afgekomen is, hebbende grote wraak omdat hij weet dat zijn tijd kort is. Hij werkt met alle misleiding en ongerechtigheid in degenen, die vergaan. Onze grote Leider heeft ons opgedragen de strijd te strijden en met alle kracht voorwaats te gaan. We doen niet een twintigste deel van wat we zouden kunnen doen, indien we uit onze sluimer ontwaakten. Het werk is achterop gekomen door gemakzucht en het ontbreken van die zelfverloochening, waarvan onze Heiland ons in Zijn leven een voorbeeld heeft gegeven. USG1 401 4 Nodig zijn medearbeiders van Christus, mannen die aanvoelen dat uiterste krachtsinspanning gedaan moet worden. Het werk van onze persen moet niet verminderd, maar verdubbeld worden. In verschillende plaatsen moeten scholen worden opgericht, om onze jeugd bekwaam te maken voor hun taak om de waarheid vooruit te brengen. USG1 402 1 Reeds een groot gedeelte van onze tijd is verspild, en engelen brengen in de hemel verslag uit van onze nalatigheden. Door ons dommelen en onze lauwheid hebben we kostbare kansen voorbij laten gaan, die God ons gegeven heeft door personen, die bij uitstek geschikt waren om ons in onze tegenwoordige nood te helpen. O, wat missen wij onze Hannah More, die ons had kunnen helpen om andere volken te bereiken! Haar gedegen kennis in de zendingsvelden zou ons in verbinding kunnen brengen met hen, die wij nu niet kunnen benaderen. God stelde die gave onder ons om te voorzien in onze tegenwoordige moeilijkheid, maar wij stelden de gave niet op prijs en daarom nam Hij haar van ons weg. Zij rust nu van haar arbeid, maar de werken harer zelfverloochening volgen haar na. Het valt te betreuren dat ons zendingswerk achterop raakt door gebrek aan ervaring hoe we verbinding kunnen krijgen met de verschillende volken en landen in het grote oogstveld. USG1 402 2 Hef is ons angstig te moede omdat sommige talenten voor ons verloren zijn gegaan, die we nu gehad konden hebben, zo we waakzaam geweest waren. Arbeiders heeft men de toegang ontzegd tot de rijpende oogst. Wat ons als volk Gods te doen staat, is, dat we onze harten voor Hem verootmoedigen en vol deemoed de Here bidden om onze lauwheid en zelfzuchtige bedoelingen te vergeven als ook om het schandelijke verslag van verwaarloosde plichten en onbenutte voorrechten uit te wissen. Zich verdiepende in het Kruis van Golgotha zal de ware Christen de gedachte om zijn gaven te beperken zodat het hem niets kost, loslaten, en als klaroengeschal zal hem in de oren klinken: USG1 403 1 Komt maaiers, ‘t is nu oogsttijd, Ziet aarz ', lend niet in ‘t rond. USG1 403 2 Toen Jezus op het punt stond ten hemel te varen, wees Hij naar de rijpe korenvelden, en zei tot Zijn volgelingen: "Gaat uit in de gehele wereld en predikt het Evangelie." "Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet." Mattheüs 10:8. Zullen we zelfverloochening toepassen, zodat de volrijpe oogst op de akker binnengehaald kan worden? USG1 403 3 God doet een beroep op invloedrijke en bemiddelde talenten. Zullen we gehoorzaamheid weigeren? Onze hemelse Vader schenkt overvloedige gaven en vraagt een gedeelte terug, opdat Hij ons kan beproeven of we waardig geacht worden om de gave des eeuwigen levens te ontvangen. USG1 403 4 De gaven van kleine kinderen kunnen God behagelijk en welgevallig zijn. Overeenkomstig de geest, die de drang is tot de gaven, zal ook de waarde zijn van het geschonkene. Door de raadgeving van de apostel te volgen en elke week een klein bedrag apart te leggen, zullen de armen meehelpen het schathuis te vullen, en hun gaven waardeert God ten zeerste; want zij brengen een even groot, en zelfs nog groter offer dan hun meer bemiddelde broeders. Hef plan van systematisch geven zal voor elk gezin een beveiliging zijn tegen de verzoeking geld uit te geven voor nodeloze dingen en in ‘t bijzonder zal het een zegen blijken te zijn voor de rijken door hen ervoor te bewaren dat ze zich overgeven aan een ongebreidelde weelde. -- 1875, Vol. 3, blz. 412. ------------------------Hoofdstuk 74--De Autoriteit van de Gemeente USG1 404 1 De Verlosser der wereld heeft aan Zijn Gemeente grote macht verleend. Hij heeft de voorschriften gegeven, die toegepast moeten worden in geval leden ter verantwoording worden geroepen. Nadat Hij duidelijke richtlijnen heeft uitgestippeld in zake de te volgen handelwijze, zegt Hij: "Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, dat zal in de hemel ontbonden wezen." Mattheüs 18:18. Dus zelfs de hemelse autoriteit bekrachtigt de tucht van de gemeente ten opzichte van haar leden, wanneer de Bijbelse richtlijn is gevolgd. USG1 404 2 Het Woord van God geeft niemand de vrijheid met zijn oordeel tegen hef oordeel van de gemeente in te gaan en evenmin mag hij in verzet komen tegen de zienswijzen van de gemeente. Wanneer er geen kerkelijke tucht en leiding zou zijn, zou de gemeente in brokken uiteenvallen; ze kon als lichaam geen stand houden. Er zijn altijd mensen geweest met een onafhankelijke geest, die met de vuist op tafel beweerden dat ze gelijk hadden, dat God hen speciaal had geleerd, onderricht en geleid. Een ieder heeft zijn eigen theorie, zijn eigen zienswijzen en een elk staaf er op dat zijn inzichten in harmonie zijn met hef Woord van God. Dezen maken zich los van het lichaam, en een ieder vormt een afgescheiden gemeente op zichzelven. Deze allen kunnen geen gelijk hebben, nochtans houden ze vol dat ze door de Here geleid zijn. Het Woord der Inspiratie is niet Ja en Neen, maar Ja en Amen in Christus Jezus. USG1 404 3 Onze Heiland laat op Zijn instructieve lessen een belofte volgen, dat, wanneer twee of drie vergaderd zou 1875, Vol. 3, blz. 428--433 (Persoonlijke onafhankelijkheid) den zijn om iets aan God te vragen, het hun gegeven zou worden. Christus laat hier zien dat er een verbinding moet zijn met anderen, zelfs in onze verlangens naar een gegeven object. Het verenigde gebed, éénheid van doel, is van het allergrootste belang. God hoort de gebeden van individuelen, maar bij deze gelegenheid gaf Jezus omlijnde en belangrijke lessen, die van bijzonder gewicht waren voor Zijn pas georganiseerde Gemeente op aarde. Er moet overeenstemming zijn in de dingen die ze verlangen en waarvoor ze bidden. Dat moest niet enkel zijn de gedachten en bedenkselen van één geest, onderhevig aan misleiding; maar de smeekbede moest hef ernstige verlangen zijn van verschillende personen, ingesteld op hetzelfde punt. USG1 405 1 In de wonderlijke bekering van Paulus zien we de miraculeuze macht Gods. Een licht, sterker dan de heerlijkheid van de middagzon, omscheen hem. Jezus, wiens naam hij bovenal het meest haatte en verachtte, open-baarde Zich aan Paulus om hem in zijn dolle maar eerlijke voortvarendheid een halt toe te roepen teneinde van dit minst belovende instrument een uitverkoren vat te maken om het Evangelie aan de heidenen te brengen. Hij had naar zijn geweten vele dingen gedaan tegen de naam van Jezus van Nazareth. In zijn ijver was hij een vurig, volhardend vervolger van de gemeente geweest. Zijn overtuigingen van zijn plicht om deze alarmerende leerstelling, die zich overal ontwikkelde, n.l. dat Jezus was de Vorst des levens, uit te roeien, waren krachtig en diep geworteld. USG1 405 2 Paulus meende inderdaad dat het geloof in Jezus de wet van God, de religieuze dienst der heilige offeranden, de ritus der besnijdenis, die in al de afgelopen eeuwen de volle goedkeuring van God hadden weggedragen, van nul en gener waarde gemaakt had. Maar de miracu-leuze openbaring van Christus brengt licht in de duistere hoeken van zijn verstand. De Jezus van Nazareth, tegen Wie hij blindelings ijvert, is inderdaad de Verlosser der wereld. TOT DE GEMEENTE GELEID VOOR NADERE INSTRUCTIE USG1 406 1 Paulus ziet zijn foutieve ijver en roept uit: "Here, wat wilt Gij, dat ik doen zal?" Handelingen 9 : 6. Jezus openbaarde hem toen en te dier plaatse niet het werk, dat Hij voor hem bestemd had, wat Hij toch had kunnen doen. Paulus moest onderricht worden in het Christelijke geloof en met begrip handelen. Christus stuurt hem juist naar de discipelen, die hij zo bitter had vervolgd om van hen te leren. Het licht van de lichtstraal des hemels had Paulus blind gemaakt; maar Jezus, de grote Heelmeester der blinden, herstelt dat niet. Hij beantwoordt de vraag van Paulus aldus: "Sta op, en ga in de stad, en u zal aldaar gezegd worden wat gij doen moet." Jezus kon Paulus niet enkel hebben genezen van zijn blindheid, maar Hij kon zijn zonden vergeven en hem zijn taak gezegd hebben, door hem de nieuwe weg uit te stippelen; maar in Paulus' bekering tot de waarheid, schonk Hij hem geen ervaring, zonder Zijn pas georganiseerde gemeente op aarde daarin te kennen. USG1 406 2 Het wonderlijke licht, dat Paulus bij die gelegenheid gegeven was, verwonderde en verwarde hem. Hij was geworden als een lam. Dit onderdeel van het werk kon de mens niet voor Paulus verrichten, maar er moest nog iets gedaan worden wat de dienstknechten van Christus wèl konden doen. Voor een verdere omschrijving van zijn taak stuurt Jezus hem naar Zijn vertegenwoordigers in de gemeente. Zo verleent Hij autoriteit en bekrachtiging aan Zijn georganiseerde gemeente. Christus had het openbarend en overtuigend werk gedaan en nu was Paulus in een toestand om te leren van diegenen, die God had verordineerd om de waarheid te onderwijzen. Christus leidt Paulus tof Zijn uitverkoren dienstknechten, en brengt hem aldus in verbinding met Zijn gemeente. USG1 406 3 Juist die mannen, die Paulus had willen vernietigen, moesten hem onderricht geven en wel in de godsdienst, die hij had veracht en vervolgd. Drie dagen at hij niets en zag hij niets, maar wachtte op de mannen, die hij in zijn blinde ijver van de aarde had willen wegvagen. Hier brengt Jezus Paulus in contact met Zijn vertegenwoordigers op aarde. De Here gaf Ananias in een gezicht te kennen om te gaan naar een zeker huis in Damascus en daar te informeren naar Saulus van Tarsen: "want zie hij bidt." USG1 407 1 Nadat Saulus gezegd was naar Damascus te gaan, werd hij geleid door de mannen, die hem vergezelden om mee te helpen de discipelen gevankelijk naar Jeruzalem te vervoeren, ten einde daar verhoord en gedood te worden. Saulus krijgt onderdak bij Judas in Damascus, waar hij zijn tijd doorbrengt met vasten en bidden. Hier werd het geloof van Saulus getoetst. Drie dagen vroeg hij zich af, wat van hem gevraagd werd, en drie dagen kon hij niets zien. Hem was gezegd naar Damascus te gaan, want daar zou hem verteld worden wat hij doen moest. Hij verkeert in onzekerheid en vurig schreeuwt zijn ziel tot God. USG1 407 2 Een engel wordt gezonden naar Ananias met de boodschap dat hij naar een bepaald huis moet gaan, waar Saulus bidt om nader licht in hetgeen hem te doen staat. De hovaardij van Saulus behoort tot het verleden. Even tevoren was hij vol zelfvertrouwen, in de stellige over-tuiging dat hij een goed werk deed, waarvoor hij beloond zou worden; maar nu is alles veranderd. Hij ligt geknield en tot in het stof vernederd door berouw en schaamte, en vurig is zijn smeekbede om vergiffenis. In dit verband zei de Here door Zijn engel tot Ananias: "Zie, hij bidt." De engel vertelt de dienstknecht Gods dat hij Saulus in een gezicht een man heeft getoond, Ananias genaamd, die inkwam en hem zijn hand oplegde, opdat hij wederom zou zien. Ananias kan de woorden van de engel nauwelijks geloven, en herhaalt wat hij gehoord heeft van Saulus' bittere vervolging der heiligen te Jeruzalem. Maar het bevel aan Ananias is ge-biedend: "Ga heen; want deze is Mij een uitverkoren vat om Mijn Naam te dragen voor de heidenen, en de koningen, en de kinderen Israëls." Vers 15. USG1 407 3 Ananias gehoorzaamde de aanwijzing van de engel. Hij legde zijn handen op de man, die kort tevoren nog bezield was met een geest van de diepste haat, blazende dreiging en moord tegen allen, die geloofden in de naam van Christus. Ananias zei tot Saulus: "Saul, broeder, de Here heeft mij gezonden, namelijk Jezus, Die u verschenen is op de weg, die gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met de Heilige Geest vervuld zou worden." Verzen 17, 18. USG1 408 1 Jezus had al dit werk voor Paulus rechtstreeks kunnen doen, maar dit was niet Zijn bedoeling. Paulus had nog iets te doen in de lijn der belijdenis tegenover de mannen, wier vernietiging hij beoogd had, en God wilde een verantwoordelijk werk laten doen door de mannen, die Hij gesteld had om namens Hem te handelen. Paulus moest nog de nodige stappen doen, die nodig zijn na de bekering. Van hem werd geëist dat hij zich zou verenigen juist met die mensen, die hij vanwege hun godsdienst had vervolgd. Christus geeft hier geheel Zijn volk een voorbeeld van Zijn werkwijze voor de zaligheid der mensen. De Zone Gods vereenzelvigt Zich met de functie en de autoriteit van Zijn georganiseerde gemeente. Zijn zegeningen zouden komen door de middelen, die Hij verordineerd had, aldus de mens in contact brengende met het kanaal, waardoor Zijn zegeningen vloeien. Al vervolgde Paulus ook uit volle gewetensovertuiging de heiligen, zo neemt dat bij hem de schuld niet weg, wanneer hij door de Geest van God inzicht krijgt hoe wreed zijn werk was. Hij moet een leerling van de discipelen worden. USG1 408 2 Hij leert dat Jezus, die hij in zijn verblinding had beschouwd als een bedrieger, inderdaad de maker en het fundament is van de gehele godsdienst van Gods uitverkoren volk vanaf Adams tijd, en de voleinder des geloofs, hetgeen zijn verlichte ogen nu zo duidelijk onderscheiden. Hij zag Christus als de verdediger der waarheid, de vervuiler van al de profetieën. Van Christus had hij gedacht dat Deze de wet van God van nul en gener waarde wilde maken; maar toen zijn geestelijke visie werd aangeraakt door de vinger Gods, leerde hij van de discipelen dat Christus was de ontwerper en het fundament van het gehele Joodse offerstelsel, dat in de dood van Christus beeld en tegenbeeld elkander ontmoetten, en dat Christus in de wereld gekomen was speciaal met het doel Zijns Vaders wet te vervullen. ONAFHANKELIJK STANDPUNT NIET GOEDGEKEURD USG1 409 1 In het licht der wet ziet Paulus zich als een zondaar. Hij komt tot het inzicht, dat hij de wet, welke hij gedacht had zo ijverig te houden, overtreden heeft. Hij komt tot inkeer en krijgt diep berouw, wordt gehoorzaam aan de eisen van Gods wet, en gelooft in Christus als zijn Heiland, wordt gedoopt, en predikt Jezus even vurig en geestdriftig als hij Hem eens veroordeeld heeft. In de bekering van Paulus worden ons belangrijke beginselen blootgelegd, welke wij steeds voor ogen moeten houden. De Verlosser der wereld keurt niet goed een uitleven en beoefenen inzake godsdienstige aangelegenheden, onafhankelijk van Zijn georganiseerde en erkende kerk, waar Hij een gemeente heeft. USG1 409 2 Velen zijn de gedachte toegedaan, dat zij alléén Christus verantwoording schuldig zijn voor hun licht en ervaringen, los van Zijn erkende navolgers in de wereldMaar dit wordt veroordeeld door Jezus in Zijn onderwijs, en in de voorbeelden, de feiten, die Hij tot onze lering gegeven heeft. Hier was Paulus, iemand, die Christus wilde vormen voor een zeer belangrijk werk, die Hem een uitverkoren vat was, die rechtstreeks in de tegenwoordigheid van Christus wordt gebracht, nochtans leert Hij hem de lessen der waarheid niet. Hij treedt hem in de weg en overtuigt hem van zijn schuld; en wanneer hij vraagt, "Wat wilt Gij dat ik doen zal? ', ', , zegt de Heiland hem dat Zelf niet, maar brengt hem in connectie met Zijn gemeente. Zij zullen u vertellen wat gij moet doen. Jezus is de vriend van de zondaar; altijd gaat de menselijke ellende hem aan het hart; Hij bezit alle macht, zowel in de hemel als op aarde; maar Hij respecteert de middelen, welke Hij verordineerd heeft voor de verlichting en de zaligheid der mensen. Hij brengt Saulus in contact met de gemeente, aldus de macht erkennende, die Hij daarin gelegd heeft als een Kanaal des lichts voor de wereld. Zij is Christus' georganiseerd lichaam op aarde en vereist wordt dat men Zijn inzettingen met eerbied tegemoet treedt. In het geval van Saulus, vertegenwoordigt Ananias Christus, en hij representeert ook Christus' dienstknechten op aarde, die aangewezen zijn om te handelen in de plaats van Christus. USG1 410 1 Christus verleent macht aan de stem van de gemeente. "Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in de hemel ontbonden wezen." Mattheüs 18:18. In geen geval wordt goedge-keurd, dat iemand op eigen verantwoordelijkheid optreedt en inzichten gaat verkondigen, die hij aanhangt zonder zich iets aan te trekken van het oordeel der gemeente. God heeft de hoogste macht, die onder de hemel is, aan Zijn gemeente toegekend. Het is de stem van God in Zijn verbonden volk in kerkelijke aangelegenheid, die geëerbiedigd moet worden. USG1 410 2 God heeft in Zijn gemeente gesteld mannen van ervaring, die soms de gehele nacht door voor de Heere gevast, geweend en gebeden hebben, opdat de Schriften voor hun verstand zouden geopend worden. In alle ootmoed hebben deze mannen de wereld de baten gegeven van hun rijpe ervaring. Is dit licht van de hemel, of van mensen? Heeft het enige waarde of is het waardeloos? 1875, Vol. 5. blz. 450. 451 ------------------------Hoofdstuk 75--De Toestand der Wereld USG1 411 1 Mij werd getoond de toestand der wereld, dat zij haar beker der ongerechtigheid bijna geheel heeft gevuld. Geweld en misdaad in alle vormen heersen in de wereld en Satan buit elk middel uit om misdaad en ondeugd populair te maken. De jeugd, die in de straten wandelt, aanschouwt overal aanplakbiljetten en affiches over misdaad en zonde, uitgebeeld in een of andere roman of opgevoerd in een of ander theater. Hun verstand wordt vertrouwd gemaakt met de zonde. Alles wat riekt naar het lage en gemene kunnen ze vinden in kranten en tijd-schriften, en alles wat de nieuwsgierigheid prikkelt en de dierlijke lusten opwekt wordt hun gebracht in alle mogelijke prikkel-lectuur. USG1 411 2 De literatuur, die het product is van verdorven talenten, vergiftigt de geest van duizenden in onze wereld. De zonde wordt niet meer zo uitzonderlijk zondig gezien. Ze lezen en horen zoveel over misdaad en gemeenheid, dat het eens tedere geweten, dat met afschuw vervuld moest zijn, zo afstompt dat het de lage en gemene gezegden en daden van mensen gretig in zich opneemt. USG1 411 3 "En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen. ', ‘ Lukas 17 : 26. God wil een volk hebben, ijverig in goede werken, dat staat als een rots te midden van de ontwijding van deze ontaarde eeuw. Er zal een volk zijn dat zich zo vastklemt aan de goddelijke kracht, dat ze beveiligd zullen zijn tegen elke verzoeking. Boze mededelingen in vlammende opschriften zullen proberen op hun gevoelens in te werken en hun geest te bederven; nochtans zullen ze zo met God en engelen verbonden zijn, dat ze zullen zijn als degenen, die niet zien en niet horen. Ze hebben een werk te doen, dat niemand voor hen kan doen, namelijk de goede strijd des geloofs te strijden en beslag te leggen op het eeuwige leven. Ze zullen niet vol zelfvertrouwen en zelfvoldaanheid zijn. Hun zwakheid kennende, Zullen ze hun onwetendheid in verbinding brengen met Gods wijsheid en hun zwakheid met Zijn kracht. EEN VOORBEELD VAN REINHEID USG1 412 1 De jeugd kan beginselen hebben, zo vast, dat de sterkste verzoekingen van Satan hen niet af kunnen brengen van hun trouw. Samuel was een kind, dat stond te midden van de meest corrupte invloeden. Hij zag en hoorde dingen, die zijn ziel griefden. De zonen van Eli, die een heilig ambt bekleedden, stonden onder de macht van Satan. Deze mannen bedierven de gehele atmosfeer, die hen omringde. Mannen en vrouwen stonden dagelijks in de ban van zonde en boosheid, nochtans wandelde Samuel onbevlekt. Op het gewaad van zijn karakter was geen enkele smet. Hij had geen gemeenschap met, en ook niet de minste lust in de zonden, die in geheel Israël op vreselijke wijze hoogtij vierden. Samuel had God lief; zijn ziel stond in zo ', n nauw verband met de hemel, dat een engel werd gezonden om met hem te spreken over de zonden van Eli's zonen, die een bederf waren voor Israël. USG1 412 2 Begeerte en hartstocht overwinnen duizenden van Christus' belijdende navolgers. Hun zinnen worden zo afgestompt door gemeenzaamheid met de zonde, dat ze daarvoor geen afschuw meer hebben, maar ze aantrekkelijk vinden. Hef einde aller dingen is nabij. God zal niet veel langer meer de misdaden en ontaarde onge-rechtigheid der mensenkinderen verdragen. Hun misdaden reiken inderdaad reeds tof aan de hemel, en spoedig zullen dientengevolge de vreselijke plagen Gods over de aarde komen. Zij zullen de beker van Gods gramschap drinken, zonder dat die met genade is vermengd. USG1 412 3 Ik heb gezien dat er gevaar bestaat dat zelfs de belijdende kinderen Gods besmet zullen worden. Losbandigheid 1875, Vol. 3, blz. 474--477 maakt mannen en vrouwen tot slaven. Het lijkt wel alsof ze verdwaasd zijn en geen kracht bezitten om op het punt van begeerte en hartstocht weerstand te bieden en te overwinnen. In God is er kracht; in Hem is er sterkte. Indien zij daarop beslag willen leggen, zal de leven-gevende kracht van Jezus een ieder stimuleren, die genoemd is naar de Naam van Christus. Onveiligheid en gevaren omringen ons; en we zijn alléén veilig, wanneer we onze zwakheid voelen en ons in het geloof vastklemmen aan onze machtige Verlosser. Het is een vreselijke tijd, waarin we leven. We kunnen geen moment buiten waakzaamheid en gebed. Onze hulpeloze zielen moeten vertrouwen op Jezus, onze mede-lijdende Verlosser. EEN TIJD OM WAAKZAAM TE ZIJN USG1 413 1 Mij werd getoond de grootheid en belangrijkheid van het werk, dat voor ons ligt. Maar weinigen beseffen de ware toestand der dingen. Allen die slapen, en die zich niet de noodzakelijkheid realiseren om wakker en op hun hoede te zijn, zullen overwonnen worden. Jonge mensen dienen zich aan om te arbeiden in Gods werk, van wie sommigen nauwelijks enig idee hebben van de heiligheid van en de verantwoordelijkheid voor het werk. Ze hebben maar weinig ervaring in geloofsbeoefening en in ernstige zielehonger naar de Geest van God, hetgeen altijd vruchten afwerpt. USG1 413 2 Sommige mannen met goede capaciteiten, die belangrijke posities zouden kunnen bekleden, weten niet van wat voor geest ze zijn. Ze verkeren in een joviale stemming op even natuurlijke wijze als het water van boven naar beneden vloeit. Ze praten maar met jonge meisjes over nonsens en vermaak, terwijl ze dagelijks luisteren naar de plechtigste, zielaangrijpende waarheden. Deze mannen belijden een godsdienst met het hoofd, maar hun hart is niet geheiligd door de waarheden, die ze horen. Zulke mensen kunnen nooit anderen tot de Fontein der levende wateren leiden, tenzij ze zelven uit de stroom gedronken hebben. Nu is het geen tijd voor lichtzinnigheid, ijdelheid en beuzelarij. De tonelen van de geschiedenis dezer aarde zullen spoedig tot afsluiting komen. Wanneer het verstand zich niet concentreert op het heilige, dan moet daarin noodzakelijk verandering gebracht worden. In dat verband zegt de apostel Petrus: "Opschortende de lendenen uws verstands, en nuchteren zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te-voren in uw onwetendheid waren; maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gijzelven heilig in al uw wandel; daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig". 1 Petrus 1 : 13-16. USG1 414 1 Die afgedwaalde gedachten moeten bijeenvergaard en opnieuw op God gericht worden. Die gedachten moeten geleid worden tot gehoorzaamheid aan de wil van God. Lof moet niet gegeven of verwacht worden; want dat kweekt eerder de neiging om zelfvertrouwen te koesteren dan ootmoed te beoefenen, dat bederft eerder dan dat het reinigt. Mannen, die werkelijk talent hebben, en die voelen dat ze hun deel hebben bij te dragen tot het werk Gods, zullen gebukt gaan onder de heiligheid van dat werk, zoals een wagen kreunt onder het zware gewicht der korenschoven. Nu is het de tijd om zich volkomen in te spannen teneinde de natuurlijke gevoelens van het vleselijke hart te overwinnen. ------------------------Hoofdstuk 76--De Toestand der Gemeente USG1 415 1 Onder het volk Gods is een reformatie beslist nodig. De tegenwoordige toestand der gemeente doet de vraag stellen: Is dit een correcte representatie van Hem, Die Zijn leven voor ons gaf? Zijn dit de navolgers van Christus en de broeders van hen, die hun leven niet geteld hebben? Zij, die beantwoorden aan de Bijbelse maatstaf, de Bijbelse beschrijving van Christus' volgelingen, zullen maar weinig in aantal zijn. God, de Fontein der levende wateren, verlaten hebbende, hebben ze zichzelven bakken uitgehouwen, "gebroken bakken, die geen water houden". In dat verband zei de engel: "Ge-brek aan liefde en geloof is de grote zonde, waaraan Gods volk zich momenteel schuldig maakt." Gebrek aan geloof leidt tot zorgeloosheid en tot eigenliefde en liefde voor de wereld. Die zich afscheiden van God en in verzoeking vallen, geven zich over aan grove ondeugden, want het vleselijke hart leidt tot grote boosheid. En in een dergelijke toestand bevinden zich velen van Gods belijdend volk. Terwijl ze met hun mond belijden God te dienen, zijn ze in al hun opzichten en bedoelingen verderfelijk voor Hem. Begeerte en hartstocht overheersen bij velen, niettegenstaande het heldere licht der waarheid dit gevaar laat zien en waarschuwend laat horen: Pas op, bedwing u, verzaak. "De bezoldiging der zonde is de dood." Romeinen 6 : 23. Hoewel het voorbeeld van hen, die schipbreuk hebben geleden in het geloof, als een baken staat om anderen te waarschuwen, dat ze toch niet dezelfde weg bewandelen, gaan velen toch verdwaasd hun eigen gang. Satan beheerst hun verstand en schijnt hun lichaam onder zijn macht te hebben. USG1 415 2 O, hoevelen vleien zichzelven, dat ze goed en rechtvaardig zijn, terwijl het ware licht Gods laat zien, dat ze enkel en alleen voor hun eigen genoegen leven! Van hun gehele gedrag heeft God een afschuw. Hoevelen leven niet zonder de wet! In hun diepe duisternis zijn ze over zichzelven zeer voldaan; maar laat de wet van God aan hun geweten geopenbaard worden, zoals dat bij Paulus gebeurde, dan zouden ze zien hoe ze der zonde verkocht zijn en aan hun vleselijke gezindheid moeten sterven. Het eigen-ik moet verzaakt worden. USG1 416 1 Hoe droevig en vreselijk zijn de fouten, die velen maken! Zij bouwen op zand, maar ze maken zich wijs dat ze vastgeklonken zijn aan de eeuwige Rots. Velen, die godsvrucht belijden, ijlen zo roekeloos voort en zijn zich hun gevaar zo onbewust, alsof er geen toekomstig oordeel was. Een vreselijke vergelding staat hun te wachten, en toch geven ze zich over aan begeerten en grove hartstochten; ze maken dat in het oordeel een somber levensverslag tegen hen zal uitgebracht worden. Ik verhef mijn waarschuwende stem tegen allen, die de Naam van Christus aanroepen, dat ze ophouden met hun ongerechtigheid. Reinigt uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid. Zuivert uzelven van alle vuilheid des vleses en des geestes, heiligheid vervolmakend in de vreze Gods. Gijlieden, op wie dit slaat, weet, wat ik bedoel. Zelfs gijlieden, die uw wegen verdorven hebt voor de Heere, door te delen in de alom heersende ongerechtigheid en uw ziel zwart te maken door de zonde, zelfs u nodigt Jezus uit om af te keren van uw weg, Zijn kracht aan te grijpen, en in Hem te vinden die vrede, kracht, en genade, die u meer dan overwinnaars zullen maken in Zijn naam. USG1 416 2 Het verderf van deze ontaarde eeuw heeft vele zielen bezoedeld, die beleden hebben God te dienen. Maar zelfs nu is het nog niet te laat om het kwaad te hersfellen en om te pleiten op het bloed van een gekruisigde en verrezen Heiland tot uw verzoening, wanneer ge tot inkeer komt en een behoefte aan vergiffenis gevoelt. We moeten nu waken en bidden als nooit te voren, en ophouden van hef leven een ellendig wrak te maken, opdat we niet vallen onder de kracht dér verzoeking. We moeten, als volk, niet zorgeloos worden, en onverschillig op de zonde zien. Het kamp moet nodig gereinigd worden. Allen die de naam van Christus noemen, moeten waken en bidden, en de toegangen der ziel bewaken; want Satan is bezig te verderven en te vernietigen, waar hem maar de kleinste kans geboden wordt. WANDELT IN HET LICHT USG1 417 1 Mijn broeders, God doet een beroep op u als Zijn volgelingen om in hef licht te wandelen. Het is nodig dat ge wakker wordt geschud. De zonde heerst onder ons, en die wordt niet als uitzonderlijk zondig gezien. De gevoelens van velen zijn afgestompt door het koesteren van begeerte en door familiariteit met de zonde. We moeten de hemel meer nabij komen. We kunnen groeien in genade en in de kennis dér waarheid. Wandelen in het licht en gaan in de weg van Gods geboden, houdt niet in dat we stil kunnen staan en niets uitvoeren. We moeten voorwaarts gaan. USG1 417 2 In eigenliefde, zelfverheerlijking en hovaardij schuilt veel zwakheid; maar in ootmoed ligt een grote kracht. Onze waarachtige waardigheid wordt niet gehandhaafd, wanneer we ‘t meeste aan onszelven denken, maar wanneer God een plaats inneemt in al onze gedachten, en onze harten branden van liefde voor onze Verlosser, en liefde voor onze medemensen. Eenvoud van karakter en ootmoed des harten zal geluk verschaffen, terwijl eigendunk ontevredenheid, gemor, en aanhoudende teleurstelling zal veroorzaken. Wanneer we leren minder aan onszelven, en meer aan het geluk van anderen te denken, zal dat ons goddelijke kracht verschaffen. USG1 417 3 In onze afscheiding van God, in onze hovaardij en duisternis, zoeken wij voortdurend onszelven te verheffen, en we vergeten dat nederigheid des geestes een kracht is. De kracht van onze Heiland lag niet in een sterk betoog van scherpe woorden, die zouden door-dringen tot diep in de Ziel; het was door Zijn vriendelijkheid en Zijn klare, pretentieloze manieren, dat Hij de harten in beslag nam. Hovaardij en zelfingenomenheid zijn, vergeleken met nederigheid en ootmoed, inderdaad een zwakte. We worden uitgenodigd om van Hem te leren, Die zachtmoedig was en nederig van hart; daar zullen we die rust en vrede smaken, waarnaar zo verlangd wordt. ------------------------Hoofdstuk 77--Het Verlangen Naar de Wereld USG1 418 1 De verzoeking, die Satan Jezus voor hield op de zeer hoge berg, is een van de zwaarste verzoekingen, waaraan de mensheid bloot staat. De koninkrijken der wereld in al hun heerlijkheid werden Christus door Satan als een geschenk geboden, mits Christus hem zou erkennen als een meerdere. Onze Heiland voelde de kracht van die verleiding, maar om onzentwille trad Hij die tegemoet, en overwon. Hij zou op dit punt niet op de proef zijn gesteld, zo de mens door dezelfde verleiding niet verzocht was geweest. In Zijn weerstand gaf Hij ons een voorbeeld hoe wij moeten doen, wanneer Satan tot ons persoonlijk zou komen om ons van ons standpunt der onkreukbaarheid af te brengen. USG1 418 2 Niemand kan een navolger van Christus zijn, en nochtans zijn aanhankelijkheid betonen aan de dingen der wereld.' In zijn eerste brief schrijft Johannes: "Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld lief heeft, de liefde des Vaders is niet in hem". 1 Johannes 2:15. Onze Verlosser, Die deze verzoeking van Satan in haar volle kracht tegemoet trad, is op de 1875, Vol. 3, b!z. 477--482 hoogte van het gevaar van de mens, om aan de verzoeking, de wereld lief te hebben, toe te geven. USG1 419 1 Christus vereenzelvigde Zich met de mensheid, door op dit punt de proef te doorstaan, en Hij overwon om des mensen wil. Hij heeft met waarschuwende stem gewezen op al die punten, waar Satan in zijn verzoekingen ten opzichte van de mens, de beste resultaten zou mogen verwachten. Hij wist, dat Satan de overwinning over de mens zou behalen, tenzij deze speciaal op zijn hoede was tegen de begeerte en de liefde naar wereldse rijkdommen en eer. Hij zegt: "Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; maar vergadert u schatten in de hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen; want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn". "Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal de een haten en de andere liefhebben, of hij zal de een aanhangen en de andere verachten; gij kunt niet God dienen en de Mammon." Mattheüs 6 : 19--21, 24. USG1 419 2 Hier heeft Christus ons gesteld tegenover twee meesters, God en de wereld, en heeft duidelijk het feit aangetoond dat het ons eenvoudig onmogelijk is beiden te dienen. Indien onze belangstelling in, en liefde voor de wereld, overheerst, zullen we de dingen, die bovenal onze aandacht waard zijn, niet op prijs stellen. De liefde der wereld zal de liefde Gods uitsluiten, en zal onze hoogste belangen ondergeschikt maken aan wereldse beschouwingen. Zo zal God niet zo ', n verheven plaats innemen in onze aanhankelijkheid en onze toewijding als de aangelegenheden der wereld. USG1 419 3 Onze werken zullen precies tonen tot hoever onze neiging naar aardse schatten gaat. De grootste zorgen, verlangens en arbeid worden gewijd aan wereldse belangen, terwijl eeuwigheidsbeschouwingen pas op de tweede plaats komen. Hier ontvangt Satan van de mens die eer, die hij van Christus eiste, maar niet verkreeg. Het is de zelfzuchtige liefde der wereld, die het geloof van de belijdende navolgers van Christus verderft en hen ver zwakt in zedelijke kracht. Hoe meer zij hun aardse schatten liefhebben, des te verder dwalen ze van God af, en des te minder delen ze in Zijn goddelijke natuur, hetgeen hun toch de corrupte invloeden der wereld en de gevaren, waaraan zij bloot staan, zou doen gevoelen. USG1 420 1 In Satans verzoekingen is het zijn opzet, de wereld zeer aantrekkelijk te maken. Door verlangen naar rijkdom en wereldse eer oefent hij een betoverende macht uit om de affectie's te winnen zelfs van de belijdende Christelijke wereld. Een grote groep van belijdende Christelijke mannen zal elk offer brengen om rijkdommen te vergaren en hoe beter zij in hun opzet slagen, des te minder liefde hebben ze voor de dierbare waarheid en des te minder belangstelling voor haar vooruitgang. Ze verliezen hun liefde voor God en doen als verdwaasden. Hoe meer rijkdom ze vergaren, des te armer voelen ze zich, omdat ze nog niet méér bezitten, en des te minder zullen ze geven voor het werk des Heren. USG1 420 2 De werken dier mannen, die zo ', n verdwaasde liefde voor rijkdom hebben, laten zien, dat het hun niet mogelijk is twee heren, God en de mammon, te dienen. Geld is hun god. Zijn macht vereren zij. Zij dienen de wereld in alle opzet en bedoeling. Hun eer, hetgeen hun geboorterecht is, wordt opgeofferd aan werelds gewin. Deze overheersende macht beheerst hun verstand en zij zullen de wet Gods overtreden om het persoonlijke belang te dienen en hun aardse schaften fe vermeerderen. DIENSTKNECHTEN VAN DE MAMMON USG1 420 3 Velen kunnen de godsdienst van Christus belijden, die de letter of de beginselen van Christus' beleringen niet liefhebben noch daarop acht slaan. Het beste van hun krachten geven ze aan de jacht naar bezit en ze buigen zich voor de mammon. Het is alarmerend, dat zo velen door Satan misleid worden en dat hun verbeelding geprikkeld wordt door hun schitterende vooruitzichten van werelds gewin. Zij worden verdwaasd door het vooruitzicht van een volmaakt geluk, wanneer ze hun doel maar kunnen bereiken om zich welstand en eer in de wereld te verschaffen. Satan verzoekt hen met het verlokkende beeld, "Dit alles zal ik u geven", al deze macht, al deze welstand, waarmee gij zoveel goeds kunt verrichten. Maar wanneer het doel, waarvoor ze gezwoegd hebben, bereikt is, hebben ze geen gemeenschap met de barmhartige Verlosser, Die hen zou doen delen in de goddelijke natuur. Zij hangen aan hun aardse schatten, en verachten de zelfverloochening en zelfopoffering, welke Christus eist. Ze hebben geen zin om te geven van hun geliefde aardse schatten, waarop ze hun hart hebben gezet. Ze zijn van meester verwisseld; ze hebben de mammon aangenomen in de plaats van Christus. De mammon is hun god, en de mammon dienen ze. USG1 421 1 Satan heeft de aanbidding van die misleide zielen verkregen door hun verlangen naar rijkdom. De verandering heeft zo ondoorzichtelijk plaats gevonden en Satans macht is zo misleidend, zo geslepen, dat ze de wereld gelijkvormig zijn geworden, en niet bemerken, dat ze van Christus zijn afgedwaald en niet langer Zijn dienstknechten zijn, dan enkel in naam. USG1 421 2 Satan gaat met mensen nog omzichtiger om dan hij deed met Christus in de woestijn, want hij is gewaarschuwd, dat hij daar zijn doel voorbij schoot. Hij is een overwonnen vijand. Hij komt niet tot de mens op de man af, noch vraagt hij om een openlijke aanbidding. Hij vraagt enkel de mensen om hun hart te plaatsen op de goede dingen dezer wereld. Slaagt hij er in, hart en ziel te winnen, dan vervagen de hemelse dingen van zelven. Alles wat hij de mens vraagt, is, dat deze zich buigt onder de bedriegelijke kracht van zijn verzoekingen, om de wereld lief te hebben, rang en positie lief te hebben, geld lief te hebben en zijn hart te plaatsen op aardse schatten. Wanneer hij daarin slaagt, verkrijgt hij alles wat hij aan Christus gevraagd heeft. BEVRIJDING DOOR CHRISTUS USG1 421 3 Het voorbeeld van Christus toont ons dat onze enige hoop om te overwinnen, ligt in een voortdurend weerstand bieden aan de aanvallen van Satan. Hij, die triom feerde over de vijand der zielen in de strijd der verzoeking, kent Satans macht over de mensheid en heeft hem overwonnen ten dienste van ons. Als overwinnaar heeft Hij ons het voordeel gegeven van Zijn overwinning, opdat wij in onze pogingen om de verzoekingen van Satan te weerstaan, onze zwakheid met Zijn sterkte, onze nietswaardigheid met Zijn verdiensten kunnen verbinden. En, geschraagd onder zware verzoeking door Zijn blijvende kracht, kunnen wij weerstand bieden in Zijn almachtige Naam, en overwinnen zoals Hij overwon. USG1 422 1 Het was door een onuitsprekelijk lijden dat onze Verlosser de verlossing onder ons bereik bracht. In deze wereld werd Hij niet geacht en niet gekend, opdat Hij door Zijn wonderlijke minzaamheid en nederigheid de mens kon verheffen om in Zijn Koninklijke hoven hemelse eer en eeuwige blijdschap te ontvangen. Zal de gevallen mens dan morren omdat de hemel enkel kan verkregen worden door strijd, zelfvernedering en harde arbeid? USG1 422 2 Menig hovaardig hart stelt de vraag: Waarom moet ik mij verootmoedigen en tot inkeer komen alvorens ik de verzekering kan krijgen dat God mij aanneemt en mij de eeuwige beloning schenkt? Waarom is de weg naar de hemel niet wat minder moeilijk begaanbaar, prettiger en aantrekkelijker? Wij wijzen al die twijfelzuchtige, morrende mensen naar ons grote Voorbeeld, als Hij lijdt onder het gewicht van ‘s mensen schuld, en in Zijn hongerlijden de zwaarste folteringen moet doorstaan. Hij was zonder zonde, en meer dan dit, Hij was de Vorst des hemels; maar ter wille van de mens is Hij zonde geworden voor de mensheid. "Om onze overtreding is Hij verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Jesaja 53 : 5. USG1 422 3 Christus offerde alles op voor de mens om hem in staat te stellen de hemel te winnen. Nu staat het aan de gevallen mens om te laten zien wat hij persoonlijk zal opofferen om Christus' wil, opdat hij de eeuwige heerlijkheid zal verkrijgen. Die een juist begrip hebben van de grootheid der zaligheid en van de kosten daarvan, zullen nooit morren dat ze in tranen moeten zaaien, en dat strijd en zelfverloochening des Christens deel zijn in dit leven. De voorwaarden tot zaligheid voor de mens zijn door God verordineerd. Zelfvernedering en het dragen van het kruis zijn de getroffen voorzieningen, waardoor de berouwvolle zondaar troost en vrede zal vinden. De gedachte dat Jezus Zich onderwierp aan een vernedering en een offer, dat van de mens nooit gevraagd zal worden, moest elke morrende stem het zwij-gen opleggen. De zoetste vreugde zal de mens smaken door zijn oprecht berouw tegenover God over de overtreding van Zijn wet, en door zijn geloof in Christus als des zondaars Verlosser en Voorspraak. USG1 423 1 Mensen werken bovenmatig om de schatten van dit leven te verwerven. Ze zwoegen en getroosten zich moeite en ontbering om wat werelds gewin te behalen. Waarom zou de zondaar minder bereid zijn te verdragen, te lijden, en offers te brengen om zich een onvergankelijke schat, een leven dat parallel loopt met het leven Gods, een kroon van onsterfelijke heerlijkheid, die niet vergaat, te verwerven? De oneindige schatten des hemels, het erfdeel, waarvan de waarde boven alle verwachting uitgaat, met een eeuwig gewicht aan heerlijkheid, moet verkregen worden, wat ook de kosten zijn. Wij moeten niet morren onder zelfverloochening, want de Heere des levens en der heerlijkheid heeft dat voor ons verdragen. Lijden en ontbering moeten we niet uit de weg gaan, want de Majesteit des hemels heeft dit alles geaccepteerd ten bate der zondaars. Moeten we comfort en geriefelijkheid opofferen, dan moeten we ons daarover heen zetten, want ook dit heeft de Verlosser der wereld voor ons gedaan. Al zouden we al onze zelfverloochening, ontberingen, en offers nu eens breed uitmeten, dan zouden we nog in alle opzichten ver ten achterstaan bij de Vorst des levens. Welk offer we ook gebracht hebben, het verzinkt in het niet wanneer we dat gaan vergelijken met dat wat Christus bracht om onzentwille. ------------------------Hoofdstuk 78--Vermetelheid USG1 424 1 Er zijn personen, die een roekeloze geest hebben, hetgeen ze houden voor moed en dapperheid. Onnodig brengen ze zichzelven in gevaren, en stellen zich zo bloot aan verzoekingen, dat er een mirakel Gods vereist zou worden om hen daaruit onbezeerd en onbevlekt te voorschijn te halen. Satans verzoeking ten opzichte van de Heiland der wereld, om Zich van de tinne des tempels te werpen, werd vastberaden tegemoet getreden en weerstaan. Satan citeerde een belofte Gods, als zekerheid dat Christus dit uit hoofde van deze belofte in alle veiligheid kon doen. Christus trad de verzoeking schriftuurlijk tegemoet en zei: "Er is geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken". Mattheüs 4 : 7. De enige veilige weg voor Christenen is, de vijand af te slaan met Gods Woord. Satan dringt mensen naar plaatsen, waar God niet wil dat ze heengaan, en komt dan met de Schrift om zijn suggesties te rechtvaardigen. USG1 424 2 Gods kostelijke beloften zijn niet gegeven om de mens een vermetele weg te doen gaan, of dat hij zich daarop kan beroepen wanneer hij zich onnodig in gevaar begeeft. De Here eist van ons dat we voortgaan vol nederig vertrouwen op Zijn voorzienigheid. "Het staat niet aan een man om te gaan en zijn schreden te richten." Jeremia 10:23 (N.V.). In God ligt onze voorspoed en ons leven. Niets wat men doet zal gedijen, zonder de toestemming en zegen Gods. Hij kan Zijn hand zetten om ons voorspoed en zegen te geven, of Hij kan Zijn hand tegen ons keren. "Wentel uw weg op de Here en vertrouw op Hem; Hij zal het maken." Psalm 37 : 5. Van ons, als kinderen Gods, wordt verwacht een blijvend standvastig Christelijk karakter. We moeten voorzichtigheid, omzichtigheid en nederigheid ter harte 1875, Vol. 5, blz. 482--485 nemen, en onze wandel moet omzichtig zijn voor degenen, die buiten staan. Nochtans mogen we in geen enkel opzicht ons beginsel prijs geven. USG1 425 1 Onze enige veiligheid ligt daarin dat we de duivel geen plaats geven, want zijn inblazingen en doelstellingen zijn er op gericht ons kwaad te doen en ons van ons Godsvertrouwen af te brengen. Hij verandert zich in een engel der reinheid, opdat hij, door zijn voor het oog aangename verleidingen, zijn bedenkselen zo kan invoeren, dat we zijn sluwheid niet onderscheiden. Hoe meer wij daaraan voet geven, des te sterker zal zijn misleiding over ons zijn. Het is niet veilig om met hem te gaan disputeren of te praten. Voor elk voordeel dat we de vijand geven, zal hij nog meer eisen. Onze enige veiligheid ligt daarin dat we de eerste uitlokking tot vermetelheid krachtig weerstand bieden. Door de verdiensten van Christus heeft God ons voldoende genade gegeven Satan te weerstaan en meer dan overwinnaars te worden. Weerstand staat gelijk met succes. "Wederstaat de duivel en hij zal van u vlieden." Jacobus 4 : 7. Die weerstand moet krachtig en vastberaden zijn. We verliezen alles wat we gewonnen hebben, wanneer we vandaag weerstand bieden om morgen het terrein prijs te geven. DE BELANGRIJKHEID VAN HET WERK DER VROUWEN USG1 425 2 De zonde dezer eeuw is de minachting voor Gods uitdrukkelijke geboden. De macht van de invloed, gaande in een verkeerde richting, is bijzonder groot. Eva had alles wat in haar behoeften voorzag. Er ontbrak niets aan haar geluk, maar een ongetemperde begeerte deed haar verlangen naar de vrucht van de enige boom, die God verboden had. Ze had de vrucht van de boom der kennis niet nodig, maar ze liet haar begeerte en nieuwsgierigheid heersen over haar rede. In haar huis in Eden was zij naast haar man volmaakt gelukkig; maar, evenals de rusteloze moderne Eva's, maakte ze zichzelve wijs dat er een hogere sfeer was dan die, welke God haar had toegewezen. Maar in haar pogen om hoger te klimmen dan haar oorspronkelijke positie, maakte zij in verge lijking daarmede juist een diepe val. Dit zal zeer zeker ook het resultaat zijn met de Eva's van het tegenwoordige geslacht, wanneer ze verzuimen opgewekt haar dagelijkse levensplichten te vervullen overeenkomstig Gods plan. USG1 426 1 Er valt een werk te doen voor de vrouwen, dat zelfs belangrijker en verheffender is, dan de plichten van de koning op zijn troon. Ze kunnen het verstand van haar kinderen leiden en zo hun karakter vormen, dat ze tot nut zijn in deze wereld, en dat ze zonen en dochteren Gods worden. Ze moeten hun tijd te kostbaar achten om die door te brengen in de balzaal of met nodeloze ar-beid. Er is genoeg noodzakelijk en belangrijk werk te doen in deze noodlijdende, ellendige wereld, dan dat men kostbare tijd zal gaan vermorsen voor opschik en uiterlijk vertoon. Dochters van de hemelse Koning, leden van het Koninklijke gezin, zullen de last der verantwoordelijkheid gevoelen om te komen tot een hoger leven, opdat ze in een nieuwe gemeenschap met de hemel mogen komen en zullen samenwerken met de Verlosser der wereld. Die met dat werk bezig zijn, zullen zich niet verdiepen in de modes en dwaasheden, welke geest en hart van de vrouwen in dit laatste der dagen in beslag nemen. Wanneer ze werkelijk dochteren Gods zijn, dan zullen ze delen in de goddelijke natuur. Ze zullen met ontferming bewogen zijn, zoals dat hef geval was met hun goddelijke Verlosser, wanneer ze de verderfelijke invloeden in de maatschappij constateren. Ze zullen medevoelen met Christus, en in hun sfeer, wanneer ze daarvoor de bekwaamheid en de gelegenheid hebben, zullen ze werken om zinkende zielen te redden, zoals Christus in Zijn verheven sfeer werkte ten gunste van de mens. MANNEN EN VROUWEN GELIJK GESCHAPEN USG1 426 2 Een verzuim van de zijde der vrouw om Gods plan ten aanzien van haar schepping na te volgen, een pogen om belangrijke positie's te verkrijgen, tot welker vervulling Hij haar niet gekwalificeerd heeft, laat de positie open, die ze had kunnen innemen. Door zich buiten haar sfeer te plaatsen verliest ze haar ware vrouwelijke waardigheid en zieleadel. Toen God Eva schiep, beoogde Hij, dat zij noch onder noch boven de man zou staan, maar dat ze in alle opzichten zijn gelijke zou zijn. Het heilige paar zou geen belangen hebben, onafhankelijk van elkander, en nochtans bezat ieder een persoonlijkheid in denken en doen. Maar na Eva's zonde, zijnde de eerste die in overtreding was, vertelde de Here haar dat Adam over haar zou heersen. Ze zou zich moeten onderwerpen aan haar echtgenoot, en dit was een onderdeel van de vloek. In talloze gevallen heeft de vloek het lot der vrouw kwellend, en haar leven tot een last gemaakt. De superioriteit, die God aan de man heeft gegeven, heeft hij in vele opzichten misbruikt door het uitoefenen van willekeurige macht. Oneindige wijsheid bedacht het verlossingsplan, dat de mensheid opnieuw een proeftijd toekent, door hun nogmaals een kans te geven. EEN WAARSCHUWING VOOR DE ARBEIDERS GODS USG1 427 1 Satan gebruikt mensen als zijn handlangers, om diegenen, die God liefhebben, tot vermetelheid te brengen; vooral is dit het geval met hen, die misleid zijn door het spiritualisme. Spiritualisten in het algemeen erkennen Christus niet als de Zoon van God, en door hun ongeloof verleiden ze vele zielen tof vermetele zonden. Ze maken er zelfs aanspraak op dat zij boven Christus staan, zoals dat ook het geval was met Satan in zijn strijd met de Vorst des levens. Spiritualisten, wier zielen besmeurd zijn door zonden van een revolutionnair karakter, en wier geweten is toegeschroeid, durven de naam van de vlekkeloze Zone Gods op hun bezoedelde lippen te nemen en op godslasterlijke wijze brengen ze Zijn meest verheven naam in contact met de vuilheid, die hun eigen verdorven natuur aankleeft. USG1 427 2 Mannen, die deze verdoemelijke ketterijen invoeren, zullen degenen, die Gods Woord brengen, uitdagen om met hen in debat te treden; en sommigen, die de waarheid leren, hebben niet de moed gehad om zich afzijdig te houden van die groep, die in Gods Woord als getekenden staan vermeld. Sommigen van onze predikers hebben niet de zedelijke moed gehad om tot die mannen te zeggen: God heeft in Zijn Woord ons tegen u gewaarschuwd. Hij heeft ons een ware beschrijving gegeven van uw karakter en van de ketterijen, die gij aanhangt. Liever dan dit soort mensen een schijn van triomf te geven, of zich van lafheid te laten beschuldigen, zijn sommigen van onze predikers met hen in openbaar debat getreden. Maar in hun discussie met spiritualisten, staan zij niet enkel tegenover de mens, maar tegenover Satan en zijn engelen. Ze brengen zichzelven in verbinding met de machten der duisternis en bemoedigen de boze engelen om hen heen. USG1 428 1 Spiritualisten willen publiciteit geven aan hun ketterijen; en predikers, die de boodschappers zijn van de Bijbelse waarheid, helpen hen daarin, wanneer ze er in toestemmen met hen in debat te treden. Zij buiten hun kansen uit om hun dwaalleer den volke bekend te maken, en in elk debat dat ze hebben, zullen zielen misleid worden. Het beste dat we kunnen doen, is ons van hen afzijdig te houden. USG1 428 2 Vermetelheid is een vaak voorkomende verzoeking, en als Satan daarmee bij de mensen aankomt, behaalt hij in negen van de tien keren de overwinning. Die belijden navolgers van Christus te zijn, en er door hun geloof aanspraak op maken dat ze deel nomen aan de strijd tegen alle mogelijke kwaad in zijn wezen, vallen vaak onnadenkend in verzoekingen, waaruit zij slechts door een wonder onbezoedeld konden uitgetrokken worden. Meditatie en gebed zouden hen bewaard hebben en zouden hen de critieke, gevaarlijke positie hebben doen mijden, waarin ze zichzelven brachten toen ze Satan zijn net over hen lieten uitwerpen. We kunnen maar niet in eens aanspraak maken op de beloften Gods, wanneer we ons roekeloos in gevaar hebben gestort, terwijl we de wetten der natuur overtreden, en voorzichtigheid en het oordeel dat God op ons heeft gelegd, veronachtzamen. Dit is de schandelijkste vermetelheid. ------------------------Hoofdstuk 79--De Macht van de Eetlust USG1 429 1 Een van de sterkste verleidingen, waar tegenover de mens komt te staan, is die ten aanzien van de eetlust. Tussen de geest en het lichaam bestaat een mysterieuze en wonderlijke verhouding. Ze reageren op elkander. Voorop in de studie van ons leven moet staan het houden van het lichaam in een gezonde toestand, ten einde kracht te ontwikkelen, zodat ieder onderdeel van de levende machine harmonisch functionneert. Verwaarlozing van het lichaam staat gelijk met de verwaarlozing van de geest. Het kan niet tot heerlijkheid van God zijn, wanneer Zijn kinderen een ziekelijk lichaam en een onontwikkeld verstand hebben. Geeft men aan de smaak toe ten koste van de gezondheid, dan is dat een snode benadeling van de zintuigen. Die in enig opzicht onmatig zijn, hetzij in eten of in drinken, vermorsen hun physieke energie en verzwakken de zedelijke kracht. Op de overtreding van de physieke wet zullen ze de terugslag voelen. USG1 429 2 De Verlosser van de wereld wist dat toegeven aan de eetlust, aan de begeerte, lichamelijke verzwakking ten gevolge zou hebben, en de waarnemingsorganen zo zou doen afstompen, dat men heilige en eeuwige dingen niet meer zou kunnen onderscheiden. Christus wist dat de wereld zich aan gulzigheid zou overgeven en dat deze onmatigheid de zedelijke krachten zou verderven. Wanneer dat toegeven aan de eetlust zo sterk in de mensheid is geworteld, dat de Zone Gods, om de kracht daarvan te breken, fen bate van de mens bijna zes weken moest vasten, welk een werk valt er dan te doen voor de Christen, opdat hij kan overwinnen zoals Christus overwon! De kracht van de verzoeking om aan een verdorven eetlust toe te geven kan men enkel afmeten aan de onuitsprekelijke 1875, Vol. 3, blz. 485--49 angst van Christus gedurende dat lange vasten in de woestijn. USG1 430 1 Christus wist, dat, wilde Hij het plan der zaligheid met succes uitdragen, Hij het werk der verlossing van de mens juist daar beginnen moest, waar de val zijn oorzaak had. Adam viel door toe te geven aan de begeerte. Ten einde de mens zijn verplichtingen om de wet van God te gehoorzamen, te doen inzien, begon Christus Zijn verlossingswerk door een reformatie aan te brengen in de physische gewoonten van de mens. Het zedelijk verval en de ontaarding van het ras kunnen hoofdzakelijk toegeschreven worden aan het toegeven aan een verdorven eetlust. USG1 430 2 Er rust een plechtige verantwoordelijkheid op allen, maar vooral op onze geestelijken, die de waarheid brengen, om op dit punt der begeerte te overwinnen. Hun geschiktheid zou veel groter zijn wanneer ze hun begeerten en passies zouden beheersen, en hun verstandelijke en zedelijke krachten zouden sterker zijn, wanneer ze lichamelijke arbeid met de oefening des verstands zouden combineren. Met strikte matigheidsgewoonten, en met een combinatie van lichamelijke en verstandelijke arbeid, zouden ze veel meer tot stand brengen, en een heldere geest bewaren. Zouden ze die weg bewandelen, dan zouden hun gedachten en woorden rijkelijker vloeien, dan zou er veel meer kracht zitten achter hun arbeid op godsdienstig terrein en zouden ze veel meer indruk maken op hun toehoorders. ONMATIGHEID IN HET ETEN USG1 430 3 Onmatigheid in het eten, zelfs van de beste kwaliteit voedsel, zal een verzwakkende invloed op het gestel uitoefenen, en zal de fijnere en heiliger gevoelens afstompen. Absolute matigheid in eten en drinken is ten zeerste nodig voor het houden in een gezonde staat en voor een krachtige werking van al de functies van het lichaam. Absolute matigheidsgewoonten, samengaande zowel met het oefenen der spieren als ook van de geest, zal zowel de verstandelijke als lichamelijke kracht beschermen, en zal doorzettingsvermogen geven aan allen die in de wijngaard werken, aan redactieleden, kortom aan allen die een zittend leven leiden. Met al ons belijden van de gezondheidsreformatie, eten wij, als volk, te veel. Het toegeven aan de eetlust is de grootste oorzaak van lichamelijke en verstandelijke verzwakking, en is als ‘t ware het fundament van de zwakte, die overal te constateren is. USG1 431 1 Onmatigheid begint al aan onze tafels in het gebruik van ongezond voedsel. Door aanhoudend maar toe te geven, verzwakken na een poosje onze verteringsorganen, en de gebruikte spijzen bevredigen de eetlust niet. Ongezonde toestanden gaan zich dan voordoen en er ontstaat een sterk verlangen naar prikkelender spijzen. Thee, koffie, en vleesspijzen brengen een onmiddellijk effect te weeg. Onder de invloed van deze giffen wordt het zenuwgestel geprikkeld, en in sommige gevallen, voor zover als het duurt, schijnt het dat het intellect versterkt en de verbeelding levendiger wordt. Omdat deze stimulansen voor een tijdje zulke aangename resultaten afwerpen, concluderen velen dat ze die werkelijk nodig hebben en ze gaan ze geregeld gebruiken. Maar er volgt altijd een reactie. Het zenuwgestel, dat overmatig geprikkeld is, leent kracht voor direct gebruik van zijn toekomstige krachtsbronnen. Deze tijdelijke versterking van het gestel wordt gevolgd door een inzinking. Zoals de stimulansen tijdelijk het organisme kracht geven, zo zal verhoudingsgewijs ook de inzinking zijn van de kracht der geprikkelde organen nadat de prikkeling haar kracht verloren heeft. De smaak wordt zo gevormd dat ze verlangt naar nog krachtiger stimulans, waardoor het prettige gevoel sterker zal worden en langer zal duren, totdat dat toegeven een gewoonte wordt en er een voortdurend hunkeren ontstaat naar nog sterker prikkelingen, zoals tabak, wijn en sterke drank. Hoe meer aan de eetlust, de begeerte wordt toegegeven, des te vaker zal zij steeds vragen en des te moeilijker zal ze te beheersen zijn. Hoe zwakker het organisme wordt en hoe minder het capabel is te functionneren zonder onnatuurlijke stimulantsen, des te meer zal de hartstocht voor deze dingen toenemen, tof de wil geen kracht meer heeft, en er geen kracht meer schijnt te bestaan om het onnatuurlijke verlangen naar deze genotmiddelen de kop in te drukken. DE ENIGE VEILIGE WEG USG1 432 1 De enige veilige weg ten aanzien van thee, koffie, wijn, tabak, opium en alcoholische dranken is, raak niet, smaak niet, roer niet aan. De noodzakelijkheid voor de mensen van dit geslacht, om tot hun hulp te roepen de kracht der wil, gesterkt door de genade Gods, ten einde de verzoeking van Satan te weerstaan en de minste aandrang van een verdorven begeerte tegen te gaan, is tweemaal zo groot als het verscheidene geslachten in het verleden was. Maar het tegenwoordige geslacht heeft in veel mindere mate de kracht der zelfbeheersing dan degenen, die toen leefden. Die hebben toegegeven aan de begeerte naar deze stimulansen, hebben hun ontaarde begeerten en passies overgebracht op hun kinderen; en nu wordt een grotere zedelijke kracht vereist om aan die onmatigheid in al haar vormen weerstand te bieden. De enige volmaakt veilige weg in deze is onthouding, en zich niet begeven op het gevaarlijke pad. USG1 432 2 Het grote doel, waarom Christus dit lange vasten in de woestijn doorstond, was om ons de noodzakelijkheid van zelfverloochening en onthouding te doen inzien. Dit werk moet beginnen aan onze tafels en moet absoluut doorgevoerd worden in alle levensaangelegenheden. De Verlosser der wereld kwam van uit de hemel om de mens in zijn zwakheid bij te staan, opdat, in de kracht die Jezus hem verschafte, hij sterk zou worden om begeerte en passie te overwinnen, en op elk punt overwinnaar kon zijn. USG1 432 3 Vele ouders geven richting aan de smaak van hun kinderen en vormen hun begeerten. Ze laten toe dat ze vleesspijzen eten, en koffie en thee drinken. De zeer gekruide vleesgerechten en de thee en koffie, die de kinderen op moeders aandringen gebruiken, bereiden voor hen de weg om naar sterker stimulansen; zoals tabak, te verlangen. Het gebruik van tabak moedigt de begeerte naar alcohol aan, en het gebruik van tabak en alcohol verzwakt zeer zeker hun zenuwgestel. USG1 433 1 indien de morele gevoeligheid der Christenen kan opgewekt worden ten aanzien van het onderwerp der matigheid in alle dingen, konden ze, door hun voorbeeld, en beginnende aan hun tafel, diegenen helpen, die zwak staan in hun zelfbeheersing, die doorgaans geen kracht bezaten om de drang hunner begeerten te weerstaan. Konden we ons realiseren dat de gewoonten die we vormen in dit leven onze eeuwige belangen beïnvloeden, dat ons eeuwig lot van onze absolute matigheidsgewoonten afhangt, dan zouden we een strikte matigheid in eten en drinken toepassen. Door ons voorbeeld en persoonlijke inspanning konden we het instrument zijn om vele zielen te bewaren voor de schande tengevolge van onmatigheid, misdaad, en doodslag. Onze zusters kunnen veel bereiken in hef grote werk voor de zaligheid van anderen, door op hun tafels enkel gezonde, voedzame spijzen op te dienen. Ze kunnen hun kostbare tijd gebruiken door ten aanzien van de smaak en de eetlust hunner kinderen leiding te geven, door het aankweken van matigheidsgewoonten in alle dingen en het aanmoedigen van zelfbeheersing en welwillendheid tegenover anderen. USG1 433 2 Niettegenstaande het voorbeeld, dat Christus ons gaf in de woestijn der verzoekingen door de begeerte tegen te gaan en haar kracht te overwinnen, zijn er vele Christelijke moeders, die door haar voorbeeld en de opvoeding die ze geven aan haar kinderen, veroorzaken dat ze later gulzigaards en wijnzuipers worden. Kinderen wordt vaak toegestaan, te eten wat ze willen en wanneer ze willen, zonder aan de gezondheid te denken. Tal van kinderen worden van af dat ze baby's zijn opgevoed tof smulpapen. Door toe te geven aan de eetlust gaan ze reeds op jeugdige leeftijd lijden aan een slechte spijsvertering. Zelfbevrediging en onmatigheid in het eten groeien met hun wassen en worden sterker met hun sterker worden. Verstandelijke en physieke kracht gaan te gronde door de toegevendheid der ouders. Er wordt een verlangen gewekt naar bepaalde spijzen, waarvan ze geen vrucht maar alleen nadeel zullen hebben; en wanneer het organisme overbelast wordt, verzwakt het gestel. VOORDELEN VAN LICHAAMSOEFENING USG1 434 1 Predikanten, leraars en studenten handelen niet zo verstandig als ze wel moesten ten opzichte van lichaamsoefening in de open lucht. Ze verwaarlozen deze plicht, die toch zo noodzakelijk is voor het behoud der gezondheid. Uit de aard der zaak brengen ze hun tijd door met hun boeken, maar ze eten het rantsoen van een werk-man. Door die gewoonten worden sommigen corpulent, want het gestel wordt te veel bezwaard. Anderen worden mager, zwak en slap, omdat hun vitale krachten zich uitputten door de verwerking van dat te vele voedsel; de lever wordt overbelast, en is niet in staat de onreinheden in het bloed af fe scheiden wat ziekte ten gevolge heeft. Wanneer lichaamsoefening gecombineerd werd met gees-telijke arbeid, zou dat de bloedsomloop stimuleren, de werking van het hart zou beter zijn, onreine bestanddelen zouden afgescheiden worden, en nieuwe levenskracht zou men ervaren in elk deel van het lichaam. USG1 434 2 Wanneer de geest van predikanten, leraars en studenten zich steeds bezig houdt met de studie, en het lichaam elke beweging ontzegd wordt, dan worden de gevoelszenuwen overbelast, terwijl de werkzenuwen niets uitvoeren. Waar nu alles komt te rusten op de verstandsorganen, worden ze overwerkt en verzwakt, terwijl de spieren, omdat ze niet gebruikt worden, hun kracht verliezen. Men gevoelt er niets voor de spieren te oefenen door het doen van lichaamsarbeid, omdat men alle inspanning als een last schijnt te voelen. ARBEIDERS VAN CHRISTUS MOETEN EEN VOORBEELD ZIJN USG1 434 3 Arbeiders van Christus moeten, waar ze belijden Zijn representanten te zijn, Zijn voorbeeld volgen en moeten bovenal gewoonten van strikte matigheid aankweken. Zij moeten het leven en voorbeeld van Christus de mensen voor ogen houden door hun eigen leven van zelfverloochening, zelfopoffering en arbeid voor anderen. Christus overwon de begeerte ten bate van de mens, en in Zijn plaats moeten ze anderen een voorbeeld stellen, waard ter navolging. Die de noodzakelijkheid niet inzien om te streven naar de overwinning op het punt der begeerte, zullen in gebreke blijven om grote overwinningen te behalen, waar zij dat hadden kunnen doen en zullen de slaven worden van begeerte en lust, die de beker der ongerechtigheid bijna doen overlopen van hen, die de aarde bewonen. USG1 435 1 Mannen, die aangesteld zijn om aan de wereld de laatste waarschuwingsboodschap te brengen, een boodschap die beslissend is voor het lot der zielen, moeten in hun eigen leven de waarheden, die ze anderen prediken, practisch uitleven. Ze moeten voor de mensen voorbeelden zijn in hun eten en in hun drinken, als ook in hun ingetogen gesprekken en gedrag. Gulzigheid, het toegeven aan lagere driften en ernstige zonden, worden door tal van representanten van Christus in onze gehele wereld verborgen onder het kleed der heiligheid. Er zijn mannen van een uitstekende natuurlijke bekwaamheid, wier werk niet de helft tof stand brengt van wat ze had-den kunnen bereiken, indien ze matig in alle dingen geweest waren. Het toegeven aan begeerte en passie verduistert het verstand, vermindert de lichaamskracht en verzwakt de morele kracht. Hun gedachten zijn niet helder. Hun woorden zijn niet met kracht bezield, worden niet levend gemaakt door de Geest van God om de toehoorders in hun hart te treffen. USG1 435 2 Zoals onze stamouders het Paradijs verloren door toe te geven aan de begeerte, zo ligt onze enige hoop om Eden terug te winnen, door begeerte en driften standvastig weerstand te bieden. Matigheid in diëet en het beheersen van alle passies zullen het intellect beschermen, en verstandelijke en zedelijke kracht verlenen, waardoor de mensen in staat gesteld worden al hun voorliefde onder de controle te brengen van de hogere machten en goed en kwaad, het heilige en het gewone te kunnen onderscheiden. USG1 436 1 Allen die een juist begrip hebben van het offer, dat Christus bracht door Zijn hemels tehuis te verlaten om naar deze wereld te komen, opdat Hij door Zijn eigen leven de mens zou tonen, hoe de verzoeking te weerstaan, zullen blijmoedig het eigen-ik verloochenen en deelgenoten van Christus in Zijn lijden willen worden. BEHEERST DOOR EEN VERLICHT GEWETEN USG1 436 2 De vreze des Heren is het beginsel der wijsheid. Die overwinnen zoals Christus overwon, zullen aanhoudend op hun hoede moeten zijn tegen de verleidingen van Satan. Begeerte en passies moeten beteugeld en beheerst worden door een verlicht geweten, opdat het intellect onverzwakt, de onderscheidingsvermogens helder blijven, zodat de werkingen van Satan en zijn listen niet aangezien worden voor de voorzienigheid Gods. Velen zien verlangend uit naar de uiteindelijke beloning en de overwinning, die de overwinnaars ten deel zullen vallen, maar zijn niet bereid zich gezwoeg, ontbering en zelfverloochening te getroosten, zoals dat het geval was bij onze Verlosser. Alleen door gehoorzaamheid en voortdurende inspanning zullen we overwinnen zoals Christus overwon. USG1 436 3 De overheersende macht der begeerte zal de ondergang ten gevolge hebben van duizenden, terwijl, zouden ze op dit punt overwonnen hebben, ze de zedelijke kracht bezeten zouden hebben om over elke andere verleiding van Satan de zegepraal te behalen. Maar die slaven der begeerte zijn, zullen in gebreke blijven een christelijk karakter te vervolmaken. De aanhoudende overtreding van de mens gedurende zesduizend jaren heeft ziekte, kommer, en dood teweeg gebracht. En naar mate wij dichter bij de afsluiting des tijds komen, zal Satans verleiding om toe te geven aan de begeerte, aan de eetlust" sterker worden en moeilijker om te overwinnen. USG1 436 4 Begin bij u thuis. Het matigheidswerk moet beginnen in onze gezinnen, aan onze tafels. Moeders hebben een belangrijke taak om door correcte tucht en opvoeding, aan de wereld de kinderen te geven, die bekwaam zijn om welke positie ook te bekleden, en die ook opgaan in de huiselijke plichten. USG1 437 1 Het werk van de moeder is bijzonder belangrijk en geheiligd. Zij moet haar kinderen van de wieg af leren om zelfverloochening en zelfbeheersing in praktijk te brengen. Wanneer haar tijd grotendeels in beslag genomen wordt door de dwaasheden van deze ontaarde eeuw, wanneer kleding en feestjes op haar kostbare tijd beslag leggen, zullen haar kinderen niet die opvoeding ontvangen, welke ze toch nodig moeten krijgen om juiste karakters te vormen. Het verlangen van de christelijke moeder moet niet enkel uitgaan naar het uiterlijke, maar naar een gezond gestel en zedelijk karakter voor haar kinderen. USG1 437 2 Vele moeders, die de overal heersende onmatigheid bejammeren, zien niet diep genoeg om de oorzaak te ontdekken. Elke dag bereiden ze een variëteit van schotels en sterk gekruide spijzen, die de eetlust bekoren en teveel eten aanmoedigen. De tafels van ons volk in Amerika zijn doorgaans toebereid op een wijze, dat men dronkaards kweekt. Begeerte is het overheersend principe bij een grote klasse. Wie aan de begeerfe toegeeft om te vaak te eten, terwijl de spijzen dan niet van een gezonde kwaliteit zijn, verzaakt zijn kracht om de drang der begeerte en hartstocht in andere opzichten te weerstaan in die mate als hij de neiging tot incorrecte eetgewoonten heeft gesterkt. Moeders moeten haar verplich-ting tegenover God en de wereld steeds voor ogen houden, om voor de samenleving kinderen met goed ontwikkelde karakters klaar te maken. Mannen en vrouwen die hun levenstaak aanvangen met vaste beginselen, zullen zich onbesmet staande houden te midden van hef zedelijk verderf dezer corrupte eeuw. -- 1875, Vol. 3, blz. 562, 563. USG1 437 3 Gezien een gezonde geestestoestand afhangt van de normale conditie der vitale krachten, zal men zorg dragen dat noch stimulans, noch verdovende middelen gebruikt worden. USG1 438 1 Tabak is een langzaam, arglistig vergif, en zijn uitwerkingen op het gestel zijn moeilijker te verhelpen dan die van alcohol. Welke macht kan de verslaafde aan tabak uitoefenen om de groei der onmatigheid tot stilstand te brengen? Er moet in onze wereld een revolutie plaats grijpen ten aanzien van de tabak, alvorens de bijl ge-legd wordt aan de wortel van de boom. We zullen het onderwerp nog nauwer nemen. Thee en koffie wekken de begeerte op, die dan nog naar sterker stimulansen haakt, zoals tabak en alcohol. En we benaderen het punt nog dichter, namelijk in eigen huis in verband met de dagelijkse maaltijden, de tafels, toebereid in de christelijke gezinnen. Wordt de matigheid in alle dingen uitgeoefend? Worden de hervormingen, die voor de gezondheid en het geluk nodig zijn, daar ingesfeld? USG1 438 2 Elk waar Christen zal zijn begeerte en lusten beheersen. Wanneer hij niet bevrijd is uit de banden en de slavernij der begeerte, kan hij geen ware, gehoorzame dienstknecht van Christus zijn. Het is het toegeven aan begeerte en lust, dat maakt dat de waarheid geen effect uitoefent op het hart. Het is onmogelijk voor de geest en de macht der waarheid een mens naar ziel, lichaam en geest te heiligen, wanneer hij onder de dwang staat van begeerte en hartstocht. -- 1875, Vol. 3, blz. 569, 570. USG1 438 3 Allen moeten waken over de zintuigen, opdat Satan daarover niet triomfeert; want ze zijn de toegangen tot de ziel. -- 1875, Vol. 3, blz. 507. USG1 438 4 Als volk belijden we hervormers te zijn, lichtdragers in de wereld, trouwe wachters Gods, elke toegang bewakend, waardoor Satan met zijn verleidingen kan komen om de eetlust verdorven te maken. We moeten door ons voorbeeld en onze invloed staan aan de kant der hervorming. We moeten elke praktijk loslaten, die het geweten toeschroeit of verleiding aanmoedigt. We moeten geen deur openen, waardoor Satan toegang krijgt tot de geest van een menselijk wezen, geschapen naar Gods beeld. Wanneer allen wakker en op hun hoede zouden zijn om de kleine openingen te bewaken, die ontstaan zijn door het matige gebruik van zogenaamde onschuldige wijn en cider, zou de hoofdpoort tot de dronkenschap gesloten zijn. Nodig in elke gemeenschap is een omlijnd doel en een wil ten opzichte van het raak niet, en smaak niet en roer niet aan; dan zal de geheelonthoudersbeweging sterk, blijvend, en volkomen zijn. -- 1885, Vol. 5, blz. 360. ------------------------Hoofdstuk 80--De Tucht der Beproeving USG1 439 1 "En Hij zal zitten louterende, en het zilver reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi reinigen, en Hij zal ze doorlouteren als goud en als zilver; daar zullen zij de Here spijsoffer toebrengen in gerechtigheid. Daar zal het spijsoffer van Juda en Jeruzalem de Here zoet wezen, als in de oude dagen en als in de vorige jaren." Maleachi 3 : 3, 4. Dit is het proces, het louterings-reinigingsproces, dat verricht zal worden door de Here der heirscharen. Het werk is zeer pijnlijk voor de ziel, maar alleen door dit proces kunnen de bezoedelende onreinheden en het vuil worden weggenomen. Onze beproevingen zijn allen nodig om ons dichter tot onze hemelse Vader, tot gehoorzaamheid aan Zijn wil te brengen, opdat wij de Here mogen brengen een offer der gerechtigheid. 1875, Vol. 3, b lz. 541--544 ('s Mensen plicht tégenover zijn medemensen) USG1 440 1 Aan een ieder, wiens naam hier genoemd )wordt, heeft God bekwaamheden, talenten gegeven om te gebruiken. Gij allen hebt een nieuwe en levende ervaring nodig in het goddelijke leven om de wil van God te doen. Geen deel van de ervaring in het verleden zal voorzien voor deze tijd, noch zal dat ons sterken om de moeilijk-heden op onze weg te overwinnen. We moeten dagelijks nieuwe genade en frisse kracht ontvangen om te triomferen. USG1 440 2 Het gebeurt maar zelden, dat we, in alle opzichten, tweemaal in dezelfde omstandigheden geplaatst worden. Abraham, Mozes, Elia, Daniël, en vele anderen werden allen zwaar beproefd, maar niet op dezelfde wijze. Een ieder heeft zijn persoonlijke toetsstenen en beproevingen in het levensdrama, maar precies dezelfde beproevingen komen zelden tweemaal. Een ieder heeft zijn eigen ervaring, zich onderscheidend door karakter en omstandigheden, om een bepaald werk te doen. God heeft een werk, een doel, in het leven van een ieder onzer. Elke daad, hoe klein ook, heeft haar plaats in onze levenservaring. Wij moeten het aanhoudend licht en beleven hebben, dat van God komt. Wij allen hebben dat nodig en God is meer dan gewillig dat we dit bezitten, wanneer we het maar aannemen. Hij heeft de vensteren des hemels voor uw gebeden niet gesloten, maar gij hebt liever gewild om voort te gaan zonder de goddelijke hulp, waaraan gij zo zeer behoefte hebt. USG1 440 3 Hoe weinig weet gij van de invloed uwer daden van elke dag op het leven van anderen. Gij denkt misschien dat waf gij doet of zegt van weinig belang is, terwijl de belangrijkste resultaten ten goede of ten kwade het gevolg zijn van onze woorden en daden. De woorden en daden, die men zo nietig en onbelangrijk acht, zijn schakels in de lange keten van menselijke gebeurtenissen. Gij hebt de behoefte niet gevoeld dat God ons Zijn wil openbaarde in al de daden van ons dagelijks leven. Bij onze stamouders opende het verlangen naar een streling der begeerte de sluizen, zodat een vloedgolf van ellende en zonde de wereld overspoelde. Mijn wens is dat gij, mijn beste zusters, zoudt gevoelen dat elke stap, die gij doet, een blijvende, overheersende invloed uitoefent op uw eigen leven en het karakter van anderen. O, hoe groot is dan de behoefte om gemeenschap te hebben met God! Hoe nodig is dan die goddelijke genade om leiding te geven bij elke schrede en ons te laten zien hoe men een Christelijk karakter moet vervolmaken. EEN GROEIENDE ERVARING USG1 441 1 Christenen zullen langs nieuwe wegen en door nieuwe beproevingen gaan, waar de ervaring van het verleden geen voldoende leiding kan geven. We hebben veel meer nodig nu van onze goddelijke Leraar te leren dan in enige andere periode van ons leven. En hoe meer ervaring wij opdoen, hoe dichter wij komen tof hef zuivere licht des hemels, des te meer zullen wij in ons persoonlijk ontdekken, dat hervorming behoeft. Wij kunnen allen een goed werk doen door anderen tot zegen te zijn, indien we raad willen inwinnen bij God en voortgaan in gehoorzaamheid en geloof. Het pad van de rechtvaardige is opklimmend, van kracht tot kracht, van genade tot genade, en van heerlijkheid tot heerlijkheid. Het goddelijke licht zal sterker en sterker worden, corresponderend met ons voorwaarts-gaan, en ons in staat stellend de verantwoordelijkheden en moeilijkheden, die ons wachten, te aanvaarden. USG1 441 2 Wanneer gij onder beproevingen gebukt gaat, wanneer moedeloosheid en duister ongeloof uw gedachten beheersen, wanneer zelfzucht uw daden beïnvloedt, dan ziet ge niet hoezeer ge God en een diepe en gedegen kennis van Zijn wil nodig hebt. Gij kent niet de wil van God en die kunt ge ook niet kennen omdat ge voor uzelf leeft. Gij steunt op uw goede bedoelingen en besluiten en de hoofdsom van het leven bestaat uit genomen en niet uitgevoerde besluiten. Voor u allen is nodig dat het eigen-ik afsterft, dat het eigen-ik verzaakt wordt en dat gij' u overgeeft aan God. USG1 442 1 Gaarne zou ik u troosten, zo ik dit kon. Gaarne zou ik u prijzen om uw goede eigenschappen, goede bedoelingen en goede daden; maar het behaagde God niet mij die te tonen. Hij toonde mij de beletselen, die u in de weg staan om een nobel, verheven, heilig karakter te verkrijgen, dat ge toch zo nodig hebt, wilt ge de hemelse rust en onverwelkelijke heerlijkheid niet verliezen, die Hij u wil doen toekomen. Ziet niet langer op uzelven, maar ziet op Jezus. Hij is alles in allen. De verdiensten van het bloed van een gekruisigde en verrezen Heiland kunnen u volkomen reinigen van de kleinste en grootste zonde. Draagt in geloofsvertrouwen uw ziel ter bestemming op aan God, als aan een getrouw Schepper. Weest niet altijd zo vol vrees en beduchtheid dat God ü zal verlaten. Dat zal Hij nooit doen, tenzij gij u van Hem losmaakt. Christus wil binnen komen en woning in u maken, zo gij de deur uws harten voor Hem open stelt. Er kan een volmaakte harmonie zijn tussen u en de Vader en Zijn Zoon zo gij het eigen-ik wilt verzaken en uw leven wijdt aan God. USG1 442 2 Hoe weinigen zijn zich bewust dat ze geliefde afgoden, gekoesterde zonden hebben! God ziet deze zonden, waarvoor uw ogen kunnen gesloten zijn, en Hij is bezig met Zijn snoeimes om deze gekoesterde zonden diep uit uw binnenste weg te snijden. Gij allen zoudt liever dat louteringsproces zelven willen uitstippelen. Hoe moeilijk valt het u om u te onderwerpen aan de kruisiging van het eigen-ik; maar wanneer het werk geheel aan God wordt overgelaten, aan Hem, Die onze zwakheid en zondige aard kent, kiest Hij de beste weg om tot de gewenste resultaten te komen. USG1 442 3 Het was door een voortdurende strijd en eenvoudig geloof dat Henoch met God wandelde. Gij allen kunt hetzelfde doen. Gij kunt bekeerd en veranderd worden tot in het diepste van uw ziel, en werkelijk kinderen Gods zijn, u verblijdende niet enkel in de kennis van Zijn wil, maar, door uw voorbeeld, anderen leiden op dezelfde weg van ootmoedige gehoorzaamheid en toewijding. Ware godsvrucht heeft de eigenschap dat ze zich verspreidt en aan anderen mededeelt. De psalmist zegt: "Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente." Psalm 40 : 11. Waar de liefde Gods is, daar bestaat ook altijd een verlangen om die uit te drukken. USG1 443 1 Moge God u allen helpen, dat gij u ernstig inspant om het eeuwige leven te gewinnen en anderen te leiden op de weg der heiligheid. ------------------------Hoofdstuk 81--"Kan Niet Komen" USG1 443 2 "Ik ben bezig een groot werk te doen", zegt Nehemia, "en kan niet komen. Waarom zou het werk stil liggen, doordat ik het verliet en tot u kwam?" Nehemia 6 : 3 (N.V.). Mij werd op 3 Januari 1875) getoond, dat Gods volk geen enkel ogenblik zijn waakzaamheid moet laten verslappen. 1875, Vol. 3, blz. 570--575 USG1 443 3 Satan loert op ons. Hij is vast besloten Gods gebodenhoudend volk met zjjn verleidingen te overwinnen. Wanneer we hem geen voet geven, maar ons verdedigen tegen zijn listen, geworteld in het geloof, zullen we kracht bezitten om ons van alle ongerechtigheid verre te houden. Die de geboden Gods houden, zullen een kracht in het land zijn, indien ze leven naar het licht en de voorrechten, die ze hebben. Ze kunnen voor-beelden zijn van godsvrucht, heilig in hun wandel en gesprek. Naarmate de tijd nadert, dat Christus zal komen op de wolken des hemels, zullen Satans verleidingen met grotere kracht uitgaan naar hen, die de geboden Gods bewaren, want hij weet dat zijn tijd kort is. USG1 444 1 Het werk van Satan zal gedaan worden door handlangers. Geestelijken, die de wet van God haten, zullen alle mogelijke middelen toepassen om zielen van hun trouw tof God af te brengen. Onze verbitterdste vijanden zullen gevonden worden onder de eerste-dags Adventisten. Ze zijn vastbesloten strijd te voeren tegen hen, die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus hebben. Deze mensen beschouwen het als een deugd om met de bitterste haat tegen ons te spreken, te schrijven, en te werk te gaan. We moeten van hun kant geen eerlijke praktijken of gerechtigheid verwachten. Velen van hen worden door Satan bezield met een krankzinnige verdwaasdheid tegen hen, die de geboden Gods houden. We zullen belasterd en in een kwaad daglicht worden gesteld; al onze motieven en daden zullen verkeerd beoordeeld worden en onze karakters zal men aanvallen. De gramschap van de draak zal op deze wijze worden gemanifesteerd. Maar ik zag dat wij niet in het minst ontmoedigd behoefden te zijn. Onze kracht ligt in Jezus, onze Voorspraak. Wanneer we in alle ootmoed op God vertrouwen en bouwen op Zijn beloften, zal Hij ons genade en hemelse wijsheid geven om al de listen van Satan te weerstaan en als overwinnaars daaruit te voor-schijn te treden. USG1 444 2 In mijn onlangs verkregen gezicht zag ik, dat het onze invloed niet zal ten goede komen, noch Gode behagelijk is, wanneer we naar wedervergelding streven of afkomen van ons groot werk tot hun niveau om hun kwaadspreken te weerleggen. Er zijn er die hun toevlucht zullen nemen tot alle mogelijke misleiding en grove leugens om hun doel te bereiken en zielen te bedriegen, alsmede om de wet van God en allen die haar willen gehoorzamen, te brandmerken. De ongerijmdste en gemeenste leugens zullen ze steeds en steeds naar voren brengen, tot ze op het laatst zelf gaan geloven dat ze de waarheid spreken. Dat moeten dan de sterkste argumenten zijn, die ze inbrengen tegen de Sabbat van het vierde gebod. We moeten ons daar niets van aantrekken en ons niet af laten halen van hef werk om de wereld te waarschuwen. HET VOORBEELD VAN NEHEMIA USG1 445 1 Het geval van Nehemia werd mij getoond. Hij was bezig met de opbouw van de muren te Jeruzalem, en de vijanden Gods waren vast besloten dat de muren niet gebouwd zouden worden. "Maar toen Sanballat, Tobia, en de Arabieren, de Ammonieten en de Asdodieten gehoord hadden, dat de herstelling van de muren van Jeruzalem vorderde, dat de bressen zich begonnen te sluiten, ontstaken in hevige woede, en maakten allen met elkander een samenzwering om ten strijde te trekken tegen Jeruzalem en om verwarring te stichten." Nehe-mia 4 : 7, 8. (N.V.). USG1 445 2 In dit geval bracht een geest van haat en van oppositie tegenover de Hebreeën een eenheid tot stand en schiep een wederkerige sympathie onder verschillende stammen, die anders met elkander in twist en oorlog zouden geleefd hebben. Dit geeft een uitstekend beeld, dat we in onze tijd zo vaak zien, van een bestaande eenheid tussen mensen van verschillende kerkgenootschappen om de waarheid te weerstaan, mannen, wier samengaan enkel het doel schijnt te hebben om het verharde in hun aard bloot te leggen en bitterheid en haat te manifesteren tegenover het overblijfsel, die de geboden Gods bewaren. Dit is vooral te zien bij de Eerste-dags, geen-dagsen alle-dagen-gelijk-Adventisten, die bekend schijnen te staan om hun wederzijdse haat en lastering in de tijd, die ze niet besteden om gezamenlijk de Zevende-Dags Adventisten in een verkeerd daglicht te stellen, te belasteren en in alle opzichten tegen te staan. USG1 446 1 "Doch wij baden tot onze God, en vanwege hun houding zetten wij dag en nacht een wacht tegen hen uit." Vers 9, N.V. We verkeren in een voortdurend gevaar om zelfgenoegzaam te worden door te vertrouwen op onze eigen wijsheid en God niet tot onze sterkte te maken. Niets verontrust Satan zo zeer als dat we op de hoogte zijn van zijn listen. Wanneer we onze gevaren inzien, dan zullen we ook inzien hoe nodig het gebed is, zoals dat het geval was bij Nehemia, en evenals hij, zullen we die sterke verdediging verkrijgen, die ons zal beveiligen te midden van het gevaar. Wanneer we zorgeloos en onverschillig zijn, zullen we zeer zeker overwonnen worden door Satans lagen. We moeten op onze hoede zijn. Terwijl we, evenals Nehemia, onze toevlucht nemen tot het gebed en al onze moeilijkheden en lasten God voorleggen, moeten we niet denken dat we niets te doen hebben. We moeten zowel waken als bidden. We moeten waakzaam zijn ten aanzien van het werk onzer tegenstanders, anders slagen ze er in zielen te misleiden. We moeten, in Christus' wijsheid, trachten hun doelstellingen te verijdelen, en, ter zelfder tijd, niet toelaten, dat ze ons van ons groot werk afhalen. De waarheid is sterker dan de leugen. De gerechtigheid zal hef kwade overwinnen. TEGENSTAND KAN VERWACHT WORDEN USG1 446 2 's Heren volk probeert de bres te dichten, die geslagen is in de wet van God. "En die uit u voortkomen, zullen bouwen de oude, verwoeste plaatsen; de fondamenten, van geslacht tot geslacht verwoest, zult gij oprichten; en gij zult genaamd worden: Die de bressen toemuurt, die de paden weder opmaakt, om te bewonen. Indien gij uw voet van de Sabbat afkeert, van te doen uw lust op Mijn heilige dag; en indien gij de Sabbat noemt een verlustiging, opdat de Here geheiligd worde, Die te eren is; en indien gij die eert, dat gij uw wegen niet doet en uw eigen lust niet vindt, noch een woord daarvan spreekt; dan zult gij u verlustigen in de Here, en Ik zal u doen rijden op de hoogten der aarde, en Ik zal u spijzigen met de erve van uw vader Jacob; want de mond des Heren heeft het gesproken." Jesaja 58 : 12-14. USG1 447 1 Dit brengt de vijanden van ons geloof in verwarring, en elk middel wordt toegepast om ons in ons werk te hinderen. En nochtans wordt de afgebroken muur steeds hoger. De wereld wordt gewaarschuwd, en velen keren er van terug om de Sabbat des Heren onder hun voeten te vertrappen. God is in dit werk, en de mens kan dat niet tegenhouden. Engelen Gods helpen Zijn getrouwe dienstknechten, en het werk gaat steeds vooruit. We zullen te kampen hebben met alle mogelijke tegenstand, evenals de bouwers van Jeruzalems muren; maar wanneer we waken, en bidden, en werken zoals zij, dan zal God de strijd voor ons strijden en ons schitterende overwinningen bezorgen. USG1 447 2 Nehemia "kleefde de Here aan; hij week niet van Hem na te volgen, en hij hield Zijn geboden, die de Here aan Mozes geboden had. Zo was de Here met Hem". 2 Kon. 18 : 6, 7. USG1 447 3 Reeds werden gezanten gezonden, die met Nehemia een onderhoud wilden hebben; maar hij wilde ze niet te woord staan. Toen begonnen ze te dreigen en boodschappers werden uitgezonden om de mensen, die met de opbouw bezig waren, toe te spreken. Dezen kwamen aandragen met vleiende lokmiddelen en beloofden de bouwers alle mogelijke vrijheid en wonderlijke voorrechten, wanneer ze zich aan hun zijde zouden scharen en het opbouwwerk in de steek zouden laten. USG1 447 4 Maar de mensen kregen bevel om met hun vijanden niet in het strijdperk te treden en hun zelfs niet één woord terug te zeggen, opdat ze uit hun woorden geen munt konden slaan. Ze namen hun toevlucht tot bedreiging en bespotting. Zij zeiden: "Al bouwen zij ook, als er maar een vos tegen hun stenen muur opspringt, doet hij hem afbrokkelen". Sanballat "ontstak in woede en ergerde zich zeer; hij bespotte de Joden". Nehemia bad: "Hoor, onze God, hoe wij gehoond worden, en doe hun smaad terugkeren op hun eigen hoofd". Nehemia 4 : 3, 1, 4. (N.V.). USG1 448 1 "Toen zond ik tof hen boden met het antwoord: Ik ben bezig een groot werk te doen en kan niet komen. Waarom zou het werk stil liggen, doordat ik het verliet, en tot u kwam? Zij zonden vier maal zulk een boodschap tot mij, en ik gaf hun steeds op dezelfde wijze antwoord. Toen zond Sanballat op dezelfde wijze voor de vijfde maal zijn knecht tot mij met een open brief in zijn hand." Nehemia 6 : 3--5. (N.V.). USG1 448 2 Wij zullen de bitterste tegenstand ontmoefen van de Adventisten, die de wet van God tegenstaan. Maar, evenals de bouwers van de muren van Jeruzalem, moeten wij ons niet laten hinderen of ons van ons werk laten afhalen door brieven, door boodschappers, die met ons willen twisten of strijden, of wel door intimiderende bedreigingen, het verkondigen van leugens, of tot welke listen ook, waartoe Satan zal aanporren. Ons antwoord moet zijn: We zijn bezig met een groot werk, en wij kunnen niet afkomen. We zullen soms voor de moeilijkheid staan, dat we niet weten welke weg we moeten inslaan, om hef werk Gods de eer te geven, die het toekomt en om Zijn waarheid te handhaven. VERTROUWEN IN GOD USG1 448 3 De handelwijze van Nehemia moet voor ons een sterk voorbeeld zijn, hoe we dit soort tegenstanders tegemoet moeten treden. Wij moeten al die dingen voor God in het gebed leggen, zoals Nehemia in diepe ootmoed zijn smeekbede tot God richtte. Hij klemde zich aan God vast met een onwrikbaar geloof. Dat is de weg, die we moeten gaan. De tijd is te kostbaar, dat de dienstknechten Gods die zouden gebruiken om hun karakter te rechtvaardigen, dat besmeurd wordt door hen, die de Sabbat des Heren haten. We moeten voorwaarts gaan met een ongeschokt vertrouwen, gelovende dat God Zijn waarheid grote, en schitterende overwinningen zal schenken. In ootmoed, zachtmoedigheid en reinheid des levens, vertrouwende op Jezus, moeten we een overtuigende kracht in ons omdragen, dat we de waarheid bezitten. USG1 449 1 We hebben geen begrip, zoals het ons voorrecht is, van het geloof en het vertrouwen, dat we in God kunnen stellen, alsmede van de grote zegeningen, die het geloof ons zal geven. Een belangrijk werk ligt voor ons. We kunnen een zedelijke geschiktheid voor de hemel verkrijgen. Onze woorden en ons voorbeeld hebben de wereld iets te zeggen. Engelen Gods zijn actief bezig ten dienste van de kinderen Gods. Kostelijke beloften staan opgeschreven op voorwaarde van onze gehoorzaamheid aan Gods geboden. De hemel is overvol van de rijkste zegeningen, die klaar liggen om aan ons gegeven te worden. Wanneer we onze nood gevoelen, en tof God komen in alle oprechtheid en ijverig geloof, zullen we in een nauwe verbinding met de hemel gebracht worden en zullen voor de wereld kanalen des lichts zijn. USG1 449 2 Vaak moet de waarschuwing weerklinken: "Zijt nuchteren, en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende, wie hij zou mogen verslinden". 1 Petrus 5 : 8. ------------------------Hoofdstuk 82--Bijbelse Levensbeschrijvingen USG1 449 3 De levens, vermeld in de Bijbel, zijn authentieke ge-schiedenissen van wezenlijke personen. Vanaf Adam door de opeenvolgende geslachten heen tot op de tijden van de apostelen, hebben we een duidelijk, onopgesmukt verhaal van wat werkelijk heeft plaats gegrepen en het wezenlijke beleven van reeële karakters. Velen zijn er 1876, Vol. 4, blz. 9-15 over verbaasd dat geïnspireerde geschiedenis feiten in het leven van goede mensen openbaart, die een smet werpen op hun zedelijk karakter. Ongelovigen verwijzen met grote voldoening naar deze zonden en stellen de daders daarvan in een belachelijk licht. De geïnspireerde schrijvers namen geen leugens in de mond om te voorkomen dat de bladzijden der heilige geschiedenis overschaduwd zouden worden door het verslag van menselijke zwakheden en fouten. De schrijvers Gods schreven zoals ze gedicteerd werden door de Heilige Geest, zonder zelf contrôle over dat werk te hebben. Zij brachten de letterlijke waarheid op schrift, en harde, afschrikwekkende feiten zijn geopenbaard om bepaalde redenen, die ons begrensd verstand niet ten volle kan omvatten. USG1 450 1 Het is een van de beste bewijzen van de echtheid van de Schriften, dat de waarheid niet weggeredeneerd wordt, noch dat de zonde van haar waar karakter wordt ontdaan. Velen zuilen beweren dat het heel eenvoudig is te verhalen wat zich in een gewoon leven heeft afgespeeld. Maar het is een bewezen feit dat het een mense-lijke onmogelijkheid is om een onpartijdige levensbeschrijving te geven van een tijdgenoot; en het is bijna even moeilijk om, zonder af te wijken van de exacte waarheid, de geschiedenis te verhalen van een persoon of van een volk, met wiens gedragingen wij bekend zijn geworden. De menselijke geest is zo geneigd tot voor-oordeel, dat het voor hem bijna onmogelijk is het onderwerp onpartijdig te behandelen. Of de fouten van de persoon, om wie het gaat, worden geplaatst onder de volle schijnwerpers, òf zijn deugden worden breed uitgemeten, al naar gelang de schrijver vóór of tegen hem is ingenomen. Hoe onpartijdig de geschiedschrijver zich ook wil instellen, zo stemmen toch alle critici daarin overeen, dat het heel moeilijk is daaraan te voldoen. USG1 450 2 Maar de goddelijke zalving, hoog verheven boven de zwakheden der mensheid, vertelt de simpele, naakte waarheid. Hoeveel biographieën zijn er geschreven van Christenen zonder gebreken, die, in hun gewoon huiselijk leven en kerkverhoudingen, ware voorbeelden waren van een zuivere godsvrucht. Geen smet bevlekte de schoonheid van hun heiligheid, geen fout staat vermeld om ons er aan te herinneren dat ze maar sterfelijke mensen waren, onderworpen aan de gewone verleidingen der mensheid. Zou nochtans de pen der inspiratie hun geschiedenis geschreven hebben, hoe geheel anders zouden ze dan getekend zijn. Daar zou aan het licht gebracht zijn de menselijke zwakheid, strijd tegen zelfzuchtigheid, geestdrijverij, en hovaardij, misschien wel verborgen zonden, alsmede de aanhoudende worsteling tussen de geest en het vlees. USG1 451 1 Zelfs de bladzijden der dagboeken openbaren niet de zondige daden van de schrijver. Soms staan de conflicten met het boze vermeld, maar doorgaans alleen wanneer het goede de overwinning heeft behaald. Maar ze zullen bevatten een trouw verslag van de prijzenswaardige daden en nobele pogingen, en dit zelfs ook wan-neer de schrijver eerlijk bedoelt een getrouw dagboek van zijn leven aan te houden. Menseiijk gesproken is het bijna onmogelijk onze fouten open te leggen voor de ogen onzer vrienden. USG1 451 2 Zou onze goede Bijbel geschreven zijn door niet-geinspireerde personen, dan zou hij er heel anders uitzien en het zou voor dwalende stervelingen die te kampen hebben met natuurlijke zwakheden en de verleidingen van een sluwe vijand, een ontmoedigende studie zijn. Maar zoals hij nu is, hebben we een correct verslag van de godsdienstige belevingen van karakters, die in de Bijbelse geschiedenis op de voorgrond treden. Mannen, die door God begunstigd werden, en op wier schouders Hij zware verantwoordelijkheden legde, bezweken soms voor de verzoeking en vielen in zonden, precies als wij, mensen van de tegenwoordige tijd, worstelen, wankelen en vaak in verkeerdheden vallen. Maar het is voor onze twijfelmoedige harten hoopgevend te weten dat door Gods genade zij opnieuw kracht konden opdoen, om hun boze natuur wederom te boven te komen; en, dit voor ogen houdende, kunnen ook wij opnieuw de strijd beginnen. ISRAEL'S ERVARING EEN WAARSCHUWING USG1 452 1 Het gemor van het oude Israël en hun opstandige on-tevredenheid, zowel als de machtige wonderen te hunnen gunste gewrocht, alsmede de straf voor hun afgoderij en ondankbaarheid, zijn vermeld voor onze bestwil. Het voorbeeld van hef oude Israël is gegeven als een waarschuwing voor het volk van God, opdat ze zich verre houden van het ongeloof en Zijn gramschap ontgaan. Zouden de ongerechtigheden der Hebreën uit de Heilige Schrift zijn weggelaten en enkel hun deugden vermeld zijn, dan zou hun geschiedenis ons niet de les leren, die ze nu geeft. USG1 452 2 Ongelovigen en die de zonde liefhebben verontschuldigen hun misdaden door te wijzen op de boosheid van mannen, die God in de verleden tijden autoriteit verleende. Ze voeren aan dat wanneer deze heilige mannen op de verleiding ingingen en zondigden, hef dan niet. te verwonderen is dat ook zij zich schuldig maken aan verkeerde daden; en beweren dat ze per slot van rekening toch niet zo slecht zijn, gezien de sprekende voorbeelden der ongerechtigheid in het verleden. USG1 452 3 De beginselen der gerechtigheid eisen een getrouw verslag van de feiten tot welzijn van allen, die ooit de Heilige Schrift zouden lezen. Hier ontdekken we de bewijzen van goddelijke, wijsheid. Van ons wordt.. geëist de wet van God te gehoorzamen, en we worden niet alleen onderricht ten aanzien van de straf der ongehoorzaamheid, maar tot welzijn en waarschuwing van. ons hebben we de fe boek gestelde geschiedenis van Adam en Eva in het Paradijs en de bedroevende resultaten van hun ongehoorzaamheid tegenover Gods geboden. Het verslag is volledig en helder. USG1 452 4 De wet, aan de mens in de Hof van Eden gegeven, staat vermeld, evenals de straf die volgt op de ongehoorzaamheid. Dan volgt het verhaal van de verleiding, de val en de bestraffing, die onze dwalende ouders ten deel viel. Hun voorbeeld is ons gegeven als een waarschuwing tegen ongehoorzaamheid, opdat we ervan verzekerd zijn dat de bezoldiging der zonde de dood is, dat Gods vergeldende gerechtigheid nooit faalt, en dat Hij van Zijn schepselen een strikte inachtneming van Zijn geboden vordert. Toen de wet op Sinaï werd verkondigd, hoe scherp omlijnd was ook de daarmede verband houdende straf, hoe vast en zeker zou de bestraffing volgen op de overtreding van die wet, en hoe duidelijk staan de gevallen vermeld ten bewijze van dat feit! USG1 453 1 De pen der inspiratie, gehoorzaam aan haar taak, vertelt ons van de zonden, waaraan Noach, Lot, Mozes, Abraham, David en Salomo zich schuldig maakten, en dat zelfs Elia's sterke geest zich boog onder de verzoeking gedurende zijn zware beproeving. De ongehoorzaamheid van Jona en de afgodendienst van Israël zijn trouw vermeld. Petrus' verloochening van Christus, de scherpe twist tussen Paulus en Barnabas, de fouten en zwakheden van de profeten en apostelen -- dat alles wordt bloot gelegd door de Heilige Geest, Die; de sluier van het menselijke hart oplicht. Daar voor ons liggen de levens der gelovigen, met al hun fouten en dwaasheden, die als een les bedoeld zijn voor al de geslachten na hen. Zouden ze zonder enige zwakheid geweest zijn, dan zouden ze boven het menselijke zijn verheven, en onze zondige natuur zou altijd wanhopen die verhevenheid te bereiken. Maar nu we zien waar zij worstelden en vielen, waar zij opnieuw moed schepten en overwonnen door de genade Gods, nu worden we bemoedigd en aangezet de obstakels weg te ruimen, die de ontaarde natuur ons in de weg plaatst. USG1 453 2 God heeft Zich altijd trouw betoond om de misdaad te straffen. Hij zendt Zijn profeten om de schuldigen te waarschuwen, hun zonden te berispen, en hun het oordeel aan te kondigen. Zij, die zich afvragen waarom het Woord van God de zonden van Zijn volk zo klaar en duidelijk bloot legt, dat spotters daarover lachen en heiligen dat bejammeren, moeten bedenken, dat dit alles geschreven werd tot hun betering, dat ze zich zouden wachten voor die vermelde boosheden en enkel zouden navolgen de gerechtigheid van hen, die de Here dienden. USG1 454 1 We hebben juist die lessen, zoals de Bijbel ze geeft, zo nodig, want met de openbaring der zonde staat ook vermeld de vergelding, die daarop volgt. De smart en het berouw van de schuldige en hef zuchten van de zonde-zieke ziel, komen tot ons uit het verleden, en vertellen ons dat de mens toen, evenals nu, behoefte had aan de vergevende genade Gods. Dit alles leert ons, dat, terwijl Hij een bestraffer is van de misdaad, Hij medelijden heeft met de berouwvolle zondaar en hem vergeeft. USG1 454 2 In Zijn voorzienigheid heeft de Here het zuiver aangevoeld hoe Hij Zijn volk op tal van manieren moest onderrichten en waarschuwen. Door een direct gebod, door de heilige schriften, en door de geest der profetie heeft Hij hun Zijn wil bekend gemaakt. Mijn taak is geweest om duidelijk te spreken over de fouten en dwalingen van Gods volk. Omdat de zonden van bepaalde personen aan het licht zijn gebracht, is dat geen bewijs, dat ze in de ogen des Heren slechter zijn dan velen, wier fouten niet vermeld staan. Maar mij is getoond dat het niet aan mij staat om mijn werk te kiezen, maar dat ik in alle ootmoed de wil Gods heb te gehoorzamen. De dwalingen en verkeerdheden in het leven van belijdende Christenen staan vermeld ter onderwijzing van hen, die eveneens in de zelfde verleidingen kunnen vallen. De ervaring van de een dient als een vuurtorenlicht om anderen te waarschuwen voor de rotsen des gevaars. USG1 454 3 Aldus worden geopenbaard de listen en lagen van Satan, de belangrijkheid van de vervolmaking van een christelijk karakter, en de middelen waardoor dit resultaat kan verkregen worden. Zo laat God zien wat nodig is om Zijn zegen te verkrijgen. Velen zijn geneigd om zich opstandig te gaan gevoelen wanneer van hen in het bijzonder de zonden worden berispt. De geest van dit geslacht is: "Spreekt tot ons zachte dingen". Jesaja 30 : 10. Maar de Geest der profetie spreekt enkel de waarheid. De ongerechtigheid neemt toe, en de liefde van velen, die belijden Christus te volgen, verkilt. Ze zijn blind voor de boosheid van hun eigen hart en hun zwak ke, hulpeloze toestand voelen ze niet. In Zijn genade trekt God de sluier weg en toont hun, dat er achter alles wat zich afspeelt een oog is, dat hun verborgen schuld en de motieven van hun daden ontdekt. USG1 455 1 De zonden van de populaire kerken worden vergoelijkt. Velen van de leden geven zich over aan de grofste ondeugden en zijn boordevol ongerechtigheid. Babylon is gevallen en is de kooi geworden van onrein en hatelijk gevogelte! De walgelijkste zonden der eeuw vinden een schuilplaats onder de dekmantel der Christenheid. Velen verkondigen dat de wet van God is teniet gedaan, en inderdaad, hun leven is in overeenstemming met hun geloof. Indien er geen wet is, dan is er ook geen over-treding, en derhalve ook geen zonde; want zonde is overtreding van de wet. USG1 455 2 De vleselijke geest is Gode vijandig en hij rebelleert tegen Zijn wil. Laat hij het juk der gehoorzaamheid afwerpen, en onbewust vervalt hij in de wetteloosheid der misdaad. De ongerechtigheid is overvloedig onder hen, die de mond vol hebben over de ware en volmaakte godsdienstvrijheid. Van hun gedrag heeft de Here een afschuw en ze zijn medearbeiders van de vijand der zielen. Het licht der geopenbaarde waarheid is verborgen voor hun ogen en de schoonheid der heiligheid is voor hen slechts een schaduw. USG1 455 3 Het is verbazingwekkend te zien op wat zwakke fundamenten velen hun hemelse verwachtingen bouwen! Ze smalen op de wet van de Oneindige, als willen ze Hem tarten en Zijn Woord van nul en gener waarde maken. Zelfs Satan met zijn kennis van de goddelijke wet zou niet de woorden durven spreken, die sommige predikanten, die de wet haten, van de kansel verkondigen, nochtans is hij opgetogen over hun godslastering. USG1 455 4 Mij is getoond wat de mens is zonder een kennis van de wil van God. Zijn leven is een leven vol misdaad en ongerechtigheid. Maar wanneer de Geest van God hem de volle betekenis van de wet iaat zien, welk een verandering vindt dan plaats in zijn hart ! Evenals Belsazar leest hij met zijn volle verstand het handschrift van de Almachtige en zijn ziel wordt overtuigd. De donder van Gods Woord wekt hem uit zijn matheid en in de naam van Jezus roept hij om genade. En naar dat nederige smeken luistert God altijd met een gewillig oor. Nooit zendt Hij één berouwvolle zonder troost weg. USG1 456 1 Hef heeft de Here behaagd mij een inzicht te geven in de noden en dwalingen van Zijn volk. Hoe pijnlijk dat ook voor mij was, heb ik toch trouw de overtreders hun fouten getoond als ook de middelen tot hun verbetering, in harmonie met hetgeen de Geest van God dicteerde. Dit heeft in vele instanties het gevolg gehad dat ik belasterd en gehaat werd door hen, voor wie ik gewerkt en geleden heb. Maar dat alles heeft mij niet van mijn weg afgebracht. God heeft mij mijn werk gegeven en, ondersteund door Zijn helpende kracht, heb ik de moeilijke plichten volbracht, die Hij op mijn schouders heeft gelegd. Aldus heeft de Geest van God waarschuwingen en oordelen kenbaar gemaakt, zonder echter de zoete belofte der genade daaraan te onthouden. USG1 456 2 Indien Gods volk Zijn doen en laten met hen zou erkennen en Zijn beleringen aannemen, dan zouden ze een gebaande weg voor hun voeten en een licht hebben om hen te leiden door duisternis en ontmoediging. David leerde wijsheid uit Gods handelwijzen met hem en boog zich in alle ootmoed onder de kastijding van de Allerhoogste. De trouwe schildering van zijn ware toestand door de profeet Nathan maakte David bekend met zijn eigen zonden en dat hielp hem om ze weg te doen. Zachtzinnig nam hij de raad aan en verdeemoedigde zich voor God. "De wet van God", roept hij uit, "is volmaakt, bekerende de ziel." Psalm 19:8. GEEN REDEN TOT WANHOOP USG1 456 3 Berouwvolle zondaars behoeven niet te wanhopen, omdat hun overtredingen en hun gevaar hun onder het oog worden gebracht. Juist die pogingen te hunnen gunste laten zien hoezeer God hen lief heeft en verlangt hen te redden. Zij hebben enkel Zijn raad te volgen en Zijn wil te doen om het eeuwige leven te verkrijgen. God houdt Zijn dwalend volk hun zonden voor ogen, opdat zij die zullen zien in al hun afschuwelijkheid in het licht der goddelijke waarheid. Het is dan hun plicht daarmede voor goed te breken. USG1 457 1 God is nog even machtig om van zonden te redden in deze tijd, als Hij was in de dagen van de patriarchen, van David en van de profeten en apostelen. De talloze gevallen, vermeld in de heilige geschiedenis, waar God Zijn volk bevrijd heeft van hun eigen ongerechtigheden, moeten de Christen van deze tijd begerig maken om goddelijke instructies te ontvangen en een karakter te vervolmaken, dat het nauwe onderzoek des oordeels zal kunnen doorstaan. USG1 457 2 Bijbelse geschiedenis schraagt het bezwijmende hart met de hoop van Gods genade. We behoeven niet te wanhopen wanneer we zien dat anderen geworsteld hebben onder ontmoedigingen, die ook wij gekend hebben, dat ze gevallen zijn in de verleidingen, zoals ook wij dat gedaan hebben, en nochtans weer overeind zijn gekomen en door God gezegend. De woorden der inspiratie troosten en bemoedigen de dwalende ziel. Hoewel de patriarchen en apostelen behept waren met menselijke zwakheden, zo verkregen ze nochtans een goed rapport, streden hun strijd in de kracht des Heren en overwonnen op schitterende wijze. Aldus mogen wij vertrouwen in de kracht van het verzoenend offer en overwinnaars worden in de naam van Jezus. De mensheid is hetzelfde over de gehele wereld vanaf Adams tijd tot het geslacht van heden, en de liefde Gods door al de eeuwen heen vindt haars gelijke niet. ------------------------Hoofdstuk 83--Verantwoordelijkheid van Het Kerkelijk Lidmaatschap USG1 458 1 Geliefde Broeders: Evenals de verschillende leden van hef menselijke organisme verbonden zijn om het gehele lichaam te formeren, en elk zijn taak verricht, gehoorzamend aan de intelligentie, die het geheel bestuurt, zo moeten de leden van de Gemeente van Christus verbonden zijn in een symmetrisch lichaam, onderworpen aan de geheiligde intelligentie van het geheel. USG1 458 2 De vooruitgang van de gemeente is geremd door de verkeerde handelwijze van haar leden. Verbonden te zijn met de gemeente, hoewel een belangrijke en noodzakelijke daad, maakt iemand nog niet tot een Christen, noch waarborgt hem de zaligheid. Wij kunnen ons geen plaats in de hemel verschaffen, doordat onze namen staan ingeschreven in het kerkregister, terwijl onze harten vervreemd zijn van Christus. Wij moeten Zijn trouwe representanten op aarde zijn, in gemeenschap met Hem werkende. "Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods." 1 Joh. 3 : 2. We moeten deze heilige verhouding steeds in gedachte houden en niets doen, dat het werk van onze Vader in discrediet brengt. USG1 458 3 Wat we belijden is zeer verheven. Als Sabbatvierende Adventisten belijden we al de geboden Gods te gehoorzamen en uit te zien naar de komst van onze Verlosser. Een buitengewoon plechtige waarschuwingsboodschap is toevertrouwd aan de kleine schare van Gods getrouwen. Door onze woorden en werken moeten we laten zien, dat we de zware verantwoordelijkheid, op ons gelegd, erkennen. Ons licht moet zo helder schijnen, dat anderen kunnen zien dat we in ons dagelijkse leven de Vader verheerlijken; dat we met de hemel in verbinding staan en mede-erfgenamen zijn van Jezus Christus, opdat, wanneer Hij zal verschijnen in kracht en grote heerlijkheid, wij Hem gelijk zullen zijn. USG1 459 1 Wij moeten allen onze persoonlijke verantwoordelijkheid als leden van de zichtbare gemeente en arbeiders in de wijngaard des Heren aanvoelen. We moeten niet op onze broeders wachten, die even zwak zijn als wij, om ons er door te helpen; want onze dierbare Heiland heeft ons uitgenodigd tot Hem te komen en onze zwakheid met Zijn kracht, onze onwetendheid met Zijn wijsheid, onze onwaardigheid met Zijn verdiensten te verbinden. Niemand van ons kan een neutrale positie in-nemen; onze invloed zal vóór of tegen getuigen. We zijn actieve werktuigen voor Christus of voor de vijand. Of we vergaderen met Christus, of we verstrooien. Een waarachtige bekering is een radicale verandering. De neiging van het verstand en de zin des harten moeten in een tegenovergestelde richting geleid worden, en er ontstaat een nieuw leven in Christus. GOD LEIDT EEN VOLK UIT USG1 459 2 God leidt een volk uit om in volmaakte eenheid te staan op het fundament der eeuwige waarheid. Christus gaf Zichzelve voor de wereld, opdat "Hij Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken". Titus 2:14. Dit louteringsproces bedoelt de gemeente te zuiveren van alle ongerechtigheid en van de geest van disharmonie en twist, zodat ze kunnen opbouwen in plaats van afbreken en al hun energie kunnen concentreren op het grote werk, dat voor hen ligt. Het is de bedoeling Gods dat geheel Zijn volk komt tof de éénheid des geloofs. Het gebed van Christus vlak voor Zijn kruisiging was, dat Zijn discipelen één zouden zijn, zoals Hij één was met de Vader, opdat de wereld zou geloven dat de Vader Hem gezonden had. Het aangrijpendste en wonderlijkste gebed weerklinkt door de eeuwen heen, tot zelfs in onze tijd; want Zijn woorden waren: "Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen". Joh. 17 : 20. USG1 460 1 Hoe ernstig moesten de belijdende navolgers van Christus er naar streven om dit gebed in hun leven te beantwoorden. Velen realiseren zich niet de heiligheid van hun verbondenheid met de gemeente en zijn wars om zich te onderwerpen, zich dwang op te leggen of zich onder tucht te stellen. Hun daden tonen dat ze hun eigen oordeel hoog verheffen boven dat van de eenheid der gemeente, en ze trekken zich er niet veel van aan dat ze een geest van oppositie aanmoedigen. Die verantwoordelijke positie's in de gemeente bekleden, kunnen gebreken hebben net zo goed als andere mensen en kunnen fouten maken in hun besluiten; maar niettegenstaande dat heeft de gemeente van Christus op aarde hun een autoriteit verleent, waar men niet licht over moet denken. Na Zijn opstanding machtigde Christus Zijn gemeente, zeggende: "Zo gij iemands zonden vergeeft, die worden zij vergeven; zo gij iemands zonden houdt, die zijn zij gehouden". Joh. 20 :23. USG1 460 2 Het lidmaatschap van de gemeente moet niet lichtvaardig verbroken worden; nochtans wanneer de weg van sommige belijdende navolgers van Christus doorkruist wordt, of wanneer hun stem niet de leidinggevende invloed heeft, die ze volgens hun gedachten moet hebben, zullen ze dreigen de gemeente te verlaten. Doch wanneer ze de gemeente verlaten zijn ze zelf de lijdende partij; want wanneer ze zichzelven buiten de grens van haar invloed plaatsen, onderwerpen ze zich aan de volle verleidingen van de wereld. ONDERSTEUNERS MET GEHEEL HET HART USG1 460 3 leder gelovige moet met zijn gehele hart verkleefd zijn aan de gemeente. Haar bloei moet bij hem voorop staan, en wanneer hij de heilige verplichtingen niet aanvoelt om zijn verbintenis met de gemeente te stellen boven alles waf hem persoonlijk aangaat, dan kan ze het beter zonder hem doen. Het ligt in de macht van allen om iets voor Gods zaak te doen. Zo zijn er, die veel geld besteden aan nodeloze weelde; ze bevredigen hun begeerten, maar voelen het als een zware belasting de gemeente financieel te steunen. Ze zijn bereid al de weldaden van haar voorrechten in ontvangst te nemen, maar laten anderen liever de kosten betalen. USG1 461 1 Die werkelijk een diepe belangstelling koesteren voor de vooruitgang van het werk, zullen niet aarzelen daarin geld te steken wanneer en waar dit maar nodig is. Ze zullen het ook als een heilige plicht beschouwen om in hun karakter de beleringen van Christus uit te beelden, vrede hebbende onder elkander, en voort gaande in een volmaakte harmonie als een ongedeeld geheel. Zij zullen hun persoonlijk oordeel onderwerpen aan het oordeel van het lichaam der gemeente. Velen leven enkel voor zichzelven. Met veel voldoening zien ze op hun eigen leven en vleien zich dat ze onberispelijk zijn, terwijl ze in feite niets doen voor God en hun leven lijnrecht staat tegenover Zijn geopenbaard Woord. Dat uitleven van uiterlijke vormen zal nooit voorzien in de grote leegte van de menselijke ziel. Een belijden van Christus is niet voldoende om iemand de toets van de dag des oordeels te doen doorstaan. Er moet een volmaakt vertrouwen zijn in God, een kinderlijk steunen op Zijn beloften en een algehele onderwerping aan Zijn wil. USG1 461 2 God heeft Zijn volk altijd gebracht in de vurige oven der beproeving om hen standvastig en trouw te maken en hen te reinigen van alle ongerechtigheid. Nadat Abraham en zijn zoon de zwaarste toets hadden doorstaan, die hun kon worden opgelegd, sprak God door Zijn engel tot Abraham: "Nu weet Ik, dat gij God vrezende zijt en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden." Genesis 22 : 12. Deze grote geloofsdaad verlicht het karakter van Abraham met uitzonderlijke luister. Op krachtige wijze illustreert het zijn volmaakt vertrouwen op de Here, Wie hij niets onthield, zelfs niet zijn zoon der belofte. USG1 461 3 Er is niets te kostbaar voor ons om aan Jezus te geven. Indien we Hem de talenten der middelen teruggeven, die Hij ons heeft toevertrouwd, zal Hij ons meer ter hand stellen. Elke inspanning, die we voor Christus doen, zal door Hem beloond worden en elke plicht, waarvan we ons in Zijn naam kwijten, zal bijdragen tot ons eigen geluk. God gaf Zijn innig geliefde Zoon over aan de doodskwellingen van de kruisiging, opdat allen, die in Hem geloven, één zouden worden door de naam van Jezus. Wanneer Christus een zo groot offer bracht om mensen te redden en ze tot een éénheid te smeden, zoals Hij één was met de Vader, welk offer is dan te groot om door Zijn navolgers gebracht te worden ten einde die éénheid te bewaren? HET GETUIGENIS VAN EEN EENSGEZINDE GEMEENTE USG1 462 1 Wanneer de wereld een volmaakte harmonie ziet bestaan in de gemeente Gods, dan zal dat voor hen een machtig bewijs zijn ten gunste van de Christelijke godsdienst. Verdeeldheid, ongelukkige verschillen en beuzelingen in de gemeente onteren onze Verlosser. Dit alles kan vermeden worden wanneer het eigen-ik onderworpen wordt aan God en Jezus' navolgers de stem van de gemeente gehoorzamen. Ongeloof suggereert dat persoonlijke onafhankelijkheid ons aanzien vermeerdert, dat het zwakheid is, wanneer we onze eigen ideeën aangaande wat goed en recht is, onderwerpen aan de beslissing van de gemeente; maar het toegeven aan zulke gevoelens en inzichten is gevaarlijk en zal ons storten in wetteloosheid en verwarring. Christus zag dat eenheid en Christelijke verbondenheid noodzakelijk waren voor het werk Gods, daarom legde Hij dat Zijn discipelen op. En de geschiedenis der Christenheid heeft vanaf die tijd tot nu toe afdoend bewezen dat enkel en alleen in eenheid kracht ligt. Laat men het persoonlijke oordeel onderwerpen aan de autoriteit van de gemeente. USG1 462 2 De apostelen voelden de noodzakelijkheid van absolute eenheid, en daarnaar streefden zij in alle ernst. Paulus vermaande zijn broeders met deze woorden: "Maar ik bid u, broeders, door de Naam van onze Here Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in een zelfde zin en in een zelfde gevoelen". 1 Korinthe 1 : 10. Hij schreef ook aan zijn Filippensen-broeders: "Indien er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en onttermingen zijn; zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één ge-moed en van één gevoelen zijnde. Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelven. Een iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeen der anderen is. Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was." Filippensen 2 : 1--5. USG1 463 1 Aan de Romeinen schreef hij: "Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u, dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus, opdat gij eendrachtelijk, met één mond, moogt verheerlijken de God en Vader van onze Here Jezus Christus. Daarom neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen heeft, tot de heerlijkheid Gods". Romeinen 15 : 5--7. "Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven." Romeinen 12:16. Petrus schreef aan de gemeenten in de verstrooiing: "Eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk; vergeldt niet kwaad voor kwaad of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende, dat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegeningen zoudt beërven." 1 Petrus 3 :8, 9. USG1 463 2 En Paulus, in zijn epistel aan de Korinthiërs, zegt: "Voorts, broeders, zijt blijde, wordt volmaakt, zijt getroost, zijt eensgezind, leeft in vrede; en de God der liefde en des vredes zal met u zijn". 2 Korinthe 13 : 11. USG1 463 3 Zo ver als mogelijk is, moet gij in harmonie zijn met uw broeders en zusters. Gij moet uzelven aan God overgeven en ophouden met die hardheid en neiging om te vitten. Gij moet uw eigen geest uitbannen en daarvoor in de plaats stellen de geest van de zachtmoedige Heiland. Kom en grijp Zijn hand, dat de aanraking u mag electriseren en u met de gezegende eigenschappen van Zijn 1876, Vol. 4, blz. 65, 66 eigen vlekkeloos karakter mag bedélen. Gij moogt uw harten open stellen voor Zijn liefde en u door Zijn macht laten hervormen, terwijl Zijn genade uw sterkte is. Dan zult gij een krachtige invloed ten goede uitoefenen. Uw morele kracht zal opgewassen zijn tegen de zwaarste karaktertoets. Uw onkreukbaarheid zal zuiver en geheiligd zijn. Dan zal uw licht doorbreken als de morgen. --1876, Vol. 4, blz. 63. USG1 464 1 De godsdienst van Christus verlangt niet dat we onze karakteridentiteit verliezen, maar dat we ons in enige mate aanpassen aan de gevoelens en zienswijzen van anderen. Heel waf mensen kunnen toetreden tot een bepaald geloofsverband, wier opinie's, gewoonten, en gevoelens in aangelegenheden, het tijdelijke betreffend, hief harmoniëren; maar wanneer de liefde van Christus in. hun harten brandt en zij vooruit zien naar dezelfde hemel als hun eeuwig tehuis, zullen zij de zoetste en intelligentste gemeenschap met elkander smaken, en zullen ze de wonderlijkste éénheid vormen. Er zijn nauwelijks twee mensen, wier beleven in alle opzichten precies eender is. De beproevingen van de een behoeven niet de beproevingen van een ander te zijn en altijd moeten uw harten openstaan vóór een vriendelijk medevoelen, en overvloeien van de liefde, die Jezus koesterde voor al Zijn broeders. . ------------------------Hoofdstuk 84--Gaat Voorwaarts USG1 465 1 De geschiedenis van de kinderen Israëls is geschreven tot lering en vermaning van alle Christenen. Toen de Israëlieten overvallen werden door gevaren en moeilijkheden, en hun weg hopeloos scheen vastgelopen te zijn, ontzonk hun de moed en zij morden tegen de leider, die God over hen gesteld had. Ze verweten hem, dat hij hen in gevaar had gebracht, terwijl hij toch enkel de stem van God had gehoorzaamd. USG1 465 2 Het goddelijk bevel luidde: "Gaat voorwaarts". Ze moesten niet wachten tot ze de weg duidelijk voor zich zagen liggen en ze een volledig begrip hadden van het gehele plan hunner verlossing. Gods werk moet altijd vooruit gaan en Hij zal Zijn volk een weg bereiden. Aarzelen en morren is een bewijs van wantrouwen in de Heilige Israëls. In Zijn voorzienigheid bracht God de Hebreën in de bergengten met de Rode Zee vóór zich, opdat Hij hun verlossing zou bewerkstelligen en hun voor altijd van hun vijanden zou ontdoen. Hij zou hen ook op een andere wijze hebben kunnen redden, maar Hij koos deze methode om hun geloot te beproeven en hun vertrouwen in Hem te versterken. USG1 465 3 We kunnen Mozes niet beschuldigen dat hij tekort schoot, omdat het volk murmureerde over zijn handelwijze. Hun eigen opstandige, wederspannige harten waren de oorzaak dat zij de man laakten, die God gesteld had om Zijn volk te leiden. Terwijl Mozes voorwaarts ging in de vreze des Heren, in het volle vertrouwen op Zijn beloften de richting gaande, die Hij gewezen had, werden degenen, die hem moesten steunen, ontmoedigd en zagen in het verschiet niets anders dan onheil, nederlaag, en dood. USG1 465 4 De Here houdt Zich nu bezig met Zijn volk, dat de tegenwoordige waarheid gelooft. Hij wil grote resultaten 1876, Vol. 4, blz. 25--28 verwerkelijken, en terwijl Hij in Zijn voorzienigheid bezig is tot dit doel te komen, zegt Hij tot Zijn volk "Gaat voorwaarts". Het is waar, de weg is nog niet gebaand, maar wanneer zij optrekken, krachtig bezield door geloof en moed, zal God een duidelijke weg voor hun ogen aftekenen. Altijd zullen er zijn die klagen, zoals gebeurde met het oude Israël, en die de moeilijkheden van hun positie wijten aan hen, die God gesteld heeft met de speciale bedoeling Zijn werk vooruit te brengen. Ze zien niet in dat God hen beproefd door hen te brengen in benarde plaatsen, waar geen uitredding is dan enkel door Zijn hand. USG1 466 1 Er zijn tijden, wanneer het Christelijke leven omringd schijnt te zijn van gevaren en het moeilijk valt zijn plicht te doen. In de verbeelding ziet men de naderende ondergang vóór zich, en achter zich slavernij of dood. Nochtans zegt Gods stem duidelijk boven alle ontmoediging: Gaat voorwaarts. We moeten dit bevel gehoorzamen, wat ook het resultaat moge zijn, zelfs al kunnen onze ogen de duisternis niet doorboren, en al voelen we de koude golven aan onze voeten. VOORTGAAN IN HET GELOOF USG1 466 2 De Hebreën waren vermoeid en verschrikt; niettemin, wanneer zij waren blijven staan toen Mozes hun vroeg voorwaarts te gaan, wanneer ze hadden geweigerd de Rode Zee dichter te naderen, zou God hun nooit een geopende weg hebben gegeven. Afgaande naar het water, toonden ze dat ze geloofden in het woord Gods, zoals dat door Mozes gesproken was. Ze deden alles wat ze konden doen, en toen deed de Machtige Israëls Zijn deel, en kliefde de wateren om een weg te banen voor hun voeten. USG1 466 3 De wolken, die zich boven ons hoofd opstapelen en onze weg overschaduwen zullen nooit verdwijnen voor een weifelende, twijfelende geest. Het ongeloof zegt: "We zullen nooit over die moeilijkheden heen komen, laten we maar wachten tot ze zich hebben opgelost en we onze weg weer duidelijk zien". Maar het geloof dringt lot een moedig voorwaarts gaan, hopende alle dingen, gelovende alle dingen. Gehoorzaamheid aan God brengt zeer zeker de overwinning. Alleen door het geloof kunnen we de hemel binnen gaan. USG1 467 1 Er is een treffende gelijkenis tussen onze geschiedenis en die van de kinderen Israëls. God leidde Zijn volk van uit Egypte in de woestijn, waar ze Zijn wet konden houden en Zijn stem gehoorzamen. De Egyptenaren, die zich van de Here niets aantrokken, waren vlak bij hen gelegerd; nochtans wat voor de Israëlieten een vloed van licht was, die het gehele kamp verlichtte en de weg voor hen met licht overstraalde, was voor de legerscharen van Faraö een wolkenmuur, die de nachtelijke duisternis nog zwarter maakte. USG1 467 2 Zo is er in deze tijd een volk, dat God gesteld heeft als de bewaarder van Zijn wet. Voor degenen, die er aan gehoorzamen, zijn de geboden Gods als een vuurkolom, die de weg verlicht en uitstippelt tot de eeuwige zaligheid. Maar voor degenen, die ze veronachtzamen, zijn ze als zwarte wolken. "De vreze des Heren is het beginsel der wijsheid." Psalm 111 : 10. Beter dan al onze kennis is een verstaan van het Woord Gods. In het houden van Zijn geboden ligt een groot loon, en geen aardse be-weegreden moet de mens ook maar voor een moment doen schokken in zijn trouw. Rijkdom, aanzien en wereldse pracht zijn slechts waardeloos goed, dat zal vergaan voor het vuur van Gods gramschap. USG1 467 3 De stem des Heren, die tot Zijn getrouwen zegt, "Gaat voorwaarts", beproeft vaak hun geloof tot het uiterste. Maar indien ze de gehoorzaamheid zouden verschuiven tot elke schaduw van onzekerheid voor hun ogen zou zijn weggevaagd, zodat er geen gevaar om te falen of onder fe gaan meer zou bestaan, zouden ze nooit optrekken. Die denken dat het voor hen onmogelijk is zich over te geven aan de wil van God en geloof te koesteren in Zijn beloften, tot zich geen hindernissen meer op hun weg bevinden, zullen nooit tot overgave komen. Geloof is niet de zekerheid der kennis; het "is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet". Hebreën 11 : 1. Gehoorzaamheid aan de geboden Gods is de enige weg om Zijn gunst te verkrijgen. USG1 468 1 "Gaat voorwaarts", moet het wachtwoord van de Christen zijn. ------------------------Hoofdstuk 85--Medearbeiders van Christus USG1 468 2 Het was een belangrijke tijd voor -- gedurende en na de tentvergadering in 1874. Zou daar een geriefelijk en ruim huis der aanbidding geweest zijn, dan zou meer dan hef dubbele van het aantal, dat werkelijk gewonnen werd, zich aan de kant der waarheid geschaard hebben. God werkt met hetgeen wij presteren. Door onze nalatigheid en zelfzucht kunnen we voor zondaren de weg afsluiten. De grootste inspanning moest men zich getroost hebben om diegenen te redden, die nog in dwaling leefden, nochtans belangstelling hadden voor de waarheid. Een even verstandige opperste leiding is nodig in de dienst van Christus, als nodig is over de regimenten van het leger, dat het leven en de vrijheid van het volk beschermt. Het is niet een ieder gegeven om oordeelkundig te werken voor de redding van zielen. Dat moet gepaard gaan met nauw overleg. We moeten niet met het werk des Heren beginnen op goed geluk om dan maar te zien wat voor succes het oplevert. De Here heeft nodig mannen met verstand, mannen die doordenken. Jezus roept op mede-arbeiders, en geen knoeiers. God heeft nodig helder-denkende, intelligente mannen om het grote werk te doen dat nodig is voor de redding van zielen. 1876, Vol. 4, blz. 67--75 USG1 469 1 Werktuigkundigen, advocaten, kooplieden, mannen van alle vakken en beroepen studeren en vormen zich om toch maar meester te worden in hun vak. Moeten de navolgers van Christus dan minder intelligent zijn, en, terwijl ze belijden in Zijn dienst te staan, in onwetendheid verkeren ten aanzien van de wegen en middelen, die toegepast moeten worden? Het werk om het eeuwige leven te verkrijgen staat ver boven alle aardse beloning. Om zielen tot Jezus te leiden is nodig een kennis van de menselijke natuur en een studie van de menselijke geest. Veel nauwgezet overleg en vurig gebed worden vereist om te weten hoe men mannen en vrouwen benaderen moet ten aanzien van het belangrijke onderwerp der waarheid. USG1 469 2 Sommige rappe, impulsieve, nochtans eerlijke zielen zullen, na een scherp discours, degenen die niet tot ons behoren, benaderen op een zeer abrupte wijze, waardoor de waarheid, die wij hen zo gaarne willen laten aannemen, voor hen afstotend wordt. "De kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger dan de kinderen des lichts, in dit geslacht." Lukas 16:8. Zakenlieden en staatslieden leggen zich toe op hoffelijkheid. Het behoort tot hun politiek zich zo voor te doen dat ze aller harten winnen. Ze studeren opdat ze in hun spreken en doen zo zijn, dat ze de grootste invloed kunnen uitoefenen op de mensen rondom hen. Ze maken van hun kennis en talenten zo ', n goed gebruik als maar mogelijk is, om hun doel te bereiken. USG1 469 3 Er worden bergen afval opgehoopt door de belijdende navolgers van Christus, die de weg naar het kruis blokkeren. Niettegenstaande dit alles zijn er sommigen, die zo diep overtuigd zijn, dat ze over elke ontmoediging zullen heenkomen en elk obstakel zullen overwinnen om de waarheid te winnen. Maar hadden de gelovigen in de waarheid hun verstand gezuiverd door haar gehoorzaam te zijn, hadden ze de belangrijkheid van de kennis en beschaving der manieren in Christus' werk aangevoeld, zo zouden, waar nu één ziel gered is, er mogelijk twintig geweest zijn. NIEUWE BEKEERLINGEN MOETEN BEMOEDIGD WORDEN USG1 470 1 Nogmaals, nadat personen tot de waarheid zijn bekeerd, moet er de nodige aandacht aan hen besteed worden. De ijver van sommige predikers schijnt in te schrompelen, zodra ze enig succes op hun werk hebben gekregen. Ze beseffen niet dat deze pas bekeerden nog verzorging nodig hebben -- waakzame aandacht, hulp en bemoediging. Dezen moeten niet alleen gelaten worden ten prooi aan Satans machtige verleidingen; ze moeten bekeerd worden ten aanzien van hun plichten; men moet vriendelijk met hen om gaan, hen leiden, hen bezoeken, en met hen bidden. Deze mensen hebben het voedsel nodig, dat elk mens toegekend wordt ter rechter tijd. USG1 470 2 Geen wonder dat sommigen ontmoedigd worden, achter blijven op de weg om door de wolven verscheurd te worden. Satan is allen op het spoor. Hij zendt zijn handlangers uit om de zielen die hij verloren heeft, in zijn rijen terug te brengen. Er moeten meer vaders en moeders zijn om die kinderen in de waarheid aan hun hart te drukken, hen te bemoedigen en voor hen te bidden, opdat hun geloof niet verward wordt. USG1 470 3 Prediken is maar een klein deel van het werk dat gedaan moet worden voor de zaligheid van zielen. De Geest van God overtuigt zondaren van de waarheid, en Hij plaatst ze in de armen van de gemeente. De predikanten mogen kun deel doen, maar ze kunnen nooit het werk verrichten dat de gemeente moet doen. God verlangt van Zijn gemeente diegenen te verzorgen, die nog jong zijn in geloof en ervaring, hen op te zoeken, niet met de bedoeling om met hen te gaan babbelen, maar om te bidden, tot hen de woorden te spreken, die zijn "gouden appelen op zilveren schalen". USG1 470 4 Wij allen moeten aard en wijze bestuderen, opdat we mogen weten hoe oordeelkundig met verschillende karakters om te gaan, en we ons uiterste best doen om hen te brengen tot een correct begrip van Gods Woord en tot een waar Christelijk leven. Wij moeten de Bijbel met hen lezen en hun gedachten van tijdelijke dingen afleiden om die te brengen op hun eeuwige belangen. Het is de plicht van Gods kinderen om zendelingen voor Hem te zijn, nader in kennis te komen met hen, die hulp nodig hebben. Wanneer iemand wankelt onder de verleiding, dan moet zijn geval nauwgezet en met wijsheid behandeld worden, want zijn eeuwige belangen staan op het spel, en de woorden en daden van hen, die zich met hem bemoeien, kunnen een reuk des levens ten leven, of des doods ten dode zijn. USG1 471 1 Soms doet zich een geval voor, dat onder gebed moet onderzocht worden. De persoon moet zijn waar karakter getoond worden; hij moet zijn geaardheid en temperament, met al zijn persoonlijke eigenaardigheden, begrijpen en zijn zwakheden inzien. Hij moet met overleg behandeld worden. Indien hij bereikt kan worden, indien zijn hart getroffen wordt door deze wijze, geduldige arbeid, kan hij met sterke koorden weder nauw met Christus verbonden worden en er toe gebracht worden om op God te vertrouwen. O, wanneer een dergelijk werk gedaan wordt, zien al de engelen des hemels toe en verheugen zich; want een kostbare ziel is bevrijd uit de strikken van Satan en van de dood gered! O, zal de intelligente arbeid voor de zaligheid der zielen niet beloond worden? Christus betaalde voor hen de prijs van Zijn eigen leven en zullen dan Zijn navolgers vragen: "Ben ik mijns broeders hoeder?" Zullen wij niet arbeiden in gemeenschap met de Meester? Zullen wij de waarde niet achten van zielen, voor wie onze Heiland stierf? WERK VOOR DE KINDEREN USG1 471 2 Enkele pogingen zijn gedaan om bij de kinderen belangstelling te wekken voor het werk, maar niet genoeg. Onze Sabbatscholen moeten zo gehouden worden dat het hun belangstelling meer wekt. De gewone scholen hebben de laatste jaren hun onderwijsmethoden veel verbeterd. Aanschouwelijk onderwijs, platen en schoolborden worden gebruikt om voor het jonge verstand de moeilijke lessen bevattelijker te maken. Precies op dezelf de wijze kan de tegenwoordige waarheid vereenvoudigd en veel interessanter gemaakt worden voor de actieve geest van de kinderen. USG1 472 1 Ouders, met wie men op geen andere wijze contact kan krijgen, worden vaak bereikt door hun kinderen. Sabbatschoolleraressen kunnen de kinderen in de waarheid onderwijzen en deze zullen die op hun beurt in de gezinskring uitdragen. Maar weinige leraars schijnen de belangrijkheid van deze afdeling van het werk in te zien. De onderwijsmethoden, die met zoveel succes zijn toe-gepast op de gewone scholen, kunnen met hetzelfde retaat ingevoerd worden op de Sabbatscholen en kunnen de middelen zijn om de kinderen tot Jezus te brengen en hen in de Bijbelse waarheid op te voeden. Daar zal men veel meer mee bereiken dan met een godsdienstige opwekking van een emotioneel karakter, dat net zo snel voorbij gaaf als het komt. USG1 472 2 De liefde van Christus moet gekoesterd worden. Meer geloof is nodig in het werk, dat, naar wij geloven, gedaan moet worden alvorens Jezus komt. Er moet meer zelfverloochening, meer zelfopofferende arbeid zijn in de juiste richtlijnen. Weloverdacht en onder gebed moet men nagaan hoe het werk op zijn best gedaan kan worden. Er zijn talenten onder ons, die dat kunnen uitvinden en toepassen, mits die talenten maar gebruikt worden. Op goed geleide, intelligente pogingen zullen grote resultaten volgen. AANTREKKELIJKE GEBEDSVERGADERINGEN USG1 472 3 De gebedsdiensten moeten de belangwekkendste ver-gaderingen zijn, die gehouden worden, maar helaas gaat er doorgaans maar weinig van uit. Velen bezoeken de preek maar verzuimen de gebedssamenkomst. Nogmaals, dit verdient nader overleg. Wijsheid moet van God gevraagd en plannen moeten gelegd worden om de vergaderingen zo te leiden dat ze belangwekkend en aantrekkelijk zjjn. De mensen hongeren naar hef brood des levens. Wanneer ze dat vinden op de gebedssamenkomst, zullen ze daarheen gaan om het te ontvangen. USG1 473 1 Lange, saaie preken en gebeden zijn nergens op hun plaats en helemaal niet op vergaderingen waar ook vreemden komen. Die haantje de voorste zijn en altijd klaar staan om te spreken, staat men toe dat ze de timiden, en die zich op de achtergrond houden, beletten hun getuigenis te geven. Die het oppervlakkigst zijn, hebben doorgaans het meest te vertellen. Hun gebeden zijn lang en machinaal. Ze vermoeien de engelen en de mensen, die naar hen moeten luisteren. Onze gebeden moeten kort zijn, ingaande op de kern van de zaak. Wanneer sommigen persoonlijk gesteld zijn op lange gebeden, laten ze dat dan doen in hun binnenkamer. Laat de Geest van God in uw harten binnengaan en Hij zal alle droge formaliteit uitbannen. DE MACHT VAN GOEDE MUZIEK USG1 473 2 Muziek kan een grote kracht ten goede zijn, nochtans benutten we dit onderdeel van de kerkdienst met ten volle. Het zingen is doorgaans impulsief of ter opluistering van bijzondere gevallen en de andere keren zingt men gezamenlijk zo goed en zo kwaad als het gaaf, en verliest de muziek het eigenlijke effect op de aanwezigen. Muziek moet inhouden schoonheid, pathos en kracht. Laaf men de stemmen verheffen in lofen wijdingsliederen. Biedt, zo mogelijk, ook plaats aan instrumentale muziek en laat de heerlijke klanken in volle harmonie tot God opstijgen als een aanneembaar offer. USG1 473 3 Maar hef is soms moeilijker de zangers aan de leiding te doen gehoorzamen en ze tot een eenheid te vormen dan de gewoonten aangaande gebed en vermaan te verbeteren. Velen wensen de dingen te doen naar hun eigen inzicht, van goede raad zijn ze niet gediend en staan ze onder leiding, dan worden ze ongeduldig. Rijpe plannen zijn nodig in de dienst van God. Gezond verstand is een uitmuntend iets in de aanbidding des Heren. De denkvermogens moeten geconcentreerd zijn op Christus, en men moet wegen en middelen bedenken om Hem zo goed mogelijk te dienen. De gemeente Gods, die er naar streeft het goede te doen door de waarheid uit te leven en te trachten zielen te redden, kan een macht in de wereld zijn, wanneer de leden zich onder de leiding stellen van de Geest des Heren. Zij moeten niet het gevoel hebben dat ze ten opzichte van de eeuwigheid onverschillig te werk kunnen gaan. SYMPATHIE EN PRETTIGE OMGANG USG1 474 1 Als volk verliezen wij veel door een tekort aan sympathie en prettige omgang met elkander. Die een voorstander is van onafhankelijkheid en een leven leidt in afzondering, gedraagt zich niet zoals God dat van hem verlangt. Wij zijn kinderen Gods, over en weer op elkander aangewezen tot bevordering van het geluk. Zowel God als de mensheid hebben rechten op ons. Wij moeten allen in dit leven ons deel bijdragen. Het is de juiste cultivering van de sociale elementen van onze natuur, die ons de sympathie bezorgt van onze broeders en ons persoonlijk gelukkig maakt in onze pogingen anderen ten zegen te zijn. De gelukzaligheid des hemels zal bestaan in de zuivere gemeenschap met heilige wezens, in de harmonische omgang met de gezegende engelen en met de verlosten, die hun kleren gewassen en wit gemaakt hebben in het bloed des Lams. We kunnen niet gelukkig zijn wanneer we geheel geabsorbeerd zijn in onze persoonlijke belangen. We moeten in deze wereld leren om zielen te winnen voor de Heiland. Wanneer we anderen kwetsen dan kwetsen we ook onszelven. Wanneer we anderen zegenen, dan zegenen we ook onszelven, want de invloed van elke goede daad vindt een terugslag in ons eigen hart. USG1 474 2 Wij hebben de plicht elkander te helpen. Het is niet altijd zo, dat we in contact komen met Christenen, prettig in de omgang, met een zacht, aantrekkelijk karakter. Velen hebben niet de juiste opvoeding gehad; ze hebben een hoekig karakter; ze zijn nukkig en bokkig, nurks in elk opzicht. Wanneer we dezen helpen, dat ze hun gebreken zien en verbeteren, moeten we oppassen dat we niet ongeduldig en prikkelbaar worden door de fouten van onze naaste. Onder degenen, die Christus belijden, zijn onaangename mensen; maar de schoonheid van Christus' genade zal hen hervormen, indien ze hun uiterste best doen die zachtheid en minzaamheid van Hem te verkrijgen, Wiens navolgers zij zijn, er aan denkende, dat "niemand voor zichzelven leeft". Mede-arbeiders van Christus! Welk een verheven positie! USG1 475 1 Waar zijn in deze grote steden de zendelingen vol zelfopoffering te vinden? De Here heeft arbeiders in Zijn wijngaard nodig. We moeten er ons voor wachten dat we Hem nief van de tijd beroven, waarop Hij bij ons recht heeft; we moeten oppassen dat we die niet doorbrengen in ledigheid of tof opschik van het lichaam, door aan dwaze doeleinden te besteden de kostbare uren, die God ons gegeven heeft voor het gebed, om vertrouwd te worden met onze Bijbel, en om te werken ten bate onzer medeschepselen, waardoor we onszelven en hen geschikt maken voor de grote taak, die vóór ons ligt. USG1 475 2 Moeders spenderen onnodige arbeid aan kleren tot opschik van zichzelven en van haar kinderen. Hef is onze plicht onszelven en onze kinderen netjes en ordelijk te kleden, zonder onnutte versierselen, borduursels of uiterlijk vertoon, oppassende, dat we bij hen niet een liefde voor opschik aankweken, die tot hun ondergang zal bijdragen, maar eerder zoekende de Christelijke deugden aan te kweken. Niemand onder ons kan zich aan onze verantwoordelijkheden onttrekken, en in geen geval kunnen we zuiver staan voor de troon van God, wanneer we het werk verzuimen te doen, dat de Here ons opgedragen heeft. USG1 475 3 Zendelingen voor God worden gevraagd, trouwe mannen en vrouwen, die de verantwoordelijkheid niet afwijzen. Arbeid met overleg zal goede resultaten afwerpen. Er valt een wezenlijk werk te doen. De waarheid moet de mensen gebracht worden op een zorgvuldige wijze door hen, die minzaamheid met wijsheid verenigen. We moeten ons niet afzonderen van onze medemensen, maar nauw met hen in contact komen; want hun zielen zijn even kostbaar als de onze. We kunnen het licht in hun huizen brengen en er met een zachte, milde geest op aandringen, dat ze het verheven voorrecht, hun geboden, aanvaarden, met hen bidden, wanneer dat gepast lijkt, en hen laten zien dat er verhevener doeleinden zijn, die ze kunnen najagen om dan in alle behoedzaamheid tot hen te spreken over de geheiligde waarheden voor dit laatste der dagen. USG1 476 1 Er zijn onder ons volk meer bijeenkomsten voor de zang dan voor het gebed; maar zelfs deze vergaderingen kunnen geleid worden op zo ', n eerbiedige, nochtans prettige wijze, dat er een goede invloed van uitgaat. Echter wordt daar te veel gedaan aan gekheid, ijdele praat en geklets om van die bijeenkomsten een zegen te doen uitgaan, om de gedachten te verheffen en de manieren te beschaven. ------------------------Hoofdstuk 86--Sensationele Opwekkingen USG1 476 2 Er is in -- te veel een verdeelde belangstelling ontstaan. Wanneer een nieuwe opwekking zich voordoet, dan zijn er sommigen die met hun invloed aan de verkeerde kant gaan staan. Een ieder moet op zijn hoede zijn, wanneer misleidingen binnenstuipen met het doel van de waarheid af te leiden. Er zijn mensen, die altijd klaar staan om iets nieuws, iets vreemds aan te horen; en de vijand der zielen vindt in deze grote steden meer dan voldoende om de nieuwsgierigheid op te wekken en de geest af te houden van de grote heiligende waarheden voor dit laatste der dagen. USG1 476 3 Wanneer elke ongestadige godsdienstige opwekking sommigen nalatig doet zijn om door hun tegenwoordigheid 1876, Vol. 4, b lz. 75--76 (Medearbeiders van Christus) en invloed de minderheid, die een onpopulaire waarheid gelooft, te steunen, zal er in plaats van kracht veel zwakheid in de gemeente zijn. Satan gebruikt tal van middelen om zijn doel te bereiken; en wanneer onder hef mom van populaire godsdienst, hij weifelende, wankele mensen van het pad der waarheid kan afbrengen, heeft hij al veel bereikt om de kracht van Gods volk te breken. Dit op en neer golvend opwekkingsenthousiasme, dat komt en gaat gelijk de baren der zee, heeft een misleidend uiterlijk, waardoor tal van eerlijke mensen gaan geloven dat het de ware Geest des Heren is. Het wekt heel wat bekeerlingen. Degenen met een emotioneel temperament, de zwakken en onstandvastigen, scharen zich onder zijn banier; maar wanneer de vloed zich terug trekt, bemerken ze dat ze als eenzamen op het strand der zee zijn achtergebleven. Wordt niet misleid door valse leraren, noch laat u leiden door ijdele woorden. De vijand van zielen is ervan overtuigd dat hij genoeg schotels heeft met prettige fabelen om aan de begeerte van allente voldoen. USG1 477 1 Er zullen altijd lichtende meteoren verschijnen; maar de lichtflits, die ze achter laten, gaat onmiddellijk uit in een duisternis, die nog zwarter schijnt dan tevoren. Deze sensationele godsdienstige opwekkingen, die ontstaan uit anecdoten en door het vertoon van excentriciteiten en buitennissigheden, kan men allemaal vergelijken met werk aan de oppervlakte, en diegenen van ons geloof die onder de ban komen van of meegesleept worden door die flitslichten, zullen nooit het werk Gods opbouwen. Bij het minste of geringste zijn ze bereid hun invloed terug te trekken en anderen over te halen om die vergaderingen te bezoeken, waar ze horen wat de ziel verzwakt en de geest verwart. Juist omdat men zich zo af laat trekken van het werk, lijdt de zaak Gods zo ', n slepend bestaan. We moeten standvastig zijn in het geloof; we moeten daarin onwrikbaar geworteld zijn. We hebben onze taak voor ons liggen, namelijk om het licht der waarheid, zoals dat geopenbaard is in Gods wet, op anderen te laten schijnen en hen uit de duisternis te trekken. Om te slagen vereist dit werk een bewuste, volhardende energie om doelbewust te handelen. STANDVASTIGHEID NODIG USG1 478 1 Er zijn sommigen in de gemeente die zich nodig moeten vastklemmen aan de pilaren van ons geloof, opdat ze met beide voeten stevig staan op een rotsbodem, inplaats van op een wankele oppervlakte, ontstaan door valse opwekkingen. Er zijn mensen in de gemeente, die in geestelijk opzicht aan een slechte spijsvertering lijden. Ze hebben zichzelven tot stumpers gemaakt; hun geestelijke zwakheid is het gevolg van hun eigen weifelende handelwijze. Ze worden door de steeds veranderlijke winden der leerstelling heen en weer gesmeten en zijn verward en onzeker omdat ze zich enkel door hun gevoelens laten leiden. Ze zijn op sensatie beluste Christenen, altijd hongerig naar iets nieuws en naar iets afwijkends; bizarre leerstellingen verwarren hun geloof, en voor de zaak der waarheid zijn ze waardeloos. USG1 478 2 God heeft standvastige, doelbewuste mannen en vrouwen nodig, waar men op kan bouwen in tijden van gevaar en beproeving, die even vast geworteld en gegrond zijn in de waarheid als de eeuwige bergen, die niet naar links of naar rechts geduwd worden, maar recht door zee gaan en altijd aan de goede kant staan. Er zijn sommigen die in tijden van godsdienstig gevaar bijna doorgaans gezien worden in de gelederen van de vijand; gaat er enige invloed van hen uit dan staan ze daarmee nog aan de verkeerde kant. Zij voelen niet de zedelijke verplichting om al hun kracht te geven aan de waarheid, die ze belijden. Dezulken zullen loon ontvangen naar hun werken. USG1 478 3 Zij, die weinig doen voor de Heiland wat betreft de redding van zielen en hun rechte verhouding tot God, zullen zich in het geestelijke niet krachtig ontwikkelen. We moeten aanhoudend de kracht, die we bezitten, gebruiken, opdat deze toeneemt en zich ontwikkelt. Zoals ziekte het gevolg is van de schending der natuurwetten, zo is geestelijk verval het resultaat van een aanhoudende overtreding van Gods wet. En nochtans kunnen al die overtreders belijden dat ze al de geboden Gods houden. USG1 479 1 Wij moeten dichter tot God komen, onszelven in nauwer verbinding met de hemel plaatsen, en in de geringste daden van ons leven van-elke-dag de beginselen van de wet uitleven, om geestelijk gezond te zijn. God heeft Zijn dienstknechten bekwaamheden gegeven, talen-ten om te gebruiken tot Zijn heerlijkheid, niet om te vermorsen of te verstoppen. Hij heeft hun licht en een kennis van Zijn wil gegeven om dat aan anderen uit te dragen, en door anderen daarin te laten delen, worden we levende kanalen des lichts. Wanneer we onze geestelijke kracht niet gebruiken, worden we zwak, zoals de leden van het lichaam krachteloos worden, wanneer de zieke tot een langdurige rust gedwongen is. Juist door het gebruik ontstaat de kracht. ANDEREN DIENENDE USG1 479 2 Niets zal grotere geestelijke kracht en een dieper medegevoel wakker roepen dan het bezoeken en geestelijk versterken van zieken en moedelozen, door hen te helpen dat ze het licht zien en hun geloof op Jezus vestigen. Men moet zich soms van onaangename plichten kwijten, of anders zullen zielen tot ondergang zijn gedoemd. Christenen zullen het als een zegen beschouwen om deze werkjes te doen, hoe onprettig ze ook mogen zijn. Christus nam de onaangename taak op Zich om de hemelse hoven van reinheid en onovertroffen heerlijkheid te verlaten om als een mens onder de mensen te vertoeven in een wereld, geschonden en bevlekt door misdaad, geweld en ongerechtigheid. Hij deed dit om zielen te red-den, en zullen dan de objecten van zo ', n verbazingwekkende liefde en nooit gekende barmhartigheid zich dan verontschuldigen door een gemakzuchtig leven? Zullen ze hun eigen genoegens kiezen, hun eigen neigingen navolgen, en zielen laten omkomen in duisternis omdat ze in hun reddend werk met teleurstelling en norsheid te kampen hebben? Christus betaalde een oneindige prijs voor ‘s mensen verlossing, en zal hij dan zeggen: "Mijn Here, ik wil niet in Uw wijngaard arbeiden; ik bid U, houd mij voor verontschuldigd"? USG1 480 1 Op degenen in Zion, die met hun armen over elkaar zitten, doet God een beroep om aan het werk te gaan. Zullen zij niet luisteren naar de stem des Meesters? Hij wenst trouwe arbeiders, mannen des gebeds, die zaaien aan alle wateren. Die aldus arbeiden zullen met verbazing ervaren hoe beproevingen, die men resoluut in de naam en de kracht van Jezus draagt, het geloof zullen versterken en de moed hernieuwen. Op de weg van nederige gehoorzaamheid ligt veiligheid en kracht, troost en hoop; maar de beloning zal uiteindelijk ontgaan diegenen, die niets voor Jezus doen. Zwakke handen zullen niet in staat zijn de Machtige aan te grijpen, zwakke knieën zullen doorzakken in dagen van strijd. Bijbellezers en Christelijke arbeiders zullen de heerlijke prijs ontvangen en zullen horen het "Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, ....ga in tot hef feest van uw Heer." Mattheüs 25 : 21 (N.V.). ------------------------Hoofdstuk 87--Het Onthouden van Gelden USG1 480 2 De zegen Gods zal rusten op hen in X., wie het werk van Christus zo zeer ter harte gaat. De vrijwillige gaven van onze broeders en zusters, gegeven in het geloof en uit liefde voor de gekruisigde Verlosser, zullen wederkerig op hen een zegen doen neerdalen; want God noteert en herinnert Zich elke daad van vrijgevigheid van de zijde van Zijn heiligen. Maakt men plannen voor de bouw van een kerk, dan moet een sterk geloof en vertrouwen 1876, Vol. 4, blz. 76--83 (Medearbeiders van Christus) in God ontwikkeld worden. In de zakenwereld komen zij, die niets wagen, maar weinig vooruit; waarom zou men dan geen vertrouwen hebben in een werk Gods en daar zijn geld in steken? USG1 481 1 Sommigen, die in armoede leven, zijn goedgeefs met het weinige dat zij bezitten; maar komen ze in betere doen, dan worden ze erg op de penning. De reden dat zij zo weinig geloof hebben, is, dat zij niet geestelijk groeien naarmate ze bloeien en voor het werk Gods geen werkelijk offer brengen. USG1 481 2 Onder het Joodse stelsel werd vereist dat weldadigheid in de eerste plaats de Here bewezen werd. Bij de oogst op de akker en in de wijngaard moesten de eerste vruchten des velds -- het koren, de wijn, en de olie -- de Here als een offer gewijd worden. De losliggende korenaren en de hoeken van de akker waren de armen toegewezen. Onze barmhartige hemelse Vader vergaf de noden der armen niet. De eerste inzameling van de wol, wanneer de schapen werden geschoren, van het graan, wanneer de tarwe werd gedorst, moest de Here geofferd worden, en in de wet stond dat de armen, de weduwen, de wezen en de vreemdelingen op hun feesten zouden genodigd worden. Aan het einde van elk jaar werd vereist, dat een plechtige eed werd afgelegd, of zij al of niet gedaan hadden volgens het bevel van God. USG1 481 3 Deze regeling werd door de Here getroffen om de mensen in te scherpen dat in elke aangelegenheid Hij de eerste moest zijn. Door dit gavenstelsel moesten ze steeds in gedachte houden dat hun genadevolle Meester de ware eigenaar was van hun akkers, hun schapen en hun vee; dat de God des hemels hun zonneschijn en regen zond voor hun zaaitijd en oogst, en dat van alles wat ze bezaten Hij de schepper was. Alles was des Heren en Hij had hun als rentmeester gesteld over Zijn goederen. USG1 481 4 De vrijgevigheid van de Joden in de oprichting van de tabernakel en de bouw van de tempels illustreert een geest van offervaardigheid, die door Christenen van latere tijd nooit is geëvenaard. Zij waren uit hun lange slavernij in Egypte juist bevrijd en waren zwervers in de woestijn; nochtans waren zij nauwelijks verlost van de legerscharen der Egyptenaren, die hen achtervolgden op hun haastige reis, of het woord des Heren kwam tot Mozes, zeggende: "Spreek tot de kinderen Israëls dat zij voor Mij een hefoffer nemen. Van alle man, wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult gij Mijn hefoffer nemen". Exodus 25 : 2. USG1 482 1 Het bezit van Zijn volk was betrekkelijk klein en de vooruitzichten dat dit vermeerderd zou worden, waren niet groot; maar ze hadden een doel voor ogen -- voor God een tabernakel te bouwen. De Here had gesproken en ze moesten Zijn stem gehoorzamen. Ze onthielden niets. Allen gaven met een gewillig hart, niet een bepaald gedeelte van hun vermogensaanwas, maar een groot gedeelte van hun werkelijk bezit. Zij wijdden dat de Here blij en opgewekt en hun doen behaagde Hem ten zeerste. Was het niet alles van Hem? Had Hij hun niet gegeven al wat zij bezaten? Wanneer Hij daarvoor op hen een beroep deed, was het dan niet hun plicht de Uitlener terug te geven hetgeen Hem toebehoorde? USG1 482 2 Er behoefde geen dwang uitgeoefend te worden. Het volk bracht zelfs meer dan nodig was en een bevel werd uitgevaardigd om er mee op te houden, want voor de oprichting was reeds meer dan voldoende. Later, bij de bouw van de tempel, werd een beroep op hun geldmid-delen even hartelijk beantwoord. Het volk gaf niet met tegenzin. Ze verheugden zich in het vooruitzicht van een gebouw dat opgericht zou worden voor de aanbidding Gods, en zij gaven voor dit doel meer dan genoeg. Voor de ogen der ganse vergadering dankte David de Here en zei: "Want wie ben ik, en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen hebben om vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van U, en wij geven het uit Uw hand". 1 Kronieken 29 : 14. Dan dankt David in zijn gebed opnieuw met deze woorden: "Here, onze God, al deze menigte, die wij bereid hebben, om U een huis te bouwen, de Name Uwer Heiligheid, dat is van Uw hand en het is alles Uwe". Vers 16. USG1 482 3 David begreep heel goed, van wie al zijn milde gaven kwamen. Mocht het zijn dat zij van deze tijd, die zich verblijden in de liefde van een Heiland, konden beseffen dat hun zilver en goud de Here toebehoort en aangewend moet worden om Zijn naam groot te maken, en dat ze het niet met een boos hart moeten achter houden om hun begeerten te bevredigen en zichzelven te verrijken. Hij heeft een onbetwistbaar recht op alles dat Hij Zijn schepselen heeft geleend. Alles wat ze bezitten, behoort Hem toe. USG1 483 1 Er zijn verheven en heilige objecten, waartoe middelen nodig zijn, en het geld, dat daarin wordt gestoken zal de gever een verhevener, blijvender vreugde verschaffen, dan wanneer het gespendeerd zou worden tot persoonlijke bevrediging of zelfzuchtig opgespaard uit begeerte naar gewin. Wanneer God een beroep doet op ons bezit, hoe groot dat ook moge zijn, zal een offervaardig gemoed de gave tot een Hem gewijd offer maken, en zal voor de gever een schat opleggen in de hemel, die de mot niet kan verderven, het vuur niet kan verteren!, en de dieven niet kunnen roven. Die belegging is veilig. Het geld wordt bewaard in kisten zonder gaten; het wordt daar absoluut veilig bewaard. USG1 483 2 Kunnen Christenen, die er prat op gaan meer licht te bezitten dan de Hebreën, minder geven dan deze? Kunnen Christenen, die leven nabij de afsluiting des tijds, tevreden zijn met hun gaven, wanneer ze niet half zo groot zijn als van de Joden? Hun vrijgevigheid kwam ten goede aan hun eigen natie; het werk van dit laatste der dagen omvat de gehele wereld. De boodschap der waarheid moet gaan tot alle naties, talen en volken; haar geschriften, gedrukt in vele talen, moeten over de aarde warrelen als de bladeren in de herfst. HET KRUIS OPENBAART HET OFFER-PRINCIPE USG1 483 3 Er staat geschreven: "Dewijl dan Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo wapent gij u ook met dezelfde gedachte". 1 Petrus 4:1. Eveneens: "Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft". 1 Johannes 2 :6. Laten we ons af vragen: Wat zou onze Heiland in onze omstandigheden gedaan hebben? Wat zou Hij gedaan hebben voor de redding van zielen? Deze vraag wordt beantwoord door het voorbeeld van Christus. Hij deed afstand van Zijn koningschap, legde Zijn heerlijkheid af, gaf Zijn rijkdommen op, en bekleedde Zijn goddelijkheid met menselijk-heid, opdat Hij met de mensen in contact kon komen, waar ze ook waren. Zijn voorbeeld toont dat Hij Zijn leven aflegde voor zondaren. USG1 484 1 Satan vertelde Eva, dat een verheven staat van gelukzaligheid verkregen zou worden door de bevrediging van een verboden begeerte, maar de belofte Gods tot de mens berust op zelfverloochening. Toen Christus aan het schandhout leed in doodsstrijd voor ‘s mensen verlossing, kwam de menselijke natuur op een hoger niveau. Alleen door het kruis kan de mensheid worden opgericht om verbinding te krijgen met de hemel. Zelfverzaking en het kruis komen we tegen bij elke stap op onze pelgrimstocht naar de hemel. USG1 484 2 De geest der vrijgevigheid is de geest van de hemel; de geest van de zelfzucht is de geest van Satan. De zelfopofferende liefde van Christus wordt geopenbaard aan het kruis. Hij gaf alles dat Hij had en gaf toen Zichzelve opdat de mens gered zou worden. Het kruis van Christus doet een beroep op de goedgunstigheid van elke volgeling van de gezegende Heiland. Het beginsel, dat daar getoond wordt, is geven en nogmaals geven. Dit, uitgevoerd in een wezenlijke vrijgevigheid en in goede werken, is de ware vrucht van het Christelijke leven. Het beginsel van wereldlingen is een hang naar steeds groter bezit, en aldus verwachten zij het geluk deelachtig te worden; maar, wanneer dat zich voltrekt in zijn volle betekenis, is de vrucht ellende en dood. USG1 484 3 De waarheid te brengen naar al de bewoners der aarde, om hen te verlossen van hun schuld en onverschilligheid -- ziedaar de taak van Christus' navolgers. De mensen moeten de waarheid bezitten om door haar geheiligd te worden, en wij zijn de kanalen van Gods licht. USG1 484 4 Onze talenten, onze middelen, onze kennis dienen niet enkel fen bate van onszelven; ze moeten gebruikt worden om zielen zalig te maken, om de mens op te heffen uit zijn leven van zonde, en hem, door Christus, te brengen tot de oneindige God. USG1 485 1 We moeten in dit werk ijverige arbeiders zijn, er naar strevende berouwvolle, gelovige zondaars te leiden tot een goddelijke Verlosser, en hun een verheven gevoel in te scherpen van Gods liefde voor de mens. "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." Johannes 3:16. Wat een onvergelijkelijke liefde is dit! Een onderwerp voor de diepste overpeinzing! De verbazingwekkende liefde Gods voor een wereld, die Hem niet liefhad! De gedachte heeft een verzachtende macht over de ziel en brengt de geest tot onderwerping aan de wil van God. Mensen die als dwazen hunkeren naar gewin en teleurgesteld en ongelukkig zijn in hun wereldse wandel, hebben de kennis dezer waarheid nodig om het rusteloze hongeren en dorsten van hun ziel tot bedaren te brengen. DE VLOEK DER ZELFZUCHT USG1 485 2 Zendelingen voor God worden gevraagd in uw grote steden om het licht te brengen aan hen, die in de schaduw des doods zitten. Ervaren handen zijn nodig, om in de zachtmoedigheid der wijsheid en de kracht des geloofs, moede zielen te brengen aan de boezem van een goedertieren Verlosser. O, zelfzucht! Wat een vloek! Ze houdt ons terug om God te dienen. Al onze energie moet ingesteld zijn op de gehoorzaamheid van Christus. Wanneer we een gedeelte van onze belangstelling gaan wijden aan hen, die de dwaling brengen, dan helpen we het verkeerde en bevoordelen onze vijanden. De waarheid Gods kent geen compromis met de zonde, geen verbintenis met het gekunstelde, geen band met de overtreding. Soldaten zijn nodig, die altijd present zijn wanneer appèl wordt gehouden, gereed staande om onmiddellijk tot actie over te gaan; niet degenen, die, wan neer ze nodig zijn, bezig zijn de vijand te helpen. USG1 486 1 Ons is een groot werk opgedragen. Nochtans zijn er velen, die belijden deze geheiligde waarheden te geloven, die verlamd zijn door de drogredenen van Satan, en die niets doen ten bate van Gods werk, maar dat eerder hinderen. Wanneer zullen dezen doen gelijk degenen, die de Here verwachten? Wanneer, zullen ze een ijver tonen, die in overeenstemming is met hun geloof? Velen houden zelfzuchtig hun middelen achter en stillen hun geweten om na hun dood werkelijk iets groots voor des Heren zaak te doen. Zij maken een testament waarin een groot bedrag bepaald wordt voor de kerk en haar verschillende onderdelen, en geven zich dan over aan de stille gerustheid, dat ze alles gedaan hebben wat van hen geëist wordt. Waarin hebben zij door deze daad zichzelven verloochend? Ze hebben, integendeel, de ware aard van de zelfzucht aan de dag gelegd. Ze nemen zich voor om hun geld aan God te geven, wanneer ze het zelven niet langer meer nodig hebben. Maar ze willen het vast houden zo lang ze maar kunnen, totdat ze door een boodschapper, die ze niet terug kunnen sturen, gedwongen worden er afstand van te doen. USG1 486 2 Zo ', n testament is vaak een blijk van een reële begeerte. God heeft ons allen tot Zijn rentmeesters gesteld en in geen enkel geval heeft Hij ons gemachtigd onze plicht te verwaarlozen, of die op anderen af te schuiven De vraag naar geldmiddelen om het werk der waarheid vooruit te stuwen, zal nooit sterker zijn dan nu. Ons geld zal nooit zo goed besteed kunnen worden als momen-teel. Elke dag, waarin we het juiste gebruik daarvan uitstellen, zal de periode bekorten, waarin het ten gunste zal zijn voor de redding van zielen. Wanneer we aan anderen overlaten datgene te doen wat God ons wil laten doen doen we kwaad aan onszelven en aan Hem, Die ons alles gaf wat we bezitten. Hoe kunnen anderen ons werk der vrijgevigheid beter doen dan wij zelf. God wil dat elk mens gedurende zijn leven in deze aangelegenheid de uitvoerder is van zijn eigen wil. Tegenstand, ongeluk of geïntrigeer kan voorgenomen welwillende daden te niet doen, wanneer degene, die een fortuin vergaard heeft, niet langer bij machte is zich daartegen te verzetten. Het is bedroevend dat zo velen de aanwezige gulden kansen om goed te doen voorbij laten gaan, en wachten tot ze uit hun rentmeesterschap worden gezet alvorens de Here de middelen terug te geven, die Hij hun geleend heeft om Zijn Naam groot te maken. "WACHT U VOOR DE HEBZUCHT" USG1 487 1 Een op de voorgrond tredend feit in de onderwijzingen van Christus is de veelvuldigheid en de ernst waarmede Hij de zonde der hebzucht berispt en wijst op het gevaar van wereldse begeerte en buitensporige liefde naar gewin. In de woningen der rijken, in de tempel en in de straten waarschuwde Hij degenen, die informeerden naar de Zaligheid: "Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht". Lukas 12:15 (N.V.). "Gij kunt niet God dienen en de mammon." Mattheüs 6 : 24; Lukas 16 : 13. USG1 487 2 Het is die groeiende hang om maar geld te verdienen, de zelfzucht, die het verlangen naar gewin verwekt, die de gunst Gods van de gemeente wegneemt en haar geestelijk leven ten dode doemt. Wanneer het hoofd en de handen voortdurend bezig zijn om te denken en te zwoegen voor het vermeerderen van rijkdom, worden de rechten van God en van de mensheid vergeten. Wanneer God ons met voorspoed heeft gezegend, dan is dat niet, dat wij onze tijd en onze aandacht aan Hem zouden onttrekken om dat te wijden aan hetgeen Hij ons heeft geleend. De gever is groter dan de gave. Wij zijn ons zelven niet, maar zijn duur gekocht. Hebben we die oneindige prijs, die voor onze verlossing betaald is, vergeten? Is de dankbaarheid in het hart verkild? Maakt het kruis van Christus een leven van gemakzucht en overdaad niet meer te schande? USG1 487 3 Stel u eens voor, wanneer Christus, vermoeid geworden zijnde van die ondankbaarheid en afwijzing, die Hij aan alle kanten ondervond, Zijn werk in de steek had gelaten! Denkt u eens in, dat Hij nooit dat tijdspunt bereikt had, toen Hij zei: "Het is volbracht". Of dat Hij teruggekeerd was naar de hemel, ontmoedigd door Zijn ontvangst! Of dat Hij nooit die doodsstrijd Zijner ziel in de hof van Gethsémané had doorstaan, die bloeddruppels uit de poriën van Zijn voorhoofd perste! USG1 488 1 Christus werd in Zijn arbeid voor de verlossing der mensheid gesterkt door een liefde, die haars gelijke niet heeft, en door een toewijding aan de wil des Vaders. Hij gaf Zich geheel ten bate van de mens, zelfs tot aan het uur van Zijn vernedering. Hij bracht Zijn leven door in armoede en zelfverloochening voor een ontaarde zondaar. In een wereld, die Hem toebehoorde, had Hij. geen plek om Zijn moede hoofd neer te leggen. Wij oogsten de vruchten van deze ongekende zelfopoffering; en toch, wanneer het werk gedaan moet worden, wanneer ons geld gevraagd wordt om het werk van de Verlosser voor de verlossing van zielen te helpen, verzaken we onze plicht en voeren verontschuldigingen aan. Misselijke traagheid, zorgeloze onverschilligheid en boze zelfzucht sluiten ons geweten voor de rechten Gods. USG1 488 2 O, moest Christus, de Majesteit des hemels, de Koning der heerlijkheid het zware kruis torsen, de doornenkroon dragen en de bittere kelk drinken, terwijl wij ons gemak houden, onszelf verheerlijken en de zielen vergeten, die Hij wilde verlossen door het storten van Zijn dierbaar bloed? Neen; laat ons geven zolang we daartoe in staat zijn. Laat ons handelen zolang we de kracht hebben. Laat ons werken zolang hef dag is. Laten we onze tijd en middelen wijden aan de dienst van God, dat we Zijn goedkeuring mogen wegdragen en Zijn beloning ontvangen. ------------------------Hoofdstuk 88--Het Toetsingsproces USG1 489 1 Bij het hemelse gerechtshof zijn onze gevallen hangende. Dag in, dag uit brengen wij daar onze rekening en verantwoording ter tafel. Een ieder zal beloond worden naar zijn werken. Brandoffers en slachtoffers waren in het verleden voor God niet aannemelijk, tenzij de gave geofferd werd in de rechte geest. Samuël zei: "Heeft de Here lust aan brandofferen en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Heren? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen." 1 Samuël 15 : 22. Al het geld op aarde kan de zegen Gods niet kopen en u ook niet éénmaal de overwinning geven. USG1 489 2 Velen zouden gaarne elk offer, wat het ook is, willen brengen, behalve dat ene dat ze moesten brengen, namelijk zich geheel en ai overgeven, hun wil onderwerpen aan de wil van God. In dat verband zei Christus tot Zijn discipelen: "Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan". Mattheüs 18:3. Hier is een les in ootmoed. We moeten allen zo nederig worden als kinderkens om het Koninkrijk te beërven. Onze hemelse Vader ziet het hart der mensen, en Hij kent hun karakter beter dan zijzelven. Hij ziet dat sommigen talenten en krachten hebben, welke, in de juiste richting geleid, gebruikt kunnen worden tot Zijn heerlijkheid voor de vooruitgang van Zijn werk. Hij stelt deze mensen op de proef en brengt ze in Zijn wijze voorzienigheid in verschillende positie's en onder gevariëerde omstandigheden, hen toetsende opdat ze kunnen openbaren wat in hun hart is, alsmede ook de zwakke punten in hun karakter, die voor henzelf verborgen waren. Hij stelt hen steeds in de gelegenheid hun zwakheden te verbeteren, de ruwe kanten 1876, Vol. 4, blz. 84--94 van hun wezen af te slijpen en zich klaar te maken voor Zijn dienst, zodat wanneer Hij ze voor het werk roept, ze gereed zijn en engelen des hemels hun werk kunnen paren aan de menselijke pogingen in de taak, die op aarde verricht moet worden. USG1 490 1 Die God op verantwoordelijke posten wil plaatsen, toont Hij in Zijn genade hun verborgen gebreken, opdat zij in hun innerlijk zullen schouwen en critisch zullen onderzoeken de gecompliceerde gevoelens en werkingen van hun eigen hart om aan het licht te brengen wat verkeerd is; zo kunnen ze verandering brengen in hun geaardheid en verbetering in hun manieren. In Zijn voorzienigheid brengt God mensen waar Hij hun morele krachten kan toetsen en hun drijfveren kan bloot leggen opdat ze wat goed is, nog kunnen verbeteren en wat kwaad is kunnen uitsnijden. God zou willen dat Zijn dienstknechten bekend werden met het zedelijk mechanisme van hun eigen hart. Om dit te bewerkstelligen, laat Hij vaak toe dat ze komen te staan in het vuur der beproeving opdat ze gelouterd zullen worden. "Maar wie zal de dag Zijner toekomst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid en als zeep der vollers. En Hij zal zitten, louterende, en het zilver reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi reinigen, en Hij zal ze doorlouteren als goud en als zilver; dan zullen zij de Here spijsoffer toebrengen in gerechtigheid." Maleachi 3 : 2, 3. USG1 490 2 De loutering van Gods volk kan niet geschieden zonder dat het hun leed doet. God laaf hef vuur der beproeving toe om het vuil te verteren, om het waardeloze te scheiden van het waardevolle opdat hef zuivere metaal in al zijn glans zal blinken. Hij brengt ons van het ene vuur in het andere en toetst ons op onze juiste waarde. Wanneer we deze beproevingen niet kunnen doorstaan, hoe zal hef dan met ons zijn in de tijd der benauwdheid? Wanneer voorspoed of tegenstand valsheid, hovaardij of zelfzucht in onze harten bloot legt, wat zullen we dan doen wanneer God het werk van een iegelijk als met vuur beproeft en de geheimen van alle harten openbaart? USG1 491 1 Een ware gemoedsgesteldheid zal zich aan beproeving niet onttrekken; wanneer we wars zijn om door de Here onderzocht te worden, dan is onze toestand inderdaad ernstig. God is Degene, Die de zielen loutert en reinigt; in de hitte van de oven wordt het vuil voor goed gescheiden van het ware zilver en goud van het Christelijke karakter. Jezus let nauwkeurig op de toets. Hij weet wat nodig is om het kostbare metaal te louteren, opdat het de glans van Zijn goddelijke liefde kan weerkaatsen. JEZUS GING VOOROP USG1 491 2 God brengt Zijn volk tot Zich in nauw contact door drukkende, toetsende beproevingen, door hen te wijzen op hun eigen zwakheid en onvermogen, en door hen te leren op Hem te steunen als hun enige hulp en bewaarder. Dan is Zijn doel bereikt. Ze zijn dan geschikt om gebruikt te worden in elk onverwacht geval, om belangrijke vertrouwenspositie's te bekleden en de grote doelstellingen ten uitvoer te brengen, waarvoor hun de ver-mogens gegeven waren. God stelt mensen op de proef; Hij beproeft ze aan alle kanten en zo Worden ze opgevoed, getraind, gedisciplineerd. Jezus, onze Verlosser, ‘s mensen Vertegenwoordiger en Hoofd, verdroeg dit toetsingsproces. Hij leed meer dan wij ooit geroepen zullen worden om te lijden. Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en werd op alle punten verzocht gelijk wij. Hij leed niet door eigen schuld, maar door onze zonden; en nu, ons verlatende op de verdiensten van onze Overwinnaar, kunnen wij overwinnaars worden in Zijn naam. USG1 491 3 Gods werk der loutering en reiniging moet doorgaan tot Zijn dienstknechten zo verootmoedigd zijn, zo het eigen-ik zijn afgestorven, dat, wanneer ze tot actieve dienst worden opgeroepen, ze enkel oog hebben voor Zijn heerlijkheid. Hij zal dan hun werken aannemen; zij zullen niet overhaast te werk gaan, niet impulsief; ze zullen niet als dollen voortsnellen en ‘s Heren werk in gevaar brengen; ze zullen niet verslaafd zijn aan ver-zoekingen en driften, geen navolgers van hun eigen vleselijke begeerten, daartoe aangezet door Satan. O, hoe vreselijk is Gods werk bevlekt door de perverse wil en ononderworpen natuur van de mens! Wat een lijden brengt hij over zich door zijn eigenzinnige lusten! Steeds en steeds weer brengt God de mens onder zwaardere verdrukking tot eens volmaakte nederigheid en karakterverandering hem in harmonie brengen met Christus en de geest des hemels, en zij zichzelf overwinnen. USG1 492 1 Van heren derwaarts heeft God mannen geroepen en heeft ze getest en beproefd om te zien welk karakter ze zouden ontwikkelen, om na te gaan of hun de versterking te X. kon toevertrouwd worden en te constateren of ze in de tekortkomingen van de reeds daar geplaatste mannen konden voorzien, en, ziende de fouten, die de mannen daar gemaakt hebben, hef voorbeeld zouden schuwen van hen, die niet geschikt zijn om in het heiligste werk Gods een plaats te bekleden. Aanhoudend heeft Hij de mannen te X. met waarschuwingen, berispingen en raadgevingen achtervolgd. Hij heeft een groot licht verschaft aan hen, die in Zijn werk aldaar dienst doen, opdat ze de weg duidelijk voor zich zagen liggen. Maar wanneer ze hun eigen weg willen gaan, en, zoals Saul, hef licht verachten, zullen ze zeker op dwaalwegen komen en het werk in moeilijkheden brengen. Licht en duisternis zijn hun voorgehouden, maar helaas hebben zij al te vaak de duisternis verkozen. DE BOODSCHAP AAN LAODICEA USG1 492 2 De boodschap aan Leodicéa slaat op het volk Gods, die belijden de tegenwoordige waarheid te geloven. De meesten zijn lauwe belijders, hebbende wel de naam maar niet de ijver. God heeft te kennen gegeven dat Hij in het hart van Zijn werk mannen nodig had om de bestaande toestand aldaar te verbeteren en daar als trouwe schildwachten op hun post te staan. Hij heeft hun op elk punt licht verschaft om hen te onderrichten, te bemoedigen en te bevestigen, al naar het geval eiste. Maar desondanks constateerde men dat zij, die trouw op hun post moesten staan, ijverig in christelijke werken, met een zacht gemoed, Jezus kennende en vurig liefhebbende, de vijand hielpen door diegenen te verzwakken en te ontmoedigen, die God gebruikt om Zijn werk op te bouwen. De uitdrukking "lauw" is van toepassing op dit soort mensen. Zij belijden de waarheid lief te hebben maar schieten te kort in christelijke geestdrift en toewijding. Ze durven niet alles op te geven en het gevaar van de ongelovige te lopen, nochtans zijn ze niet bereid het eigen-ik te verzaken en de beginselen van hun geloof ten zeerste uit te leven. USG1 493 1 De enige hoop voor de Laodicensen is een helder inzicht te hebben van hun staan tegenover God, een kennis van de aard hunner ziekte. Ze zijn noch koud, noch heet; ze nemen een neutrale positie in en ter zelfder tijd vleien ze zichzelven dat ze aan niets gebrek hebben. De waarachtige Getuige haat die lauwheid. Hij verfoeit de onverschilligheid van dit soort mensen. In dat verband zegt Hij: "Och, of gij koud waart, of heet". Openbaring 3 : 15. Als lauw water zijn ze walgelijk naar Zijn smaak. Ze zijn noch onverschillig, noch dom zelfzuchtig. Ze ar-beiden niet met geheel hun hart en geheel hun ziel aan hef werk Gods, zich vereenzelvigend met de belangen daarvan; maar ze houden zich op een afstand en zijn bereid hun posten te verlaten, wanneer hun wereldse, persoonlijke belangen dat vragen. Het innerlijke werk der genade ontbreekt in hun harten; van dezulken staat geschreven: "Gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt". Vers 17. GODS GENEESMIDDEL USG1 493 2 Geloof en liefde zijn de ware rijkdommen, hef zuivere goud, dat de Waarachtige Getuige de lauwen aanraadt te kopen. Hoe rijk we ook mogen zijn aan aardse schatten, zo zal al onze rijkdom ons niet in staat stellen de kostbare geneesmiddelen te kopen, die de ziekte der ziel, lauwheid genaamd, genezen. Intellect en aardse rijkdommen waren niet bij machte om de gebreken van de gemeente te Laodicéa weg te nemen of verbetering te brengen in Hun deplorabele toestand. Ze waren blind, nochtans voelden ze zich in de beste conditie. De Geest van God verlichtte hun verstand niet en ze bemerkten niets van hun zondigheid; daarom voelden ze niet dat ze hulp nodig hadden. USG1 494 1 Verstoken te zijn van de gunsten van' Gods Geest is inderdaad bedroevend; maar nog erger is het verstoken te zijn van geestelijk leven en van Christus, en nochtans trachtend onszelf te rechtvaardigen door diegenen, die zich over ons ongerust maken, te vertellen dat al hun vrees en medelijden voor ons geen pas heeft. Vreselijk is de macht der zelfmisleiding over de menselijke geest. Wat een verblindheid! Het licht te houden voor duisternis, en duisternis voor licht! De Waarachtige Getuige raadt ons van Hem te kopen goud, beproefd in hef vuur, witte klederen, en ogenzalf. USG1 494 2 Het goud, beproefd komende uit het vuur, is geloof en liefde. Dat maakt hef hart rijk, want het is doorlouterd tot het zuiver is, en hoe meer het beproefd is, des te schitterender is zijn glans. De witte kleding is reinheid van karakter, de rechtvaardigheid, die Christus de zondaar verleent. Dit is inderdaad een kleed van hemels weefsel, dat enkel bij Christus gekocht kan worden voor een leven van gewillige gehoorzaamheid. De ogenzalf is die wijsheid en genade, die ons in staat stelt onderscheid te kunnen zien tussen het kwade en hef goede, en de zonde onder elke vermomming te ontdekken. God heeft Zijn gemeente ogen gegeven en Hij wil dat ze deze zalven met wijsheid, opdat ze scherp kunnen zien; maar indien ze daartoe in staat waren, zouden velen de ogen van de gemeente willen sluiten; want ze willen niet dat hun daden aan het licht komen uit vrees voor berisping. De goddelijke ogenzalf zal klaarheid geven aan het verstand. Christus is de bron van alle deugden. Hij zegt: "Koopt van Mij". SOMMIGEN UITGESCHAKELD USG1 494 3 Sommigen zullen misschien zeggen dat het een ver heerlijking van eigen verdiensten is, wanneer men Gods gunst verwacht door goede werken. Het is waar, we kunnen door onze goede werken geen enkele overwinning kopen; nochtans kunnen we zonder overwinning geen overwinnaars zijn. De koop, die Christus ons aanbeveelt, is enkel een zich schikken in de toestanden, waarin Hij ons geplaatst heeft. Ware deugd, die van onschatbare waarde is, en die de toets van beproeving en strijd zal doorstaan, kan enkel verkregen worden door geloof en nederige gehoorzaamheid onder gebed. Deugden, die de beproevingen van leed en vervolging doorstaan, en die hun kracht en oprechtheid tonen, zijn het goud, dat beproefd is in het vuur en zuiver bevonden wordt. Christus biedt deze kostelijke schat de mens te koop aan: "koopt van Mij goud, beproefd komende uit het vuur". Vers 18. De dode, harteloze plichtsvervulling maakt ons niet tot Christenen. We moeten onze lauwe toestand laten varen en een ware bekering smaken, of anders zal de hemel ons ontgaan. USG1 495 1 Ik werd er op gewezen hoe voorzienig God onder Zijn volk te werk gaat, en zag dat elke beproeving, veroorzaakt door het louterend en zuiverend proces, aantoont dat sommigen tot de afval behoren. Het fijne goud komt niet altijd te voorschijn. In elke crisis op geloofsgebied vallen enkelen onder de verleiding. Wanneer God de wan schudt, dan vliegt het kaf in talrijke droge blaadjes weg. Voorspoed kweekt tal van belijders. Strijd verwijdert hen uit de gemeente. Over het algemeen hebben ze geen gemeenschap met God. Ze gaan uit ons weg omdat ze van ons niet zijn; want wanneer moeiten en vervolging ontstaan tengevolge van hef Woord, worden velen geergerd. USG1 495 2 Laten dezen met hun gedachten eens een paar maanden terug gaan, naar de tijd, toen zij anderen, die in een positie verkeerden, waarin zij zich nu bevinden, critisch beoordeelden. Laten ze nog eens nauwkeurig nagaan wat ze gezegd hebben van die zwaar beproefden. Had iemand hun toen gezegd, dat, ondanks hun ijver en werk om anderen terecht te zetten, zij over een poosje in een zelfde duistere toestand zouden verkeren, dan zouden ze gezegd hebben wat Hazaël zei tot de profeet: "Is uw dienstknecht een hond, dat hij deze grote zaak doen zou?" 2 Koningen 8:13 (Engelse vertaling). USG1 496 1 Ze geven zich over aan zelfmisleiding. Heeft het schip een kalme vaart, wat zijn ze dan vastberaden! Wat een moedige zeelui zijn het dan! Maar laat de stormen van beproeving en verzoeking gieren, ziel dan lijden hun zielen schipbreuk. Mensen kunnen uitmuntende gaven hebben, goede bekwaamheden, prachtige eigenschappen, maar één gebrek, het koesteren van een geheime zonde, zal voor hun karakter zijn, wat de door de worm aangevreten plank is voor hef schip -- ramp en algehele ondergang!.... GESTADIGE VOORUITGANG NODIG USG1 496 2 Mannen op verantwoordelijke posten moeten steeds meer naar de volmaaktheid groeien. Ze moeten niet blij' ven staan op een oude ervaring en niet het gevoel hebben dat hef niet zo nodig is kundige arbeiders te worden. De mens, hoewel hef meest hulpeloze wezen van Gods schepselen wanneer hij ter wereld komt, en het verdorvenst in zijn natuur, is nochtans tot gestadige vooruitgang bekwaam. Hij kan verlicht worden door de wetenschap, veredeld door de deugd, en kan verstandelijk en zedelijk groeien, totdat hij een volmaaktheid van intelligentie en een zuiverheid van karakter bereikt, die maar iets lager staat dan de volmaaktheid en reinheid der engelen. Met het licht der waarheid schijnende op het verstand der mensen, en dé liefde Gods uitgestort in hun harten, kunnen we ons geen begrip vormen wat ze kunnen worden, noch wat groot werk ze kunnen doen. USG1 496 3 Ik weet dat het menselijke hart blind is voor zijn eigen ware toestand, en toch kan ik niet nalaten een poging te doen om u te helpen. We hebben u lief en we willen u voorwaarts zien gaan naar de overwinning. Jezus heeft u lief. Hij stierf voor u en Hij wil u zo gaarne gered zien. We kunnen u niet in X. vast houden; maar we wensen dat gij een gedegen werk doet met uw eigen ziel, dat gij elk kwaad daar ten goede keert en elke poging doet het eigen-ik tot onderwerping te brengen, opdat de hemel u niet ontgaat. Dit moogt ge uzelf niet aandoen. Om Christus' wille, wederstaat de duivel, en hij zal van u vlieden. USG1 497 1 Het snoeien en zuiveren, dat aan ons verricht wordt om ons geschikt voor de hemel te maken, is zeer belangrijk, en zal ons veel lijden en beproeving kosten, omdat onze wil niet onderworpen is aan de wil van Christus. We moeten door de oven gaan tof het vuur het vuil heeft verteerd, en we gereinigd zijn en het goddelijke beeld weerkaatsen. Die hun eigen neigingen navolgen en op het uiterlijke afgaan, kunnen niet goed beoordelen waf God doet. Ze zijn vol ontevredenheid. Ze zien mislukking, waar werkelijk triomf is, een zwaar verlies waar winst is; en, evenals Jacob, willen ze uitroepen: "Al deze dingen zijn tegen mij" (Genesis 42 : 36), terwijl juist al die dingen, waarover ze klagen, ten goede voor hen meewerken. USG1 497 2 Geen kruis, geen kroon. Hoe kan iemand zonder beproevingen sterk zijn in de Here? Willen we kracht hebben, dan moeten we actie voeren. Willen we een sterk geloof hebben, dan moeten we in omstandigheden geplaatst worden, waar we ons geloof kunnen oefenen. Even voor zijn martelaarschap vermaande Paulus Timotheüs: "Lijd verdrukkingen met het Evangelie, naar de kracht Gods". 2 Timotheüs 1 : 8. Alleen door heel veel kommer zullen we het koninkrijk Gods binnen gaan. Onze Heiland werd beproefd op alle mogelijke wijzen, en nochtans triomfeerde Hij in God aanhoudend. Het is ons voorrecht sterk te zijn in de kracht Gods onder alle omstandigheden, en te roemen in het kruis van Christus. 1872, Vol. 3, blz. 67 ------------------------Hoofdstuk 89--De Krachtige Uitwerking van Christus' Bloed USG1 498 1 De kinderen van Israël werd eertijds bevolen een offer te brengen voor de gehele vergadering om hen te reinigen van een ceremoniële verontreiniging. Dit offer was een rode vaars en stelde het volmaakter offer voor, dat van de bezoedeling der zonde zou verlossen. Dit was een offer voor een bepaalde gelegenheid ter reiniging van allen, die uit noodzaak of bij toeval een dode hadden aangeraakt. Allen die op enige wijze in contact kwamen met lijken, werden ceremonisch als onrein beschouwd. Dit had de bedoeling de Hebreën krachtig het feit in te scherpen dat de dood kwam uit hoofde van de zonde en derhalve een representant is van de zonde. De ene vaars, de ene ark, de ene koperen slang wijzen met alle kracht naar het ene grote offer, de offerande van Christus. USG1 498 2 Deze vaars moest rood zijn, een symbool van het bloed. Ze moest zijn zonder vlek of gebrek; een dier dat nooit een juk had gedragen. Hier werd Christus opnieuw verzinnebeeld. De Zoon van God kwam vrijwillig het verzoeningswerk doen. Niet door dwang werd op Hem een juk gelegd, want Hij was onafhankelijk en boven alle wet. De engelen, als Gods intelligente boodschap-pers, stonden onder het juk der verbintenis; geen persoonlijk offer hunnerzijds kon de schuld van de gevallen mens verzoenen. Christus alleen was vrij van de rechten der wet om de verlossing van het zondige geslacht te ondernemen. Hij had macht Zijn leven af te leggen en het weder op te nemen. "Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn." Filippensen 2 : 6. USG1 498 3 Nochtans had dit glorievolle Wezen de arme zondaar lief, en nam de gestalte eens dienstknechts aan, opdat Hij 1876, Vol. 4, blz. 120-125 (Een verdeelde belangstelling) zou lijden en sterven in de plaats van de mens. Jezus zou hebben kunnen blijven aan Zijns Vaders rechter hand, dragende Zijn koninklijke kroon en koninklijk kleed. Maar Hij verkoos al de rijkdommen, eer en heerlijkheid des hemels te ruilen voor de armoede der mensheid, en Zijn verheven positie voor de verschrikkingen van Gethsémané en de vernedering en doodsstrijd van Golgotha. Hij werd een Man van Smarten, verzocht in krankheid, opdat, door Zijn doop van lijden en bloed, Hij een schuldige wereld kon reinigen en verlossen. "Zie, Ik kom", zo luidde de blijde instemming, "om Uw welbehagen te doen, o mijn God." Psalm 40 : 8, 9. USG1 499 1 De vaars, die geofferd werd, werd buiten het kamp gebracht, en daar op de imposantste wijze gedood. Zo moest Christus lijden buiten de poorten van Jeruzalem, want Golgotha lag buiten de stadsmuren. Dit moet aantonen dat Christus niet stierf alleen voor de Hebreën, maar voor de gehele mensheid. Hij proclameert aan een gevallen wereld, dat Hij gekomen is om hun Verlosser te zijn, en dringt er op aan dat ze de zaligheid aannemen, die Hij hun biedt. Was de vaars op de plechtigste manier geslacht, dan nam de priester, gekleed in reine, witte kleren, het bloed in zijn handen waar het vloeide uit het lichaam van het slachtoffer, en wierp dat zeven malen in de richting van de tempel. "En dewijl wij hebben een grote Priester over het huis Gods, zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van hef kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water." Hebreën 10 : 21, 22. USG1 499 2 Het lichaam van de vaars werd tot as verbrand, hetgeen sloeg op een volkomen offer. De as werd dan vergaderd door iemand, die niet verontreinigd was door contact met de dode, en gedaan in een vat, dat water uit een vlietende stroom bevatte. Deze reine, onbezoedelde persoon nam dan een cederhout met scharlaken bekleed en een bundel hijsop, en sprenkelde de inhoud van het vat op de tent en de vergadering. Deze ceremonie werd zeven maal gedaan met het oog op de grootste uitwerking, en had ontzondiging ten doel. USG1 500 1 Aldus treedt Christus, in Zijn eigen vlekkeloze recht-vaardigheid, na het storten van Zijn dierbaar bloed, in de heilige plaats om het heiligdom te reinigen. En daar wordt de bloedrode stroom ten dienste gesteld van de verzoening tussen God en de mens. Sommigen beschouwen dit slachten van de vaars misschien als een zinloze ceremonie, maar het werd gedaan op Gods bevel en heeft een diepe betekenis, die haar toepassing op de tegenwoordige tijd niet verloren heeft. USG1 500 2 De priester nam het cederhout met de hysop, dompel de die in het reinigende water en besprenkelde de onreinen. Dit symboliseerde het bloed van Christus, vergoten om ons te reinigen van zedelijke onreinheden, Hef herhaalde sprenkelen illustreert de grondigheid van het werk, dat verricht moest worden ten bate van de berouwvolle zondaar. Al waf hij heeft moét gewijd worden. Niet alleen moest zijn eigen ziel zuiver en rein gewassen worden, maar zijn streven moest zijn dat zijn gezin, alles waf zijn huishouden betrof, zijn eigendom, kortom alles waf hem toebehoorde, Gode gewijd werd. USG1 500 3 Nadat de tent met hysop was besprenkeld geworden, werd boven de deur der gereinigden geschreven: Ik ben mijnszelfs niet; Here, ik behoor u toe. Zo moet het ook zijn met degenen, die belijden, dat ze gereinigd zijn door het bloed van Christus. God is in deze tijd niet minder stipt, dan in verleden tijden. In zijn gebed verwijst de Psalmist naar deze symbolische ceremonie, wanneer hij zegt: "Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw". "Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest." "Geef mij weder de vreugde Uws heils, en de vrijmoedige geest ondersteune mij." Psalm 51 : 9, 12, 14. USG1 500 4 Hei bloed van Christus heeft een krachtige uitwerking, maar het moet voortdurend toegepast worden. God wenst niet alleen dat Zijn dienstknechten de middelen gebruiken, die Hij hun heeft toevertrouwd voor Zijn heerlijkheid, maar Hij verlangt dat ze zich persoonlijk wijden aan Zijn werk. Indien gij, mijn broeders, zelfzuchtig zijt geworden, en de Here onthoudt wat ge blijmoedig voor Zijn dienst moest geven, dan moet ge nodig en grondig met het bloed besprenkeld worden, en uzelf en al uw bezit aan God wijden. ------------------------Hoofdstuk 90--Gewillige Gehoorzaamheid USG1 501 1 Abraham was een oud man toen hij van God het verrassende bevel ontving om zijn zoon Izak als een brandoffer te offeren. Zelfs in zijn geslacht werd Abraham beschouwd als een oud man. Het vuur van zijn jeugd was uitgeblust. Het viel hem niet langer zo gemakkelijk om moeilijkheden te doorstaan en gevaren te trotseren. In de kracht der jeugd kan de mens, prat gaande op die kracht, tegen de storm ingaan, en zich verheffen boven ontmoedigingen, die zijn hart in het latere leven, wanneer zijn voeten wankelend grafwaarts gaan, zouden doen bezwijken. USG1 501 2 Maar in Zijn voorzienigheid bewaarde God Zijn laatste, zwaarste beproeving voor Abraham tot hij gebukt ging onder de last der jaren en na al dat zorgen en zwoegen naar rust verlangde. De Here sprak tot hem, zeggende: "Neem nu uw zoon, uw enige, die gij lief hebt, Izak", "en offer hem.... tot een brandoffer". Genesis 22 : 2. Het hart van de oude man stond van schrik stil. Het verlies van zulk een zoon door ziekte zou voor de liefhebbende vader hartverscheurend geweest zijn en de smart zou zijn door ouderdom vergrijsd hoofd gebogen hebben; maar nu krijgt hij het bevel om het dierbare bloed van die zoon door zijn eigen hand te storten. Het scheen hem vreselijk en onmogelijk toe. USG1 501 3 Nochtans had God gesproken en Zijn woord moest 1876, Vol. 4, blz. 144-148 gehoorzaamd worden. Abraham was hoogbejaard, maar dit ontsloeg hem niet van zijn plicht. Hij nam de staf des geloofs en terwijl zijn ziel door smart werd gepijnigd, nam hij zijn kind, schoon in de stralende gezondheid der jeugd, bij de hand, en ging op weg om het woord van God te gehoorzamen. De eerwaarde oude patriarch was mens. Zijn passies en gehechtheid waren gelijk de onze en hij hield veel van zijn jongen, die de troost was in zijn ouderdom, en aan wie de belofte des Heren was gegeven. USG1 502 1 Maar Abraham stond niet stil bij de vraag, hoe Gods beloften vervuld zouden kunnen worden wanneer Izak geslacht werd. Hij hield zich niet op om bij zijn angstig hart te rade te gaan, maar voerde het goddelijke bevel naar de letter uit, tot, juist toen hij het mes wilde steken in het sidderende vlees van zijn kind, het woord weerklonk: "Strek uw hand niet uit aan de jongen"; "want nu weet Ik, dat gij God vrezende zijt, en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden". Vers 12. USG1 502 2 Deze grote geloofsdaad staat op de bladzijden der heilige geschiedenis geschreven om steeds te schijnen over de wereld als een illuster voorbeeld tof aan het einde des tijds. Abraham smeekt niet of zijn hoge leeftijd een excuus mocht zijn om God te gehoorzamen. Hij zei niet: "Mijn haar is wit geworden, de kracht van mijn mannelijkheid is voorbij; wie zal mijn verstervend leven troosten wanneer Izak er niet meer is? Hoe kan een bejaard vader het bloed storten van een enige zoon?" Neen; God had gesproken en de mens moet gehoorzamen, zonder vragen, zonder morren, zonder onderweg te bezwijken. USG1 502 3 Vandaag de dag hebben we het geloof van Abraham in onze gemeenten nodig, om licht te brengen in de duisternis, die zich daarover heen verdikt, en het milde zonlicht van Gods liefde uitsluit en de geestelijke groei doet verschrompelen. Een hoge leeftijd zal nooit een verontschuldiging voor ons zijn om God niet te gehoorzamen. Ons geloof zal rijk zijn aan goede werken, want het geloof zonder de werkén is dood. Elke vervulde plicht, elk offer, gebracht in de naam van Jezus, verkrijgt een uitzonderlijk grote beloning. Juist in het doen van de plicht spreekt God en geeft Zijn zegen. Maar Hij eist van ons een algehele overgave der vermogens. De geest en het hart, het gehele wezen, moet Hem worden overgegeven, en anders zullen we, om ware Christenen te worden, te kort schieten. USG1 503 1 God heeft de mens niets onthouden, wat hem eeuwige rijkdommen kan verschaffen. Hij heeft de aarde bekleed met schoonheid, en die hem tot zijn gebruik en vertroosting ter beschikking gesteld gedurende zijn tijdelijk leven. Hij heeft Zijn Zoon gegeven om te sterven voor de verlossing van een wereld, die gevallen was door zonde en dwaasheid. Zo ', n weergaloze liefde, zo ', n oneindig offer, eist onze strikte gehoorzaamheid, onze heiligste liefde, ons onbegrensd geloof. Nochtans zijn al deze deugden, al worden ze ook ten volle beoefend, niet te vergelijken met het grote offer, dat voor ons gebracht is. ONVOORWAARDELIJKE GEHOORZAAMHEID USG1 503 2 God eist een prompte, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Zijn wet; maar de mensen zijn in slaap gewiegd of verlamd door de misleidingen van Satan, die excuses en uitvluchten suggereert, en hun gewetensbezwaren overwint, zeggende zoals hij tot Eva in de hof zei: "Gijlieden zult de dood niet sterven". Genesis 3 : 4. Onge-hoorzaamheid verhardt niet alleen het hart en het geweten van de schuldige, maar heeft de neiging het geloof van anderen te verderven. Dat, wat hun eerst heel verkeerd toe lijkt, verliest, doordat ze het steeds voor ogen hebben, langzamerhand dit beeld, totdat ze zich uiteindelijk gaan afvragen of dit nu werkelijk wel zonde is, en onbewust vallen ze in dezelfde dwaling. USG1 503 3 Door Samuël beval God Saul om op te trekken en de Amalekieten te slaan en al hun bezittingen te vernietigen. Maar Saul gehoorzaamde het bevel slechts gedeeltelijk; het minderwaardige vee vernietigde hij, maar bewaarde het beste en spaarde de goddeloze koning. De volgende dag ontmoette hij, vol lof over zichzelf, de profeet Samuël. Hij zei: "Gezegend zijt gij de Here! Ik heb des Heren woord bevestigd". Maar de profeet antwoordde onmiddellijk: "Waf is dan dit voor een stem der schapen in mijn oren en een stem der runderen, die ik hoor?" 1 Samuël 15 : 13, 14. USG1 504 1 Daardoor werd Saul in de war gebracht en hij probeerde de verantwoordelijkheid anderen op de nek te schuiven door te antwoorden: "Zij hebben ze van de Amalekieten gebracht, want het volk heeft de beste schapen en runderen verschoond om de Here, uw God te offeren, maar het overige hebben wij verbannen". Vers 15. Samuël dan berispte de koning en herinnerde hem aan het uitdrukkelijk bevel van God, namelijk om alles te vernietigen wat de Amalekieten toebehoorde. Hij bracht hem zijn overtreding onder het oog, dat hij de Here ongehoorzaam was geweest. Maar Saul weigerde te erkennen dat hij verkeerd gedaan had; wederom verontschuldigde hij zich door aan te voeren dat hij het beste van het vee bewaard had om de Here ie offeren. Samuël was tot diep in zijn hart bedroefd over de hardnekkigheid, waarmede de koning weigerde zijn zonde in te zien en te belijden. Op spijtige toon vroeg hij: "Heeft de Here lust aan brandofferen en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Heren? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtofferen, opmerken dan het vette der rammen. Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des Heren woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn". Verzen 22, 23. GEVAAR VAN UITSTEL USG1 504 2 Wij moeten niet de plicht onder ogen zien en het voldoen daaraan uitstellen. Zo ', n vertraging biedt tijd tot twijfel; ongeloof sluipt binnen, het oordeel wordt onzuiver, het inzicht verduisterd. Op het laatst dringen de waarschuwingen van Gods Geest niet meer tot in het hart van de misleide door, die zo verblind is geworden dat hij gaat denken dat ze onmogelijk voor hem bedoeld kunnen zijn, of op zijn geval slaan. USG1 505 1 De kostbare tijd der genade gaat voorbij, en weinigen beseffen dat die gegeven is met hef doel om zich voor te bereiden op de eeuwigheid. De gouden uren worden verspild aan het najagen van wereldse belangen, aan vermaak, aan absolute zonde. Gods wet wordt geminacht en vergeten; nochtans is elk gebod bindend. Op elke overtreding volgt de straf. Liefde naar werelds gewin leidt tot ontheiliging van de Sabbat, nochtans worden de eisen van die heilige dag niet te niet gedaan of verminderd. Gods gebod is op dit punt duidelijk en onbetwistbaar; zeer beslist heeft Hij ons verboden te wer-ken op de zevende dag. Hij heeft die afgezonderd als een dag, die Hem geheiligd is. Vele zijn de obstakels, die op de weg liggen dergenen, die in gehoorzaamheid aan de geboden Gods willen wandelen. Er zijn sterke, bijna niet zichtbare invloeden, die hen binden aan de wegen der wereld; maar de kracht Gods kan deze ketenen verbreken. Hij zal elk obstakel voor de voeten Zijner getrouwen wegnemen, of hun moed en kracht geven elke moeilijkheid te overwinnen, wanneer zij vurig om Zijn hulp smeken. Alle moeilijkheden zullen opgelost worden, wanneer er een ernstig verlangen en een vol-hardend pogen is om de wil van God te doen al gaat dat ook ten koste van de persoon zelf, en al zou zelfs zijn leven er bij op het spel staan. Licht des hemels zal de duisternis verdrijven van hen, die onder moeilijkheden en kommer voorwaarts gaan, ziende op Jezus als de Schepper en Voleinder van hun geloof. USG1 505 2 In de tijden van ouds sprak God tot de mensen door de mond van profeten en apostelen. In deze tijden spreekt Hij tot hen door de Getuigenissen van Zijn Geest. Er is nooit een tijd geweest dat God Zijn volk ernstiger onderrichtte dan nu aangaande Zijn wil en de weg, die ze volgens Hem moeten gaan. Maar zullen ze profijt trekken van Zijn beleringen? Zullen ze Zijn berisping aannemen en op Zijn waarschuwingen acht slaan? Een halve gehoorzaamheid neemt God niet aan; een compromis met het eigen-ik zal Hij neit bekrachtigen. ------------------------Hoofdstuk 91--Critiek op Hen, Die de Lasten Dragen USG1 506 1 De gemeente heeft groot gebrek aan onzelfzuchtige Christelijke arbeiders. Wanneer allen, die in de regel niet in staat zijn verzoeking te weerstaan en te zwak zijn om alleen te staan, uit X. zouden wegblijven, dan zou er in die plaats een veel zuiverder geestelijke atmosfeer bestaan. Die teren op de fouten en tekortkomingen van anderen en die de ongezonde smetstof inademen van de gebreken en verzuimen van hun naasten, zichzelven opwerpend tot reinigers van de kerk, zijn niet tot voordeel van de gemeenschap, waartoe zij behoren, maar zijn een voortdurende last voor de kring, die met hen zit opgescheept. USG1 506 2 De gemeente heeft gebrek, niet aan lasten, maar aan ernstige arbeiders, niet aan vitters, maar aan opbouwers van Zion. Zendelingen zijn werkelijk nodig bij de hartader van het werk -- mannen, die het bolwerk zullen verdedigen, mannen van ijzer en staal, die voor de eer opkomen van hen, die God heeft geplaatst aan het hoofd van Zijn werk en die zich tot het uiterste zullen inspannen om het werk in al zijn vertakkingen te ondersteunen, zo nodig zelfs met opoffering van hun eigen belangen en leven. Maar mij werd getoond, dat er maar weinigen zijn, bij wie de waarheid in hef hart staat geschreven, die de onderzoekingstoets van God kunnen doorstaan. Velen zijn er, die beslag hebben gelegd op de waarheid, maar de waarheid heeft geen beslag gelegd op hen om hun harten te veranderen en hen te reinigen van alle zelfzucht. Onder degenen, die naar X. gekomen zijn om in het werk 1876, Vol. 4, blz. 195-196 (Oprechte berisping nodig) te helpen, maar ook onder velen van de oude leden, zijn er, die een vreselijk verslag bij God hebben in te dienen, omdat zij door hun eigenliefde en niet-toegewijde leven het werk gehinderd hebben. USG1 507 1 Godsdienst heeft geen reddende eigenschap, wanneer het karakter van hen, die hem belijden, niet harmoniëert met hun belijdenis. In Zijn goedertierenheid heeft God groot licht geschonken aan Zijn volk in X., maar Satan moet ook zijn werk doen, en hij laat zijn kracht juist voelen bij de hartader van het werk. Hij grijpt mannen en vrouwen, die zelfzuchtig en onheilig zijn en stelt hen als wachters bij de trouwe dienstknechten Gods om hun woorden, hun daden en hun motieven in twijfel te trekken, critiek uit te oefenen, en te morren wanneer ze berispt en gewaarschuwd worden. Door hen verwekt hij achterdocht en naijver, en probeert de moed van de gelovigen te verzwakken, de onheiligen te behagen en de verrichtingen van Gods dienstknechten te niet te doen. DE VRUCHT VAN CRITIEK USG1 507 2 Satan heeft grote macht uitgeoefend over de geest der ouders door hun tuchteloze kinderen. De zonde van ouderlijk verzuim staat op het debet van vele Sabbatvierende ouders. De geest van kletsen en overbrieven is een van Satans speciale hulpmiddelen om onenigheid en twist te zaaien, om vrienden te scheiden en het geloof in de vastheid van ons standpunt bij velen te ondermijnen. Broeders en zusters staan maar al te gauw klaar om te praten over fouten en dwalingen, die anderen volgens hun mening hebben, en dat zijn dan volgens hen vooral diegenen, die onversaagd de boodschappen van vermaning en waarschuwing hebben doorgegeven, die ze van God hadden ontvangen. USG1 507 3 De kinderen van die klagers luisteren met open oor en ontvangen het gif van die ontevredenheid. In hun verblinding sluiten de ouders de toegangen, waardoor de harten van hun kinderen bereikt hadden kunnen worden. Hoeveel gezinnen kruiden hun dagelijkse maaltijden met twijfel en verdachtmakingen. Zij ontleden het karakter van hun bekenden en dienen dat op als een heerlijk dessert. De schotel vol lasterpraat gaat rond en iedereen, niet alleen de volwassenen maar ook de kinderen, kan zich ervan bedienen. Zodoende wordt God onteerd. Jezus zei: "Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan". Mattheüs 25 : 40. Zo wordt Christus geminacht en bezoedeld door hen, die Zijn dienstknechten lasteren. USG1 508 1 De namen van Gods uitverkoren dienstknechten zijn oneerbiedig bejegend, en in sommige gevallen met absolute minachting behandeld, door bepaalde personen, wier plicht het was die juist hoog te houden. De kinderen hebben de oneerbiedige opmerkingen van hun ouders naar aanleiding van de ernstige berispingen en waarschuwingen van Gods dienstknechten maar al te goed gehoord. Ze hebben de smadelijke spot en de kleinerende woorden, die ze van tijd tot tijd hoorden, in zich opgenomen, en ze gaan de neiging krijgen om heilige, eeuwige belangen over één kam te scheren met de ge-woonste zaken der wereld. Wat een werk doen die ouders door van hun kinderen reeds in hun kindsheid ongelovigen te maken! Dit is de weg, waarop kinderen geleerd wordt oneerbiedig te zijn en te rebelleren tegen de Hemelse berisping der zonde. USG1 508 2 Geestelijk verval kan slechts overheersen waar zulk kwaad bestaat. Die zelfde vaders en moeders, verblind door de vijand, staan verbaasd, waarom hun kinderen zo ', n neiging hebben tot het ongeloof en tot twijfel aan de waarheid van de Bijbel. Ze verwonderen zich dat het zo moeilijk is hen te bereiken met zedelijke en godsdienstige invloeden. Hadden ze een geestelijk inzicht, dan zouden ze ineens ontdekken dat deze betreurens-waardige toestand het gevolg is van hun eigen invloed in de huiselijke kring, de vruchten van hun jalouzie en wantrouwen. Zo worden vele ongelovigen gekweekt in de gezinnen van belijdende Christenen. USG1 508 3 Velen zijn er, die er een bepaald genoegen in scheppen om over de, hetzij werkelijke of vermeende, fouten te spreken en uit te pluizen van hen, die zware verant woordelijkheden dragen in verband met de instellingen van Gods werk. Zij zien het goede, dat bereikt is, de vruchten, die het resultaat zijn van harde arbeid en onvermoeide toewijding, over het hoofd, en bepalen hun aandacht op een of andere ogenschijnlijke fout, iets dat, wanneer hef gedaan is en de consequenties te zien zijn, zij in hun verbeelding veel beter en met gunstiger resultaten gedaan zouden hebben; terwijl de waarheid is, dat, wanneer zij het hadden moeten doen, ze, gezien de ontmoedigende omstandigheden van het geval, het niet aanvaard zouden hebben, of veel onberadener te werk zouden zijn gegaan dan diegenen, die het werk deden volgens de aanwijzing van Gods voorzienigheid. USG1 509 1 Maar deze balsturige praters klemmen zich vast aan de meer onaangename kanten van het werk, zoals het mos zich vastklemt aan de rots. Deze mensen zijn geestelijke dwergen doordat ze zich aanhoudend maar bezig houden met de mislukkingen en de fouten van anderen. Ze zijn moreel niet in staat om goede, edele daden, onzelfzuchtig streven, ware heldhaftigheid en zelfopoffering te onderscheiden. Hun leven en verwachting verheft en veredelt zich niet; ze krijgen in hun ideeën en plannen geen breder inzicht. Ze beoefenen niet die liefde, die het leven van de Christen moet karakteriseren. Elke dag zinken ze dieper en worden meer benepen in hun vooroordelen en inzichten. Kleinzieligheid is hun element, en de hen omringende atmosfeer is vergiftigd, zodat vrede en geluk daarin niet gedijen. USG1 509 2 Christenen moeten voorzichtig zijn in hun spreken. Ze moeten nooit van een van hun vrienden aan anderen een ongunstig verslag uitbrengen, vooral niet wanneer ze bemerken dat er tussen diegenen een zekere afzijdigheid bestaat. Het is wreed toespelingen te maken en te insinueren, alsof ge heel waf weet van die vriend of die kennis, wat aan anderen onbekend is. Die zinspelingen gaan verder en scheppen ongunstiger indrukken, dan wanneer men de feiten open en onopgeschroefd zou meedelen. Wat een narigheid heeft de Gemeente van Christus al niet gehad van die dingen! De inconsequente, zorgeloze manier van handelen van haar leden heeft haar door en door verzwakt. Het vertrouwen is geschonden door leden van dezelfde gemeente, en nochtans had de schuldige helemaal niet de bedoeling kwaad te stichten. Gebrek aan wijsheid in het kiezen van de onderwerpen van het gesprek heeft veel narigheid veroorzaakt. USG1 510 1 Het gesprek moet gaan over geestelijke en goddelijke dingen; maar het is zo vaak anders geweest. Wanneer de omgang tussen Christelijke vrienden in hoofdzaak gewijd wordt aan de verbetering van geest en hart, dan zullen daarna geen moeilijkheden ontstaan, en met een prettige voldoening kunnen ze op het onderhoud terugzien. Maar wanneer de uren besteed worden aan wuft en ijdel gepraat, en de kostbare tijd wordt gebruikt voor het ontleden van leven en karakter van anderen, dan zal het vriendelijk discours ontaarden in een bron van kwaad, en uw invloed zal zijn een reuke des doods ten dode. -- 1868, Vol. 2, blz. 186, 187. USG1 510 2 We mogen niet toestaan dat onze moeilijkheden en teleurstellingen als een kanker aan onze ziel vreten en ons humeurig en ongeduldig maken. Laat er geen strijd zijn, geen kwaad-denken, geen kwaad-spreken, anders ergeren we God. Mijn broeder, wanneer gij uw hart open stelt voor jaloersheid en kwade vermoedens, kan de Heilige Geest geen woning in u maken. Streeft naar de volheid, die in Christus is. Arbeidt in Zijn richtlijnen. Laat elke gedachte, en woord, en daad Hem openbaren. Gij hebt nodig dagelijks gedoopt te worden in de liefde, waardoor in de dagen der apostelen, zij één van zin werden. Deze liefde zal gezondheid geven aan lichaam, geest, en ziel. Omgeef uw ziel met een atmosfeer, die het geestelijke leven zal doen bloeien. Kweek aan geloof, hoop, moed, en liefde. Laat de vrede Gods heersen in uw hart. -- 1904, Vol. 8, blz. 191. USG1 510 3 De Here leeft en regeert. Weldra zal Hij Zich opmaken in majesteit om de aarde op vreselijke wijze te doen sidderen. Een bijzondere boodschap moet nu gebracht worden, een boodschap, die de geestelijke duisternis zal doorboren en zielen zal overtuigen en bekeren. "Haast u, vlucht voor uw leven", is de roep die gedragen moet worden tot hen, die in zonde verkeren. We moeten nu verschrikkelijk zijn in al onze ijver. We hebben geen moment te verliezen door critiek en beschuldiging. Laten degenen, die dit in het verleden gedaan hebben, knielend in gebed gaan, en laten ze oppassen dat ze niet hun woorden en hun plannen stellen in de plaats van Gods woorden en Gods plannen. 1904, Vol. 8, blz. 36 ------------------------Hoofdstuk 92--De Heiligheid van Gods Geboden USG1 511 1 Zeer Geachte Broeder K.: In Januari 1875 werd mij getoond dat de geestelijke groei van de gemeente belemmeringen ondervindt. Het bedroeft de Geest van God, dat er zo velen in hun hart en leven niet recht staan; het geloof, dat ze belijden, klopt niet met hun werken. De geheiligde rustdag van de Here wordt niet gevierd zoals dat moet. Elke week wordt God beroofd door de overtredingen, die men begaat aan hef begin en aan het einde van Zijn heilige tijd; en de uren, die gewijd hadden moeten worden aan gebed en meditatie, worden besteed aan wereldse bezigheden. USG1 511 2 God heeft ons Zijn geboden gegeven, niet enkel om daarin te geloven, maar ook om die te gehoorzamen. Toen de machtige Jehova de fundamenten der aarde gelegd had, heeft Hij de gehele wereld bekleed met 1876, Vol, 4, blz. 247--254 schoonheid en daarin overvloedig voorzien in hetgeen nuttig is. voor de mens, en, toen Hij al de wonderen op het land en in de zee geschapen had, heeft Hij de Sabbatdag ingesteld en die geheiligd. God zegende en heiligde de zevende dag, omdat Hij daarop heeft gerust van al Zijn wonderlijk scheppingswerk. De Sabbat was gemaakt voor de mens, en God wilde dat hij op die dag zijn arbeid zou neerleggen, zoals Hij zelve gerust heeft na Zijn zesdaags scheppingswerk. USG1 512 1 Die de geboden des Heren eerbiedigen, zullen, nadat hun licht gegeven is ten aanzien van hef vierde gebod van de Decaloog, daaraan gehoorzamen, zonder de mogelijkheid of geschiktheid van zo ', n gehoorzaamheid in twijfel te trekken. God schiep de mens naar Zijn beeld en gaf hem dan een voorbeeld van de viering van de zevende dag, die Hij zegende en heiligde. Het was Zijn opzet dat gedurende die dag de mens Hem zou aanbidden en vereren en zich niet met wereldse zaken zou bemoeien. Niemand, die het vierde gebod veronachtzaamt, nadat hij licht ontvangen heeft aangaande de eisen van de Sabbat, kan zonder schuld staan voor Gods aan-gezicht. USG1 512 2 Broeder K., gij erkent de eisen Gods om de Sabbat te vieren, maar uw werken zijn niet in overeenstemming met het geloof dat gij belijdt. Gij staaf met uw invloed aan de kant van de ongelovige in zover gij Gods wet overtreedt. Wanneer uw wereldlijke omstandigheden de aandacht schijnen te vragen, dan overtreedt ge, zonder enige gewetenswroeging, het vierde gebod. Gij maakt het houden van Gods wet tot een kwestie van gezindheid door daaraan te gehoorzamen of niet te gehoorzamen al naar gelang uw werk of uw zin dat voorschrijft. Dat klopt niet met hef vieren van de Sabbat als een geheiligde instelling. Gij bedroeft de Geest Gods en onteert uw Verlosser door deze roekeloze handelwijze. GEDEELTELIJKE GEHOORZAAMHEID ONAANNEMELIJK USG1 512 3 Een gedeeltelijke waarneming van de Sabbafswet wordt door de Here niet aangenomen en heeft een na deliger invloed op de geest van zondaren, dan indien gij u niet als Sabbatvierder zoudt voordoen. Zij bemerken dat uw leven in tegenspraak is met uw geloof, en verliezen alle vertrouwen in de Christenheid. De Here bedoelt wat Hij zegt en de mens kan niet straffeloos Zijn geboden ter zijde schuiven. Het voorbeeld van Adam en Eva in de hof moest ons voldoende waarschuwen tegen het ongehoorzaam zijn ten opzichte van de goddelijke wet. De zonde van onze stamouders, door te luisteren naar de verlokkelijke verleidingen van de vijand dompelde de wereld in schuld en ellende en was oorzaak dat Gods Zoon de koninklijke hoven des hemels moest verlaten om op aarde een nederige plaats in te nemen. Hij werd gehoond, verworpen en gekruisigd juist door degenen, die Hij kwam zegenen. Welk een onmetelijke prijs stond die ongehoorzaamheid in de Hof van Eden te wachten! De Majesteit des hemels werd geofferd om de mens te redden van de straf voor zijn misdaad. USG1 513 1 God zal nu, in deze tijd, niet gemakkelijker heenstappen over een overtreding van Zijn wet, dan toen Hij het vonnis uitsprak over Adam. De Heiland der wereld verheft protesterend Zijn stem tegen hen, die zorgeloos en onverschillig staan tegenover de goddelijke geboden. In dat verband zegt Hij: "Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen". Mattheüs 5:19. Wat ons leven leert is geheel vóór of tegen de waarheid. Wanneer uw werken de overtreder in zijn zonde schijnen te rechtvaardigen, wanneer uw invloed oorzaak is dat de geboden lichtvaardig overtreden worden, dan staat ge niet alleen voor uzelve schuldig, maar ge zijt in zekere mate verantwoordelijk voor de consequente misslagen van anderen. USG1 513 2 Precies aan het begin van het vierde gebod zei God: "Gedenkt", wetende dat de mens, gebukt onder al zijn zorgen en moeilijkheden, aanvechtingen zou krijgen om zich te verontschuldigen dat hij niet aan de volle eisen van de wet kan beantwoorden, of, te midden van de drukte zijner wereldse zaken, haar heilige betekenis zou vergeten. "Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen" (Exodus 20 :9), de gewone levenstaak voor werelds profijt of genoegen. Deze woorden zijn alleszins duidelijk; ze kunnen niet misverstaan worden. USG1 514 1 Broeder K., hoe durft u het wagen een zo plechtig en belangrijk gebod te overtreden? Heeft de Here een uitzondering gemaakt, waardoor gij vrijgesteld zijt van de wet, die Hij aan de wereld gegeven heeft? Zijn uw overtredingen weggedaan uit het boek der gedachtenis? Heeft Hij een schikking getroffen om uw ongehoorzaamheid te verontschuldigen, wanneer de volkeren in het oordeel voor Hem staan? Misleid uzelve ook maar niet voor een enkel ogenblik met de gedachte dat uw zonde haar verdiende straf niet zal ondergaan. Uw overtredingen zullen bezocht worden met de roede, omdat gij het licht gehad hebt en nochtans lijnrecht daartegen in gewandeld hebt. "Die dienstknecht, welke geweten heeft de wil zijns heren, en zich niet bereid, noch naar zijn wil gedaan heeft, die zal met vele slagen geslagen worden." Lukas 12 : 47. USG1 514 2 God heeft de mens zes dagen gegeven om daarin zijn eigen werk te doen en zich bezig te houden met alles dat met hef gewone dagelijkse leven samen hangt; maar Hij doet Zijn rechten gelden op een dag, die Hij afgezonderd en geheiligd heeft. Die geeft Hij aan de mens als een dag, waarop hij kan rusten van zijn arbeid en zich geheel kan instellen op de aanbidding Gods en de verbetering van zijn geestelijke gesteldheid. USG1 514 3 Wat een afschuwelijk vergrijp is dit van de mens om de ene door Jehova geheiligde dag te stelen en te gebruiken voor zijn eigen zelfzuchtige doeleinden! USG1 514 4 Het is de grofste vermetelheid van de sterfelijke mens, zich te verstouten een compromis aan te gaan met de Almachtige om zijn onbeduidende, tijdelijke belangen veilig te stellen. Het is een even meedogenloze schending van de wet om als het voorkomt de Sabbat te gebruiken voor wereldlijke zaken, als haar geheel te verwerpen; want dat maakt van ‘s Heren geboden een kwestie van een compromis. "Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God", klonk het met donderend geluid van de Sinaï. Geen gedeeltelijke gehoorzaamheid, geen halve belang-stelling, is aannemelijk voor Hem, Die verkondigd heeft dat de misdaden der vaderen bezocht zullen worden aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen, die Hem haten, en dat Hij barmhartigheid zal bewijzen aan duizenden, die Hem lief hebben en Zijn geboden onderhouden. Het is geen geringe zaak zijn naaste te bestelen, en die zich daaraan schuldig maakt, is gebrandmerkt; nochtans die het beneden zich zou achten om zijn naaste bedriegelijk te bestelen, zal zonder zich te schamen zijn hemelse Vader beroven van de tijd, die Hij gezegend heeft en afgezonderd voor een bijzonder doel. USG1 515 1 Mijn beste broeder, uw werken komen niet overeen met uw beleden geloof, en uw enig excuus is het armzalige verweer dat het u juist zo goed schikt. Op de dienstknechten Gods in verleden tijden werd een beroep gedaan dat ze hun leven aflegden om huns geloofs wille. Uw wijze van doen staat in zo ', n scherpe tegenstelling met die van de Christelijke martelaren, die liever honger en dorst, pijniging en dood ondergingen dan hun geloof te verloochenen en de beginselen der waarheid te verzaken. GELOOF EN GEHOORZAAMHEID USG1 515 2 Er staat geschreven: "Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zalig maken?" Jacobus 2:14. Telkens wanneer gij op de Sabbatdag uw handen uitsteekt om te werken, verloochent gij in feite uw geloof. De Heilige Schrift leert ons dat het geloof zonder de werken dood is, en dat het getuigenis van iemands leven de wereld verkondigt, of hij al dan niet trouw is aan het geloof, dat hij belijdt. Uw gedrag doet afbreuk aan Gods wet in de ogen van uw wereldse vrienden. Dat zegt hun: "Gij moogt de geboden al of niet gehoorzamen. Ik geloof, dat de wet van God, in zekere zin, bindend is voor de mensen; maar per slot van rekening neemt de Here hef niet zo nauw met een strikte waarneming van haar geboden, en komt een overtreding eens voor, dan treedt Hij daar Zijnerzijds niet zo streng tegen op". USG1 516 1 Velen verontschuldigen zich ten aanzien van Sabbatsschending door te verwijzen naar een voorbeeld. Zij beweren dat, wanneer zo ', n goed mens, die gelooft dat de zevende dag de Sabbat is, zich op die dag kan bezighouden met wereldse zaken wanneer omstandigheden dat schijnen te vereisen, zij datzelfde kunnen doen zonder daarvoor veroordeeld te worden. Vele zielen zullen in het oordeel met u van aangezicht tot aangezicht staan en zullen uw invloed als excuus voor hun ongehoorzaamheid tegenover Gods wet aanvoeren. Hoewel dit niet als een verdediging van hun zonden zal beschouwd worden, zo zal dit toch op vreselijke wijze tegen u getuigen. USG1 516 2 God heeft gesproken en het is Zijn bedoeling dat de mens zal gehoorzamen. Hij vraagt Zich niet af, of het Hem nu wel schikt om zo te doen. De Here des levens en der heerlijkheid ging niet te rade of hef Hem nu wel schikte of paste, toen Hij Zijn verheven plaats verliet om een Man van smarten te worden, verzocht in krankheden, Zich onderwerpende aan schande en dood om de mens te bevrijden van de consequentie van zijn ongehoor-zaamheid. Jezus stierf, niet om de mens te verlossen in zijn zonden, maar van zijn zonden. De mens moet de dwaling zijns wegs loslaten, hef voorbeeld van Christus volgen, zijn kruis op zich nemen en Hem navolgen, door het eigen-ik te verzaken en God te gehoorzamen, wat dat ook koste. USG1 516 3 In dat verband zei Jezus: "Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal de ene haten en de andere liefhebben, of hij zal de ene aanhangen en de andere verachten; gij kunt niet God dienen en de mammon". Mattheüs 6 : 24. Wanneer we trouwe dienstknechten Gods zijn, dan zullen we ons niet afvragen of we nu Zijn ge boden zullen gehoorzamen of dat we rekening zullen houden met onze eigen tijdelijke belangen. Wanneer de gelovigen in de waarheid niet geschraagd worden door hun geloof in deze betrekkelijk vredevolle tijd, wat zal hen dan staande houden wanneer de grote beproeving komt en hef decreet uitgaat tegen allen, die het beeld van het beest niet zullen aanbidden, noch zijn merkteken aan hun voorhoofd of aan hun hand zullen ontvangen? Die indrukwekkende periode is niet ver af. Inplaats van zwak en aarzelend te worden, moet het volk Gods kracht en moed verzamelen voor de tijd der benauwdheid. USG1 517 1 Jezus, ons grote Voorbeeld, leerde in Zijn leven en dood de strikste gehoorzaamheid. Hij stierf, de rechtvaardige voor de onrechtvaardige, de onschuldige voor de schuldige, opdat de eer van Gods wet onaangetast zou blijven en nochtans de mens niet geheel en al zou verderven. Zonde is overtreding van de wet. Wanneer Adams zonde zo ', n onuitsprekelijke ellende bracht, dat het offer van Gods geliefde Zoon daarvoor nodig was, wat zal dan de straf zijn diergenen, die, ziende het licht der waarheid, het vierde gebod des Heren in de wind slaan? OMSTANDIGHEDEN GEEN EXCUUS USG1 517 2 Omstandigheden zullen iemand niet rechtvaardigen, wanneer hij op de Sabbat werkt uit het oogpunt van werelds gewin. Wanneer God één mens verontschuldigt, kan Hij allen verontschuldigen. Waarom mag Broeder L., een arm man, niet werken op de Sabbat om geld voor zijn levensonderhoud te verdienen, wanneer hij daardoor zijn gezin beter kan onderhouden? Waarom mogen niet andere broeders, of wij allen, enkel de Sabbat vieren, wanneer dat ons schikt? De stem van de Sinaï geeft het antwoord: "Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat des Heren uws Gods". Exodus 20 : 9, 10. USG1 518 3 Verkeerdheden, gedaan door gelovigen in de waarheid, verzwakken de Gemeente ten zeerste. Ze zijn stenen des aanstoots op de weg der zondaren en verhinderen hen tot het licht te komen. Broeder, God roept u om u geheel aan Zijn zijde te plaatsen en laten uw werken tonen, dat ge Zijn geboden eerbiedigt en de Sabbat ongeschonden houdt. Hij smeekt u dat gij uw ogen opent voor uw plicht en dat ge u trouw kwijt van de verantwoordelijkheden, die op u rusten. Deze plech-tige woorden zijn gericht tot u: "Indien gij uw voet van de sabbat afkeert, van te doen uw lust op Mijn heilige dag; en indien gij de sabbat noemt een verlustiging, opdat de Here geheiligd worde, Die te eren is; en indien gij die eert, dat gij uw wegen niet doet en uw eigen lust niet vindt, noch een woord daarvan spreekt; dan zult gij u verlustigen in de Here, en Ik zal u doen rijden op de hoogten der aarde, en Ik zal u spijzigen met de erve van uw vader Jacob; want de mond des Heren heeft het gesproken". Jesaja 58 : 13, 14. USG1 518 1 Gelijk zo velen van onze broeders, raakt ge verstrengeld met de overtreders van Gods wet, beziet ge de dingen, zoals zij die zien-, en vervalt in hun fouten. God zal met Zijn oordelen diegenen bezoeken, die belijden Hem te dienen, doch in feite de Mammon dienen. Die Gods uitdrukkelijk bevel veronachtzamen ten bate van hun persoonlijk voordeel, stapelen voor de toekomst wee op wee over zichzelven. De gemeente in X. moet zich eens terdege afvragen, of ze, evenals de Joden, de tempels Gods niet tot een plaats van koopmanschap gemaakt hebben. Christus zei: "Er is geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden; maar gij hebt dat tot een moordenaarskuil gemaakt". Mattheüs 21 : 3. USG1 518 2 Vallen niet velen van ons volk in de zonde om hun godsdienst op te offeren ter wille van werelds gewin; hebbende een gedaante van godzaligheid terwijl ze met geheel hun wezen zijn ingesteld op het najagen enkel en alleen van het tijdelijke? Gods wet moet in alles voorop gesteld en gehoorzaamd worden naar de geest en naar de letter. Wanneer Gods woord, gesproken onder een verbazingwekkende plechtigheid van af de heilige berg, lichtvaardig beschouwd wordt, hoe zullen dan de Getui genissen van Zijn Geest ontvangen worden? Mensen, wier geest zo verduisterd is, dat ze de autoriteit van Gods geboden, rechtstreeks aan de mens gegeven, niet erkennen, kunnen weinig goeds ontvangen van een zwak instrument, dat Hij verkozen heeft om Zijn volk te onderrichten. LEEFTIJD GEEN EXCUUS USG1 519 1 Wat betreft het gehoorzamen van de goddelijke geboden, is een leeftijd voor u geen excuus. Abraham werd in zijn hoge ouderdom zwaar op de proef gesteld. De woorden des Heren schenen de zwaar beproefde oude man verschrikkelijk en onbegrijpelijk toe, nochtans twijfelde hij niet aan hun rechtvaardigheid, noch aarzelde hij om die te gehoorzamen. Hij kon er op gewezen hebben dat hij oud en zwak was en de zoon niet kon offeren, die de vreugde zijns levens was. Hij had de Here er aan kunnen herinneren dat dit bevel in strijd was met de beloften, gegeven ten aanzien van deze zoon. Maar de gehoorzaamheid van Abraham was niet gemengd met murmureren of verwijten. Zijn vertrouwen op God was als van zelf sprekend. USG1 519 2 Het geloof van Abraham moet ons voorbeeld zijn, nochtans hoe weinigen zullen geduldig verdragen dat ze berispt worden voor de zonden, die hun eeuwig welzijn in gevaar brengen. Hoe weinigen accepteren de berisping in alle ootmoed en hebben daar profijt van. Gods aanspraak op ons geloof, onze diensten, onze affecties, moet blijmoedig beantwoord worden. Wij staan bij de Here diep en diep in de schuld, en moeten zonder aarzelen voldoen aan de minsie van Zijn eisen. Om een wetsovertreder te zijn, is het niet noodzakelijk om op de gehele zedewet onze voet te zetten. Wanneer één gebod veronachtzaamd wordt, zijn we overtreders van de heilige wet. Maar wanneer we trouwe houders der geboden willen zijn, moeten we nauwkeurig elk gebod dat God ons gegeven heeft, waarnemen. GODS AANHOUDENDE ZORG USG1 519 3 God stond toe dat Zijn eigen Zoon ter dood werd gebracht om aan de straf van wetsovertreding te voldoen; hoe zal Hij dan handelen met hen, die, met dit feit voor ogen, het durven wagen het pad der ongehoorzaamheid te bewandelen, na het licht der waarheid ontvangen te hebben? De mens heeft niet het recht om zijn willen en zijn wensen in dit opzicht voorrang te verlenen. God zal voorzien; Hij, Die Elia voedde bij de beek, waarbij Hij een raaf tot Zijn instrument maakte, zal niet toelaten dat Zijn getrouwen voedselgebrek hebben. USG1 520 1 De Heiland vroeg Zijn discipelen, die onder armoede gebukt gingen, waarom zij zo piekerden over hoe zij aan de kost konden komen en hoe zij zich konden kleden. Dienaangaande zei Hij: "Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?" Mattheüs 6 : 26. Hij wees hun op de lieflijke bloemen, geschapen en gekleurd door een goddelijke hand, zeggende: "En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij-arbeiden niet, en spinnen niet; en Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze. Indien nu God het gras des velds, dat heden is en morgen in de oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?" Verzen 28--30. USG1 520 2 Waar is het geloof van Gods volk? Waarom staan ze zo ongelovig en wantrouwend tegenover Hem, Die in hun behoeften voorziet en hen ondersteunt door Zijn kracht? De Here wil het geloof van Zijn volk op de proef stellen; Hij zal hen doen berispen hetgeen gevolgd zal worden door kastijding, wanneer op deze waarschuwingen geen acht wordt geslagen. Hij zal die fatale zondelauwheid breken, koste wat het wil, bij hen, die hun verbondenheid met Hem hebben losgelaten en zal hen hur. plicht onder ogen brengen. USG1 520 3 Mijn broeders, uw ziel moet verkwikt en uw geloof verdiept worden. Gij hebt uzelve zo lang verontschuldigd ten aanzien van uw ongehoorzaamheid door het aanvoeren van deze of die reden, dat uw geweten in slaap is gesust en u niet meer op uw dwalingen wijst. Gij hebt zo lang het vieren van de Sabbat in overeenstemming gebracht met uw eigen lusten, dat ge u uw ongehoorzaamheid zelfs niet meer bewust zijt; nochtans blijft ge daarvoor verantwoordelijk, want ge hebt uzelve in deze conditie gebracht. Begin direct de goddelijke geboden te gehoorzamen en vertrouw op God. Tart Zijn gramschap niet, anders zal Hij u bezoeken met een vreselijke bestraffing. Keer tot Hem terug, alvorens het te laat is en vraag vergiffenis voor uw overtredingen. In genade is Hij overvloedig en weldadig; Hij zal u Zijn vrede en welgevallen schenken, wanneer gij tot Hem komt in nederig geloof. ------------------------Hoofdstuk 93--Voorbereiding op Christus' Komst USG1 521 1 In het pas ontvangen gezicht te Battle Creek, gedurende onze algemene conferentie, werd mij ons gevaar als volk getoond, dat we eerder de wereld, dan het beeld van Christus gelijkvormig worden. Wij staan nu op de grenzen der eeuwigheid, maar het is de opzet van de vijand der zielen om ons zo te leiden dat we het einde des tijds maar ver en ver van ons afschuiven. Satan zal op alle mogelijke wijzen hen belagen, die belijden het geboden-houdend volk Gods te zijn en uit te zien naar de wederkomst van onze Heiland op de wolken des hemels met macht en grote heerlijkheid. Zo velen als maar mogelijk is, zal hij er toe brengen om de boze dag maar te verschuiven en de wereld gelijkvormig te worden 1879, Vol: 4, blz. 306--313 door haar gewoonten na te volgen. Het verontrustte mij hevig toen ik zag dat de geest der wereld hart en verstand bezielde van velen, die volop belijden de waarheid te geloven. Zelfzucht en zelfbevrediging worden door hen gekoesterd, maar ware godsvrucht en strikte onkreukbaarheid worden niet aangekweekt, USG1 522 1 De engel Gods wees op hen, die de waarheid belijden, en herhaalde op plechtige toon deze woorden: "En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome. Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op de ganse aardbodem gezeten zijn. Waakt dan te allen tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor de Zoon des mensen". Lukas 21 : 34--36. USG1 522 2 Gezien hoe kort de tijd nog maar is, moeten wij als volk waken en bidden, en in geen geval onszelf toestaan dat we afgeleid worden van het plechtige voorbereidingswerk op de grote gebeurtenis, die ons te wachten staat. Omdat het ogenschijnlijk al zo lang geduurd heeft, zijn velen zorgeloos en onverschillig geworden ten aanzien van hun woorden en daden. Zij zijn zich hun gevaar niet bewust en zien en begrijpen de genade Gods niet in het verlengen van hun genadetijd, opdat ze in de ge-legenheid zijn karakters te vormen voor het toekomstige, onsterfelijke leven. Elk moment is van de hoogste waarde. Tijd wordt hun verstrekt, niet om te gebruiken ten eigen gerieve om zich te wortelen in deze wereld, maar om aangewend te worden ten einde elke fout in hun karakter te overwinnen, en, door voorbeeld en persoonlijke inspanning, anderen te helpen de schoonheid der heiligheid te zien. God heeft een volk op aarde, dat in geloof en heilige verwachting de rol vervult van de zich voltrekkende profetie, en dat er naar streeft de ziel te reinigen in het gehoorzamen der waarheid, opdat ze niet aangetroffen worden zonder het bruiloftskleed wanneer Christus zal verschijnen. GEVOLGEN VAN HET VASTSTELLEN VAN EEN TIJD USG1 523 1 Velen, die zich Adventisten genoemd hebben, hebben een vaste tijd gesteld. De ene datum na de andere is gesteld, waarop Christus zou komen, maar herhaalde mislukkingen zijn het resultaat geweest. De definitieve tijd van de komst onzes Heren ligt, zoals geschreven staat, buiten de gezichtskring van sterfelijke wezens. Zelfs de engelen, die ten dienste staan diergenen, die de zaligheid zullen beërven, weten noch de dag, noch de ure. "Doch van die dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen." Mattheüs 25 : 36. Omdat al die datums voorbij gegaan zijn zonder dat er iets gebeurde, verkeert de wereld, ten aanzien van de nabije komst des Heren, in een hechter staat van ongeloof dan tevoren. Met afkeer zien ze op de mislukkingen van die tijd-bepalers; en omdat de mensen zo bedrogen zijn, keren ze zich af van de waarheid, die geschraagd wordt door Gods Woord, dat het einde aller dingen op handen is. USG1 523 2 Die zo vermetel zijn een bepaalde tijd te verkondigen, bewijzen daarmede de vijand der zielen een dienst; want zij dienen daarmede eerder het ongeloof dan de Christenheid. Ze komen met de Bijbel aandragen en door een valse uitleg brengen ze argumenten naar voren, die ogenschijnlijk hun een vaste grond geven. Maar hun mislukkingen tonen, dat zij valse profeten zijn, dat ze de taal der inspiratie niet op de juiste wijze verklaren. Het Woord Gods is waarheid en echtheid, maar de mensen hebben zijn bedoeling verdraaid. Deze dwalingen hebben de waarheid Gods voor dit laatste der dagen een miscrediet verschaft. Adventisten zijn bespottelijk gemaakt door predikanten van alle kerken, nochtans moeten Gods dienstknechten zich daardoor niet de mond laten snoeren. De tekenen, in de profetie voorzegd, gaan snel om ons heen in vervulling. Dit moet elke trouwe navolger van Christus aansporen tot een ijverige actie. USG1 523 3 Die denken dat ze een vastgestelde tijd moeten prediken om op de mensen indruk te maken, werken niet vanuit een juist standpunt). De gevoelens der mensen kunnen opgezweept worden en men kan hun vrees aanjagen, maar ze handelen niet uit beginsel. Opgewondenheid is ontstaan; maar wanneer de datum voorbij is, en dat is al vaker gebeurd, vallen zij, die op die datum reageerden, weer terug in kilheid, duisternis en zonde, en het is bijna onmogelijk, zonder een andere sterke prikkel, hun geweten wakker te schudden. USG1 524 1 In de dagen van Noach stonden de bewoners van de oude wereld spottend te lachen om hetgeen zij noemden de bijgelovige vrees en voorspellingen van de prediker der gerechtigheid. Hij werd uitgemaakt voor een fantast, een fanaticus, een alarmist. "Gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen." Lukas 17:26. De mensen zullen de plechtige waarschuwingsboodschap in onze tijd verwerpen, zoals ze dat deden in Noach's tijd. Zij zullen verwijzen naar die valse leraars, die de gebeurtenis voorzegd en een datum bepaald hebben, en zullen zeggen dat ze net zo min geloven in onze waarschuwing als in die van hen. Dat is de houding van de wereld in deze tijd. Het ongeloof is wijd en zijd verspreid, en om de prediking van Christus' komst wordt gelachen en gespot. Dit maakt het des te meer nodig dat zij, die de tegenwoordige waarheid geloven, hun geloof tonen door hun werken. Zij moeten geheiligd worden door de waarheid, die ze belijden te geloven; want ze zijn een reuk des levens ten leven of des doods ten dode. USG1 524 2 Noach verkondigde aan de mensen van zijn tijd dat God hun honderd en twintig jaren zou geven, waarin ze tot berouw over hun zonden konden komen en een schuilplaats konden vinden in de ark, maar zij wilden op die liefdevolle uitnodiging niet ingaan. Meer dan voldoende tijd was hun geschonken om zich van hun zonden af te keren, hun slechte gewoonten te overwinnen en een rechtschapen karakter te ontwikkelen. Maar de lust tof zonde, hoewel bij velen in de beginne zwak, werd sterker door aanhoudend toegeven en dreef hen naar een onherstelbare ondergang. De genadevolle waar-schuwing van God werd met gemeesmuil, spot en hoongelach verworpen; en zij werden in duisternis gelaten om de weg te volgen die hun zondig hart had gekozen. Maar hun ongeloof stelde geen paal en perk aan de voorzegde gebeurtenis. Die kwam en groot was de gramschap Gods, welke gezien werd in de algehele vernietiging. USG1 525 1 Deze woorden van Christus moesten gegrift staan in de harten van allen, die de tegenwoordige waarheid geloven: "En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome". Het is Christus Zelf, Die ons op ons gevaar wijst. Hij kende de gevaren, die wij zouden lopen in dit laatste der dagen en wil dat we daarop voorbereid zijn. "Gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen." Zij aten en dronken, plantten en bouwden, huwden en gaven ten huwelijk, tot op de dag dat Noach in de ark ging en de zondvloed kwam die hen allen verdelgde. USG1 525 2 Zo zal de dag Gods de mensen ook aantreffen, geabsorbeerd in de zaken en genoegens der wereld, in feesten en zwelgpartijen, hun ontaarde smaak strelend door hef gebruik van alcohol en narcotische tabak. Dat is alreeds de bestaande toestand in onze wereld, en deze boze lusten treft men zelfs aan onder Gods belijdend volk, van wie sommigen de gewoonten der wereld na-volgen en in haar zonden delen. Advocaten, handarbeiders, kooplieden, boeren, ja zelfs predikanten van de kansel verkondigen het "vrede en geen gevaar", terwijl het zwaard der vernietiging hun reeds boven het hoofd hangt. GELOOF EN IJVER USG1 526 1 Het geloof in de nabije komst van de Zoon des mensen op de wolken des hemels moet voor de ware Christen geen oorzaak zijn, dat hij tegenover zijn gewone dagelijkse bezigheden zorgeloos en onverschillig wordt. De wachtenden, die uitzien naar de spoedige verschijning van Christus, moeten in hun werk niet traag zijn, maar ze moeten juist flink aanpakken. Hun werk moet niet onverschillig of op oneerlijke wijze gedaan worden, maar op een prompte, trouwe, gedegen manier. Zij, die zich wijs maken dat een zorgeloze onverschilligheid ten aanzien van de dingen des levens een blijk is van hun goede geestelijke gesteldheid en van hun afscheiding van de wereld, misleiden zichzelven ten zeerste. Hun trouw, geloofwaardigheid en onkreukbaarheid worden getoetst aan en bewezen door de tijdelijke dingen. Indien zij in het minste trouw zijn, zullen ze dat ook zijn in hef grote. USG1 526 2 Mij werd getoond dat er juist op dit punt zo velen zijn, die de toets niet doorstaan. Zij ontwikkelen hun waar karakter in het beheer van hun tijdelijke aangelegenheden. In het zakelijke verkeer met hun medemensen leggen ze trouweloosheid, oneerlijkheid en intrige aan de dag. Ze zien niet in dat hun houvast op het toekomstige, eeuwige leven afhankelijk is van hun gedragingen in dit leven, en dat de strikste onkreukbaarheid ab-soluut nodig is voor de vorming van een rechtvaardig karakter. Door al onze rijen heen wordt oneerlijkheid beoefend, en dat is de oorzaak van de lauwheid bij velen, die belijden de waarheid te geloven. Zij zijn niet verbonden met Christus en misleiden hun eigen zielen. Het smart mij te moeten verklaren dat er een ontstellend gebrek aan eerlijkheid is, zelfs onder Sabbatvierders. GEKEND AAN HUN VRUCHTEN USG1 526 3 Ik werd verwezen naar Christus' Bergrede. Hier hebben we de inscherping van de Grote Leraar: "Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dal is de wet en de profeten". Mattheüs 7:12. Dit bevel van Christus is van het hoogste belang en moet strikt gehoorzaamd worden. Dat is gelijk gouden appelen op zilveren schalen. Hoe velen komen in hun leven het beginsel, dat Christus hier gegeven heeft, na, en behandelen anderen precies zoals zij behandeld zouden willen worden onder gelijke omstandigheden? Lezer(es), antwoord als ‘t u belieft. USG1 527 1 Volgens de maatstaven van Christus is een eerlijk mens iemand die een strikte onkreukbaarheid aan de dag legt. Onzuivere gewichten en bedriegelijke weegschalen, waarmede zo velen hun wereldse belangen trachten te bevorderen, zijn een gruwel in Gods ogen. Maar velen, die belijden de geboden Gods te houden, handelen met onzuivere gewichten en bedriegelijke weegschalen. Wanneer een mens werkelijk met God verbonden is en Zijn wet in waarheid houdt, zal zijn leven dit feit openbaren; want ai zijn doen zal in harmonie zijn met de onderwijzingen van Christus. Hij zal zijn eer niet voor geld verkopen. Zijn beginselen zijn gebouwd op het vaste fundament, en zijn gedrag in wereldlijke aangelegenheden is in harmonie met zijn beginselen. Een vaste onkreukbaarheid schittert als goud te midden van het schuim en vuilnis der wereld. Bedrog, leugen, trouweloosheid mag weggeredeneerd worden en voor ‘s mensen oog verborgen zijn, maar niet voor Gods oog. De engelen Gods, die de ontwikkeling van het karakter gadeslaan en de zedelijke waarde afwegen, vermelden in de boeken des hemels al die kleine transacties, die het karakter openbaren. Wanneer een arbeider in zijn dagelijks werk ontrouw is en er de kantjes afloopt, dan oordeelt de wereld niet verkeerd wanneer ze zijn godsdienstig peil afmeet naar zijn peil in het gewone leven. USG1 527 2 "Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig." Lukas 16:10. Eerlijkheid of oneerlijkheid wordt niet bepaald door de belangrijkheid van de kwestie. Zoals een mens handelt met zijn medemensen, zo zal hij ook met God handelen. Die ontrouw is in de mammon der onrechtvaardigheid, zal nooit bedeeld worden met de ware rijkdommen. De kinderen Gods mogen beslist niet vergeten dat ze in al hun zakelijke transacties getoetst, gewogen worden in de weegschalen van het heiligdom. USG1 528 1 Christus heeft gezegd: "Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen". "Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen." Mattheüs 7:18, 20. De werken, die een mens in zijn leven doet, zijn de vruchten die hij voortbrengt. Wanneer hij trouweloos en oneerlijk is in tijdelijke aangelegenheden, dan brengt hij doornen en distelen voort; hij zal trouweloos zijn in hef godsdienstige leven en zal God beroven in tienden en gaven. USG1 528 2 De Bijbel veroordeelt in de krachtigste bewoordingen alle leugen, bedrog en oneerlijkheid. Wat goed en wat verkeerd is, staat duidelijk vermeld. Maar mij werd getoond dat Gods volk zich gewaagd heeft op het terrein van de vijand; ze zijn bezweken voor zijn verleidingen en ingegaan op zijn listen, totdat al hun gevoelens zijn afgestompt. Een lichte afwijking van de waarheid, een kleine verandering in de eisen Gods, wordt niet als zo erg zondig beschouwd, wanneer het gaat om geldelijke winst of verlies. Maar zonde is zonde, of die nu begaan wordt door de millionnair of door de bedelaar in de straten. Die zich bezit toeëigenen door valse voorspiegelingen brengen de vervloeking over hun ziel. Al wat door bedrog of fraude verkregen is zal voor de ontvanger dan ook een vloek zijn. USG1 528 3 Adam en Eva ondergingen de verschrikkelijke gevolgen van het ongehoorzaam zijn aan het uitdrukkelijke gebod van God. Ze zouden geredeneerd kunnen hebben: Dat is maar een heel kleine zonde, en die zal toch zeker niet geteld worden. Maar God zag die kwestie als een verschrikkelijk kwaad, en de ellende van hun overtreding zal gevoeld worden door alle tijden heen. In de tijden, waarin wij leven, worden zonden van veel groter omvang vaak bedreven door hen, die belijden Gods kinderen te zijn. In zakelijke transacties worden leugens gesproken en gedaan door Gods belijdend volk, hetgeen Zijn misnoegen brengt over hen en op Zijn werk een smet werpt. De minste afwijking van trouw en van onkreukbaarheid is een overtreding van Gods wet. Het aanhoudend koesteren van zonde brengt iemand zover dat dit verkeerde een gewoonte wordt, maar dat vermindert het verzwaarde karakter van de zonde niet. God heeft onveranderlijke beginselen ingesteld, die Hij niet kan veranderen zonder een revisie van Zijn gehele natuur. Wanneer Gods Woord trouw bestudeerd werd door allen, die belijden de waarheid te geloven, dan zouden ze in het geestelijke niet zulke dwergen blijven. Die in dit leven geen eerbied hebben voor Gods geboden, zouden Zijn autoriteit niet eerbiedigen, wanneer ze in de hemel waren. DE BIJBEL EEN ONFEILBARE GIDS USG1 529 1 Elke aard van immoraliteit is in het Woord van God met duidelijke trekken geschilderd en haar gevolgen worden ons getoond. Het toegeven aan de lagere driften wordt ons geschilderd in zijn walgelijkst karakter. Niemand echter, hoe verduisterd ook zijn begrip is, be-hoeft te dwalen. Maar mij is getoond dat deze zonde gekoesterd wordt door velen, die belijden in al de geboden Gods te wandelen. God zal een ieder door Zijn Woord oordelen. In dat verband zegt Christus: "Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen." Johannes 5 :39. De Bijbel is een onfeilbare gids. Hij vraagt een volmaakte zuiverheid in woord, in gedachte, en in daad. Alleen deugdzame, vlekkeloze karakters zullen mogen verkeren in de tegenwoordigheid van een rein en heilig God. Wanneer het Woord van God bestudeerd en gehoorzaamd wordt zal dat de mensenkinderen leiden, zoals de Israëlieten geleid werden door een vuurkolom des nachts en door een wolkkolom overdag. De Bijbel is de wil Gods, voorgelegd aan de mens. Dat is de enige volmaakte karaktermaatstaf en stippelt de plicht van de mens uit in elke omstandigheid des levens. We hebben in dit leven tal van verantwoordelijkheden te dragen, en wanneer we daarin nalatig zijn, zal dat niet alleen ons, maar ook anderen nadelig zijn. USG1 530 1 Mannen en vrouwen, die belijden eerbied te hebben voor de Bijbel en de onderwijzingen daarin na te leven, falen nochtans in menig opzicht om aan zijn eisen te voldoen. In de opvoeding van kinderen volgen ze liever hun eigen verworden natuur dan de geopenbaarde wil Gods. Dit plichtsverzuim houdt in het verlies van duizenden zielen. De Bijbel ontvouwt richtlijnen voor de cor-recte discipline der kinderen. Hadden de ouders op die eisen Gods acht geslagen, dan zouden we heden ten dage een geheel andere jeugd op het toneel des levens zien verschijnen. Maar ouders, die belijden de Bijbel te lezen en de Bijbel na te volgen, handelen in lijnrechte tegenstelling met zijn beleringen. We horen het ach-enwee-geroep van vaders en moeders, die lamenteren over het gedrag van hun kinderen, weinig beseffende, dat ze die smart en angst zichzelven op de hals gehaald hebben en door hun misplaatste genegenheid de kinderen ongelukkig maken. Zij realiseren zich niet de hun door God opgelegde verantwoordelijkheden om de kinderen vanaf hun kindsheid de juiste gewoonten aan te leren. USG1 530 2 Ouders, gij zijt in grote mate verantwoordelijk voor de zielen uwer kinderen. Velen verzaken hun plicht gedurende de eerste levensjaren van hun kinderen, uitgaande van de gedachte dat, wanneer ze wat ouder zijn, ze het verkeerde wel de kop zullen indrukken en hen leiden in het rechte spoor. Maar juist de tijd, waarop ze dit werk moeten doen, is, wanneer de kinderen nog als baby's in hun armen liggen. Het is verkeerd van de ouders om hun kinderen te vertroetelen en te verwennen, zoals het ook verkeerd is om van hen geen notitie te nemen. Een vaste, gedecideerde, recht-door-zee gaande wijze van doen zal de beste resultaten afwerpen. ------------------------Hoofdstuk 94--Geënt in Christus USG1 531 1 Christus, Zijn discipelen onderwijzend, zei: "Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Landman. Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt (snoeit) Hij, opdat zij meer vrucht drage." Johannes 15:1, 2. Die verbonden is met Christus, de sappen en het voedsel van de Wijnstok in zich opnemend, zal de werken van Christus werken. De liefde van Christus moet in hem zijn, want anders kan hij in de Wijnstok niet zijn. Een verheven liefde tot God en het liefhebben van uw naaste zoals ge dat uzelven zoudt doen, is de basis van ware godsdienst. USG1 531 2 Christus vraagt aan een ieder, die Zijn naam belijdt: "Hebt gij Mij lief?" Wanneer ge Jezus liefhebt, zult ge ook de zielen liefhebben, voor wie Hij stierf. Iemand mag niet zo ', n prettig uiterlijk hebben, hij mag tekort schieten op velerlei gebied; maar als hij bekend staat om zijn oprechte eerlijkheid, zal hij het vertrouwen winnen van anderen. De waarheidsliefde, het vertrouwen dat mensen in hem kunnen stellen, heeft tengevolge dat men hem neemt met al zijn karakterfeilen. Betrouwbaarheid in uw handel en wandel, een bereidheid om het eigen-ik te verloochenen met de bedoeling anderen ten zegen te zijn, zal u de vrede des harten en de gunst Gods doen geworden. USG1 531 3 Die in de voetstappen willen treden van hun Verlosser, die Zich opgeofferd en verloochend heeft, zullen in hun geest de geest van Christus weerkaatsen. Reinheid en de liefde van Christus zullen een glans afwerpen in hun dagelijks leven en karakter, terwijl ootmoed en waarheid hun weg zullen kenmerken. Elke vruchtbare rank wordt gesnoeid, opdat zij meer vrucht voortbrengt. 1879, Vol. 4, blz. 355--355 (Oprechtheid in handel en wandel) vruchtbare ranken kunnen te veel bladeren hebben en ogenschijnlijk lijken wat ze in werkelijkheid niet zijn. De navolgers van Christus kunnen enig werk voor de Meester doen, en nochtans doen ze de helft niet, wat ze konden doen. Dan snoeit Hij ze, omdat wereldsgezindheid, zelfbevrediging en hovaardij zich in hun leven gaan ontwikkelen. De landlieden knippen het te-veel aan hechtranken van de wijnstok, die zich aan de vuile grond vasthechten, af, en daardoor worden deze vruchtbaarder gemaakt. Deze hinderende oorzaken moeten weggenomen en de overdadige groei' weggesneden worden, om ruimte te geven aan de helende stralen van de Zon der Gerechtigheid. USG1 532 1 Het was Gods opzet om door Christus de gevallen mens nogmaals een kans te geven. Velen hadden een verkeerd begrip van het doel, waarvoor zij geschapen waren. Dat was veeleer om een zegen te zijn voor de mensheid en God te verheerlijken, dan het eigen-ik te bevredigen en te verheerlijken. God is aanhoudend bezig om Zijn volk te snoeien, en overdadige, uitgroeiende ranken af te snijden opdat ze tot Zijn eer vrucht mogen voortbrengen en niet enkel bladeren. Om ons te snoeien gebruikt God smart, teleurstelling en kwelling, om de drang tot ontaarde karaktertrekken te verzwakken en de betere karaktertrekken een kans te geven, zich te ontwikkelen. Afgoden moeten worden opgegeven, het gemoed moet zachter worden, de overdenkingen des harten moeten zich meer op het geestelijke richten, en het gehele karakter moet meer symmetrisch worden. Die werkelijk verlangend zijn God te verheerlijken, zullen dankbaar zijn dat elke afgod en elke zonde aan het licht wordt gebracht, opdat ze deze boosheden kunnen zien en wegdoen; maar het verdeelde hart zal eerder uitgaan naar zelfbevrediging dan naar zelfverloochening. USG1 532 2 De ogenschijnlijk dorre tak gaat, door verbinding met de levende wijnstok, daarvan deel uitmaken. Met alle vezels en Iuchtwortels klemt hij zich vast aan de wijnstok en onttrekt aan de stam daardoor leven en voedsel. De entstek loopt uit, krijgt bloesem en brengt vruchten voort. De ziel, dood in overtredingen en zonden, moet een dergelijk proces ondergaan om met God verzoend te worden en te delen in Christus' leven en blijdschap. Zoals de entstek leven ontvangt door verbonden te zijn met de wijnstok, zo krijgt de zondaar deel aan de goddelijke natuur wanneer hij verbonden is met Christus. De eindige mens verbonden met de oneindige God. Aldus verbonden, blijven de woorden Gods in ons, en we worden niet aangedreven door gevoelens, die zich bij vlagen voor doen, maar door een levend, blijvend beginsel. De woorden van Christus moeten overdacht, gekoesterd en zorgvuldig opgeborgen worden in het hart. Men moet ze niet naspreken als een papegaai, terwijl ze niet gegrift worden in het geheugen en geen invloed uitoefenen op hart en leven. USG1 533 1 Zoals de rank in de wijnstok moet blijven om de vitale sap in zich op te nemen, waardoor ze gaat bloeien, zo moeten allen, die God lief hebben en al Zijn woorden bewaren, in Zijn liefde blijven. Zonder Christus kunnen we geen enkele zonde ten onder brengen en de kleinste verzoeking niet overwinnen. Velen hebben de Geest van Christus en Zijn kracht net zo nodig om hun verstand te verlichten als de blinde Bartimeus zijn natuurlijk ge-zicht nodig had. "Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in de wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft." Vers 4. Allen die werkelijk in Christus zijn, zullen de baat van deze verbinding ervaren. De Vader neemt hen aan in de Geliefde en zij worden objecten van Zijn zorg en tedere, liefde-volle bemoeienis. Deze verbintenis met Christus zal resulteren in de reiniging des harten en in een omzichtig leven en feilloos karakter. De vrucht die groeit aan de Christelijke boom, is "liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid". Galaten 5 : 22, 23. ------------------------Hoofdstuk 95--Een Les in Nederigheid USG1 534 1 Jezus, de dierbare Heiland, heeft sprekende lessen in nederigheid gegeven voor allen, maar toch wel speciaal voor de Evangelie-arbeider. Tijdens Zijn vernedering, toen Zijn werk op aarde bijna voltooid was en Hij op ‘t punt stond terug te keren naar Zijns Vaders troon, van waar Hij gekomen was, met alle macht in handen en bekleed met heerlijkheid, ging een van Zijn laatste lessen voor Zijn discipelen over de belangrijkheid van de ootmoed. Terwijl Zijn discipelen woorden kregen over' wie wel de grootste zou zijn in het beloofde koninkrijk, omgordde Hij Zich als een dienstknecht en wies de voeten van hen, die Hem Here en Meester noemden. USG1 534 2 Zijn dienstwerk was zo goed als voltooid; Hij had nog enkele lessen te geven. En opdat zij de nederigheid van het reine, vlekkeloze Lam Gods nooit zouden vergeten, verootmoedigde hef grote, in alles voorzienende Offer voor de mens Zich om de voeten van Zijn discipelen te wassen. Het zal u, en vooral onze Evangelie-arbeiders goed doen, u vaak te verdiepen in de slottonelen in hef leven van onze Verlosser. Hier, zoals Hij werd aangevochten door verzoekingen, kunnen wij allen een les leren, die voor ons van uitzonderlijk belang is. USG1 534 3 Het zou goed zijn elke dag een uur te spenderen om het leven van Christus vanaf de kribbe tot Golgotha te overdenken. Dan moeten wij bij elk punt stilstaan en ons een levende voorstelling maken van elk toneel, vooral van die, welke Zijn leven op aarde afsloten. Wanneer we ons dan zo verdiepen in Zijn lessen en in Zijn lijden, alsook in het oneindige offer, dat Hij gebracht heeft voor de verlossing der mensheid, kunnen wij ons geloof ver-sterken, onze liefde verkwikken, en meer aangedaan 1879, Vol. 4, blz. 375--375 (Toewijding in Evangelie-dienaren) worden met de geest, die onze Heiland schraagde. USG1 535 1 Willen we ten slotte gered worden, dan moeten wij allen de les van berouw en geloof leren aan de voet van het kruis. Christus onderging de vernedering om ons te redden van een eeuwige verdoeming. Hij liet Zich smaden, honen en bespotten om ons te beschermen. Het was onze overtreding, die Zijn goddelijke ziel met een dikke duisternis omringde en Hem de kreet van de lippen perste, als van iemand, die van God geslagen en verlaten is. Hij droeg onze smarten; Hij is verwond om onze overtredingen. Hij heeft Zichzelve tot een zondoffer gesteld, opdat wij door Hem voor God gerechtvaardigd werden. Alles wat nog nobel en goed is in de mens zal door te mediteren over Christus aan het Kruis tot ontluiking komen. USG1 535 2 Ik zou zo graag zien dat onze Evangelie-arbeiders zich meer zouden verdiepen in het kruis van Christus, dat hun eigen harten dan verzacht en verootmoedigd zouden worden door des Heilands weergaloze liefde, die dat oneindige offer bewerkstelligde. Wanneer, in verbinding met de theorie der waarheid, onze Evangelie-arbeiders zich meer zouden bepalen bij practische godsvrucht, sprekend uit een hart, dat bezield is door de geest der waarheid, dan zouden we zien dat veel meer zielen zich zouden scharen rondom de banier der waarheid; hun harten zouden geroerd worden door de smekingen van het kruis van Christus, de oneindige goedertierenheid en deernis van Jezus in Zijn lijden voor de mens. Deze vitale onderwerpen, in samenhang met de leerpunten van ons geloof, zouden op de mensen een goede uitwerking hebben. Maar het hart van de leraar moet vol zijn van de proefondervindelijke kennis van Christus' liefde. USG1 535 3 Het machtige argument van het kruis zal van zonde overtuigen. De oneindige liefde Gods voor zondaren, tot uitdrukking gebracht in de gave van Zijn Zoon om smaad en dood te ondergaan, opdat ze veredeld en met het eeuwige leven begiftigd zouden worden, is een studieonderwerp voor het gehele leven. Ik vraag u, u opnieuw te verdiepen in het kruis van Christus. Wanneer al de hovaardigen en grootsprekers, wier harten hunkeren naar de bijval van mensen, en naar een onderscheiding boven hun medegenoten, de waarde van de hoogste aardse glorie konden waarderen in tegenstelling met de waarde van Gods Zoon, verworpen, veracht, geslagen juist door degenen, die Hij kwam verlossen, hoe onbetekenend zou dan de eer schijnen, die de sterfelijke mens kan brengen. USG1 536 1 Plichten zijn in Gods Woord ontvouwd, welker vervulling het volk Gods nederig en afgescheiden van de wereld zal houden, alsmede ook zal bewaren voor geestelijk verval, zoals in de naam-kerken. De voetwassing en viering van het Heilig Avondmaal moet vaker geschieden. Jezus gaf ons hef voorbeeld en zei ons te doen, zoals Hij gedaan had. Ik zag dat dit voorbeeld zo nauwkeurig mogelijk moet nagevolgd worden; nochtans zijn broeders en zusters bij de voetwassing niet zo oordeelkundig opgetreden als wel moest, en dat was dan oorzaak van verwarring. In nieuwe plaatsen moet het met alle nauwgezetheid en wijsheid ingevoerd worden, vooral daar waar de mensen ten aanzien van het voorbeeld en de beleringen onzes Heren op dit punt niet onderlegd zijn, en waar daartegen vooroordelen bestaan. Vele eerlijke zielen hebben, door de invloed van vroegere leraars, waarin zij vertrouwen hadden, een vooroordeel gekregen tegen dit duidelijk voorschrift, en het onderwerp moet hun ter gelegener tijd en wijze bijgebracht worden ). 1854, uit: Eerste Geschriften ------------------------Hoofdstuk 96--Het Oordeel USG1 537 1 In de morgen van 23 October 1879, omstreeks twee uur, rustte de Geest des Heren op mij, en aanschouwde ik tonelen in het komende oordeel. Woorden ontbreken mij om een passende beschrijving te geven van de dingen, die aan mij voorbij gingen en van het effect, dat zij hadden op mijn geest. USG1 537 2 De grote dag van de voltrekking van Gods oordeel scheen aangebroken te zijn. Tien duizend maal tien duizend waren vergaderd voor een grote troon, waarop iemand van een majestueuze verschijning was gezeten. Tal van boeken lagen voor Hem, en op de band van elk stond geschreven met gouden letters, die als een vlam schenen te branden: "Grootboek des Hemels". Een van deze boeken, bevattende de namen van hen, die belijden de waarheid te geloven, werd toen geopend. On-middellijk verloor ik de ontelbare millioenen rondom de troon uit het oog, en alleen degenen, de zich kinderen des lichts en der waarheid noemden, trokken mijn aandacht. Wanneer deze personen een voor een genoemd werden met de vermelding van hun goede werken, straalde hun gelaat van een heilige blijdschap, hetgeen in elke richting werd weerkaatst. Maar dit scheen niet mijn allergrootste belangstelling te trekken. USG1 537 3 Een ander boek werd geopend, waarin vermeld waren de zonden diergenen, die de waarheid belijden. Onder het algemene hoofd "zelfzucht" kwam elke andere zonde. Daar waren ook hoofden boven elke kolom, en daaronder, naast elke naam, stonden in hun respectievelijke kolommen de mindere zonden vermeld. USG1 537 4 Onder begeerte stonden leugen, diefstal, roverij, fraude en gierigheid; onder eerzucht kwamen hovaardij en verkwisting; jalouzie stond als hoofd voor wrok, naijver en haat; en onmatigheid stond boven een lange kolom van vreselijke misdaden, zoals wellust, overspel, het toegeven aan dierlijke lusten, enz. Toen ik dat alles aanschouwde, overviel mij een onuitsprekelijke angst en ik riep uit: "Wie kunnen zalig worden? Wie zullen rechtvaardig voor God staan? Wiens kleren zijn onbevlekt? Wie staan feilloos voor het aangezicht van een rein en heilig God?" USG1 538 1 Wanneer de Heilige op de troon de bladzijden van het grootboek langzaam omsloeg en Zijn ogen voor een moment op de personen rustten, scheen Zijn glans te branden in hun eigen zielen, en op hetzelfde ogenblik gingen elk woord en elke daad van hun leven zo duidelijk aan hun geest voorbij, als waren ze voor hun ogen met vurige letters geschreven. Ze werden overvallen door vrees en hun gezichten werden bleek. Toen ze om de troon stonden, gaf hun uiterlijk eerst blijk van een zorgeloze onverschilligheid. Maar hoe veranderde hun uiterlijk nu! Het gevoel van zekerheid is helemaal verdwenen en daarvoor in de plaats is een naamloze angst gekomen. Een ontzetting komt over elke ziel, of hij niet zal geplaatst worden onder degenen, die te licht bevonden worden. Een ieders oog is gericht op Hem, Die op de troon zit; en als in alle plechtigheid Zijn doorborende ogen over die groep gaan, dan bonst bij een ieder het hart in de keel; want ze voelen zich veroordeeld zonder dat nog een woord is gesproken. Met de ziel overstelpt door angst erkent een ieder zijn eigen schuld en ziet met een verschrikkelijke klaarheid dat hij door het zondigen de kostelijke gave des eeuwigen levens verworpen heeft. STA-IN-DE-WEGS USG1 538 2 Een groep stond geregistreerd als sta-in-de-wegs. Toen de doorborende ogen van de Rechter op hen rustten, kwamen hun zonden ten aanzien van nalatigheid duidelijk aan het licht. Met vertrokken, bevende lippen erkenden ze dat ze hun heilige waarheid verraden hadden. Zij hadden waarschuwingen en voorrechten ontvangen, maar daarop geen acht geslagen, noch die toegepast. Zij konden nu zien dat ze te vermetel geweest waren ten aanzien van Gods genade. Het is waar, zij hadden niet zulke bekentenissen af te leggen als die zich overgaven aan dierlijke lusten; maar, evenals de vijgeboom, werden ze vervloekt omdat ze geen vrucht voortbrachten, omdat ze de hun toevertrouwde talenten niet gebruikt hadden. USG1 539 1 Deze groep had het eigen-ik voorop gesteld, en enkel gewerkt voor zelfzuchtige doeleinden. Ze waren niet rijk in God, gezien ze Zijn rechten op hen niet beantwoord hadden. Hoewel ze beleden Christus' dienstknechten te zijn, brachten ze Hem geen zielen. Zou Gods werk van hen afgehangen hebben, dan zou het gekwijnd hebben; want zij onthielden niet alleen de middelen, die God hun geleend had, maar zij onthielden zichzelven. Maar die konden nu zien en voelen dat, door het bekleden van een onverantwoordelijke positie ten aanzien van het werk en de zaak Gods, zij zichzelven geplaatst hadden aan de linkerhand. Zij hebben de kans gehad, maar wilden het werk niet doen dat ze konden en moesten gedaan hebben. USG1 539 2 De namen van allen, die de waarheid belijden, werden genoemd. Sommigen werden bestraft om hun ongeloof, anderen omdat ze luie dienstknechten geweest waren. Ze hadden anderen het werk in des Meesters wijngaard laten doen, anderen de zwaarste verantwoordelijkheden laten dragen, terwijl zij zelven heel zelfzuchtig hun eigen tijdelijke belangen hadden gediend. Hadden ze de vermogens, die God hun geschonken had, gecultiveerd, dan hadden ook zij de lasten kunnen dragen, werkende in het belang huns Meesters. In dat verband zei de Rechter: "Allen zullen gerechtvaardigd worden door hun geloof en geoordeeld naar hun werken". Hoe duidelijk zagen zij nu hun verzuim, en hoe wijs was de schikking Gods om een iegelijk een werk te laten doen om de zaak te bevorderen en zijn medemensen te redden. Een ieder moest in zijn gezin en in zijn omgeving een levend geloof aan de dag leggen door vriendelijk te zijn tegenover de armen, mee te leven met de beproefden, deel te nemen in de zendingsarbeid en door Gods zaak met zijn middelen te ondersteunen. Maar, evenals over Meroz, rustte de vloek Gods op hen om hetgeen zij niet gedaan hadden. Zij hadden van dat werk gehouden, dat hun het grootste profijt zou brengen in dit leven, en achter hun namen in het boek, waarin de goede werken vermeld waren, stond helaas niets geschreven. TE LICHT BEVONDEN USG1 540 1 De woorden, tot dezen gesproken, waren alleszins plechtig: "Gij zijt in de weegschaal gewogen en te licht bevonden. Gij hebt de geestelijke verantwoordelijkheden verzuimd door u geheel en al op het tijdelijke in te stellen, terwijl uw vertrouwenspositie het noodzakelijk maakte, dat ge meer dan menselijke wijsheid en groter dan een eindig oordeel zoudt bezitten. Dat hadt ge nodig om zelfs het zakelijke deel van uw werk te verrichten; en toen gij God en Zijn heerlijkheid van uw aangelegenheden los maakte, verbeurde gij Zijn zegen". USG1 540 2 De vraag werd dan gesteld: "Waarom hebt ge uw kleren des karakters niet gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam? God zond Zijn Zoon naar de wereld, niet om de wereld te veroordelen, maar dat ze door Hem gered zou worden. Mijn liefde voor u was gebaseerd op meer zelfverloochening dan de liefde van een moeder. Het was, omdat Ik de donkere bladzijden van uw ongerechtigheid kon uitwissen, en de beker der zaligheid aan uw lippen kon zetten, dat Ik de dood aan het kruis onderging, dragende het gewicht en de vloek van uw schuld. De smarten des doods en de verschrikkingen van de duisternis van het graf heb Ik ondergaan, opdat Ik hem kon overwinnen, die de macht des doods bezit, de gevangenis kon ontsluiten om voor u de poorten des levens te openen. Ik onderwierp Mij aan de schande en de doodsstrijd omdat Ik u lief had met een oneindige liefde en mijn afgedwaalde, dwalende schapen terug wilde brengen naar het paradijs Gods, naar de boom des levens. Dat leven der gelukzaligheid, dat Ik voor u kocht tegen zulk een prijs, hebt ge geminacht. Schande, verwijt, en oneer, zoals uw Meester dat ondergaan heeft voor u, hebt ge geschuwd. De voorrechten, welke Hij door Zijn dood onder uw bereik wilde stellen, hebt ge niet gewaardeerd. Gij wilde niet delen in Zijn lijden, en nu kunt ge niet met Hem delen in Zijn heerlijkheid." Toen werden de ernstige woorden gesproken: "Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog ge-heiligd worde". Dan werd het boek gesloten, en het kleed viel van de Persoon op de troon, openbarende de verschrikkelijke heerlijkheid van de Zone Gods. USG1 541 1 Het toneel onttrok zich dan aan mijn gezicht, en ik bevond mij nog op de aarde, onuitsprekelijk dankbaar dat de dag Gods nog niet gekomen was en dat de dierbare genadetijd ons nog wordt toegewezen, waarin we ons kunnen voorbereiden op de eeuwigheid. USG1 541 2 De arbeid van elk uur gaat aan Gods oog voorbij, en wordt geregistreerd onder trouw of ontrouw. Het verslag van verknoeide ogenblikken en niet gebruikte kansen, zal ter tafel komen, wanneer het gerecht zal plaats nemen en de boeken geopend zullen worden en een ieder geoordeeld zal worden overeenkomstig de dingen, geschreven in de boeken. Zelfzucht, naijver, hovaardij, jaloersheid, luiheid, of welke zonde ook, die in het hart wordt gekoesterd, zal iemand uitsluiten van de geluk-zaligheid des hemels. "Wie ge uzelven stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, diens dienstknechten zijt gij." 1880, Vol. 4, blz. 453 ------------------------Hoofdstuk 97--Gezanten van Christus USG1 542 1 Gezanten van Christus hebben een plechtige, belangrijke taak, die sommigen doorgaans te licht opnemen. Terwijl Christus de dienaar is in het heiligdom hierboven, is Hij ook, door Zijn afgevaardigden, de dienaar van Zijn Gemeente op aarde. Hij spreekt tot de mensen door uitverkoren mannen en voert door hen Zijn werk uit, als toen, in de dagen Zijner vernedering, Hij zichtbaar op aarde wandelde. Al zijn ook eeuwen voorbij gegaan, zo heeft de loop des tijds toch niets veranderd in de afscheidsbelofte aan Zijn discipelen: "Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld". Mattheüs 28 : 20. Van af Christus' hemelvaart tot op de huidige dag, zijn mannen, door God geroepen, hun autoriteit aan Hem ontlenend, leraars des geloofs geweest. Christus, de ware Herder, "heeft het beheer over Zijn werk door middel van deze onderherders. Zo wordt de positie van hen, die arbeiden in woord en leerstelling, zeer belangrijk. In Christus' plaats smeken zij de mensen, zich met God te verzoenen. USG1 542 2 De mensen moeten hun predikanten niet enkel zien als openbare sprekers en redenaars, maar als Christus' gezanten, die hun wijsheid en Kracht ontvangen van het grote Hoofd der Gemeente. Het geringschatten en minachten van het woord, door Christus' representanten gesproken, is niet enkel het vertoon van oneerbiedigheid tegenover de man, maar ook tegenover de Meester, Die hem gezonden heeft. Hij staat daar in de plaats van Christus, en de stem van de Heiland moet gehoord worden door Zijn vertegenwoordiger. PREDIKT CHRISTUS USG1 542 3 Velen van onze predikers hebben een grote fout begaan door in hun discours veel te veel te argumenteren. Er zijn zielen, die luisteren naar de theorie van de waarheid en onder de indruk komen van aangevoerde bewijzen, en wanneer dan in een deel van de lezing Christus als de Heiland der wereld naar voren wordt gebracht, kan het gezaaide zaad ontkiemen en vrucht dragen tot verheerlijking van God. Maar op vele lezingen wordt de mensen het kruis van Christus niet voorgehouden. Het is best mogelijk dat sommigen naar de laatste preek luisteren, die zij ooit zullen horen, en anderen nooit meer in de gelegenheid zijn om de gehele waarheid te beluisteren, terwijl er dan op hen een beroep gedaan wordt om dit practisch na te volgen. Wanneer men die gouden kans voorbij laat gaan, is die voor goed voorbij. Had men Christus en Zijn verlossende liefde verheerlijkt in samenhang met de theorie der waarheid, dan zou de kans hebben bestaan, dat ze zich aan Zijn zijde hadden geschaard. USG1 543 1 Er zijn meer zielen, die hunkeren naar de wetenschap, hoe zij tot Christus kunnen komen, dan wij denken. Velen luisteren naar populaire preken van de kansel, en dan weten zij net zo min hoe Jezus en de vrede en rust, waarnaar hun ziel verlangt, te vinden, dan vóór zij luisterden. Predikanten, die de laatste genadeboodschap aan de we-reld brengen, moeten steeds bedenken, dat Christus verheerlijkt moet worden als de toevlucht voor de zondaar. Vele predikanten denken, dat het niet nodig is berouw en geloof te prediken, met een hart dat onderworpen is door de liefde Gods; zij nemen aan dat hun toehoorders volmaakt bekend zijn met het Evangelie, en dat onder-werpen van een heel ander karakter naar voren gebracht moeten worden om hun aandacht vast te houden. Tonen hun toehoorders dan belangstelling daarvoor, dan zien ze dat als een bewijs van succes. De mensen zijn echter veel meer onwetend ten aanzien van het verlossingsplan en hebben over dit allerbelangrijkste onderwerp meer onderricht nodig dan op enig ander punt. USG1 543 2 Die bijeenkomen om naar de waarheid te luisteren, moeten daarvan profijt verwachten, zoals het geval was met Cornelius en zijn vrienden: "Wij zijn dan allen nu hier tegenwoordig voor God, om te horen al hetgeen u van God bevolen is". Handelingen 10:33. USG1 544 1 Theoretische discoursen zijn nodig opdat allen de leerstellige vorm kunnen weten en de keten der waarheid zien, schakel aan schakel, aaneengeklonken tot een volmaakt geheel. Maar geen lezing moet ooit gehouden worden zonder Christus en Die gekruisigd naar voren te brengen als het fundament van het Evangelie, wijzende op een practische toepassing der waarheid, en de mensen het feit inscherpend dat de leerstelling van Christus niet is Ja en Neen, maar Ja en Amen in Christus Jezus. Nadat de theorie der waarheid is gebracht, komt het moeizame deel van het werk. De mensen moeten niet zonder onderricht gelaten worden in de practische waarheden, die verband houden met hun leven van-elke-dag. Zij moeten zien en voelen dat ze zondaars zijn en tot God bekeerd moeten worden. Waf Christus zei, wat Hij deed, en wat Hij leerde moet hun bijgebracht worden op de meest impressieve wijze. USG1 544 2 Het werk van de prediker is pas begonnen, wanneer de waarheid dóórdringt tot het begrip van de mensen. Christus is onze Middelaar en dienst doende Hogepriester in de tegenwoordigheid des Vaders. Hij werd Johannes getoond als een Lam, dat geslacht is, als daadwerkelijk Zijn bloed stortend ten bate van de zondaar. Wanneer de wet Gods de zondaar voorgehouden wordt, die hem de diepte van zijn zonden laat zien, moet hij gewezen worden op het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Hem moet geleerd wórden berouw tegenover God en geloof tegenover onze Here Jezus Christus. Op deze wijze zal het werk van Christus' vertegenwoordiger in harmonie zijn met Zijn arbeid in het hemels heiligdom. LEERT PRACTISCHE GODSVRUCHT USG1 544 3 Predikers zouden veel meer harten bereiken, wanneer ze zich meer zouden bepalen bij practische godsvrucht. Vaak, wanneer pogingen gedaan worden om de waarheid in nieuwe velden te brengen, is het werk bijna geheel theoretisch. De mensen hebben geen vaste grond onder de voeten. Zij zien de kracht der waarheid en zijn verlangend een vaste ondergrond te verkrijgen. Wanneer hun gevoelens zijn week gemaakt, is het bovenal de tijd, om de godsdienst van Christus in te planten in hun geweten; maar al te vaak wordt de serie lezingen beeindigd, zonder dat dit werk, dat zij zo nodig hebben, voor de mensen gedaan is. Die poging toonde te veel overeenkomst met het offer van Kaïn; daaraan ontbrak het offerbloed, om het voor God aanvaardbaar te maken. Kaïn deed wel om een offer te brengen, maar hij onthield daaraan wat het waardevol maakte -- het bloed der verzoening. USG1 545 1 Het is een droevig feit, dat de oorzaak, waarom velen zich zo veel bij de theorie, en zo weinig bij de practische godsvrucht bepalen, daarin ligt, dat Christus niet in hun harten woont. Zij hebben geen levende gemeenschap met God. Vele zielen beslissen ten gunste van de waarheid enkel en alleen op bewijsgronden, zonder bekeerd te zijn. Practisch onderricht werd niet gegeven in samenhang met het leerstellige, zodat, wanneer de hoorders de prachtige keten der waarheid zouden zien, hun hart zou gloeien van liefde voor de Schepper daarvan, en geheiligd zou worden door gehoorzaamheid. Het werk van de predikant is niet gedaan, of hij moet bij zijn hoorders het besef gewekt hebben van de noodzakelijkheid ener karakterverandering in harmonie met de zuivere beginselen der waarheid, die zij ontvangen hebben. USG1 545 2 Voor een vormgodsdienst moet men zich wachten, want daarin is geen Heiland. Het onderricht dat Jezus gaf, was duidelijk, samenhangend, practisch, dóórdringend in het hart der mensen. Zijn gezanten moeten op elke lezing, die zij houden, Zijn voorbeeld volgen. Christus en Zijn Vader waren één; met al de eisen des Vaders stemde Christus blijmoedig in. Hij was in harmonie met God. De Verlosser was het volmaakte Voorbeeld. De Here werd in Hem geopenbaard. De Hemel had de menselijke natuur aangedaan en de mensheid had een plaats gevonden in de schoot der Oneindige Liefde. USG1 545 3 Wanneer predikanten in alle ootmoed willen zitten aan de voeten van Jezus, zullen zij spoedig een helder inzicht krijgen in Gods karakter en in staat zijn anderen dienaangaande te onderrichten. Sommigen aanvaarden de evangelie-arbeid zonder een diepe liefde voor God en voor hun medemensen. Zelfzucht en zelfbevrediging zullen in het leven van dezulken worden geopenbaard; en wanneer deze niet-toegewijde, ontrouwe wachters zichzelven dienen inplaats van de kudde te voeden en hun herderlijke plichten na te komen, komen de mensen om uit gebrek aan het juiste onderricht. DRINGEND BEROEP VOOR DEZE TIJD USG1 546 1 Op elke lezing moet een dringend beroep op de mensen gedaan worden om hun zonden te verzaken en. zich tot Christus te wenden. De algemene zonden en uitspattingen moeten veroordeeld worden, terwijl naar practische godsvrucht moet worden heengewezen. De predikant moet met hart en ziel de zaak zijn toegewijd, aanvoelend de woorden, die hij moet spreken en niet in staat zijn gevoelen te onderdrukken aangaande de zielen van mannen en vrouwen, voor wie Christus stierf. Van de Meester werd gezegd: "De ijver van Uw huis heeft Mij verteerd". Psalm 69 :10. Dezelfde ijver moet bij Zijn vertegenwoordigers aanwezig zijn. USG1 546 2 Een oneindig offer is gebracht voor de mens, en te vergeefs gebracht voor elke ziel, die de zaligheid niet wil aannemen. Wat is het dan van belang dat hij, die de waarheid brengt, dat zal doen onder het volle gewicht der verantwoordelijkheid, die op hem rust. Hoe teder, meelevend, en hoffelijk moet heel zijn gedrag zijn in zijn zich bezig houden met de zielen der mensen, waar immers de Verlosser der wereld heeft laten zien hoe hoog Hij die waardeert. De vraag is door Christus gesteld: "Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, die zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft?" Mattheüs 24 : 45. Jezus vraagt: Wie? en elke dienaar des Evangelies moet die vraag ook stellen aan zijn eigen hart. Wanneer hij de plechtige waarheid in haar geheel ziet en hij overdenkt het beeld dat gegeven is van de trouwe voorzichtige rentmeester, dan moet hij tot diep in zijn ziel geroerd worden. DADERS DES WOORDS USG1 547 1 Een ieder is zijn taak gegeven; niemand kan met een uitvluchtje aankomen. Een ieder heeft een deel te doen naar zijn vermogen; en het legt degene, die de waarheid brengt, de plicht op om nauwkeurig en onder gebed het natuurlijke vermogen van allen, die de waarheid aannemen, te leren kennen om dezen dan te onderrichten en stap voor stap te leiden, hen doen beseffend de last der verantwoordelijkheid, die op hen rust om het werk te doen dat God hen wil laten doen. Het moet hun steeds en steeds weer ingescherpt worden, dat niemand in staat zal zijn om verzoeking te weerstaan, de opzet Gods te beantwoorden, en het leven van een Christen te leiden, tenzij hij zijn werk, of dat nu groot of klein is, aanvaardt en dat werk doet met een gewetensvolle getrouwheid. Buiten het gaan naar de kerkdienst en het luisteren naar het woord Gods, is er voor allen nog iets anders te doen. Zij moeten de vernomen waarheid in praktijk brengen en haar beginselen uitleven in het leven van-elke-dag. Zij moeten voortdurend voor Christus bezig zijn, niet op grond van zelfzuchtige motieven, maar met het oog gericht op de heerlijkheid van Hem, Die het grootste offer bracht om hen van de ondergang te redden. USG1 547 2 Predikanten moeten degenen, die de waarheid aannemen, inscherpen, dat ze Christus in hun gezin plaats verlenen; dat ze van Hem genade en wijsheid nodig hebben om hun kinderen te leiden en te beheren. Het is een onderdeel van de taak, die God hun heeft opgedragen om deze kinderen op te voeden en onder tucht te stellen en ze tof onderwerping te brengen. Laat de vriendelijkheid en hoffelijkheid van de predikant gezien worden in zijn omgang met kinderen. Hij moet altijd bedenken, dat ze mannen en vrouwen in miniatuur zijn, jonge leden van ‘s Heren gezin. Deze zullen de Meester na aan het hart liggen, en, wanneer ze op de juiste wijze onderricht en gedisciplineerd worden, kunnen ze Hem, zelfs in hun jeugd, van dienst zijn, Christus wordt gegriefd door elk ruw, hard en ondoordacht woord tot kinderen gesproken. Hun rechten worden niet altijd geëerbiedigd en ze worden vaak behandeld als hadden ze geen persoonlijk karakter, dat op de juiste wijze ontwikkeld moet worden, opdat het niet misvormd en de opzet Gods in hun leven een mislukking wordt. USG1 548 1 Van kindsaf kende Timotheüs de Schriften, en zijn kennis was voor hem een beveiliging tegen de boze, hem omringende invloeden en tegen de verleiding om plezier en zelfzuchtige genoegens boven de plicht te stellen. Zo ', n omtuining hebben al onze kinderen nodig en hef moet een onderdeel zijn van de taak van ouders en van Christus' gezanten, toe te zien dat de kinderen naar vereisten worden onderricht in het Woord van God. VOLMAAKTHEID IN CHRISTUS USG1 548 2 Wil de predikant de goedkeuring Zijns Meesters wegdragen, dan moet hij met hart en ziel werken om een ieder mens de volmaaktheid in Christus bij te brengen. Hij moet in zijn werkwijze "niet de indruk wekken dat het van weinig belang is of de mensen al of niet de waarheid aannemen en practische godsvrucht beoefenen; maar de trouw en zelfopoffering, geopenbaard in zijn leven, moeten zó zijn, dat de zondaar overtuigd wordt dat eeuwige belangen op hef spel staan en dat zijn ziel in gevaar verkeert, tenzij hij beantwoordt aan het ern-stige werk, te zijner gunste verricht. Die uit duisternis en dwaling gebracht worden tot waarheid en licht, moeten grote veranderingen ondergaan en tenzij de noodzakelijkheid van een gedegen hervorming hun wordt ingescherpt, zullen ze zijn als de man, die in de spiegel, de wet van God, zag, en de gebreken in zijn zedelijk karakter ontdekte, maar wegging en vergat wat voor mens hij was. De geest moet altijd waakzaam zijn ten opzichte van een verantwoordelijkheidsgevoel, of hij zal terugzinken in een staat van nog zorgelozer onoplettendheid dan daarvoor. USG1 548 3 Het werk van Christus' gezanten is veel groter en ge wichtiger dan velen zich wel indenken. Zij moeten helemaal niet tevreden zijn met hun succes, of ze moeten, door vlijtige arbeid en de zegen Gods, dienstvaardige Christenen voor Hem kunnen stellen, die een waar gevoel bezitten van hun verantwoordelijkheid en bereid zijn dé hun opgedragen taak te verrichten. Het juiste werk en onderricht zal ten gevolge hebben dat die mannen en vrouwen de hand aan de ploeg slaan, die een sterk karakter hebben en een zo vaste overtuiging dat geen zweem van zelfzucht hen zal hinderen in de arbeid, of hun geloof zal verzwakken noch hen zal afhouden van hun plicht. USG1 549 1 Wanneer de predikant degenen, die aan zijn zorg zijn toevertrouwd, naar vereiste heeft onderricht, zal, wanneer hij naar een ander arbeidsveld gaat, het werk niet uiteen vallen, want het zal zo goed gefundeerd zijn, dat het stand houdt. Alleen wanneer degenen, die de waarheid aannemen, tot in het diepst van hun wezen zijn bekeerd, en er een radicale verandering in hun leven en karakter heeft plaats gegrepen, is de ziel vastgeklonken aan de eeuwige Rots; maar is dat niet het geval en het werk van de predikant houdt op en het nieuws is er af, dan vervliegt al gauw de indruk, de waarheid verliest haar bezielende kracht en zij oefenen geen heiliger invloed uit en hun belijden der waarheid verspreidt geen meerdere reuk ten goede. USG1 549 2 Ik sta verbaasd, dat, met de voorbeelden voor onze ogen van wat de mens kan zijn, en wat hij kan doen, wij niet aangezet worden tot meerdere krachtsinspanning om de goede werken der rechtvaardigen naar de kroon te steken. Allen kunnen geen vooraanstaande posities innemen; maar allen kunnen nuttige en vertrouwensvolle posities bekleden en kunnen, door volhardende trouw, meer goeds verrichten dan ze wel denken. Die de waarheid omhelzen, moeten streven naar een klaarder begrip van de Schriften en een proefondervindelijke kennis van een levende Heiland. Het intellect moet gecultiveerd, het verstand geoefend worden. Alle intellectuele traagheid is zonde en geestelijke lauwheid is de dood. DOET DE MENSEN OP JEZUS ZIEN USG1 550 1 O, kon ik toch maar over woorden beschikken met voldoende kracht om aan mijn medearbeiders in het Evangelie de indruk te geven, die ik wens! Mijn broeders, gij beschikt over de woorden des levens; gij gaat met mensen om, wie de hoogste ontwikkeling ten deel kan vallen, wanneer ze maar in het juiste spoor geleid worden. Maar in de gehouden gesprekken lag te veel zelfverheerlijking. Christus gekruisigd, Christus opgevaren ten hemel, Christus wederkomende, moet de geest van de Evangelieprediker zo zacht, zo blij, en zo vol maken, dat hij de mensen deze waarheden zal brengen in liefde en diepe ernst. De predikant zal dan wegvallen en Jezus worden groot gemaakt. De mensen zullen zo onder de indruk komen van deze alles absorberende onderwerpen, dat ze daarover zuilen praten en die zullen prijzen, inplaats van de predikant te verheerlijken, die immers maar het instrument is. Maar wanneer de mensen, door al maar de predikant te verheerlijken, weinig of geen be-langstelling tonen in het gepredikte woord, dan kan hij daaruit weten, dat de waarheid zijn eigen ziel niet heiligt. Hij spreekt niet tot zijn toehoorders op zo ', n wijze dat Jezus verheerlijkt en Zijn liefde wordf groot gemaakt. Dienaangaande zei Christus: "Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken". Mattheüs 5:16. Laat uw licht zo schijnen dat de eerlijkheid zal strekken tot eer van God en niet tot eer van uzelven. Wanneer u de lof wordt toegezwaaid, sidder dan en word beschaamd, want hef grote doel is mislukt; het is niet God, maar de dienstknecht, die verheerlijkt wordt. Laat uw licht alzo schijnen; let wel op, prediker van Christus, hoe uw licht schijnt. Wanneer het hemelwaarts opglanst, openbarende de uitmuntendheid van Christus, dan schijnt het goed. Wanneer het op uzelven neervalt, wanneer gij uzelve verheerlijkt en ge u door de mensen laat bewonderen, dan zou het beter zijn dat ge uw mond maar hield; want uw licht schijnt op de verkeerde manier. LEVENDE REPRESENTANTEN VAN CHRISTUS USG1 551 1 Predikers van Christus, ge kunt verbonden zijn met God indien ge wilt waken en bidden. Laat uw woorden gekruid zijn met zout en laat christelijke hoffelijkheid en een ware houding uw gedragingen bezielen. Wanneer in uw binnenste de vrede Gods heerst, zal zijn kracht u niet enkel versterken, maar ook uw harten verzachten, en gij zult levende representanten van Christus zijn. De mensen, die de waarheid belijden, wijken van God af. Jezus zal weldra komen, en zij zijn onvoorbereid. De predikant moet zelve op een hoger niveau komen, tot een geloof dat zich kenmerkt door groter vastheid, tot een ervaring, die leeft en bezielt, niet gewoon en alledaags als die van belijders-in-naam. USG1 551 2 Het Woord van God stelt u een hoog doelwit. Wilt ge door vasten en bidden, komen tot, de volmaaktheid en duurzaamheid van een Christelijk karakter? Gij moet rechte paden voor uw voeten maken, anders zal de kreupele van de weg af raken. Een nauwe gemeenschap met God zal u in uw arbeid die vitale kracht geven, die het geweten wakker schudt, en de zondaar van zonde overtuigt en hem doet roepen: "Wat moet ik doen om zalig te worden?" USG1 551 3 De opdracht, die Jezus vlak voor Zijn hemelvaart aan Zijn discipelen gaf, luidde: "Gaat dan henen, onderwijst al de. volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld". Mattheüs 28 : 19, 20. "Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen." Johannes 17 : 20. De opdracht omvat hen, die door Zijn discipelen in Zijn Woord zullen geloven. En allen die door God geroepen worden om als gezanten van Hem op te treden, moeten de lessen over practische godsvrucht, hun door Christus in Zijn Woord gegeven, ter harte nemen en die de wereld leren. USG1 551 4 Christus opende voor Zijn discipelen de Schriften, beginnende met Mozes en de Profeten, en onderrichtte hen in alle dingen betreffende Hemzelf, en legde hen ook de profetieën uit. De apostelen gingen in hun prediking terug tot Adams tijd, leidden hun toehoorders door de profetische geschiedenis, en eindigden met Christus en Die gekruisigd, de zondaren opwekkende tot bekering, tot verzaking van hun zonden en terugkeer tot God. De representanten van Christus in onze tijd moeten hun voorbeeld volgen en in ieder gesprek Christus groot maken als de Verhevene, Die alles in allen is. EEN BEKEERDE ARBEIDERSGEMEENSCHAP USG1 552 1 Niet alleen neemt de vormelijkheid bezit van de populaire kerken, maar ze neemt ook op alarmerende wijze toe onder hen, die belijden de geboden Gods te houden en uitzien naar de spoedige verschijning van Christus op de wolken des hemels. We moeten onze gezichtskring niet verengen en onze gelegenheden om goed te doen niet beperken; nochtans terwijl we onze invloed uitbreiden en onze plannen breder uitmeten, wanneer de Voorzienigheid de weg opent, moeten we met meer ernst de afgodendienst der wereld uit de weg gaan. Terwijl we krachtiger pogingen doen om onze capaciteiten te vermeerderen, moeten we ons ook overeenkomstig inspannen wijsheid van God te verkrijgen om al de vertakkingen van het werk tot ontwikkeling te brengen naar Zijn eigen ordinantie, en niet van uit een werelds standpunt. Wij moeten niet de gewoonten der wereld als voorbeeld nemen, maar de gelegenheden, die God binnen ons bereik stelt, zoveel mogelijk uitbuiten om de waarheid onder de mensen te brengen. USG1 552 2 Wanneer, als volk, onze werken overeenkomen met ons belijden, zullen we veel meer bereiken dan nu. Wanneer we zulke toegewijde mannen hebben als Elia, die het geloof bezitten, dat hij bezat, zullen we zien dat God Zich aan ons zal openbaren, zoals Hij dat deed aan de heilige mannen in het verleden. Wanneer we mannen hebben, die, hun tekortkomingen erkennende, tot God willen smeken in oprecht geloof, zoals indertijd Jacob, zullen we hetzelfde resultaat zien. Kracht zal van God tot de mens komen in antwoord op het gebed des geloofs. USG1 553 1 Er is maar weinig geloof in de wereld. Maar weinig mensen leven dicht bij God. En hoe kunnen we dan meer kracht verwachten alsmede dat God Zich zal openbaren aan de mensen, wanneer er met Zijn Woord lichtvaardig wordt omgegaan en de harten niet geheiligd zijn door de waarheid? Mannen, die niet half bekeerd zijn, zelfvoldaan en vol zelfvertrouwen, prediken de waarheid aan anderen. Maar God werkt niet met hen, want in hart en leven zijn ze niet geheiligd. Ze wandelen niet ootmoedig met God. We moeten een bekeerde predikersgemeenschap hebben, en dan zullen we van God het licht zien komen, alsook Zijn kracht, die al onze pogingen te hulp komt. USG1 553 2 De wachters, die in het verleden geplaatst werden op de muren van Jeruzalem en van andere steden, hadden een zeer verantwoordelijke positie. Van hun trouw hing de veiligheid af van allen die de steden bewoonden. Wanneer gevaar werd geducht, mochten ze dag noch nacht zwijgen. Met kleine tussenperioden moesten ze elkander toeroepen, om te constateren of allen wakker waren en de een of ander geen letsel was overkomen. Schildwachten werden geplaatst op een of andere hoogte, van waaraf ze konden zien of belangrijke posten bewaakt werden, en ze lieten hun roep, óf ter waar-schuwing, óf dat alles rustig was, horen. Dit werd dan van de een op de ander overgenomen, waarbij een elk de woorden herhaalde, totdat de gehele stad rond was gegaan. USG1 553 3 Deze wachters stellen de gezamenlijke predikanten voor, van wier trouw de zaligheid der zielen afhangt. De rentmeesters van de verborgenheden Gods moeten als wachters staan op de muren van Zion; en zien ze dat het zwaard nadert, dan moeten ze het waarschuwingssignaal laten klinken. Wanneer ze als schildwachten staan te suffen en hun geestelijke gevoelens zijn zo verdoofd, dat ze geen gevaar zien en aanvoelen en de mensen komen om, dan zal God hun bloed eisen van de handen der wachters. HEILIGE VERANTWOORDELIJKHEID DER WACHTERS USG1 554 1 "Gij nu, o mensenkind, Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen." Ezechiël 33 :7. De wachters moeten dicht nabij God leven om Zijn woord te horen en met Zijn Geest bezield te worden, opdat de mensen niet tevergeefs op hen mogen zien. "Als Ik tot de goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult de dood sterven en gij spreekt niet om de goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. Maar als gij de goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich van die bekere, en hij zich van zijn weg niet bekeert, zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd." Verzen 8, 9. Gezanten van Christus moeten oppassen, dat ze door hun ontrouw, niet hun eigen zielen en die van hun toehoorders verliezen. USG1 554 2 Mij werden in de verschillende Staten de gemeenten getoond, die belijden de geboden Gods te houden en uit te zien naar de wederkomst van Christus. Op alarmerende wijze heerst ónder hen onverschilligheid, hovaardij, liefde voor de wereld, en koude vormelijkheid. En dit zijn de mensen, die bijna op het oude Israël gaan lijken, zover dat betreft het gebrek aan vroomheid. Velen hebben de mond vol over godsvrucht, maar bezitten helemaal geen zelfbeheersing. Begeerte en passie hebben de overhand; het eigen-ik gaat voorop. Velen zijn eigenmachtig, aanmatigend, heerszuchtig, blufferig, hovaardig, onheilig. Nochtans zijn sommigen van die mensen predikanten, die omgaan met heilige waarheden. Zo ze niet tot inkeer komen, zal hun kandelaar worden weggenomen. De vloek van de Heiland, uitgesproken over de onvruchtbare vijgeboom is een preek voor alle formalisten en pochende geveinsden, die zich aan de wereld voordoen in hun aanmatigende bladerdos, maar waaraan de vruchten ontbreken. Wat een berisping voor hen, die een gedaante van godzaligheid hebben, terwijl ze in hun onchristelijk leven de kracht daarvan verloochenen. Hij, die met tederheid de grootste der zondaren tegemoet trad, die ware ootmoed en berouw nooit met voeten trad, staat scherp afwijzend tegenover hen, die roemen op hun godsvrucht, maar hun geloof in de werken verloochenen. ------------------------Hoofdstuk 98--Plicht der Ouders Tegenover de Opleidingsschool USG1 555 1 Onze broeders en zusters van heinde en verre moeten het als hun plicht beschouwen dit instituut, dat naar Gods raad is opgericht, te ondersteunen. Sommige studenten keren naar huis terug vol klachten, en ouders en leden der gemeente geven een gewillig oor aan hun overdreven, eenzijdige uitingen. Ze zouden goed doen er aan te denken dat hef verhaal twee kanten heeft; maar in plaats daarvan laten ze door die verdraaide verslagen een muur oprichten tussen hen en de school. Ze gaan dan vrees, twijfel en achterdocht koesteren ten aanzien van de wijze, waarop de school geleid wordt. Zo ', n invloed doet veel kwaad. De woorden van ontevredenheid verspreiden zich als een besmettelijke ziekte en de indruk die gewekt wordt, kan bij de mensen moeilijk weggewist worden. Van mond tot mond gaande wordt de geschiedenis steeds aangedikt tof ze 1880, Vol. 4, blz. 428, 429 (Onze opleidingsschool) reusachtige afmetingen gaat aannemen, terwijl een nauwkeurig onderzoek het feit zou openbaren, dat noch de leraars noch de professoren tekort geschoten waren. Zij deden eenvoudig hun plicht door zich te houden aan de voorschriften van de school, die nagevolgd moeten worden, waar anders de school geheel ontwricht zou worden. USG1 556 1 Ouders handelen niet altijd verstandig. Velen zijn erg opdringerig om anderen tot hun zienswijzen over te halen en ze worden ongeduldig en aanmatigend, wanneer ze daarin niet slagen; maar wanneer van hun eigen kinderen geëist wordt dat ze zich houden aan de regels en voorschriften van de school, en die kinderen wrevelig worden omdat daaraan de hand wordt gehouden, dan kiezen hun ouders, die belijden God lief te hebben en te vrezen, maar al te vaak partij voor hun kinderen, in plaats van ze te berispen en hun fouten te verbeteren. Hier doet zich vaak het keerpunt voor in het karakter van hun kinderen. Orde en voorschriften worden verbroken en de tucht wordt met voeten getreden. De kinderen moeten van discipline niets hebben, en zo mogen ze geringschattend spreken over de instituten te Battle Creek. Wanneer ouders daar eens over wilden nadenken, zouden ze de slechte resultaten zien van de weg, die ze volgen. Het zou wel een heel wonderlijk iets zijn, wanneer in een school met vierhonderd studenten, bestuurd door mannen en vrouwen, bloot staande aan de menselijke zwakheden, elke daad zo volmaakt, zo exact zou zijn, dat ze de critiek uitdaagt. USG1 556 2 Wanneer ouders zich eens wilden plaatsen in de positie van de leraars en zouden zien hoe moeilijk het noodzakelijk moet zijn om een school met honderden studenten van elke graad en geestesgesteldheid te beheren en te disciplineren, dan zouden ze na enig nadenken de dingen anders zien. Ze zouden constateren dat sommige kinderen thuis nooit aan tucht zijn gewend. Waar ze altijd maar hun zin gehad hebben en nooit gehoorzaamheid hebben geleerd, zou het erg in hun voordeel zijn, wanneer ze eens van hun onverstandige ouders werden weg gehaald om zich aan strenge voorschriften te onderwerpen en gedrild te worden als soldaten in een leger. Indien voor deze kinderen, die door domme ouders zo droevig verwaarloosd zijn, niet iets gedaan wordt, zullen ze Jezus nooit aannemen; indien ze nief gebreideld worden in hun doen, zullen ze voor dit leven waardeloos zijn en geen deel hebben in het toekomstige leven. USG1 557 1 In de hemel bestaat volmaakte orde, volmaakte ge-hoorzaamheid, volmaakte vrede en harmonie. Die in dit leven geen respect gehad hebben voor orde of discipline, zouden ook geen respect hebben voor de orde, die gehandhaafd wordt in de hemel. Zij kunnen nooit in de hemel worden toegelaten, want allen, die waardig geacht worden in te gaan, zullen orde voorstaan en discipline respecteren. De karakters, in dit leven gevormd, zijn beslissend voor het toekomstig lot. Wanneer Chris-tus zal komen, zal Hij het karakter van niemand veranderen. Kostbare genadetijd is verstrekt om te gebruiken voor het wassen van onze kleren des karakters en die wit te maken in het bloed van het Lam. Het wegnemen van de vlekken der zonde vraagt hef werk van een geheel leven. Elke dag is een vernieuwde inspanning nodig om het eigen-ik aan banden te leggen en te verzaken. Elke dag moet er een nieuwe strijd gestreden worden en overwinningen moeten worden behaald. Elke dag moet de ziel zich verheffen in vurige smeekbeden tot God om de machtige overwinningen van het kruis deelachtig te worden. Ouders moeten van hun kant geen plicht verzuimen tot welzijn van hun kinderen. Ze moeten ze zo trainen, dat ze hier een zegen mogen worden voor de samenleving en hierna de beloning des eeuwigen levens mogen oogsten. ------------------------Hoofdstuk 99--Studenten der Opleidingsschool USG1 558 0 Die studenten, die belijden God lief te hebben en de waarheid te gehoorzamen moeten die graad van zelfbeheersing en van vastheid van godsdienstig beginsel bezitten, waardoor ze in staat gesteld worden staande te blijven te midden van de verzoekingen en het voor Jezus op te nemen op de school, in hun kosthuis, of waar ze ook maar mogen zijn. Godsdienst is niet iets, dat men enkel als een jas aan heeft in het huis Gods, maar een godsdienstig beginsel moet het gehele leven karakteriseren. Die drinken uit de bron des levens zullen niet, als de wereldling, een hunkerend verlangen openbaren naar verandering en vermaak. In hun gedrag en karakter zal de rust, de vrede en het geluk gezien worden, die ze gevonden hebben in Jezus door dagelijks hun moeiten en lasten aan Zijn voeten te leggen. Zij zullen tonen dat er tevredenheid en zelfs blijdschap is op de weg der ge-hoorzaamheid en der plicht. Dezulken zullen een invloed uitoefenen op hun mede-studenten, die de gehele school ten goede komt. Die tot dit trouwe leger behoren, zullen de leraars en professoren bezielen en bemoedigen door hun pogen zich te voegen naar de regels en voorschriften in hef tegengaan van elke aard van onoprechtheid, van disharmonie en van verzuim. Van hun invloed gaat een reddende kracht uit en hun werken zullen in de grote dag Gods niet vergaan, maar zullen hen navolgen in de toekomstige wereld; en de invloed van hun leven hier zal zich openbaren door al de eindeloze eeuwen der eeuwigheid heen. Een oprechte, gewetensvolle, trouwe jonge man op school vertegenwoordigt een niet te waarderen schat. Engelen des hemels zien vol liefde op hem neer. Zijn dierbare Heiland heeft hem lief, en in het 1880, Vol. 4, blz. 432--435 (Het werk in lowa) USG1 558 1 Grootboek des Hemels zal vermeld staan elk werk der gerechtigheid, elke weerstane verzoeking, elk overwonnen kwaad. Zo zal hij bij zichzelven een goed fundament wegleggen tegen de tijd, die te komen staat, opdat hij beslag zal mogen leggen op het eeuwige leven.... USG1 559 1 In een grote mate hangt van de Christelijke jeugd het behoud en de bestendigheid af van de instituten, welke God als middelen heeft verordineerd om Zijn werk voortgang te doen vinden. Deze zware verantwoordelijkheid rust op de jonge mensen van heden, die weldra in het werk zullen komen. Nooit is er een tijd geweest dat zulke belangrijke resultaten afhingen van een mensen-geslacht; hoe belangrijk is het dan dat de jeugdigen klaargemaakt worden voor het grote werk, zodat God hen als Zijn instrumenten kan gebruiken. Hun Schepper doet rechten gelden op hen, die alle anderen overtreffen. USG1 559 2 Het is God, die het leven en elke physieke en geestelijke gave geschonken heeft, die zij bezitten. Hij heeft hun vermogens geschonken om verstandig te gebruiken, opdat hun een werk toevertrouwd kan worden, dat blijvend is door alle eeuwigheid. Als tegenprestatie van Zijn grote gaven maakt Hij aanspraak op een verplicht cultiveren en oefenen van hun intellectuele en morele eigenschappen. Hij gaf hun deze talenten niet enkel voor hun genoegen, of om ze te misbruiken door tegen Zijn wil en Zijn voorzienigheid in te werken, maar opdat ze die zouden toepassen om de kennis der waarheid en der heilig' heid in de wereld te bevorderen. Hij maakt aanspraak op hun dankbaarheid, hun verering en liefde voor Zijn aanhoudende goedheid en grenzeloze genade. Hij eist strikte gehoorzaamheid aan Zijn wetten en alle wijze voorschriften, die de jeugd zullen behoeden en bewaren tegen de listen van Satan en hen zullen leiden op de weg des vredes. Wanneer de jonge mensen konden zien dat, door zich te schikken naar de wetten en voorschriften van onze instellingen, ze enkel dat doen wat ten goede komt aan hun plaats in de maatschappij, het karakter opvoedt, de geest veredelt, en hun geluk bevordert, dan zouden ze niet opstandig worden tegen rechtvaardige regels en gezonde eisen, noch zich lenen om achterdocht en vooroordeel te wekken tegen deze instituten. Onze jonge mensen moeten een geest van energie en van trouw bezitten om aan de hun gestelde eisen te voldoen en dit zal het welslagen garanderen. Het wilde, roekeloze karakter van velen onder de jongeren in dit tijdsbestek der wereld is hartbrekend. Maar hun ouders thuis hebben daaraan veel schuld. Zonder de vreze Gods kan niemand waarlijk gelukkig zijn. ------------------------Hoofdstuk 100--Heiligheid der Geloften USG1 560 1 Het korte maar verschrikkelijke verhaal van Ananias en Saffira is geschreven door de pen der inspiratie ten gunste van allen, die belijden navolgers van Christus te zijn. Deze belangrijke les is lang niet van voldoende gewicht geweest in de ogen van ons volk. Het zal tot profijt dienen van allen, om zich ernstig te verdiepen in het wezen van dit grievende kwaad, waarbij deze schuldigen als voorbeeld gesteld werden. Dit ene duidelijke bewijs van Gods vergeldende rechtspraak is vreselijk, en moet allen er toe brengen zich met vreze en beven te wachten voor zonden, die zo ', n straf ten gevolge hadden. Zelfzucht was de grote zonde, die de karakters van dit schuldige echtpaar had misvormd. USG1 560 2 Met anderen hadden Ananias en zijn vrouw Saffira het voorrecht om het Evangelie te horen, dat door de apostelen werd gebracht. De kracht Gods ging gepaard met het gesproken woord en een diepe overtuiging rustte op alle aanwezigen. De weekmakende invloed van de genade Gods werkte zo op hun harten in dat ze hun begeerte naar hun aards bezit loslieten. Terwijl ze onder 1888, Vol. 4, blz, 462--467 directe invloed van Gods Geest waren, deden ze een gelofte bepaalde landerijen de Here te geven; maar toen ze niet langer onder die hemelse invloed stonden, werd de indruk al minder en ze gingen twijfelen en zich onttrekken aan de vervulling der gelofte, die ze gedaan hadden. Ze vonden dat ze te overijld hadden gehandeld en zo wilden ze de zaak nog eens overdenken. En zo werd er een deur geopend, waardoor Satan direct naar binnen drong en hun geest ging beheersen. USG1 561 1 Dit geval moet een waarschuwing zijn voor allen om op hun hoede te zijn tegen de eerste benadering van Satan. Eerst werd de begeerte gekoesterd; dan, zich schamend dat hun broeders te weten zouden komen dat hun zelfzuchtige zielen misgunden wat ze God onder gelofte plechtig hadden beloofd, namen ze hun toevlucht tot de leugen. Samen bespraken ze de zaak nog eens en kwamen tot hef besluit dat ze een gedeelte van de prijs van het land zouden onthouden. Toen ze van hun bedrog overtuigd waren, was hun straf de onmiddellijke dood. Zij wisten dat de Here, die zij bedriegelijk beroofd hadden, hun misdrijf aan het licht had gebracht; want Petrus zei: "Waarom heeft de Satan uw hart vervuld dat gij de Heilige Geest liegen zoudt en onttrekken van de prijs des lands? Zo het gebleven ware, bleef het niet uwe, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God". Handelingen 5:3, 4. USG1 561 2 Een speciaal voorbeeld was nodig om de jonge gemeente te behoeden tegen demoralisatie; want haar ledental groeide hard. Zo werd een waarschuwing gegeven aan allen, die Christus te dien tijd beleden, en aan allen, die later Zijn Naam zouden belijden, namelijk dat God trouw vereist in het nakomen van geloften. Maar niettegenstaande deze voorbeeldige straf over leugen en bedrog, zijn dezelfde zonden vaak voorgekomen in de Christelijke gemeente en zijn in onze tijd alom verspreid. Mij is getoond dat God dit voorbeeld gaf als een waarschuwing aan allen, die verzocht zouden worden op de zelfde manier te handelen. Zelfzucht en bedrog worden in de gemeente dagelijks in praktijk gebracht door God te onthouden waar Hij recht op heeft, aldus Hem berovend en in strijd komend met Zijn toebereidselen om het licht en de kennis der waarheid te verspreiden over het land in de lengte en in de breedte. ONDERHOUDEND HET WERK GODS USG1 562 1 In Zijn wijze plannen heeft God de vooruitgang van Zijn werk afhankelijk gesteld van de persoonlijke inspanningen van Zijn volk en van hun vrijwillige gaven. Door de medewerking van de mens in het grote verlossingsplan te accepteren, heeft Hij hem een bijzondere eer verleend. De predikant kan niet prediken tenzij hij gezonden wordt. Het werk om het licht te verspreiden rust niet enkel op de predikanten alleen. Een iegelijk, die lid wordt van de gemeente, doet de gelofte een representant van Christus te zijn door de waarheid, die hij belijdt, uit te leven. De navolgers van Christus moeten de taak volbrengen, die Hij bij Zijn hemelvaart hen naliet. USG1 562 2 Instellingen, die Gods instrumenten zijn om Zijn werk op aarde vooruit te brengen, moeten ondersteund worden. Gemeenten moeten worden opgericht, scholen gesticht alsmede uitgevershuizen met alle mogelijke faciliteiten om een groot werk te doen in het publiceren der waarheid ten einde de geschriften te zenden naar alle delen der wereld. Deze instituten zijn door God verordineerd en moeten ondersteund worden door tienden en vrijwillige gaven. Naarmate het werk groeit, zullen gelden nodig zijn om het in al zijn geledingen vooruit te brengen Die tot de waarheid bekeerd zijn en zijn gaan delen in Zijn genade, kunnen medearbeiders van Christus worden door Hem vrijwillige offers en vrijwillige gaven te brengen. En wanneer de leden van de gemeente in hun hart wensen, dat er geen beroep meer zou worden gedaan om meerdere gelden, zeggen ze in feite dat ze tevreden zijn dat hef werk Gods stagneert. ERVARING VAN JACOB USG1 563 1 "En Jacob beloofde een gelofte, zeggende: Wanneer God met mij geweest zal zijn en mij behoed zal hebben op deze weg, die ik reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten en klederen om aan te frekken; en ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; z0 zal de Here mij tot een God zijn! En deze steen, die ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en van alles wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven." Genesis 28 : 20--22. USG1 563 2 De omstandigheden, die voor Jacob aanleiding waren de Here een gelofte te doen, hadden overeenkomst met die, welke in onze tijd mannen en vrouwen aanzetten de Here een gelofte te doen. Door een zondige daad had hij de zegen ontvangen, welke hij wist dat hem beloofd was door het zekere woord van God. Door dit te doen, toonde hij een groot gebrek aan geloof in Gods macht om Zijn doelstellingen in vervulling te doen gaan, hoe ontmoedigend de verschijnselen op dat ogenblik ook leken. In plaats van in de positie te komen, die hij begeerde, was hij genoodzaakt door de vlucht zijn leven veilig te stellen tegen de wraak van Ezau. Met enkel zijn staf in de hand moest hij honderden mijlen afleggen door een woest gebied. Zijn moed was verdwenen, en hij gevoelde zich klein en vol zelfverwijt, proberende de mensen te ontlopen, vrezende dat hij anders door zijn vertoornde broeder zou achtervolgd worden. Hij bezat niet de vrede Gods om hem te vertroosten, want hij werd gekweld door de gedachte dat hij de goddelijke bescherming verspeeld had. USG1 563 3 De tweede dag van zijn reis loopt ten einde. Hij is moe, hongerig en dakloos en heeft het gevoel alsof hij van God verlaten is. Hij weet, dat hij dit zichzelf heeft aangedaan door zijn eigen verkeerde handelwijze. Donkere wolken der wanhoop omringen hem, en hij gevoelt zich als een uitgeworpene. Zijn hart is vol van een onuitsprekelijke angst en hij durft nauwelijks te bidden. Maar hij is zo in en in eenzaam, dat hij de behoefte aan Gods bescherming aanvoelt als nooit te voren. Hij weent en belijdt zijn zonden voor God, en smeekt om een of ander teken, dat Hij hem niet geheel en al verlaten heeft. Maar zijn gekweld hart vindt geen ontspanning. Hij heeft alle vertrouwen in zichzelf verloren en hij is bang dat de God zijner vaderen hem verworpen heeft. Maar God, de genadevolle God, heeft medelijden met de verlaten, door smart gekwelde man die stenen bijeen verzamelt voor zijn kussen en als bedekking enkel het dak des hemels heeft. USG1 564 1 In een nachtgezicht ziet hij een geheimzinnige ladder, die rust op de aarde en waarvan het bovenste reikt boven het sterrenheir tot in de hoogste hemelen. Engelen als boodschappers gaan deze ladder, schitterend in al zijn glans, op en af en laten hem daarmede de verbindingsweg zien tussen hemel en aarde. Dan hoort hij een stem, die de belofte van barmhartigheid, en bescherming en van toekomstige zegen vernieuwt. Toen Jacob uit zijn droom ontwaakte, zei hij: "Gewisselijk is de Here aan deze plaats, en ik heb het niet geweten". Vers 16. Hij keek om zich heen als verwachtte hij de hemelse boodschappers nog te zien; maar zijn verlangende, verwonderde blik ziet enkel de vage omlijning van aardse voorwerpen en de hemelen boven zijn hoofd, schitterend met hun millioenen lichten. De ladder en de lichtend glanzende boodschappers waren verdwenen en de glorievolle Majesteit hierboven kon hij nog enkel zien in zijn verbeelding. USG1 564 2 Jacob was vol eerbiedige vrees door de diepe stilte van de nacht en door de levende indruk, dat hij in de onmiddellijke tegenwoordigheid Gods was. Zijn hart was boordevol dankbaarheid dat hij niet vernietigd was. Aan slaap had hij die nacht geen behoefte meer; een diepe, brandende dankbaarheid, vermengd met heilige vreugde, vulde zijn ziel. "Toen stond Jacob des morgens vroeg op, en hij nam die steen, die hij tot zijn hoofdpeluw gelegd had en zette hem tot een opgericht teken en goot daar olie boven op." Vers 18. En hier deed hij God zijn plechtige gelofte. HET HOUDEN DER GELOFTE USG1 565 1 Jacob deed zijn gelofte toen hij verkwikt was door de dauw der genade en versterkt door de tegenwoordigheid en verzekering van God. Toen de goddelijke heerlijkheid voorbij was, werd hij aangevochten door verzoekingen evenals mensen in onze tijd; maar hij bleef trouw aan zijn gelofte en wilde geen gedachten koesteren over de mogelijkheid om zich af te maken van hetgeen hij beloofd had. Hij zou geredeneerd kunnen hebben, zoals mensen tegenwoordig doen, dat die openbaring maar een droom was, dat hij bovenmatig in verrukking was gebracht toen hij zijn gelofte deed, en dat hij die derhalve niet behoefde te houden; maar zo deed hij niet. USG1 565 2 Lange jaren verliepen, alvorens Jacob naar zijn eigen land durfde terugkeren, maar toen hij daartoe overging, voldeed hij trouw zijn schuld aan zijn Meester. Hij was een welgesteld man geworden en een groot bedrag van zijn bezit vloeide over in het schathuis des Heren. USG1 565 3 Velen in onze tijd falen, waar Jacob slaagde. Die God met grote voorspoed heeft gezegend, zijn het meest geneigd te houden wat ze hebben, omdat ze een bedrag moeten geven in verhouding naar hun bezit. Jacob gaf de tiende van alles wat hij had en rekende daarbij nog de vrucht van de tiende en gaf de Here dus ook nog het toekomende deel van wat hij voor zijn eigen privé had gebruikt gedurende de tijd, dat hij in een heidens land was en daar zijn gelofte niet kon nakomen. Dat was een groot bedrag maar hij aarzelde geen moment; dat wat hij de Here beloofd had, beschouwde hij niet als zijn eigendom, maar dat des Heren. NAARMATE GOD VOORSPOED HEEFT VERLEEND USG1 565 4 In verhouding van de hoeveelheid, waarmede men begiftigd is, zal ook de hoeveelheid zijn, die geëist wordt. Hoe groter het toevertrouwde kapitaal, des te waardevoller is de gift, die naar Gods wil Hem teruggegeven moet worden. Wanneer een Christen tien of twintig duizend gulden heeft, dan heeft God op hem bindende rechten, niet alleen om zijn gedeelte te geven volgens het tiende-stelsel, maar ook dat hij God zijn zondoffers en zijn dankoffers brengt. De Levietische bedeling kenmerkte zich op een bijzondere wijze door de heiliging van het bezit. USG1 566 1 Wanneer wij spreken van de tiende als de maatstaf van de Joodse contributies ten bate van godsdienstige doeleinden, dan spreken we niet oordeelkundig. De Here deed Zijn rechten gebiedend gelden, en in bijna elk artikel werden zij herinnerd aan de Gever door de eis om Hem gedeelten terug te betalen. Zij moesten een losprijs betalen voor hun eerstgeboren zoon, voor de eerstelingen van hun kudden en voor de eerstelingen van de oogst. Zij moesten de hoeken van hun graanvelden laten staan voor de bezitlozen. Wat ze bij het oogsten lieten vallen, was bestemd voor de armen, en eenmaal in elke zeven jaren werd de opbrengst van hun velden spontaan bestemd voor de nooddruftigen. Dan waren er de dankoffers, de zoenoffers, de zondoffers, en de kwijtschelding van alle schulden in elk zevende jaar. Vervolgens waren er talrijke uitgaven voor het verlenen van gastvrijheid en gaven voor de armen alsmede ook belastingen op hun bezit. USG1 566 2 Op bepaalde tijden, en wel om de onkreukbaarheid van de wet te bewaren, werd het volk ondervraagd of ze al dan niet getrouw hun geloften waren nagekomen. Enkelen, die het zeer nauw namen, betaalden aan God terug ongeveer één derde van hun inkomsten ten bate van godsdienstige belangen en van de armen. Deze vorderingen waren niet gesteld aan een bepaalde klasse mensen, maar aan allen, waar immers het geëiste in verhouding stond tof het bezit. Behalve al deze systematische en geregelde schenkingen, waren er speciale doelen, die om vrijwillige bijdragen vroegen zoals de oprichting van de tabernakel in de woestijn en de bouw van de tempel in Jeruzalem. Deze gelden werden door God van Zijn volk gevraagd voor hun eigen bestwil alsook voor de instandhouding van Zijn dienst. PLICHTSOPWEKKING USG1 567 1 Wat deze aangelegenheid betreft is er onder ons als volk een opwekking nodig. Er zijn maar weinigen, die zich bezwaard gevoelen wanneer zij hun weldadigheidsplicht verzaken. Maar weinigen voelen diep in hun ziel het verwijt omdat ze God dagelijks beroven. Wanneer een Christen met opzet of per ongeluk zijn naaste te kort doet, of weigert te vereffenen wat hij schuldig is, zal zijn geweten, zo dat niet toegeschroeid is, hem kwellen; hef laat hem niet met rust hoewel mogelijk niemand het weet dan hij zelve. Er zijn heel veel niet nagekomen geloften en niet betaalde beloften, en nochtans hoe weinigen maken zich daarover druk; hoe weinigen voelen de schuld van die plichtsverzaking. We moeten van dit onderwerp opnieuw en dieper overtuigd worden. Het geweten moet wakker geschud, en meer aandacht aan de zaak gewijd worden; want op de laatste dag zal men God verantwoording moeten doen, en Zijn eisen moeten ingewilligd worden. USG1 567 2 De verantwoordelijkheden van de Christelijke zakenman, hoe groot of hoe klein zijn kapitaal ook is, moeten in juiste verhouding staan tot hetgeen hij van God gekregen heeft. Het bedriegelijke van rijkdom heeft duizenden en tienduizenden naar de ondergang gevoerd. Deze welgestelden vergeten dat ze rentmeesters zijn, en dat de dag dicht nabij is, dat tot hen gezegd zal worden: "Geef rekenschap van uw rentmeesterschap ', ', . Lukas 16:2. Zoals de gelijkenis van de talenten laat zien, is een iegelijk verantwoordelijk voor het verstandige gebruik van de ontvangen gaven. De arme man in de gelijkenis voelde, omdat hij de minste gave gekregen had, de minste verantwoordelijkheid, en maakte geen gebruik van het hem toevertrouwde talent; daarom werd hij in de buitenste duisternis geworpen. USG1 567 3 In dat verband zei Christus: "Hoe moeilijk zullen zij, die geld hebben, het Koninkrijk Gods binnengaan". Markus 10 : 23 (N.V.). En Zijn discipelen verwonderden zich over Zijn leer. Wanneer een predikant, die met succes ge werkt heeft om zielen te leiden tot Jezus Christus, zijn heilig werk in de steek laat om voor dit tijdelijke in de wereld geld te verdienen, dan wordt hij een afvallige genoemd en hij zal voor God rekenschap moeten afleggen van de talenten die hij misbruikt heeft. Wanneer zakenlieden, boeren, arbeiders, kooplieden, advokaten enz. lid worden van de gemeente, worden ze dienstknechten Gods; en hoewel hun talenten algeheel verschillend kunnen zijn, is hun verantwoordelijkheid om Gods werk vooruit te brengen door persoonlijke inspanning en met hun middelen niet minder dan die, welke op de predikant rust. De vloek, die op de predikant zal vallen wanneer hij het Evangelie niet predikt, zal even zeker vallen op de zakenman, wanneer hij, met zijn geheel andere talenten, geen mede-arbeider van Christus wil zijn in het verkrijgen van dezelfde resultaten. Wanneer daf iemand onder ogen wordt gebracht, zullen sommigen zeggen, "Dit zijn harde woorden"; nochtans zijn ze waar, hoewel ze aanhoudend tegengesproken worden door de praktijk van mannen, die belijden navolgers van Christus te zijn. GELIJKHEID IN HET SYSTEMATISCH GEVEN USG1 568 1 God voorzag Zijn volk in de woestijn van brood door een wonder van genade, en Hij zou hebben kunnen voorzien in alles wat voor het godsdienstig werk nodig is; maar dat deed Hij niet omdat Hij in Zijn oneindige wijsheid zag dat de morele tucht van Zijn volk afhangt van hun samenwerking met Hem, waarin een ieder wat te doen had. Zo lang de waarheid zich beweegt in voortgaande lijn, doet God Zijn rechten gelden op de mensen om te geven van hetgeen Hij juist voor dit doel hun heeft toevertrouwd. Door het plan van systematisch geven te ontwerpen, heeft God, de Schepper van de mens, het werk op allen gelijkelijk doen rusten al naar gelang hun verschillend vermogen. Een ieder kan wat het financiële betreft, bij zichzelf te rade gaan en kan geven wat hij in zijn hart voorneemt. Maar er zijn er, die zich schuldig maken aan dezelfde zonde als Ananias en Saffira, den kende, dat wanneer ze een gedeelte inhouden van wat God eist in het tiende-stelsel, de broeders het nooit zullen weten. Zo dacht ook het schuldige echtpaar, wiens voorbeeld ons als een waarschuwing wordt voorgehouden. God bewijst in dit geval dat Hij het hart doorzoekt. De motieven en doelstellingen van de mens kunnen voor Hem niet verborgen worden. Hij heeft aan de Christenen van alle eeuwen een waarschuwing nagelaten, zich te hoeden voor de zonde, die zich aanhoudend aan de harten der mensen opdringt. USG1 569 1 Al volgen op de herhaling van de zonde van Ananias en Saffira nu niet direct de zichtbare tekenen van Gods ongenoegen, zo is nochtans de zonde even afschuwelijk in Gods oog en zal even zeker op de overtreder verhaald worden in de dag des oordeels, en velen zullen de vloek Gods zelfs in dit leven ervaren. Wanneer een belofte aan het werk wordt gedaan, is dat een gelofte, ge-daan aan God, en die moet heilig worden nagekomen. In Gods oog is het niets anders dan heiligschennis wanneer ten eigen voordeel wordt gebruikt wat we eenmaal door een gelofte hebben opgedragen aan de vooruitgang van Zijn heilig werk. HEILIGHEID DER GELOFTEN USG1 569 2 Wanneer een verdrag of geschreven gelofte wordt opgemaakt in de tegenwoordigheid van onze broeders om een bepaald bedrag te geven, zijn zij de zichtbare getuigen van een contract, gemaakt tussen ons en God. De gelofte wordt niet gedaan aan de mens, maar aan God en is als een geschreven schuldbekentenis, die men een naaste ter hand stelt. Geen wettige overeenkomst is meer bindend voor de Christen betreffende het betalen van een geldbedrag dan een gelofte aan God gedaan. USG1 569 3 Personen, die zo ', n gelofte doen aan hun medemensen, denken er doorgaans niet over te vragen van hun geloften ontheven te worden. Een gelofte gedaan aan God, de Gever van alle goedgunstigheden, is van nog groter belang; want waarom zouden we proberen van onze geloften aan God vrijgesteld te worden? Zal een mens zijn belofte minder bindend achten omdat die aan God is gedaan? Is zijn belofte van minder waarde, omdat ze niet voor de aardse rechter kan gebracht worden? Zal een mens, die belijdt gered te zijn door het bloed van het oneindige offer van Jezus Christus, "God beroven"? Zijn zijn geloften en zijn werken niet gewogen in de weegschalen der gerechtigheid in de hemelse hoven? USG1 570 1 Een elk onzer heeft een geval, hangende voor de hemelse rechtbank. Zal onze handelwijze de balans voor ons in de verkeerde richting doen overslaan? Het geval van Ananias en Saffira was van een ontstellend zeer verbijsterend karakter. Door een deel van de prijs achter te houden, logen ze tegen de Heilige Geest. Schuld rust eveneens op een ieder persoonlijk in verhouding van soortgelijke boosheden. USG1 570 2 Wanneer de harten der mensen week gemaakt worden door de tegenwoordigheid van de Geest Gods, zijn ze meer ontvankelijk voor de indrukken van de Heilige Geest, en dan worden besluiten genomen om het eigenik te verloochenen en offers te brengen voor het werk Gods. Het is wanneer goddelijk licht in de kameren des geestes schijnt met ongekende helderheid en kracht, dat de gevoelens van de natuurlijke mens overwonnen worden, daf zelfzucht haar macht over het hart verliest en dat verlangens ontwaken om het Voorbeeld, Jezus Christus, na te volgen in practische zelfverloochening en weldadigheidszin. De geaardheid van de natuurlijke zelfzuchtige mens wordt dan vriendelijk en vol medegevoel voor verloren zondaars, en, zoals Abraham en Jacob, doet hij God een plechtige gelofte. Bij zulke gelegenheden zijn hemelse engelen tegenwoordig. De liefde van God en de liefde voor zielen triomfeert over zelfzucht en over de liefde der wereld. Voornamelijk is dit het geval, wanneer de spreker, in de Geest en de kracht Gods, het verlossingsplan brengt, gefundeerd door de Majesteit des hemels in hef offer aan het kruis. Door de volgende Schriftgedeelten kunnen we zien hoe God over geloften denkt: USG1 570 3 "En Mozes sprak tot de hoofden der stammen van de kinderen Israëls, zeggende: Dit is de zaak, die de Here geboden heeft; wanneer een man de Here een gelofte zal beloofd, of een eed zal gezworen hebben, zijn ziel met een verbintenis verbindende, zijn woord zal hij niet ontheiligen; naar alles wat uit zijn mond gegaan is, zal hij doen." Numeri 30 : 1, 2. "Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen; en zeg niet voor het aangezicht des engels, dat het een dwaling was; waarom zou God grotelijks toornen, om uwer stemme wille, en verderven het werk uwer handen?" Prediker 5 : 5. "Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U geloften betalen, die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was." Psalm 66 : 13, 14. "Het is een valstrik voor een mens ondoordacht ,heilig' te roepen, en pas na gedane beloften te overwegen." Spreuken 20 : 25 (N.V.). "Wanneer gij de Here, uw God, een gelofte doét, zult gij er niet mee talmen, haar in te lossen, want de Here, uw God, zou ze toch van u eisen en dan zoudt ge u bezondigen. Maar, wanneer gij u onthoudt van het doen van een gelofte, bezondigt gij u niet. Wat over uw lippen gegaan is, moet gij stipt volbrengen; gij hebt immers de Here, uw God, volkomen vrijwillig een gelofte gedaan, die gij hebt uitgesproken met eigen mond." Deuteronomium 23 : 21 --23 (N.V.). "Doet geloften en betaalt ze de Here, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Die, Die te vrezen is, geschenken brengen." Psalm 76 : 12. "Maar gij ontheiligt hem door te zeggen: De tafel des Heren, zij is minderwaardig en wat zij oplevert, haar spijs, is verachtelijk. En dan zegt gij: Zie, wat is het een moeite! Gij haalt er de neus voor op, zegt de Here der heerscharen; gij brengt het geroofde, het kreupele en het zieke. Als gij dat offer brengt, zou Ik het uit uw hand met welgevallen aannemen? zegt de Here. Vervloekt is ook de bedrieger, die in zijn kudde een mannelijk dier heeft en die dat wel belooft, maar de Here toch een ondeugdelijk dier ten offer brengt! Want een groot Koning ben Ik, zegt de Here der heerscharen en Mijn Naam is geducht onder de volken." Maleachi 1 : 12-14 (N.V.). "Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stelt niet uit die te betalen; want Hij heeft geen lust aan de zotten; wat gij zult beloofd hebben, betaal het. Het is beter, dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt." Prediker 5 : 3, 4. USG1 572 1 God heeft de mens ook een taak gegeven ten aanzien van de zaligheid zijner medemensen. In gemeenschap met Christus kan hij de werken doen der barmhartigheid en milddadigheid. Maar hij kan ze niet verlossen en evenmin is hij in staat aan de eisen der beledigde gerechtigheid te voldoen. Dit kan alleen de Zoon van God bewerkstelligen door Zijn eer en heerlijkheid af fe leggen, Zijn goddelijkheid te bekleden met menselijkheid en naar de aarde te komen om Zichzelve te vernederen en Zijn bloed te storten fen bate der mensheid. USG1 572 2 In de opdracht aan Zijn discipelen "gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen", wees Christus het werk van de Evangelieverspreiding aan mensen toe. Maar waar dan sommigen uitgaan om te prediken, doet Hij op anderen een beroep om aan Zijn aanspraken op hen ten aanzien van tienden en gaven te voldoen, om daarmede de Evangeliearbeiders te onderhouden en de waarheid door middel van geschriften over hef gehele land te verspreiden. Dit is Gods wijze van doen om de mens te verheerlijken. Dat is ook juist het werk wat hij nodig heeft want het zal de diepste medegevoelens in zijn hart opwekken en de hoogste vermogens des geestes tot ontwikkeling brengen. DE MENS -- GODS WERKTUIG USG1 572 3 Al het goede op aarde was daar gesteld door de milddadige hand Gods als een uitdrukking van Zijn liefde voor de mens. De armen en alles wat met het Evangeliewerk samenhangt, liggen Hem nauw aan het hart. Hij deed de handen der mensen voorspoedig zijn, opdat Zijn goddelijke gaven zouden vloeien door menselijke kanalen om de ons toegewezen taak ten aanzien van de redding onzer medemensen te verrichten. Een iegelijk heeft in het grote veld zijn toegewezen werk; en nochtans moet niemand gaan denken dat God van de mens afhankelijk is. Hij behoefde slechts een woord te spreken en een ieder, die in de armoede deelt, zou rijk zijn. In één punt des tijds kon Hij de mensheid van al haar ziekten genezen. Hij zou al de predikanten gezamenlijk vrijstelling kunnen verlenen en engelen aanstellen als de ge-zanten Zijner waarheid. Hij zou de waarheid kunnen schrijven aan het firmament of die doen ingriffen op de bladeren der bomen en op de bloemen des velds, of met schallende stem zou Hij die kunnen laten verkondigen van de hemel. Maar de al-wijze God verkoos geen van deze wegen. Hij wist dat de mens iets te doen moest hebben, opdat het leven voor hem een zegen zou zijn. Het goud en het zilver zijn des Heren, en zo Hij wilde, kon Hij dit van de hemel doen regenen; maar hiervoor in de plaats heeft Hij de mens gesteld tot Zijn rentmeester en hem voorspoedig gemaakt, niet om zijn geld op te potten maar om dat te gebruiken tot zegen van anderen. Aldus stelt Hij de mens tot Zijn tussenpersoon, door wie Hij Zijn zegeningen over de aarde verspreidt. God ontwierp dit weldadigheidsstelsel, opdat de mens, evenals zijn Schepper, milddadig en onzelfzuchtig van karakter zou worden om uiteindelijk met Hem te delen in de eeuwige, glorievolle beloning. USG1 573 1 God werkt door menselijke werktuigen; en wie ook de gewetens der mensen zal wakker schudden, hen aanzettend tot goede werken en een werkelijke belangstelling in de vooruitgang van de zaak der waarheid, doet dat niet uitzichzelf, maar door de Geest van God, die in hem werkt. Geloften, gedaan onder zulke omstandigheden, zijn van een heilig karakter, gezien ze de vrucht zijn van het werk van Gods Geest. Wanneer deze geloften worden nagekomen, accepteert de Hemel de gave, en deze vrijgevige arbeiders worden dan gecrediteerd voor dat en dat bedrag, geplaatst op de bank des hemels. Dezen leggen bij zichzelf weg een goed fundament voor de tijd, die te komen staat, opdat ze beslag mogen leggen op het eeuwige leven. USG1 573 2 Maar wanneer de onmiddellijke tegenwoordigheid van de Geest Gods niet zo klaar, wordt gevoeld, en de geest geabsorbeerd raakt in de tijdelijke aangelegenheden des levens, dan worden ze aangevochten om aan de draagkracht van de verplichting, die ze vrijwillig aangingen, te gaan twijfelen; en, ingaande op de suggestie's van Satan redeneren ze dat een onbehoorlijke dwang op hen werd uitgeoefend en dat ze handelden op een overijlde manier; dat het verzoek om gelden voor Gods werk overdreven was; en dat ze overreed werden tot hun geloften door valse voorspiegelingen, zonder een goed begrip van de zaak te hebben, en dat ze derhalve wensen er van ontheven te worden. Hebben predikanten de macht deze verontschuldigingen aan te nemen en te zeggen: "Gij kunt uw gelofte niet houden; gij zijt van uw gelofte ontheven"? Wanneer ze dat wagen, delen' ze in de zonde, waaraan de geloftebreker schuldig is.... USG1 574 1 Een gemeente is verantwoordelijk yoor de geloften van haar individuele leden. Wanneer ze zien dat er een broeder is, nalatig in het nakomen van zijn geloften, dan moeten ze eens vriendelijk maar duidelijk met hem praten. Wanneer hij niet in de omstandigheden verkeert, die hem in staaf stellen zijn gelofte te betalen, en hij is een waardig lid met een gewillig hart, laat dan de gemeente hem van ganser harte helpen. Zo kunnen ze de moeilijkheid overbruggen en zelven een zegen ontvangen. USG1 574 2 Het is Gods wil dat de leden van Zijn gemeente hun verplichtingen tegenover Hem even bindend beschouwen als hun schulden tegenover hun wereldse schuldeisers. Laat een ieder zijn leven in het verleden eens nagaan of er nog onbetaalde, niet nagekomen geloften te vereffenen vallen om zich dan in te spannen te betalen "tot de laatste cent", want wij moeten allen in het eindgericht voor een rechtbank verschijnen, waar enkel en alleen onkreukbaarheid en getrouwheid de toets kunnen door-staan. ------------------------Hoofdstuk 101--Testamenten en Legaten USG1 575 1 "Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; maar vergadert u schatten in de hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen." Mattheüs 6:19, 20. Zelfzucht is een zieleverdervende zonde. Hieronder kan men hebzucht plaatsen, hetgeen afgoderij is. Alle dingen behoren God toe. Al de welvaart, die we genieten is het resultaat van de Goddelijke goedgunstigheid. God is de grote, milddadige gever. Wanneer Hij een deel opeist van hetgeen Hij ons zo rijkelijk heeft doen toekomen, is dat niet opdat Hij door onze gaven verrijkt zal worden, want Hij heeft van ons niets nodig; maar dat doet Hij opdat wij een gelegenheid krijgen om zelfverloochening, liefde, en sympathie voor onze medemensen te beoefenen en zodoende in het geestelijke op een hoog niveau te komen. USG1 575 2 Door alle eeuwen heen, vanaf Adams tijd tot de onze, heeft God Zijn rechten doen gelden op het bezit van de mens, zeggende: Ik ben de rechtmatige Eigenaar van het heelal; wijd Mij derhalve de eerstelingen uwer vruchten, betaal een eerlijke cijns, geef Mij terug wat Mijn eigendom is, daarmede Mijn souvereiniteit erkennende, en gij zult vrij over het restant kunnen beschikken en u verheugen in Mijn goedgunstigheden, en Mijn zegen zal met u zijn. "Vereer de Here van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten." Spreuken 3 : 9. USG1 575 3 Gods eisen staan voorop. Wij doen niet naar Zijn wil, indien we Hem schenken wat overgebleven is van onze inkomsten nadat in al onze veronderstelde behoeften is voorzien. Alvorens een deel van onze verdiensten voor levensbehoeften wordt gebruikt, moeten we dat gedeelte, waar Hij recht op heeft, apart leggen en Hem overdragen. 1880, Vol. 4, blz. 476--485 USG1 576 0 In de oude bedeling lag er voortdurend een dankoffer brandend op het altaar als een toonbeeld van ‘s mensen aanhoudende verplichting tegenover God. Wanneer we in het verdienen van ons brood voorspoed hebben, dan is dat omdat God ons zegent. Een gedeelte van deze inkomsten moet gewijd worden aan de armen en een groot gedeelte moet bestemd worden voor Gods zaak. Wanneer dat, wat God eist, Hem wordt teruggegeven, zal het overblijvende geheiligd en gezegend worden voor ons persoonlijk gebruik. Maar wanneer een mens God berooft door achter te houden wat Hij eist, dan rust Zijn. vloek op het geheel. USG1 576 1 God heeft mensen gesteld als kanalen, waardoor Zijn gaven moeten vloeien om het werk te onderhouden, dat naar Zijn wil gedaan moet worden in de gehele wereld. Hij heeft hun gelden gegeven om met verstand te gebruiken, niet om die in alle gierigheid op te potten of om op buitensporige wijze te spenderen aan luxe en zelfzuchtige bedoelingen bijvoorbeeld in kleding of in de opschik van hun huizen. Hij heeft hun middelen toevertrouwd, om daarmede Zijn dienstknechten te onder-houden in hun taak als predikanten en zendelingen, als ook voor de instandhouding der instellingen, die Hij onder ons heeft opgericht. USG1 576 2 Die zich verheugen in het kostelijke licht der waarheid moeten een brandend verlangen bezitten, mee te werken dat dit overal verspreid wordt. Er zijn enkele trouwe banierdragers, die voor hun plicht nooit terugdeinzen, noch verantwoordelijkheden van zich af schuiven. Hun harten en beurzen staan altijd open wanneer offers gevraagd worden om Gods zaak vooruit te brengen. Ja, sommigen schijnen bereid meer dan hun plicht te willen doen, als waren ze bevreesd een kans, om hun gedeelte op de bank des hemels te beleggen, voorbij te laten gaan. USG1 576 3 Dan zijn er weer anderen, die liefst zo min mogelijk willen doen. Zij verbergen hun schat in de grond, of verkwisten gelden ten eigen bate, en geven mopperend een aalmoes om Gods werk te onderhouden. Wanneer ze God een belofte of een gelofte doen, dan hebben ze er later spijt van, en stellen de betaling uit zo lang ze maar kunnen, en liefst maken ze zich er helemaal van af. Ze beknibbelen op hun tienden wat ze maar kunnen, als waren ze bang dat wat ze God teruggeven, verloren is. Onze verschillende instituten kunnen om geld verlegen zijn, maar deze klasse van mensen doet alsof het hun niets kan schelen of ze nu bloeien of niet. En nochtans zijn ze Gods instrumenten, waarmede de wereld verlicht moet worden. HET RENTMEESTERSCHAP DER BEJAARDEN USG1 577 1 Deze instituten hebben niet, zoals andere instituten op dit gebied, schenkingen of legaten ontvangen. En nochtans heeft God ze grotelijks voorspoed en zegen gegeven, en heeft ze tot instellingen gemaakt, die veel goeds afwerpen. Er zijn onder ons ouden van dagen, die het einde van de hun gestelde tijd naderen; maar omdat er geen wakkere mannen zijn, die er voor zorgen dat hun gelden vloeien in het schathuis Gods, komen deze in de handen van hen, die Satan dienen. Deze gelden waren hun enkel door God geleend om aan Hem terug te geven; maar in negen van de tien gevallen geven deze broeders, wanneer ze aan het einde van hun levensreis gekomen zijn, aan Gods eigendom een bestemming, die Hem niet kan verheerlijken, want niet één gulden daarvan zal Gods werk ten goede komen. In sommige gevallen hebben deze ogenschijnlijk goede broeders niet-toegewijde raadgevers gehad, die raad gaven naar hun eigen inzicht, en niet volgens Gods geest. Bezit wordt vaak vermaakt aan kinderen of klein-kinderen enkel en alleen tot hun nadeel. Zij hebben geen liefde voor God of voor de waarheid, en daarom komen deze middelen, die alleen de Here foebehoren, in de gelederen van Satan terecht, om door hem beheerd te worden. Satan is veel meer bij de hand, wakker en handig in het beramen van plannen om zich gelden toe te eigenen dan onze broeders om het bezit des Heren zeker te stellen voor Zijn werk. Soms zijn testamenten beschreven op zo ', n vage wijze, dat ze de toets der wet niet kunnen doorstaan, en op die manier zijn duizenden guldens voor het werk verloren gegaan. Onze broeders moeten voelen dat op hen een verantwoordelijkheid rust, om, als trouwe dienstknechten in Gods zaak, hun intellect te scherpen ten aanzien van deze aangelegenheid, om de Here Zijn eigendom in handen te stellen. USG1 578 1 Velen openbaren op dit punt een onnodige kiesheid. Zij hebben het gevoel dat ze op verboden terrein komen wanneer ze het onderwerp over bezit bij bejaarden of invaliden ter tafel brengen om te vernemen welke schikking zij dienaangaande wensen te treffen. Maar deze plicht is even heilig als de plicht, het woord te prediken om zielen te redden. Hier is iemand met Gods geld of bezit in handen. Hij staat op het punt zijn rentmeesterschap neer te leggen. Zal hij de middelen, die God hem geleend heeft om in Zijn werk te gebruiken, plaatsen in de handen van boze mensen, enkel en alleen omdat ze familie van hem zijn? Moeten Christelijke mannen niet belangstellend en verlangend zijn ten aanzien van het toekomstig welzijn van deze mens alsook voor de belangen van Gods werk, opdat hij een juiste regeling zal treffen aangaande het geld zijns Heren, de talenten, die hem geleend zijn om verstandig te gebruiken? Zullen zijn broeders toezien, dat de dood bij hem aantikt en hij tegelijkertijd Gods schathuis berooft? Dat zou een vreselijk verlies zijn, en voor hemzelf, en voor het werk; want, door zijn talent ten aanzien der geldmiddelen te plaatsen in de handen van hen, die voor de waarheid Gods niets voelen, zou hij, tegen alle opzet en bedoeling in, die in een doek wikkelen en onder de grond verstoppen. USG1 578 2 De Here zou willen dat Zijn navolgers hun geldmiddelen uitdelen, wanneer zij zelf daartoe nog in staat zijn. Sommigen kunnen de vraag stellen: "Moeten we werkelijk van alles wat we ons bezit noemen, afstand doen?" Best mogelijk dat dit momenteel niet van ons geeist wordt, maar we moeten bereid zijn om dat te doen om Christus' wille. Wij moeten erkennen dat onze bezittingen absoluut Hem toebehoren, door daaruit rijke gaven te schenken wanneer geld gevraagd wordt voor de vooruitgang van Zijn werk. USG1 579 1 Sommigen sluiten hun oren wanneer gelden gevraagd worden om zendelingen uit te zenden naar verre landen of om de waarheid te publiceren zodat ze over de gehele wereld verspreid zal worden gelijk de bladeren in de herfst. Zij verontschuldigen hun gierigheid door u te vertellen dat ze schikkingen getroffen hebben om gaven te schenken na hun dood. Zij hebben de zaak Gods in hun testamenten bedacht. Daarom leiden ze een leven van gierigheid, God berovende in tienden en gaven en bij testamentaire beschikking geven ze God maar een klein deel terug van hetgeen Hij hun geleend heeft, terwijl een zeer groot gedeelte wordt toegewezen aan familieleden, die geen belangstelling voor de waarheid hebben. Dit is de ergste soort van diefstal. Zij beroven God van hetgeen Hem rechtmatig toekomt, niet enkel tijdens hun leven, maar ook bij hun dood. HET DWAZE VAN UITSTEL USG1 579 2 Het is allerdwaast te wachten met de voorbereiding voor het toekomstige leven tot bijna het laatste uur van dit tijdelijke. Het is eveneens een grove fout te wachten met het beantwoorden der eisen Gods ten aanzien van onze milddadigheid voor Zijn werk tot de tijd komt dat ge uw rentmeesterschap aan anderen overdraagt. Degenen, aan wie ge uw talenten in de vorm van geldmiddelen toevertrouwt, zullen mogelijk daarvan niet zo ', n goed gebruik maken als gij gedaan hebt. Hoe durven welgestelden zulke grote gevaren lopen! Die tot hun dood wachten alvorens zij een schikking treffen aangaande hun bezit, geven dit veeleer over aan de dood dan aan God. Zo doende handelen velen in lijnrechte tegenstelling met het plan Gods, dat duidelijk geopenbaard is in Zijn Woord. Willen ze goed doen, dan moeten ze de tegen-woordige gulden ogenblikken benutten en met al hun kracht arbeiden, als vreesden ze de gunstige kans voorbij te laten gaan. USG1 580 1 Die de plicht kennen maar toch verzaken door aan Gods rechten op hen in dit leven niet te voldoen en die hun geweten in slaap wiegen met de berekening dat ze het wel door een legaat na hun dood in orde zullen maken, zullen geen goedkeurende woorden van hun Meester ontvangen, noch een beloning. Ze beoefenden geen zelfverloochening maar hielden zelfzuchtig hun geld vast zo lang ze maar konden en gaven ze pas toen de dood er aanspraak op maakte. Wat velen maar uitstellen tot ze aan de avond van hun leven staan, zouden ze, wanneer ze werkelijk Christenen waren, doen wanneer ze nog in de kracht van hun leven zijn. Ze zouden zichzelf en hun eigendom aan God wijden, en, terwijl ze dan werkelijk als Zijn rentmeesters handelden, zouden ze de voldoening hebben hun plicht te doen. Door hun eigen testament-executeurs te worden, zouden ze zelf aan de rechten Gods voldoen, in plaats van de verantwoordelijkheid op anderen te schuiven. USG1 580 2 Wij moeten onszelven beschouwen als rentmeesters van ‘s Heren bezit en God als de voornaamste eigenaar, aan Wie we Zijn eigendom teruggeven wanneer Hij dat zal opeisen. Wanneer Hij zal komen om het Zijne met woeker in ontvangst te nemen, zullen de hebzuchtigen zien, dat, in plaats van de hun toevertrouwde talenten vermenigvuldigd te hebben, ze over zichzelf de vervloe-king hebben gebracht, die uitgesproken wordt over de onnutte dienstknechten. USG1 580 3 Het is de bedoeling Gods dat de dood van Zijn dienstknechten zal beschouwd worden als een verlies uit hoofde van de invloed ten goede, die ze uitoefenden en de vele vrijwillige offers die ze brachten om het schathuis Gods te vullen. Legaten na de dood zijn maar een miserabel vervangingsmiddel van milddadigheid tijdens het leven. De dienstknechten Gods moesten elke dag hun testament maken door goede werken en milde gaven aan God. Ze mogen niet toestaan dat het bedrag, dat ze aan God geven, naar verhouding klein is in vergelijk met hetgeen ze zichzelven toekennen voor eigen gebruik. Wanneer ze elke dag hun testament maken, zullen ze die objecten en vrienden gedenken, die in hun affecties de grootste plaats innemen. Hun beste vriend is Jezus. Hij onthield hun niet Zijn eigen leven, maar werd om hunnentwille arm, opdat zij door Zijn armoede rijk zouden worden. Hem komt het gehele hart toe, het bezit, alles wat ze hebben en zijn. USG1 581 1 Maar vele belijdende Christenen wijzen de rechten van Jezus in dit leven af, en beledigen Hem door Hem na hun dood enkel een aalmoes te geven. Laten allen die tot deze groep behoren, bedenken, dat dit beroven van God niet is een impulsieve daad, maar een wel-overwogen plan, dat ze onderstrepen door te zeggen: "Gezond van geest zijnde". Na de zaak van God bedriegelijk tekort gedaan te hebben tijdens het leven, plegen ze de fraude nog eens na hun dood. En dat gebeurt wanneer ze over al de vermogens des geesfes fen volle beschikken. Velen vleien zich met zo ', n testament rustig de dood te kunnen ingaan. Hun testament is een onderdeel van hun voorbereiding op de dood en is zo gesteld dat hun bezittingen hun stervensuren niet zullen verstoren. Kunnen deze vol vreugde denken aan de eis, die hun zal gesteld worden om rekenschap af te leggen van hun rentmeesterschap? USG1 581 2 Wij moeten allen in dit leven rijk zijn in goede werken, willen we het toekomstige, onsterfelijke leven verkrijgen. Wanneer het gerecht zal plaats nemen en de boeken geopend zullen worden, zal een iegelijk loon naar werken ontvangen. Vele namen staan ingeschreven in het ledenregister der gemeente, die in het Grootboek des Hemels genoteerd staan wegens beroving. En wanneer deze zich niet bekeren en onbaatzuchtig voor de Meester gaan arbeiden, zullen ze zeer zeker delen in de verdoe-ming van de ontrouwe rentmeester. USG1 581 3 Het gebeurt vaak dat een actief zakenman zonder een enkele waarschuwing ineens uit het leven wordt weggerukt; en gaat men dan zijn zaken na, dan constateert men een volmaakte wanorde. In hun pogen om de zaak te ontwarren, eten de advocaten een groot deel, zo niet alles, van het bezit op, terwijl zijn vrouw en kinderen en de zaak van Christus beroofd worden. Die getrouwe rentmeesters zijn over des Heren middelen, zullen precies weten hoe ze ervoor staan, en, als verstandige mensen, zullen ze voorbereid zijn op enig onheil dat hun kan overkomen. Wanneer hun genadetijd plotseling zou wor-den afgesloten, zouden ze degenen, die na hun dood hun zaken moeten regelen, niet voor zulke grote moeilijkheden plaatsen. USG1 582 1 Velen maken zich geen zorg over het maken van hun testament, wanneer ze ogenschijnlijk een goede gezondheid genieten. Maar onze broeders moeten deze voorzorg treffen. Ze moeten weten hoe ze er financieel voor staan en mogen niet toestaan dat hun zaak in de war loopt. Ze moeten hun bezit zo beheren, dat ze dit elk ogenblik kunnen achter laten. USG1 582 2 Testamenten moeten zo gemaakt worden dat ze aan de wet voldoen. Nadat ze zijn opgesteld, kunnen ze jaren lang opgeborgen blijven en het hindert niet, wanneer men af en toe met schenkingen door gaat wanneer het werk dat nodig heeft. USG1 582 3 Broeders en zusters, de dood zal niet één dag eerder komen omdat ge uw testament hebt gemaakt. Wanneer ge uw bezit door testamentaire beschikking aan uw verwanten nalaat, denkt er dan aan dat gij Gods zaak niet vergeet. Gij zijt Zijn tussenpersonen, aangesteld over Zijn goed; en Zijn rechten moeten uw eerste aandacht hebben. Vanzelfsprekend zullen een vrouw en kinderen niet aan het gebrek worden overgelaten; voorziening moet getroffen worden zo hun omstandigheden dat wenselijk maken. Maar plaatst niet in uw testament, omdat dit gewoonte is, een lange lijst van verwanten, die niet in behoeftige omstandigheden verkeren. USG1 582 4 Denkt er steeds aan dat het tegenwoordige gebruik om over het eigendom te beschikken niet Gods plan is, maar een menselijk bedenksel. Christenen moeten als hervormers optreden en met deze huidige gewoonte breken door aan het maken van testamenten een geheel nieuw aspect te geven. Laat steeds de gedachte overheersen dat het des Heren goed is, wat ge beheert. In deze aan gelegenheid is de wil van God wet. Indien een mens u tot executeur van zijn nalatenschap had benoemd, zoudt ge dan niet het testament van de erflater nauwkeurig bestuderen, opdat het kleinste bedrag niet verkeerd toegekend zou worden? Uw hemelse Vriend heeft u goederen toevertrouwd en u Zijn wilsbeschikking gelaten hoe die gebruikt moeten worden. Wanneer deze wilsbeschikking bestudeerd wordt met een onzelfzuchtig hart, zal wat God toebehoort niet in verkeerde handen komen. Des Heren zaak is schandelijk verwaarloosd, ter-wijl Hij de mensen voldoende middelen heeft verschaft om in elke moeilijkheid te voorzien, wanneer hun hart enkel dankbaar en gehoorzaam was geweest. VOORTGAAN MET VERSTANDIGE CONTRIBUTIES USG1 583 1 Die hun testament maken, moeten niet het gevoel hebben dat, wanneer dit gebeurd is, zij geen verdere plichten meer hebben; maar zij moeten voort gaan met de taak, de hun toevertrouwde talenten nog steeds gebruikende voor de opbouw van ‘s Heren werk. God heeft plannen ontworpen, zodat allen op intelligente wijze hun gaven kunnen geven. Hef is niet Zijn bedoeling Zijn werk door wonderen te onderhouden. Hij heeft enkele trouwe rentmeesters, die hun gelden economisch beheren en gebruiken voor de vooruitgang van Zijn werk. Inplaats dat zelfverloochening en goedgeefsheid een uitzondering is, moet dat regel zijn. De groeiende behoeften van Gods werk hebben middelen nodig. Aanhoudend komen uit eigen land en andere landen aanvragen binnen om evan-gelisten die daar het licht en de waarheid komen brengen. Vanzelfsprekend zijn er dus meer arbeiders nodig en meerdere middelen om hen te onderhouden. USG1 583 2 Slechts een klein bedrag van de middelen vloeit in ‘s Heren schathuis om gebruikt te worden voor de redding van zielen, en zelfs dit wordt nog maar met de meeste moeite verkregen. Indien aller ogen konden geopend worden om te zien hoe de overheersende gierigheid de vooruitgang van Gods werk heeft verhinderd, en hoeveel meer men had kunnen doen wanneer allen in zake van tienden en gaven hadden gedaan naar Gods plan, dan zou dat bij velen een gedecideerde hervorming tot stand gebracht hebben; want ze zouden het werk van de vooruitgang van Gods zaak niet durven hinderen zoals ze gedaan hebben. De gemeente is in slaap gevallen ten aanzien van het werk dat ze had kunnen doen, indien ze alles voor Christus wilde opofferen. Een ware geest van zelfopoffering zou een spoorslag zijn voor de realiteit en de kracht van het Evangelie, die de wereld niet kon misverstaan of loochenen, en overvloedige. zegen zou over de gemeente worden uitgestort. USG1 584 1 Ik doe een beroep op onze broeders en zusters dat ze een eind maken aan dat beroven van God. Sommigen verkeren in die positie dat er een testament moet gemaakt worden. Maar als men dat doet, moet men er aan denken dat geen gelden in handen komen van zoons of dochters, die in Gods schatkist moeten vloeien. Die testamenten geven vaak aanleiding tot twist en twee-dracht. Er staat geschreven tot eer van Gods oude volk, dat Hij Zich niet schaamde hun God genoemd te worden; en de genoemde reden is, dat, inplaats van zich zelfzuchtig en gierig aan het aardse bezit te hechten, of hun geluk te zoeken in werelds vermaak, ze zichzelf en alles wat ze bezaten, plaatsten in Gods hand. Zij leefden enkel voor Zijn heerlijkheid, duidelijk getuigende dat ze een beter land, ja zelfs een hemels land zochten. Over zo ', n volk schaamde God Zich niet. Zij onteerden Hem niet in de ogen der wereld. De Majesteit des hemels schaamde Zich niet hen broeders te noemen. RIJKELIJK GEVEN USG1 584 2 Velen zijn er die maar volhouden dat ze niet meer voor Gods werk kunnen doen dan ze nu doen; maar zij geven niet naar hun vermogen. De Here opent soms de ogen, verblind door zelfzucht door heel eenvoudig hun inkomsten terug te brengen tot het peil, dat zij bereid zijn te geven. Paarden worden dood in de wei of in de stal gevonden, huizen en schuren worden door brand vernield of het gewas mislukt. In vele gevallen toetst God de mens door zegeningen en wanneer ontrouw wordt gemanifesteerd in het teruggeven aan Hem van tienden en gaven, houdt Hij Zijn zegen in. "Die spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien." 2 Korinthe 9 :6. Door de genade van Christus en de rijkdommen van Zijn goedgunstigheid, en ter ere van de waarheid en de godsdienst, smeken wij u, die navolgers van Christus zijt, uzelf en uw bezit opnieuw aan God te wijden. Ziende op de liefde en het mededogen van Christus, die Hem de hemelse hoven deed verlaten om zelfverloochening, vernedering en dood te ondergaan, laaf een ieder zich dan afvragen: "Hoeveel ben ik mijn Here schuldig?" en laat dan uw dankbare gaven in overeenstemming zijn met uw waardering van de grote gave des hemels in Gods dierbare Zoon. USG1 585 1 Wanneer gij het deel bepaalt om aan Gods werk te geven, overtreft dan liever de eisen der plicht dan daarin te kort te schieten. Gaat na voor Wie gij de gave bestemt. Die overdenking zal de zelfzucht doen vlieden. Ziet enkel op de grote liefde, waarmede Christus ons heeft liefgehad, en onze rijkste gaven zullen niet waardig geacht worden dat Hij die aanneemt. Wanneer Christus het object is van onze affectie's, zullen zij, aan wie Christus' vergevende liefde is ten deel gevallen, niet even wachten om de waarde te berekenen van de albasten fles met kostelijke zalf. De hebzuchtige Judas was daartoe in staaf; maar die de gave der zaligheid ontvangen heeft zal het enkel betreuren dat de gave nog geen kostelijker geur en grotere waarde heeft. Christenen moeten zichzelf zien als kanalen, waardoor genade en zegeningen moeten vloeien vanuit de Bron van alle goedheid naar hun medemensen, door wier bekering zij wolken van heerlijkheid in lofzangen en offergaven hemelwaarts kunnen doen opstijgen van diegenen, die met hen zijn gaan delen in de hemelse gave. ------------------------Hoofdstuk 102--Onderlinge Verhouding der Gemeenteleden USG1 586 1 Een ieder die streeft naar de overwinning, zal met zijn eigen zwakheid te kampen hebben, maar het is zo veel gemakkelijker voor de mensen de fouten van hun broeders te zien dan hun eigen, dat ze veel meer nauwgezet en critisch moeten staan tegenover zichzelf dan tegenover anderen. USG1 586 2 Al de leden van de Gemeente, wanneer ze zonen en dochteren Gods zijn, zullen eerst disciplinair geschoold moeten worden, alvorens ze lichten in de wereld kunnen zijn. God zal van mannen en vrouwen geen kanalen des lichts maken, wanneer ze nog in duisternis verkeren en zich daar wel bij bevinden, geen bijzondere moeiten doende om met de Bron des lichts verbonden te worden. Die hun eigen nood aanvoelen, en tot diepere gedachten, tot ernstig, volhardend gebed en actie willen komen, zullen goddelijke hulp ontvangen. Een ieder persoonlijk moet veel leren en afleren. Oude gewoonten en aanwendsels moeten worden afgelegd, en het is alleen door harde strijd om deze fouten te overwinnen en een algemene aanneming van de waarheid door haar beginselen uit te leven in de genade Gods, dat de overwinning behaald kan worden. USG1 586 3 Ik wilde dat ik de woorden kon vinden om ons allen in te scherpen dat onze enige, individuele hoop daarin ligt, dat we met God gemeenschap hebben. Reinheid van ziel moet verkregen worden; en een nauwgezet harte-onderzoek moet plaats vinden en veel koppigheid en eigenliefde overwonnen worden, hetgeen een aanhoudend, ernstig gebed vereist. KALMTE EN ZELFBEHEERSING USG1 586 4 Mannen, die wat hard en critisch zijn, verontschuldigen 1880, Vol. 4, blz. 485--489 vaak hun gebrek aan Christelijke beschaving, of proberen dat te rechtvaardigen, omdat enkele Hervormers ook met zo ', n geest bezield waren, en zij houden strak en stijf vol dat voor deze tijd dezelfde geest nodig is; maar dat is helemaal niet zo. Een kalme, volmaakt beheerste geest is beter waar ter plaatse ook, zelfs in het ruwste gezelschap. Een toornige ijver doet niemand iets goeds. God verkoos de Hervormers niet omdat ze heerszuchtige, hartstochtelijke mannen waren. Hij nam ze zoals ze waren, ondanks deze karaktertrekken; maar Hij zou tienmaal zwaardere verantwoordelijkheden op hen gelegd hebben als ze zacht van gemoed geweest waren en hun geest onder beheersing van de rede gehad hadden. Gezien dienstknechten van Christus zonde en goddeloosheid, onreinheid en leugen moeten berispen, terwijl ze soms geroepen worden om op de ongerechtigheid te wijzen zowel bij hoog als bij laag geplaatsten, moeten ze nochtans niet heerszuchtig of fyranniek zijn; ze moeten zachtmoedigheid en liefde aan de dag leggen alsmede een geest eerder om te redden dan om te vernietigen. USG1 587 1 De lankmoedigheid des Heren leert predikers en leden, die er naar haken mede-arbeiders van Christus te zijn, sprekende lessen van vergevensgezindheid en liefde. Christus verbond Judas en de impulsieve Petrus aan Zich, niet omdat Judas zo hebzuchtig en Petrus zo driftig was, maar opdat ze van Hem, hun grote Leraar, zouden leren, en evenals Hij, onzelfzuchtig, zachtmoedig, en nederig van hart zouden worden. In beide mannen zag Hij goed materiaal. Judas bezat financiële bekwaamheid en zou voor de Gemeente heel wat waard geweest zijn, wanneer hij de lessen van Christus in het berispen van zelfzucht, bedrog, en gierigheid, zelfs in de geringste levensaangelegenheden ter harte had genomen. Deze lessen werden vaak naar voren gebracht: "Die getrouw is in het minste, die is ook in het grootste getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grootste onrechtvaardig." Lukas 16: 10. STRIKTE ONKREUKBAARHEID USG1 588 1 Onze Heiland probeerde Zijn hoorders in ie scherpen dat iemand, die zichzelf wil bevoordelen door zijn naaste af te zetten in het klein, dit ook in het groot zou doen, mits hij de kans maar kreeg. De minste afwijking van strikte onkreukbaarheid neemt het hek van de dam en bereidt het hart voor op nog groter onrechtvaardigheid. Door voorbeeld en leer onderwees Christus dat de striktste onkreukbaarheid onze daden moet beheersen tegenover onze medemensen. "Alle dingen dan, die gij wilt dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo." Mattheus 7:12. Christus legde altijd de vinger op de wonde plekken in het leven van de Farizeërs, en berispte ze. Zij beleden de wet van God te houden, maar in hun dagelijkse handelingen pleegden ze ongerechtigheid. Vele weduwen en wezen werden bestolen van het weinige dat ze hadden enkel en alleen om een hebzuchtig verlangen naar gewin te bevredigen. USG1 588 2 Judas had de vruchten kunnen plukken van al die lessen, indien hij rechtschapen van hart had willen zijn; maar zijn hebzucht overwon hem, en de hang naar geld werd in hem een passie. Hij droeg de beurs met het geld, dat gebruikt moest worden voor het werk van Christus, en af en toe nam hij daarvan kleine bedragen ten eigen bate. Zijn zelfzuchtig hart morde over de kosten, die Maria gedaan had voor de albasten fles met zalf, en hij verweet haar haar onvoorzichtigheid. Dus, in plaats dat hij leerling was, wilde hij leraar zijn en onderrichtte onze Here ten aanzien van de gepastheid van haar daad. USG1 588 3 Deze twee mannen hadden tegelijkertijd de kansen en voorrechten van de aanhoudende lessen en het voorbeeld van Christus om hun zondige karaktertrekken te verbeteren. Wanneer ze Zijn vernietigende berispingen en misprijzingen ten aanzien van huichelarij en corruptie aanhoorden, zagen ze, dat deze zo vreselijk berispte mensen het voorwerp waren van aanhoudende, onvermoeide arbeid om hen toch maar te verbeteren. De Heiland weende over hun duisternis en dwaling. Zijn hart ging naar hen uit in een mateloze liefde en medelijden, uitroepende over Jeruzalem: "Hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens onder de vleugelen vergadert, maar gijlieden hebt niet gewild!" Lukas 13 : 34. DE VERGEVINGSGEZINDHEID VAN JEZUS USG1 589 1 Petrus was beslist en ijverig in zijn optreden, moedig en onbuigzaam; en Christus zag in hem materiaal, dat van veel waarde voor de Gemeente kon zijn. Daarom verbond Hij Petrus aan Zich, opdat alles wat goed en waardevol was, behouden zou blijven, en opdat Zijn lessen en voorbeeld zouden verzachten wat ruw was in zijn aard, en zijn scherpe kanten zouden afgevijld worden. Indien hef hart werkelijk veranderde door goddelijke ge-nade, en ook een uiterlijke verandering in ware zachtheid des gemoeds, sympathie en hoffelijkheid te zien zou zijn, was Jezus nooit koel en ontoegankelijk. De zieken stoorden Hem vaak in Zijn afzondering, wanneer Hij rust en geestelijke verkwikking nodig had, maar voor allen had Hij een vriendelijke blik en een bemoedigend woord. Hij was een voorbeeld van ware hoffelijkheid. Petrus verloochende zijn Here, maar had daarna berouw en was diep terneer geslagen door zijn grote zonde; en Christus liet zien dat Hij Zijn dwalende discipel vergiffenis schonk, door Zich te verwaardigen apart zijn naam te noemen na Zijn opstanding. USG1 589 2 Judas bezweek onder de verleidingen van Satan en verried zijn beste Vriend. Petrus trok profijt van de lessen van Christus en voerde het hervormingswerk uit, dat de discipelen was opgedragen toen hun Heiland ten hemel voer. Deze twee mannen representeren de twee klassen, die Christus met Zich verbindt, terwijl Hij hen in de voorrechten laat delen van Zijn lessen en het voorbeeld van Zijn onzelfzuchtig leven vol mededogen, opdat zij van Hem konden leren. USG1 589 3 Hoe meer de mens de Heiland ziet en met Hem bekend wordt, des te meer zal hij Zijn beeld gelijkvormig worden en de werken van Christus doen. De tijd waarin wij leven, vraagt om een hervormingswerk. Het licht der waarheid, dat op ons schijnt vraagt om resolute mannen van hoge morele waarde, die ijverig en volhardend werken om de zielen te redden van allen, die de uitnodiging van de Geest Gods zullen horen. USG1 590 1 De liefde, die tussen de gemeenteleden moet bestaan, moet zo vaak plaats maken voor een vittende, critische geest, en dat geeft, zelfs tijdens de diensten, aanleiding tot schampere opmerkingen en persoonlijke botsingen. Zulke dingen moeten door predikanten, ouderlingen of leken niet in de hand gewerkt worden. De kerkdiensten moeten gehouden worden met een oog gericht op de heerlijkheid Gods. Wanneer mensen met al hun ver-schillende geaardheden tezamen komen in gemeenteverband, zal, wanneer de waarheid Gods de scherpe kanten in het karakter niet wegneemt, de gemeente daardoor beroerd worden, en haar vrede en harmonie zal opgeofferd worden aan het uitvieren van die zelfzuchtige, ongeheiligde karaktertrekken. In hun scherp opletten om de fouten van hun broeders te ontdekken, verwaarlozen velen het doorzoeken van hun eigen hart en de reiniging van hun eigen leven. Dat mishaagt God. De individuele leden van de gemeente moeten nauwgezet waken over hun eigen ziel, moeten hun eigen daden critisch beoordelen, anders worden ze gedreven door zelfzuchtige motieven en worden een steen des aanstoots voor hun zwakke broeders. USG1 590 2 God neemt de mensen zoals ze zijn, met het menselijke element in hun karakter en leidt hen op voor Zijn dienst, indien ze door Hem getuchtigd en beleerd willen worden. De wortel van bitterheid, naijver, wantrouwen, jaloersheid, en zelfs haat, hetgeen in de harten van sommige gemeenteleden aanwezig is, is het werk van Satan. Zulke elementen oefenen een giftige invloed op de gemeente uit. "Een weinig zuurdesem maakt het gehele deeg zuur." 1 Korinthe 5 : 6. De godsdienstige ijver, die gemanifesteerd wordt in een klopjacht op broeders, is een ijver niet overeenkomstig de kennis. Christus heeft met zo ', n getuigenis niets uit te staan. ------------------------Hoofdstuk 103--Geestelijke Bloedarmoede USG1 591 1 Liefde voor uw ziel noodzaakt me u heden te schrijven. Ik voel het gewicht van de verantwoordelijkheid, die ik op mij neem, wanneer ik schrijf over dingen, die u persoonlijk aangaan. Door uw eigen handelwijze sluit gij voor uzelven en voor uw kinderen de poorten des hemels, want noch gij, noch zij zullen daar met uw huidige misvormde karakters binnen gaan. Gij, mijn zuster, speelt helaas in uw leven een verloren spel. Heilige engelen zien vol droefenis op u neer; en boze geesten gaan op in hun triomf, wanneer ze zien dat gij de deugden, die een versiersel zijn van het Christelijke karakter, gaat verliezen, terwijl daarvoor in de plaats Satan u zijn eigen boze trekken inprent. USG1 591 2 Gij zijt zo verslaafd geraakt aan het lezen van romans, dat ge nu geheel leeft in een verbeeldingswereld. De invloed van zulk lezen werkt nadelig, zowel op de geest als op het lichaam; het verzwakt het intellect en eist ontzettend veel van de physische kracht. Soms is uw geest nauwelijks gezond meer omdat de verbeelding overprikkeld en verzwakt is door het lezen van fictieve verhalen. De geest moet zo beheerst worden dat al zijn vermogens zich evenredig ontwikkelen. Het is mogelijk dat door een bepaalde, toegepaste oefening speciale vermogens versterkt worden terwijl ter zelfder tijd andere vermogens niet gebruikt worden, waardoor deze verslappen. Het geheugen wordt zeer benadeeld door het lezen van verkeerde lectuur, waardoor een onevenredigheid in de verstandelijke krachten kan ontstaan, terwijl ook zenuwachtigheid, vermoeidheid in het hoofd, en uit-putting van het gehele gestel tot de verschijnselen behoren. Wanneer de verbeelding te zwaar wordt gevoed 1880, Vol. 4, blz. 497--499 (Belangrijkheid van zelfbeheersing) en geprikkeld wordt door fictieve lectuur, dan wordt ze een dwingeland, die al de andere vermogens van de geest overheerst en een veranderlijke smaak en verdorven neigingen aankweekt. USG1 592 1 Gij zijt iemand die lijdt aan een gebrekkige geestelijke spijsvertering, een dyspepticus. Uw geest is volgepropt met allerlei kennis -- politiek, geschiedenis, theologie, verhalen -- waarvan het overladen geheugen slechts een deel kan bewaren. Wat minder kennis en een goed gedisciplineerde geest zou van heel waf meer waarde zijn. Gij hebt verzuimd uw geest aan te zetten tot krachtiger actie; daardoor hebt ge u laten beheersen door uw wil en uw neigingen en deze werden uw meesters inplaats van uw dienstknechten. Dat resulteert in een verlies van physieke en geestelijke kracht. USG1 592 2 Jarenlang is uw geest geweest als een murmelend beekje, vol met klippen en wier, waardoor het water ongebruikt wegliep. Wanneer uw krachten beheerst werden door hoge doelstellingen, dan zoudt ge niet zo invalide zijn als nu. Uw verbeelding moet zich kunnen overgeven aan uw grillige begeerte en buitensporige leeslust. Ik zag in hef middernachtelijke uur de lamp branden in uw huiskamer, terwijl ge verdiept waart in een of andere fascinerende roman, aldus uw overladen hersenen nog meer prikkelend. Deze handelwijze heeft uw houvast op het leven verzwakt en heeft u persoonlijk ook lichamelijk, geestelijk en moreel minder gemaakt. Dat onregelmatige leven heeft wanorde in uw huis gesticht, en wan-neer dat zo doorgaat, zal uw geest wegzinken in het imbeciele. De u door God gegeven genadetijd hebt ge misbruikt en de u door God gegeven gewone tijd verknoeid. VRUCHT VAN VERKEERDE LECTUUR USG1 592 3 God geeft ons talenten om verstandig te gebruiken en niet om te misbruiken. Scholing is slechts een prepareren van de physieke, intellectuele en morele krachten voor de beste vervulling van alle levensplichten. Verkeerde lectuur veroorzaakt ook een absoluut verkeerde scholing. De kracht om te volharden, en de kracht en activiteit van de hersenen kunnen verzwakken of toenemen al naar mate de wijze waarop ze gebruikt worden. Gij zult iets moeten doen om u te ontdoen van die ontspanningslectuur. Doet al die boeken uw huis uit. Houdt toch niet binnen uw bereik de verleiding om uw verbeelding zo te verderven, uw zenuwgestel te schokken en uw kinderen naar de ondergang te voeren. Door zoveel te lezen maakt ge uzelf ongeschikt voor de plichten als vrouw en moeder en in feite diskwalificeert ge uzelf om op een of andere manier goed te doen. USG1 593 1 De Bijbel is niet bestudeerd zoals dat wel moest; daarom zijt ge niet wijs in de Schriften en zijt ge niet terdege toegerust tot alle goed werk. Lichte lectuur betovert de geest en maakt het lezen van Gods Woord onbelangwekkend. Ge probeert anderen wijs te maken dat ge vertrouwd zijt met de Bijbel; maar dat bestaat niet, want uw geest zit propvol met ballast. De Bijbel vereist een diepe gedachtengang en biddend onderzoek. Het is niet voldoende alleen de oppervlakte af te romen. Terwijl sommige passages te duidelijk zijn om die verkeerd te begrijpen, zijn andere veel ingewikkelder en vereisen een nauwgezette en geduldige studie. Evenals naar het kostbare metaal, verborgen in de schachten der bergen, moet naar de juwelen der waarheid gedolven worden om die dan in de geest op te bergen voor toekomstig gebruik. O, dat toch allen hun geest evenzeer zouden oefenen in het zoeken naar het hemelse goud, als naar hef goud dat vergaat! USG1 593 2 Wanneer gij de Schriften onderzoekt met een ernstig verlangen om de waarheid te leren kennen, zal God Zijn Geest in uw hart inblazen en uw verstand verlichten met het licht van Zijn Woord. De Bijbel is Zijn eigen uitlegger, en verklaart de ene passage door de andere. Wanneer gij dan Schriftgedeelten vergelijkt, die verwijzen naar dezelfde onderwerpen, zult gij een schoonheid en harmonie ontdekken, waarvan gij nooit hebt gedroomd. Er is geen ander boek, welks doorvorsing de geest versterkt en verdiept, opvoedt en veredelt als de doorvorsing van het Boek der boeken. De bestudering daarvan deelt nieuwe kracht mee aan het verstand, dat aldus in contact gebracht wordt met onderwerpen, die een diepe overpeinzing vereisen en tevens aan God in het gebed wordt opgedragen om kracht te erlangen ten einde de geopenbaarde waarheden te begrijpen. Wanneer het verstand bepaald wordt enkel bij alledaagse onderwerpen, inplaats van bij diepe en moeilijke problemen, dan wordt het verlaagd tot het peil van de stof, waaraan het zijn aandacht schenkt, en zal op den duur de kracht verliezen om zich te verdiepen. USG1 594 1 God is niet ingenomen met hen die te onverschillig of te traag zijn om bekwame, goed-onderlegde arbeiders te worden. De Christen moet meer intelligentie en helderder doorzicht hebben dan de wereldling. De studie van Gods Woord verdiept aanhoudend de geest en versterkt het intellect. Er is niets, dat het karakter zo doorloutert en veredelt en kracht verleent aan elk vermogen als het voortdurend oefenen van het verstand om gewichtige, belangrijke waarheden te doorgronden en te begrijpen. USG1 594 2 Het menselijke verstand verschrompelt en verzwakt, wanneer hef zich altijd maar bepaalt bij alledaagse dingen, nooit eens uitkomend boven het niveau van het doodgewone en er niets voor voelend om de verborgenheden van het onzienlijke te doorvorsen. Hef begripsvermogen wordt op den duur teruggebracht tot het peil van de onderwerpen, waarmede het zich vertrouwd maakt. Het verstand zal zijn krachten verkleinen en zijn vermogen verliezen wanneer het zich tot vermeerdering van kennis niet tot het uiterste inspant om de openbaringen van de goddelijke kracht in de natuur en in de Heilige Schrift in zich op te nemen. 1881, Vol. 4, blz. 545, 546 ------------------------Hoofdstuk 104--Huwelijken Niet Overeenkomstig de Schrift USG1 595 1 We leven in het laatste der dagen, waarin de onbedwingbare hartstocht ten aanzien van het huwelijk een van de tekenen van de nabije komst van Christus vormt. God wordt in deze aangelegenheden niet geraadpleegd. Godsdienst, plicht en beginsel worden opgeofferd om aan de stem van het niet-toegewijde hart gehoor te geven. Laat men niet al te veel vreugde bedrijven over de verbintenis van de partijen. Er is niet één huwelijk op de honderd, dat een gelukkig verloop heeft, dat de goedkeuring van God wegdraagt en de partijen in een positie plaatst om Hem beter te verheerlijken. De boze gevolgen van armzalige huwelijken zijn talrijk. Zij ontstaan uit impulsie. Aan een grondig overdenken van de zaak wordt nauwelijks gedacht, en het raadplegen van mensen met ervaring wordt als ouderwets beschouwd. USG1 595 2 Impulsie en ongeheiligde hartstocht nemen de plaats in van reine liefde. Velen zetten hun eigen ziel op het spel, en brengen over zich Gods vloek door een huwelijk aan te gaan enkel en alleen gebaseerd op de inbeelding. Mij zijn de gevallen getoond van enkelen, die be-lijden de waarheid te geloven, die een grove fout begaan hebben door met ongelovigen te huwen. Ze hebben de hoop gekoesterd dat de ongelovige partij de waarheid zou aannemen; maar wanneer eenmaal de zaak beklonken is, staat hij verder van de waarheid dan tevoren. En dan begint de vijand met zijn sluwe bedenkselen, zijn aanhoudende pogingen om ook de gelovige van de waarheid af te trekken. DE INVLOED VAN WERELDSE VERBINTENISSEN USG1 595 3 Velen verliezen nu hun belangstelling voor en hun vertrouwen in de waarheid, omdat zij zelven in zo nauwe 1880, Vol. 4, blz. 503--508 gemeenschap met het ongeloof zijn getreden. Zij nemen in zich op de atmosfeer van twijfel, van weifelen, van ongeloof. Want dat ongeloof zien en horen ze, en uiteindelijk geven ze zich daaraan over. Sommigen hebben misschien de moed om die invloeden te weerstaan, maar in de meeste gevallen wordt hun geloof onmerkbaar ondermijnd en ten slotte geheel vernietigd. Satan heeft dan zijn doel bereikt. Hij heeft door zijn handlangers zo in het geniep gewerkt, dat de dijken van het geloof en de waarheid weggeslagen waren, vóór de gelovigen er erg in hadden dat ze op drift geslagen waren. USG1 596 1 Het is een gevaarlijk iets om een wereldse verbintenis aan te gaan. Satan weet heel goed, dat het uur, dat het huwelijk van vele jonge mannen en vrouwen bezegelt, de geschiedenis van hun godsdienstig beleven en bruikbaarheid afsluit. Ze zijn voor Christus verloren. Zo af en toe doen ze misschien weer eens een poging om het leven van een Christen te leiden, maar in hun pogen moeten ze steeds tegen de stroom opworstelen. Eens was het voor hen een voorrecht en blijdschap om over hun geloof en verwachting te spreken; maar dan gaan ze er tegen op zien om het onderwerp aan te snijden, wetende, dat degene, met wie zij hun lot verbonden hebben, daarvoor geen belangstelling heeft. Het gevolg daarvan is, dat het geloof in de dierbare waarheid in hun hart afsterft, en Satan hen arglistig spint in een web van twijfelzucht. USG1 596 2 Juist omdat men doet wat wettelijk geoorloofd is, wordt het tot een grievende zonde gemaakt. Die de waarheid belijden, vertreden de wil van God door een huwelijk met ongelovigen aan te gaan; ze verliezen Zijn goedgunstigheid en zullen daar later bitter berouw over hebben. Best mogelijk dat de ongelovige een uitmuntend moreel karakter bezit; maar het feit, dat hij of zij de eisen Gods niet nakomt en op een zo grote zaligheid geen acht heeft geslagen, is een voldoende reden om zo ', n verbintenis niet aan te gaan. Het karakter van de ongelovige kan overeenkomst hebben met dat van de jonge man, tof wie Jezus de woorden richtte: "Eén ding ontbreekt u"; en dat was juist het ene nodige. USG1 597 1 Soms wordt ten goede aangevoerd dat de ongelovige de godsdienst geen kwaad hart toedraagt en dat hij alles in zich heeft wat hem stempelt tot een goede levensgezel, met uitzondering van één ding -- hij is geen Christen. Hoewel nu het gezonde oordeel van de gelovige het verkeerde van een levensverbintenis met een ongelovige suggereert, zo triomfeert nochtans in negen van de tien gevallen de neiging des harten. Het geestelijk verval begint wanneer de trouwbelofte aan hef altaar is gedaan; godsdienstige ijver bekoelt en de ene vesting na de andere wordt geslecht, totdat beiden zij aan zij staan onder de zwarte banier van Satan. Zelfs op de bruilotsfestiviteiten triomfeert de geest van de wereld over geweten, geloof, en waarheid. In het nieuwe tehuis wordt de ure des gebeds niet geëerbiedigd. De bruid en de bruidegom vormen daarin geen gesloten geheel, en Jezus wordt weggezonden. USG1 597 2 In den beginne toont de ongelovige zich in de nieuwe verhouding niet zo opposant; maar wanneer het onderwerp in zake Bijbelse waarheid ter tafel wordt gebracht, dan breekt in eens het gevoelen zich baan: "Je hebt me getrouwd, wetende dat ik was wie ik ben; ik wens daarmee niet lastig gevallen te worden. Laten we daarom afspreken dat, van nu af aan, we jouw speciale inzichten niet meer aan zullen roeren". Zou er bij de gelovige dan nog enige ijver voor zijn geloof bestaan, zo zou dat nog onvriendelijk schijnen tegenover degene die voor het Christelijk beleven niets voelt. USG1 597 3 De gelovige redeneert dat hij in zijn nieuwe verhouding aan de gezellin zijner keuze wat moet toegeven. Men gaat het terrein van de wereldse genoegens betreden. In den beginne gaat dat nog niet zo van harte, maar de belangstelling voor de waarheid verschrompelt meer en meer, en twijfel en ongeloof komen in de plaats van het geloof. Niemand zou verwacht hebben dat de eens zo flinke, gewetensvolle gelovige en devote navolger van Christus zo ', n twijfelachtig, weifelend mens zou worden, die hij nu is. O, de verandering, die gewrocht wordt door dat onverstandige huwelijk! DE ZAAK OPRECHT ONDER DE OGEN ZIEN USG1 598 1 Wat moet iedere Christen doen, wanneer hij in de moeilijke positie komt, dat de zuiverheid van de godsdienstige beginselen op de proef gesteld wordt? Met een vastheid, die navolgenswaard is, zal hij openhartig zeggen: "Ik ben een gewetensvol Christen. Ik geloof dat de zevende dag der week de Sabbat van de Bijbel is. Ons geloof en onze beginselen zijn van dien aard, dat ze in tegengestelde richting gaan. Wij kunnen niet samen gelukkig zijn, want wanneer ik door ga met te streven naar een volmaakter kennis van Gods wil, zal ik meer en meer de wereld tegengesteld en Christus gelijkvormig worden. Wanneer gij door gaat in Christus geen liefde, in de waarheid geen aantrekkelijkheid te zien, zult gij de wereld liefhebben, die ik niet kan liefhebben, terwijl mijn liefde zal uitgaan naar de dingen Gods, waar gij niets voor voelt. Geestelijke dingen moeten geestelijk onderscheiden worden. Zonder dat geestelijke onderscheidingsvermogen zult gij niet in staat zijn de rechten die God op mij heeft, te zien, of mijn verplichtingen tegenover de Meester, Die ik dien, u te realiseren; derhalve zult ge gaan voelen dat ik u uit hoofde van mijn godsdienstige plichten te kort doe. Gij zult niet gelukkig zijn; gij zult jaloers zijn tengevolge van de affecties, die ik God toedraag; en ik zal in mijn godsdienstig geloof alleen staan. Wanneer uw inzichten zullen veranderen, wanneer uw hart zal ingaan op de eisen Gods en gij zult leren mijn Heiland lief te hebben, dan zou onze kennismaking hernieuwd kunnen worden." USG1 598 2 De gelovige brengt aldus een offer voor Christus, dat met zijn geweten overeen komt en dat toont dat hij het eeuwige leven te hoog schat om het gevaar te lopen dat te verliezen. Hij voelt aan dat het beter is ongehuwd te blijven dan zich voor zijn leven te verbinden met iemand die liever de wereld verkiest dan Jezus en hem van het kruis van Christus zou aftrekken. Maar het gevaar de affecties te schenken aan ongelovigen, wordt niet verwerkelijkt. In de gedachtengang van jonge mensen wordt het huwelijk geromantiseerd, en het is zo moeilijk het te ontdoen van datgene, waarmee de verbeelding het omkleedt, en in het verstand de zware verantwoordelijkheden te griffen, die begrepen zijn in de huwelijksgelofte. Deze gelofte smeedt het lot van twee mensen aaneen met banden, welke alleen door de dood kunnen ontbonden worden. ZIJ KUNNEN NIET TEZAMEN WANDELEN USG1 599 1 Zal iemand, die streeft naar heerlijkheid, eer, onsterfelijkheid, eeuwig leven, een verbintenis aangaan met een ander, die weigert in het gelid te treden met soldaten van het kruis van Christus? Wilt gij, die belijdt Christus te kiezen als een Meester en Hem te gehoorzamen, uw belangen verbinden met iemand, die zich schaart onder de banier van de vorst van de machten der duisternis? "Gaan er twee te zamen zonder dat zij het eens geworden zijn?" Amos 3 : 3 (N.V.) "Ik zeg u, dat als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren, hef hun zal ten deel vallen van Mijn Vader, Die in de hemelen is." Mattheüs 18:19 (N.V.). Maar wat een vreemd aan-schouwen! Terwijl één van de twee, zo nauw verbonden, in zijn wijdingsplicht opgaaf, staat de andere daar onverschillig en zorgeloos tegenover; terwijl de ene de weg zoekt naar het eeuwige leven, is de andere op de brede weg die leidt naar de dood. USG1 599 2 Honderden hebben Christus en de hemel opgeofferd door een huwelijk aan te gaan met onbekeerde mensen Kan het bestaan dat de liefde van een gemeenschap met Christus voor hen van zo weinig waarde is, dat ze de verbintenis verkiezen met arme, sterfelijke wezens? Is de hemel zo weinig in tel, dat ze de vreugden daarvan willen riskeren voor iemand, die geen liefde koestert voor de dierbare Heiland? USG1 599 3 Het geluk en de voorspoed van het huwelijksleven hangen af van de eenheid der partijen. Hoe kan de vleselijke geest harmoniëren met de geest die opgaat in de geest van Christus? De ene zaait in het vlees, en denkt en doet naar de ingevingen van zijn eigen hart; de andere zaait in de Geest, probeert zelfzucht te onderdrukken, eigen neigingen te overwinnen, en te leven in gehoorzaamheid aan de Meester, Wiens dienstknecht hij belijdt te zijn. Zo is er dus een aanhoudend verschil van smaak, van gevoelens, van opzet. Tenzij de gelovige, door zijn standvastig zich houden aan beginsel, de onbekeerde wint, zal hij, wat veel meer voorkomt, ontmoedigd worden, en zijn godsdienstige beginselen prijs geven voor een armzalige verbintenis met iemand, die niet met de hemel in verbinding staat. USG1 600 1 God verbood ten strengste aan Zijn oude volk, zich te vermengen met andere volken. Nu wordt aangevoerd dat dit verbod gegeven was om te voorkomen dat de Hebreën zouden trouwen met afgodendienaars en connecties zouden aanknopen met heidense gezinnen. Maar de heidenen verkeerden in een gunstiger positie dan de verstokten van deze tijd, die, hef licht der waarheid heb' bende, nochtans volhardend weigeren dat aan fe nemen. De zondaar van vandaag, is veel meer schuldig dan de heiden, omdat het licht des Evangelies helder en klaar rondom hem schijnt. Hij schendt het geweten en is een weloverdacht vijand van God. De reden, die God opgaf om deze huwelijken te verbieden, luidde: "Want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken". Deuteronomium 7 : 4. Die onder het oude Israël het waagden om Gods gebod te overtreden, deden dit met het prijsgeven van het godsdienstige beginsel. Neemt bijvoorbeeld het geval van Salomo. Zijn vrouwen keerden zijn hart van God af. ------------------------Hoofdstuk 105--Trouwe Arbeiders USG1 601 1 De vrede van Christus, de vrede van Christus -- geld kan dat niet kopen, een schitterend talent kan dat niet te voorschijn toveren, intellect kan dat niet verkrijgen; het is de gave God. De godsdienst van Christus -- hoe zal ik allen hun groot verlies duidelijk maken wanneer zij in het dagelijkse leven zijn heilige beginselen niet uitleven? De zachtmoedigheid en nederigheid van Christus is de kracht van de Christen. Dat is inderdaad kostbaarder dan alle dingen, die het genie kan scheppen of die de rijkdom zich kan aanschaffen. Van alle dingen, die gezocht, geliefkoosd en gecultiveerd worden, is niets zo waardevol in Gods oog als een rein hart, een gemoed vol dankbaarheid en vrede. USG1 601 2 Wanneer de goddelijke harmonie van waarheid en liefde in het hart voorkomt, zal dat in woorden en daden tot uiting komen. Het meest nauwgezette cultiveren van uiterlijk decorum en hoffelijke omgangsvormen is niet voldoende bij machte om wrevel, hard oordeel en onbetamelijke woorden uit te bannen. De geest van een oprechte goede wil moet in het hart zetelen. Liefde verschaft aan haar bezitter goedertierenheid, fatsoen en goede omgangsvormen. Liefde staat op het gelaat te lezen en beïnvloedt de stem; ze beschaaft en loutert de gehele mens. Ze brengt hem in harmonie met God, want ze is de kenmerkende eigenschap des hemels. USG1 601 3 Velen verkeren in gevaar door te denken dat in de zorgvuldigheden van de arbeid, in hef publiceren of in de artsenpraktijk of belast zijnde met de werkzaamheden op de verschillende departementen, ze te verontschuldigen zijn wanneer ze het gebed achterwege laten, de Sabbat verwaarlozen en de wijdingsdiensten negéren. Met heilige dingen gaan ze doen al naar gelang het hun 1881, Vol. 4, blz. 559--561 gelegen komt, terwijl alles wat verband houdt met godsdienstige plichten, zelfverloochening en het kruis verzaakt wordt. Dokters noch assistenten moesten het aandurven hun werk te doen zonder de tijd voor het gebed er af te nemen. God wil de Helper van allen zijn die belijden Hem lief te hebben, wanneer ze in het geloof tot Hem willen komen, en, met een gevoel van hun eigen zwakheid, om Zijn kracht smeken. Wanneer ze zich van God losmaken, zal hun wijsheid dwaasheid blijken te zijn. Wanneer ze klein zijn in hun eigen ogen en zich geheel op hun God verlaten, zal Hij de arm zijn van hun kracht en zal succes hun daden bekronen; maar wanneer ze toelaten dat de geest zich losmaakt van God, dan komt Satan binnen, beheerst de gedachten en verderft het oordeel. USG1 602 1 Niemand verkeert in groter gevaar dan degene, die voelt dat hij zo vast staat als een rots. Juist dan gaan zijn voeten uitglijden. Verzoekingen zullen komen, de een na de ander en zo onmerkbaar zal hun invloed zijn op leven en karakter, dat, tenzij hij behoed wordt door goddelijke kracht, hij verdorven zal worden door de geest der wereld en aan de bedoelingen Gods niet zal beantwoorden. Al wat de mens heeft, heeft God hem gegeven en die zijn talenten gebruikt ter ere Gods, zal een instrument zijn om hef goede te doen; maar wij kunnen evenmin een godsdienstig leven leiden zonder aanhoudend gebed en het nakomen van onze godsdienstplichten als dat we physieke krachten kunnen ver-krijgen zonder voedsel voor het tijdelijke tot ons te nemen. Elke dag moeten we aanzitten aan Gods tafel. Willen we gevoed worden, dan moeten we kracht ontvangen van de levende Wijnstok. USG1 602 2 De weg, die sommigen gevolgd hebben, door een werelds beleid toe te passen om hun doel te bereiken, is niet in harmonie met de wil van God. Ze zien verkeerdheden, die correctie behoeven, maar ze willen geen berisping over hun eigen hoofd brengen, en inplaats van al die dingen moedig onder de ogen te zien, schuiven ze de last op de schouders van een ander en draaien hem met de moeilijkheden op, waar zij niets van moesten hebben en meestal wordt degene, die daarop wijst, met schele ogen aangezien. USG1 603 1 Broeders, ik smeek u alles wat ge doet, dat te doen, ziende op God. Laat Zijn kracht uw steun, Zijn genade uw sterkte zijn. Probeert door Bijbelstudie en oprecht gebed een helder begrip van uw plicht te krijgen om die dan trouw te vervullen. Het is noodzakelijk dat ge trouw in kleine dingen beoefent, en zo doende zult ge een onkreukbaar karakter verkrijgen, dat u geschikt maakt voor zwaardere verantwoordelijkheden. Aan die kleine incidenten van het leven-van-elke-dag schenken we doorgaans geen aandacht, maar hef zijn juist die dingen, die het karakter vormen. USG1 603 2 Elke gebeurtenis in het leven is toereikend voor het goede of het kwade. De geest moet dagelijks getoetst worden, opdat hij sterk wordt om tegen moeilijke omstandigheden opgewassen te zijn. In de dagen van beproeving en gevaar, zult ge kracht nodig hebben om voor het recht op te komen, ongeacht de bestaande tegenkrachten. USG1 603 3 God is bereid veel voor u te doen, indien ge maar wilt gevoelen hoe nodig gij Hem hebt. Jezus heeft u lief. Probeert altijd te wandelen in het licht van Gods wijsheid en rust onder alle veranderende levensomstandigheden niet tot ge weet dat uw wil in harmonie is met de wil van uw Schepper. Door geloof in Hem kunt ge kracht verkrijgen elke verzoeking van Satan te weerstaan, en zo kunt ge onder elke beproeving Gods in zedelijke kracht opwassen. USG1 603 4 Gij kunt mannen van verantwoordelijke posities en invloed worden wanneer ge, door de kracht van uw wil, verenigd met goddelijke sterkte, met hart en ziel in uw werk opgaat. Cultiveert de verstandelijke krachten en verwaarloost in geen geval de physieke. Laat intellectuele traagheid voor u de weg niet afsluiten naar meerdere kennis. Studeert en laat anderen van uw kennis profijt trekken opdat uw geest groeit, sterker wordt, en zich ontwikkelt. Denkt nooit, dat ge genoeg geleerd hebt en dat ge nu wel op uw lauweren kunt rusten. De gecultiveerde geest is de maatstaf van de mens. Uw scholing moet doorgaan tijdens uw gehele leven; elke dag moet ge leren en het geleerde beoefenen in de practijk. ------------------------Hoofdstuk 106--In Het Doolhof van Het Scepticisme USG1 604 1 Er is geen verontschuldiging voor twijfel of scepticisme. God heeft ruimschoots voorzieningen getroffen om het geloof van alle mensen te funderen, wanneer ze maar op de bewijsgronden willen steunen. Maar wanneer ze wachten tot elk ogenschijnlijk bezwaar weggenomen is, vóór ze geloven, dan zullen ze nooit gefundeerd, geworteld en gegrond worden in de waarheid. God zal nooit alle ogenschijnlijke moeilijkheden voor onze voeten wegnemen. Die willen twijfelen, kunnen de kans krijgen; die willen geloven, zullen volop bewijs vinden, waarop ze hun geloof kunnen baseren. USG1 604 2 De positie van sommigen is onverklaarbaar, zelfs voor henzelf. Ze raken op drift zonder een anker en drijven rond in de mist der onzekerheid. Satan grijpt al gauw het roer en voert het broze scheepje waar het hem gelieft. Ze worden onderworpen aan zijn wil. Hadden die zielen niet geluisterd naar Satan dan zouden ze door zijn drogredenen niet misleid zijn; hadden ze hun evenwicht gevonden aan de zijde van God, dan zouden ze niet in verwarring en op een dwaalspoor zijn gekomen. USG1 604 3 God en engelen slaan met intense belangstelling de ontwikkeling van het karakter gade en toetsen de morele waarde. Die Satans listen tegenstaan, zullen te voorschijn komen als goud, beproefd in het vuur. Die door de golven 1881, Vol. 4, blz. 583--586 (Positie en taak van het Sanatorium) der verleiding worden meegesleurd, beelden zich in, zoals Eva, dat ze buitengewoon wijs worden, uitgroeiende boven hun onwetendheid en benepen inzichten; maar, evenals zij, zullen ze ervaren hoe droevig ze misleid zijn. Ze hebben naar schaduwen gegrepen, door at te gaan op broos, menselijk oordeel inplaats van op hemelse wijsheid. Een klein beetje kennis heeft hen ver-waand gemaakt. Een dieper en meer gedegen kennis van zichzelven en van God zou van hen weer mensen maken met een gezond verstand en zou hen plaatsen aan de kant van de waarheid, van engelen en van God. USG1 605 1 Het woord van God zal een ieder van ons oordelen op de laatste, grote dag. Jonge mensen praten over wetenschap en zijn wijs boven hetgeen geschreven is; ze proberen de wegen en werken Gods te verklaren om aan hun eigen begrensd begrip tegemoet te komen; maar dat alles is een hopeloze mislukking. Ware wetenschap en Inspiratie zijn met elkander in volkomen harmonie. Valse wetenschap staat los van God. Dat is een vermetele domheid. Deze misleidende kracht heeft de geest van velen gekluisterd, en zij hebben de duisternis liever gehad dan het licht. Zij hebben zich gesteld aan de kant van het ongeloof, alsof twijfel een deugd was en een teken van een groot verstand; terwijl het juist het bewijs is van een verstand, te zwak en te begrensd om God op te merken in Zijn geschapen werken. Ze zouden de verborgenheid van Zijn voorzienigheid niet kunnen doorgronden, al studeerden ze ook met al hun kracht hun leven lang. En omdat de werken Gods door een sterfelijk verstand niet verklaard kunnen worden, komt Satan met zijn drogredenen om hen te verstrikken in de netten van het ongeloof. Wanneer deze twijfelaars in nauwe gemeenschap met God willen komen, zal Hij voor hun begrip Zijn bedoelingen duidelijk maken. USG1 605 2 Geestelijke dingen moeten geestelijk onderscheiden worden. Het vleselijke verstand kan deze verborgenheden niet omvatten. Wanneer sceptici en twijfelaars de grote bedrieger blijven volgen, zullen de impressies en overtuigingen van Gods Geest steeds minder worden, daarentegen de ingevingen van Satan menigvuldiger, totdat het verstand geheel en al door hem beheerst wordt. Wat deze verwarde geesten dan dwaasheid zal lijken, zal de kracht Gods zijn, en wat God als dwaasheid beschouwt, zal voor hen de bron der wijsheid zijn. USG1 606 1 Een van de grootste euvels, die gepaard gaan met het zoeken naar kennis, hef naspeuren der wetenschap, is, dat degenen, die deze onderzoekingen doen te vaak het goddelijke karakter van zuivere, onvervalste godsdienst niet meer kunnen onderscheiden. De wereldwijzen hebben geprobeerd op wetenschappelijke gronden de invloed van de Geest Gods op het hart te verklaren. De geringste vordering in deze richting zal de ziel brengen in de doolhof van het scepticisme. De godsdienst van de Bijbel is enkel de verborgenheid der godsvrucht; geen menselijk verstand kan dat ten volle begrijpen en voor het niet-wedergeboren hart is het absoluut onbegrijpelijk. USG1 606 2 De Zoon van God vergeleek de werkingen van de Heilige Geest met de wind, die "blaast waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, vanwaar hij komt, en waarheen hij gaat". Johannes 3 : 8. Dan lezen wij ook in de Heilige Schriften dat de Verlosser der wereld zich verheugde in de geest en zei: "Ik dank U, Vader, Here des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt dezelve de kinderkens geopenbaard". Mattheüs 11 : 25. USG1 606 3 De Heiland verheugde Zich dat het verlossingsplan dusdanig is, dat degenen, die wijs zijn naar hun eigen inzicht, die opgeblazen zijn door de leer van ijdele philosophie, de schoonheid, kracht, en verborgenheid van het Evangelie niet kunnen zien. Maar aan allen, die nederig zijn van hart, die een ontvankelijk, eerlijk, kinderlijk verlangen hebben de wil van hun hemelse Vader te kennen en te doen, is Zijn Woord geopenbaard als de kracht Gods tot hun zaligheid. ------------------------Hoofdstuk 107--De Invloed van Vrienden USG1 607 1 Op onze instellingen, waar velen moeten samenwerken, is de omgangsmvloed zeer groot. Het is een natuurlijke zaak om omgang te zoeken. Een ieder zal vrienden vinden of maken. En precies naar verhouding van de kracht der vriendschap, zal de sterkte van de invloed zijn, die vrienden op elkander zullen uitoefenen ten goede of ten kwade. Allen zullen kennissen hebben en zullen invloed uitoefenen en op hun beurt beïnvloed worden. USG1 607 2 Er is een geheimzinnige schakel, die de menselijke harten tezamen bindt, zodat de gevoelens, smaak en beginselen van twee personen in elkaar overgaan. De een neemt de geest van de ander over en doet hem ook in zijn wegen en daden na. Zoals was de afdruk van een stempel in zich opneemt, zo neemt de geest de indrukken in zich op van de omgang en vriendschap. De invloed zal men misschien niet opmerken, maar nochtans is deze er niet minder krachtig om. USG1 607 3 Indien de jeugd overtuigd kon worden omgang te zoeken met de reinen, de bedachtzamen en de vriendelijken, zou het effect zeer heilzaam zijn. Wanneer men omgang zoekt met hen, die de Here vrezen, zal de invloed de weg banen tot waarheid, tot plichtsgevoel, tot heiligheid. Een waarlijk Christelijk leven is een kracht ten goede. Maar daarentegen zullen zij, die omgang zoeken met mannen en vrouwen van twijfelachtige moraal, met slechte beginselen en gewoonten, al gauw dezelfde weg bewandelen. De neigingen van hét natuurlijke hart voeren naar beneden. Die vriendschap zoekt met de scepticus, zal al gauw sceptisch worden; die aansluiting zoekt bij de moreel laag staande, zal zeer zeker dezelfde geaardheid overnemen. Te wandelen in de raad der goddelozen is de eerste stap om te staan op de weg der zondaren 1881, Vol. 4, blz. 587--591 en te zitten in het gestoelte der spotters. USG1 608 1 Laten allen die een goed karakter willen vormen, omgang zoeken met hen die serieus en bedachtzaam zijn en die God willen dienen. Die de kosten berekend hebben en willen bouwen wat tegen de eeuwigheid bestand is, moeten voor hun bouwwerk goed materiaal gebruiken. Wanneer ze verrot hout accepteren, wanneer ze tevreden zijn met karaktergebreken, dan is het gebouw ten ondergang gedoemd. Laten allen goed acht geven, hoe ze bouwen. De storm der verleiding zal over het bouwwerk gaan, en wanneer het niet stevig en in het geloof, is gebouwd, zal het de toets niet doorstaan. USG1 608 2 Een goede naam is kostbaarder dan goud. De jeugd heeft de neiging omgang te zoeken met hen, die geestelijk en moreel op een lager peil staan. Welk wezenlijk geluk kan een jong iemand verwachten van een vrijwillige omgang met mensen, die wat gedachten, gevoelens en gedragingen betreft, laag staan aangeschreven? Sommigen zijn in gevoelens en gewoonten gedemoraliseerd, en allen die zulke vrienden zoeken, zullen hun voorbeeld navolgen. Wij leven in zulke gevaarlijke tijden dat aller harten daardoor van vrees bevangen moesten zijn. We zien zo velen dwalen door de doolhof van de twijfel. Dat vindt zijn oorzaak in onwetendheid, hovaardij, en een misvormd karakter. Nederigheid is een harde les voor de gevallen mens om te leren. Daar is iets in het menselijke hart, dat zich verzet tegen de geopenbaarde waarheid in zake onderwerpen gaande over God en zondaren, de overtreding van de goddelijke wet en de vergeving door Christus. WAAKT OVER DE GEEST USG1 608 3 Mijn broeders en zusters, oud en jong, wanneer ge eens een uurtje niets te doen hebt, opent dan de Bijbel en voedt de geest met zijn kostbare waarheden. Wanneer ge aan de arbeid zijt, waakt dan over de geest, laaf deze op God gericht zijn, praat minder, mediteert meer. Denkt er aan, "van elk ijdel woord, dat de mensen zullen gesproken hebben, zullen zij rekenschap geven in de dag des oordeels." Mattheüs 12 : 36. Past op uw woorden; deze moeten een gesloten deur zijn voor de vijand van zielen. Begint de dag met gebed; arbeidt als stond ge voor Gods aangezicht. Zijn engelen bevinden zich altijd aan uw zijde, noteren al uw woorden, uw gedragingen, en de wijze waarop ge uw werk doet. Indien gij uw oren stopt voor goede raad en liever omgang zoekt met hen, van wie gij met reden vermoedt dat ze voor godsdienst niets voelen, hoewel ze zich Christenen noemen, zult ge hen spoedig evenaren. Gij plaatst uzelve op de weg der verzoeking, op het slagveld van Satan, en zult, wanneer ge niet aanhoudend waakt, door zijn listen overwonnen worden. Er zijn mensen, die zich voor een korte tijd godsdienstig hebben voorgedaan, maar die, in alle opzichten en bedoelingen, zonder God zijn en zonder een gevoelig geweten. Naar hun aard zijn ze ijdel en nietsbeduidend; hun gesprekken zijn laag bij de grond. Ze denken alleen aan verloving en huwelijk en dat sluit alle hogere, edeler gedachten uit. VRIENDEN BEPALEN ONS LOT USG1 609 1 De vriendenkring, die de arbeiders zoeken, bepaalt hun lot voor deze wereld en de toekomende. Sommigen, die eens gewetensvolle en trouwe arbeiders waren, zijn helaas veranderd; ze hebben zich van God los gemaakt en Satan heeft ze naar zijn kant gelokt. Hun aard is nu ongodsdienstig en oneerbiedig en zij oefenen een invloed uit op anderen, die gemakkelijk te beïnvloeden zijn. Verkeerde vrienden doen afbreuk aan het karakter; het beginsel wordt ondermijnd. "Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden, maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden." Spreuken 13 : 20. USG1 609 2 De jonge mensen zijn in gevaar; maar hun ogen zijn verblind om de neigingen en de gevolgen van de weg, die zij volgen, te onderscheiden. Velen van hen brengen hun tijd zoek met flirten. Het lijkt wel of ze verdwaasd zijn. In heel die omgang is niets dat edel, waardig, of heilig is; gezien ze door Satan worden aangezet, is hun invloed hem welgevallig. Op waarschuwingen, die men zulke mensen geeft, slaan ze geen acht. USG1 610 1 Ze zijn koppig, eigengereid, wantrouwig. Ze denken dat die waarschuwing, raadgeving of berisping niet op hen van toepassing is. Wat ze doen verontrust hen niet. Voortdurend verwijderen ze zich verder van het licht en de liefde Gods. Eeuwige en heilige dingen kunnen ze niet meer onderscheiden en hoewel ze nog in hef gareel van de christelijke plichten meelopen, zijn ze in de kerkdiensten er met hun hart niet bij. Al te laat zullen deze misleide zielen leren dat "de poort eng, en de weg nauw is, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die dezelve vinden." Mattheüs 7:14. USG1 610 2 Woorden en daden en motieven staan alle opgetekend; maar hoe weinig realiseren deze oppervlakkige, verharde harten zich dat een engel Gods aantekening houdt van de wijze, waarop ze hun kostbare ogenblikken gebruiken. God zal elk woord en elke daad aan het licht brengen. Hij is overal aanwezig. Zijn boodschappers, hoewel niet te zien, zijn aanwezig in de werkplaats en in de slaapkamer. De verborgen werken der duisternis zullen aan het licht komen. De gedachten, de intenties en bedoelingen des harten zullen openbaar worden. Alle dingen zijn open en bloot voor de ogen van Hem, met Wie wij te doen hebben. MAKEN DAT ARBEID ADELT USG1 610 3 De arbeiders moeten Jezus met zich nemen in elke afdeling van hun werk. Wat ook gedaan wordt, moet gedaan worden met een nauwkeurigheid en gedegenheid, die een inspectie verdraagt. Het hart moet bij het werk zijn. Trouw is even noodzakelijk in de gewone plichten des levens als in die, waarmee grotere verantwoordelijkheden zijn verbonden. Sommigen kunnen gaan denken dat hun werk niet veel om het lijf heeft; maar het ligt er maar aan wat ze er van willen maken. Zij alleen zijn in staat hun emplooi op een lager of hoger peil te brengen. Wij wensen dat elke lanterfant gedwongen zal worden voor zijn dagelijks brood te zwoegen; want arbeid is een zegen, geen vloek. IJverige arbeid zal ons voor vele strikken van Satan behoeden, die "voor lege handen altijd nog wel een of ander kwaad weet te vinden". USG1 611 1 Niemand van ons zal zich voor zijn werk schamen, hoe nietig en onbetekenend dat ook lijkt. Arbeid adelt. Allen die arbeiden met hun hoofd of handen zijn arbeiders of arbeidsters. En allen doen hun plicht en doen hun godsdienst eer aan, of ze nu aan de wastobbe staan of het vaatwerk wassen of wel naar de kerkdienst gaan. Terwijl de handen bezig zijn met de gewoonste arbeid, kan door reine, heilige gedachten de geest verheven en veredeld worden. Wanneer er arbeiders zijn, die een gebrek aan eerbied voor alles wat de godsvrucht betreft aan de dag leggen, moeten ze uit het werk gehaald worden. Laat niemand zich inbeelden dat het instituut alleen door hem bestaat. USG1 611 2 Die lang aan onze instellingen verbonden zijn geweest, moesten nu arbeiders zijn met verantwoordelijkheidsgevoel, bruikbaar op elke plaats, zo ingesteld op hun plicht als de kompasnaald is op de pool. Hadden ze van hun kansen het juiste gebruik gemaakt dan zouden ze nu een harmonisch ontwikkeld karakter hebben en een diepe, levende ervaring in godsdienstige aangelegenheden. Maar enkelen van deze arbeiders zijn van God afgeweken. Het godsdienstige beleven laten ze los. Het is geen met hen verweven beginsel, dat zorgvuldig gecultiveerd wordt waar ze ook gaan, in welk gezelschap ze ook terecht komen, en dat een anker is voor hun ziel. Ik wens dat alle arbeiders eens goed nagaan dat succes in dit leven, en succes om het toekomende leven te gewinnen, grotendeels afhangen van trouw in kleine dingen. Die naar zwaardere verantwoordelijkheden verlangen, moeten trouw manifesteren in het doen van hun plichten waar God hen gesteld heeft. USG1 611 3 De volmaaktheid van Gods werk wordt even duidelijk gezien in het nietigste insect als in de koning der vogels. De ziel van het kindeke dat gelooft in Christus is even kostbaar in Zijn ogen als de engelen rondom Zijn troon. "Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is." Mattheüs 5 : 48. Zoals God volmaakt is in Zijn gebied, zo kan ook de mens volmaakt zijn in zijn gebied. Wat de hand vindt om te doen, moet gedegen en goed gedaan worden. Trouw en onkreukbaarheid in kleine dingen, het verrichten van kleine plichten en nietige daden der vriendschap, zullen de levensweg blijde en effen maken; en wanneer ons werk op aarde geëindigd is, zal een elk van die kleine trouw gedane plichten bijeen vergaderd worden als een kostbaar juweel voor God. ------------------------Hoofdstuk 108--De Triomferende Gemeente USG1 612 1 Tot de tijd dat Christus met macht en grote heerlijkheid zal verschijnen op de wolken des hemels, zullen de mensen in de geest meer ontaarden en zich van de waarheid keren tot fabelen. Nochtans zal de Gemeente zware tijden meemaken. Ze zal profeteren met zakken bekleed. Maar ofschoon ze met ketterijen en vervolgingen zal te kampen hebben, ofschoon ze moet strijden tegen de ongelovige en de afvallige, zal ze niettemin hef hoofd van Satan vermorzelen. De Here zal een volk hebben zo zuiver als goud en met een geloof zo vast als een rots van graniet. Ze zijn in de wereld Zijn getuigen, Zijn instrumenten om een bijzonder, een glorievol werk te doen in de tijd van Zijn voorbereiding. USG1 612 2 De Evangelieboodschap wint geen enkele ziel voor Christus, of baant zich haar weg tot een enkel hart, zonder het hoofd van Satan te verwonden. Wanneer een gevangene aan zijn greep wordt ontworsteld, bevrijd uit 1881, Vol. 4, blz. 594--596 (De Evangelisatiekringen) kluisters, leidt de tyran een nederlaag. De uitgevershuizen, de persen zijn middelen in Gods hand om aan elke taal en volk het kostelijke licht der waarheid te zenden. Tot zelfs in heidense landen breekt het licht door en doet afbreuk aan het bijgeloof en elke denkbare dwaling. USG1 613 1 Predikers die met volle ijver en ernst de waarheid verkondigd hebben, mogen afvallen en zich scharen in de gelederen onzer vijanden, maar verandert dit de waarheid Gods in een leugen? "Evenwel", zegt de apostel, "het vaste fundament Gods staat." 2 Timotheüs 2:19. Het geloof en de gevoelens van mensen mogen veranderen; maar nooit zal dat gebeuren met Gods waarheid. De derde engel-boodschap schalt alom; zij is onfeilbaar. USG1 613 2 Niemand kan God dienen, zonder boze mensen en boze engelen tegen zich in het harnas te jagen. Boze geesten zullen achter elke ziel aangaan, die zich wil scharen onder de banier van Christus, want Satan wil de hem ontnomen prooi terugkrijgen. Boze mensen zullen zo ver gaan dat ze grote misleidingen geloven, zodat ze vervloekt worden. Deze mensen zullen de kleren der oprechtheid aandoen, en, zo het mogelijk ware, de uitverkorenen misleiden. ZEKERHEID DER WAARHEID USG1 613 3 Zo zeker als God leeft, zo zeker hebben wij de waarheid; en Satan, met al zijn kunstgrepen en helse kracht, kan de waarheid Gods niet veranderen in een leugen. Terwijl de grote tegenstander al hef mogelijke zal proberen om het woord Gods van nul en gener waarde te maken, moet, als een brandende lamp, de waarheid voort gaan. USG1 613 4 De Here heeft ons uitverkoren en ons tot subjecten gesteld van Zijn wonderlijke genade. Zullen we ons laten verlokken door het gepraat van de afvalligen? Zullen we onze standplaats kiezen onder Satan en zijn heir? Zullen we ons scharen onder de overtreders van Gods wet? Laat veeleer dit ons gebed zijn: "Here, stel vijandschap tussen mij en de slang". Wanneer we in geen vijandige verhouding staan tot zijn werken der duisternis, zullen zijn machtige scharen ons omringen en op elk moment is zijn angel gereed om in ons hart te steken. We moeten in hem een doodsvijand zien. We moeten hem tegenstaan in Christus' naam. Ons werk gaat steeds vooruit. Wij moeten vechten om elke duim gronds. Laten allen die de naam van Christus aanroepen, zich bekleden met de wapenrusting der gerechtigheid. 1881, Vol. 4, blz. 628--648 ------------------------Hoofdstuk 109--Eenvoud in Kleding USG1 614 1 In Zijn Prediking op de Berg vermaant Christus Zijn volgelingen hun geest niet toe te staan, zich te verdiepen in aardse dingen. Duidelijk en klaar zegt Hij: "Gij kunt niet God dienen en de Mammon. Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? ', ‘ "En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; en Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest gelijk een van deze. ', ‘ Mattheüs 5 : 24, 25, 28, 29. USG1 614 2 Deze woorden houden zo heel veel in. Ze waren toepasselijk in de dagen van Christus, en ze zijn toepasselijk in onze tijd. Jezus constrasteert hier de natuurlijke eenvoud van de bloemen des velds met de gekunstelde versiering op de kleding. Hij verkondigt dat de heerlijkheid van Salomo de vergelijking niet kon doorstaan met een van de bloemen in haar natuurlijke lieflijkheid. Dit houdt een les in voor allen, die verlangen de wil van God te kennen en te doen. Jezus heeft de zorg en de toewijding 1881, Vol. 4, blz. 628--648 opgemerkt aan kleding besteedd, en heeft gewaarschuwd, ja bevolen, dat we ons daarin niet te veel verdiepen. Het is van het hoogste belang dat we nauwkeurig op Zijn woorden acht slaan. Salomo werd zo in beslag genomen door gedachten over uiterlijk vertoon, dat hij verzuimde zijn geest te ontwikkelen door een bestendige gemeenschap met de God der wijsheid. Volmaaktheid en schoonheid van karakter werden over ‘t hoofd gezien in zijn streven naar uiterlijke schoonheid. Hij verkocht zijn eer en onkreukbaarheid van karakter in zijn pogen om zichzelve voor de wereld te verheerlijken, en werd tenslotte een despoot, die zijn verkwisting mogelijk maakte door zware belastingen op het volk te leggen. Eerst werd hij verdorven van hart, toen viel hij van God af om tenslotte afgoden te gaan aanbidden. USG1 615 1 Wanneer we zien hoe onze zusters de eenvoud in de kleding loslaten, en een liefde koesteren voor de mode der wereld, wordt het ons zwaar om het hart. Wanneer ze die weg gaan bewandelen, keren ze zichzelven van God af en verwaarlozen de innerlijke versiering. Ze moeten zich niet de vrijheid veroorloven om de hun door God gegeven tijd te besteden aan onnodige versiering van hun kleding. Hoeveel beter zou die besteed kunnen worden aan het onderzoek der Schriften om aldus een gedegen kennis te verkrijgen van de profetieën en de practische lessen van Christus.... USG1 615 2 Het zou God behaaglijk zijn onze zusters gekleed te zien in een nette, eenvoudige tooi, ijverig bezig zijnde in Gods werk. In bekwaamheid schieten ze niet te kort en wanneer ze van de talenten, die ze alreeds hebben, een juist gebruik zouden maken, zouden ze voor hun taak groeien. Wanneer de tijd, die ze nu spenderen aan nodeloos werk, gewijd werd aan het onderzoeken van Gods woord en om dat aan anderen te verklaren, zou hun eigen geest verrijkt worden met juwelen der waarheid en zouden ze gesterkt en veredeld worden in hun pogen anderen een begrip te geven van de redenen van ons geloof. Waren onze zusters conscientieuze Bijbel-Christinnen, die elke kans aangrepen om anderen het licht te brengen, dan zouden we tal van zielen zien die de waar-heid aannamen enkel en alleen door hun zelfverlooche-nende arbeid. Zusters, in de tijd dat ieders lot in de weegschaal wordt gewogen, zal het dan voor u een ge-noegen zijn op uw leven terug te blikken, of zult ge bemerken dat de schoonheid van de uiterlijke mens werd nagestreefd, terwijl de innerlijke schoonheid der ziel bijna geheel werd verzuimd? USG1 616 1 Bezitten onze zusters niet voldoende ijver en zedelijke moed om zich zonder enige verontschuldiging te houden aan de richtlijnen van de Bijbel? De apostel heeft, alleszins duidelijke aanwijzingen op dit punt gegeven: "Ik wil dan. . . . dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of paarlen, of kostelijke kleding; maar (hetwelk de vrouwen betaamt, die de godvruchtigheid belijden) door goede werken." 1 Timotheüs 2 : 8-10. Door Zijn apostel verklaart de Here Zich duidelijk tegen het dragen van goud. Laten degenen met ervaring er op letten dat ze door hun voorbeeld anderen op dit punt niet op dwaalwegen brengen. Die ring aan uw vinger mag erg in ‘t oog vallen, maar het is onnodig, en het dragen daarvan oefent een slechte invloed uit op anderen. USG1 616 2 Vooral moeten de vrouwen van predikers attent zijn, dat ze niet afwijken van de duidelijke voorschriften van de Bijbel op dit punt ten aanzien der kleding. Velen be-schouwen deze inscherpingen als te ouderwets om daar nog notitie van te nemen; maar Hij, die ze aan Zijn dis-cipelen gaf, begreep de gevaren van de liefde voor kleding in onze tijd en liet ons deze waarschuwing horen. Zullen we op die waarschuwing acht slaan en wijs zijn? Buitensporigheid in kleding neemt voortdurend toe. Het einde is nog niet te zien. De mode verandert steeds, en onze zusters lopen er achter aan, zonder te zien op tijd of kosten. Het zou een heel bedrag zijn, aan kleding uitgegeven, wanneer dat eens aan God de Gever, werd teruggeschonken.... USG1 616 3 Diegenen onder de Sabbatvierders, die aan de invloed der wereld hebben toegegeven, zullen beproefd worden. We staan midden in de gevaren van het laatste der dagen, en er zal een bezoeking komen over Gods belijdend volk, zoals velen niet verwacht hebben. De oprechtheid van hun geloof zal beproefd worden. Velen doen met wereldse mensen mee wat betreft hovaardij, ijdelheid en het najagen van vermaak en vleien zich-zelven, dat ze dit wel kunnen doen en dan toch Christenen zijn. Maar juist dat hieraan toegeven voert hen van God af en maakt van hen kinderen der wereld. Christus heeft ons niet zo ', n voorbeeld gegeven. Alleen zij die het eigen-ik verzaken en een leven leiden van soberheid, nederigheid en heiligheid, zijn ware navolgers van Jezus; en dezen voelen zich niet thuis in het gezelschap van wereldse mensen. USG1 617 1 Velen kleden zich als de wereld om invloed te hebben op ongelovigen, maar hierin vergissen ze zich deerlijk. Willen ze dat er een zuivere, reddende invloed van hen uitgaat, laten ze dan uitleven wat ze belijden, hun geloof tonen door goede werken en duidelijk de scheidingslijn laten zien tussen de Christen en de wereldling. De woorden, de kleding, de daden moeten van God getuigen. Dan zal op allen om hen heen een heilige invloed uitge-oefend worden en zelfs ongelovigen zal het opvallen dat ze met Jezus verkeerd hebben. Wanneer sommigen wensen dat hun invloed getuigt ten gunste der waarheid, laten ze dan uitleven wat ze belijden, aldus het nederige Voorbeeld navolgend. USG1 617 2 Hovaardij, domheid, en dwaasheid zijn constante gezellen. De Here is misnoegd over de hovaardij, die onder Zijn belijdend volk heerst. Hij wordt onteerd door hun navolgen van de ongezonde, onwelvoeglijke, en kostbare modes van deze ontaarde eeuw. USG1 617 3 De mode beheerst de wereld; en ze is een tyrannieke meesteres, die vaak haar aanhang dwingt om zich de grootste ongemakken en lasten op te leggen. De mode legt een zware belasting op zonder reden en jaagt iemand genadeloos op kosten. Ze oefent een fascinerende macht uit en staat gereed de armen te becritiseren en belachelijk te maken, wanneer ze niet in haar kielzog varen wat ‘t ook kost, zelfs al moest dat hun leven zijn. Satan triomfeert, gezien zijn listen zo ', n succes hebben, en de Dood lacht om de gezondheidvernielende dwaasheid en blinde ijver van de aanbidders van de mode-afgod ... USG1 618 1 Het is een schande voor onze zusters dat ze hun heilig karakter en hun plicht tegenover God zo vergeten, door de modes van de wereld na te volgen. We hebben daarvoor geen enkele verontschuldiging, behalve dan de perversiteit van ons eigen hart. Door zo ', n handelwijze breiden we onze invloed niet uit. Het is zo in strijd met onze geloofsbelijdenis dat het ons in de ogen der wereldlingen belachelijk maakt. USG1 618 2 Menige ziel, die overtuigd was van de waarheid, is er toe gekomen die toch te verwerpen en wel door de hovaardij en liefde voor de wereld, aan de dag gelegd door onze zusters. De gepredikte leer scheen duidelijk en harmonisch, en de hoorders gevoelden dat, door de waarheid aan te nemen, er een zwaar kruis te dragen viel. Wanneer deze mensen dan onze zusters zagen, met zo ', n opschik in hun kleding, hebben ze gezegd: "Die mensen kleden zich net als wij. Ze kunnen niet waarachtig geloven wat ze belijden, en, per slot van rekening, moeten ze misleid zijn. Wanneer ze werkelijk geloofden dat Christus spoedig te komen stond, en over het lot van elke ziel beslist zou worden óf ten eeuwige leven, óf ten dood, dan konden ze geen tijd en geld besteden om zich naar de bestaande modes te kleden." Hoe weinig hebben deze uiterlijk gelovende zusters een vermoeden gehad van de preek, die hun kleding verkondigde! USG1 618 3 Onze woorden, onze daden, en onze kleding zijn dagelijkse, levende predikers, met Christus vergaderend, of verstrooiend. Dit is geen doodgewone zaak, om zich daar met een grap af te maken. Het onderwerp aangaande de kleding vraagt serieuze overdenking en veel gebed. Tal van ongelovigen hebben aangevoeld dat ze niet goed deden door zichzelven zo tot slaven van de mode te maken, maar wanneer ze zien dat sommigen, die de mond vol hebben over godsvrucht, gekleed gaan als wereldse mensen, en frivool gezelschap zoeken, komen ze tot het besluit dat er in zo ', n handelwijze toch niets verkeerds zit. USG1 619 1 "Wij zijn ', ', , zei de geïnspireerde apostel, "een schouwspel geworden der wereld, en der engelen, en der mensen". 1 Korinthe 4:9. De gehele hemel let op de dagelijkse invloed, die de belijdende navolgers van Christus op de wereld uitoefenen. Mijn zusters, uw kleding getuigt óf ten gunste van Christus en de geheiligde waarheid, óf ten gunste van de wereld. USG1 619 2 Het is absoluut niet onze bedoeling zorgeloosheid in kleding aan te moedigen. Laaf de kledij welvoeglijk en bevallig zijn. Een eenvoudig katoentje kan er gepast en netjes uitzien. Zijn er geen stroken, dan kan de draagster niet enkel uitsparen door het zelf te maken, maar ze bespaart ook geld door het zelf te wassen en te strijken. Gezinnen leggen zich zware lasten op door hun kinderen naar de mode te laten gekleed gaan. Wat een tijdverspilling! De kleinen zouden er aardig uitzien in een pakje of jurkje zonder een enkele plooi of versiersel, als het maar netjes en helder wordt gehouden. Het is zo ', n bagatel om een dergelijk kledingstuk te wassen en te strijken dat de arbeid niet als een last wordt gevoeld. USG1 619 3 Waarom willen onze zusters God beroven door hun taak voor Hem niet te doen en Zijn schathuis beroven van het geld dat ze voor Zijn werk moesten geven, door de modes van deze tijd na te volgen? De eerste en zorgvuldigste gedachten worden bepaald bij de kleding; tijd wordt vermorst en geld verspild. De cultivering van de geest en het hart wordt verwaarloosd. Het karakter wordt van minder belang beschouwd dan de kleding. Het versiersel van een stille, rustige geest is van oneindige waarde, en het is de dwaasheid ten top om onze kansen tot het verkrijgen van dit kostelijke versiersel der ziel te verspelen door ijdele gedragingen. USG1 619 4 Zusters, wanneer we willen, kunnen we voor God een edel werk doen. De vrouw kent haar eigen kracht niet. Het was niet Gods bedoeling dat haar kundigheden geheel zouden opgaan in problemen als: Wat zal ik eten? Waf zal ik drinken? en waarmee zal ik mij kleden? Er was een hogere opzet voor de vrouw weggelegd, een meer verheven bedoeling. Ze moet haar krachten ontwikkelen en cultiveren, want God kan die gebruiken in het grote werk om zielen te redden van een eeuwige ondergang.;.. USG1 620 1 Maar het grootste kwaad is de invloed op de kinderen' en opgroeiende jeugd. Bijna zo gauw als ze in de wereld gekomen zijn, zijn ze onderworpen aan de eisen van de mode. Kleine kinderen horen meer spreken over hun kleding dan over hun zaligheid. Ze zien hun moeders meer verdiept in de modebladen dan in de Bijbel. Er worden meer bezoeken gebracht aan de manufacturier en de modiste dan aan de kerk. Het uiterlijk vertoon in de kleding wordt van meer belang geacht dan het ver-siersel des karakters. Boze woorden vallen wanneer de mooie kleren zijn vuil gemaakt en het kind wordt kribbig en prikkelbaar onder al die aanhoudende verboden. USG1 620 2 Een misvormd karakter verontrust de moeder niet zo erg als een vuilgemaakt kledingstuk. Het kind hoort meer van kleding dan van deugd, want de moeder is meer vertrouwd met de mode dan met haar Heiland. Haar voorbeeld omgeeft de jeugd te vaak met een giftige atmosfeer. De ondeugd, vermomd in het kleed der mode, voert zichzelve binnen in de kinderkring. USG1 620 3 Eenvoud in de kleding zal een practische vrouw op haar best doen schijnen. Wij beoordelen iemands karakter naar de wijze hoe hij gekleed gaat. Een opzichtige verschijning verraadt ijdelheid en zwakheid. Een zedige, godvruchtige vrouw zal zedig gekleed gaan. Een verfijnde smaak, een gecultiveerde geest, zal geopenbaard worden in de keuze van een eenvoudige en gepaste kledij. USG1 620 4 Er is een versiersel, dat nooit zal vergaan, dat het geluk van allen rondom ons heen in dit leven zal bevorderen, en in de onsterfelijke toekomst zal schijnen met niet te doven luister. Dat is het versiersel van een zachte, nederige geest. God heeft ons gevraagd om de ziel met de rijkste kleding te bekleden. Bij iedere blik in de spiegel moesten de aanbidders der mode herinnerd worden aan de verwaarloosde ziel. Elk uur, verkwist aan het toilet, moest voor hen een berisping inhouden dat ze het intellect braak laten liggen. Dan zou er een hervorming plaats vinden, die de gehele opzet en alle bedoelingen des levens zou verheffen en veredelen. Inplaats van naar gouden versierselen te zoeken voor het uiterlijk, moest ernstig gestreefd worden om die wijsheid te verkrijgen, die kostbaarder is dan fijn goud, ja, kostbaarder dan robijnen. USG1 621 1 Die neerknielen voor het altaar der mode, zijn betrekkelijk zwak van karakter en hebben maar weinig physieke energie. Ze hebben zich geen hoog doel gesteld, en in hun leven hebben ze niets waardevols bereikt. Overal ontmoeten we vrouwen, wier hart en geest geheel geabsorbeerd zijn in hun liefde voor kleding en opschik. De ziel van de vrouwen in . ', t algemeen verschrompelt en wordt gekleineerd, en haar gedachten zijn ingesteld op haar armzalig, verachtelijk eigen-ik. Toen een modieus geklede jonge dame op straat aan tal van heren voorbij ging, vroeg een van hen enkele inlichtingen aangaande haar. Hef antwoord was: "In het huis van haar vader is zij een prachtig versiersel, maar overigens is ze van geen nut". Het is betreurenswaardig dat zij, die belijden Christus' discipelen te zijn, het als iets verhevens beschouwen de kleding en de manieren van deze nutteloze modepoppen na te bootsen. USG1 621 2 Petrus gaf waardevolle aanwijzingen aangaande de kleding van Christelijke vrouwen: "Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des haars en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken; maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God. Want alzo versierden zichzelven ook de vrouwen, die op God hoopten". 1 Petrus 3 : 3--5. Al waar wij op aandringen, is het inwilligen van de bevelen van Gods woord. Zijn we Bijbellezers en navolgers van de onderwijzingen des Bijbels? Zullen we God gehoorzamen, of de gewoonten der wereld gelijkvormig worden? Zullen we God dienen of de mammon? Kunnen we verwachten de vrede des geestes en het welbehagen Gods te genieten, wanneer onze wandel lijnrecht ingaat tegen de beleringen van Zijn woord? USG1 622 1 Paulus vermaant de Christenen de wereld niet gelijkvormig te worden, maar veranderd te worden door de vernieuwing des gemoeds "opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke, en volmaakte wil van God zij". Romeinen 12:2. Maar velen, die belijden kinderen Gods te zijn, voelen helemaal geen gemoedsbezwaren wanneer ze de wereldse gewoonten navolgen door het dragen van goud en paarlen en kostelijke op-schik. Die te nauwgezet zijn om deze dingen te dragen, worden beschouwd als kleingeestig, bijgelovig, en zelfs fanatiek. Maar het is God, die Zich verwaardigt ons deze instructies te geven; het zijn de uitingen van Oneindige Wijsheid, en die dat veronachtzamen, doen dat tot hun eigen gevaar en nadeel. Wier hart uitgaat naar de opschik, verboden in Gods Woord, geven zich over aan hovaardij en ijdelheid. Ze willen de aandacht trekken. Hun kleding zegt: Zie naar mij, bewonder mij. Door zich aanhoudend daaraan over te geven, groeit de ijdelheid. Wanneer de geest zich instelt om alleen God te behagen, verdwijnen al die onnodige versierselen van de persoon. USG1 622 2 De apostel plaatst de uiterlijke opschik in directe tegenstelling met een zachtmoedige en stille geest, en getuigt dan van de vergelijkende waarde van dit laatste: "die kostelijk is voor God". Er is een absolute tegenstelling tussen de liefde voor uiterlijke versierselen en de genade van een zachtmoedige, stille geest. Alleen wanneer we in alle dingen de wil van God gelijkvormig willen worden, zullen vreugde en blijdschap in de ziel wonen. USG1 622 3 Verlangen naar kleding brengt de zeden in gevaar en maakt van de vrouw het tegengestelde van een Christin, wier karakter zich kenmerkt door ingetogenheid en soberheid.... USG1 622 4 Christus schaamt Zich over Zijn belijdende navolgers Waarin vertonen wij met Hem enige gelijkenis? Waarin beantwoordt onze kleding aan de Bijbelse eisen? Ik voel er niets voor dat de zonden van het volk op mij rusten, en ik wil de bazuin een zeker geluid doen horen. Jaren lang heb ik aangaande dit onderwerp een duidelijk, omlijnd getuigenis uitgedragen, gedrukt zowel als van de kansel. Ik heb niet geschuwd de gehele zienswijze Gods openbaar te maken. Ik moet rein zijn van het bloed van allen. Het feit dat wereldsgezindheid en hovaardij bijna algeheel de boventoon voeren, is geen excuus voor een Christen om als anderen te doen. God heeft gezegd: "Gij zult de menigte tot boze zaken niet volgen". Exodus 23 : 2. USG1 623 1 Mijn zusters, speelt niet langer met uw eigen zielen en met God. Mij is getoond dat de hoofdoorzaak van uw verslapping in de waarheid uw liefde voor kleding is. Dit leidt tot het verwaarlozen van ernstige verantwoordelijkheden en op ‘t laatst zult ge geen sprankje van Gods liefde in uw hart terugvinden. Herziet zonder uitstel die oorzaak van uw geestelijke verslapping, omdat het zonde is tegen uw eigen ziel en tegen God. Wordt niet verhard door de misleidingen van de zonde. Mode doet afbreuk aan het intellect en vreet aan de geestelijke gesteldheid van ons volk als een kanker. Het navolgen van de mode dringt zich meer en meer in in onze Zevende-Dags Adventistengemeenten en dat is bovenal machtig om ons volk van God fe scheiden. Mij is getoond dat onze kerkelijke voorschriften maar zeer gebrekkig zijn. Al die uiterlijke opschik in de kleding, verboden in Gods Woord, geeft voldoende aanleiding tot kerkelijke tucht. Wanneer men, ondanks waarschuwingen en beroepen en smekingen, blijft doorgaan de perverse wil te volgen, mag daf als een bewijs beschouwd worden, dat in geen enkel opzicht het hart gemeenschap heeft met Christus. Het eigen-ik, en het eigen-ik alleen, is het object van aanbidding, en iemand, die zich zo als Christen voordoet, zal velen van God afleiden. USG1 623 2 Op ons als volk rust een vreselijke zonde, dat we onze kerkleden toegestaan hebben zich te kleden op een wijze, die niet in harmonie is met ons geloof. Daartegen moeten wij zonder uitstel in verzet komen en de deur sluiten voor de verlokkingen van de mode. Doen we dit niet, dan zullen onze gemeenten meer en meer demoraliseren. ------------------------Hoofdstuk 110--De Trouwring USG1 624 1 Sommigen liepen met gedachten rond aangaande hef dragen van een trouwring, menende dat de vrouwen van onze geestelijken met deze gewoonte moesten meedoen. Dat alles is onnodig. Laten de predikantsvrouwen in het bezit zijn van de gouden schakel, die hun zielen verbindt met Jezus Christus, namelijk een rein en heilig karakter, de ware liefde en zachtmoedigheid en godsvrucht, die de vrucht zijn, hangende aan de Christelijke boom, en hun invloed zal zich overal doen gelden. Het feit, dat het negéren van de gewoonte aanleiding geeft tot open aanmerkingen, is geen gegronde reden om die aan te nemen. Amerikanen kunnen hun standpunt verdedigen door duidelijk te verklaren dat de gewoonte in ons land niet als verplicht wordt beschouwd. Wij behoeven het kenmerk niet te dragen, want wij zijn niet ontrouw aan onze huwelijksgelofte, en het dragen van de ring zou helemaal geen bewijs zijn dat we wel trouw waren. Ik voel mij verontrust over dit gistend proces, dat door onze rijen doorgaat, om maar mee te doen met gewoonte en mode. Geen cent moet besteed worden aan een ringetje van goud om te laten zien dat we getrouwd zijn. In landen, waar deze gewoonte heersend is, voelen we ons Geschreven van uit Australië, 1892, Testimonies to Ministers and Gospel Workers, blz. 180, 181. niet geroepen diegenen die hun trouwring dragen, te veroordelen; laten ze dat doen wanneer het met het geweten in overeenstemming is; maar laten onze zendelingen niet het gevoel hebben dat het dragen van de ring hun invloed met een tittel of jota zal doen toenemen. Zijn ze Christenen, dan zal dat openbaar worden in de Christusgelijkvormigheid van hun karakter, in hun woorden, in hun werken, in het gezin, in de omgang met anderen; het zal aan de dag komen door hun geduld, hun lijdzaamheid en vriendelijkheid. Zij zullen de geest van de Meester manifesteren, zij zullen Zijn karakterschoonheid, Zijn vriendelijke geaardheid, Zijn medelevend hart bezitten. ------------------------Hoofdstuk 111--Karaktervorming USG1 625 1 Een sterk karakter bestaat uit twee dingen -- de kracht van de wil en de kracht der zelfbeheersing. Vele jonge mensen vergissen zich door sterke, onbeheerste drift voor karaktersterkte aan te zien; maar de waarheid is, dat hij, die zich door zijn driften laat beheersen, een zwakkeling is. De ware grootheid en adel van de mens wordt gemeten door de kracht der gevoelens, die hij tot onderwerping brengt, niet door de kracht der gevoelens, die hem tot onderwerping brengen. De sterkste mens is hij, die, hoewel licht ontvlambaar, zijn driften beheerst en zijn vijanden vergeeft. Zulke mensen zijn ware helden. USG1 625 2 Velen hebben zulke geringe denkbeelden van wat zij kunnen bereiken, dat ze altijd maar laag bij de grond blijven, terwijl wanneer zij de krachten wilden toepassen, 1881, Vol. 4, blz. 656, 657 (Verantwoording u n God) die God hun gegeven heeft, zij een edel karakter zouden ontwikkelen en een invloed uitoefenen, die zielen voor Christus zou winnen. Kennis is macht, maar intellectuele bekwaamheid, zonder de goedheid des harten, is een macht ten kwade. USG1 626 1 God heeft ons onze intellectuele en zedelijke krachten gegeven, maar in zeer grote mate is elk persoon de architect van zijn eigen karakter. Elke dag wordt het bouwwerk hoger opgetrokken. Hef Woord Gods waarschuwt ons, dat we terdege opletten, hoe we bouwen en toe te zien dat ons bouwwerk gefundeerd is op de Rots. der eeuwen. De tijd nadert, waarin ons werk geopenbaard zal staan zoals het is. Nu is hef voor allen de tijd, om de krachten te cultiveren, die God hun gegeven heeft, opdat ze een karakter mogen vormen tot nut aan deze, en tot een hoger leven aan gene zijde. USG1 626 2 Elke levensdaad, hoe onbelangrijk ook, heeft haar invloed op de karaktervorming. Een goed karakter is kostbaarder dan wereldse bezittingen, en de arbeid in de vorming daarvan, is de verhevenste waaraan men kan deelnemen. USG1 626 3 Karakters, die door omstandigheden worden gevormd, zijn veranderlijk en onharmonisch een vat vol tegenstrijdigheden. De bezitters daarvan hebben geen hoge wensen of levensdoel. Zij oefenen geen veredelende invloed uit op de karakters van anderen. Ze hebben geen doel en ze hebben geen kracht. USG1 626 4 De korte spanne des levens, die ons hier wordt gegund, moet met wijsheid worden gebruikt. God wil dat Zijn gemeente een levende, toegewijde, werkende gemeente is. Maar ons volk, als een geheel, is daar nu nog ver van verwijderd. God vraagt om sterke, kloeke zielen, om actieve, levende Christenen, die het ware Voorbeeld navolgen en die een krachtige invloed voor God en de waarheid willen uitoefenen. De Here heeft ons de meest belangrijke en plechtige waarheden als een geheiligd goed toevertrouwd, en we moeten hun invloed op ons leven en karakter laten zien USG1 627 1 Op de Olympische spelen, waarnaar Paulus ons verwijst, werd van hen, die aan de wedstrijden deelnamen, vereist dat ze zich aan de strengste voorbereidingen onderwierpen. Maanden lang werden zij door oefenmeesters getraind om hun lichaam krachtig en lenig te maken. Zij mochten alleen dat voedsel gebruiken, dat het lichaam in de gezondste toestand zou houden en hun kleding was dusdanig dat elk orgaan en elke spier zich vrij kon bewegen. USG1 627 2 Wanneer nu diegenen, die aan een wedloop deelnamen om aardse eer te behalen, aan zo ', n strenge tucht onderworpen werden om succes te behalen, hoeveel te meer is het dan noodzakelijk voor hen, die aan Gods werk deelnemen, om terdege gedisciplineerd en voorbereid te zijn, willen ze daarin successen verkrijgen! Hun voorbereiding moet zoveel beter zijn, hun ijver en zelfverloochenende inspanning zoveel groter dan van hen die naar wereldse eer streven, als hemelse dingen van meer waarde zijn dan aardse. De geest en de spieren moeten getraind worden met de meeste ijver en vol-hardende inspanning. De weg tot succes is geen effen baan, waarover we in de beste rijtuigen zonder schokken gedragen worden, maar het is een ruwe weg vol oneffenheden en obstakels die alleen door zware, geduldige arbeid kunnen overwonnen worden. -- 1889, Vol. 5, blz. 552. USG1 627 3 Hoe weinig weten we af van de invloed, die onze daden zullen hebben op de toekomst van onszelven en van anderen. Velen denken dat het van weinig belang is, wat ze doen. Ze zullen er geen nadeel van ondervinden wanneer ze naar dat concert gaan of met de wereld meedoen in dat amusement, wanneer hun hart daar naar uit-gaat. Zo leidt en beheerst Satan hun verlangens en ze zien niet in dat de gevolgen zeer belangrijk kunnen zijn. Dat kan de schakel zijn in de ketting der gebeurtenissen, die een ziel kluistert in de strikken van Satan en oorzaak wordt van zijn eeuwige verdoemenis. USG1 627 4 Elke daad, hoe klein ook, heeft haar plaats in het grote levensdrama. Gaat maar eens na dat een simpele bevrediging van de begeerte, de zonde met haar vreselijke gevolgen in de wereld bracht. Onheilige huwelijken van de zonen Gods met de dochteren der mensen resulteerden in een afval, die uitliep op de verwoesting der wereld door een zondvloed. De beuzelachtigste daad van zelfbevrediging is uitgelopen op grote revoluties. En heden is hef precies eender. Maar weinigen handelen omzichtig. Evenals de kinderen Israëls, willen ze geen acht slaan op de raadgevingen, maar volgen hun eigen neigingen. Ze zoeken contact met een werelds element en gaan naar uitvoeringen waar ze de aandacht trekken en zo brengen ze zichzelven en anderen op een verkeerd spoor. Wat eens gedaan is, zullen zij en anderen nogmaals doen. Elke stap die ze doen, laat een blijvende indruk na, niet alleen op hun eigen geweten en gewoonten, maar op die van anderen. Dit te overdenken geeft zo ', n grote waardigheid aan het menselijke leven. -- 1882, Vol. 5, blz. 92, 93. USG1 628 1 Wij zullen, een ieder persoonlijk, voor tijd en eeuwigheid zijn, wat onze gewoonten van ons maken. Het leven dergenen, die goede gewoonten aankweken, en die trouw hun plichten doen, zal zijn als een schijnend licht, dat de weg van anderen helder verlicht; maar wanneer gewoonten ten aanzien van ontrouw worden gekoesterd, wanneer men lakse, trage, nalatige gewoonten aankweekt, zal een duisternis, sterker dan in het middernachtelijk uur, de vooruitzichten in dit leven omhullen en de persoon voor altijd van het toekomstige leven uitsluiten. -- 1880, Vol. 4, blz. 452. USG1 628 2 De gehele Bijbel is een openbaring van de heerlijkheid Gods in Christus. Aangenomen, geloofd en gehoorzaamd is hij het machtigste instrument in de karakterhervorming. En ook het enige, zekere middel tot intellectuele beschaving. -- 1904, Vol. 8, blz. 319. USG1 628 3 De godsdienst van Christus brengt de ontvanger nooit op een lager niveau. Dat maakt hem nooit grof of ruw, onbeleefd of opgeblazen, driftig of verhard. Integendeel, dat verfijnt de smaak, heiligt hef oordeel, en loutert en veredelt de gedachten, waar deze gevangen geleid worden tot gehoorzaamheid aan Christus. Gods ideaal voor Zijn kinderen gaat hoger dan de hoogste menselijke gedachte kan reiken. In Zijn heilige wet heeft Hij een transcriptie gegeven van Zijn karakter. -- 1904, Vol. 8, blz. 63. USG1 629 1 Het ideaal van een Christelijk karakter is Christusgelijkvormigheid. Voor ons uit is een weg geopend tot constante vooruitgang. We hebben een doel te winnen, een maatstaf te bereiken, dat alles inhoudt waf goed en rein en edel en verheven is. Daar moet een aanhoudend streven en constante vooruitgang zijn, voorwaarts en opwaarts naar de volmaaktheid van karakter. -- 1904, Vol. 8, blz. 64.