Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 2

Afgunst en Kritiek

[ AUDIO ]

Afgunst is niet enkel een slechte gehumeurdheid, maar als het ware een ziekte die al de vermogens aantast. Het begon met Satan. Hij wilde de eerste zijn in de hemel, en omdat hij niet al de macht en heerlijkheid kon verkrijgen die hij zocht, kwam hij in opstand tegen de heerschappij van God. Hij werd jaloers op onze stamouders, verleidde hen tot zonde en bracht hen aldus met de gehele mensheid tot de ondergang.

De jaloerse mens sluit zijn ogen voor de goede eigenschappen en nobele daden van anderen. Hij staat altijd klaar om wat goed en uitstekend is af te kammen. Vaak belijden mensen hun eigen fouten of verdragen die van anderen, maar van een jaloers iemand kan men weinig verwachten. Wanneer iemand jaloers is op een ander, houdt dit in dat deze boven hem verheven is, en dan is de hovaardij een beletsel voor elke tegemoetkoming. Wordt een poging gedaan om die jaloerse persoon van zijn zonde te overtuigen, dan wordt zijn stemming nog meer verbitterd tegen het mikpunt van zijn boos hu-meur, en is hij helaas maar al te vaak niet te genezen.

Waar de naijverige ook gaat, spuwt hij zijn gif uit, vervreemdt de vrienden van zich en verwekt haaf en opstand tegen God en de mens. Hij probeert anderen wijs te maken dat hij de allerbeste is, niet door in alles een grote zelfverloochening aan de dag te leggen, maar door zich voor te doen zoals hij is en de verdiensten van het werk van anderen te verkleinen....

Van de tong die zich verlustigt in kwaadspreken, de lasterende tong, die zegt: Vertel het mij maar, dan zal ik het overal rondbazuinen, zegt de apostel Jacobus dat ze ontstoken wordt door de hel. Aan alle kanten wordt 1882, Vol. 5, blz. 56--59 (Belangrijk getuigenis) brand gesticht. Wat kan het iemand die anderen bekletst, schelen of hij een onschuldige in zijn goede naam aantast? Hij zal met zijn boos werk niet ophouden, al vernietigt hij ook de hoop en moed in hen die reeds onder hun lasten zwaar gebukt gaan. Hij gaat alleen op in zijn hunkeren naar schandaaltjes. Zelfs belijdende Christenen sluiten hun ogen voor alles wat zuiver, edel, eerlijk en beminnenswaard is, en verzamelen wat verwerpelijk en onaangenaam is om dat aan de wereld over te brieven.

DENKT GOED VAN ALLE MENSEN

Wanneer we luisteren naar een smaad tegen onze broeder, dan nemen we die smaad in ons hart op. Op de vraag: "Here, wie zal verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op de berg Uwer heiligheid?" antwoordde de Psalmist: "Die oprecht wandelt en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart geen kwaad spreekt; die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezel geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste". Psalm 15:1--3.

Wat een wereld vol geklets zou vermeden worden, wanneer een ieder zou bedenken, dat zij die hem de fouten van anderen overbrieven, ook eveneens zijn fouten zullen rondbazuinen, wanneer de kans zich maar voordoet. We moeten er naar streven goed te denken van alle mensen, vooral van onze broeders en zusters, tenzij we gedwongen worden onze gedachten te herzien. We moeten aan al die boze aantijgingen niet te gauw geloof hechten. Die zijn zo vaak het resultaat van naijver of wanbegrip, of ze kunnen het gevolg zijn van overdrijving of van een gedeeltelijke blootlegging der feiten. Biedt men eenmaal plaats aan jaloersheid en achterdocht, dan zal zich dat verspreiden gelijk de pluisjes van de distel. Komt een broeder op een dwaalweg, dan is het de tijd om uw wezenlijke belangstelling voor hem te tonen. Ga in alle vriendelijkheid naar hem toe, bid met en voor hem, en wijs hem op de oneindige prijs die Christus betaald heeft voor zijn verlossing. Zo kunt u een ziel van de dood redden en een menigte van zonden bedekken.

Een blik, een woord, ja zelfs de klank van de stem, kan vitaal verband houden met de leugen, en als een scherpe pijl in iemands hart zinken om daar een ongeneeslijke wonde te veroorzaken. Zo kan door een verdachtmaking een blaam geworpen worden op iemand door wie God een goed werk wilde verrichten, waardoor zijn invloed wordt te niet gedaan, en zijn bruikbaarheid wordt vernietigd. Het komt onder sommige diersoorten voor, dat wanneer één uit de kudde gewond wordt en neervalt, de anderen uit de kudde op hem aanstormen en in stukken scheuren. Aan diezelfde wrede geest geven mannen en vrouwen die de naam van Christus dragen zich over. Zij leggen een Farizeeïsche ijver aan de dag om anderen die minder schuldig zijn dan zijzelf, te stenigen. Er zijn dezulken die wijzen op andermans fouten en gebreken om de aandacht van hun eigen fouten af te leiden of om anderen te doen geloven dat ze zo ijveren voor God en de Gemeente.