Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 25

De Gemeente Het Licht der Wereld

[ AUDIO ]

De Here riep Zijn volk Israël tot aanzijn en scheidde hen af van de wereld, opdat Hij hun een geheiligde waarheid kon toevertrouwen. Hij stelde hen tot bewaarders van Zijn wet en het was Zijn opzet door hen de kennis van Hemzelf onder de mensen in stand te houden. Door hen moest het licht des hemels schijnen tot in de donkerste plaatsen der aarde en een stem moest gehoord worden die een beroep deed op al de volken om zich van hun afgodendienst af te keren ten einde de levende en ware God te dienen. Waren de Hebreeërs trouw geweest aan hun opdracht, dan zouden ze een macht in de wereld geweest zijn. God zou hun burcht geweest zijn en Hij zou hen verheven hebben boven al de andere volken. Zijn licht en waarheid zouden door hen zijn geopenbaard en zij zouden onder Zijn wijze en heilige regering gestaan hebben als een voorbeeld van de voortreffelijkheid van Zijn heerschappij boven elke vorm van afgodendienst.

Maar zij hielden hun verbond met God nief. Zij volgden de afgodische praktijken van andere volken na, en in plaats van de Naam van hun Schepper tot een lofprijzing in de wereld te maken, was hun doen van dien aard dat de heidenen die Naam gingen minachten. Nochtans moest de opzet van God in vervulling gaan. De kennis van Zijn naam moest uitgedragen worden over de gehele aarde. God bracht de hand van de verdrukker over Zijn volk en verstrooide hen als gevangenen onder de volken. In hun ellende kregen velen berouw over hun overtredingen en zochten de Here. Verstrooid over de landen van de heidenen, verspreidden zij de kennis van de ware God. De beginselen van de Goddelijke wet kwamen in botsing met de gewoonten en praktijken der volken. Afgo-dendienaars deden al hun best het ware geloof te vernietigen. De Here in Zijn voorzienigheid bracht Zijn dienstknechten Daniël, Nehemia en Ezra in onmiddellijke aanraking met koningen en heersers, opdat deze afgodendienaars de kans zouden krijgen, het licht te ontvangen. Zo werd het werk dat God Zijn volk binnen hun eigen grenzen in voorspoed te doen gegeven had, maar dat verwaarloosd was uit hoofde van hun ontrouw, door hen gedaan in gevangenschap, onder grote ellende en moeilijkheden.

God heeft in deze tijd Zijn volk geroepen zoals Hij het oude Israël riep, om als een licht in de wereld te staan. Door het machtige zwaard der waarheid, de boodschappen van de eerste, tweede en derde engel, heeft Hij hen afgescheiden van de kerken en van de wereld om hen in een geheiligde verbintenis met Hemzelf te brengen. Hij heeft hen aangesteld als de bewaarders van Zijn wet en heeft hun de grote waarheden der profetie toevertrouwd. Gelijk de heilige Godsspraken die het oude Israël waren toevertrouwd, vormen deze een geheiligd pand om door te geven aan de wereld. De drie engelen van Openbaring 14 stellen het volk voor dat hef licht van Gods waarschuwingsboodschappen-aannam, en die als Zijn tussenpersonen uitgaan om de waarschuwing te laten schallen over de lengte en breedte der aarde. Chrisfus zegt tot Zijn navolgers: "Gij zijt het licht der wereld." Mattheüs 5:14. Tot elke ziel die Jezus aanneemt, spreekt het kruis van Golgotha: "Aanschouwt de waarde van de ziel. Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen." Markus 16:15. Niets mag toegestaan worden om dit werk te hinderen. Het is voor deze tijd het allerbelangrijkste werk; het moet zo vèrreikend zijn als de eeuwigheid. De liefde die Jezus aan de dag legde voor de zielen van mensen in het offer dat Hij bracht voor hun verlossing, zal al Zijn navolgers tot daden aanzetten.

ZULLEN WIJ DOEN WAT ISRAËL DEED?

Maar zeer weinigen van hen die het licht ontvangen hebben, doen het werk dat hun is toevertrouwd. Er zijn maar enkele mannen van onberispelijke trouw, die niet de gemakken des levens zoeken, maar die zich een weg banen waar zij maar een opening kunnen vinden om het licht der waarheid te verspreiden en Gods heilige wet te rechtvaardigen. Maar de zonden die de wereld beheersen, zijn binnen geslopen in de gemeenten en in de harten van hen die beweren Gods bijzonder volk te zijn. Velen die licht hebben ontvangen, oefenen een invloed uit die de vrees van wereldlingen en vormelijke belijders ontzenuwen.

Er zijn liefhebbers der wereld zelfs onder degenen die voorgeven op de Here te wachten. Er is een zucht naar rijkdom en eer. Christus beschrijft deze groep wanneer Hij verkondigt dat de dag Gods zal komen als een strik over allen die op de aarde wonen. Deze wereld is hun tehuis. Hun streven is enkel om aardse schatten te vergaderen. Zij bouwen dure woningen en richten die in met ai het goede dat er is; kleren hebben hun volle aandacht en zij geven zich over aan de begeerte van hun eetlust. De wereldse dingen zijn hun afgoden. Deze stellen zich tussen de ziel en Christus, en de ernstige, ontzagwekkende feiten die zich om ons opstapelen, wor den ternauwernood gezien en maar vaag beseft. Dezelfde ongehoorzaamheid en nalatigheid die gezien werden in de Joodse gemeente, hebben in nog groter mate de mensen gekenmerkt die door middel van de laatste waarschuwingsboodschappen dit grote licht van de hemel gekregen hebben. Zullen wij zoals zij, onze kansen en voorrechten laten teloorgaan, totdat God verdrukking en vervolging over ons zal laten komen? Zal het werk dat verricht kan worden in vrede en betrekkelijke voorspoed, ongedaan blijven liggen, tot het gebeuren moet in dagen van duisternis, onder zware beproeving en vervolging?

Heel hoog is de schuld gerezen waarvoor de Gemeente verantwoordelijk is. Waarom doen zij die het licht hebben, geen krachtiger pogingen om dat licht aan anderen te brengen? Zij zien dat het einde nabij is. Zij zien tallozen elke dag Gods wet overtreden; en zij weten dat deze zielen in hun overtreding niet zalig kunnen worden. Nochtans hebben zij meer belangstelling voor hun beroep, hun boerderijen, hun huizen, hun handel, hun kle-ding, hun tafel, dan voor de zielen van mannen en vrouwen die zij van aangezicht tot aangezicht in het oordeel zullen ontmoeten. De mensen die beweren de waarheid te gehoorzamen, slapen. Ze zouden zich niet zo op hun gemak gevoelen als ze wakker waren. De liefde voor de waarheid sterft af in hun harten. Hun voorbeeld is niet zó om de wereld te overtuigen dat zij een waarheid hebben, ver boven elk ander volk op aarde. Juist wanneer ze sterk moesten zijn in God, met een dagelijkse, levende ervaring, zijn ze zwak, aarzelend, steun zoekend bij de predikanten, terwijl ze anderen moesten dienen met hart en ziel, met stem en pen, met tijd en geld.

ZWAK DOOR EIGEN SCHULD

Broeders en zusters, velen van u verontschuldigen zich dat ze niets uitvoeren, en geven als oorzaak dat ze niet in staat zijn voor anderen te werken. Maar maakte God u zo onbekwaam? Was dat niet een gevolg van uw eigen werkeloosheid, waarin gij maar steeds vrijwillig hebt vol hard? Gaf God u niet minstens één talent om daarmede te woekeren, niet voor uw eigen voordeel en bate, maar voor Hem? Is u zich uw verplichting bewust geworden, als Zijn gehuurde dienstknecht, om door een verstandig en juist gebruik van dit toevertrouwde kapitaal, Hem rente te brengen? Hebt u kansen laten voorbijgaan om uw krachten tot dit doel te verbeteren? Het is maar al te waar dat weinigen een waarachtig besef gevoeld hebben van hun verantwoordelijkheid tot God. Liefde, verstand, geheugen, inzicht, aanpassingsvermogen, geestkracht en elke andere eigenschap zijn gewijd geworden aan het eigen-ik. U hebt groter wijsheid ontplooid in de dienst van het kwaad dan in het werk Gods. U hebt uw geestkracht verdorven, onbekwaam gemaakt, ja zelfs beneveld door uw krachtig streven naar wereldse doeleinden, waardoor Gods werk is verwaarloosd.

Nog sust u uw geweten met de woorden dat u het verleden niet ongedaan kunt maken en de energie, de kracht en bekwaamheid terugwinnen die u zoudt gehad hebben indien u uw krachten had gebruikt zoals God dat wenst. Maar denkt er aan dat Hij u verantwoordelijk stelt voor het werk, onverschillig gedaan of ver-zuimd door uw ontrouw. Hoe meer u uw talenten oefent voor uw Meester, des te bekwamer zult u worden. Hoe nauwer u zich verbindt met de Bron van licht en kracht, des te groter licht zal op u schijnen en des te groter kracht zult u winnen om voor God te gebruiken. En voor alles wat u verkregen zoudt kunnen hebben maar niet ontvangen hebt door uw zucht naar de wereld, is u verantwoordelijk. Toen u een navolger van Christus werd, hebt u de gelofte gedaan, Hem en Hem alleen te dienen, en Hij beloofde met u te zijn, u te zegenen, u te verkwikken met Zijn licht, u Zijn vrede te geven, en u welgemoed te maken in Zijn dienst. Hebt u gefaald in het verkrijgen dezer zegeningen? Weest er dan van overtuigd dat het uw eigen schuld is.

Om tijdens de oorlog aan de dienstplicht te ontkomen, waren er mannen die zichzelf ziek maakten, weer anderen die zich verminkten, om maar voor de dienst afge keurd te worden. Hier is een beeld van de gang van zaken die velen hebben gevolgd wat betreft Gods werk. Zij hebben hun krachten verminkt, zowel lichamelijk als geestelijk, zodat ze ongeschikt zijn voor het werk dat zo hoog nodig is.

BEN IK MIJNS BROEDERS HOEDER?

Veronderstel dat een som geld in uw handen werd gelegd om voor een bepaald doel te gebruiken; zoudt u dat dan weggooien en zeggen dat u nu niet verantwoordelijk was voor het gebruik daarvan? Zoudt u het gevoel hebben, u van een grote zorg te hebben bevrijd? Dit is echter wat u hebt gedaan met de gaven Gods. Uzelf verontschuldigen om voor anderen te werken door te wijzen op uw onbekwaamheid, terwijl u geheel verdiept bent in wereldse zaken, is spotten met God. Ontelbaren gaan hun ondergang tegemoet; de mensen die licht en waarheid hebben ontvangen, zijn maar een handjevol om het heirleger des bozen te weerstaan; en nochtans schenkt dit groepje zijn kracht aan alles en iedereen, behalve aan het leren hoe zij zielen van de dood kunnen redden. Is het dan een wonder dat de Gemeente zwak en ondoelmatig is, dat God maar weinig kan doen voor Zijn belijdend volk? Zij plaatsen zichzelf daar waar het Hem onmogelijk is met hen en voor hen te werken. Durft u voortgaan met Zijn eisen aldus te veronachtzamen? Wilt u zo spelen met de meest geheiligde waarheden des hemels? Wilt gij met Kaïn zeggen: "Ben ik mijns broeders hoeder?" Genesis 4 : 9.

Bedenkt dat uw verantwoordelijkheid wordt gemeten niet door uw huidige krachten en bekwaamheden, maar door de oorspronkelijk verleende krachten en de mogelijkheden om die te verbeteren. De vraag die een ieder zich moet stellen, is niet of hij nu onervaren en ongeschikt is om voor Gods zaak te werken, maar hoe en waarom hij zich in deze toestand bevindt en hoe daarin verbetering kan gebracht worden. God zal ons niet op bovennatuurlijke wijze begiftigen met de eigenschappen die ons nu ontbreken; maar terwijl we doen wat we doen kunnen, zal Hij met ons werken om elk talent te vermeerderen en te versterken; onze sluimerende krachten zullen opgewekt worden, en krachten die lange tijd verlamd waren, zullen nieuw leven ontvangen.

Zo lang we in de wereld zijn, hebben we te doen met de dingen dezer wereld. Het verrichten van tijdelijke, wereldlijke zaken zal altijd nodig zijn; maar daarin moet nooit de gehele mens opgaan. Paulus heeft een veilige regel gegeven: "In ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here". Romeinen 12 : 11, N.V. De nederige, dagelijkse plichten des levens moeten trouw gedaan worden; "blijmoedig", zegt de apostel, "als voor de Here". Waarin ons werk ook bestaat, of dat gedaan wordt in het huishouden of op de akker of op weten-schappelijk gebied, wij kunnen het doen ter ere Gods zo lang we in alles Christus tot de eerste, de laatste, en de beste maken. Maar buiten deze wereldse bezigheden is iedere navolger van Christus een bijzonder werk opgedragen wat betreft de opbouw van Zijn Koninkrijk -- een werk dat persoonlijke inspanning behoeft voor de redding van mensen. Dat is niet een werk dat enkel één keer per week verricht moet worden, bij de kerkdienst, maar te allen tijde, en op alle plaatsen.

DE GELOFTE VOOR DE DIENST DES MEESTERS

Een ieder die zich met de Gemeente verbindt, doet daarbij een plechtige gelofte om te werken voor het belang van de Gemeente en dat belang te stellen boven elke wereldse aangelegenheid. Het is zijn taak, een levende verbinding te bewaren met God, zich met hart en ziel te wijden aan het grote werk der verlossing, en in zijn leven en karakter de uitnemendheid van Gods geboden te laten zien in tegenstelling met de gewoonten en voorschriften der wereld. Elke ziel die Christus heeft aangenomen, heeft een gelofte gedaan om zoveel als in zijn vermogen ligt, een geestelijke arbeider te zijn, werkzaam, vlijtig, en doeltreffend in de dienst van zijn Meester. Christus verwacht dat elkeen zijn plicht doet; laat dit in de gelederen van Zijn navolgers het wachtwoord zijn.

Wij moeten niet wachten tot men ons vraagt ons licht te verspreiden, tot men aandringt om raad of onderricht te geven. Een elk die de stralen van de Zon der Gerechtigheid in zich opneemt, moet overal om zich heen haar glans weerkaatsen. Van zijn godsdienst moet een overtuigende en besliste invloed uitgaan. Zijn gebeden en smekingen moeten zo doortrokken zijn van de Heilige Geest, dat zij de ziel zullen doen smelten en volgzaam maken. In dat verband zei Jezus: "Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader Die in de hemelen is, verheerlijken." Mattheüs 5:16. Het zou voor een wereldling beter zijn, zo hij nooit een belijder van de godsdienst had gezien, dan onder de invloed te komen van iemand dieonwetend staat ten opzichte van de kracht der godzaligheid. Zou Christus ons Voorbeeld zijn, Zijn leven onze richtlijn, welk een ijver zou er dan geopenbaard, wat een inspanning aan de dag gelegd, wat een vrijgevigheid betoond, welk een zelfverloochening in praktijk gebracht worden! Hoe onvermoeid zouden we arbeiden, welke vurige gebeden om kracht en wijsheid zouden tot God opstijgen! Zouden al de belijdende kinderen Gods aanvoelen dat het de voornaamste levenstaak is, het werk te doen dat Hij hun gevraagd heeft om te doen, indien ze onzelfzuchtig zouden arbeiden om Zijnentwille, welk een verandering zou er dan gezien worden in de harten en gezinnen, in de gemeenten, ja zelfs in de wereld!

Waakzaamheid en trouw zijn door alle eeuwen heen geëist van Christus' volgelingen; maar nu we staan op de drempel der eeuwigheid, in het bezit van de waarheden die wij uitleven, en een zó groot licht hebben, met een zó belangrijk werk, moeten we onze ijver verdubbelen. Een ieder moet het uiterste doen van wat in zijn vermogen ligt. Mijn broeder, u brengt uw eigen zaligheid in gevaar, indien u zich nu op de achtergrond houdt. God zal u ter verantwoording roepen indien u het werk verzuimt dat Hij u heeft opgedragen. Bezit u een kennis der waarheid? Geef die dan door aan anderen.

Wat moet ik zeggen om de gemeenten wakker te schudden? Wat kan ik zeggen tot hen die vooraan gestaan hebben in de verkondiging van de laatste boodschap? "De Here komt", moet alom het getuigenis zijn, niet enkel als lippentaal, maar door leven en karakter; maar velen aan wie God licht en kennis, talenten van invloed en middelen gegeven heeft, zijn mannen die de waarheid niet liefhebben en niet in praktijk brengen. Zij hebben zo diep gedronken uit de bedwelmende beker der zelfzucht en wereldsgezindheid, dat ze dronken geworden zijn van de zorgvuldigheden van dit leven.

Broeders, indien u voortgaat zo ijdel, zo wereldsgezind, en zelfzuchtig te zijn als u geweest is, zal God u zeker voorbijgaan om die te nemen die minder bezorgd zijn voor zichzelf, minder eerzuchtig naar wereldse eer, en die niet zullen aarzelen om, zoals hun Meester buiten de legerplaats te gaan, en zich weinig gelegen laten liggen aan smaadheden. Het werk zal gegeven worden aan hen die hef zullen aanvaarden, die er aan verknocht zullen zijn, en die zijn beginselen in hun dagelijkse ervaring zullen uitleven. God zal nederige mannen kiezen, die er eerder naar zullen streven, Zijn Naam te verheerlijken en Zijn werk vooruit te brengen dan zichzelf eer en voordeel te verschaffen. Hij zal mannen verwekken die niet zoveel wereldse wijsheid hebben, maar die met Hem verbonden zijn en die kracht en raad van boven zullen zoeken.

IN DE KRACHT DER WARE GODSVRUCHT

Sommigen van onze leidende mannen zijn geneigd de geest te koesteren die geopenbaard werd door de apostel Johannes, toen hij zei: "Meester, wij hebben iemand gezien die de duivelen uitwierp in Uw Naam; en wij hebben het hem verboden,' omdat hij ons niet volgt." Organisatie en discipline zijn nodig, maar er is nu een zeer groot gevaar om af te wijken van de eenvoud van het Evangelie van Christus. Wat we nodig hebben, is een minder betrouwen op enkel vorm en plichtpleging, en een groter betrouwen op de kracht van ware godsvrucht. Zo hun leven en karakter voorbeeldig zijn, laat dan allen die willen, met welk talent zij ook toegerust zijn, werken. Hoewel ze misschien niet aan uw werkwijze beantwoorden, zo mag toch geen woord gesproken worden om hen te veroordelen of te ontmoedigen. Toen de Farizeeën van Jezus verlangden dat de kinderen die Zijn lof zongen, het zwijgen zou opgelegd worden, zei de Heiland: "Zo deze zwijgen, zullen de stenen haast roepen." Lukas 19:40. De profetie moest in vervulling gaan.

Zo moet in deze dagen het werk gedaan worden. Er zijn vele werkgebieden; laat een ieder zijn deel bijdragen zo goed als hij kan. De man met het ene talent moet dat niet in de aarde verstoppen. God heeft een ieder zijn werk gegeven overeenkomstig zijn bekwaamheid. Zij aan wie grotere verantwoordelijkheden en ver-mogens zijn toevertrouwd, moeten anderen die minder bekwaam of ervaren zijn, niet het zwijgen opleggen. Mannen met één talent kunnen een bepaalde klasse van mensen bereiken, waarmede degenen met twee of vijf talenten niet in aanraking zouden kunnen komen. Er zijn grote en kleine uitverkoren vaten om het water des levens te brengen aan dorstige zielen. Laten niet degenen die het Woord prediken, hun handen leggen op de nederige arbeider, en zeggen: "U moet in die kring werken of anders in het gehele niet werken." Handen thuis, broeders. Laat een ieder, omgord met zijn eigen wapenrusting, maar werken in zijn eigen sfeer en doen wat hij kan op zijn eenvoudige wijze. Versterkt zijn handen in hef werk. Dit is geen tijd om farizeïsme te laten overheersen. Laat God werken door wie Hij wil. De boodschap moet voortgaan.

EEN BEROEP OP LEKEN

Allen moeten hun trouw aan God tonen door het wijze gebruik van Zijn kapitaal, dat Hij hun heeft toevertrouwd, niet enkel in gelden, maar in elk talent dat kan meehelpen aan de opbouw van Zijn Koninkrijk. Satan zal elke mogelijke list aanwenden om te voorkomen dat de waarheid komt tot diegenen die in dwaling gedompeld zijn; nochtans moet de waarschuwende, smekende stem hen bereiken. En terwijl er maar enkelen in dit werk bezig zijn, dienden duizenden daarin evenveel belangstelling te tonen als zij.

Nooit was het Gods bedoeling dat de gewone leden van de gemeente zouden uitgesloten worden van arbeid in Zijn werk. "Gaat werken in Mijn wijngaard", is het bevel van de Meester tot een ieder van Zijn navolgers. Zo lang er onbekeerde zielen in de wereld zijn, moet er krachtig, ernstig, vlijtig, vastbesloten gewerkt worden voor hun zaligheid. Die het licht ontvangen hebben, moeten proberen diegenen te verlichten die het nog niet bezitten. Wanneer de leden ieder afzonderlijk dit werk niet aanpakken, dan tonen ze dat ze niet in een levende verbinding met God staan. Hun namen staan opgetekend als luie dienstknechten. Kunt u niet de oorzaak nagaan waarom er niet meer geestelijk leven in onze gemeenten is? Dat komt omdat u geen medeherders van Christus bent.

God heeft een ieder zijn taak gegeven. Laat een elk van ons wachten op God, en Hij zal ons leren hoe gewerkt moet worden en welk werk voor ons het beste geschikt is. Laat echter niemand een onafhankelijke geest gaan koesteren om nieuwe theorieën te verkondigen. De arbeiders moeten in overeenstemming leven met de waarheid en met hun broeders. Men moet met elkander beraadslagen en samenwerken. Maar ze moeten niet het gevoel hebben, dat ze bij elke stap moeten wachten om aan een hogere instantie te vragen of ze dit of dat mogen doen. Ziet wat leiding betreft niet op de mens, maar op de God van Israël.

Het werk dat de Gemeente verzuimd heeft te doen in een tijd van vrede en voorspoed, zal ze moeten doen in een verschrikkelijke nood, onder de meest ontmoedigende, onaangename omstandigheden. De waarschuwingen die door wereldse gelijkvormigheid het zwijgen zijn opgelegd of achtergehouden, moeten verkondigd worden onder de heftigste tegenstand van de vijanden van het geloof. En te dien tijde zal de oppervlakkige, conservatieve groep, wier invloed de vooruitgang van het werk steeds geremd heeft, het geloof verloochenen en zich scharen onder de openlijke vijanden der waarheid, naar wie hun sympathie al lang uitging. Deze afvalligen zullen de bitterste vijandschap aan de dag leg-gen en alles doen wat in hun macht is om hun vroegere broeders tegen te staan en kwaad te doen en de algemene mening tegen hen op te zetten. Die tijd ligt vlak voor ons.

De leden van de Gemeente zullen allen persoonlijk getoetst en beproefd worden. Zij zullen gebracht worden in omstandigheden waar ze genoodzaakt zullen zijn van de waarheid te getuigen. Velen zullen geroepen worden om voor officiële instanties en gerechtshoven te spreken, misschien wel alleen zonder enige bijstand. De ervaring die hen in deze moeilijke omstandigheden had kunnen helpen, hebben ze verzuimd te verkrijgen en nu wordt hun ziel gekweld door bitter zelfverwijt over al die verzuimde kansen en veronachtzaamde voorrechten.

STELT NIET LANGER UIT

Mijn broeder, mijn zuster, ik bid u, denkt eens over deze dingen na. U hebt ieder een werk te doen. Uw ontrouw en nalatigheid getuigen tegen u in het Register des Hemels. U hebt uw krachten verzwakt en uw talenten afbreuk gedaan. De ervaring en de kunde die u had kunnen bezitten, ontbreekt u. Maar voor het voor eeuwig te laaf is, vermaan ik u, wakker te worden. Stelt niet langer uit. De dag is bijna voorbij. De zon is in het westen bijna voorgoed ondergegaan. Nochtans, nu het bloed van Christus nog pleit, kunt u vergiffenis verkrijgen. Vergadert elke kracht der ziel, besteedt de enkele nog resterende uren aan ijverige arbeid voor God en voor uw medemensen.

Mijn hart is tot in het allerdiepst geschokt. Woorden schieten tekort om mijn gevoelens uit te drukken, wanneer ik pleit voor verloren gaande zielen. Moet mijn pleiten tevergeefs zijn? Als gezante van Christus zou ik u willen wakker schudden om te werken zoals u nog nooit gewerkt hebt. U kunt uw plicht niet afschuiven op anderen. Niemand dan gijzelt kan uw werk doen. Wanneer u op uw licht een domper zet, wordt door uw verzuim iemand anders in duisternis gelaten.

De eeuwigheid strekt zich voor ons uit. Het scherm zal weldra worden weggeschoven. Wij die deze plechtige, verantwoordelijke positie innemen, wat doen wij, waf neemt onze gedachten in beslag, dat we vasthouden aan onze zelfzucht en gemakzucht, terwijl om ons heen zielen verloren gaan? Kunnen we niet aanvoelen of begrijpen dat we een werk te doen hebben voor de zaligheid van anderen? Broeders en zusters, behoort u tot diegenen die ogen hebben en niet zien, die oren hebben en niet horen? Is het tevergeefs dat God u een kennis van Zijn wil heeft gegeven? Is het tevergeefs dat Hij u waarschuwing op waarschuwing heeft doen toekomen? Gelooft u hetgeen de eeuwige waarheid verkondigt aan-gaande wat weldra over de aarde zal komen, gelooft u dat Gods oordelen reeds boven de hoofden der mensen hangen en kunt u dan nog met de armen over elkaar zitten, traag, zorgeloos, met enkel een zucht naar vermaak?

EEN SCHAT IN DE HEMEL

Het is nu niet de tijd voor Gods volk om aan hun gevoelens toe te geven of zich een schat te vergaderen in de wereld. De tijd is nabij, dat evenals de eerste discipelen, we genoodzaakt zullen zijn een schuilplaats te zoeken in verlaten, eenzame gebieden. Zoals hef beleg van Jeruzalem door de Romeinse legerscharen hef teken was voor de christenen in Judea om te vluchten, zo zal het machtsvertoon van de kant van onze natie in de verordening ter bekrachtiging van de pauselijke rustdag, een waarschuwing voor ons inhouden. Dan zal het tijd zijn om uit de grote steden te trekken, en aanstalten te maken ook de kleinere plaatsen te verlaten voor meer afgelegen huizen in de eenzame gebieden tussen de bergen. En nu, in plaats van ons hier in te richten in dure woningen, moeten we voorbereidingen treffen om te verhuizen naar een beter land, ja zelfs een hemels land. In plaats van ons geld uit te geven aan alle mogelijke zelfgenot, konden we beter spaarzaamheid betrachten. Elk talent dat we van God geleend hebben, moet gebruikt worden tot Zijn heerlijkheid, door de wereld te waarschuwen. God heeft voor Zijn medearbeiders een werk te doen in de steden. Onze zendingsvelden moeten in stand worden gehouden, nieuwe velden moeten worden geopend. Wil men dit werk met succes vooruitbrengen, dan gaan daar heel wat kosten mee gepaard. Kerken zijn nodig, waar men de mensen kan uitnodigen om de waarheid voor deze tijd te beluisteren. Juist voor dit doel heeft God een kapitaal toevertrouwd aan Zijn rentmeesters. Legt uw bezit niet vast in wereldse ondernemingen, zodat dit werk gehinderd zal worden. Brengt uw gelden waar gij ze kunt gebruiken ten bate van Gods werk. Belegt uw schatten nu reeds in de hemel.

De leden van de Gemeente moeten zich ieder persoonlijk en al hun bezittingen leggen op het altaar Gods. Als nooit te voren is nu de vermaning van de Heiland van kracht: "Verkoopt hetgeen gij hebt, en geeft aalmoes. Maakt uzelf buidels die niet verouden, een schat die niet afneemt in de hemelen, waar de dief niet bijkomt, noch de mot verderft. Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn." Lukas 12 : 33, 34. Die hun geld steken in grote huizen, in landerijen, in wereldse ondernemin-gen, zeggen door hun daden: "God kan hef niet krijgen; ik heb voor mijzelf nodig." Hun ene talent hebben ze in een doek gewikkeld en verborgen in de grond. Er is alle oorzaak voor dezulken om gewaarschuwd te worden. Broeders, God heeft u niet één gulden toever-trouwd om renteloos te liggen noch om die achter te houden voor eigen begeerte of om te verbergen, maar om gebruikt te worden voor de vooruitgang van Zijn werk, om de zielen van hen die verloren gaan, te redden. Het is nu niet de tijd ‘s Heren geld te steken in uw dure gebouwen en uw grote ondernemingen, terwijl Zijn werk te kort komt en met een voor de helft gevuld schathuis, moet bedelen om te blijven bestaan. In deze wijze van arbeiden is de Here niet. Denkt er aan dat de dag zeer nabij is, wanneer gezegd zal worden: "Geeft rekenschap van uw rentmeesterschap." Kunt u de tekenen der tijden niet onderscheiden?

Elke dag die voorbij gaat, brengt ons nader tot de laatste, grote belangrijke dag. We zijn één jaar dichter bij het oordeel, dichter bij de eeuwigheid dan aan het begin van 1884. Zijn we ook nader gekomen tot God? Waken we onder gebed? Weer een jaar van onze arbeidstijd is vervlogen in de eeuwigheid. Elke dag zijn we omgegaan met mannen en vrouwen die onder het oordeel vallen. Elke dag is misschien de scheidingslijn geweest voor een of andere ziel; iemand kan de beslissing genomen hebben die zijn toekomstig lot bepaalt. Wat is onze invloed geweest op deze medepelgrims? Wat hebben we gedaan om hen tot Christus te brengen?

TE LEVEN IS IETS PLECHTIGS

Te sterven is iets plechtigs, maar te leven is een veel plechtiger iets. Elke gedachte en woord en daad van ons leven zullen we nog een keer ontmoeten. Wat we van onszelf maken in de genadetijd, dat moeten we blijven in alle eeuwigheid. De dood brengt ontbinding aan het lichaam, maar brengt geen verandering in het karakter. De komst van Christus verandert onze karakters niet, maar die worden dan openbaar zoals ze zijn, zonder enige verandering.

Opnieuw doe ik een beroep op de leden der Gemeente om Christenen te zijn, Christus gelijkvormig. Jezus was een Werker niet voor Zichzelf, maar voor anderen. Hij arbeidde om de verlorenen te zegenen en te redden. Indien ge Christenen zijt, zult u Zijn voorbeeld navolgen. Hij heeft het fundament gelegd, en wij zijn met Hem de bouwlieden. Maar welk materiaal dragen wij aan om op dit fundament voort te bouwen?

"Een ieders werk zal openbaar worden; want de dag zal het doen blijken, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens ieders werk is, zal het vuur beproeven." 1 Corinthe 3:13. Wanneer u al uw kracht en talent wijdt aan de dingen dezer wereld, zal uw levenswerk te vergelijken zijn met hout, stro en stoppels, en zal door het vuur van de laatste dag verteerd worden. Maar onzelfzuchtige arbeid voor Christus en het toekomstige leven zal zijn als goud, zilver, en kostbaar gesteente, dat is onvergankelijk.

Mijn broeders en zusters, ik bid u, ontwaakt uit de slaap des doods. De tijd is te ver-gevorderd om de krachten van hersenen, beenderen en spieren te wijden aan het eigen-ik. Laat de laatste dag u niet vinden terwijl u verstoken is van de hemelse schat. Streeft er naar, de triomfen van het kruis te laten zien, zielen te verlichten, te arbeiden voor de zaligheid van uw medemensen, en uw werk zal de toets van het vuur kunnen doorstaan.

"Zo iemands werk blijft,.... die zal loon ontvangen." Heerlijk zal de geschonken beloning zijn, wanneer de trouwe arbeiders verzameld staan rondom de troon van God en het Lam. Toen Johannes in zijn sterfelijke staat de heerlijkheid Gods aanschouwde, viel hij als dood terneer; hij kon die aanblik niet verdragen. Maar wanneer dit sterfelijke onsterfelijkheid zal aangedaan hebben, zijn de verlosten gelijk Jezus, want zij zullen Hem zien zoals Hij is. Zij staan voor de troon, wat betekent dat ze zijn aangenomen. Al hun zonden zijn uitgewist en hun overtredingen weggedaan. Nu kunnen ze zien op de in volheid stralende heerlijkheid van Gods troon. Zij hebben met Christus gedeeld in Zijn lijden, ze hebben met Hem samengewerkt in het verlossingsplan en ze delen met Hem in de vreugde van het aanschouwen der zielen die gered zijn door hun arbeid, om God door alle eeuwen heen te loven.

De derde engel, die in het midden des hemels vliegt en de geboden Gods en de getuigenis van Jezus verkondigt, stelt ons werk voor. De boodschap verliest niets van haar kracht in de voortgaande vlucht van de engel, want Johannes ziet hoe ze toeneemt in kracht en macht, tot de gehele aarde verlicht geworden is door haar heerlijkheid. De weg van Gods volk, dat Zijn geboden houdt, is voorwaarts, steeds voorwaarts. De boodschap der waarheid die wij uitdragen, moet gaan tot naties, talen, en volken. Spoedig zal ze verkondigd worden met een luide stem, en de aarde zal verlicht worden door haar heerlijkheid. Bereiden we ons voor op deze grote uitstorting van Gods Geest? -- 1885, Vol. 5, blz. 383.

Ik heb een tekening gezien, welke een os voorstelt die tussen een ploeg en een altaar staat met als onderschrift: "Bereid voor het een of het ander" -- gewillig om de zware voor in de aarde te trekken of dood te bloeden voor het offeraltaar. Dat is de toestand waarin het kind van God zich altijd moet bevinden -- bereid te gaan waar de plicht roept, het eigen-ik te verloochenen en zich op te offeren ter wille van de waarheid. De Christelijke Kerk werd gefundeerd op het beginsel van het offer. "Zo iemand achter Mij wil komen," zegt Christus, "die verloochene zichzelf en neme zijn kruis dagelijks op, en volge Mij." Lukas 9 : 23. Hij verlangt het gehele hart, de volle toegenegenheid. Het toonbeeld van ijver, op-rechtheid en onzelfzuchtige arbeid, dat Zijn toegewijde navolgers aan de wereld hebben gegeven, moet bij ons het vuur aanwakkeren en hun voorbeeld doen volgen. Oprechte godsdienst geeft een vurigheid en vastheid van doel welke het karakter kneedt naar het Goddelijke Beeld, en ons in staat stelt alle dingen als verlies te beschouwen om de uitnemendheid van Christus. Deze doel-bewustheid zal een element van geweldige kracht blijken te zijn. -- 1885, Vol. 5, blz. 307.