Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 28

Waken Over de Belangen der Broeders

[ AUDIO ]

Bij zijn doop heeft ieder lid van de Gemeente o.a. plechtig beloofd te waken over de belangen van zijn broeders. Allen zullen in de verleiding komen, aan hun eigen geliefde plannen en ideeën, die hun gezond toe schijnen, de voorkeur te geven; maar zij moeten waken en bidden en hun best doen met inspanning van al hun krachten om in de wereld het Koninkrijk van Jezus op te bouwen. God eist van elke Christen, voor zover dat in zijn vermogen ligt, zijn broeders en zusters te beschermen tegen elke invloed die ook maar de minste neiging vertoont verdeeldheid onder hen aan te brengen en hun belangstelling af te trekken van het werk voor deze tegenwoordige tijd. Hij moet niet enkel oog hebben voor zijn persoonlijke geestelijke belangen, maar moet tonen dat hij ook gevoel heeft voor de zielen van hen met wie hij in verbinding staaf; en door Christus moet hij een bezielende kracht uitoefenen op andere leden van de Gemeente. Van zijn woorden en gedragingen moet een invloed uitgaan waardoor ze Christus' voorbeeld in zelfverloochening, zelfopoffering en liefde voor anderen navolgen.

Wanneer er in de gemeente zijn die een invloed uitoefenen welke tegengesteld is aan de liefde en onbaatzuchtige goedertierenheid die Jezus voor ons aan de dag legde, wanneer ze zich van hun broeders afzonderen, dan moeten gelovige mannen zich in alle wijsheid daarmede bemoeien, zorgdragend voor hun zielen, en toch op hun hoede zijnde dat anderen niet door 1889, Vol. 5, blz. 480--490 (Eenheid en liefde in de Gemeente) hen beïnvloed worden en dat de gemeente niet af-dwaalt door hun ontevreden stemming en valse mededelingen. Sommigen zijn vol eigenwaan. Volgens hen zijn er maar enkelen die het bij het goede eind hebben, maar alles wat de anderen doen, critiseren en verwerpen ze. Men mag zulke mensen niet toestaan dat ze de belangen van de gemeente in gevaar brengen.

Om het zedelijke peil van de Gemeente omhoog te voeren, moet een ieder er naar streven op een hoger geestelijk niveau te komen door strikte Bijbelse beginselen in praktijk te brengen, als staande voor het. aangezicht van een heilig God.

Laat ieder gemeentelid aanvoelen dat hijzelf in een rechte verhouding tot God moet staan, dat hij, geheiligd moet zijn door de waarheid. Dan kan hij anderen een Christelijk karakter voorhouden en een voorbeeld van onzelfzuchtigheid zijn. Wanneer een ieder dat wil doen, zal de gemeente opwassen in het geestelijke en in de gunst bij God....

Wij naderen het einde des tijds. Beproevingen zullen overvloedig komen van buiten de Gemeente, maar laat ze niet komen van binnen de Gemeente. Laat Gods belijdend volk het eigen-ik verloochenen terwille van de waarheid, terwille van Christus. "Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed hetzij kwaad." 2 Corinthe 5:10. Een iegelijk die God waarlijk liefheeft, zal de geest van Christus bezitten alsook een vurige liefde voor zijn broeders. Hoe meer iemands hart in verbinding staat met God, en hoe meer zijn genegenheden zijn ingesteld op Christus, des te minder zal hij in verwarring gebracht worden door de hardheid en de zwarigheden welke hij in zijn leven ontmoet. Die opwassen tot de volle gestaltenis van mannen en vrouwen in Christus Jezus, zullen Christus in karakter meer en meer gelijkvormig worden, ver uitstekend boven de geaardheid om te murmereren en ontevreden te zijn. De zucht om te vitten is hun totaal vreemd....

EEN TIJD OM "TE WAKEN EN TE BIDDEN"

Wij leven in een tijd dat allen bijzonder moeten acht slaan op de inscherping van de Heiland: "Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt." Mattheüs 26 : 41. Laat een ieder er aan denken dat hij trouw en loyaal tegenover God moet staan, de waarheid geloven en opwassen in genade en in de kennis van Jezus Christus. De uitnodiging van de Heiland luidt: "Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen." Mattheüs 11 :29. De Here is bereid ons te helpen, te sterken en te zegenen; maar wij moeten het louteringsproces ondergaan tot alle on-zuiverheden in ons karakter zijn weggebrand. Elk lid van de Gemeente zal blootgesteld worden aan de hitte van de oven, niet om verteerd, maar om gereinigd te worden.

De Here heeft onder u gewerkt, maar de Satan is ook binnengeslopen om fanatisme te verwekken. Er zijn nog andere boze dingen, die ook vermeden moeten worden. Sommigen lopen gevaar dat ze voldaan zijn met de glimpen die ze ontvangen hebben van het licht en de liefde Gods, en in hun groei is een stilstand gekomen. Waakzaamheid en gebed worden niet langer beoefend. Terzelfder tijd, wanneer met instemming weerklinkt: "Des Heren tempel, des Heren tempel, zijn deze" (Jeremia 7 :4), sluipen verzoekingen binnen en wordt de ziel omhuld door duisternis -- wereldsgezindheid, zelfzucht en zelfverheerlijking. De Here Zelf ziet Zich genoodzaakt de ziel Zijn eigen ideeën in te planten. Wat een gedachte! -- dat in plaats van onze arme, aardse, bekrompen ideeën en plannen, de Here ons Zijn eigen ideeën, Zijn eigen gedachte, verheven, breed, vèrreikend, altijd hemelwaarts leidend, wil inplanten!

Hier schuilt uw gevaar, in het falen om te jagen "naar het wit tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus." Filippenzen 3:14. Heeft de Here u licht gegeven? Dan is u verantwoordelijk voor dat licht; niet enkel gedurende de tijd dat zijn stralen op u vallen maar voor alles wat het u heeft geopenbaard in het verleden. Dagelijks moet u uw wil aan God onderwerpen; u moet in het licht wandelen, en nog meer licht verwachten; want het licht van de dierbare Heiland moet schijnen in helderder, glanzender stralen te midden der morele duisternis, en steeds toenemen in helderheid tot de dag der vervolmaking.

Zoeken al de leden van uw gemeente elke morgen en elke avond naar vers manna? Zoekt u door God verlicht te worden? Of streeft u naar middelen waardoor u uzelf kunt verheerlijken? Hebt u met uw gehele ziel, geest en sterkte God lief en dient u Hem tot zegen van anderen om u heen, door ze te brengen tot het Licht der wereld? Is u voldaan met de zegeningen in het verleden? Of wandelt en werkt u zoals Christus wandelde en werkte, Hem aan de wereld openbarende door uw woorden en daden? Leeft u, als gehoorzame kinderen, een rein en heilig leven? Christus moet in uw leven gebracht worden. Hij alleen kan u genezen van uw nijd, van uw boze vermoedens aangaande uw broeders; Hij alleen kan u verlossen van die zelfvoldane geest die sommigen van u koesteren tot uw eigen geestelijk nadeel. Jezus alleen kan u reinigen, louteren en u klaarmaken voor de woningen der gezegenden.

"Met God zullen wij kloeke daden doen." Psalm 60 : 14. Wat ontzettend veel goed kunt u doen door trouw te zijn tegenover God en tegenover uw broeders, door elke onvriendelijke gedachte, elk gevoel van nijd of zelfvoldaanheid te onderdrukken! Laat uw leven vol zijn van de dienst der zachtmoedigheid tegenover anderen. U weet niet hoe spoedig u geroepen kunt worden om de wapenrusting af te leggen. De dood kan u plotseling opeisen en u geen tijd laten om uw laatste verande-ring aan te brengen, noch lichamelijke of geestelijke kracht om uw gedachten op God te richten en vrede met Hem te sluiten. Sommigen zullen weldra bij ervaring weten hoe ijdel de hulp van de mens is, hoe waardeloos de eigendunkelijke, zelfvoldane gerechtigheid waarmede ze tevreden waren.

ONZE BEVOORRECHTE TIJD

Door de Geest des Heren voel ik mij gedrongen u te zeggen dat het nu uw bevoorrechte tijd is, een tijd van vertrouwen, van zegen. Zult u daar gebruik van maken? Werkt u voor de heerlijkheid Gods, of voor zelfzuchtige belangen? Zijn uw ogen steeds gericht op wereldse successen, die veelbelovend in het verschiet liggen, die u zelfbevrediging en geldelijke winst zullen opbrengen? Als dat zo is, zult u bitter teleurgesteld worden. Maar wanneer u er naar streeft een rein en heilig leven te leiden, dagelijks in de school van Christus de lessen fe leren die Hij u wil laten leren, om zachtmoedig en nede-rig van hart te zijn, dan bezit u een vrede waarin geen wereldse omstandigheid verandering kan brengen.

Een leven in Christus is een leven vol rust. Bezorgdheid,. ontevredenheid en rusteloosheid openbaren de afwezigheid van de Heiland. Wanneer Jezus een plaats inneemt in het leven, zal dat leven gevuld worden met goede en verheven werken voor de Meester. U zult uw egoïsme vergeten en zult nauwer en steeds nauwer verbonden leven met de dierbare Heiland; uw karakter zal Christus gelijkvormig worden, en allen om u heen zullen kunnen zien dat u met Jezus geweest is en van Hem geleerd hebt. Een ieder bezit in zichzelf de bron van zijn eigen geluk of rampzaligheid. Zo hij wil, zal hij uitkomen boven dat banale, sentimentele gevoel, hetgeen de ervaring is van zovelen; maar zo lang hij zo zelfvoldaan is, kan de Here niets voor hem doen. Satan zal ons schitterende plannen voorspiegelen, die de zinnen verblinden, maar wij moeten voor ogen houden "het wii tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus." Filippenzen 3:14. Doet al de goede werken die u in dit leven maar doen kunt. "De verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren voor eeuwig en altoos." Daniël 12:3, N.V.

Wanneer van ons leven een heilige reuk uitgaat, wanneer we God eren door het koesteren van goede gedachten tegenover anderen en het doen van goede werken tot zegen van anderen, komt het er weinig op aan of we in een hut of in een paleis wonen. Omstandigheden hebben maar weinig uit te staan met de ervaringen van de ziel. Hef is de geest die gekoesterd wordt, welke kleur geeft aan al onze daden. Een mens die in vrede leeft met God en zijn medemensen, kan zich niet ellendig voelen. Jaloersheid zal in zijn hart niet opkomen; boze vermoedens zullen daar geen plaats vinden; haat kan niet bestaan. Het hart dat in harmonie met God is, rijst uit boven de verdrietelijkheden en beproevingen van dit leven.

Maar een hart waarin de vrede van Christus niet is, is ongelukkig, vol ontevredenheid; die mens ziet gebreken in alles, en in de meest hemelse muziek zou hij een wanklank doen horen. Een leven van zelfzucht is een leven van boosheid. Zij wier harten vol eigenliefde zijn, zullen boze gedachten tegen hun broeders oppotten en zullen kwaad spreken van Gods instrumenten. Hartstochten die aangewakkerd worden door Satan's ingevingen, zijn een bittere fontein waaruit steeds bittere stromen vloeien om hef leven van anderen te vergiftigen ....

Laat een ieder die beweert Christus te volgen, zichzelf minder en anderen meer achten. Sluit u aaneen, sluit u aaneen! In eendracht ligt macht en overwinning; in tweedracht en verdeeldheid schuilt zwakheid en nederlaag. Deze woorden zijn tot mij gesproken van de hemel. Als Gods gezante spreek ik ze tot u.

Laat een ieder er naar streven het gebed van Christus te beantwoorden: "Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U." O, wat is dat een verbondenheid! En dienaangaande zegt Christus: "Hieraan zullen zij allen bekennen dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder elkander." Johannes 17:21; 13 : 35.

Wanneer de dood iemand uit ons opeist, hoe kunnen we dan denken over de behandeling die hem is aangedaan? Zijn de beelden op de wanden der herinnering prettig om te aanschouwen? Wekken die herinneringen op aan vriendelijke woorden die gesproken zijn, of aan sympathie die ter rechter tijd betoond is? Hebben zijn broeders hun oren toegestopt. voor de boze vermoedens van onbescheiden bemoeials? Zijn ze voor hem in de bres gesprongen? Zijn ze trouw geweest aan de geïnspireerde vermaning: "Vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken"? 1 Thessalonicenzen 5:14. "Zie, gij; hebt velen onderwezen en gij hebt slappe handen gesterkt." Job 3. "Sterkt de slappe handen en verstevigt de knikkende knieën. Zegt tot de versaagden van hart: Weest sterk, vreest Wet." Jesaja 35 : 3, 4. N.V.

Wanneer hij met wie wij in de gemeente verbonden waren, gestorven is, wanneer wij weten dat zijn rekening in de boeken des hemels is opgemaakt en dat hij dat verslag in het oordeel zal te horen krijgen, hoe zijn dan de overpeinzingen van zijn broeders ten aanzien van hun handelingen tegenover hem? Wat is hun invloed op hem geweest? Hoe helder komt nu elk ruw woord, elke ondoordachte daad in de herinnering! Hoe geheel anders zouden ze zich tegenover hem gedragen als ze nog eens de kans kregen!

Paulus dankt God voor de vertroosting die hem in zijn smart gegeven is, zeggende: "Geloofd zij.... de God aller vertroosting, Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting met welke wijzelf van God vertroost worden." 2 Corinthe 1:3, 4. Toen Paulus de vertroosting en warmte van Gods liefde in zijn ziel voelde doorbreken, gaf hij die zegen aan anderen door. Laten we ons zó gedragen, dat de beelden die hangen aan de wanden onzer her-innering, niet van dien aard zijn dat we de gedachten daaraan niet kunnen verdragen.

Na de dood van hen met wie wij omgingen, zal er nooit meer een kans zijn om een of ander woord dat we tot hen gesproken hebben, te herroepen of uit de herinnering een pijnlijke indruk weg te wissen. Laaf ons dan acht geven op de weg die wij gaan, opdat we God niet met onze lippen beledigen. Laat men alle kilheid en geschillen wegdoen. Laat het hart tot smeltens toe week worden voor God, wanneer we Zijn genadevolle bemoeienissen met ons overdenken. Laat de Geest van God, gelijk een heilig vuur, al het vuil dat voor de deur van ons hart ligt opgehoopt, wegbranden, en laat Jezus binnenkomen; dan zal Zijn liefde door ons in tedere woorden, en gedachten, en daden tot anderen uitvloeien. Dan, wanneer de dood een scheiding maakt tussen ons en onze vrienden, om hen pas weer te ontmoeten voor de rechterstoel van God, zullen we niet beschaamd zijn wanneer het verslag onzer woorden open en bloot wordt gelegd.

Als de dood iemand de ogen sluit, als de handen worden gevouwen op de stille borst, hoe veranderen dan ineens die gevoelens van onenigheid! Daar is geen gemor meer, geen bitterheid; alle geschillen en alle boze woorden zijn dan vergeven, vergeten. Wat een liefdevolle woorden worden aan de doden gewijd! Hoe worden tal van goede dingen uit hun leven in herinnering gebracht! Nu worden' niets anders gehoord dan lof-prijzingen; maar zij vallen op oren die niet meer horen, op harten die niets meer aanvoelen. Waren deze woorden gesproken toen de vermoeide geest ze zo nodig had, toen het oor kon horen en het hart nog voelen, wat een aangenaam beeld zou er dan in de herinnering zijn achtergebleven! Hoe velen die met stil ontzag aan het doodsbed staan, herinneren zich onder schaamte en verdriet de woorden en daden welke droefheid brachten in het hart dat nu voor altijd stil is! Laat ons nu in dit leven al de schoonheid, liefde en vriendelijkheid tot uiting brengen. Laten we bedachtzaam, dankbaar, ge-duldig en verdraagzaam zijn in onze omgang onder elkander. Laten we de gedachten en gevoelens die tof uitdrukking komen rondom de stervenden en de doden, tot uiting brengen in de dagelijkse omgang met onze broeders en zusters in dit leven.