Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 29

Het Gedrag in Gods Huis

[ AUDIO ]

Voor de gelovige, ootmoedige ziel is het huis Gods op aarde de poort des hemels. Het loflied, het gebed, de woorden gesproken door Christus' vertegenwoordigers, zijn Gods aangewezen middelen om een volk voor te bereiden op de Gemeente hierboven, voor die verhevener aanbidding waarin niets kan binnensluipen dat verontreinigt.

Van de heiligheid die verbonden was met het aardse heiligdom, kunnen Christenen leren hoe ze de plaats waar de Here Zijn volk ontmoet, dienen te beschouwen. Er is in de gedragingen en gewoonten van het volk ten aanzien der kerkdiensten een grote verandering gekomen, niet ten goede, maar ten kwade. De dierbare, de geheiligde dingen die ons met God verbinden, gaan hun greep op onze geest en ons hart verliezen en worden omlaag gebracht tot het peil van de allergewoonste dingen. De eerbied die het volk in het verleden betoonde voor het heiligdom, waar zij in een geheiligde dienst God ontmoetten, is grotendeels vervaagd. Nochtans maakte God Zelf Zijn dienst tot een inzetting die Hij verre verhief boven alles wat van tijdelijke aard is.

Het tehuis is het heiligdom voor het gezin, en de binnenkamer of het stille bos, de meest afgelegen plek voor de individuele aanbidding; maar de kerk is het heiligdom van de vergadering. Er moeten regels zijn ten aanzien van de tijd, de plaats, en de wijze van de kerkdienst. Niets dat geheiligd is, niets dat behoort tot de eredienst van God, mag zorgeloos en onverschillig behandeld worden. Opdat de mensen het allerbeste kunnen 1889, Vol. 5, blz. 491--500 ten toon spreiden in de lofprijzingen Gods, moeten hun gedragingen zó zijn, dat ze een duidelijk onderscheid zien tussen hef geheiligde en het gewone. Die brede inzichten hebben, verheven gedachten en verlangens, zijn zij wier gedragingen alle gedachten aan Goddelijke dingen versterken. Gelukkig zijn zij die een heiligdom hebben, hetzij groots of nederig, in de stad of in de ruwe bergkloven, in de nederige hut of in de wildernis. Als dat het beste is wat zij de Meester kunnen verschaffen, zal Hij de plaats heiligen door Zijn tegenwoordigheid en het zal de Here der heirscharen heilig zijn.

VóóR DE DIENST

Wanneer de gelovigen de vergaderzaal binnen gaan, moeten zij dat doen met gepastheid, en rustig naar hun zitplaatsen gaan. Staat er in de ruimte een kachel, dan past het niet in een onachtzame, zorgeloze houding daar omheen te gaan staan. Alledaagse gesprekken, fluisteren en lachen mogen niet toegestaan worden in het huis der aanbidding, noch vóór, noch na de dienst. Ware, actieve vroomheid moet de kerkbezoekers karakteriseren.

Moeten sommigen enkele minuten wachten voor de dienst begint, laten ze dan een ware wijdingsgeest betonen door stille overdenking, in hun hart tot God biddend dat de dienst tot een bijzondere zegen mag zijn voor hun eigen hart en tot overtuiging en bekering mag leiden van andere zielen. Zij moeten gedenken dat hemelse boodschappers in het huis tegenwoordig zijn. Veel van een zoete verbondenheid met God is voor ons verloren gegaan door onze rusteloosheid, door het ontbreken van bemoedigende ogenblikken van over-peinzing en gebed. Aan de geestelijke toestand moet vaak de nodige aandacht worden besteed, en geest en hart moeten teruggeleid worden tof de Zon der Gerechtigheid.

Wanneer de mensen, als ze het huis der aanbidding betreden, een oprechte eerbied hebben voor de Here, en bedenken dat zij in Zijn tegenwoordigheid zijn, zal er een liefelijke welsprekendheid zijn zonder dat er een woord wordt gesproken. Het fluisteren, lachen en praten, dat in het gewone leven in winkel of werkplaats niet als zonde zou aangerekend worden, mag niet toegestaan worden in het huis waar men God aanbidt. De geest moet voorbereid worden om het Woord van God te horen, opdat het zijn invloed op het hart zal kunnen uitoefenen.

TIJDENS DE DIENST

Wanneer de predikant binnenkomt, moet dat gebeuren met een waardige, plechtige houding. Zodra hij de katheder betreedt, moet hij neerknielen voor een stil gebed en God ernstig om hulp vragen. Wat zal dat een indruk maken! Er zal onder de aanwezigen een plechtige, eerbiedige stemming heersen. Hun predikant is in gemeenschap met God; hij geeft zich aan God over alvorens hij het waagt voor de gelovigen fe gaan staan. Allen zijn met ernst bezield en engelen Gods zijn in de onmiddellijke nabijheid. Zo moet ook elke aanwezige in de dienst met gebogen hoofd zich met hem verenigen in het stille gebed, dat God de vergadering mag begunstigen met Zijn tegenwoordigheid, en Zijn waarheid, verkondigd door menselijke lippen, mag bekrachtigen.

Wanneer de dienst met gebed wordt geopend, moet alle knie zich buigen in de aanwezigheid van de Heilige en ieders hart moet in stille wijding tot God opgaan. De gebeden der gelovigen zullen gehoord worden en de dienst des Woords zal zijn nut hebben. De lauwe houding van de gelovigen in het huis Gods is een sterke oorzaak waarom de dienst geen betere resultaten laat zien. Het lied dat uit veler harten duidelijk en bezield gezongen wordt, is één van Gods middelen in het werk der zielenredding. Gedurende de gehele dienst moeten plechtige ernst en eerbied overheersen, als gebeurde dat in zichtbare tegenwoordigheid van de Meester der vergaderingen.

Wanneer het Woord wordt verkondigd, moet u be denken, broeders en zusters, dat u luistert naar de stem van God door Zijn afgevaardigde dienstknecht. Luistert met volle aandacht. Slaapt geen moment, omdat door deze sluimer u juist die woorden zullen ontgaan, die u het meest nodig hebt -- juist de woorden die, wanneer u ze in u had opgenomen, uw voeten zouden bewaard hebben van afdwalèn op verkeerde wegen. Satan en zijn engelen zijn actief om de zinnen als met verlamming te slaan, zodat waarschuwingen en vermaningen niet gehoord zullen worden; of worden ze wel gehoord, dat ze dan geen weerklank vinden in het hart en geen levens-verandering teweegbrengen. Soms kan een klein kind de aandacht van de luisteraars zó in beslag nemen, dat het kostelijke zaad niet in goede aarde valt en geen vrucht voortbrengt. Soms hebben jonge mannen en vrouwen zó weinig eerbied voor de dienst in Gods huis, dat ze onder de preek met elkander zitten te praten. Konden deze zien hoe de engelen Gods op hen letten en aantekening houden van hun doen, dan zouden ze zich schamen en een afschuw van zichzelf hebben. God wenst opmerkzame toehoorders. Het was terwijl de men-sen sliepen, dat Satan zijn onkruid zaaide.

NA DE DIENST

Wanneer de zegen is uitgesproken, moeten allen nog stil zijn, als vrezende de vrede Gods te verliezen. Laten allen de zaal verlaten zonder te duwen of luid te praten, en aanvoelen dat ze nog in de tegenwoordigheid Gods zijn, dat Zijn oog op hen rust en dat hun doen moet zijn als stonden ze in Zijn zichtbare aanwezigheid. Laat er geen opstopping zijn in de zijgangen door elkander aan te spreken, waardoor deze geblokkeerd worden zodat niemand kan passeren. Ook op het terrein rondom de kerk zal men alle eerbied in acht nemen. Dat moet geen plaats zijn waar men oude «vrienden ontmoet en waar men gaat praten over alledaagse dingen en wereldse aangelegenheden. Dat mag in en om de kerk niet plaats vinden. God en engelen zijn oneer aange daan door het achteloos lachen en voetengeschuifel dat men in sommige plaatsen kon horen.

Ouders, verheft in het verstand van uw kinderen het peil der Christenheid; helpt hen dat Jezus in hun beleven een plaats inneemt; leert hen de hoogste eerbied te hebben voor het huis Gods en doet hen verstaan dat, wanneer ze het huis des Heren binnengaan, dit moet gebeuren met harten die vertederd en onderworpen zijn door zulke gedachten als deze: "God is hier aanwezig; dit is Zijn huis. Ik moet reine gedachten en de heiligste beweegredenen hebben. "Ik moet geen hovaardij" nijd, jaloersheid, boze vermoedens, haat of bedrog in mijn hart hebben, want ik kom in de tegenwoordigheid van een heilig God. Dit is de plaats waar God Zijn vólk ontmoet en zegent. De Verhevene en Heilige, Die de eeuwigheid bewoont, ziet op mij neer, doorzoekt mijn hart en leest de meest verborgen gedachten en daden van mijn leven."

VERANTWOORDELIJKHEID DER OUDERS

Broeders en zusters, wilt u aan dit onderwerp niet een weinig aandacht schenken om dan na te gaan hoe u zich gedraagt in het huis Gods en wat u doet door woord en voorbeeld om eerbied in uw kinderen op te wekken? U schuift heel wat verantwoordelijkheid op de predikant en stelt hem verantwoordelijk voor de zielen van uw kinderen; maar u voelt niet uw eigen verantwoordelijkheid als ouders en onderwijzers om, evenals Abraham, uw gezin na u te bevelen dat ze zich houden aan de inzettingen des Heren. Uw zonen en dochteren zijn verdorven door uw eigen voorbeeld en lakse bevelen, en, niettegenstaande dit gebrek in de gezinsopvoeding, verwacht u van de predikant dat hij waf u dagelijks doet, ongedaan maakt en dat hij het zal klaarspelen om hun leven en hart op te voeden tot deugd en godsvrucht. Wanneer de predikant alles gedaan heeft waf hij kan door trouwe, gevoelvolle vermaning, geduldige discipline en vurig gebed om de ziel voorgoed te redden, maar nochtans daarin niét slaagt, staan vaders en moe ders vaak klaar om hem de schuld te geven dat hun kinderen niet bekeerd zijn, terwijl het misschien wel aan hun eigen nalatigheid ligt.

De last rust op de ouders; en zullen ze nu het werk op zich nemen dat God hun heeft toevertrouwd om dat getrouw uit te voeren? Willen ze alles doen wat ze kunnen, door te werken op een nederige, geduldige, volhardende wijze om zelf tot dat verheven peil te komen en ook hun kinderen daar te brengen? Geen wonder dat onze gemeenten zwak zijn en niet binnen in zich hebben die diepe, ernstige godsvrucht die ze moesten hebben. Onze huidige gewoonten en manier van doen die God onteren en die het heilige en hemelse beneden het peil van het alledaagse brengen, getuigen tegen ons. Wij hebben een geheiligde, toetsende, heiligende waarheid; en wanneer onze gewoonten en praktijken niet in overeenstemming zijn met de waarheid, dan zondigen we tegen een groot licht en zijn naar verhouding schuldig. Het zal in de dag van Gods oordeel voor de heidenen heel wat verdragelijker zijn dan voor ons.

In het weerkaatsen van het licht der waarheid kan een veel groter werk gedaan worden dan we nu doen. God verwacht van ons dat we veel vrucht zullen dragen. Hij verwacht groter ijver en meer trouw, vuriger inspanning van de individuele leden van de gemeente voor hun naasten en voor hen die Christus niet kennen. Ouders moeten hun werk beginnen vanuit een verheven standpunt. Allen die de Naam van Christus aanroepen moeten de gehele wapenrusting aandoen en smeken, waarschuwen en zoeken om meer zielen van de zonde te redden. Brengt allen mee om in het huis des Heren naar de waarheid te komen luisteren. We moeten veel meer doen dan we nu doen om zielen als een brandhout uit het vuur te rukken.

Het is helaas maar al te waar dat eerbied voor het huis Gods zo goed als verdwenen is. Heilige dingen en plaatsen worden niet meer onderscheiden; hef heilige en verhevene wordt niet meer gewaardeerd. Is er geen oorzaak voor het gebrek aan innige vroomheid in onze ge zinnen? Komt dat niet omdat men de verheven banier van de godsdienst door het stof laat slepen? Aan Zijn oude volk gaf God voorschriften aangaande de orde, volmaakt en nauwkeurig. Is Zijn karakter veranderd? Is Hij niet de grote en machtige God, Die heerst in de hemel der hemelen? Zou het niet goed voor ons zijn om vaak de richtlijnen te lezen die door God Zelf aan de Hebreeën gegeven zijn, opdat wij, die het volle licht van de heerlijke waarheid bezitten, hun eerbied voor het huis Gods mogen navolgen? We hebben meer dan overvloedig oorzaak om blijvend een vurige, vrome geest te koesteren in de aanbidding Gods. We hebben zelfs reden om in onze diensten meer ingetogenheid en meer eerbied aan de dag te leggen dan de Joden. Maar een vijand is aan het werk geweest om de heiligheid van de Christelijke eredienst te vernietigen.

De plaats die aan God gewijd is, moet geen zaal zijn waar ook wereldse zaken worden verhandeld. Wanneer de kinderen vergaderen om God te dienen in een vertrek dat gedurende de week gebruikt wordt voor school of bergplaats, zullen ze meer dan menselijk zijn, wanneer hun godsdienstige gedachten niet vermengd worden met de gedachten aan hun schoollessen of aan de dingen die gedurende de week in die zaal zijn gebeurd. De opvoeding en training van de kinderen moet zó zijn, dat daardoor een gevoel voor heilige dingen wordt gewekt en zuivere eerbied voor God in Zijn huis wordt aangemoedigd. Velen die belijden kinderen van de hemelse Koning te zijn, hebben geen zuiver gevoel voor de heiligheid van eeuwige dingen. Bijna allen moeten leren hoe ze zich in het huis Gods moeten gedragen. Ouders moeten hun kinderen niet alleen onderrichten maar ook bevelen om het heiligdom binnen te gaan met ingetogenheid en eerbied.

Het morele gevoel van de gelovigen in Gods heiligdom moet op een hoger peil komen, het moet veredeld en geheiligd worden. Deze aangelegenheid is helaas totaal veronachtzaamd. De belangrijkheid daarvan heeft men over het hoofd gezien, met als gevolg dat wanorde en oneerbiedigheid zijn gaan overheersen en God oneer is aangedaan. Wanneer de leiders van de gemeente, predikanten en leden, vaders en moeders van die aangelegenheid geen verheven inzicht hebben gehad, wat kan men dan verwachten van onervaren kinderen? Te vaak ziet men ze in groepjes, zonder de ouders, onder wier hoede ze hadden moeten zijn. Niettegenstaande ze in de tegenwoordigheid Gods zijn en Zijn oog op hen rust, zitten ze over beuzelingen te fluisteren en te lachen, terwijl heel hun houding getuigt van onoplettendheid en oneerbiedigheid. Zelden wordt hun onder het oog gebracht dat de predikant Gods gezant is, dat de boodschap die hij brengt, één van Gods verordineerde middelen is om zielen zalig te maken, en dat voor allen die dit voorrecht binnen hun bereik hebben, dat zal zijn als een reuk des levens ten leven of des doods ten dode.

CRITIEK OP DE PREEK

Het tere, ontvankelijke verstand van de jeugd krijgt een indruk van de werkzaamheden van Gods dienstknechten door de wijze waarop hun ouders deze zaak behandelen. Vele gezinshoofden maken de dienst thuis tot een onderwerp van critiek, waarin ze maar weinig dingen goedkeuren en de rest veroordelen. Zo wordt de boodschap van God aan de mensen becritiseerd en in twijfel getrokken en tot een voorwerp van wispelturigheid gemaakt. Alleen de boeken des hemels zullen openbaren welke indrukken aldus worden gewekt bij de jeugd door deze nonchalante, oneerbiedige aanmerkin-gen. De kinderen zien en begrijpen deze dingen veel vlugger dan ouders wel denken. Hun zedelijke gevoelens worden daardoor eenzijdig ten kwade beïnvloed en nooit zal de tijd daarin ten volle verandering kunnen brengen. De ouders treuren over de hardigheid des harten hunner kinderen alsook over de moeilijkheid om hun zedelijk gevoel op te wekken ten einde aan de eisen Gods te beantwoorden.

Maar de boeken met de hemelse verslagen openbaren de met onfeilbare pen geschreven ware oorzaken. De ouders waren onbekeerd. Zij waren niet in harmonie met de hemel of met het werk des hemels. Hun lage, alledaagse gedachten aangaande het dienstwerk en het heiligdom Gods waren verweven met de opvoeding hunner kinderen. Het is de vraag of iemand die jaren lang onder deze domme invloed van gezinsopvoeding geweest is, ooit een verheven eerbied en ontzag zal krijgen voor Gods dienstwerk en de middelen die Hij verordineerd heeft voor de redding van zielen. Over deze dingen moet met eerbied gesproken worden, in een gepaste bewoording zonder gevoelens te kwetsen, opdat aan allen met wie u omgaat, duidelijk wordt dat u de boodschap van Gods dienstknechten beschouwt als een boodschap van God gericht aan u persoonlijk.

Ouders, ziet nauwlettend toe, welke gedachten en welk voorbeeld u uw kinderen inprent. Hun geest is ontvankelijk en gemakkelijk vatbaar voor indrukken. Waf de dienst in het heiligdom betreft, zo de spreker is te blameren, past dan op daar niet de aandacht op te vestigen. Spreekt alleen over de goede werken die hij doet, van de goede denkbeelden die hij naar voren brengt, waarop u moet acht slaan als komende door middel van Gods werktuig. Het is direct vast te stellen waarom kinderen zo weinig voelen voor de dienst des Woords en waarom ze zo weinig eerbied hebben voor Gods huis. Hun opvoeding is in dit opzicht gebrekkig geweest. Hun ouders hebben een dagelijkse verbinding met God nodig. Hun eigen gedachten moeten gelouterd en veredeld worden; hun lippen moeten aangeraakt hun gewoonten, hun praktijken thuis, een goede indruk hun gewoonten, hun practijken thuis, een goede indruk achterlaten op het verstand en karakter van hun kinderen. Dan zal het peil van het godsdienstig beleven omhoog gaan. Zulke ouders zullen voor God een groot werk doen. Ze zullen thuis minder wereldsen vleselijk gezind zijn, en meer karakteradel en trouw aan de dag leggen. Het leven zal doortrokken worden van een plechtige ernst, waarvan ze voordien nauwelijks begrip hadden. Niets dat behoort tot de dienst en aanbidding Gods, mag tot het alledaagse verlaagd worden.

NETHEID EN BESCHAAFD GEDRAG

Ik voel mij vaak bezwaard als ik het huis waar God vereerd wordt, binnenga en de wanordelijke kleren zie van mannen en vrouwen. Zouden hart en karakter gemeten worden aan de uiterlijke verschijning, dan zou men daaraan niets hemels ontdekken. Zij hebben absoluut geen idee van de orde, de netheid en het beschaafde gedrag, hetgeen God toch vereist van allen die in Zijn tegenwoordigheid komen om Hem te aanbidden. Wat een indruk verwekken deze dingen bij ongelovigen en bij de jeugd, die zo gauw alles ziet en haar gevolgtrekking maakt!

De gedachten die velen koesteren over het huis Gods en over de meest alledaagse omgeving, maken bijna geen verschil uit. Sommigen betreden met de hoed op het hoofd en in vuile, vieze kleren de plaats der aanbidding. Dezulken zijn zich niet bewust dat ze daar God en de heilige engelen ontmoeten. Hierin moet in al onze kerken een afdoende verandering komen. Predikanten zelf moeten hun gedachten opvoeren om op dit punt fijngevoeliger te worden. Het is een onderdeel van het werk dat droevig verwaarloosd is. Uit hoofde van de oneerbiedigheid in houding, kleding en gedrag en het niet ingesteld zijn op het geestelijke, heeft God vaak Zijn gelaat afgewend van hen die in Zijn huis aanwezig waren om Hem te dienen.

Allen moet geleerd worden dat hun kleren netjes, zindelijk en ordelijk zijn, zonder te vallen in die uiterlijke opschik, welke in het geheel niet te pas komt in het heiligdom. Alle uiterlijk vertoon moet gemeden worden, want hierdoor wordt de oneerbiedigheid nog des te sterker. De aandacht van de mensen wordt vaak getrokken door een of ander opvallend kledingstuk, en zo worden gedachten ontwikkeld die geen plaats moesten vinden in de harten der kerkbezoekers. Op God alleen moeten de gedachten gericht zijn; Hij moet vereerd worden, en wat ook maar de gedachten aftrekt van de plechtige, heilige dienst, is een belediging voor Hem. Die opschik van linten en strikken, van plooitjes en veertjes, van gouden en zilveren versiersels, is een soort afgodendienst, die absoluut niet past in de geheiligde dienst in Gods huis, waar het oog van de kerkbezoeker enkel en alleen op Zijn heerlijkheid moet gericht zijn.

Op alles wat de kleding betreft, moet nauwlettend worden toegezien met strikte opvolging van de Bijbelse regel. Mode is de godin die de uiterlijke wereld altijd heeft beheerst, en ze sluipt vaak ongemerkt de gemeente binnen. De gemeente moet het Woord van God tot haar maatstaf maken en ouders moeten verstandig over dit onderwerp nadenken. Wanneer ze bij hun kinderen de neiging zien om wereldse modes na te volgen, dan moeten ze, evenals Abraham, vastberaden hun gezinnen naar hun hand zetten. Brengt ze in verbinding met God in plaats van met de wereld. Laat niemand Gods heiligdom onteren door uiterlijke opschik. God en engelen zijn daar aanwezig. De Heilige Israëls heeft door Zijn apostel het volgende gezegd: "Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in hef vlechten van hef haar, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken, maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is voor God." 1 Petrus 3:3, 4.

HET ONDERRICHTEN VAN NIEUWE GELOVIGEN

Wanneer een gemeente is opgericht, maar op deze punten niet is onderricht, dan heeft de predikant zijn plicht verzuimd, en zal hij God rekenschap moeten geven van de indrukken die hij liet overheersen. Wanneer juiste begrippen van ware eredienst en eerbied de mensen niet worden ingeprent, zal er een groeiende neiging bestaan, het heilige en het eeuwige te plaatsen op het peil van het alledaagse, en die de waarheid belijden zullen een belediging zijn voor God en een smaad voor de godsdienst. Met hun onbeschaafde denkbeelden kunnen ze nooit een reine en heilige hemel waarderen en nooit bereid zijn, zich te mengen onder de aanbidders in de hemelse hoven, waar uitsluitend reinheid en volmaaktheid is, waar elk wezen een volmaakte eerbied heeft voor God en Zijn heiligheid.

Paulus beschrijft het werk van Gods gezanten als dat waardoor een ieder volmaakt in Christus Jezus zal gesteld worden. Die de waarheid van hemelse oorsprong omhelzen, moeten daardoor gelouterd, veredeld en geheiligd zijn. Het zal heel wat onverdroten inspanning vereisen om tot de volle gestaltenis van Gods maatstaf te komen. De ruwe stenen uit de steengroeve gehouwen, moeten worden bijgeslepen, de ruwe kanten moeten weggepolijst worden.

De tijd waarin wij leven, staat bekend om zijn oppervlakkigheid, zijn gemakkelijke methoden, op het prat gaan op een heiligheid buiten de maatstaf van het karakter dat God beoogt. Alle beknotte manieren, alle gedeeltelijke pogingen, alle stelsels die falen om de wet van God te verheerlijken als de maatstaf van het godsdienstige karakter, zijn verkeerd. Karaktervervolmaking is een werk dat een leven lang duurt, onbereikbaar voor hen die niet bereid zijn daarnaar te streven langs de lange, moeilijk begaanbare weg die door God gesteld is. We kunnen ons niet veroorloven op dit gebied een fout te maken, maar het moet onze wens zijn dag in, dag uit, op te wassen in Christus, ons levend Hoofd.