Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 36

Liefde Voor de Dwalenden

[ AUDIO ]

Christus kwam om de zaligheid te brengen binnen het bereik van allen. Aan het kruis van Golgotha betaalde Hij de oneindige verlossingsprijs vopr een verloren wereld. Zijn zelfverloochening en zelfopoffering, Zijn onzelf-zuchtige arbeid, Zijn vernedering, en bovenal de offergave van Zijn leven, getuigen van de diepte van Zijn liefde voor de gevallen mens. Het was om de verlorenen te zoeken en zalig te maken, dat Hij naar de aarde kwam. Zijn werk was voor de zondaren, zondaren van elk gehalte, van elke tong en natie. Hij betaalde de prijs voor allen om hen vrij te kopen en hen in Zijn gemeenschap en medeleven te doen delen. De meest dwalenden, de grootste zondaren werden niet voorbij gegaan; Zijn arbeid was inzonderheid voor hen die de zaligheid welke Hij kwam brengen, het meest nodig hadden. Hoe groter hun behoefte was om veranderd te worden, des te dieper was Zijn belangstelling, des te groter Zijn medeleven, des fe vuriger Zijn arbeid. Zijn groot hart vol liefde werd beroerd tot in de diepste diepten voor hen wier toestand het meest hopeloos was en die het meest behoefte hadden aan Zijn hervormende genade.

In de gelijkenis van het verloren schaap wordt de wonderbaarlijke liefde van Christus voor de dwalenden uitgebeeld. Hij verkiest hief te blijven bij diegenen die Zijn zaligheid aannemen, al Zijn krachten aan hen bestedend om hun dankbaarheid en liefde in ontvangst te nemen. De goede herder verlaat de kudde die hem liefheeft, en gaat de wildernis in, verdraagt moeite en ziet gevaren en dood onder het oog om fe zoeken en te redden wat van de kudde is afgedwaald en daf moet omkomen zo het niet wordt teruggebracht. Wanneer na 1889, Vol. 5, blz. 603--613 ijverig zoeken het verlorene is gevonden, trekt de herder, hoewel uitgeput van vermoeidheid, ellende en honger, het dier in zijn zwakheid niet achter zich aan, hij drijft het ook niet vooruit, maar, o wonderlijke liefde! hij neemt het teder in zijn armen, legt het over zijn schouder en brengt het terug naar de kudde. Dan roept hij zijn buren om zich met hem te verheugen over het verlorene dat is teruggevonden.

De gelijkenis van de verloren zoon en die van het verloren zilverstuk leren dezelfde les. Elke ziel die vooral gevaar loopt in de verleiding te vallen, brengt smart in het hart van Christus en vraagt om Zijn innigste medeleven en ernstige arbeid. Over één zondaar die zich bekeert, is Zijn blijdschap groter dan over de negen-en negentig die de bekering niet van node hebben.

Deze lessen zijn voor ons welzijn. Christus heeft Zijn discipelen bevolen dat ze in Zijn arbeid met Hem samenwerken, dat ze elkander liefhebben zoals Hij hen heeft liefgehad. De doodsstrijd die Hij aan het kruis doorstond, getuigt hoe Hij de menselijke ziel waardeert. Allen die deze grote zaligheid aannemen, leggen daarin de gelofte af met Hem samen te werken. Niemand beschouwe zichzelf als bijzonder' verkoren door de hemel en richte zijn belangstelling en aandacht op zichzelf. Allen die in Christus' dienst zijn getreden, moeten werken zoals Hij werkte en moeten hen die in onwetendheid en zonde verkeren, liefhebben zoals Hij hen liefhad.

MEDELEVENDE INSPANNING VOOR DE DWALENDEN

Maar onder ons als volk is een gebrek geweest aan diepe, vurige, zielsroerend medelijden en liefde voor de verzochten en de dwalenden. Velen hebben een grote kilheid en zondige nalatigheid aan de dag gelegd, die Christus ziet als voorbijgaande aan de andere kant, zo ver mogelijk verwijderd van hen die het meest hulp behoeven. De pasbekeerde ziel heeft vaak een ernstige strijd met ingewortelde gewoonten of met een bijzondere aard van verzoeking, en dan, overwonnen door een of andere hartstocht of neiging, doet hij een onberaden stap of verkeerde daad. Juist dan wordt geestkracht, takt en wijsheid gevraagd van zijn broeders, opdat hij weer geestelijk gezond wordt. Op zulke gevallen slaaf de raadgeving van Gods Woord: "Broeders, indien ook een mens overvallen was door enige misdaad, gij die geeste-lijk zijt, brengt de zodanige terecht met de geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelf opdat ook gij niet verzocht wordt." Galaten (6 : 1. "Maar wij die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen, en niet onszelf te behagen." Romeinen 15 : 1.

Maar hoe weinig van de medelijdende tederheid van Christus wordt aan de dag gelegd door Zijn belijdende navolgers! Wanneer iemand dwaalt, veroorloven anderen zich maar al te vaak de vrijheid het geval in het kwaadst mogelijke licht te stellen. Die misschien schuldig zijn aan even grote zonde op ander gebied, zullen hun broeder met een wrede gestrengheid behandelen. Fouten begaan in onwetendheid, onbedachtzaamheid of zwakheid worden uitgemeten als een zonde met voorbedachte rade. Wanneer ze zielen zien afdwalen, vouwen sommigen hun handen en fluisteren: "Ik heb het je wel gezegd. Ik wist wel dat je je op hen niet kon verlaten." Zo doen ze Satan na, innerlijk juichend dat hun boze vermoedens waar bleken te zijn.

We moeten verwachten grote onvolmaaktheden aan te treffen bij hen die jong en onervaren zijn. Christus heeft ons gevraagd die te helpen in een geest van zachtmoedigheid, en Hij houdt ons verantwoordelijk wanneer door ons toedoen dezulken tot ontmoediging, wanhoop en ondergang komen. Wanneer we niet dagelijks de kostelijke plant der liefde verzorgen, lopen we gevaar bekrompen, onsympathiek, kwezelachtig, en critisch te worden, onszelf rechtvaardig achtend, terwijl God onze gedragingen in het geheel niet goedkeurt. Sommigen zijn onhoffelijk, kort aangebonden en hard. Ze zijn als de bolster van een kastanje: ze prikken wanneer men ze aanraakt. Dezulken doen onberekenbaar kwaad door een verkeerd beeld te geven van onze liefdevolle Heiland.

Wij moeten op een hoger peil komen, of we zijn de Christelijke naam niet waardig. We moeten de geest aankweken waarin Christus werkte om de dwalende te redden. Ze zijn Hem even dierbaar als wij. Ook zij kunnen zegetekenen worden van Zijn genade en erfgenamen van hef Koninkrijk. Maar ze staan bloot aan de listen van een sluwe vijand, aan gevaar en bezoedeling, en, zonder de reddende genade van Christus, aan zekere onder-gang. Zouden we deze aangelegenheid in het juiste licht bezien, hoe ijverig zouden we zijn en hoe zouden onze ernstige pogingen vol zelfopoffering toenemen, om in nauw contact te komen met hen die onze hulp, onze gebeden, ons medeleven en onze liefde zo nodig hebben!

ONZELFZUCHTIGE ARBEID VOOR ANDEREN

Laten zij die in dit werk slap zijn geweest, hun plicht zien in het licht van het grote gebod: "Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf." Mattheüs 19 : 19. Deze verplichting rust op allen. Van allen wordt vereist dat ze werken om van hun medeschepselen de tekortkomingen te verhelpen en de zegeningen te vermeerderen. Indien wij sterk zijn om de verzoeking te weerstaan, zijn we des te meer verplicht te helpen die zwak zijn en daaraan toegeven. Bezitten we kennis, dan moeten we de onwetenden onderrichten. Heeft God ons gezegend met het goede dezer wereld, dan moeten we de armen bijstaan. Laat allen binnen de sfeer van onze invloed delen in het goede dat wij mogelijk bezitten. Niemand moet tevreden zijn zich te voeden met het brood des levens zonder degenen rondom hem daarin te doen delen.

Alleen zij leven voor Christus en eren Zijn Naam, die trouw zijn aan hun Meester om te zoeken en te redden dat verloren is. Zuivere godsvrucht zal zeker het diepe verlangen en de vlijtige arbeid van de gekruisigde Heiland openbaren om hen te redden voor wie Hij stierf. Wanneer onze harten week en onderworpen zijn gemaakt door de genade van Christus en geheel vervuld zijn met een gevoel van Gods goedheid en liefde, zal er een natuurlijke uitvloeiing zijn van liefde, medeleven en tederheid voor anderen.

De waarheid te zien in het leven, zal evenals de verborgen zuurdesem, haar kracht uitoefenen op allen met wie ze in aanraking wordt gebracht.

God heeft verordineerd dat, om op te wassen in de genade en de kennis van Christus, de mensen Zijn voorbeeld moeten volgen, en moeten werken zoals Hij werkte. Het zal altijd strijd kosten om onze gevoelens te beheersen en op te passen dat we niet spreken op een wijze die hen ontmoedigt die met verzoeking te kampen hebben. Een leven van dagelijks gebed en lofzang, een leven dat licht doet vallen op het pad van anderen, kan niet geleefd worden zonder ernstige inspanning. Maar zo'n inspanning werpt dan ook kostelijke vruchten af, zegen niet alleen voor de ontvanger maar ook voor de gever.

De geest van onzelfzuchtige arbeid voor anderen verleent diepte, standvastigheid en Christelijke goedertierenheid aan het karakter en brengt vrede en geluk aan de bezitter. De verlangens komen op een hoger peil. Daar is geen plaats voor traagheid en zelfzucht. Die de Christelijke deugden beoefenen, zullen opwassen. Ze zullen geestelijke pezen en spieren bezitten, en sterk zijn om voor God te werken. Ze zullen een helder geestelijk onderscheidingsvermogen hebben, een vast, groeiend geloof en blijvende kracht voor het gebed. Die over zielen waken, die zich geheel wijden aan de redding der dwalenden, werken even zeker aan hun eigen zaligheid.

Maar wat is dit werk veronachtzaamd! Wanneer de gedachten en gevoelens geheel op God gericht waren geweest, denkt u dan dat men dwalende zielen, onder verzoeking van Satan, even zorgeloos en gevoelloos had laten uitvallen als gebeurd is? Zou men zich niet méér ingespannen hebben om, in de liefde en eenvoud van Christus, deze dwalenden te redden? Allen die God waarlijk toegewijd zijn zullen met de grootste ijver deel nemen aan hef werk waarvoor Hij het meeste gedaan heelt, waarvoor Hij een oneindig offer heeft gebracht -- het werk voor de zaligheid van zielen. Dat is het bijzondere werk, dat men moet liefhebben en ondersteunen, en dat men nooit mag laten verslappen.

ADEM DE ATMOSFEER DES HEMELS

God doet een beroep op Zijn volk om zich op te maken en uit te komen uif die kille, koele atmosfeer waarin ze geleefd hebben, om die ideeën en indrukken van zich af te schudden die de beweeggronden der liefde hebben bevroren en hen gehouden hebben in een zelfzuchtige werkeloosheid. Hij vraagt hen om af te komen van hun laag, aards niveau om de zuivere, zonnige atmosferen des hemels in te ademen.

Onze kerkdiensten moeten geheiligde, kostelijke gelegenheden zijn. De gebedssamenkomst is geen plaats waar broeders elkander laken en veroordelen, waar onvriendelijke gevoelens heersen en koude woorden vallen. Christus zal uit de vergaderingen waar deze geest wordt geopenbaard, verdreven worden, en Satan zal komen om de leiding te nemen. Niets dat zweemt naar een onchristelijke, liefdeloze geest mag men binnenlaten; want vergaderen we niet om genade en vergeving van de Here te zoeken? en de Here heeft zo duidelijk gezegd: "Met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke maat gij meet, zal u wedergemeten worden." Mattheüs 7 : 2. Wie kan staan voor God en wijzen op een feilloos karakter, een onberispelijk leven? En hoe durven dan sommigen hun broeders te laken en te veroordelen? Die voor zichzelf kunnen hopen op de zaligheid enkel en alleen door de verdiensten van Christus, die vergeving moeten zoeken uit kracht van Zijn bloed, staan onder de sterkste verplichting om tegenover hun medezondaren liefde, godsvrucht en vergeving te betonen.

Broeders, wanneer u uzelf niet zover brengt om de plaats der wijding te eerbiedigen, zult u geen zegen van God ontvangen. U kunt Hem aanbidden in een vormen dienst, maar het zal geen geestelijke dienst zijn. "Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam," zegt Christus, "daar ben Ik in het midden van hen." Mattheüs 18:20. Allen moeten aanvoelen dat ze staan in de Goddelijke tegenwoordigheid, en in plaats van zich te bepalen bij de fouten en dwalingen van anderen, moeten ze ijverig hun eigen hart naspeuren. Hebt u uw eigen zonden te belijden, doe dan uw plicht, en laat het aan anderen over om dat voor zich te doen.

Wanneer u toegeeft aan een eigen karakterhardheid door een harde, ongevoelige geest aan de dag te leggen, stoot u juist degenen af, die ge moet winnen. Uw hardheid vernietigt hun liefde om naar de vergadering te gaan, en dat heeft vaak tengevolge dat ze de waarheid loslaten. U moet u bewust worden dat u uzelf stelt onder de berisping Gods. Terwijl u anderen veroordeelt, veroordeelt God u. Het is uw plicht, uw eigen onchristelijk gedrag te belijden. Moge de Here inwerken op de harten van de leden der Gemeente afzonderlijk, totdat Zijn hervormende genade geopenbaard zal worden in het leven en het karakter. Wanneer u dan samenkomt, zal dat niet zijn om elkander te critiseren, maar om te spreken over Jezus en Zijn liefde.

Onze vergaderingen moeten bij uitstek belangwekkend gemaakt worden. Die moeten als doortrokken zijn van de atmosfeer des hemels. Laten daar geen lange, dorre preken en vormelijke gebeden zijn, enkel en alleen om de tijd vol te maken. Allen moeten bereid zijn daar hun deel te doen zoals hef behoort, en wanneer dat gebeurd is, zal de vergadering gesloten worden. Zo zal de belangstelling tot het laatst worden bewaard. Op deze wijze vereert men God naar Zijn welbehagen. Zijn dienst moet belangwekkend en aantrekkelijk gemaakt worden en mag vooral niet ontaarden in een dorre vorm. Wij moeten elke minuut, elk uur, dag in dag uit voor Christus leven, dan zal Christus in ons wonen, en wanneer wij vergaderen, zal Zijn liefde in onze harten zijn, opwellend gelijk een bron in de woestijn, die allen verkwikt en hen die op ‘t punt stonden te vergaan, verlangend maakt om van het water der levens met graagte te drinken. Wij moeten niet kunnen rekenen enkel op twee of drie leden om het werk van de gehele gemeente te doen. Een ieder persoonlijk van ons moet een sterk, werkzaam geloof hebben om het werk dat God ons heeft opgedragen, vooruit te stuwen. Daar moet een vurige, levende belangstelling zijn om God te vragen: "Wat wilt Gij dat ik doen zal? Hoe zal ik mijn werk doen voor tijd en eeuwigheid?" We moeten ieder afzonderlijk al onze krachten inspannen om de waarheid te onderzoeken, elk middel binnen ons bereik aangrijpend dat ons zal helpen in een ijverig, devoot naspeuren der Schriften; en dan moeten we geheiligd worden door de waarheid, opdat we zielen kunnen redden.

KWAADSPREKEN UITBANNEN

In elke gemeente moet er ernstig naar gestreefd worden om kwaadspreken en een critische geest uit te bannen, gezien dit zonden zijn die de gemeente het meeste kwaad berokkenen. Hardheid en vitten moeten gegispt worden als de werkingen van Satan. Wederkerige liefde en vertrouwen moeten onder de leden der gemeente aangemoedigd en versterkt worden. Laten allen, in de vreze Gods en in liefde tot hun broeders, hun oren sluiten voor geroddel en gevit. Bepaalt de achterklapper bij de raadgevingen van Gods Woord. Vraagt hem om de Schriften te gehoorzamen en met zijn klachten rechtstreeks te gaan tot hen die volgens hem dwalen. Dit eensgezinde streven zou een stroom van licht in de gemeente brengen en de deur sluiten voor een stroom van kwaad. Zo zou God verheerlijkt en tal van zielen gered worden.

De vermaning van de Trouwe Getuige tot de gemeente fe Sardis luidt: "Gij hebt de naam dat gij leeft, en gij zijt dood. Wees wakende en versterkt het overige dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God. Gedenk dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt en bewaar het, en bekeer u." Openbaring 3 : 1--3. De zonde waarvan deze gemeente vooral beticht wordt, is dat zij niet versterkt hebben de dingen die overblijven, die op het punt staan te sterven. Slaat deze waarschuwing op ons? Laten we een ieder persoonlijk ons hart onderzoeken in hef licht van Gods Woord en laaf ons eerste werk zijn met de hulp van Christus onze harten in hef reine te brengen.

GEMEENTELEDEN MEDEARBEIDERS GODS

God heeft Zijn deel gedaan in het werk voor de zaligmaking der mensen, en nu vraagt Hij de medewerking van de Gemeente. Daar zijn het bloed van Christus, het woord der waarheid, de Heilige Geest enerzijds, en anderzijds de zielen die omkomen. Iedere navolger van Christus heeft een deel bij te dragen mensen er foe te brengen de zegeningen waarin de hemel heeft voorzien, aan te nemen. Laten we bij onszelf nauwgezet nagaan om te zien of we dit werk hebben gedaan. Laten we onze motieven en elke daad in ons leven onder de loep nemen. Komen er dan niet in onze herinnering heel wat onprettige beelden te voorschijn? Vaak hebt u de Vergiffenis van Jezus nodig gehad. Aanhoudend was u aangewezen op Zijn medelijden en liefde. Hebt u evenwel niet verzuimd tegenover anderen de geest te betonen die Christus tegenover u beoefend heeft? Hebt u een verantwoordelijkheid gevoeld voor degene die u zag afdwalen op verboden wégen? Hebt u hem vriendelijk terechtgewezen? Hebt u voor hem tranen gestort en met en voor hem gebeden? Hebt u door zachte woorden en vriendelijke daden getoond dat u hem liefhebt en wilt redden? Wanneer u omgang hebt gehad met hen die wankelden onder de last van hun eigen zwakheden en verkeerde gewoonten, hebt u hen dan de strijd alleen laten strijden terwijl u hen had kunnen helpen? Bent u die zwaar beproefden niet voorbijgegaan aan de andere kant, terwijl de wereld klaar stond om hen medeleven te betuigen en te verstrikken In Satans netten? Lagen niet op uw lippen de woorden van Kaïn: "Ben ik mijns broeders hoeder?" Genesis 4 :9. Hoe moet het grote Hoofd van de Gemeente uw levenswerk bezien? Hoe zal Hij voor Wie elke ziel kostbaar is, als gekocht door Zijn eigen bloed, op uw onverschilligheid tegenover hen die van het rechte pad afdwalen, neerzien? Is u niet bang dat Hij u zal loslaten zoals u hen hebt losgelaten? Wees er zeker van, dat Hij Die de trouwe Wachter is over des Heren huis, elk verzuim heeft waargenomen.

Zijn Christus en Zijn liefde uit uw leven niet buiten gesloten, zodat de dienst des harten tot een werktuigelijke vorm geworden is? Waar is de gloed van uw ziel gebleven, die u eertijds vervulde wanneer de naam van Jezus werd genoemd? In de nieuwigheid van uw eerste overgave, hoe vurig was toen uw liefde voor zielen! Hoe ernstig hebt u er naar gestreefd hun de liefde des Heilands te openbaren! De afwezigheid van die liefde heeft u koud, critisch, streng gemaakt. Zoek dat terug te winnen en werk dan om zielen tot Christus te brengen. Weigert u dit te doen, dan zullen anderen die minder licht en ervaring en minder kansen gehad hebben, naar voren komen en uw plaats in nemen om te doen wat u hebt verzuimd; want het werk moet gedaan worden om de verzochten, de beproefden, hen die verloren gaan, te redden. Christus wil Zijn Gemeente dit werk laten doen; wie is daartoe bereid?

God heeft de goede daden, de zelfverloochenende werken van de Gemeente in het verleden niet over het hoofd gezien. Dat alles is geregistreerd hierboven. Maar dat is niet genoeg. Dat zal de Gemeente niet redden wan-neer ze ophoudt haar taak te vervullen. Wanneer die ergerlijke slapheid en onverschilligheid die in het verleden betoond is, niet ophoudt, zal de Gemeente, in plaats van steeds sterker te worden, voortgaan te ontaarden in zwakheid en vormelijkheid. Zullen we dat toelaten? Moet die botte traagheid, die droeve achteruitgang in liefde en geestelijke ijver steeds doorgaan? Is dat de toestand waarin Christus Zijn Gemeente zal vinden?

Broeders, uw eigen lampen zullen zeker minder schijnsel gaan geven en flikkeren, tot ze helemaal in donkerheid uitgaan, fenzij u vastberaden verandering aanbrengt. "Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt en bekeer u en doe de eerste werken." De gelegenheid die er nu is, duurt misschien maar kort. Wanneer deze tijd van genade en inkeer ongebruikt voorbij gaat, luidt de waarschuwing: "Ik zal welhaast bij u komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren." Openbaring 2 : 5. Deze woorden zijn gesproken door de Lankmoedige, de Goedertierene. Ze houden een plechtige waarschuwing in voor de gemeenten en leden afzonderlijk, dat de Wachter Die nooit sluimert, bezig is hun daden te meten. Het is enkel uit hoofde van Zijn wonderbaarlijke lijdzaamheid dat ze niet zijn uitgeworpen als struikelblokken. Maar Zijn Geest zal niet altijd twisten. Zijn geduld zal nog maar een weinig langer duren.

EEN WEDEROPBLOEI DER EERSTE LIEFDE

Uw geloof moet iets meer worden dan het geweest is, of u zult in de weegschaal gewogen en te licht bevonden worden. Op de laatste dag der uiteindelijke beslissing door de Rechter der gehele aarde zal het gaan om onze belangstelling en wezenlijke arbeid voor de ellendigen, de verdrukten, de verzochten. U kunt die niet altijd aan de tegenovergestelde kant voorbij gaan om dan nog te verwachten dat u als verloste zondaars de stad Gods binnengaat. "Voor zoveel", zegt Christus, "gij dit één van deze minsten niet gedaan hebt zo hebt gij het Mij óók niet gedaan." Mattheüs 25 : 45.

Het is nog niet te laat om het verzuim in het verleden goed te maken. Laat er een wederopbloei zijn van de eerste liefde, het eerste vuur. Ga de afgedwaalden opzoeken en verbind door uw belijden de wonden die door u geslagen zijn. Kom dicht tot het grote Hart vol mededogende liefde en laat de stroom van het Goddelijke medelijden vloeien in uw hart en van daaruit in de harten van anderen. Laat de tederheid en genade die Jezus heeft geopenbaard in Zijn eigen kostbaar leven, voor ons een voorbeeld zijn hoe wij onze medemensen moeten behandelen, vooral hen die onze broeders in Christus zijn. Velen zijn bezweken en ontmoedigd geworden in de grote strijd des levens, die door een vriendelijk en bemoedigend woord versterkt zouden geworden zijn om te overwinnen. Wordt nooit, nooit harteloos, koud, onsympathiek en critisch. Laat nooit een kans voorbijgaan om een woord te spreken dat bemoedigt en met hoop bezielt. Wij kunnen niet weten hoe vèrreikend misschien onze vriendelijke woorden, ons Christelijk pogen gaan om hier of daar een last lichter te maken. De dwalende kan op geen andere wijze teruggebracht worden dan door een zachte, vriendelijke geest en tedere liefde.

God heeft kostelijke juwelen in Zijn Gemeente; er zijn ook mannen en vrouwen als onkruid tussen de tarwe. Maar de Here draagt u of iemand anders niet op om te zeggen wie de tarwe en wie het onkruid zijn. We kunnen de fouten van anderen zien en veroordelen, terwijl, wij grotere fouten hebben welke we ons nooit bewust waren, maar die duidelijk door anderen worden opgemerkt. -- 1885, vol. 5, blz. 333, 334.

God rekent niet alle zonden als van gelijk gewicht; er zijn in Zijn schatting zowel als in die van de sterfelijke mens, graden van schuld. Maar hoe gering dit of dat gebrek in zijn beloop gezien mag worden in de ogen der mensen, zo is geen zonde klein in Gods oog. De zonden die de mens geneigd is als klein te zien, kunnen door God gekend worden als grote misdaden. De dronkaard wordt veracht en men zegt hem dat zijn zonde hem buiten de hemel zal sluiten, terwijl hoovaardij, zelfzucht en begeerte gekoesterd worden zonder berispt te worden. Maar deze zonden zijn juist zo ergerlijk voor God. Hij "wederstaat de hovaardige", en Paulus zegt ons dat begeerte afgoderij is. Die op de hoogte zijn hoe afgodendienst in Gods Woord veroordeeld wordt, zullen direct inzien hoe afschuwelijk deze zonde is. -- 1885, vol. 5, blz. 337.