Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 37

De Bloei van de Gemeente

[ AUDIO ]

Waar de Geest des Heren is, daar is zachtmoedigheid, geduld, vriendelijkheid en lankmoedigheid. Een waar discipel van Christus zal trachten het Voorbeeld na te volgen. Hij zal zich verdiepen om de wil van God op aarde te doen zoals die gedaan wordt in de hemel. Zij wier harten nog door de zonde verontreinigd zijn, kunnen niet ijverig zijn in goede werken. Zij falen om de eerste vier geboden van de Decaloog te houden, die de plicht van de mens tot God omschrijven; en evenmin houden ze de laatste zes, welke de plicht van de mens tegenover zijn naaste weergeven. Hun harten zijn vol zelfzucht, en aanhoudend vinden ze fouten bij anderen die beter zijn dan zijzelf. Zij beginnen aan een werk dat God niet aan hen gegeven heeft, maar laten het werk ongedaan dat Hij hun heeft opgedragen, namelijk acht te slaan op zichzelf, opdat niet een wortel der bitterheid ontspringt, welke de Gemeente in onrust brengt en verontreinigt. Zij houden hun ogen naar buiten gericht om vast te stellen dat het met het karakter van anderen toch niet in orde is, terwijl ze hun ogen op hun innerlijk gericht moesten houden om hun eigen werken na te gaan en te critiseren. Wanneer ze het hart van zelfzucht, naijver, kwaaddenken, en boos opzet ontledigen, zullen ze niet op de rechterstoel gaan ziften om een vonnis uit te spreken over anderen die in Gods ogen beter zijn dan zij.

Hij die anderen wil verbeteren, moet eerst zichzelf verbeteren. Hij moet de geest van zijn Meester verkrijgen, en evenals Hij, bereid zijn smaad te lijden en zelfverloochening in praktijk te brengen. Vergeleken bij de waarde van één ziel, zinkt de gehele wereld als het ware in het niet. Een verlangen om heerschappij uit fe oefenen, de baas te spelen over Gods erfdeel, zal wanneer daaraan 1889, Vol. 5, blz. 613--621 (Kerkelijke plichten) wordt toegegeven, het verlies van zielen ten gevolge hebben. Die Jezus werkelijk liefhebben, zullen er naar streven hun eigen leven gelijkvormig te maken aan het Voorbeeld en zullen in Zijn geest arbeiden voor de zaligheid van anderen.

Om de mens voor Zich te winnen en zijn eeuwig heil te bewerkstelligen, verliet Christus de hemelse hoven en kwam naar deze aarde, doorstond de zielesmarten van zonde en schande in ‘s mensen plaats en stierf om de mens te bevrijden. Gezien de oneindige prijs, betaald voor ‘s mensen verlossing, hoe durft dan iemand die de naam van Christus belijdt, nog een van Zijn kleinen met onverschilligheid te bejegenen? Hoe nauwgezet moeten broeders en zusters in de Gemeente waken over elk woord en elke daad, opdat zij de olie en de wijn niet beschadigen! Hoe geduldig, vriendelijk en toegewijd moeten ze omgaan met de gekochten door het bloed van Christus! Hoe trouw en ijverig moeten ze arbeiden om de wankelmoedigen en moedelozen op te richten! Hoe teder moeten ze diegenen behandelen die trachten de waarheid te gehoorzamen en daartoe thuis niet bemoedigd worden, die aanhoudend verkeren in een atmosfeer van ongeloof en duisternis!

HET OMGAAN MET DE DWALENDEN

Wanneer van een broeder verondersteld wordt dat hij heeft gedwaald, moeten broeders en zusters niet achter hun hand daarover praten en commentaar leveren, terwijl ze dan meestal nog de veronderstelde dwalingen en fouten vergroten. Zo heeft men heel vaak gedaan, met als gevolg dat Gods onbehagen rust op hen die dat doen, en Satan jubelt, dat hij hen die sterk konden zijn in de Here, kan zwak maken en kwellen. De wereld ziet hun zwakheden en velt een oordeel over deze groep van mensen en de waarheid die ze belijden, naar de vruchten die ze voortbrengen.

"Here, wie zal verkeren in Uw tent! Wie zal wonen op de berg Uwer heiligheid? Wie oprecht wandelt en gerechtigheid werkt en wie met zijn hart de waarheid spreekt; wie met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezeilen geen kwaad doet en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste; in wiens ogen de verworpene veracht is, maar hij eert degenen die de Here vrezen; heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet; wie zijn geld niet geeft op woeker en geen geschenk neemt tegen de onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid." Psalm 15. Hier wordt de kwaadspreker uitgesloten van het verblijf in de tabernakel Gods en het wonen op de heilige berg Sion. Die kwaad spreekt van zijn naaste, kan de goedkeuring Gods niet wegdragen.

Hoeveel predikanten worden, wanneer ze bezig zijn zielen tot God en tot de waarheid te bekeren, weggeroepen uit hun werk om een scheve verhouding tussen broeders in de gemeente, die totaal ongelijk hadden en bezield waren met een twistgierige, heerszuchtige geest, recht te zetten?

Dit werk, om mannen uit hun arbeidsterrein weg te halen, is in de loop van deze beweging telkens weer voorgekomen. Het is een list van de grote vijand des mensen om hef werk Gods te hinderen. Wanneer zielen die op het punt staan de waarheid aan te nemen, aldus blootgesteld worden aan ongunstige invloeden, dan verliezen ze hun belangstelling, en het is maar zelden dat ze nogmaals zo diep onder de indruk komen. Satan zoekt altijd naar een of andere list om de prediker uit zijn terrein weg fe halen, opdat de resultaten van zijn arbeid tenietgedaan zullen worden.

Er zijn in de Gemeente niet-toegewijde, onbekeerde mannen en vrouwen, die meer denken aan het handhaven van hun eigen waardigheid en hun eigen inzichten dan aan de zaligheid van hun medeschepselen; en Satan werkt door dezulken om moeilijkheden te scheppen die de tijd en de arbeid van de prediker in beslag nemen, met als gevolg dat vele zielen verloren gaan.

Wanneer er verdeeldheid heerst onder de gemeenteleden, dan worden hun harten verhard en niet ontvankelijk voor indrukken. De pogingen van de predikant kunnen vergeleken worden met hef slaan op koud ijzer en elke partij houdt het been nog strakker dan tevoren. De predikant wordt geplaatst in een onbenijdenswaardige positie, want al nam hij nu nog zo'n wijze beslissing, dan zou deze nog de een of ander mishagen, en zo wordt de partijgeest nog sterker.

Krijgt de predikant onderdak bij deze of gene familie, dan zijn de anderen jaloers, want nu zal tegen hen worden beïnvloed. Geeft hij raad, dan zullen sommigen zeggen: "Die en die hebben natuurlijk met hem gepraat", en zijn woorden hebben voor hen geen gewicht. Zo worden hun zielen ompantserd met wantrouwen en kwade vermoedens, en de predikant staat bloot aan de genade van hun vooroordelen en jaloersheid. Maar al te vaak wordt de zaak erger na zijn vertrek dan deze was bij zijn komst. Had hij absoluut geweigerd te luisteren naar de gekleurde, eenzijdige verklaringen van wie ook, had hij raadgevende woorden gesproken in harmonie met de Bijbelse richtlijn en gezegd, evenals Nehemia, "ik doe een groot werk, zodat ik niet zal kunnen afkomen" (Nehemia 6 : 3), dan zou de gemeente er veel beter aan toe zijn.

Predikanten en leke-leden van de gemeente mishagen God, wanneer ze personen toestaan hun de dwalingen en fouten over te brieven van hun broeders. Zij moeten niet luisteren naar deze verslagen, maar moeten vragen: "Hebt u precies de richtlijnen van uw Heiland gevolgd? Is u regelrecht naar de overtreder gegaan en hebt u hem zijn fouten tussen u en hem alleen gezegd? En heeft hij geweigerd u aan te horen? Hebt u toen nauwgezet en onder gebed twee of drie broeders met u meegenomen en hebt u in alle ootmoed en zachtheid met hem gesproken, met een hart dat overvloeiende is van liefde voor hem?"

Wanneer de bevelen van de Overste Leidsman betreffende de richtlijnen voor de dwalenden, strikt zijn nagevolgd, doe dan de volgende stap: zeg het de gemeente, en laat men de zaak verder afhandelen overeenkomstig de Schriften. Het is dan, dat de hemel het besluit van de gemeente zal bekrachtigen om het overtredend lid af te schrijven zo hij niet tot inkeer komt. Heeft men die stappen niet ondernomen, sluit dan het oor voor alle klachten en weiger in te gaan op een blaam tegen uw naaste. Zouden er geen broeders en zusters zijn die zich daartoe lenen, dan zouden de boze tongen gauw zwijgen; want dan zouden ze niet een zo gunstig terrein vinden waarop de mensen elkander bijten en verslinden.

KEUZE VAN LEIDERS

Paulus schrijft aan Titus: "lk heb u.... achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen die onberispelijk zijn, één vrouw hebben, die gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten. Want een opziener moet onberispelijk zijn als een beheerder van het huis Gods." Titus 1 : 5--7 (N.V.). Het zou voor al onze predikanten goed zijn op deze woorden acht te slaan en niet zo haastig mannen een ambt te geven zonder een diepgaande overweging en veel gebed, of God door Zijn Heilige Geest wil aanwijzen die Hij wil aannemen.

In dat verband zegt de geïnspireerde apostel: "Leg niemand haastig de handen op." 1 Timotheüs 5 : 22. In sommige van onze gemeenten is het organisatorisch werk en het aanstellen van ouderlingen overhaast gebeurd; de Bijbelse richtlijn is veronachtzaamd, met als gevolg dat ernstige moeilijkheden in de gemeente zijn ontstaan. Er moet niet zo'n grote haast gemaakt worden in het kiezen van leiders door maar mannen aan te stellen die in geen enkel opzicht geschikt zijn voor hun taak -- mannen die nodig een bekering en karakterbeschaving moeten ondergaan alvorens zij het werk Gods in een of ander ambt kunnen dienen.

Met het evangelienet worden zowel goeden als kwaden gevangen. De ontwikkeling van een karakter kost tijd; men moet zich tijd gunnen om te weten te komen wat mensen werkelijk zijn. Hef gezin van degene die men voor een bepaald ambt op het oog heeft, moet nagegaan worden. Zijn ze in alles onderworpen? Kan de man zijn eigen huis regeren zoals het betaamt? Welk karakter hebben zijn kinderen? Zullen zij de invloed van hun vader eer aandoen? Indien hij thuis geen bekwaamheid, geen wijsheid of kracht der godsvrucht heeft om zijn eigen gezin te beleren, is het veilig te concluderen dat die-zelfde gebreken in de gemeente gebracht zullen worden en dat men hetzelfde ongeheiligde beheer daar zal aanschouwen. Het is veel beter de man nauwkeurig gade te slaan alvorens hij in een ambt wordt gesteld dan daarna, beter te bidden en te overleggen alvorens de beslissende stap te doen dan daarna de gevolgen van een foutieve daad te moeten verbeteren.

In sommige gemeenten heeft de ouderling niet de juiste eigenschappen om de gemeenteleden zó op te voeden dat ze ook werkers worden. Kunde en oordeel zijn niet gebruikt om een levendige belangstelling in hef werk Gods op te wekken. De leider is traag en saai en staande voor de gemeente praat hij te veel en bidt te lang; hij heeft niet die levende verbinding die God hem zou geven in een steeds nieuw beleven.

De leiders van de gemeente in elke plaats moeten ernstig zijn, vol ijver en onzelfzuchtige belangstelling, mannen Gods, die het werk in de juiste vorm kunnen kneden. Zij moeten in het geloof hun beden tot God opzenden. Zij mogen al de tijd die ze wensen, wijden aan het gebed in het verborgene, maar in het openbaar moeten ze hun gebeden en getuigenissen kort en kernachtig maken. Lange, droge gebeden en lange vermaningen moeten ze vermijden. Zouden de broeders en zusters iets willen zeggen dat anderen verkwikt en opbeurt, dan moeten ze dat eerst in hun hart hebben. Zij moeten dagelijks in verbinding staan met God, en hun voorraden puften uit Zijn onuitputtelijke Schatkamer om daaruit nieuwe en oude dingen naar voren ie brengen. Wanneer hun eigen zielen bezield zijn door de Geest van God, zullen ze anderen opbeuren, versterken en bemoedigen; maar wanneer zij zelf niet gedronken hebben van de levende fontein des heils, zullen ze niet weten hoe anderen daarheen te brengen.

De noodzakelijkheid van een proefondervindelijke godsdienst moet krachtig worden voorgehouden aan hen die de theorie der waarheid aannemen. Predikanten moeten hun eigen ziel bewaren in de liefde Gods om dan de mensen de noodzakelijkheid in te scherpen van een persoonlijke wijding, een persoonlijke bekering. Allen moeten voor zichzelf een levende ervaring verkrijgen; zij moeten Christus in hun hart hebben gesloten, zodat Zijn Geest de neigingen beheerst, of hun belijden des geloofs is van geen waarde, en hun toestand zal erger zijn dan wanneer ze de waarheid nooit hadden gehoord.

Volgende schikkingen moeten getroffen worden voor kleine groepen die de waarheid aannemen, teneinde de bloei van de gemeente te bevorderen. Iemand moet aan-gewezen worden voor een week of voor een maand als leider op te treden, daarna een ander voor enkele weken; en zo kan men verschillende personen dit werk laten doen, om dan na een juist onderzoek door de stem van de gemeente iemand als erkend leider te benoemen, die echter nooit langer aangesteld wordt dan voor één jaar. Dan kan een ander worden gekozen of dezelfde kan worden herkozen indien zijn dienen zich als een zegen bewezen heeft voor de gemeente. Datzelfde beginsel moet gevolgd worden bij het kiezen van mannen voor andere verantwoordelijke plaatsen, alsook voor de ambten in de vereniging. Onervaren mannen moeten niet gekozen worden als voorzitters van verenigingen. Velen zullen falen de juiste scherpzinnigheid aan de dag te leggen in die belangrijke zaken waarin eeuwige belangen zijn inbegrepen.

INVLOED VAN EEN EENSGEZINDE ZIELENWINNENDE GEMEENTE

Wij belijden dat wij de bewaarders zijn van Gods wet; we beweren een groter licht te hebben en een verhevener maatstaf na te streven dan welk ander volk op aarde; daarom moeten we een grotere volmaaktheid van karakter en ijveriger toewijding laten zien. Ons licht moet uitstralen om de weg te verlichten van hen die in duisternis zitten. Als leden van de zichtbare Gemeente en arbeiders in de wijngaard des Heren moeten alle belijdende Christenen hun uiterste best doen om de vrede, de harmonie en liefde in de gemeente te bewaren. Gaat maar het gebed van Christus na: "Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt." Johannes 17 :21. De eenheid van de Gemeente is het overtuigende bewijs dat God Jezus in de wereld heeft gezonden als haar Verlosser. Dat is een argument dat wereldlingen niet kunnen betwisten. Daarom is Satan aanhoudend bezig om deze eenheid en harmonie te verstoren, opdat ongelovigen, door aanschouwing van ver-slapping, twist en tweedracht onder belijdende Christenen, een afkeer krijgen van godsdienst en in hun dwaasheid zullen volharden. God wordt onteerd door hen die de waarheid belijden terwijl geschillen en vijandschap onder hen heersen. Satan is de grote verklager der broederen, en allen die aan dit werk deel hebben, zijn gesteld in zijn dienst.

Wij belijden meer licht te hebben dan andere kerken; maar indien dit ons niet leidt tot groter toewijding, tot reiner, heiliger levens, wat voor nut heeft dat dan voor ons? Het zou beter voor ons zijn, het licht der waarheid nooit gezien te hebben dan te belijden dat we hef aangenomen hebben zonder er door geheiligd te worden.

Om te onderscheiden hoe omvattend de belangen zijn die begrepen zijn in de bekering van de ziel van dwaling tot waarheid, moeten we de waarde van de onsterfelijkheid ten volle waarderen; we moeten ons bewust worden hoe verschrikkelijk de pijnen zijn van de tweede dood; wij moeten begrijpen de eer en de heerlijkheid welke de verlosten wachten en verstaan wat het is, te leven in de tegenwoordigheid van Hem Die stierf opdat Hij de mens kon opbeuren en veredelen om aan de overwinnaar een koninklijke kroon te schenken.

De waarde van een ziel kan door het menselijke verstand niet ten volle geschat worden. Hoe dankbaar zullen de vrijgekochten en verheerlijkten hen gedenken die mede gebruikt werden tot hun zaligheid! Niemand zal dan spijt hebben over zijn zelfverloochenend streven en volhardende arbeid, zijn geduld, lankmoedigheid en hunkeren des harten naar zielen die verloren gegaan zouden zijn, zo hij zijn plicht had verzaakt of beu was geworden van hef goeddoen.

Nu zijn die mensen in witte kleren opgenomen in de kudde van de Goede Herder. De trouwe arbeider en de ziel die gered is door zijn arbeid, worden begroef door het Lam te midden van de, troon en geleid naar de boom des levens en de fontein van levende wateren. Met welk een vreugde aanschouwt de dienstknecht van Christus deze verlosten, vrijgekocht om in de heerlijkheid van de Verlosser te delen! Hoeveel kostbaarder is de hemel voor hen die trouw zijn geweest in het werk der zielenwinning! "En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht, voor eeuwig en altoos." Daniël 12 : 3, (N.V.)