Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 42

De Verborgenheden van de Bijbel

[ AUDIO ]

EEN BEWIJS VAN DE INSPIRATIE GODS

"Zult gij de onderzoekingen Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe de Almachtige vinden? Zij is als de hoogten der hemelen; wat kunt gij doen? Dieper dan de hel; wat kunt gij weten?" Job. 11 : 7, 8. "Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de Here. Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzó zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan ulieder gedachten." Jesaja 55 : 8, 9. "Ik immers ben God, en er is geen ander God, en niemand is Mij gelijk; Ik, Die van den beginne de afloop verkondig en van ouds wat nog niet geschied is." Jesaja 46 :9, 10. N.V: Het is onmogelijk voor het eindige verstand der mensen, het karakter of de werken van de Oneindige ten volle te begrijpen. Voor het scherpste verstand, voor de machtigste en meest geschoolde geest moet dat heilige Wezen altijd in verborgenheid gehuld blijven.

De apostel Paulus roept uit: "O diepte des rijkdoms beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!" Romeinen 11 : 33. Maar al "zijn rondom Hem wolken en donkerheid: gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons". Psalm 97 : 2. Zo ver kunnen wij Zijn handelwijze met ons en de beweegredenen waardoor Hij wordt gedreven, begrijpen, dat we een grenzeloze liefde en barmhartigheid, verbonden met oneindige macht, kunnen ontdekken. Wij kunnen precies zoveel van Zijn opzet verstaan als goed voor ons is; en buiten dit alles moeten we vertrouwen op de macht van de Almachtige, de liefde en wijsheid van de Vader en 1889, Vol. 5, blz. 698--711

Heerser over alles. Evenals het karakter van zijn Goddelijke Maker, plaatst het Woord van God ons voor verborgenheden die door sterfelijke wezens nooit algeheel kunnen begrepen worden. Het richt onze gedachten op de Schepper, Die "een ontoegankelijk licht bewoont". 1 Timotheüs 6:16. Het brengt ons Zijn doelstellingen, die al de eeuwen van de geschiedenis der mensheid omvatten en die enkel in de eindeloze kringloop der eeuwigheid hun vervulling zullen krijgen. Het vraagt onze aandacht voor onderwerpen van oneindige diepte en belangrijkheid ten aanzien van de heerschappij van God en het lot des mensen.

Het komen van de zonde in de wereld, de vlees-wording van Christus, wedergeboorte, opstanding en vele andere onderwerpen die in de Bijbel te vinden zijn, zijn verborgenheden, te diep voor de menselijke geest om te verklaren of zelfs ten volle te verstaan. Maar God heeft ons in de Schriften voldoende bewijs gegeven van hun Goddelijk karakter, en wij moeten niet aan Zijn Woord gaan twijfelen omdat we al de verborgenheden van Zijn voorzienigheid niet kunnen begrijpen.

De gedeelten van de Bijbel waarin deze grote onderwerpen vóórkomen, moeten niet overgeslagen worden als zijnde van geen nut voor de mens. Al wat God ons heeft willen bekend maken, moeten we aannemen op het gezag van Zijn Woord. Al wordt ook maar alleen een vermelding van feiten gegeven, zonder verklaring van het hoe en waarom, zo moeten we, al kunnen we het niet begrijpen, dat toch als waar aannemen, omdat God het gezegd heeft. De gehele moeilijkheid ligt in de zwakheid en begrensdheid van het menselijke verstand.

EENVOUD EN MAJESTEIT DER GODDELIJKE OPENBARINGEN

Petrus zegt dat er in de Schriften "dingen zijn zwaar om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien.... tot hun eigen verderf". 2 Petrus 3:16. De moeilijkheden van de Schrift zijn door twijfelzuchtigen aangevoerd als een argument tegen de Bijbel; maar in tegenstelling hiermede bieden ze een sterk bewijs dat hij door God is ingegeven. Wanneer daarin geen verslag van God voorkwam dan hetgeen wij gemakkelijk konden begrijpen; wanneer Zijn grootheid en majesteit omvat konden worden door het eindige verstand, dan zou de Bijbel niet de onmiskenbare bewijzen inhouden van Goddelijk gezag. Juist de grootheid en verborgenheid der geboden onderwerpen moesten daarin, als Gods Woord, tot geloof bewegen.

De Bijbel ontvouwt waarheid met een eenvoud en een volmaakte aanpassing aan de noden en verlangens van het menselijke hart, dat de meest geleerde geesten heeft verbaasd en bekoord, omdat het de nederigen en ongeleerden in staat stelt de weg der zaligheid te onderscheiden. En nochtans gaan deze eenvoudig vermelde waarheden over onderwerpen, zo verheven, zo diep van betekenis, zo ver uitgaand boven de macht van het menselijke verstand, dat we ze enkel en alleen kunnen aan-nemen omdat God ze gesproken heeft. Aldus wordt het verlossingsplan voor ons ontvouwd, zodat elke ziel de weg kan zien die hij moet. gaan om berouwvol tot God en in het geloof tot onze Here Jezus Christus te komen, ten einde gered te worden langs de door God gestelde weg; en toch liggen onder deze waarheden, die zo gemakkelijk te verstaan zijn, verborgenheden die Zijn heerlijkheid verbergen -- verborgenheden die de zoekende geest overstelpen en nochtans de oprechte zoeker naar waarheid met eerbied en geloof bezielen. Hoe meer hij de Schriften onderzoekt, des te dieper is zijn overtuiging dat ze het Woord zijn van de levende God, en buigt de menselijke rede zich voor de majesteit van de Goddelijke openbaring.

Zij worden gezegend met het helderste licht, die bereid zijn de levende Godsspraken aangaande het gezag van God aan te nemen. Wanneer hun gevraagd wordt bepaalde gezegden te verklaren, kunnen ze slechts antwoorden: "Het staat zo geschreven in de Bijbel." Ze zijn verplicht fe erkennen dat ze de werking van de Goddelijke macht en de openbaring van de Goddelijke wijsheid niet kunnen verklaren. Het is zoals de Here het bedoelde, dat we ons gedwongen zien enkele dingen alleen door het geloot te aanvaarden. Door dit te erkennen, geeft men eenvoudig toe dat het eindige verstand niet in staat is het oneindige te omvatten; dat de mens met zijn beperkte, menselijke kennis de doelstellingen van de Almachtige niet kan verstaan.

Omdat zij al Zijn verborgenheden niet kunnen door-gronden, verwerpen de twijfelaars en de ongelovigen Gods Woord; en niet allen die belijden de Bijbel te geloven, staan veilig tegenover de verleiding op dit punt. In dat verband zegt de apostel: "Ziet toe, broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een boos, ongelovig hart, om af te wijken van de levende God." Hebreeën 3:12. Mensen die geschoold zijn om critiek uit te oefenen, te twijfelen en te vitten omdat zij de doelstellingen Gods niet kunnen doorgronden, zullen "in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid vallen". Hebreeën 4:11. Het is goed de leer van de Bijbel nauwgezet te bestuderen en de "diepten Gods" ( 1 Corinthe 2 : 10) te doorzoeken, zover als ze in de Schrift staan geopenbaard. Terwijl "de verborgene dingen zijn voor de Here, onze God", "zijn de geopenbaarde voor ons en voor onze kinderen". Deuteronomium 29 : 29.

Maar het is Satans opzet de tof naspeuring gestelde krachten des geestes te verderven. Met het naspeuren van Bijbelse waarheid gaat een zekere hovaardij gepaard, zodat de mensen zich verslagen voelen en ongeduldig worden wanneer ze niet elk Schriftgedeelte tot hun voldoening kunnen verklaren. Ze voelen zich fe vernederd wanneer ze moeten erkennen, de geïnspireerde woorden niet te begrijpen. Ze zijn onwillig om geduldig te wachten tot God de tijd gekomen acht hun de waarheid te openbaren. Ze voelen dat hun niet geholpen menselijke wijsheid voldoende is hen de Schriften te doen verstaan; en falen ze dan hierin, dan gaan ze haar gezag loochenen.

Het is waar dat vele theorieën en leerstellingen die men algemeen beschouwt als door de Bijbel geleerd, geen grond in de Schriften hebben, ja zelfs in tegen-spraak zijn met de strekking der inspiratie. Deze dingen zijn voor vele mensen een oorzaak van twijfel en verwarring geweest. Dat is echter niet de schuld van Gods Woord, maar van de menselijke verdraaiing daarvan. De moeilijkheden in de Bijbel werpen geen blaam op Gods wijsheid; zij zullen niet de ondergang van wie ook ten gevolge hebben, die niet ten ondergang zouden gegaan zijn indien zulke moeilijkheden niet hadden bestaan. Hadden er geen verborgenheden in de Bijbel gestaan die hen tot twijfel roepen, dan zouden diezelfde mensen, door hun persoonlijk gebrek aan geestelijk onderschei-dingsvermogen, in de duidelijkste uitingen Gods een oorzaak tot struikelen gevonden hebben.

Mannen die zich verbeelden in het bezit te zijn van geestelijke krachten, zó verheven, dat ze een verklaring kunnen vinden van al de wegen en werken Gods, proberen de menselijke wijsheid te verheffen tot de mate van de Goddelijke en de mens te verheerlijken als God. Zij herhalen enkel datgene wat Satan aan Eva in het Paradijs verkondigde: "Gij zult als God zijn." Genesis 3: 5. Satan viel door zijn eerzucht om God gelijk te zijn. Hij verlangde binnen te dringen in de Goddelijke beraadslagingen en doelstellingen, waarvan hij was uitgesloten door zijn eigen onbekwaamheid, als een geschapen wezen, om de wijsheid van de Oneindige te begrijpen. Hef was die eergierige hovaardij, die hem tot opstand aanzette, en door diezelfde middelen probeert hij de ondergang van de mens fe bewerkstelligen.

ONDOORGRONDELIJKE DIEPTEN DER WAARHEID

Er zijn verborgenheden in het verlossingsplan -- de vernedering van Gods Zoon, opdat Hij gevonden zou worden in de gestalte eens mensen, de wonderbaarlijke liefde en minzaamheid des Vaders in het geven van Zijn Zoon -- die voor de hemelse engelen onderwerpen zijn om zich aanhoudend over te verwonderen. Petrus, sprekende over de openbaringen aan de profeten gegeven ten aanzien van "het lijden des Heren en de heerlijkheid daarna volgende" zegt dat dit dingen zijn welke "de engelen begerig zijn om in te zien". En dat alles zal de studie der verlosten zijn door de tijden der eeuwigheid. Wanneer zij zich verdiepen in het werk Gods van schepping en verlossing, zal aan hun verbaasd en verheugd verstand nieuwe waarheid zich steeds ontvouwen. Wanneer zij meer en meer leren van de wijsheid, de liefde en de macht Gods, zal hun inzicht aanhoudend toenemen en zal hun vreugde groeien.

Wanneer het voor geschapen wezens mogelijk zou zijn tot een volledig begrip van God en Zijn werken te komen, dan, na dit punt bereikt te hebben, zou er voor hen geen verdere ontdekking der waarheid zijn, geen groei in kennis, geen verdere ontwikkeling van verstand of hart. God zou niet langer de Allerhoogste zijn, en de mensen, de grens van hun kennen en talenten bereikt hebbende, zouden blijven steken in hun wasdom. Laat ons God danken dat het niet zo is. God is oneindig; in Hem zijn "al de schatten der wijsheid en der kennis". En in alle eeuwigheid zullen de mensen altijd mogen vorsen, altijd leren, en nochtans zullen zij de schatten van Zijn wijsheid, Zijn goedheid en Zijn macht nooit kunnen uitpuften.

Het is Gods voornemen dat zelfs in dit leven de waarheid zich altijd aan Zijn volk zal ontvouwen. Er is slechts één weg waarin deze kennis kan verkregen worden. Wij kunnen tot een verstaan van Gods Woord alleen komen door een verlichting van die Geest waardoor het Woord werd gegeven. "Niemand weet hetgeen van God is, dan de Geest Gods"; "want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods." 1 Corinthe 2:11, 10. En ‘s Heilands belofte tot Zijn navolgers luidde: "Wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden.... Want Hij zal het uit het Mijne nemen en zal het u verkondigen." Johannes 16 : 13, 14.

God verlangt dat de mens zijn verstandelijke krachten zal oefenen; en de bestudering van de Bijbel zal de geest versterken en verheffen zoals geen andere studie dat kan. Het is de beste verstandelijke als ook geestelijke oefening van het menselijke verstand. Nochtans moeten we oppassen dat we de rede niet vergoddelijken, hetgeen, gezien de zwakheid en gebrekkigheid der mensheid, zou kunnen gebeuren. Wanneer we niet willen dat de Schriften verduisterd zijn voor ons begrip, zodat de duidelijkste waarheden niet begrepen worden, dan moeten we de eenvoud en het geloof van een kindeke bezitten, bereid zijn te leren en de hulp van de Heilige Geest vragen. Een erkenning van de macht en de wijsheid Gods, en van onze onbekwaamheid om Zijn grootheid te begrijpen, zou ons met ootmoed bezielen, en dan zouden we, wanneer we in Zijn tegenwoordigheid wilden komen, Zijn Woord openen met een heilig ontzag. Wanneer wij de Bijbel ter hand nemen, moet de rede een gezag erkennen dat ver boven haar uitgaat, en hart en intellect moeten zich buigen voor de grote IK BEN.

GODDELIJKE VOORLICHTING BELOOFD

Wij zullen alleen groeien in ware geestelijke kennis wanneer we ons onze eigen kleinheid en onze algehele afhankelijkheid van God bewust zijn; maar allen die tot de Bijbel komen met een ontvankelijke en biddende geest, om wat daarin staat te bestuderen als Gods Woord, zullen Goddelijke voorlichting ontvangen. Er zijn vele dingen, ogenschijnlijk moeilijk of duister, die God duidelijk en eenvoudig wil maken voor hen die aldus zoeken om ze te begrijpen.

Het gebeurt soms dat mannen van intellectuele bekwaamheid, met goede scholing en beschaving, bepaalde Schriftgedeelten niet begrijpen, terwijl anderen die niet geschoold zijn, wier begrip zwak lijkt en wier verstand niet zo geoefend is, de betekenis vatten en kracht en troost vinden in datgene wat de eersten als een verborgenheid zagen of het als onbelangrijk oversloegen. Hoe kan dat? Mij is duidelijk gemaakt, dat de laatste groep zich niet verliet op hun eigen begrip. Zij gaan tot de Bron des lichts, tot Degene Die de Schriften heeft geinspireerd, en in ootmoed des harten vragen zij God om wijsheid, en zij ontvangen die. En nog zijn er waarheidsmijnen welke de ernstige zoeker kan ontginnen. Christus stelde de waarheid voor als een schat die in een akker verborgen is. Die ligt niet vlak aan de oppervlakte; wij moeten daarnaar graven. Maar ons welslagen om die te vinden, hangt niet zo zeer af van onze verstandelijke bekwaamheid als wel van onze ootmoed des harten en het geloof dat op Goddelijke hulp beslag legt.

Zonder de leiding van de Heilige Geest lopen we aanhoudend gevaa de Schriften te verdraaien of daarvan een verkeerde uitleg te geven. Veel wordt in de Bijbel gelezen dat geen nut afwerpt en dat in vele gevallen een wezenlijk kwaad is. Wanneer het Woord van God geopend wordt zonder eerbied en zonder gebed; wanneer de gedachten of genegenheden niet op God gericht zijn of niet in harmonie met Zijn wil, wordt het verstand door twijfel verduisterd; en juist in die studie van de Bijbel wordt twijfelzucht sterker. De vijand neemt de gedachten onder zijn beheer en hij doet uitleggingen aan de hand die niet juist zijn.

Wanneer mensen er niet naar streven om in woord en daad in harmonie met God te zijn, dan, hoe geleerd ze ook mogen zijn, lopen ze gevaar in hun begrip der Schrift te dwalen en is het niet veilig op hun verklaringen af te gaan. Wanneer wij waarlijk zoeken om Gods wil te doen, neemt de Heilige Geest de geboden van Zijn Woord en maakt die tot de beginselen des levens, door die te schrijven op de tafelen der ziel. En alleen diegenen die het reeds gegeven licht volgen, kunnen hopen op een verdere voorlichting des Geestes. Dit komt duidelijk naar voren in de woorden van Christus: "Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal bekennen...." Johannes 7:17.

Die in de Schriften zoeken om daarin tegenstrijdig-heden te vinden, hebben geen geestelijk inzicht. Met een verwrongen kijk zullen ze vele oorzaken vinden voor twijfel en ongeloof in dingen die werkelijk duidelijk en eenvoudig zijn. Maar voor degenen die Gods Woord met eerbied benaderen, en Zijn wil zoeken te kennen ten einde die te gehoorzamen, is alles veranderd. Ze zijn vol verbazing en verwondering wanneer ze zich in de zuiverheid en de grootse uitmuntendheid der geopenbaarde waarheden verdiepen. Soort zoekt soort. Gelijksoortigheden trekken elkaar aan. Het heilige verbindt zich met het heilige, geloof met geloof. Voor het nederige hart en de oprechte, zoekende geest is de Bijbel vol licht en kennis. Die tot de Schriften komen in deze geest, worden in verbinding gebracht met profeten en apostelen. Hun geest gaat op in die van Christus, en zij hunkeren één met Hem te worden.

Velen hebben hef gevoel dat op hen een verantwoordelijkheid rust om elke ogenschijnlijke moeilijkheid in de Bijbel te verklaren ten einde de vitterijen van twijfelaars en ongelovigen te weerleggen. Maar wanneer ze dan trachten te verklaren wat ze maar ten dele verstaan, lopen ze gevaar de geest van anderen ten aanzien van punten die duidelijk zijn en gemakkelijk te verstaan, te ver-warren. Dit is niet ons werk. Evenmin moeten we klagen dat deze moeilijkheden bestaan, maar ze aanvaarden als toegestaan door Gods wijsheid. Het is onze plicht Zijn Woord te ontvangen, dat duidelijk is op elk punt nodig voor de zaligheid der ziel, en zijn beginselen in ons leven in praktijk te brengen, ze aan anderen voor te houden door lering en voorbeeld. Dat zal voor de wereld een bewijs zijn dat we met God in verbinding staan en onvoorwaardelijk op Zijn Woord betrouwen. Een leven vol godsvrucht, een dagelijks tonen van onkreukbaarheid, zachtmoedigheid en onzelfzuchtige liefde, zal een levend voorbeeld zijn van de leer van Gods Woord, en tevens een argument ten gunste van de Bijbel, dat slechts weinigen zullen kunnen weerstaan. Dit zal de beste remedie blijken te zijn tegen de heersende neiging van twijfelzucht en ongeloof.

In het geloof moeten wij zien op het hiernamaals en bouwen op de belofte Gods ten aanzien van een verstandelijke wasdom door de menselijke vermogens te verbinden met de Goddelijke, en elke kracht der ziel in onmiddellijke aanraking te brengen met de Bron des lichts. We mogen ons verheugen dat alles wat ons heeft verward, in de voorzieningen Gods dan duidelijk gemaakt zal worden; dingen die moeilijk te verstaan zijn, zullen dan een verklaring vinden; en waar ons beperkt verstand enkel verwarring en mislukte opzet ontdekt, zullen we de volmaaktste en schoonste harmonie zien. In dat verband zegt Paulus: "Wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan van aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben." 1 Corinthe 13:12.

Petrus vermaant zijn broeders "op te wassen in de genade en kennis van onze Here en Zaligmaker Jezus Christus". 2 Petrus 3:18. Wanneer dan het volk Gods opwast in de genade, zullen zij aanhoudend een klaarder begrip van Zijn Woord krijgen. Ze zullen in zijn geheiligde waarheden nieuw licht en schoonheid ontdekken. Dit is waar geweest in de geschiedenis van de Gemeente door alle eeuwen heen en dat zal ook voortduren tot het einde. Maar wanneer werkelijk geestelijk leven gaat verslappen, dan heeft het de neiging om tot een stilstand te komen in de kennis der waarheid. De mensen zijn tevreden met het licht dat zij reeds uit Gods Woord ontvangen hebben, en wijzen elk verder onderzoek van de Schriften af. Ze worden conservatief en proberen verdere gedachtenwisseling uit de weg te gaan.

EEN OPROEP TOT IJVERIG ONDERZOEK

Het feit dat er geen meningsverschil of beroering onder Gods volk is, moet niet beschouwd worden als een afdoend bewijs dat ze vasthouden aan de gezonde leer. Er is alle grond om te vrezen dat ze geen helder onderscheid kunnen maken tussen waarheid en dwaling. Wanneer door onderzoek der Schriften geen nieuwe vragen oprijzen, wanneer zich geen meningsverschil voordoet uit hoofde waarvan mensen voor zichzelf de Bijbel gaan onderzoeken om zeker te zijn dat ze de waarheid hebben, dan zullen er nu, evenals in hef verleden, velen zijn die zich vastklampen aan de overlevering en aanbidden wat ze niet kennen.

Mij is getoond dat velen die belijden een kennis van de tegenwoordige waarheid te bezitten, niet weten wat ze geloven. Ze begrijpen de bewijzen niet van hun geloof. Ze hebben niet de juiste waardering voor het werk van deze tijd. Wanneer de tijd der beproeving komt, zullen mannen die nu anderen onderwijzen, ervaren dat ondanks de plaatsen die zij innemen, er vele dingen zijn waarvan ze geen bevredigende verklaring kunnen geven. Vóór ze aldus beproefd werden, waren ze zich hun grote onwetendheid niet bewust. En er zijn velen in de gemeente die het als vaststaand aannemen dat ze begrijpen wat ze geloven; maar tot de strijd begint, zijn ze niet op de hoogte van hun eigen zwakheid. Wanneer ze gescheiden zijn van hen die hetzelfde geloof belijden en alleen staan om van hun geloof te getuigen, zullen ze verbaasd staan, te zien hoe verward hun gedachten zijn van hetgeen ze als waarheid hadden aangenomen. Zeker is het dat zich onder ons een afwijking van de levende God heeft voorgedaan en een zich keren tot mensen door in plaats van Goddelijke wijsheid menselijke wijsheid te stellen.

God wil onder Zijn volk een opwekking teweegbrengen; wanneer andere middelen falen, zullen onder hen ketterijen binnensluipen, die door zifting het kaf van hef koren zullen scheiden. De Here doet een beroep op allen die Zijn Woord geloven, om uit hun slaap te ontwaken. Kostbaar licht is gegeven, passend voor deze tijd. Het is Bijbelse waarheid die de gevaren aantoont welke we weldra te wachten zijn. Dit licht moet ons voeren tot een ijverig onderzoek der Schriften en tot een zeer critische beschouwing van de plaats die wij innemen. God zou willen dat alle waarheidspunten met hun inhoud en betekenis terdege werden onderzocht onder bidden en vasten. Gelovigen moeten niet tevreden zijn met veronderstellingen en vaag omlijnde gedachten ten aanzien der waarheid. Hun geloof moet vast gefundeerd zijn op het Woord van God, zodat, wanneer de tijd der beproeving komt en zij voor rechters geplaatst worden om rekenschap te geven van hun geloof, zij in staat zijn een reden op te geven van de hoop die in hen is, met zacht-moedigheid en vreze.

Waakt op, waakt op, waakt op. De onderwerpen die wij de wereld bieden, moeten voor ons een levende werkelijkheid zijn. Het is belangrijk, dat in de verdedig ging der leerstellingen die wij zien als fundamentele artikelen des geloofs, wij terdege moeten oppassen geen bewijsgronden aan te voeren die niet geheel zuiver zijn. Die kunnen misschien dienen om een tegenstander het zwijgen op te leggen, maar ze doen de waarheid geen eer aan. Wij moeten zuivere bewijsgronden aanvoeren, die onze tegenstanders niet enkel doen zwijgen, maar die ook het nauwgezetste onderzoek kunnen verdragen. Die zichzelf geoefend hebben als debaters, lopen groot gevaar dat ze het Woord van God niet eerlijk toepassen. Wanneer we met een tegenstander te doen hebben, moet het ons ernstig streven zijn de onderwerpen zó te brengen, dat ze hem in zijn geest gaan overtuigen, in plaats van als gelovige enkel zijn instemming daarmee te wekken.

Hoe groot iemands verstandelijke groei ook moge zijn, laat hij toch voor geen moment denken dat het dan niet langer nodig is om aanhoudend en nauwgezet de Schriften te doorvorsen naar meer licht. Als volk zijn wij persoonlijk geroepen om de profetie te bestuderen. We moeten terdege waakzaam zijn opdat we elke lichtstraal die God ons wil geven, kunnen onderscheiden. Wij moeten de eerste glimpen der waarheid opvangen; en door studie onder gebed kan groter licht verkregen worden om aan anderen door te geven.

Wanneer Gods volk zich zeker en voldaan gevoelt met het huidige licht, kunnen we er vast van op aan dat Hij hen niet verder zal begunstigen. Het is Zijn wil dat ze altijd voorwaarts zouden gaan om het vermeerderde en steeds toenemende licht dat voor hen schijnt, te ontontvangen. De tegenwoordige houding van de gemeente behaagt God niet. Er is een zelfvertrouwen ontstaan dat bij hen het noodzakelijkheidsgevoel van meer waarheid en groter licht heeft weggenomen. We leven in een tijd dat Satan links en rechts, voor en achter ons, aan het werk is; en nochtans als volk slapen we. God wil dat een stem zal gehoord worden om Zijn volk tot handelen aan te sporen.

RESULTATEN VAN BIJBELCRITIEK

In plaats van de ziel wijd open te stellen ten einde de lichtstralen des hemels op te vangen, hebben som-migen gewerkt in een tegengestelde richting. Zowel door middel van het gedrukte woord als van af de kansel zijn zienswijzen geopenbaard ten aanzien van de inspiratie des Bijbels die niet de goedkeuring hebben van de Geest of van het Woord Gods. Zeker is het dat niemand, ook geen groep van mannen, theorieën moet gaan ver-kondigen van een onderwerp van zó groot belang, zonder dat dit geschraagd wordt door een duidelijk "Zo zegt de Here". En wanneer mannen, behept met menselijke zwakheden, min of meer beïnvloed door omringende invloeden, met overgeërfde en aangekweekte neigingen die hen helemaal niet wijs of hemelsgezind maken, het wagen hef Woord van God te bestrijden, en een oordeel te vellen over wat Goddelijk en wat menselijk is, dan werken ze zonder de raad Gods. De Here zal zo'n werk niet doen bloeien. De uitwerking zal rampspoedig zijn, zowel voor degene die daarmee bezig is als voor hen die het aannemen als een werk van God. Door het verkondigen van die theorieën aangaande het wezen der inspiratie is bij velen twijfel ontstaan. Sterfelijke wezens in al hun kortzichtigheid voelen zich bekwaam om critiek uit te oefenen op de Schriften, zeggende: "Dit gedeelte is nodig en dat gedeelte is niet nodig, want dat is niet geïnspireerd."

Christus gaf zulk een opdracht niet ten aanzien van de Schriften van het Oude Testament, het enige deel van de Bijbel dat de mensen in Zijn tijd bezaten. Zijn onderwijs had de opzet hun gedachten te leiden tot het Oude Testament en de grote onderwerpen daarin in een helderder licht te plaatsen. Eeuwen lang had het volk Israël zich van God afgescheiden, en voor de kostelijke waarheden die Hij hun had overgegeven, hadden ze geen oog meer. Deze waarheden waren overtrokken met bij-gelovige vormen en ceremoniën die hun ware betekenis verborgen hielden.

Christus kwam om het vuilnis weg te nemen dat hun glans had verduisterd. Hij zette ze als kostbare juwelen in een nieuwe zetting. Verre van Zijn minachting te tonen voor die oude, vertrouwde waarheden, liet Hij zien dat Hij gekomen was om ze te doen verschijnen in al hun ware kracht en schoonheid, de heerlijkheid die de mensen van Zijn tijd nooit hadden ontdekt. Zelf de Bron zijnde van deze geopenbaarde waarheden, kon Hij voor de mensen hun ware betekenis blootleggen en ze bevrijden van de verkeerde uitleggingen en valse theorieën, aangenomen door de leiders om ze in overeenstemming te brengen met hun persoonlijke ongeheiligde toestand, hun ware geestelijke gesteldheid en gebrek aan liefde voor God. Hij nam weg wat deze waarheden had beroofd van leven en vitale kracht, en gaf ze in al hun oorspronkelijke frisheid en kracht terug aan de wereld.

Wanneer wij de Geest van Christus bezitten en Zijn medearbeiders zijn, is het onze taak het werk dat Hij begonnen is voort te zetten. Opnieuw zijn de waarheden van de Bijbel verduisterd geworden door gewoonte, overlevering en valse leerstelling. De dwaalleringen van de moderne theologie hebben duizenden en duizenden tof twijfelaars en ongelovigen gemaakt. Er zijn dwalingen en ongerijmdheden, door velen aangenomen als de leer van de Bijbel, welke niets anders zijn dan valse uitleggingen van de Schriften, aangenomen gedurende de eeuwen van pauselijke duisternis. Massa's zijn er toe gebracht een verkeerd begrip van God te gaan koesteren, zoals de Joden die misleid waren door de dwalingen en overleveringen van hun tijd, een verkeerd begrip van Christus hadden. "Indien zij ze gekend hadden, zo zouden ze de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben." 1 Corinthe 2 : 8. Het is onze taak, aan de wereld het karakter van God te openbaren. In plaats van critiek op de Bijbel uit te oefenen, moeten we trachten door lering en voorbeeld aan de wereld zijn geheiligde, levengevende waarheden te brengen, opdat we "zouden verkondigen de deugden Desgene Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht".

De verkeerdheden die zo langzamerhand bij ons zijn binnen geslopen, hebben onmerkbaar personen en gemeenten afgeleid van de eerbied voor God en hebben de kracht die Hij hun zo gaarne wil geven, weggesloten.

Mijn broeders, laat het Woord van God staan zoals het geschreven is. Laat geen menselijke wijsheid zich aanmatigen iets af te doen van de kracht van een Bijbels gezegde. De ernstige bedreiging in de Openbaring waarschuwt ons daartegen. In de naam van mijn Meester bid ik u: "Trekt uw schoenen uit van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig land."

De Bijbel, met zijn kostbare juwelen der waarheid, was niet alleen voor de geleerde geschreven. Integendeel, hij was bedoeld voor het gewone volk en de uitleg, gegeven door het gewone volk; wanneer daarbij de hulp was van de Heilige Geest, harmoniëert best met de waarheid zoals die in Jezus is. De grote waarheden die noodzakelijk zijn voor de zaligheid, zijn helder als glas gemaakt, en niemand zal van de weg afdwalen dan zij die hun eigen oordeel volgen in plaats van de duidelijk geopenbaarde wil van God. -- 1885, vol. 5, blz. 331.

Ik zag dat velen wier hart daarnaar uitgaat, meer dan voldoende gelegenheid hebben om aan de inspiratie en waarheid van Gods V/oord te twijfelen. God dwingt niemand om te geloven. Ze staan voor de keuze om te betrouwen op de bewijzen die Hij goedgunstig heeft willen geven, of die in twijfel te trekken en te vergaan. -- 1864, vol. 1, blz. 427.

De Joden zagen uit naar de Messias, maar Hij kwam niet zoals zij altijd voorzegd en gedacht hadden, en zou Hij aangenomen worden als de Beloofde Heiland, dan zouden hun zeer geleerde leraars moeten erkennen, dat ze gedwaald hadden. Deze leiders hadden zich van God afgescheiden, en Satan beïnvloedde hun geest om de Heiland te verwerpen. Liever dan hun hovaardij te ver zaken, sloten ze de ogen voor al de bewijzen van Zijn Messiasschap, en zij verwierpen de boodschap der zaligheid niet enkel voor zichzelf, maar zij zetten de harten van het volk tegen Jezus op. Hun geschiedenis moet een ernstige waarschuwing voor ons inhouden.

We behoeven nooit te verwachten dat, wanneer de Here licht voor Zijn volk heeft, Satan zich rustig zal houden en niet zal trachten dat te beletten. Hij zal op de harten werken om wantrouwen en jaloersheid en ongeloof te verwekken. Laat ons oppassen dat we het licht dat God zendt, niet weigeren, omdat het niet komt op een wijze die ons behaagt. Laat Gods zegen niet van ons afgewend worden omdat we de tijd onzer bezoeking niet kennen. Zijn er sommigen die het licht zelf niet zien of aannemen, laten ze dan niet anderen in de weg gaan staan. Laat niet gezegd worden van dit zeer begunstigd volk wat van de Joden werd gezegd toen de blijde boodschap van het Koninkrijk hun gepredikt werd: "Gijzelf zijt niet ingegaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd." Lucas 11 :52. -- 1889, vol. 5, blz. 728.