Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 44

De Onschatbare Gave

[ AUDIO ]

"Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus. Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem.... opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tof kinderen, door Jezus Christus in Zichzelf.... tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde; in welke wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar de rijkdom Zijner genade." Efeze 1 : 3--7.

"God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus.. .., en heeft ons mede opgewekt en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus, opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen de uifnemende rijkdom Zijner genade.... door Christus Jezus." Efeze 2 : 4--7.

Dat zijn de woorden waarin "Paulus, een oud man", "een gevangene in Christus Jezus", schreef vanuit Rome ten huize waar hij gevangen zat, en zijn broeders poogde duidelijk te maken datgene wat naar zijn mening in zijn volheid niet in woorden uitgedrukt kon worden -- "de onnaspeurlijke rijkdom van Christus", de schat der genade om niet geboden aan de gevallen mensenkinderen. Het verlossingsplan was gefundeerd op een offer, een gave. In dat verband zegt de apostel: "Gij weef de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden." 2 Corinthe 8 : 9. "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren 1889, Vol. 5, blz. 729--737

Zoon gegeven heeft." Johannes 3:16. Chrisfus "heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid." Titus 2 : 14. En als bekroning van de zegen der verlossing "is de genadegiff Gods het eeuwige leven door Jezus Christus, onze Here." Romeinen 6 : 23.

"Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben." 1 Corinthe 2 :9. Zeer zeker moet een ieder die de rijkdommen van Zijn genade aanschouwt, wel met de apostel uitroepen: "Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave." 2 Corinthe 9:15.

GODS HEERLIJKHEID WEERKAATSEN

Gezien het verlossingsplan begint en eindigt met een gave, zo moet het ook uitgevoerd worden. Dezelfde geest van opoffering waardoor voor ons de zaligheid werd gekocht, zal wonen in de harten van allen die gaan delen in de hemelse gave. Zo zegt Petrus: "Een iegelijk gelijk hij de gave ontvangen heeft, alzó bediene hij deze aan de anderen, als goede uitdelers der menigerlei ge-nade Gods." 1 Petrus 4:10. En Jezus zei tot Zijn discipelen, toen Hij hen uitzond: "Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet." Mattheüs 10:8. In degene die werkelijk in harmonie is met Christus, kan geen zelfzucht of geest van afzondering wonen. Die van het levende water drinkt, zal ervaren dat hef in hem wordt "een fontein van water springende tot in het eeuwige leven". Johannes 4:14. De Geest van Christus binnen in hem is als een bron die opwelt in de woestijn en alles verkwikt, en hen die op het punt staan te vergaan, gretig doet drinken van het levenswater. Het was die zelfde geest van liefde en zelfopoffering welke in Christus woonde, die Paulus noopte tot zijn menigvuldige arbeid. "Beiden Grieken en Barbaren", zegt hij, "beiden wijzen en onwijzen ben ik een schuldenaar." Romeinen 1:14. "Mij, de allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondiqen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus." Efeze 3 : 8.

Het was de bedoeling van onze Here dat Zijn Gemeente voor de wereld de volheid en toereikendheid die we in Hem vinden, zou weerkaatsen. Wij ontvangen geregeld uit Gods overvloed, en door dat uit te delen, tonen we aan de wereld de liefde en goedertierenheid van Christus. Terwijl de gehele hemel druk in de weer is en engelen uitzendt naar elk deel der aarde om het verlossingswerk vooruit te stuwen, moet de Gemeente van de levende God ook de medearbeidster zijn. van Christus. Wij zijn leden van Zijn zinnebeeldig lichaam. Hij is het Hoofd, dat al de leden van het lichaam onder beheer heeft. Jezus Zelf, in Zijn oneindige barmhartig-heid, werkt op de menselijke harten, en brengt geestelijke veranderingen tot stand, zó verbazingwekkend, dat de engelen met verwondering en blijdschap toezien. Dezelfde onzelfzuchtige liefde die de Meester karak-teriseert, is te zien in het karakter en leven van Zijn ware navolgers. Christus verwacht dat mensen zullen gaan delen in Zijn Goddelijke natuur terwijl ze in deze wereld zijn, en dus niet enkel Zijn heerlijkheid zullen weerkaatsen ter ere Gods, maar ook de duisternis der wereld zullen verlichten met de glans des hemels. Aldus zullen de woorden van Christus in vervulling gaan: "Gij zijt het licht der wereld." Mattheüs 5:14.

"Wij zijn Gods medearbeiders", "uitdelers der menigerlei genade Gods." 1 Corinthe 3:9; 1 Petrus 4:10. De kennis van Gods genade, de waarheden van Zijn Woord en ook tijdelijke gaven -- tijd en geld, talenten en invloed -- dat alles is een pand van God om te gebruiken tot Zijn heerlijkheid en tot de zaligheid van mensen. Niets kan stuitender zijn in de ogen van God, Die aanhoudend Zijn gaven over de mens uitstort, dan dat Hij een mens zelfzuchtig die gaven ziet gebruiken zonder een tegenopbrengst aan de Gever. Jezus maakt heden in de hemel woningen gereed voor hen die Hem liefhebben; nochtans zullen wij meer dan woningen, namelijk een Koninkrijk ontvangen. Maar allen die deze zegeningen zullen beërven, moeten deel hebben aan de zelfverloochening en zelfopoffering van Christus ten bate van anderen.

DE MACEDONISCHE ROEP BEANTWOORDEN

Nooit was er meer behoefte aan vurige, zelfverloochenende arbeid in het werk Van Christus dan nu, gezien de uren der genade ten einde lopen en de laatste genadeboodschap aan de wereld gebracht moet worden. Mijn ziel binnen in mij wordt onrustig, als de Macedonische roep weerklinkt van alle kanten, vanuit de steden en dorpen van ons eigen land, van over de Atlantische en de Grote Oceaan, en van de eilanden der zee: "Kom over.... en help ons." Handelingen 16:9. Broeders en zusters, wilt u die roep beantwoorden? en zeggen: "Wij willen onszelf verloochenen in de opschik van onze huizen, in de opschik van onze persoon, in het bevredigen van onze begeerte. Wij zullen de middelen geven die ons toevertrouwd zijn voor Gods werk, en zullen ons zonder enig voorbehoud wijden aan Zijn werk." De behoeften van het werk zijn ons blootgelegd; de lege kassen doen een dringend beroep op ons om te helpen. Eén gulden in deze tijd is meer waard voor het werk dan tien gulden in de toekomst.

Werkt, broeders, werkt nu u de kans nog hebt, zolang het dag is. Werkt, want "de nacht komt, wanneer niemand werken kan". Hoe spoedig die nacht kan komen, kan niemand van u zeggen. Maar nu is hef uw kans; maakt er gebruik van. Zijn er sommigen die persoonlijk niet kunnen meewerken in de zendingsarbeid, laten die dan zuinig leven, en geven van hun verdiensten. Zo kunnen ze financieel bijdragen om boeken en geschriften te zenden aan hen die niet het licht der waarheid hebben; zij kunnen bijdragen in de onkosten der studenten die zich gereedmaken voor het zendingswerk. Laat elke gulden die u kunt sparen, belegd worden op de bank des hemels.

"Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen. Maar vergadert u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze verderven, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen. Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn." Mattheüs 6 : 19--21.

Dit zijn de woorden van Jezus, Die u zó liefhad, dat Hij Zijn eigen leven gaf, opdat u met Hem een tehuis mocht hebben in Zijn Koninkrijk. Onteert uw Here niet door Zijn uitdrukkelijk gebod in de wind te slaan.

God doei een beroep op hen die landerijen en huizen bezitten, om die ie verkopen en het geld daar te besteden waar het voorziet in het grote gebrek van het zendingsveld. Wanneer ze eenmaal de wezenlijke voldoening gesmaakt hebben die daaruit voortvloeit, zullen zij dat kanaal openhouden, en de gelden welke de Here hun toevertrouwde, zullen aanhoudend in de schatkist vloeien, opdat zielen bekeerd mogen worden. Deze zielen zullen op hun beurt dezelfde zelfverloochening, spaarzaamheid en eenvoud om Christus' wille in praktijk brengen, opdat ook zij God hun offers kunnen brengen. Door deze talenten, verstandig gebruikt, kunnen weer andere zielen bekeerd worden; en zo gaat het werk verder en laat zien dat de gaven Gods op prijs gesteld worden. De Gever wordt erkend en de heerlijkheid slaat op Hem terug door de trouw van Zijn rentmeesters.

Wanneer we dit ernstige beroep doen ten bate van Gods werk, en wijzen op de financiële tekorten van onze zendingsvelden, zullen gewetonsvolle zielen die de waarheid geloven, daardoor diep geschokt worden. Evenals de arme weduwe van wie Christus woorden vanlof sprak, die haar twee penningen in de offerbus wierp, geven zij, in hun armoede, tot het uiterste van hun kunnen. Dezulken ontzeggen zich vaak de allernoodzakelijkste levensbehoeften; terwijl er mannen en vrouwen zijn die, in het bezit van landerijen en huizen, hangen aan hun aardse schat met een zelfzuchtige taaiheid, en geen geloof genoeg hebben in de boodschap en in God om hun geld in Zijn werk te steken. Op deze laatsten slaan vooral de woorden van Christus: "Verkoopt het-geen gij hebt, en geeft aalmoes." Lucas 12 : 33.

Er zijn arme mannen en vrouwen die mij in hun brieven om raad vragen of ze hun huizen zullen verkopen en de opbrengst voor het werk zullen geven. Ze zeggen dat de aanvragen om gelden hen ontroeren en ze willen iets doen voor de Meester, Die alles voor hen gedaan heeft. Tot dezulken zou ik willen zeggen: "Mogelijk is het momenteel niet uw plicht om uw huisjes juist nu te verkopen, maar gaat voor uzelf bij God te rade; de Here zal zeker uw ernstige gebeden om wijsheid ten einde uw plicht te kennen, horen." Zou er meer een zoeken zijn naar God en hemelse wijsheid en een minder zoeken naar wijsheid van mensen, dan zou er van de hemel een veel groter licht zijn en zou God de nederige zoeker zegenen.

Maar ik kan tot hen wie God goederen heeft toevertrouwd, die landerijen en huizen hebben zeggen: "Begin te verkopen en geef aalmoezen. Stel niet uit. God verlangt meer van u dan u bereid was te doen." We doen een beroep op hen die middelen hebben, om onder ernstig gebed te vragen: Waar ligt de lijn van de Goddelijke aanspraken op mij en mijn eigendom? Er is nu een werk te doen om een volk, dat zal staan in de dag des Heren, voor te bereiden. Gelden moeten gestoken worden in het werk om mensen te redden, die op hun beurt weer voor anderen zullen werken. Weest nauwgezet om God het Zijne terug te geven. Een oorzaak waarom er zo'n grote dorheid is ten aanzien van Gods Geest, is dat zovelen God beroven.

Er ligt een les voor ons in de ervaring van de gemeenten in Macedonië, zoals door Paulus beschreven. Hij zegt dat rij "zichzelf eerst aan de Here gaven". 2 Corinthe 8 : 5. Toen waren ze verlangend hun gelden voor Christus te geven. "Dat in vele beproeving der verdrukking de overvloed hunner blijdschap en hun zeer diepe armoede overvloedig geweest is tot de rijkdom hunner milddadigheid. Want zij zijn naar vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig geweest; ons met vele vermaning biddende dat wij de gave wilden aannemen." 2 Corinthe 8 : 2--4.

DE REGEL OM TE GEVEN

Paulus geeft een regel om aan Gods werk te offeren en zegt ons wat het resultaat zal zijn zowel ten opzichte van onszelf als van God. "Een iegelijk doe gelijk hij in zijn hart voorneemt, niet uit droefheid of uit nooddwang. Want God heeft een blijmoedige gever lief." "Dit zeg ik: wie spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien; en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk maaien." "God is machtig alle genade te doen overvloedig zijn in u, opdat gij in alles allen tijd, alle genoegzaamheid hebbende, tot alle goed werk overvloedig moogt zijn.... Doch Die het zaad de zaaier verleent, Die verlene ook brood tot spijze en vermenigvuldige uw zaaisel en vermenigvuldige de vruchten uwer gerechtigheid; dat gij in alles rijk wordt tot alle milddadigheid, welke door ons werkt dankzeg-ging tot God." 2 Corinthe 9 :6--11.

We moeten niet gaan gevoelen dat we iets kunnen doen of geven dat ons recht geeft op de gunst van God. In dat verband zegt de apostel: "Wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij alsof gij het niet ontvangen hadt?" Toen David en het volk Israël de stoffelijke gaven hadden bijeenvergaard die ze gegeven hadden voor de bouw van de tempel, verheugde de koning zich toen hij de schat aan de vorsten der vergadering overdroeg en dankte God in een bewoording die altijd moet gegrift zijn in de harten van Gods volk. "David loofde de Here voor de ogen der ganse gemeente, en David zeide: Geloofd zijt Gij, God van onze vader Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Van U, o Here, is de grootheid en de macht en de heerlijkheid en de overwinning en de majesteit, want alles wat in de hemel en op aarde is, is van U.... Ook staat het in Uw hand alles groot te maken en sterk te maken. Nu dan, onze God, wij danken U, en loven de Naam Uwer heerlijkheid. Want wie ben ik, en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen hebben om vrijwillig te geven als dit is? want hef is alles van U en wij geven het uit Uw hand. Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde zijn als een scha-duw, en er is geen verwachting. Here onze God, al deze menigte die wij bereid hebben om U een huis te bouwen voor de Naam Uwer heiligheid, dat is van Uw hand en het is alles van U. En ik weet, mijn God, dat Gij het hart proeft en dat Gij een welgevallen hebt aan oprechtigheden; ik heb in oprechtheid mijns harten al deze dingen vrijwillig gegeven, en ik heb nu met vreugde Uw volk dat hier gevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig gedragen heeft." 1 Kronieken 29 : 10--17.

Het was God, Die het volk met de rijkdommen der aarde had voorzien, en Zijn Geest had hen gewillig gemaakt hun kostbaarheden voor de tempel te schenken. Het was alles van de Here; indien Zijn Goddelijke macht de harten van het volk niet had beroerd, zouden de pogingen van de koning tevergeefs geweest zijn en was de tempel nooit gebouwd.

Al wat mensen ontvangen uit Gods overvloed, behoort God nog toe. Wat Hij ook geschonken heeft aan waardevolle, kostelijke dingen, is in onze handen geplaatst om ons te toetsen, om de diepten van onze liefde voor Hem en onze waardering voor Zijn gunsten te peilen. Al zijn het de schatten van rijkdom of van verstand, ze moeten als een gewillige offerande gelegd worden aan de voeten van Jezus.

Niemand van ons kan iets doen zonder de zegen van God, maar God kan, zo Hij dat verkiest, Zijn werk doen zonder de hulp des mensen. Maar Hij heeft ieder mens zijn taak gegeven en Hij heeft mensen, als Zijn rentmeesters, schatten van rijkdom of van verstand toevertrouwd. Wat we God teruggeven, stempelt ons door Zijn genade en edelmoedigheid tot trouwe rentmeesters. Maar we moeten ons altijd bewust zijn dat dit van ‘s mensen zijde geen verdienstelijk werk is. Hoe groot de bekwaamheid van een mens ook is, zo bezit hij toch niets dat God hem niet gegeven heeft, en dat Hij niet zou kunnen intrekken indien deze kostbare tekenen van Zijn gunst niet werden gewaardeerd en op de juiste manier toegepast. Engelen van God, wier waarnemingen niet verduisterd zijn door de zonde, erkennen de schenkingen des hemels als gegeven met de bedoeling dat ze op zodanige wijze worden teruggegeven dat ze bijdragen tot de heerlijkheid van de grote Gever. Met Gods opperheerschappij is het welzijn van de mens verbonden. De heerlijkheid Gods is de vreugde en de zegen van alle geschapen wezens. Wanneer we ernaar streven Zijn heerlijkheid te bevorderen, streven we voor onszelf naar het hoogste goed dat we mogelijkerwijze kunnen ontvangen. Broeders en zusters in Christus, God doet op u een beroep om elk talent, elke gave die u van. Hem hebt ontvangen, aan Zijn dienst te wijden. Hij wil dat u met David zegt: "Want het is alles van U, en wij geven het uit Uw hand."