Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 59

Beletselen Voor Hervormingen

[ AUDIO ]

Tot op zekere hoogte is de Bijbel ingevoerd op onze scholen, en er zijn enkele pogingen gedaan in de richting van hervorming, maar het is verbazend moeilijk de juiste beginselen aan te nemen na zo lang gewend te zijn geweest aan de populaire methoden. De eerste po-gingen om in de oude gewoonten verandering te brengen, leverden heel wat narigheden op voor hen die wilden wandelen in de weg die God had uitgestippeld. Fouten zijn begaan en dat is zeer nadelig geweest. Er zijn hinderpalen opgeworpen met de bedoeling ons te doen voortgaan langs de gewone, wereldse lijnen en te beletten dat we de juiste beginselen ten aanzien van de scholing zouden toepassen. De onbekeerden die de zaken bezien vanuit de diepten van menselijke zelfzucht, ongeloof en onverschilligheid, zien de juiste beginselen en methoden als verkeerd.

Enkele leraars en hoofden die slechts ten dele bekeerd 1900, Vol. 6, blz. 141--151 zijn, zijn struikelblokken voor anderen. Enkele dingen willigen zij in en zo is de hervorming slechts ten dele; maar komt groter licht, dan weigeren zij daarnaar te handelen en doen hun werk liever volgens hun eigen inzichten. Dit doende, nemen en eten zij van die boom der kennis die het menselijke boven het Goddelijke plaatst. "En nu, Vreest de Here en dient Hem in oprechtheid en in waarheid, en doet weg de goden die uw vaders gediend hebben aan gene zijde der rivier en in Egypte, en dient de Here. Doch zo het kwaad is in uw ogen de Here te dienen, kiest u heden wie gij dienen zult." "Zo de Here God is, volgt Hem na; en zo het Baäl is, volgt hem na." Jozua 24 : 14, 15; 1 Koningen 18:21. Wij zouden ver uitgekomen zijn boven onze huidige geestelijke toestand, wanneer we gehandeld hadden overeenkomstig het licht dat wij ontvingen.

Toen nieuwe methoden werden gepropageerd, zijn zoveel twijfelachtige kwesties aangevoerd, zo dikwijls is er raad gehouden om toch maar elke moeilijkheid te ontdekken, dat de hervormers de handen gebonden werden en zij er maar mee ophielden om op hervor-mingen aan te dringen. Het leek hun niet mogelijk tegen die stroom van twijfel en critiek een dam op te werpen. Naar verhouding namen maar heel weinigen in Athene het Evangelie aan, omdat de mensen prat gingen op kennis en wereldse wijsheid, en het Evangelie van Christus als dwaasheid beschouwden. Maar "het dwaze Gods is wijzer dan de mensen, en het zwakke Gods is sterker dan de mensen". Daarom "prediken wij Christus de Gekruisigde, voor de Joden wel een ergernis, en voor de Grieken een dwaasheid, maar voor hen die geroepen zijn, beiden, Joden en Grieken, prediken wij Christus de kracht Gods en de wijsheid Gods". 1 Corinthiërs 1 : 25, 23, 24.

Wij moeten nu geheel opnieuw beginnen. Hervormingen moeten doorgevoerd worden met geheel ons hart en onze ziel en wil. Dwaalbegrippen mogen zo oud zijn dat ze vergroeid zijn met de tijd; maar de tijd maakt een dwaalbegrip niet tot waarheid en evenmin de waarheid tot een dwaalbegrip. Veel te lang heeft men de oude gebruiken en gewoonten nagevolgd. De Here wil van leraars en scholieren, dat elke verkeerde idee op zij gezet wordt. Wij hebben niet de vrijheid om maar te leren wat beantwoordt aan de maatstaf van de wereld of aan de maatstaf van de gemeente, enkel en alleen omdat het de heersende gewoonte is zo te doen. De lessen die Christus leerde, moeten de maatstaf vormen. Wat de Here gesproken heeft aangaande het onderricht dat op de scholen gegeven moet worden, moet nauwgezet worden nagegaan; want als er in sommige opzichten niet een onderwijs komt geheel anders van karakter dan tot nu toe op enkele onzer scholen is gebracht, dan behoeven we geen geld uit te geven om grond te kopen en daarop scholen te bouwen.

POPULARITEIT DOOR VERLAAGDE MAATSTAVEN

Sommigen zullen beweren dat wanneer godsdienstonderwijs een vooraanstaande plaats gaat innemen, onze scholen onpopulair zullen worden; dat zij die niet van ons geloof zijn, hun kinderen daar niet heen zullen sturen. Best; laat ze dan maar gaan naar andere scholen, waar ze een onderwijssysteem naar hun smaak zullen vinden. Het is Satans opzet om door zulke beschouwingen te beletten dat wij het doel bereiken waartoe onze scholen zijn gesticht. Gehinderd door zijn listen, gaan de hoofden doen naar de wijze der wereld en volgen haar plannen en gewoonten. Velen hebben in dit opzicht hun gebrek aan hemelse wijsheid getoond door samen te gaan met de vijanden van God en de waarheid, door de scholieren wereldse genoegens te verschaffen. Zodoende brengen zij over zichzelf het misnoegen Gods, want zij misleiden de jeugd en doen een werk voor Satan. Voor dit werk met al de gevolgen daarvan, zullen zij rekenschap moeten afleggen voor de rechterstoel van God.

Die zó doen, laten zien dat men hen niet kan vertrouwen. Nadat het kwaad gedaan is, zullen zij misschien hun fout belijden; maar kunnen zij de invloed die van hen is uitgegaan, teniet doen? Zal het "Welgedaan" gesproken worden tot hen die het in hen gestelde vertrouwen beschaamd hebben? Deze ontrouwe arbeiders hebben niet gebouwd op de eeuwige Rots, en men zal zien dat zij op zand hebben gebouwd. Wanneer de Here wil dat we een bijzonder, een verkregen volk zijn, hoe kunnen we dan hunkeren naar populariteit of er naar streven om de gebruiken en gewoonten der wereld na te volgen? "Weet gij niet dat de vriendschap der wereld een vijandschap tegen God is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand Gods gesteld." Jacobus 4:4.

Het peil verlagen om populariteit te verkrijgen en in aantal te groeien, om zich dan nog over die groei te verheugen, laat zien dat er een grote verblindheid heerst. Zou het grote aantal een bewijs van succes zijn, dan mag Satan aanspraak maken op de hoogste voortreffelijkheid, want in deze wereld -zijn zijn volgelingen ver in de meerderheid. Het is de graad van zedelijke kracht die een school kenmerkt, welke de toets is van zijn bloei. Het is de deugd, de intelligentie en de godsvrucht van de mensen verbonden met onze scholen, en niet hun aantal, dat een bron van vreugde en dankbaarheid moet zijn. Moeten dan onze scholen aan de wereld gelijkvormig worden en haar zeden en gewoonten navolgen? "Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij. . . aan deze wereld niet gelijkvormig wordt, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gemoed, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehaaglijke en volmaakte wil Gods is." Romeinen 12 : 1, 2.

Mensen zullen elk middel aangrijpen om hef verschil tussen Zevende-Dags Adventisten en de waarnemers van de eerste dag der week minder in het oog te doen vallen. Een groep werd mij getoond onder de naam van Zevende-Dags Adventisten, die adviseerden dat de banier, of het teken, dat ons tot een apart volk maakt, niet zo hoog verheven moet gehouden worden, want zij beweerden dat dit niet de beste manier was om onze instellingen tot een succes te doen worden. Maar dit is niet de tijd om onze kleuren neer te halen, om ons te schamen over ons geloof. Deze onderscheiden banier, waarop de woorden geschreven staan: "Hier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn zij die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus", moet gedragen worden door de wereld tot de deur der genade dicht gaat. Terwijl de pogingen om in tal van plaatsen vooruit te gaan, moeten vermeerderen, moeten we ons geloof niet bemantelen om aanhang te verkrijgen. De waarheid moet gaan tot zielen die op het punt staan om te komen, en wordt ze op enigerlei wijze verborgen, dan wordt God oneer aangedaan en het bloed der zielen zal op onze klederen komen.

Zolang zij die met onze instellingen verbonden zijn, ootmoedig met God wandelen, zullen hemelse wezens met hen samenwerken; maar laten allen het feit gedenken dat God gezegd heeft: "Die Mij eren, zal Ik eren." 1 Samuel 2 : 30. Voor geen moment moet iemand de indruk gegeven worden dat het voor zijn bestwil is, zijn geloof en leerstellingen te verbergen voor de ongelovigen der wereld, vrezende dat hij niet zo hoog zal gerespecteerd worden indien zijn beginselen openbaar worden. Christus eist van al Zijn navolgers een open moedige belijdenis des geloofs. Een iegelijk moet zijn positie innemen en zijn wat God van hem verlangt, een schouwspel voor de wereld, voor de engelen en voor de mensen. Het gehele universum kijkt met onuitsprekelijke belangstelling om het afsluitingswerk te zien in de grotere strijd tussen Christus en Satan. Iedere christen moet een licht zijn, niet verborgen onder een korenmaat of onder een bed, maar geplaatst op een kandelaar, opdat licht kan verschaft worden aan allen die in het huis zijn. Laat, uit hoofde van lafheid of wereldse politiek, de waarheid Gods nooit op de achtergrond geplaatst worden...

De scholing aan de jeugd gegeven, geeft vorm aan de gehele maatschappelijke samenleving. In de gehele wereld verkeert de maatschappij in wanorde, en een grondige hervorming is nodig. Velen zijn in de veronderstelling dat betere onderwijsmogelijkheden, grotere kunde en nieuwere methoden de dingen wel recht zullen zetten. Zij belijden de levende woorden Gods te geloven en te aanvaarden en toch geven zij aan het Woord een minderwaardige plaats in het raam der scholing. Wat voorop moet staan wordt ondergeschikt gemaakt aan menselijke bedenkselen.

Het is zo gemakkelijk met de stroom van de wereldse plannen, methoden en gewoonten mee te gaan en niet méér aandacht te besteden aan de tijd waarin wij leven of aan het grote werk dat gedaan moet worden, dan de mensen in Noachs tijd. Er bestaat aanhoudend gevaar dat onze opvoeders dezelfde kant zullen opgaan als de Joden door te vervallen in gewoonten, praktijken en overleveringen die niet door God zijn ingesteld. Met een zekere taaiheid en vasthoudendheid hangen sommigen aan oude gewoonten en verschillende studies die niet noodzakelijk zijn, alsof hun zaligheid van die dingen afhangt. Dit doende keren zij zich af van het bijzonderé werk Gods en geven de scholieren een gebrekkige, een verkeerde scholing. De geest wordt afgeleid van een duidelijk "Zo zegt de Here", hetgeen eeuwige belangen inhoudt, om zich te richten op menselijke theorieën en onderwijsmethoden. Oneindige, eeuwige waarheid, de openbaring van God, wordt verklaard in het licht van menselijke uitleg, terwijl toch alleen de kracht van de Heilige Geest geestelijke dingen kan ontvouwen. Menselijke wijsheid is dwaasheid, want daaraan ontbreekt de Goddelijke voorzienigheid, die schouwt in de eeuwigheid.

Hervormers zijn geen vernielers. Nooil zullen ze proberen hen te vernietigen, die niet harmonieëren met hun plannen en zich niet bij hen aansluiten. Hervormers moeten steeds vooruit-, nooit achteruitgaan. Zij moeten vastbesloten, resoluut, onversaagd zijn, maar die vastberadenheid moet niet ontaarden in een overheersende geest. God verlangt dat allen die Hem dienen, zo vaststaan als een rots wanneer het gaat om beginselen, maar dat ze zachtmoedig en nederig van geest zijn zoals Christus was. Dan, door te blijven in Christus, kunnen zij het werk doen dat Hij zou doen, ware Hij in hun plaats. Een ruwe, veroordelende geest is niet noodzakelijk voor de moed om hervormingen voor deze tijd door te voeren. Alle zelfzuchtige methoden in de dienst van God zijn in Zijn ogen een gruwel.