Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

Hoofdstuk 72

Onze Plicht Tegenover de Wereld

[ AUDIO ]

"Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft." Hij "heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou be-houden worden". Johannes 3:16, 17. De liefde Gods omvat de gehele mensheid. Christus, hef bevel aan Zijn discipelen gevende, zei: "Gaaf henen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen." Marcus 16:15.

Het was de bedoeling van Christus dat ten bate der mensen een groter werk zou gedaan worden dan we tot nu toe hebben gezien. Het lag niet in Zijn bedoeling dat zo heel velen zich zouden scharen onder de banier van Satan en ingeschreven zouden staan als rebellen 1900, Vol. 6, blz. 275--280 tegen het gezag Gods. De Verlosser der wereld had niet de opzet dat Zijn gekocht erfdeel zou leven en sterven in zijn zonde. Waarom worden dan zo weinigen bereikt en gered? Dat komt omdat zo velen van hen die voorgeven Christenen te zijn, in dezelfde richtlijnen werken als de grote afvallige. Duizenden die God niet kennen, zouden zich heden in Zijn liefde kunnen verblijden, wanneer zij die beweren Hem te dienen, zouden werken zoals Christus werkte.

De zegeningen der zaligheid, wereldlijke zowel als geestelijke, zijn voor de gehele mensheid. Daar zijn velen die klagen over God omdat de wereld zo vol armoede en ellende is, maar het was nooit Gods be-doeling dat deze ellende zou bestaan. Het was nooit Zijn bedoeling dat de ene mens zich zou baden in de overvloedige weelde des levens, terwijl de kinderen van anderen om brood schreeuwen. De Here is een God van goedertierenheid. Hij heeft ruimschoots voorziening getroffen voor de behoeften van allen, en door Zijn vertegenwoordigers, aan wie Hij Zijn goederen heeft toevertrouwd, wil Hij dat in de noden van al Zijn schepselen zal worden voorzien.

Laten zij die het Woord des Heren geloven de raadgeving lezen die voorkomt in Leviticus en Deuteronomium. Daar kunnen zij leren wat voor scholing werd gegeven aan de gezinnen Israëls. Terwijl Gods uitverkoren volk afgezonderd en heilig moest zijn, gescheiden van de andere volken die Hem niet kenden, moesten zij toch de vreemdeling vriendelijk behandelen. Op zo iemand moest niet neergezien worden omdat hij niet van Israël was. De Israëlieten moesten de vreemdeling liefhebben omdat Christus evengoed stierf om hem te redden als om Israël te redden. Op hun feesten der dankbaarheid, wanneer zij de barmhartigheden Gods overdachten, moest de vreemdeling welkom worden geheten. Ten tijde van de oogst moesten zij op de akker een gedeelte voor de vreemden en de armen achter laten. Zo konden de vreemdelingen eveneens delen in Gods geestelijke zegeningen. De Here God van Israël beval dat men hen zou ontvangen zo zij de omgang verkozen met hen die Hem kenden en erkenden. Op die wijze zouden zij de wet des Heren leren en Hem door hun gehoorzaamheid verheerlijken.

Zo verlangt God in deze tijd van Zijn kinderen om, zowel in geestelijke als in wereldlijke dingen, zegeningen aan de wereld uit te delen. Voor elke discipel van Christus in elke eeuw werden deze kostelijke woorden van de Heiland gesproken: Uit hem "zullen stromen van levend water vloeien".

Maar in plaats van de gaven Gods uit te delen, hebben velen die voorgeven Christenen te zijn, zich ingekapseld in hun persoonlijke bekrompen belangen, en vol zelfzucht houden zij Gods zegeningen voor hun medemensen achter.

Terwijl God in Zijn voorzienigheid de aarde heeft overladen met Zijn goedertierenheden, en haar schathuizen heeft gevuld met de vertroostingen des levens, heersen gebrek en ellende aan alle kanten. Een milddadige Voorzienigheid is gelegd in de handen van Zijn menselijke werktuigen alsook overvloed om in de behoeften van allen te voorzien, maar de rentmeesters Gods zijn ontrouw. In de belijdende Christelijke wereld wordt genoeg uitgegeven voor buitensporig uiterlijk vertoon om te voorzien in de behoeften van al de hongerigen, en de naakten te kleden. Velen die zich genoemd hebben naar de Naam van Christus, geven Zijn geld uit voor zelfzuchtige genoegens, voor de bevrediging der begeerte, voor alcohol en lekkernijen, voor weelderige huizen, meubilair en kleding, terwijl zij menselijke wezens nauwelijks een medelijdende blik of een woord van medeleven gunnen.

HET GROTE ZENDINGSVELD IN EIGEN LAND

Wat een ellende bestaat er juist te midden van onze zogenaamde Christelijke landen! Denkt eens aan de toestand van de armen in onze grote steden. In deze steden wonen massa's menselijke wezens die lang niet die zorg en toewijding ontvangen welke geschonken worden aan bruten. Daar zijn duizenden rampzalige kinderen, die in vodden gekleed zijn en bijna omkomend van honger, bij wie de ondeugd en de ontaarding op de gezichten staan te lezen. Gezinnen zijn opeengehoopt in ellendige verblijven, velen in donkere kelders waar het riekt naar vocht en vuilheid. In deze verschrikkelijke holen worden kinderen geboren. Die jonge kinderen en opgroeiende jeugd zien niets dat aantrekkelijk is, niets van de schoonheid van de voortbrengselen der natuur, die God geschapen heeft om de zinnen te verlustigen. Deze kinderen laat men opgroeien met een karakter dat zich kneedt en vormt naar de lage normen, de rampzaligheid en het goddeloze voorbeeld rondom hen. Zij horen alleen de Naam van God in godslasterlijke taal. Onreine woorden, de reuk van alcohol en tabak, zedelijke ontaarding op elk gebied -- dat is wat men daar gewaar wordt en wat de zinnen benevelt. En uit die verblijfplaatsen van rampzaligheid en ellende rijzen kreten om voedsel en kleding omhoog van mensen die ten opzichte van het gebed totaal onwetend zijn.

Daar valt door onze gemeenten een werk te doen waarvan velen bijna geen begrip hebben, arbeid op een terrein dat nog zo goed als braak ligt. "Ik ben hongerig geweest," zegt Christus, "en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen." Mattheüs 25 :35, 36.

Sommigen denken dat wanneer zij voor dit werk geld geven, ze aan hun plicht hebben voldaan; maar dit is een dwaling. Geldelijke gaven kunnen niet de plaats innemen van persoonlijk dienen. Hef is goed om van onze middelen te geven en nog velen meer moesten dit doen; maar naar gelang hun kracht en gelegenheden, wordt van allen persoonlijke dienst verwacht.

Het werk om de nooddruftigen, de verdrukten, de lijdenden, de verlatenen bijeen te vergaderen, is juist het werk dat elke gemeente die de waarheid van deze tijd gelooft, al lang gedaan moest hebben. Wij moeten het minzame medelijden van de Samaritaan tot uitdrukking brengen door in de lichamelijke behoeften te voorzien, de hongerigen te spijzigen, de armen, de uitgeworpenen in onze huizen op te nemen, door elke dag van God genade en kracht te vergaren, waardoor wij in staaf zullen zijn om dóór te dringen tot in de diepste diepten van de menselijke ellende, en diegenen te helpen die onmogelijk zichzelf kunnen helpen. Wanneer we dit werk doen, dan hebben we een gunstige gelegenheid om Christus, de Gekruisigde, aan de wéreld te tonen.

Elk gemeentelid moet het als zijn bijzondere plicht voelen om voor mensen in zijn omgeving te werken. Gaaf eens na hoe u diegenen het best kunt helpen die voor godsdienstige dingen geen belangstelling hebben. Bezoekt u uw kennissen en buren, toon dan belangstelling zowel voor hun geestelijk als voor hun stoffelijk welvaren. Breng Christus naar voren als de Heiland Die de zonde vergeeft. Nodig uw buren uit in uw huis en lees met hen in de kostelijke Bijbel en in boeken die de waarheid verklaren. Dit, gepaard gaande met eenvoudige liederen en vurige gebeden, zal hun harten beroeren. Laten gemeenteleden zichzelf scholen om dit werk te doen. Dit is even nodig als het redden van in duisternis verkerende zielen in vreemde landen. Terwijl sommigen de verantwoordelijkheid voelen voor zielen in verre landen, moeten de velen die thuisblijven, de verantwoordelijkheid voelen voor de zielen rondom hen en zij moeten even ijverig voor hun zaligheid werken.

De uren, zo vaak doorgebracht in vermaak dat noch het lichaam noch de ziel verkwikt, moeten gewijd worden aan het bezoeken van armen, zieken en lijdenden, of om te proberen iemand die in nood verkeert, te helpen.

HOE TE WERKEN VOOR DE NOODDRUFTIGEN

Wanneer u de armen, de verachten, de verlatenen helpt, doe dat dan niet vanaf de hoogten van al uw waardigheid en superioriteit, want op die manier zult u niets bereiken. Bekeert u in de ware zin des woords en leert van Hem Die zachtmoedig en nederig van hart is. Wij moeten de Here altijd voor ogen hebben. Als dienstknechten van Christus moet u aanhoudend zeggen, ten einde dat niet te vergeten: "Ik ben duur gekocht."

God doet niet enkel een beroep op uw weldadigheidswerk, maar ook op uw opgewekt gezicht, uw hoopvolle woorden, de druk van uw hand. Wanneer u de beproefden des Heren bezoekt, zult u sommigen ontmoeten die geen hoop meer hebben; brengt het zonnetje opnieuw in hun huis. Dan zijn er die behoefte hebben aan het brood des levens; lees hun voor uit het Woord Gods. Bij anderen is de ziel ziek en geen aardse balsem of physieke geneeswijze kan daar heling brengen; bid voor dezulken en breng ze tot Jezus.

Er kunnen zich gevallen voordoen dat sommigen zich overgeven aan sentimentele gevoelens, waaruit impulsieve daden voortspruiten. Misschien denken ze dat ze op die manier een groot werk voor Christus doen, maar dat is niet zo. Hun ijver verflauwt al heel gauw en dan wordt het werk van Christus verwaarloosd. Dat ongestadige dienen vindt bij God geen behagen; doen we zo af en toe ons werk onder emotionele vlagen, dan brengt dat onze medemensen niet veel goeds. Met die opgewonden pogingen van korte duur wordt meer kwaad dan goed gedaan.

Methoden om de nooddruftigen te helpen moeten zorgvuldig en onder gebed worden bestudeerd. Wij moeten tot God gaan om wijsheid, want Hij weet beter dan kortzichtige stervelingen hoe er gezorgd moef worden voor de schepselen die Hij heeft gemaakt. Sommigen geven in het wilde weg aan een ieder die op hun hulp een beroep doet. Hierin begaan ze een fout. Wanneer we de nooddruftigen willen helpen, moeten we er naar streven, hun de juiste hulp te geven. Er zijn mensen die wanneer ze geholpen zijn, voortdurend willen geholpen worden. Die willen ondersteund worden zo lang er iemand is om hen te ondersteunen. Door overdreven aandacht en tijd aan hen te schenken, stijven we hen in hun luiheid, hulpeloosheid, buitensporigheid en onmatigheid.

Wanneer we aan de armen geven, moeten we ons afvragen: "Zet ik aan tot verkwisting? Help ik hen, of doe ik hen kwaad?"

Niemand die in zijn levensonderhoud kan voorzien, heeft het recht te steunen op anderen.

Het gezegde: "De wereld moet maar zorgen dat ik kan bestaan," heeft in zich een kern van leugen, bedrog en diefstal. De wereld hoeft niemand te onderhouden die kan werken en zijn eigen brood verdienen. Maar komt er iemand aan onze deur om voedsel vragen, dan moeten we hem niet hongerig wegsturen. Zijn armoede kan het gevolg zijn van tegenslag.

Wij moeten diegenen helpen die, met grote gezinnen, steeds te kampen hebben met ziekte en armoede. Menige weduwe werkt voor haar vaderloze kinderen boven haar krachten om de kleintjes maar bij zich te kunnen houden en ze te voorzien van voedsel en kleren. Tal van moeders zijn gestorven omdat ze zich overwerkt hebben. Elke weduwe heeft een troostvol, bemoedigend woord nodig en er zijn heel velen die geholpen moeten worden.

Mannen en vrouwen Gods, mensen met onderscheidingsvermogen en wijsheid, moeten aangesteld worden om de armen en nooddruftigen te bezoeken, in de eerste plaats de huisgenoten des geloofs. Die moeten dan verslag uitbrengen aan de gemeente en raad geven inzake hetgeen er gedaan moet worden.

In plaats van de armen de gedachte bij te brengen dat er wel voor hun eten en drinken gezorgd zal worden, moeten wij hen dààr plaatsen waar ze zichzelf kunnen helpen. We moeten ons best doen hun werk te verschaffen, en zo nodig moet hun geleerd worden hoe ze moeten werken. Laat men de leden van arme gezinnen leren hoe ze moeten koken, hoe ze hun eigen kleren kunnen maken en verstellen en hun huis in orde houden. Ook de jongens en meisjes moeten grondig onderricht worden om een of ander nuffig werk te doen. Wij moeten de armen opvoeden dat ze zelfvertrouwen krijgen. Dit is de ware hulp, want daardoor leren ze niet alleen hun eigen brood verdienen, maar ze kunnen dan ook anderen helpen.

ALLEN BINNEN HET BEREIK VAN GODS LIEFDE

Het is Gods bedoeling dat de rijken en de armen nauw met elkaar verbonden zijn door de banden van medeleven en hulpvaardigheid. Hij vraagt ons belangstelling te tonen voor elk geval van ziekte en armoede dat onder onze aandacht komt.

Denkt niet dat het dienen van de lijdende mensheid aan uw waardigheid afbreuk doet. Zie niet met onverschilligheid en minachting neer op hen die de tempel der ziel hebben verwoest. Zij juist zijn voorwerpen van Goddelijk mededogen. Hij Die allen geschapen heeft, zorgt voor allen. Zelfs zij die het diepst gezonken zijn, zijn niet buiten hef bereik van Zijn liefde en barmhartigheid. Wanneer wij waarlijk Zijn discipelen zijn, zullen we dezelfde geest aan de dag leggen. De liefde die geinspireerd is door onze liefde voor Jezus, zal in elke ziel, rijk of arm, een waarde zien die niet gemeten kan worden met menselijke maatstaven. Laat uw leven een liefde openbaren, hoger dan u mogelijk in woorden zoudl kunnen uitdrukken.

Vaak zullen de harten van mensen zich verharden onder verwijtingen; maar zij kunnen de liefde die hun wordt betoond in Christus, niet weerstaan. Wij moeten er bij de zondaar op aandringen dat hij zichzelf niet voelt als een uitgeworpene Gods. Vraagt de zondaar om op Christus te zien, want Hij alleen kan de ziel, melaats door de zonde, genezen. Maakt de wanhopige, ontmoedigde lijder duidelijk dat hij een gevangene der hope is. Laat uw boodschap zijn: "Zie hef Lam Gods Dat de zonde der wereld wegneemt."

Ik ben onderricht dat het medische zendingswerk in de meest ontaarde lagen der samenleving mensen zal ontdekken die, al hebben ze zichzelf overgegeven aan slechte, losbandige gewoonten, toch in staat zullen zijn om een of ander werk te verrichten. Maar zij moeten erkend en bemoedigd worden. Flinke, geduldige, ernstige inspanning zal nodig zijn om hen uit de put op te heffen. Zij kunnen zichzelf niet beter maken. Zij kunnen de roep van Christus horen, maar hun oren zijn te suf om de betekenis daarvan in zich op te nemen; hun ogen zijn te verblind om te zien dat er nog enig goeds voor hen is weggelegd. Zij zijn dood in misdaden en zonden. En toch zijn zelfs zij niet uitgesloten van het bruiloftsfeest. Zij ook moeten de uitnodiging ontvangen: "Kom." Hoewel ze zich misschien onwaardig voelen, zegt de Here: "Dwing ze in te komen." Luister naar geen enkele verontschuldiging. Tracht ze door liefde en zachtheid te winnen.

"Geliefden, bouwt gij uzelf op uw allerheiligst geloof, biddende in de Heilige Geest; bewaart uzelf in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onze Here Jezus Christus ten eeuwigen leven. En ontfermt u wel over enigen, onderscheid makende; maar behoudt an-deren door vrees en grijpt ze uit het vuur." Judas : 20-- 23. Bindt de mensen op hun geweten de verschrikkelijke gevolgen van de overtreding van Gods wet. Maakt duidelijk dat niet God de oorzaak is van al die ziekte en ellende, maar dat de mens door zijn eigen onwetendheid en zonde zich deze toestand op de hals heeft gehaald.

Wanneer dit werk op de juiste wijze geleid wordt, zal het menige arme zondaar redden die veronachtzaamd is door de kerken. Velen niet van ons geloof hunkeren juist naar die hulp die Christenen moeten verschaffen. Zou Gods volk een oprechte belangstelling willen tonen in hun naasten, dan zouden velen bereikt worden door de bijzondere waarheden van deze tijd. Niets zal of kan zelfs karakter verlenen aan het werk dan de mensen te helpen in de omstandigheden waarin zij zich bevinden. Duizenden zouden zich heden kunnen verheugen in de boodschap, zo zij die beweren God lief te hebben en Zijn geboden te houden, wilden werken zoals Christus werkte.

Wanneer het medische zendingswerk aldus mannén en vrouwen wint tot de zaligmakende kennis van Christus en Zijn waarheid, kunnen geld en ijverige arbeid veilig daaraan besteed worden, want het is een werk waarvan de resultaten eeuwigdurend zijn.

God heeft voor menselijke wezens verbazingwekkende offers gebracht. Hij heeft enorme kracht geschonken om de mens van overtreding en zonde terug te brengen tot trouw en gehoorzaamheid, maar mij is getoond dat Hij niets doet zonder medewerking van men-selijke werktuigen. In elke toekenning van barmhartigheid en kracht en doeltreffendheid is overvloedig voorzien. De sterkste beweegredenen zijn naar voren gebracht om in het menselijke hart de zendingsgeest op te wekken en brandende te houden, opdat inspanningen van Goddelijke en menselijke werktuigen vereend zouden samengaan. -- 1904, vol. 8, blz, 54.