------------------------Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2 USG2 5 1 Voorwoord USG2 7 1 Hoofdstuk 1--De Dag des Heren is Nabij USG2 15 1 Hoofdstuk 2--Afgunst en Kritiek USG2 18 1 Hoofdstuk 3--Jaloersheid en Vitterij Veroordeeld USG2 23 1 Hoofdstuk 4--Arbeiders Voor God USG2 29 2 Hoofdstuk 5--Handlangers van Satan USG2 36 1 Hoofdstuk 6--Zal een Mens God Beroven? USG2 42 1 Hoofdstuk 7--Vaardig in Het Werk USG2 47 1 Hoofdstuk 8--Zullen we Spiritistische Artsen Consulteren? USG2 56 2 Hoofdstuk 9--Op Jezus Zien USG2 59 2 Hoofdstuk 10--Het Zegel Gods USG2 70 1 Hoofdstuk 11--Een Beroep USG2 76 1 Hoofdstuk 12--Christelijke Eendracht USG2 92 1 Hoofdstuk 13--Christus Onze Rechtvaardigheid USG2 97 1 Hoofdstuk 14--Christelijke Wasdom USG2 102 1 Hoofdstuk 15--Tijden Die de Zielen der Mensen Beproeven USG2 105 1 Hoofdstuk 16--Zich Hoeden Voor Verkeerde Leer USG2 110 1 Hoofdstuk 17--"Looft de Here" USG2 115 1 Hoofdstuk 18--Liefde Onder Broeders USG2 122 1 Hoofdstuk 19--Huwelijk Met Ongelovigen USG2 130 1 Hoofdstuk 20--De Ware Zendingsgeest USG2 137 2 Hoofdstuk 21--Zakelijk Leven en Godsdienst USG2 145 1 Hoofdstuk 22--Wereldsgezindheid een Strik USG2 148 1 Hoofdstuk 23--Verantwoordelijkheden van de Arts USG2 155 1 Hoofdstuk 24--De Komende Crisis USG2 161 2 Hoofdstuk 25--De Gemeente Het Licht der Wereld USG2 178 1 Hoofdstuk 26--Jozua en de Engel USG2 189 1 Hoofdstuk 27--Belangrijkheid van de Sabbat USG2 195 1 Hoofdstuk 28--Waken Over de Belangen der Broeders USG2 203 1 Hoofdstuk 29--Het Gedrag in Gods Huis USG2 215 0 Hoofdstuk 30--Praktische Godsvrucht USG2 226 1 Hoofdstuk 31--Uw Redelijke Godsdienst USG2 227 2 Hoofdstuk 32--Een Indrukwekkende Droom USG2 229 2 Hoofdstuk 33--Grondslagen Voor Succes in Gods Werk USG2 237 1 Hoofdstuk 34--Scholing van Arbeiders USG2 244 2 Hoofdstuk 35--De Schijn des Kwaads USG2 259 1 Hoofdstuk 36--Liefde Voor de Dwalenden USG2 271 1 Hoofdstuk 37--De Bloei van de Gemeente USG2 280 1 Hoofdstuk 38--De Zonde Tegen de Heilige Geest USG2 282 1 Hoofdstuk 39--Gods Tegenwoordigheid een Werkelijkheid USG2 285 1 Hoofdstuk 40--Wezen en Invloed van de "Getuigenissen" USG2 310 1 Hoofdstuk 41--Een Ongeoorloofd Onderscheid USG2 320 1 Hoofdstuk 42--De Verborgenheden van de Bijbel USG2 336 1 Hoofdstuk 43--De Naderende Strijd USG2 344 1 Hoofdstuk 44--De Onschatbare Gave USG2 352 1 Hoofdstuk 45--Het Karakter van God Geopenbaard in Christus USG2 363 1 Hoofdstuk 46--Het Vlees Geworden Woord USG2 367 1 Hoofdstuk 47--Gods Zorg Voor Zijn Werk USG2 374 1 Hoofdstuk 48--De Laatste Gemeente Niet Babylon USG2 384 1 Hoofdstuk 49--Gods Doel Met de Gemeente USG2 389 1 Hoofdstuk 50--Het Werk Voor Deze Tijd USG2 398 1 Hoofdstuk 51--De Conferentie Vergadering USG2 406 1 Hoofdstuk 52--Werken Voor de Hogere Standen USG2 409 1 Hoofdstuk 53--De Doop USG2 418 1 Hoofdstuk 54--Het Matigheidsen Geheelonthoudingswerk USG2 420 2 Hoofdstuk 55--Vrouwen Als Evangelisatiearbéidsters USG2 426 1 Hoofdstuk 56--Godsdienstonderwijs in Het Gezin USG2 427 1 Hoofdstuk 57--De Gelijkenis van Het Verloren Schaap USG2 429 1 Hoofdstuk 58--De Noodzaak van Hervorming op Onderwijsgebied USG2 439 1 Hoofdstuk 59--Beletselen Voor Hervormingen USG2 445 1 Hoofdstuk 60--Karakter en Werk der Leraars USG2 450 1 Hoofdstuk 61--Woorden van een Hemelse Leraar USG2 455 2 Hoofdstuk 62--Scholen Tevens Tehuizen USG2 464 1 Hoofdstuk 63--Industriele Hervorming USG2 469 1 Hoofdstuk 64--De Kwekerij van de School te Avondale USG2 474 1 Hoofdstuk 65--Kerkscholen USG2 487 1 Hoofdstuk 66--Beheer en Financiering der School USG2 500 1 Hoofdstuk 67--Gods Plan Met Onze Herstellingsoorden USG2 510 1 Hoofdstuk 68--Het Werk van de Arts Voor Zielen USG2 516 1 Hoofdstuk 69--De Nood der Wereld USG2 523 2 Hoofdstuk 70--De Nood der Gemeente USG2 532 1 Hoofdstuk 71--Onze Plicht Tegenover de Huisgenoten des Geloofs USG2 536 2 Hoofdstuk 72--Onze Plicht Tegenover de Wereld USG2 545 3 Hoofdstuk 73--Wezenverzorging USG2 553 1 Hoofdstuk 74--Het Medische Zendingswerk en de Boodschap van de Derde Engel USG2 560 1 Hoofdstuk 75--Belangrijkheid van de Colportage USG2 564 1 Hoofdstuk 76--Eigenschappen van de Colporteur USG2 568 1 Hoofdstuk 77--De Colporteur een Evangeliearbeider USG2 573 1 Hoofdstuk 78--Wederopbloei van de Colportagearbeid USG2 586 1 Hoofdstuk 79--De Sabbatschoolhet Hoogste Doelwit USG2 598 1 Hoofdstuk 80--Het Verlenen van Gastvrijheid ------------------------Voorwoord USG2 5 1 De tachtiger jaren welke door de raadgevingen van dit deeltje worden overspannen, waren een tijd van uitbreiding in het werk der Zevende-Dags Adventisten. In de tientallen jaren daarvóór werden de grondslagen gelegd voor het leerstellige gedeelte, terwijl ook het werk van de Gemeente werd georganiseerd en een begin ge-maakt werd met de voornaamste richtlijnen in het streven der Gemeente betreffende het perswezen, de medische wetenschap en het onderwijs. Nu begonnen de kansen wat betreft de buitenlandse zending, zich aan ons voor te doen. USG2 5 2 De raadgevingen welke in die gevaarvolle tijden gegeven werden om de Gemeente te leiden en te beschermen, en haar leden op te bouwen, spreken ook heden tot onze harten, daar we ons geplaatst zien tegenover soortgelijke kansen, problemen en verantwoordelijkheden. USG2 5 3 Evenals in het eerste deel, verschijnen de raadgevingen in hun chronologische volgorde. De datum van de eerste publicatie en de bronnenverwijzing staan vermeld in de aantekeningen onder aan de bladzijden bij het begin van elk hoofdstuk. USG2 5 4 Terwijl hef grootste deel van dit materiaal een keuze is uit Testimonies for the Church, de delen 4, 5 en 6, zijn toch vier hoofdstukken onttrokken aan andere boeken en periodieke artikelen van E. G. White. USG2 5 5 Dat deze raadgevingen in de handen der ZevendeDags Adventisten in de gehele wereld hen mogen leiden tot hogere maatstaven en ijveriger arbeid, is de vurige wens van de Uitgevers en The Trustees of the Ellen G. White Publications. ------------------------Hoofdstuk 1--De Dag des Heren is Nabij USG2 7 1 "De grote dag des Heren is nabij, hij is nabij en zeer haastende; de stem van de dag des Heren; de held zal aldaar bitter schreeuwen. Die dag zal een dag der verbolgenheid zijn, een dag der benauwdheid en van angsten, een dag der woestheid en verwoesting, een dag der duisternis en der donkerheid, een dag der wolk en der dikke donkerheid, een dag der bazuin en van geklank tegen de vaste steden en tegen de hoge hoektorens. En Ik zal de mensen bang maken, zodat zij zullen gaan als de blinden; want zij hebben tegen de Here gezondigd." Zefanja 1 : 14--17. USG2 7 2 "En het zal geschieden te dien tijde, Ik zal Jeruzalem met lantaarnen doorzoeken, en Ik zal bezoeking doen over de mannen die stijf geworden zijn op hun droesem, die in hun hart zeggen: De Here doet geen goed en Hij doet geen kwaad." Vers 12. USG2 7 3 "Doorzoekt uzelf nauw, ja, doorzoekt nauw, gij volk dat met geen lust bevangen wordt! Eer het besluit baart (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl de hittigheid van des Heren toorn over ulieden nog niet komt; terwijl de dag van de toorn des Heren over ulieden nog niet komt. Zoekt de Here, alle gij zachtmoedigen des lands, die Zijn recht werken; zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in de dag van de toorn des Heren." Zefanja 2 : 1--3. USG2 7 4 Wij staan vlak voor het einde des fijds. Mij is getoond dat de vergeldende oordelen Gods reeds in het land zijn. De Here heeft ons de gebeurtenissen die zouden plaatsgrijpen, aangezegd. Het licht schijnt van Zijn Woord; evenwel bedekt duisternis de aarde en dikke donkerheid de mensen. "Wanneer zij zullen zeggen: Het 1882, Vol. 5, blz. 98--105 is vrede en zonder gevaar, dan zal een haastig verderf hun overkomen,. ... en zij zullen het geenszins ontvlieden." USG2 8 1 Het is onze plicht, de oorzaak van die verschrikkelijke duisternis na te gaan, opdat wij ons niet begeven op die weg waardoor de mensen een zo grote misleiding over zich hebben gebracht. God heeft de wereld een kans gegeven Zijn wil te leren kennen en te gehoorzamen. Hij heeft hun in Zijn Woord het licht der waarheid gegeven, Hij heeft hun waarschuwing, raad en vermaning doen toekomen; maar weinigen zullen Zijn stem gehoorzamen. Evenals het Joodse volk, gaan de meeste mensen, zelfs onder belijdende Christenen, prat op hun bijzon-dere voorrechten, maar brengen God voor deze grote zegeningen geen dank. In oneindige barmhartigheid is aan de wereld een laatste waarschuwingsboodschap gezonden, waarin verkondigd wordt dat de wederkomst van Christus nabij is, en die de aandacht vestigt op Gods gebroken wet. Maar zoals de mensen van vóór de zondvloed de waarschuwing van Noach honend afwezen, zo zullen de liefhebbers der wereld van heden de boodschap van Gods dienstknechten verwerpen. De wereld blijft zich om haar as wentelen en de mensen blijven ge-heel in beslag genomen door hun bezigheden en hun genoegens, terwijl de gramschap Gods weldra over de overtreders van Zijn wet zal komen. HEBT ACHT OP UZELF USG2 8 2 Onze barmhartige Verlosser, de gevaren voorziende die Zijn navolgers te dien tijde zouden omgeven, heeft hun een bijzondere waarschuwing doen toekomen: "Wacht uzelf, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkomt. Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen die op de ganse aardbodem gezeten zijn. Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen die geschieden zullen, en te staan voor de Zoon des mensen." Lukas 21 : 34--36. Wanneer de Gemeente een gelijke weg bewandelt als die van de wereld, zal zij hetzelfde lot ondergaan. Nog sterker, gezien zij meer licht hebben ontvangen, zal hun straf groter zijn dan die van de onboetvaardigen. USG2 9 1 Wat de waarheid betreft, belijden wij als volk boven elk ander volk op de aarde te staan. Dan moeten ook leven en karakter in harmonie zijn met zulk een geloof. We staan vlak voor de dag waarop de rechtvaardigen gelijk het kostelijke graan in schoven zullen gebundeld worden voor de hemelse schuur, terwijl de goddelozen gelijk het onkruid bijeen vergaard zullen worden om op de laatste grote dag verbrand te worden. Maar de tarwe en het onkruid "groeien tezamen op tot de oogst". USG2 9 2 In het kwijten van ‘s levens plichten zullen de rechtvaardigen tot het laatste ogenblik in aanraking gebracht worden met de goddelozen. De kinderen des lichts zijn verstrooid onder de kinderen der duisternis, opdat allen de tegenstelling kunnen zien. Zo moeten dus de kinderen Gods "de deugden verkondigen Desgenen Die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht". De goddelijke liefde die brandt in het hart, de harmonie in Christus die getoond wordt in het leven, zullen als een glimp van de hemel zijn, aan de mensen op aarde gegeven opdat ze de heerlijkheid daarvan kunnen zien en waarderen. USG2 9 3 Soort zoekt soort. Zij die uit dezelfde bron van zegen drinken, zullen zich dichter aaneensluiten. De waarheid die woont in de harten der gelovigen, zal tot een gezegende, gelukkige samenvoeging leiden. Aldus zal het gebed van Christus beantwoord worden dat Zijn discipelen één zouden worden zoals Hij één is met de Vader. Naar die eenheid zal elk waarachtig bekeerd hart streven. USG2 9 4 Onder de goddelozen zal een bedriegelijke eendracht bestaan die een aanhoudende tweedracht maar ten dele verbergt. In hun oppositie tegen de wil en de waarheid Gods zijn ze eensgezind, terwijl ze op elk ander punt door haat, naijver, jaloersheid en dodelijke twist worden verscheurd. USG2 10 1 Zuiver en onedel metaal zijn nu zo gemengd, dat alleen het scherpe oog van de oneindige God met zekerheid onderscheid tussen hen ziet. Maar de zedelijke magneet der heiligheid en der waarheid zal het zuivere metaal tezamen aantrekken, terwijl ze het onedele en valse zal afstoten. EEN VALSE ZEKERHEID USG2 10 2 "De grote dag des Heren is nabij, hij is nabij en zeer haastende" (Zefanja 1 : 14); maar waar zien we de ware adventgeest? Wie bereiden zich voor om staande te blijven in die tijd der verzoeking die vlak voor ons ligt? De mensen aan wie God de heilige, plechtige toetsende waarheden voor deze tijd heeft toevertrouwd, slapen op hun post. Door hun werken zeggen ze: Wij hebben de waarheid; wij zijn "rijk en verrijkt geworden en hebben geens dings gebrek"; terwijl de trouwe waarachtige Getuige zegt: "Gij weef niet dat gij zilt ellendig en jammerlijk en blind en naakt." Openbaring 3:17. USG2 10 3 Hoe waar en juist schilderen deze woorden de huidige toestand van de Gemeente: "Gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en blind en naakt." Waarschuwende boodschappen die ingegeven zijn door de Heilige Geest, zijn door de dienstknechten Gods gebracht; karakterfouten zijn de dwalenden voorgehouden, maar ze zeggen: "Dat slaat niet op mij. Ik neem die boodschap die u brengt, niet aan. Ik doe alles zo goed mogelijk. Ik geloof de waarheid." USG2 10 4 Die boze dienstknecht die in zijn hart zei: "Mijn Heer vertoeft te komen" (Mattheüs 24 : 48), beleed op Christus te wachten. Hij was een "dienstknecht", uiterlijk de dienst van God toegewijd, terwijl zijn hart Satan aanhing. Hij verloochent niet openlijk de waarheid, zoals de spotter, maar openbaart in zijn leven het gevoelen des harten -- dat ‘s Heren komst is vertraagd. Verwatenheid maakt hem zorgeloos ten opzichte van eeuwige belangen. De stelregels en richtlijnen der wereld neemt hij aan en brengt ze in praktijk. Zelfzucht, wereldse hovaardij en eerzucht hebben de overhand. Vrezende dat zijn broe ders boven hem zullen uitsteken, doet hij afbreuk aan hun arbeid en betwist hun motieven. Zo slaat hij zijn mededienstknechten. Naarmate hij zich verwijdert van het volk Gods, verbindt hij zich meer en meer met de goddelozen. Men vindt hem etende en drinkende "met de dronkaards" -- daar hij zich aansluit bij wereldse mensen, en deelt in hun geest. Zo laat hij zich in slaap wiegen door een wereldse zekerheid en wordt overwonnen door nalatigheid, onverschilligheid en traagheid. USG2 11 1 Het allereerste begin van het kwaad was een verwaarlozing van waakzaamheid en verborgen gebed, daarop volgde een verwaarlozing van andere godsdienstige plichten, en zo werd de weg geopend voor alle volgende zonden, leder Christen zal aangevallen worden door de verlokkingen der wereld, de opdringerigheid van de vleselijke natuur en de rechtstreekse verzoekingen van Satan. Niemand is veilig. Wat ook onze ervaring geweest is, hoe hoog we ook geplaatst zijn, zo hebben we toch waakzaamheid en aanhoudend gebed dringend no-dig. Dagelijks moeten we ons laten leiden door de Geest Gods, anders komen we onder de macht van Satan. EEN ERNSTIGE WAARSCHUWING USG2 11 2 De raadgevingen die de Heiland aan Zijn discipelen gaf, werden gegeven voor het welzijn van Zijn navolgers door alle eeuwen heen. Toen Hij zeide: "Hebt acht op uzelf", had Hij diegenen op hef oog die zouden leven vlak voor de afsluiting van de tijd. Wij moeten ieder voor zich die kostbare genadegiften van de Heilige Geest in onze harten koesteren. USG2 11 3 Met aanhoudende volharding en geweldige stuwkracht is Satan bezig de belijdende navolgers van Christus in zijn gelederen te trekken. Hij werkt "in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen die verloren gaan." Maar Satan is niet de enige werker door wie het koninkrijk der duisternis wordt geschraagd. Wie tot zonde verlokt, is een verleider. Wie de grote bedrieger nabootst, wordt zijn hulp. Die hun invloed aanwenden om een kwaad werk te ondersteunen, doen mee aan Satans krachtsinspanning. USG2 12 1 De werken openbaren beginselen en beweegredenen. De vruchten, gedragen door velen die beweren planten te zijn in de wijngaard des Heren, laten zien dat ze slechts doornen en distelen voortbrengen. Een gehele gemeente mag de verkeerde handelwijze van enkelen van haar leden goedkeuren, maar die bekrachtiging bewijst in het geheel niet dat het verkeerde goed is. Dat maakt van die doornbessen geen druiven. USG2 12 2 Indien sommigen die beweren de tegenwoordige waarheid te geloven, hun ware toestand konden begrijpen, zouden ze ten aanzien van Gods barmhartigheid gaan wanhopen. Zij hebben al hun invloed aangewend tegen de waarheid, tegen de waarschuwende stem, tegen het volk van God. Zij hebben het werk van Satan gedaan. Velen zijn zó van blinde ingenomenheid vervuld ten opzichte van zijn misleidingen, dat ze daar niet meer van kunnen loskomen. Zo'n afvalligheid kan niet bestaan zonder het verlies van vele zielen te veroorzaken. USG2 12 3 De Gemeente heeft waarschuwing na waarschuwing ontvangen. De plichten en gevaren van Gods volk zijn duidelijk in het licht gesteld. Maar het wereldse element bleek te sterk voor hen te zijn. Gewoonten, praktijken en wereldse richtlijnen die de ziel van God afleiden, zijn in de loop der jaren dieper geworteld ondanks de waarschuwingen en smekingen van de Heilige Geest, totdat op het laatst hun wegen hun recht toeschenen en de stem des Geestes nauwelijks meer wordt gehoord. Niemand kan zeggen hoe diep hij in de zonde kan vallen wan-neer hij zichzelf eenmaal heeft overgegeven aan de macht van de grote bedrieger. Satan voer in Judas Iskariot en hitste hem op, zijn Here te verraden. Satan bracht Ananias en Saffira er toe de Heilige Geest te beledigen. Die zich niet geheel aan God overgeven, kunnen er toe geleid worden Satans werk te doen, niettegenstaande ze zich vleien dat ze in de dienst van Christus staan. USG2 12 4 Broeders en zusters, ik smeek u: "Onderzoekt uzelf of gij in het geloof zijt; beproeft uzelf." De warmte en de zuiverheid van de Christelijke liefde uit te leven vereist een gestadige toevoer van de genade van Christus. Hebt ge elk middel toegepast dat "uw liefde nog meer en meer overvloedig worde" "opdat gij beproeft de dingen die daarvan verschillen" en vervuld moge worden met de vruchten der gerechtigheid, "die door Jezus Christus zijn, tof heerlijkheid en prijs van God". Filippenzen 1 :9--11. USG2 13 1 Velen die pal hadden moeten staan voor gerechtigheid en waarheid, hebben een zwakheid en besluiteloosheid aan de dag gelegd die de aanvallen van Satan hebben aangemoedigd. Die falen op te wassen in de genade en en er niet naar streven op het hoogste plan te komen van wat God bereikbaar stelf, zullen overwonnen worden. WAT DE GEMEENTE NODIG HEEFT USG2 13 2 Deze wereld is voor de Christen een land van vreemdelingen en vijanden. Zo hij niet tot zijn verdediging de Goddelijke wapenrusting aantrekt en het zwaard des Geestes hanteert, zal hij de prooi worden van de machten der duisternis. Het geloof van allen zal beproefd worden. Allen zullen beproefd worden zoals goud wordt beproefd in het vuur. USG2 13 3 De Gemeente is samengesteld uit onvolmaakte, dwalende mannen en vrouwen die toch aanhoudend liefde en lankmoedigheid moeten beoefenen. Maar er bestaat reeds zo heel lang een periode van algemene lauwheid; een wereldse geest die bezit genomen heeft van de gemeente, is gevolgd geworden door vervreemding, kritiek, boosaardigheid, twist en ongerechtigheid. USG2 13 4 Zou er wat minder gepreekt worden door mannen die in hart en leven niet toegewijd zijn, en zou er eens wat meer tijd besteed worden om de ziel voor God te verootmoedigen, dan zouden we kunnen hopen dat de Here tot uw hulp zou komen en uw afvalligheid zou genezen. Veel van het gepreek van de laatste tijd verwekt een valse zekerheid. Vooraanstaande belangen in het werk Gods kunnen niet verstandelijk verzorgd worden door diegenen die zo weinig waarachtige gemeenschap met God hebben gehad als enkele predikanten onder ons. Het werk toe te vertrouwen aan zulke mannen, staat gelijk met het commando van grote schepen op zee aan kinderen over te laten. Die gespeend zijn van hemelse wijsheid, gespeend van een levende verbinding met God, zijn niet bekwaam het schip des Evangelies door de ijsbergen en stormen te loodsen. De Gemeente bevindt zich te midden van ernstige conflicten, maar in dit gevaar zouden velen haar willen toevertrouwen aan handen die haar zeker tot de ondergang zouden leiden. We hebben nu aan boord een loods nodig, want we naderen de haven. Als volk moeten we het licht der wereld zijn. Maar hoevelen zijn dwaze maagden, die geen olie in voorraad hadden voor haar lampen. Moge de Here van alle genade, overvloedig van barmhartigheid, vol van vergevensgezindheid, deernis met ons hebben en ons redden, opdat we niet omkomen met de goddelozen! USG2 14 1 In deze tijd van strijd en beproeving hebben we al de steun en troost nodig die we kunnen puften uit rechtvaardige beginselen, uit gefundeerde godsdienstige overtuigingen, uit de blijvende zekerheid van Christus' liefde en uit de rijke ervaring op het gebied der Goddelijke dingen. We zullen alleen dan komen tot de volle wasdom van mannen en vrouwen in Christus Jezus als dat voortvloeit uit een gestadig groeien in de genade. USG2 14 2 O, wat moet ik zeggen om de blinde ogen te openen en het geestelijk verstand te verlichten! Zonde moet gekruisigd worden. Een algeheel zedelijke hernieuwing moet gewrocht worden door de Heilige Geest. We moeten de liefde Gods en een levend, blijvend geloof hebben. Dat is het goud, beproefd in het vuur. Dat kunnen we alleen verkrijgen van Christus. Iedere oprechte en ernstige zoeker zal gaan delen in de Goddelijke natuur. Zijn ziel zal geheel vervuld zijn met dat vurige verlangen de volheid te kennen van die liefde die alle kennis te boven gaat; naarmate hij opwast in het Goddelijke leven, zal hij beter in staat zijn de verheven, veredelende waarheden van Gods Woord zich eigen te maken, totdat hij door aanschouwen veranderd wordt en in staat gesteld wordt de gelijkenis van zijn Verlosser te weerkaatsen. ------------------------Hoofdstuk 2--Afgunst en Kritiek USG2 15 1 Afgunst is niet enkel een slechte gehumeurdheid, maar als het ware een ziekte die al de vermogens aantast. Het begon met Satan. Hij wilde de eerste zijn in de hemel, en omdat hij niet al de macht en heerlijkheid kon verkrijgen die hij zocht, kwam hij in opstand tegen de heerschappij van God. Hij werd jaloers op onze stamouders, verleidde hen tot zonde en bracht hen aldus met de gehele mensheid tot de ondergang. USG2 15 2 De jaloerse mens sluit zijn ogen voor de goede eigenschappen en nobele daden van anderen. Hij staat altijd klaar om wat goed en uitstekend is af te kammen. Vaak belijden mensen hun eigen fouten of verdragen die van anderen, maar van een jaloers iemand kan men weinig verwachten. Wanneer iemand jaloers is op een ander, houdt dit in dat deze boven hem verheven is, en dan is de hovaardij een beletsel voor elke tegemoetkoming. Wordt een poging gedaan om die jaloerse persoon van zijn zonde te overtuigen, dan wordt zijn stemming nog meer verbitterd tegen het mikpunt van zijn boos hu-meur, en is hij helaas maar al te vaak niet te genezen. USG2 15 3 Waar de naijverige ook gaat, spuwt hij zijn gif uit, vervreemdt de vrienden van zich en verwekt haaf en opstand tegen God en de mens. Hij probeert anderen wijs te maken dat hij de allerbeste is, niet door in alles een grote zelfverloochening aan de dag te leggen, maar door zich voor te doen zoals hij is en de verdiensten van het werk van anderen te verkleinen.... USG2 15 4 Van de tong die zich verlustigt in kwaadspreken, de lasterende tong, die zegt: Vertel het mij maar, dan zal ik het overal rondbazuinen, zegt de apostel Jacobus dat ze ontstoken wordt door de hel. Aan alle kanten wordt 1882, Vol. 5, blz. 56--59 (Belangrijk getuigenis) brand gesticht. Wat kan het iemand die anderen bekletst, schelen of hij een onschuldige in zijn goede naam aantast? Hij zal met zijn boos werk niet ophouden, al vernietigt hij ook de hoop en moed in hen die reeds onder hun lasten zwaar gebukt gaan. Hij gaat alleen op in zijn hunkeren naar schandaaltjes. Zelfs belijdende Christenen sluiten hun ogen voor alles wat zuiver, edel, eerlijk en beminnenswaard is, en verzamelen wat verwerpelijk en onaangenaam is om dat aan de wereld over te brieven. DENKT GOED VAN ALLE MENSEN USG2 16 1 Wanneer we luisteren naar een smaad tegen onze broeder, dan nemen we die smaad in ons hart op. Op de vraag: "Here, wie zal verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op de berg Uwer heiligheid?" antwoordde de Psalmist: "Die oprecht wandelt en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart geen kwaad spreekt; die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezel geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste". Psalm 15:1--3. USG2 16 2 Wat een wereld vol geklets zou vermeden worden, wanneer een ieder zou bedenken, dat zij die hem de fouten van anderen overbrieven, ook eveneens zijn fouten zullen rondbazuinen, wanneer de kans zich maar voordoet. We moeten er naar streven goed te denken van alle mensen, vooral van onze broeders en zusters, tenzij we gedwongen worden onze gedachten te herzien. We moeten aan al die boze aantijgingen niet te gauw geloof hechten. Die zijn zo vaak het resultaat van naijver of wanbegrip, of ze kunnen het gevolg zijn van overdrijving of van een gedeeltelijke blootlegging der feiten. Biedt men eenmaal plaats aan jaloersheid en achterdocht, dan zal zich dat verspreiden gelijk de pluisjes van de distel. Komt een broeder op een dwaalweg, dan is het de tijd om uw wezenlijke belangstelling voor hem te tonen. Ga in alle vriendelijkheid naar hem toe, bid met en voor hem, en wijs hem op de oneindige prijs die Christus betaald heeft voor zijn verlossing. Zo kunt u een ziel van de dood redden en een menigte van zonden bedekken. USG2 17 1 Een blik, een woord, ja zelfs de klank van de stem, kan vitaal verband houden met de leugen, en als een scherpe pijl in iemands hart zinken om daar een ongeneeslijke wonde te veroorzaken. Zo kan door een verdachtmaking een blaam geworpen worden op iemand door wie God een goed werk wilde verrichten, waardoor zijn invloed wordt te niet gedaan, en zijn bruikbaarheid wordt vernietigd. Het komt onder sommige diersoorten voor, dat wanneer één uit de kudde gewond wordt en neervalt, de anderen uit de kudde op hem aanstormen en in stukken scheuren. Aan diezelfde wrede geest geven mannen en vrouwen die de naam van Christus dragen zich over. Zij leggen een Farizeeïsche ijver aan de dag om anderen die minder schuldig zijn dan zijzelf, te stenigen. Er zijn dezulken die wijzen op andermans fouten en gebreken om de aandacht van hun eigen fouten af te leiden of om anderen te doen geloven dat ze zo ijveren voor God en de Gemeente. ------------------------Hoofdstuk 3--Jaloersheid en Vitterij Veroordeeld USG2 18 1 Het doet mij leed te moeten zeggen dat er onder de gemeenteleden onbeheerste tongen voorkomen. Er zijn valse tongen die opgaan in het kwaad. Dan zijn er achterbakse, fluisterende tongen. Daar is achterklap, ongepaste bemoeizucht, listige spotzucht. Onder de liefhebbers van geklets worden sommigen gedreven door nieuwsgierigheid, anderen door jaloersheid, velen door haat tegen hen door wie God heeft gesproken om hen te berispen. Al die wanluidende elementen zijn aan het werk. Sommigen verbergen hun wezenlijke bedoelingen, terwijl anderen ernaar hunkeren rond te bazuinen wat ze weten, om van een ander kwaad te spreken of hem verdacht te maken. USG2 18 2 Ik zag dat die echte meinedige geest, die waarheid wil veranderen in leugen, goed in kwaad, en onschuld in misdaad, nu aan het werk is. Satan is opgetogen over de toestand van Gods belijdend volk. Terwijl velen hun eigen zielen verwaarlozen, speuren ze ijverig naar een kans om anderen te critiseren en te veroordelen. Allen hebben karakterfouten, en het is niet moeilijk iets te vinden dat door de jaloersheid zo uitgelegd kan worden dat het hun kwaad doet. Diegenen die zichzelf als rechters hebben opgeworpen, zeggen: "Nu hebben we feiten. We zullen daaruit een beschuldiging opbouwen waar ze niet vlekkeloos onderuit zullen komen." Ze wachten op een juiste kans om dan hun geklets, hun vreemdsoortige nieuwtjes te spuien. USG2 18 3 In hun pogingen om een bepaald punt naar voren te brengen, lopen mensen die van nature een sterke verbeelding hebben, gevaar zichzelf te bedriegen en anderen te bedriegen. Zij nemen onbeheerste uitdrukkingen 1882, Vol. 5, blz. 94--98 van anderen in zich op, zonder er bij te denken dat haastig gesproken woorden de wezenlijke gevoelens van de spreker niet juist weergeven. Maar die onoverlegde opmerkingen, vaak zo laag bij de grond dat het de moeite niet waard is er nota van te nemen, worden bezien door Satans vergrootglas, gewikt en gewogen, herhaald, tot molshopen bergen worden. Van God gescheiden, worden die kwaadstichters een speelbal van de verzoeking. Zij kennen ternauwernood de kracht van hun gevoelens of de uitwerking van hun woorden. Terwijl ze de fouten van anderen veroordelen, geven zij zichzelf over aan nog grotere fouten. Karaktervastheid is gelijk een juweel! USG2 19 1 Bestaat er niet een wet van vriendelijkheid, die nageleefd moet worden? Zijn Christenen door God gemachtigd elkander te critiseren en te veroordelen? Is het geoorloofd, ja zelfs eerlijk van de lippen van een ander, onder het mom van vriendschap geheimen die hem zijn toevertrouwd, los te krijgen, om die dan tot diens nadeel te verdraaien? Is het Christelijke liefde om eik loos gerucht op te vangen, alles bloot te leggen wat iemands karakter in een verdacht licht kan stellen, om zich dan nog te verheugen dat men hem daarmede kwaad berokkend heeft? Satan jubelt wanneer hij een navolger van Christus kan te schande maken of verwonden. Hij is "de aanklager van onze broederen". Zullen Christenen hem in zijn werk bijstaan? USG2 19 2 Gods alziend oog aanschouwt de gebreken van allen, als ook de hartstocht van een ieder, en toch is Hij lankmoedig tegenover onze gebreken en heeft medelijden met onze zwakheden. Hij vraagt Zijn volk diezelfde geest van tederheid en verdraagzaamheid te koesteren. Ware Christenen gaan er niet op in om de fouten en tekortkomingen van anderen aan het licht te brengen. Zij zullen zich afkeren van alles wat laag en misvormd is, teneinde de geest te richten op datgene wat aantrekkelijk en liefelijk is. Elk vittend woord, elk veroordelend woord doet een Christen pijnlijk aan. USG2 19 3 Altijd zijn er mannen en vrouwen die voorgeven de waarheid te belijden, maar die hun leven niet hebben blootgesteld aan haar heiligende invloed; onoprechte mensen, die echter zichzelf bedriegen en steeds in de zonde vallen. Ongeloof wordt in hun leven, in hun ge-dragingen en karakter gezien, en dat vreselijke kwaad vreet voort als de kanker. CRITISEER UZELF, NIET ANDEREN USG2 20 1 Zouden alle belijdende Christenen hun denkvermogens gebruiken om te zien welke gebreken er in henzelf nog verbeterd moeten worden, in plaats van kwaad te spreken van anderen, dan zou er in de Gemeente van heden een gezonder toestand heersen. Sommigen zullen zich eerlijk betonen wanneer het niets kost, maar komt het in hun kraam te pas, dan wordt eerlijkheid aan de kant gezet. Eerlijkheid en sluw overleg kunnen in dezelfde geest niet samengaan. Op den duur zal sluw overleg worden uitgebannen, en dan overheersen waarheid en eerlijkheid, of wanneer dat sluwe overleg wordt gekoesterd, zal de eerlijkheid vergeten worden. Deze kunnen nooit met elkander verweven zijn, ze hebben niets met elkander gemeen. De een is de profeet van Baal, de andere is de ware profeet Gods. Wanneer de Here Zijn juwelen inzamelt, zal er op de waarachtigen, de oprechten, de eerlijken met welbehagen worden neergezien. Engelen worden gebruikt om voor dezulken kronen te maken, en van deze met juwelen versierde kronen zal het licht dat afstraalt van de troon Gods, met bijzondere luister weerkaatst worden. USG2 20 2 De herders van de gemeenten moeten zich te vaak bezighouden met de scheve verhoudingen onder de broeders, en maar al te dikwijls wijzen zij daarop in hun verhandelingen. Zij moeten de leden van de gemeente niet aanmoedigen zich over elkander te beklagen, maar hen aanraden zichzelf nauwkeuriger te onderzoeken. Niemand moet zich laten verleiden tot vooroordeel of verbolgenheid wanneer hem de verkeerdheden van anderen worden verteld; allen moeten geduldig wachten tot ze het vraagstuk van beide kanten hebben bekeken en dan moeten ze slechts geloven wat de feiten uitbrengen. Te allen tijde is de veilige weg: niet te luisteren naar boze aantijgingen, of de Bijbelse regel moet eerst strikt zijn nagevolgd. Dit slaat op sommigen die sluw geprobeerd hebben een en ander te weten te komen van iemand die daar niet op verdacht was, op hen die zich bemoeien met aangelegenheden waarmede ze niets te maken hadden en waarvan het kennen hen geen goed zou doen. USG2 21 1 Om uw eigen bestwil, mijn broeders, houdt toch het oog gericht op de heerlijkheid Gods. Ban zoveel mogelijk het eigen-ik uit uw gedachten. We naderen het einde des tijds. Onderzoekt uw beweegredenen in het licht der eeuwigheid. Ik weet hoe nodig het is dat u wordt wakker geschud; u wijkt te ver van de oude, veilige grenzen af. Uw zogenaamde wetenschap ondermijnt de fundering van het Christelijke beginsel. Mij is getoond de weg die u beslist gaan zoudt wanneer u zich van God zoudt afwenden. Vertrouwt niet op uw eigen wijsheid. Ik zeg u, dat uw zielen in onmiddellijk gevaar verkeren. Om Christus' wille, onderzoekt uzelf en ziet waarom u zo weinig hart hebt voor godsdienstbeoefening. USG2 21 2 De Here test en beproeft Zijn volk. U moogt ten op-zichte van uw eigen misvormd karakter zo streng en critisch zijn als u zelf maar wilt; maar weest vriendelijk, meelevend en hoffelijk tegenover anderen. Vraagt uzelf elke dag: Is alles tot in het diepst van mijn hart met mij in orde of hapert er nog iets aan? Smeekt de Here om u van alle misleiding op dit punt te verlossen. Eeuwige belangen staan op het spel. Terwijl zo velen hunkeren naar eer en begerig zijn naar gewin, zo zoekt toch ernstig naar de zekerheid van Gods liefde, mijn geliefde broeders, en roept: Wie zal mij tonen, hoe ik mijn roeping en ver-kiezing moet vastmaken? USG2 21 3 Satan maakt een nauwkeurige studie van de ingewortelde zonden der mensen en dan begint hij zijn werk om hen te verlokken en te verstrikken. Wij staan in de dikste duisternis der verzoekingen, maar de overwinning is ons weggelegd wanneer we moedig de strijd des Heren strijden. Allen zijn in gevaar. Maar wanneer u nederig wandelt in de geest des gebeds, zult u uit dat louteringsproces kostbaarder te voorschijn komen dan fijn goud, dan het fijnste goud van Ofir. Door zorgeloos en zonder gebedsbeoefening te zijn, zult u zijn als een klinkend metaal of luidende schel. USG2 22 1 Sommigen zitten bijna geheel gevangen in de mazen der twijfelzucht. Tot dezulken wil ik zeggen: Verheft uw geest uit die diepte. Richt die op God. Hoe nauwer geloof en heiligheid u binden aan de Eeuwige, des te duidelijker en helderder zal de gerechtigheid van Zijn handelingen u toeschijnen. Maakt het leven, het eeuwige leven, tot het doel van al uw handelen. USG2 22 2 Ik ken uw gevaar. Wanneer u het vertrouwen in de getuigenissen verliest, zult u van de Bijbelse waarheid wegdrijven. Ik was bang dat velen een onzekere, twijfelachtige plaats zouden gaan innemen, en in mijn wanhoop voor uw zielen wilde ik u waarschuwen. Hoe velen zullen op die waarschuwing acht slaan? Zoals u nu tegenover de getuigenissen staaf, en iemand zou uw weg kruisen om uw fouten te verbeteren, zoudt u zich dan volmaakt vrij gevoelen om een .gedeelte of het geheel aan te nemen of te verwerpen? Hetgeen u hef minst zoudt willen aannemen, is juist datgene wat u het meeste nodig hebt. God en Satan werken nooit in deelgenootschap. De getuigenissen dragen het kenmerk òf van God, òf van Satan. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen, noch kan een slechte boom goede vruchten dragen. Aan hun vruchten zult gij ze kennen. God heeft gesproken. Wie heeft gebeefd voor Zijn Woord? USG2 22 3 Toen ik naar Colorado ging, gevoelde ik zo'n zware verantwoordelijkheid voor u, dat ik in al mijn zwakheid vele bladzijden schreef om op uw conferentievergaderingen voor te lezen. Zwak en bevend stond ik ‘s morgens om drie uur op om u te schrijven. God sprak door stof. Nu kunt u zeggen dat die mededeling slechts in een brief bestond. Ja, het was een brief, maar ingegeven door de Geest Gods om u de dingen die God mij heeft laten zien, in te scherpen. In deze brieven die ik schrijf, in de getuigenissen die ik afleg, houd ik u voor, wat God mij heeft voorgehouden. Ik schrijf geen enkel artikel in ons blad dat enkel en alleen mijn eigen ideeën weergeeft. Ze bevatten wat God mij in een visioen heeft laten zien -- de kostelijke lichtstralen die van de troon schijnen. -- 1882, Vol. 5, blz, 67. ------------------------Hoofdstuk 4--Arbeiders Voor God USG2 23 1 Medearbeiders in het grote oogstveld, ons rest nog maar weinig tijd om te werken. Nu is het wel de beste gelegenheid die we ooit zullen hebben, en hoe nauwgezet zullen we van elk moment moeten gebruik maken. Zo met hart en ziel was onze Verlosser het werk der zielenredding toegedaan, dat Hij zelfs er naar verlangde Zijn leven voor de mensheid te geven. De apostelen omgordden zich met de ijver van hun Meester, en vurig en vast-beraden gingen ze voorwaarts om zich van hun grote taak te kwijten en te strijden tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. USG2 23 2 Wij leven in een tijd dat zelfs veel meer overgave nodig is dan in de dagen der apostelen. Maar onder velen van de dienstknechten van Christus heerst een gevoel van onrust, een verlangen om in het kielzog te varen van de romantische moderne opwekkingsbewegingen, een verlangen om iets groots te doen, sensatie te verwekken, gerekend te worden tot de bekwame sprekers, en voor zichzelf eer en onderscheiding te vergaren. Wanneer 1882, Vol. 5, blz. 152--137 dezulken het hoofd konden bieden aan gevaren, en als helden vereerd zouden worden, zouden ze het werk doen met onverflauwde energie. Maar bijna onopgemerkt te leven en te arbeiden, te zwoegen en offers te brengen voor Jezus zonder in het oog te vallen, zonder bijzondere lof van mensen te ontvangen -- dat vereist een zuiverheid van beginsel en een doelbewustheid die maar weinigen bezitten. Zou men zich meer inspannen in alle ootmoed met God te wandelen, niet ziende op mensen en alléén arbeidende om Christus' wille, dan zou er veel meer bereikt worden. USG2 24 1 Mijn broeders in de Wijngaard, zoekt Jezus met alle nederigheid en ootmoed. Probeert niet de aandacht van de mensen op uzelf te vestigen. Laat hen het instrument uit het oog verliezen terwijl u Jezus verheerlijkt. Spreekt van Jezus, verliest uzelf geheel in Jezus. Er is te veel drukte en lawaai om onze godsdienst, terwijl Golgotha en het kruis worden vergeten. USG2 24 2 We verkeren in het grootste gevaar wanneer we elkander wederkerig lof toezwaaien, wanneer we elkander gaan ophemelen. Waar de Farizeeën het meest naar haakten, was het verkrijgen van mensenlof; en Christus vertelde hun dat dit de ganse beloning was die ze ooit zouden ontvangen. Laat ons het ons toegewezen werk doen en laten we het voor Christus doen; lijden we ontbering, laaf dat dan zijn terwille van Hem. Onze Goddelijke Here werd door lijden volmaakt. O, wanneer zullen we de mensen zien arbeiden zoals Hij arbeidde! USG2 24 3 Hef woord van God is onze maatstaf. Elke liefdedaad, elk vriendelijk woord, elk gebed ten gunste van de lijdenden en verdrukten, wordt vermeld voor de eeuwige troon en staat opgetekend in ‘s hemels onvergankelijke boeken. Het Goddelijke Woord stort licht in het meest verduisterde verstand, en dat licht doet de meest beschaafden hun tekortkomingen en hun zondigheid gevoelen. USG2 24 4 De vijand komt heden ten dage al heel goedkoop aan zielen. "Gijlieden zijt om niet verkocht" (Jesaja 52 : 3) -- zo zegt de Schrift. De een verkoopt zijn ziel voor de bijval der wereld, een ander voor geld; de een om lage hartstochten te bevredigen, een ander voor werelds vermaak. Zulke koopjes vinden dagelijks plaats. Satan wil zich meester maken van wat door Christus' bloed is gekocht en geeft er maar weinig voor, ondanks de oneindige prijs die betaald is om hen te verlossen. USG2 25 1 Grote zegeningen en voorrechten zijn ons toegewezen. We kunnen de waardevolste hemelse schatten verkrijgen. Laten predikanten en leken bedenken dat de waarheid des Evangelies ten ondergang voert wanneer ze niet redt. De ziel die weigert te luisteren naar de dag in dag uit gedane uitnodigingen der genade, kan naar de dringendste smeekbeden luisteren zonder dat zijn ziel er ook maar enigszins door geroerd wordt. USG2 25 2 Als medearbeiders van God moeten we veel meer barmhartigheid en minder zelfverheerlijking aan de dag leggen. Hoe meer dat eigen-ik wordt verheerlijkt, des te zwakker zal het geloof in de getuigenissen van Gods Geest worden. Die het nauwst verbonden zijn met God, zijn degenen die Zijn stem kennen wanneer Hij tot hen spreekt. Die geestelijk zijn ingesteld, onderscheiden geestelijke dingen. Die zullen dankbaar zijn dat God hen op hun fouten heeft gewezen, terwijl degenen die geheel op zichzelf vertrouwen, steeds minder en minder van God in de getuigenissen van Zijn Geest zien. USG2 25 3 Ons werk moet gedaan worden in diepe ootmoed onder vasten en bidden. We moeten niet steeds maar vrede en blijdschap verwachten. Daar zal ook droefheid zijn, maar als we in tranen zaaien, zullen we met gejuich maaien. Duisternis en moedeloosheid kunnen soms het hart binnensluipen van hen die zichzelf opofferen; maar dat is niet tegen hen. Het kan Gods bedoeling zijn, hen aan te sporen dat ze Hem nog meer zoeken. MANNEN ALS KALEB NODIG USG2 25 4 Wat we nodig hebben, zijn Kalebs, standvastige geloofsmannen. Traagheid is een kenmerk dat in deze tijd bij te velen zich voordoet. Zij halen hun schouders weg van onder het werk. juist als ze zouden moeten vol harden om al hun krachten in te zetten. Dienstknechten van Christus: "ontwaakt, gij die slaapt en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten.'‘ Efeze 5:14. Uw werk is zo doortrokken van het eigen-ik, dat Christus vergeten wordt. Sommigen van u zijn te veel verwend en in de hoogte gestoken. Zoals in de dagen van Noach, wordt er te veel gedaan aan eten en drinken, planten en bouwen. De wereld heeft de krachten van Christus' dienst-knechten gestolen. Broeders, wanneer u wilt dat uw godsdienst door ongelovigen wordt geëerd, eert die dan ook zelf door overeenkomstige werken. Door een nauwe verbinding met God en een strikt zich houden aan de Bijbelse waarheid kunt u terwijl u staat tegenover moeiten en wereldse drang, de geest der waarheid ingeven in de harten van uw kinderen, zodat ze metterdaad met u zullen meewerken als instrumenten in Gods hand om het goede te doen. USG2 26 1 Velen zijn onbekwaam tot het werk, zowel geestelijk als lichamelijk, door te veel eten en het bevredigen van sterke lusten. De dierlijke neigingen worden versterkt, terwijl de zedelijke en geestelijke natuur wordt verzwakt. Wanneer we zullen staan rond de grote, witte Troon, welk een verslag zal er dan van het leven van velen worden uitgebracht! Dan zullen ze zien wat ze hadden kunnen doen indien ze de hun door God gegeven krachten niet zo hadden onteerd. Dan zullen ze zich bewust worden welk een verhevenheid van intellectuele grootheid ze hadden kunnen bereiken, wanneer ze al hun lichamelijke en verstandelijke kracht, die God hun geschonken heeft, Hem. ter beschikking hadden gesteld. In hun doodsangst van zelfverwijt zullen ze er naar hun-keren, dat ze hun leven nog eens opnieuw zouden kunnen leven. USG2 26 2 Ik doe een beroep op allen die belijden lichtdragers -- voorbeelden voor de Gemeente -- te zijn, zich af te keren van alle ongerechtigheid. Maakt een goed gebruik van die kleine tijd die u nog rest. Bezit u dat sterke houvast op God, die toewijding tot Zijn dienst, dat uw godsdienst niet zal falen wanneer u staat tegenover de zwaar ste vervolging? De innige liefde Gods alleen zal de ziel ondersteunen te midden van de beproevingen die ons weldra te wachten staan. USG2 27 1 Zelfverloochening en het kruis zijn ons deel. Zullen we dat aannemen? Niemand van ons behoeft te verwachten, dat wanneer de laatste grote beproevingen over ons komen, in een enkel ogenblik een zelfverloochenende, liefdevolle geest ontwikkeld zal worden, omdat die dan nodig is. Neen, integendeel, deze geest moet groeien in onze dagelijkse ervaring en gegoten worden in de geesten en harten van onze kinderen, zowel door voorschrift als voorbeeld. Al kunnen de moeders in Israël zelf geen krijgers zijn, zo kunnen ze toch krijgers doen opstaan, die zich zullen omgorden met de gehele wapenrusting om manhaftig de strijd des Heren te strijden. VOORBEREIDING OP DE DAG DER BEPROEVING USG2 27 2 Predikanten en leken hebben de bekerende kracht der genade nodig alvorens ze kunnen staan in de dag des Heren. De wereld is bijna genaderd tot dat punt van ongerechtigheid en menselijke ontaarding, dat Gods ingrijpen noodzakelijk zal worden. En te dien tijde moeten Zijn belijdende navolgers meer gekenmerkt zijn door hun trouw aan Zijn heilige wet. Hun gebed zal zijn als dat van David: "Het is tijd voor de Here dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken". Psalm 119 : 126. En door hun gedragingen zullen ze zeggen: "Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja meer dan hef fijnste goud". Vers 127. Juist die minachting die aan de dag gelegd wordt voor de wet van God, is voldoende reden waarom ons volk, dat de geboden houdt, naar voren moet komen om hun achting en eerbied voor Zijn vertreden wet te tonen. USG2 27 3 "En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden." Mattheüs 24 : 12. De gehele atmosfeer is besmet door de zonde. Spoedig zal Gods volk beproefd worden door zware verzoekingen, en het merendeel van hen die zich nu zo oprecht en trouw voordoen, zal blijken van onedel metaal te zijn. In plaats van sterker en standvastiger te worden door tegenstand, bedreigingen en smaad, zullen ze lafhartig de zijde van de tegenstanders kiezen. De belofte luidt: "Die Mij eren, zal Ik eren". 1 Samuel 2 : 30. Zullen wij ons minder houden aan Gods wet omdat de wereld grotendeels heeft geprobeerd die teniet te doen? USG2 28 1 Reeds zijn de oordelen Gods in den lande te zien, en wel in stormen, in vloedgolven, in orkanen, in aardbevingen, in gevaren te land en ter zee. De grote IK BEN spreekt tot hen die Zijn wet hebben teniet gemaakt. Wanneer Gods toorn over de wereld wordt uitgestort, wie zal dan kunnen bestaan? Nu is het de tijd van Gods volk dat ze zich trouw betonen tegenover het beginsel. Wanneer de godsdienst van Christus het meest wordt geminacht, wanneer Zijn wet het meest wordt veracht, dan moet onze ijver het vurigst en onze moed en vastberadenheid het onversaagdst zijn. Ter verdediging te staan van waarheid en gerechtigheid wanneer het merendeel ons alleen laat, de oorlogen des Heren te strijden wanneer er maar weinig kampvechters zijn -- dat zal onze beproeving zijn. Nu in deze tijd moeten we warmte vergaren uit de kilheid van anderen, moed uit hun lafheid en trouw uit hun verraad. De natie zal staan aan de kant van de grote rebellenleider. USG2 28 2 De beproeving zal zeker komen. Zes en dertig jaar geleden ) werd mij getoond dat wat zich nu reeds aftekent, gebeuren zou, dat de waarneming van een instelling van het Pausdom het volk zou opgelegd worden door een Zondagswet, terwijl de geheiligde rustdag des Heren onder de voet vertrapt zou worden. USG2 28 3 De Voleinder onzer zaligheid wil Zijn volk versterken voor de strijd waaraan het moet deelnemen. Hoe vaak reeds, wanneer Satan al zijn krachten inschakelde tegen de navolgers van Christus, en zij de dood voor ogen hadden, hebben ernstige, in het geloof opgezonden gebeden de Aanvoerder van het heir des Heren in hef strijdperk gebracht om de kans te doen keren en de verdrukten te verlossen. USG2 29 1 Nu is het de tijd dat we nauw met God verbonden moeten zijn, opdat we verborgen mogen zijn wanneer de hittigheid van Zijn gramschap zal uitgestort worden over de mensenkinderen. We zijn afgedwaald van de oude grenzen. Laten wij terugkeren. Zo de Here God is, volgt Hem na; en zo het Baäl is, volgt hem na. Aan welke kant zult u staan? ------------------------Hoofdstuk 5--Handlangers van Satan USG2 29 2 Satan gebruikt mannen en vrouwen om tot zonde aan te zetten en de zonde aantrekkelijk te maken. Deze handlangers leidt hij op om de zonde zó te vermommen, dat hij met des te meer succes zielen kan vernietigen en Christus van Zijn Heerlijkheid kan beroven. Satan is de grote vijand van God en mens. Hij verandert zijn handlangers in engelen des lichts. In de Schriften wordt hij een vernieler, een aanklager, der broederen, een bedrieger, een leugenaar, een kweller en een moordenaar genoemd. Satan heeft velen in zijn dienst, maar werkt met veel succes wanneer hij belijdende Christenen voor zijn duivels werk kan gebruiken. En hoe groter hun invloed, hoe hoger hun positie, hoe meer kennis zij beweren te bezitten van God en Zijn dienst, des te beter kan hij ze gebruiken. Wie ook maar tot zonde verlokt, is zijn handlanger. . . USG2 29 3 Naarmate we het einde der wereldgeschiedenis naderen, groeien de gevaren om ons heen. Een louter belijden van vroomheid zal geen waarde hebben. Daar moet een levende verbinding bestaan met God, zodat onze ogen geestelijk verlicht zijn om de verdorvenheid te onderscheiden, die zeer listig en verborgen zich in ons midden nestelt door hen die ons geloof belijden. USG2 30 1 De grootste zonden worden ingebracht door hen die belijden geheiligd te zijn en beweren dat zij niet kunnen zondigen. Evenwel zondigen velen van dezulken elke dag en zijn verdorven naar hart en ziel. Zulke mensen zijn zelfvoldaan en eigengerechtigd, ze hebben hun eigen maatstaf der gerechtigheid en leggen zich de Bijbelse maatstaf in het geheel niet aan. Ondanks hun verheven aanspraken, zijn ze vreemdelingen ten opzichte van het verbond der belofte. Het is Zijn grote barmhartigheid dat God lankmoedig is met hun verdorvenheid en dat ze nog niet zijn uitgestoten als hinderpalen, maar steeds nog vergiffenis kunnen verkrijgen. Een vermetele houding wordt aangenomen tegenover Gods verdraagzaamheid en Zijn barmhartigheid wordt gesmaad . .. USG2 30 2 Die de waarheid uitleeft in ongerechtigheid, die zegt er in te geloven en haar elke dag toch geweld aandoet door zijn ongeregeld leven, geeft zich over aan de dienst van Satan en brengt zielen tot de ondergang. Zulke mensen staan in verbinding met gevallen engelen en worden door deze geholpen om over anderen hun macht uit te oefenen. USG2 30 3 Wanneer Satans betoverende macht iemand beheerst, wordt God vergeten en de mens vol verdorven bedoelingen verheerlijkt. Een verborgen losbandigheid wordt door deze misleide zielen gezien en uitgeleefd als een deugd. Dit is een soort toverij. Hier kan ook de vraag gesteld worden van de apostel toen hij aan de Galaten schreef: "Wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; welke Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruisigd zijnde?" Galaten 3:1. Daar schuilt altijd een betoverende macht in ketterijen en wetteloosheid. De geest is zó misleid, dat die niet verstandig kan redeneren; een waandenkbeeld voert hem aanhoudend weg van wat zuiver is. Het geestelijke inzicht wordt verduisterd en mensen van tot nu toe onbesproken gedrag worden verstrikt door de drogredenen van die handlangers van Satan, die zich uitgeven voor boodschappers des lichts. Juist deze misleiding maakt die handlangers zo sterk, Zouden ze openlijk tonen wie ze zijn en wat ze beogen, dan zou men zonder een moment te aarzelen de deur voor hun neus dichtdoen; maar ze gaan van het begin af te werk om medeleven te verkrijgen en het vertrouwen in hen als heilige Godsmannen vol zelfverloochening te wekken. Als bijzondere boodschappers Gods beginnen ze dan hun sluw werk om zielen af te trekken van de weg der gerechtigheid, door hun pogingen om de wet van God te niet te doen. USG2 31 1 Wanneer arbeiders in de Wijngaard zo voordeel trekken uit het vertrouwen dat de leden in hen stellen en zielen ten ondergang voeren, dan maken ze zichzelf zo veel schuldiger dan de doorsnee zondaar als hun positie hoger is. In de dag des Heren, wanneer het grote Boek des Hemels zal geopend worden, zal men daarin de namen vinden van vele predikanten die zich lieten voorstaan op reinheid van hart en leven, en beleden dat hun het Evangelie van Christus was toevertrouwd, maar die gebruik gemaakt hebben van hun ambt om zielen over te halen, de wet van God te overtreden. "GEESTELIJKE BOOSHEDEN IN DE LUCHT" USG2 31 2 Wanneer mannen en vrouwen gekomen zijn onder de verdorven macht van Satan, is het bijna onmogelijk hen uit die afschuwelijke verstikking los te maken opdat ze weer tot zuivere gedachten en een klaar begrip van Gods eisen zouden komen. Zonde is voor hun misleide geest geheiligd geworden door de predikant en wordt nooit meer gezien in dat weerzinwekkende licht zoals God dat beziet. Nadat de morele maatstaf in de geest der mensen naar beneden is gehaald, worden hun beoordelingen verdorven en dan zien ze zonde als gerechtigheid en gerechtigheid als zonde. Door zich in te laten met hen wier neigingen en gewoonten niet edel en rein zijn, worden anderen zoals zij. Men neemt hun gevoelens en hun beginselen bijna onbewust geheel in zich op. USG2 31 3 Wanneer het gezelschap van iemand met onzuivere gevoelens en twijfelachtige gewoonten verkozen wordt boven dat van de deugdzame en reine, is dat een zekere aanwijzing dat een lager zedelijk peil is bereikt. Dit peil wordt door die misleide, verdwaasde zielen een hoge en heilige affiniteit of verwantschap des geestes genoemd -- een geestelijke harmonie. Maar de apostel noemt dat "geestelijke boosheden in de lucht" (Efeze 6 : 12), tegen wie we een geweldige strijd moeten voeren. USG2 32 1 Wanneer de bedrieger zijn misleidend werk begint, constateert hij meestal een verschil van gevoelens en gewoonten; maar door zich erg vroom voor te doen, wint hij het vertrouwen, en wanneer dit gebeurd is, oefent hij op zijn manier zijn sluwe, misleidende macht uit om zijn boze oogmerken te bereiken. Door zich in te laten met dit gevaarlijke element, raken vrouwen gewend, te verkeren in die atmosfeer van onzuiverheid en worden onbewust doordrongen van dezelfde geest. Hun per-soonlijkheid gaat verloren; zij worden de schaduw van hun verleider. USG2 32 2 Mannen die beweren nieuw licht te hebben en zich uitgeven voor hervormers, zullen grote invloed uitoefenen over een bepaalde groep die overtuigd zijn van de ketterijen welke bestaan in deze eeuw, en die volstrekt niet tevreden zijn over de geestelijke toestand van de gemeenten. Met trouwe, eerlijke harten zouden ze zo graag een verandering ten goede zien, een opwassen tot een hoger peil. Wanneer de trouwe dienstknechten van Christus aan dit soort mensen de waarheid zouden brengen, zuiver en onvervalst, zouden ze die aannemen, en door daaraan te gehoorzamen, zichzelf reinigen. Maar Satan, altijd even waakzaam, zet deze vragende zielen een strik. De een of ander die als hervormer hoog van de toren blaast, gaat hen opzoeken zoals Satan tot Christus kwam, vermomd als een engel des lichts, en trekt hen steeds verder van het rechte pad. USG2 32 3 De narigheid en diepe val die volgen op die weg der wetteloosheid, kunnen niet gepeild worden. De wereld is bezoedeld door haar bewoners. Zij hebben bijna het toppunt van de mate der ongerechtigheid bereikt; maar wat de zwaarste vergelding ten gevolge zal hebben, is de praktijk der ongerechtigheid onder de dekmantel der vroomheid. De Verlosser der wereld sloot nooit Zijn oor voor waar berouw, hoe groot de schuld ook was; maar Farizeeën en huichelaars wijst Hij ten stelligste terug. Er is meer hoop voor de oprechte zondaar dan voor dit soort mensen.... "WAAKT EN BIDT" USG2 33 1 In deze eeuw van verdorvenheid, nu onze tegenstander, de duivel, rond gaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij zal kunnen verslinden, zie ik de noodzaak om mijn stem waarschuwend te verheffen. "Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt". Markus 14 : 38. Er zijn velen met schitterende talenten die ze goddeloos wijden aan Satans dienst. Welke waarschuwing kan ik geven aan een volk dat belijdt uit de wereld gekomen te zijn en zijn werken der duisternis verzaakt te hebben? aan een volk aan wie God Zijn wet heeft toevertrouwd, maar die, evenals de vermetele vijgeboom, hun ogenschijnlijk bloeiende takken voor het aangezicht des Almachtigen uitspreiden en toch geen vrucht voortbrengen ter ere Gods? Velen van hen koesteren onreine gedachten, onheilige voorstellingen, ongeheiligde verlangens en lage hartstochten. God haat de vrucht die door zo'n boom wordt voortgebracht. Reine en heilige engelen zien met afschuw op zo'n manier van doen neer, terwijl Satan zich erover verheugt. O, dat mannen en vrouwen toch eens zouden nagaan wat verkregen wordt door overtreding van Gods wet! Onder welke omstandigheid ook, door overtreding wordt God onteerd, terwijl ze een vloek is voor de mens. Zó moeten we dat beschouwen, hoe prachtig ze ook is uitgedost en wie ze ook heeft bedreven. USG2 33 2 Als gezante van Christus smeek ik u, die de tegenwoordige waarheid belijdt, u verre te houden van alles wat onrein is en het gezelschap te schuwen van degenen van wie een onreine gedachte uitgaat. Verfoei die bezoedelende zonden met de felste haat. Ontvlucht degenen die zelfs in het gesprek de gedachten daarop willen leiden; "want uit de overvloed des harten spreekt de mond". USG2 34 1 Gezien degenen die zich aan deze bezoedelende zonden overgeven, in de wereld steeds toenemen en zich willen indringen in onze gemeenten, waarschuw ik u ze daarin niet op te nemen. Wendt u af fvan de verleider. Hoewel hij zich uitgeeft voor een navolger van Christus, is hij Satan in mensengestalte. Hij heeft het ambtsgewaad des hemels geleend opdat hij zijn meester maar beter kan dienen. U moet voor geen ogenblik plaats bieden aan een onzuivere, bedekte inblazing; want zelfs dit zal een smet op de ziel werpen, zoals vuil water de gracht waardoor het stroomt, verontreinigt. LIEVER DE DOOD DAN ONEER USG2 34 2 Verkiest liever armoede, verwijtingen, scheiding van vrienden of welk lijden ook, dan de ziel te bezoedelen door de zonde. Liever de dood dan oneer of de overtreding van Gods wet, moet het motto zijn van elke Christen. Als een volk dat belijdt hervormers te zijn, dat de plechtigste, zuiverende waarheden van Gods Woord als een schat bewaart, moeten we de maatstaf veel en veel hoger stellen dan we momenteel doen. Zonde en zondaren in de gemeente moeten tijdig behandeld worden, opdat anderen daardoor niet worden besmet. Waarheid en reinheid vereisen dat we een degelijker werk doen om het kamp te zuiveren van de Achans. Laten' zij die een verantwoordelijke plaats bekleden, in een broeder geen zonde dulden. Brengt hem onder het oog, dat hij òf met zijn zonden moet breken, òf anders uit de Gemeente gezet zal worden. USG2 34 3 Wanneer de individuele leden van de gemeente zullen doen wat ware navolgers van de zachtmoedige, nederige Heiland betaamt, dan zou er minder zonde bedekt en foegelaten worden. Allen zouden er naar streven te doen alsof ze in Gods tegenwoordigheid stonden. Zij zullen zich bewust worden dat het alziend oog van God op hen is gericht, en dat de meest verborgen gedachte Hem bekend is. Het karakter, de beweegredenen, de verlangens en bedoelingen staan zo helder voor het oog des Almachtigen als het licht van de zon. Maar weinigen beseffen dat. Verreweg het grootste deel is zich niet bewust welke vreselijke bekentenis al de overtreders van Zijn wet eens zullen afleggen voor de rechterstoel Gods. USG2 35 1 Kunt u, die beleden hebt zo'n groot licht te hebben ontvangen, tevreden zijn met zo'n lage staat? O, hoe vurig en bestendig moeten we zoeken naar de Goddelijke tegenwoordigheid en een bewustwording van de plechtige waarheden dat het einde aller dingen op han-den is en dat de Rechter der gehele aarde voor de deur staat! Hoe kunt u zo achteloos staan ten aanzien van Zijn rechtvaardige en heilige eisen? Hoe kunt u overtreden voor het aangezicht des Heren? Hoe kunt u onheilige gedachten en lage driften koesteren voor de ogen van de reine engelen en van de Verlosser, Die Zichzelf voor u gegeven heeft, opdat Hij u zou verlossen van alle ongerechtigheid en Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken? Wanneer u de zaak beziet in hef licht dat afstraalt van hef kruis van Christus, zal de zonde dan niet te afschuwelijk, te gevaarlijk schijnen om daaraan toe te geven, waar we reeds staan op de drempel der eeuwigheid? USG2 35 2 Ik spreek tot ons volk. Wanneer u zich dicht aan Jezus vastklemt en uw belijdenis zoekt te versieren door een goed geregeld leven en godsdienstige wandel, zullen uw voeten bewaard worden van te gaan op verboden wegen. Wanneer u slechts wilt waken, aanhoudend waken in gebed, wanneer u alles zoudt doen alsof u in de onmiddellijke tegenwoordigheid van God stond, zult u ervoor bewaard worden toe te geven aan de verleiding en moogt u de hoop koesteren zuiver en onbevlekt bewaard te worden tot op de laatste dag. Wanneer u uw vertrouwen van den beginne ongeschonden bewaart, zullen uw wegen gefundeerd zijn in God; en wat de genade is begonnen, zal de heerlijkheid kronen in hef Koninkrijk van onze God. De vrucht des Geestes is "liefde, zachtmoedigheid, matigheid; tegen de zodanigen is de wet niet". Wanneer Christus in ons woont, zullen we het vlees met de begeerlijkheden kruisigen. ------------------------Hoofdstuk 6--Zal een Mens God Beroven? USG2 36 1 De Here heeft de verspreiding van licht en waarheid in de wereld afhankelijk gesteld van de vrijwillige arbeid en gaven van hen die hebben gedeeld in de hemelse gaven. Naar verhouding zijn maar weinigen geroepen om hef werk te doen als predikanten en zendelingen, maar de grote massa moet meewerken de verkondiging der waarheid te ondersteunen met hun middelen. USG2 36 2 De geschiedenis van Ananias en Saffira is ons gegeven opdat we de zonde der misleiding ten aanzien van onze giften en gaven zullen zien. Uit eigen beweging hadden ze beloofd een gedeelte van hun bezit te geven ter bevordering van Christus' werk, maar toen ze het geld in hun handen hadden, onttrokken ze zich aan hun ver-plichting, hoewel ze toch anderen wilden wijsmaken dat ze alles gegeven hadden. Hun straf was zo in ‘t oog vallend opdat die een voortdurende waarschuwing zou zijn voor Christenen uit alle eeuwen. Dezelfde zonde komt in de huidige tijd helaas veelvuldig voor, ofschoon we niet van een dusdanig strafgericht horen. Eenmaal laat de Here de mensen zien met welk een afschuw Hij zo'n belediging ten aanzien van Zijn geheiligde eisen en waar-digheid beschouwt en dan wordt het aan hen overgelaten de algemene beginselen van Zijn Goddelijk beheer na te volgen. USG2 36 3 Vrijwillige gaven en de tienden vormen de inkomsten van het Evangelie. Van de middelen die de mens zijn toevertrouwd, eist God een zeker gedeelte -- een tiende; 1882, Vol. 5, blz. 148--152 maar Hij laat een ieder vrij om te zeggen hoe groot de tiende is, en of ze al of niet meer dan dit willen geven. Ze kunnen geven zoals ze dat in hun hart voor-nemen. Maar wanneer het hart onder de werking staat van de invloed van Gods Geest, en een gelofte is ge-daan om een bepaald bedrag te geven, heeft degene die de gelofte heeft afgelegd, niet langer enig recht op het toegewijde gedeelte. Hij heeft die gelofte voor mensen afgelegd en deze zijn getuigen geweest van die handeling. Te zelfder tijd heeft hij een verplichting van een zeer heilig karakter aangegaan, met de Here samen te werken in de opbouw van Zijn Koninkrijk op aarde. Beloften van dien aard aan mensen gedaan, zouden als bindend geacht worden. Zijn ze dan niet heiliger en bindender wanneer men die doet aan God? Zijn beloften die men met zijn geweten bezegelt, minder bindend dan schriftelijke overeenkomsten met mensen? USG2 37 1 Wanneer het Goddelijke licht in het hart schijnt met een zeldzame klaarheid en kracht, ontkomt men op den duur aan de greep der zelfzucht en er ontstaat een geneigdheid gaven te offeren voor Gods werk. Niemand behoeft te verwachten dat hun toegestaan zal worden, de beloften te vervullen zonder een protest van de zijde van Satan. Het zint hem helemaal niet te moeten aanschouwen dat het Koninkrijk van de Verlosser op aarde wordt opgebouwd. Hij blaast hun in dat de gedane gelofte te zwaar was, dat die hen in hun arbeid om zich bezit te verschaffen, belemmert of dat ze niet kunnen voldoen aan de verlangens van hun gezin. De macht die Satan uitoefent over de menselijke geest, is verbazend. Hij wroet met al zijn kracht om de harten in de ban der zelfzucht te houden. USG2 37 2 Het enige middel dat God toepast om Zijn werk te doen groeien, is de mensen een zegen te geven op hun arbeid. Hij geeft hun zonneschijn en regen; Hij brengt het gezaaide tot kiem en vrucht; Hij schenkt gezondheid en bekwaamheid om zich middelen te verschaffen. Nu wil Hij van Zijn kant dat mannen en vrouwen hun dankbaarheid tonen door Hem een gedeelte terug te geven in tienden en offeranden -- in dankoffers, vrijwillige offers en zoenoffers. USG2 38 1 De harten der mensen worden verhard door zelfzucht, en, evenals Ananias en Saffira, worden ze verzocht een gedeelte van de prijs in te houden, terwijl ze voorgeven aan de regel der tienden te voldoen. Zal een mens God beroven? Zouden de gelden in het schathuis vloeien precies overeenkomstig Gods plan, dan zou er overvloed zijn om Zijn werk vooruit te stuwen. USG2 38 2 Wel, zegt iemand, steeds en aanhoudend wordt er maar gevraagd om voor het werk te geven; het begint me te vervelen, steeds maar te geven. Is dat met u het geval? Laat mij u dan de vraag stellen: Begint het u ook te vervelen om maar steeds uit Gods zegenende hand te ontvangen? Alleen wanneer Hij ophoudt u een zegen te geven, houdt voor u de verplichting op om Hem het ge-deelte waarop Hij aanspraak maakt, terug te geven. Hij zegent u, opdat u in staat zou zijn, anderen te zegenen. Wanneer het u gaat vervelen om te ontvangen, moogt u zeggen: Al die oproepen om gaven te offeren, zinnen me niet. God reserveert voor Zichzelf een gedeelte van alles wat wij ontvangen. Wanneer dit Hem teruggegeven is, wordt het overblijvende gezegend; maar wanneer dat wordt achtergehouden, zal over het geheel vroeg of laat een vloek rusten. Gods aanspraken komen eerst; al het andere komt op de tweede plaats. GEDENKT DE ARMEN USG2 38 3 In elke gemeente moet een diakoniekas zijn. Laat dan ieder lid, naar dat hem het beste past, eens per week of eens per maand, God een dankoffer brengen. Dit offer zal onze dankbaarheid uitdrukken voor de gaven aan gezondheid, aan voedsel en comfortabele kleding. En naarmate God ons gezegend heeft met deze goede gaven zullen wij geven voor de armen, de lijdenden, en de wanhopigen. Ik zou gaarne de aandacht van onze broeders bijzonder op dit punt willen vestigen. Gedenkt de armen. Geeft eens wat minder uif voor uzelf, ja zelfs voor uw gerief, en helpt degenen die zich ternauwernood van voedsel en kleding kunnen voorzien. Wat u voor hen doet, doet u voor Jezus in de persoon van Zijn geheiligden. Hij vereenzelvigt Zich met de lijdende mensheid. Wacht niet tot aan al uw denkbeeldige behoeften is voldaan. Gaat niet af op uw gevoelens, door te geven wanneer het u zint en uw beurs dicht te houden als het u niet zint. Geeft geregeld, hetzij tien, twintig of vijftig cents per week, wanneer u tenminste met genoegen zult uitzien naar het hemelse verslag op de dag des Heren. USG2 39 1 Voor uw goede wensen zijn we u zeer dankbaar, maar enkel met goede wensen kan men zo weinig voor de armen doen. Zij moeten tastbare bewijzen -- voedsel en kleding -- hebben van uw vriendelijkheid. Het is niet Gods bedoeling dat er onder Zijn navolgers zouden zijn die om brood moeten bedelen. Hij heeft u overvloedig gegeven, opdat u zoudt kunnen voorzien in de behoeften van anderen die door vlijt of spaarzaamheid daarin niet kunnen voorzien. Wacht niet zo lang tof zij uw aandacht vestigen op hun noden. Doet als Job. Wat hij niet wist, ging hij naspeuren. Gaat eens op onderzoek en leert dan waaraan behoefte bestaat en hoe daarin het best voorzien kan worden. DE HERE BEROVEN USG2 39 2 Mij is getoond geworden dat velen onder ons volk de Here beroven in tienden en gaven, met als gevolg dat Zijn werk sterk wordt gehinderd. De vloek Gods zal rusten op hen die leven van Gods goedgunstigheden en nochtans hun harten sluiten, en niets of bijna niets doen om Zijn werk te bevorderen. Broeders en zusters, hoe kan de milddadige Vader u als Zijn rentmeesters blijven gebruiken, en u middelen verschaffen voor Zijn dienst, wanneer u dat alles u maar zelfzuchtig toeëigent en beweert dat het u toekomt! USG2 39 3 Inplaats van God de gelden die Hij in hun handen heeft gelegd, terug te geven, beleggen velen dat in nog meer land. Dit kwaad neemt toe onder onze broeders. Zij hadden voordien alles om goed te kunnen rondkomen, maar de liefde voor geld of een verlangen even hoog aangeslagen te worden als hun buren, heeft hen er toe gebracht hun geld in de wereld te steken en achter te houden wat God toekomt. Moeten we ons dan verbazen als het hun niet voor de wind gaat? wanneer God hun gewas niet zegent en ze teleurgesteld zijn? USG2 40 1 Zouden onze broeders zich kunnen indenken dat God een hectare land kan zegenen en die even productief kan maken als honderd, dan zouden ze niet doorgaan met hun geld in landbezit te steken maar zouden dat brengen in Gods schathuis. "Wacht uzelf," zei Christus, "dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens." Lukas 21 : 34. Het bevalt Satan best wanneer u uw akkers vermeerdert en uw geld steekt in wereldlijke ondernemingen, want zodoende belemmert u niet alleen de vooruitgang van het werk, maar door moeiten en nog meer werk belemmert u ook hef vooruitzicht op het eeuwige leven. USG2 40 2 We moeten nu acht geven op de inscherping van onze Heiland: "Verkoopt hetgeen gij hebt en geeft aalmoes; maakt uzelf buidels die niet verouden, een schaf die niet afneemt in de hemelen." Lukas 12 : 33. Nu is het de tijd dat onze broeders van hun bezit moeten afnemen inplaats van dat fe vermeerderen. We staan op het punt naar een beter land te gaan, ja naar een hemels land. Laat ons dan niet geworteld zijn in deze aarde, maar laten we ons bezit zo klein mogelijk houden. USG2 40 3 De tijd komt dat we niet kunnen verkopen tegen welke prijs ook. Het decreet zal spoedig afkomen dat niemand mag kopen of verkopen dan die het merkteken van het beest heeft. USG2 40 4 De Here heeft mij herhaaldelijk getoond dat het lijnrecht tegen de Bijbel ingaat om voor onze tijdelijke behoeften in de tijd der benauwdheid voorzieningen te treffen. Ik zag dat indien de heiligen bij zich thuis of op de akker voedsel hadden verzameld, in de tijd der benauwdheid, wanneer het zwaard, hongersnood en pestilentie in het land zijn, het hun met geweld ontnomen zou worden, en dat vreemden de oogst van hun velden zouden binnenhalen. Dan zal het voor ons de tijd zijn om geheel op God te vertrouwen en Hij zal ons ondersteunen. Ik zag dat te dien tijde ons brood en water gewis zal zijn en dat we geen honger zullen lijden, want God is in staat ons in de woestijn een tafel toe te bereiden. Zo nodig zal Hij raven zenden om ons te voeden, zoals Hij ook Elia gevoed heeft, of wel hef manna deed regenen van de hemel zoals Hij deed voor de Israëlieten. USG2 41 1 Huizen en landerijen zullen in de tijd der benauwdheid voor de heiligen van geen nut zijn, want dan zullen ze moeten vluchten voor woedende benden, en te dien tijde kunnen hun bezittingen niet meer ter beschikking gesteld worden voor het bevorderen der tegenwoordige waarheid. Mij werd getoond dat het Gods wil is dat de heiligen zich moeten losmaken van elke belemmering vóór de tijd der benauwdheid komt en door offergaven een verbond met God moeten aangaan. Wanneer zij hun bezit op het altaar leggen en God vurig smeken wat ze moeten doen, zal Hij hun leren wanneer ze dit bezit te gelde moeten maken. Dan zullen zij vrij zijn in de tijd der benauwdheid, zonder belemmeringen die hen neerdrukken." -- 1851, Early Writings, blz. 56, 57. ------------------------Hoofdstuk 7--Vaardig in Het Werk USG2 42 1 "Ziet gij een man, vaardig in zijn werk? Hij zal ten dienste van koningen gesteld worden; ten dienste van onaanzienlijken wordt hij niet gesteld." Spreuken 22 : 29 N.V. "Een trage hand maakt arm, maar de hand des vlijtigen maakt rijk". Spreuken 10:4, N.V. "Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde, met eer de een de ander voorgaande. Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient de Here." Romeinen 12:10, 11. USG2 42 2 De vele vermaningen om ijverig te zijn, die zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament te vinden zijn, wijzen duidelijk op het nauwe verband dat bestaat tussen onze levensgewoonten en onze godsdienstige gevoelens en praktijken. Geest en lichaam van de mens zijn zó samengesteld dat heel veel oefening nodig is voor een juiste ontwikkeling van al de vermogens. USG2 42 3 Terwijl velen te veel bezig zijn met hun wereldse zaken, vallen anderen in het tegenovergestelde uiterste, en werken niet hard genoeg om in hun eigen onderhoud en dat van hun gezin te voorzien. Broeder is één van die groep. Terwijl hij eigenlijk de verzorger is van zijn gezin, is hij dit toch niet in werkelijkheid. De zwaarste verantwoordelijkheden en lasten schuift hij af op zijn vrouw, terwijl hij het liefst met zijn armen over elkaar zit of zich bezig houdt met kleine dingen die weinig bijdragen tot hef onderhoud van zijn gezin. Uren lang zit hij maar te praten met zijn zoons of zijn buren over zaken van gering belang. Hij neemt de dingen gemakkelijk op en vindt zich daar best bij, terwijl de vrouw als moeder het werk doet dat gedaan moet worden om het eten te bereiden en kleren te naaien. USG2 42 4 Deze broeder is arm en zal altijd een last voor de 1882, Vol. 5, blz. 178--182 samenleving zijn, tenzij hij het hem door God gegeven voorrecht benut en een man wordt. Een ieder kan wel een of ander werk vinden indien zijn hart werkelijk daarnaar uitgaat; maar als hij zorgeloos en onoplettend is, zal de baan die hijzelf had kunnen krijgen, door een ander gedaan worden die actiever en ijveriger is. USG2 43 1 God heeft nooit gewild, mijn broeder, dat u in die armelijke toestand van nu zou verkeren. Waarom heeft Hij u al die lichamelijke vermogens gegeven? U bent net zo verantwoordelijk voor uw lichamelijke krachten als uw broeders ten opzichte van hun middelen. Sommigen van dezen zouden heden ten dage winst maken wanneer ze hun bezit konden ruilen tegen uw lichamelijke kracht. Maar wanneer zij in uw plaats stonden, zouden ze, door een vaardig gebruik van de verstandelijke èn van de lichaamskrachten, spoedig voorzien hebben in hun noden en niemand iets schuldig zijn. Het is niet omdat God een wrok tegen u koestert dat de omstandigheden tegen u schijnen, maar omdat gij geen gebruik maakt van de krachten die Hij u geschonken heeft. Het was niet Zijn bedoeling dat uw vermogens zouden roesten door werkeloosheid, maar dat ze door gebruik krach-tiger zouden worden. PLICHT OM TE ARBEIDEN USG2 43 2 De godsdienst die u belijdt, stelt het evenzeer tot uw plicht om uw tijd te gebruiken gedurende de zes werkdagen, als om op Sabbat naar de kerkdienst te gaan. In de arbeid is u niet ijverig. U laat uren, dagen, ja zelfs weken voorbijgaan zonder dat er iets uit uw handen komt. De beste prediking die u de wereld kunt brengen, zou zijn een besliste hervorming in uw leven fe laten zien, wat ten goede zou komen aan het onderhoud van uw gezin. In dat verband zegt de apostel: "Doch zo iemand de zijnen en voornamelijk zijn huisgenoten niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige." 1 Timotheüs 5 : 8. USG2 43 3 U werpt een smet op het werk door in een plaats te verblijven waar u zich enige tijd overgeeft aan luiheid, en daarna genoodzaakt is u in schulden te steken tot onderhoud van uw gezin. Omdat u niet altijd in staat is die werkelijke schulden te betalen, verhuist u naar een andere plaats. Zo doet u uw naaste te kort. De wereld heeft het recht een strikte onkreukbaarheid te mogen verwachten van hen die belijden Bijbelse Christenen te zijn. Door nalatigheid van iemand in hef betalen van zijn schulden, lopen al onze leden gevaar als onbetrouwbaar te worden aangezien. USG2 44 1 "Alle dingen dan die gij wilt dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo." Mattheüs 7:12. Dit slaat zowel op hen die met hun handen werken, als op diegenen die gaven hebben uit te delen. God heeft u kracht en verstand gegeven, maar u hebt dat niet gebruikt. Uw kracht is voldoende om uw gezin te onderhouden. Sta vroeg op, als het moet zelfs als de sterren nog aan de hemel staan. Overleg om iets te doen, en doe het dan ook. Los elke gelofte in, tenzij ziekte u dat verhindert. Het is beter uzelf voedsel en slaap te onthouden dan schuldig te zijn anderen datgene te onthouden wat hun toekomt. USG2 44 2 De steile weg der vooruitgang gaat men niet opwaarts zonder inspanning. Niemand kan verwachten dat in godsdienstige of wereldlijke aangelegenheden de prijs hem ten deel valt zonder daartoe persoonlijk mee te werken. Niet altijd wint de snelste de wedstrijd, of de sterkste de strijd, nochtans zal hij wiens hand lui is, arm worden. Die volharden en vlijtig zijn, zijn niet alleen gelukkig voor zichzelf, maar zij dragen ook veel bij tot het geluk van anderen. Toereikend inkomen en geriefelijkheid worden alleen verkregen tegen de prijs van vlijt en ijver. Farao toonde zijn waardering over deze karaktereigenschap toen hij tot Jozef zei: "Zo gij weet dat er onder hen (Jozefs broeders) kloeke mannen zijn, zo stel ze tot veemeesters over hetgeen ik heb." Genesis 47 : 6. USG2 44 3 Er is voor Broeder geen enkele verontschuldi-ging, tenzij dat gemakzucht en ongeschiktheid om werk te bedenken en uit te voeren een verontschuldiging is. Hef beste wat hij kan doen, is een werkgever te zoeken, die zegt wat hij doen moet. Hij is zo lang een zorgeloze, vadsige meester over zichzelf geweest dat hij weinig tot stand brengt en een slecht voorbeeld voor zijn kinderen is. Die hebben zijn karakter. Ze laten moeder de lasten dragen. Wanneer hun iets opgedragen wordt, dan zullen ze het doen; maar zij beijveren zich niet om zoals andere kinderen zouden doen, op te merken of er iets te doen valt en dat ook dan te doen zonder dat het hun bevolen wordt. OVERBELASTE VROUWEN EN MOEDERS USG2 45 1 Een vrouw berokkent zich en haar gezin ernstig kwaad wanneer ze haar werk en ook het hunne doet-- wanneer ze hout en water aandraagt en zelfs nog de bijl neemt om het hout te hakken, terwijl haar man en haar zonen om de kachel zitten met de handen in de zakken. Het is nooit de bedoeling van God geweest dat vrouwen en moeders de slavinnen zouden zijn van haar gezin. Menige moeder gaat gebukt onder de zorgen omdat haar kinderen niet geleerd hebben te delen in de huiselijke plichten. Met als gevolg dat zij vroeg oud is en vóór haar tijd sterft, en haar kinderen achterlaat wanneer een moeder juist zo nodig is om hun onervaren voeten te leiden. Aan wie de schuld? USG2 45 2 De mannen moeten alles doen wat ze kunnen om hun vrouw de zorgen te besparen en haar geest opgewekt te houden. Nooit mag luiheid bij kinderen aangemoedigd of toegestaan worden, want dat wordt heel gauw een gewoonte. Wanneer men van de vermogens geen nuttig gebruik leert maken, dan verslappen die of worden gesterkt in het verkeerde. USG2 45 3 Wat u nodig hebt, mijn broeder, is actieve bezigheid. Elke trek op uw gelaat, elk vermogen van uw geest, wijst daarop. U houdt in hef geheel niet van hard werken, noch om in het zweet uws aanschijns uw brood te verdienen. Maar dit is nu juist in het levensbestaan Gods verordineerd plan. Wat u onderneemt, dat maakt u nooit af. U hebt u niet gewend aan regelmaat. Stelselmatigheid is alles. Doe maar één ding ter zelfder tijd, maar doe dal dan ook goed en maak het af alvorens met een tweede te beginnen. U moet u vaste uren aanwennen om op te staan, te bidden, en te eten. Velen verspillen kostbare tijd in bed omdat dit de natuurlijke neiging bevredigt, terwijl het inspanning vereist om anders te doen. Eén uur verspild in de morgen, is verloren om nooit terug te krijgen. Dienaangaande zegt de wijze man: "Ik ging langs de akker van een luiaard en langs de wijngaard van een verstandeloos mens, en zie, hij was geheel begroeid met distels, met onkruid bedekt, zijn stenen muur was neergehaald. Toen ik dit aanschouwde, nam ik het ter harte, toen ik het zag, trok ik een les daaruit; nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen, daar komt uw armoede aangelopen en uw gebrek als een gewapend man." Spreuken 24 : 30--34. N.V. USG2 46 1 Die aanspraak maken op godsvrucht, moeten de leerstelling die zij belijden, hoog houden en geen aanleiding geven dat de waarheid gesmaad wordt door hun ondoordachte manier van doen. "Zijt niemand iets schuldig" (Romeinen 8 :3), zegt de apostel. Wat gij nu moet doen, mijn broeder, is ernstig verbetering brengen in uw gewoonten van traagheid, en de tijd uitkopen. Laat de wereld zien dat de waarheid een verandering in uw leven heeft gebracht. ------------------------Hoofdstuk 8--Zullen we Spiritistische Artsen Consulteren? USG2 47 1 "Ahazia viel door een tralievenster in zijn opperzaal die te Samaria was, en werd krank. En hij zond boden en zeide tot hen: Gaat henen, vraagt Baal-Zebub, de god van Ekron, of ik van deze krankheid genezen zal. Maar de Engel des Heren sprak tot Elia, de Thisbiet: Maak u op, ga op, de boden des konings Van Samaria tegemoet, en spreek tot hen: Is het omdat er geen God in Israël is, dat gijlieden henengaat om Baal-Zebub, de god van Ekron, te vragen? Daarom nu zegt de Here alzó: Gij zult niet afkomen van dat bed waarop gij geklommen zijt, maar gij zult de dood sterven." 2 Koningen 1 : 2--4. USG2 47 2 Dit relaas laat heel duidelijk het Goddelijk misnoegen zien jegens hen die zich van God afwenden naar Satans werktuigen. Korte tijd vóór de gebeurtenissen hierboven vermeld, was er een nieuwe heerser over het Koninkrijk van Israël gekomen. Achab was gevallen onder het oordeel Gods en was opgevolgd door zijn zoon Ahazia, een minderwaardig karakter, die deed wat kwaad was in de ogen des Heren, door te wandelen in de wegen van zijn vader en moeder, en Israël tot zonde aan te porren. Hij diende Baal en aanbad hem, en verwekte de Here God van Israël tot toorn, zoals zijn vader Achab gedaan had. Maar direct op de zonden van de rebellerende koning volgden de oordelen. Een oorlog met Moab en daarna het ongeluk waardoor zijn leven gevaar liep, getuigden van de gramschap Gods jegens Ahazia. USG2 47 3 Hoeveel toch had de koning van Israël toen zijn vader leefde, gehoord en gezien van de wonderlijke werken des Allerhoogsten! Wat een vreselijke blijk van Zijn gestrengheid en jaloersheid had God het afvallige Israël gegeven! Dit alles was Ahazia bekend; evenwel deed hij alsof deze gruwzame dingen, en zelfs het vreselijke einde 1882, Vol. 5, blz. 191--199 van zijn eigen vader, niets te zeggen hadden. Inplaats van zijn hart voor de Here te verootmoedigen, gaf hij zich over aan de meest gruwelijke daad van goddeloosheid waardoor zijn leven zich kenmerkte. Hij beval zijn dienstknechten: "Gaat henen, vraagt Baäl-Zebub, de god van Ekron, of ik van deze krankheid genezen zal." 2 Koningen 1 :2. USG2 48 1 Verondersteld werd dat de afgod van Ekron door middel van zijn priesters inlichtingen gaf aangaande toekomstige gebeurtenissen. Deze had een zo algemene geloofwaardigheid verkregen, dat velen, zelfs van verre afstanden, hem kwamen raadplegen. De daar gedane voorspellingen en gegeven inlichtingen kwamen rechtstreeks van de vorst der duisternis. Het is Satan die de afgodendienst instelde en handhaafde, met het doel het verstand van de mensen van God af te leiden. Het is door zijn werking dat het koninkrijk van duisternis en leugen geschraagd wordt. USG2 48 2 De geschiedenis van koning Ahazia's zonde en straf houdt een waarschuwende les in, die niemand straffeloos kan veronachtzamen. Hoewel wij geen eer bewijzen aan heidense goden, knielen nochtans duizenden aanbiddend neer voor Satans altaar, precies zoals de koning van Israël deed. Dezelfde geest van heidense afgodendienst is ook heden rijp, hoewel deze onder de invloed van wetenschap en scholing een verfijnder en aantrekkelijker vorm gekregen heeft. Elke dag geeft helaas duidelijk blijk dat het geloof in het vaste Woord der profetie minder wordt en dat daarvoor in de plaats, bijgeloof en duivelse toverkunsten de geesten der mensen gevangen nemen. USG2 48 3 Allen die niet ernstig de Schriften onderzoeken en niet elk verlangen en levensdoel aan die onfeilbare toets on-derwerpen, allen die God niet zoeken in hef gebed om Zijn wil te leren kennen, zullen zeer zeker van het rechte pad afdwalen en onder de misleiding van Satan vallen. KANALEN VAN SATANS MACHT USG2 48 4 De heidense orakels hebben hun tegenhanger in de spiritistische mediums, de helderzienden en de waarzeggers van heden. De geheimzinnige stemmen die spraken te Ekron en Endor, misleiden nog steeds door hun leugens de mensenkinderen. De vorst der duisternis is slechts verschenen onder een nieuwe vermomming. De verborgenheden van de heidense afgodendienst zijn vervangen door de geheime verenigingen en seances, de ver-borgenheden en wonderen van de tovenaars van onze tijd. Hun onthullingen worden gretig aanvaard door duizenden die weigeren het licht van Gods Woord of van Zijn Geest aan te nemen. Terwijl ze met minachting spreken over de magiërs van het verleden, lacht de grote bedrieger triomfantelijk wanneer ze zijn kunsten onder een heel andere vorm aannemen. USG2 49 1 Zijn handlangers beweren ook dat ze zieken genezen. Zij schrijven hun kracht toe aan electriciteit, magnetisme en de zogenaamde "sympathetische geneesmiddelen". In feite zijn ze slechts kanalen van Satans electrische stromen. Door deze middelen voert hij zijn betoverende macht uit over de lichamen en zielen van mensen. USG2 49 2 Van tijd tof tijd heb ik brieven ontvangen zowel van predikanten als leken der gemeente, waarin gevraagd wordt of ik denk dat het kwaad is wanneer men spiritistische en helderziende artsen raadpleegt. Ik heb deze brieven door gebrek aan tijd niet beantwoord. Maar juist nu dringt dit onderwerp zich weer aan mij op. Zó talrijk zijn deze handlangers van Satan geworden en zó algemeen worden ze geconsulteerd, dat het nodig blijkt daartegen te waarschuwen. USG2 49 3 God heeft het in onze macht gesteld, kennis van de gezondheidswetten te verkrijgen. Hij heeft ons de plicht opgelegd onze lichaamskrachten te bewaren in de best mogelijke conditie, opdat wij Hem kunnen dienen naar Zijn welbehagen. Die weigeren het licht en de kennis die zo genadevol binnen hun bereik zijn gesteld, te vermeerderen, verwerpen één van de middelen die God hun gegeven heeft om het geestelijke zowel als het stoffelijke leven te bevorderen. Zij plaatsen zichzelf waar ze zullen blootstaan aan de misleidingen van Satan. USG2 50 1 Niet weinigen nemen in deze Christelijke tijd en in dit Christelijke land liever hun toevlucht tot boze geesten dan te betrouwen op de kracht van de levende God. De moeder die aan het ziekbed van haar kind waakt, roept uit: "Ik kan niets meer doen. Is er dan geen dokter die mijn kind kan genezen?" Men heeft haar verteld van de wonderlijke genezingen die verricht zijn door sommige helderziende artsen of magnetiseurs, en nu vertrouwt ze haar lieveling aan zo'n behandeling toe, terwijl ze in feite het kind aan Satans handen overgeeft, als stond hij naast haar. in vele gevallen wordt hef toekomstige leven van het kind nu beheerst door een satanische kracht, die het niet schijnt te kunnen breken, USG2 50 2 Velen schijnen geen moeite te willen doen om op de hoogte te komen van de levenswetten en van de eenvoudige middelen die men moet aanwenden tot herstel der gezondheid. Zij plaatsen zichzelf nief in de juiste levensverhouding. Wanneer ziekte het gevolg is van hun overtreding der natuurwet, proberen ze niet om hun fouten te verbeteren en vervolgens Gods zegen te vragen, maar ze gaan naar de doktoren. Worden ze beter dan geven ze aan die middeltjes en aan de doktoren al de eer. Ze staan altijd klaar om menselijke kracht en wijsheid te verafgoden en ze schijnen geen andere God te kennen dan het schepsel -- stof en as. USG2 50 3 Ik heb een moeder horen pleiten bij een ongelovige arts om het leven van haar kind toch te redden, maar toen ik haar aanraadde om hulp te zoeken bij de Grote Heelmeester, Die in staaf is om allen die in hef geloof tot Hem komen, volkomen te redden, wendde ze zich ongeduldig af. Hier zien we dezelfde geest die Ahazia openbaarde. USG2 50 4 Het is niet veilig te vertrouwen op artsen die niet leven in de vreze Gods. Zonder de invloed van de Goddelijke genade zijn de harten der mensen "arglistig, meer dan enig ding, ja, dodelijk". Jeremia 17 : 9. Zelfverheerlijking is hun doel. Wat ongerechtigheden zijn al bedreven onder de dekmantel van het medisch beroep, wat misleidingen gedaan! De arts mag dan beweren veel wijsheid en bijzondere kunde te bezitten, maar hij vergooit zijn karakter, en zijn praktijk gaat lijnrecht in tegen de wetten des levens. De Here onze God verzekert ons dat Hij klaar staat om genade te openbaren; Hij nodigt ons uit om in de dag der benauwdheid onze toevlucht bij Hem te zoeken. Hoe kunnen we ons van Hem afwenden om op een vleselijke arm te betrouwen? USG2 51 1 Gaat met mij mee naar gindse ziekenkamer. Daar ligt een echtgenoot en vader die een zegen is voor de maatschappij en voor hef werk Gods. Ziekte heeft hem neergeveld. Het vuur van de koorts schijnt hem te verteren. Hij hunkert naar water om zijn droge lippen te bevochtigen, de razende dorst te lessen en het hoofd af te koelen. Maar neen; de dokter heeft wafer verboden. USG2 51 2 De stimulans van alcohol wordt te drinken gegeven en zo wordt het vuur nog meer verhit. Het gezegende, van de hemel gezonden water, kundig toebedeeld, zou de verslindende vlam doven; maar daarvoor in de plaats geeft men giftige verdovingsmiddelen. USG2 51 3 Een tijd lang worstelt de natuur om haar rechten, maar op het laatst overwonnen, geeft ze de strijd op, en maakt de dood een einde aan het lijden. God wilde dat de mens zou leven om een zegen te zijn voor de wereld; Satan besloot om hem te vernietigen, en door middel van de arts slaagde hij daarin. Hoe lang zullen we toelaten dat ons kostbaarste licht aldus wordt uitgeblust? USG2 51 4 Ahazia zond zijn dienstknechten naar Baäl-Zebub in Ekron om raad in te winnen, maar in plaats van een boodschap van de afgod vernam hij het verschrikkelijke oordeel van de God van Israël: "Gij zult niet afkomen van dat bed waarop gij geklommen zijt, maar gij zult de dood sterven". Het was Christus, Die Elia verzocht om aan de afvallige koning deze woorden over te brengen. USG2 51 5 De Here Immanuel had reden zeer ontstemd te zijn over Ahazia's goddeloosheid. Wat had Christus niet gedaan om de harten der zondaars te winnen en hen te bezielen met een onwrikbaar vertrouwen in Hem? Eeuwen lang had Hij Zijn volk bezocht met openbaringen van de allerbeminnelijkste vriendelijkheid en voorbeeldeloze liefde. Vanaf de tijden der patriarchen had Hij laten zien hoe Zijn "vermakingen met de mensenkinderen waren". Spreuken 8 : 31. Hij was een altijd aanwezige hulp geweest voor allen die Hem in oprechtheid zochten. "In al hun benauwdheid was Hij benauwd, en de Engel Zijns aangezichts heeft hen behouden; door Zijn liefde en door Zijn genade heeft Hij hen verlost." Jesaja 63 : 9. Niettegenstaande dat had Israël tegen God gerebelleerd, en zich om hulp tot ‘s Heren grootste vijand gewend. USG2 52 1 De Hebreeën waren het enige volk dat begunstigd was met een kennis van de ware God. Toen de koning van Israël raad liet inwinnen bij een heidens orakel, verkondigde hij aan de heidenen dat hij meer vertrouwen stelde in hun afgoden dan in de God van zijn volk, de Schepper des hemels en der aarde. Zo doen ook zij die belijden een kennis van Gods Woord te bezitten, en Hem onteren door zich af te wenden van de Bron van kracht en wijsheid en hulp of raad gaan vragen aan de machten der duisternis. Indien Gods gramschap ontvlamde door zulke handelingen van een goddeloze, afgodische koning, hoe moet Hij dan wel staan tegenover een dergelijke handelwijze van hen die belijden Zijn dienstknechten te zijn? VERTROUW OP GOD EN GEHOORZAAM AAN DE WETTEN DER NATUUR USG2 52 2 Waarom zijn de mensen toch zo onwillig om hun ver-trouwen te stellen op Hem Die de mens schiep en Die door een aanraking, een woord, een blik, alle gevallen van ziekte kan genezen? Wie is ons vertrouwen meer waardig dan Degene Die een zo groot offer bracht voor onze verlossing? Onze Here heeft door de apostel Jacobus ons een omlijnde raadgeving geschonken in geval ziekte zich voordoet. Wanneer menselijke hulp faalt, wil God de Helper zijn van Zijn volk. "Is iemand krank onder u, dat hij tof zich roepe de ouderlingen der Gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in de Naam des Heren; en het gebed des geloofs zal de zieke behouden, en de Here zal hem oprichten." Jacobus 5 : 14, 15. Wanneer de belijdende volgelingen van Christus met zuiverheid des harten evenveel geloof wilden beoefenen in de beloften Gods als ze vertrouwen stellen in satanische middelen, dan zouden zij in lichaam en ziel de levengevende kracht van de Heilige Geest ervaren. USG2 53 1 God heeft dit volk groot licht verleend, nochtans zijn wij niet geplaatst buiten het bereik van de verzoeking. Wie onder ons zoeken hulp bij de goden van Ekron? Neemt dit beeld in u op, dat niet ontstaan is uit verbeelding. Bij hoevelen zelfs onder Zevende-Dags Adventisten, zijn daarvan niet de voornaamste kenmerken te zien? Een invalide -- ogenschijnlijk heel oprechte, maar zelfvoldane geestdrijver -- toont openlijk zijn minachting voor de gezondheidsen levenswetten, terwijl Goddelijke barmhartigheid ons als volk inprent om die aan te nemen. Zijn voedsel moet klaargemaakt worden op een manier die zijn ziekelijke begeerten bevredigt. Liever dan te zitten aan tafel waar gezond voedsel wordt opgediend, verkiest hij restaurants waar hij zonder enige hinder aan zijn begeerten kan voldoen. Ofschoon een welbespraakt pleiter ten aanzien van matigheid zijnde, veronachtzaamt hij daarvan de grondbeginselen. Hij wil verlichting van zijn kwaal, maar weigert die te verkrijgen door middel van zelfverloochening. Die man ligt geknield voor het altaar van een verdorven begeerte. Hij dient de afgod. De krachten die, mits geheiligd en veredeld, gebruikt zouden kunnen worden ter ere Gods, zijn verzwakt en tot weinig in staat. Een prikkelbaar humeur, verward verstand, en zwakke zenuwen doen zich onder meer voor als gevolg van zijn veronachtzaming van de wetten der natuur. Rij is ten dele een onvolwaardig, een onbetrouwbaar iemand. USG2 53 2 Wie zo moedig en oprecht is hem te waarschuwen voor de gevaren die hij loopt, ontvangt zijn misnoegen. De geringste vermaning of tegenkanting is voldoende om zijn strijdlustige geest op te wekken. Maar nu doet zich de gelegenheid voor, hulp te zoeken bij iemand die kracht ontvangt door middel van toverij. Daaraan geeft hij zich over met het volste vertrouwen, overvloedig tijd en geld bestedend om de geboden beterschap te verkrijgen. Hij wordt misleid en is vol blinde Ingenomenheid. De kracht van de tovenaar wordt hemelhoog geprezen, en anderen ontvangen de raad hem eveneens te raadplegen. Zo wordt de God van Israël onteerd, terwijl Satans macht geprezen en verheerlijkt wordt. USG2 54 1 In de naam van Christus zou ik Zijn belijdende volgelingen willen inprenten: Blijft in het geloof dat gij van den beginne ontvangen hebt. Mijdt alle heiligschennis en ijdel gepraat. Hebt geloof in de levende God, inplaats, van te vertrouwen op toverkrachten. Vervloekt is de weg die leidt naar Endor of naar Ekron. De voeten die zich wagen op verboden grond, zullen struikelen. en vallen. Er is een God in Israël bij Wie verlossing is voor al de verdrukten. Rechtvaardigheid is de woonstede van Zijn troon. USG2 54 2 Er is gevaar, zelfs wanneer we ook maar hef minst afwijken van de raadgeving des Heren. Wanneer we afdwalen van de ons duidelijk uitgestippelde weg, zullen zich omstandigheden gaan voordoen die ons onweerstaanbaar steeds verder en verder van de rechte weg aftrekken, Een onnodige gemeenzaamheid met hen die geen eerbied voor God hebben, zal ons. verlokken eer we er erg in hebben. Vrees om onze wereldse vrienden fe beledigen, zal ons beletten God onze dankbaarheid fe betonen of te erkennen dat we van Hem geheel afhankelijk zijn. We moeten ons .beslist vasthouden aan Gods Woord. We hebben de daarin voorkomende waarschuwingen en bemoedigingen, bedreigingen en beloften zo nodig. We hebben het volmaakte voorbeeld nodig, dat enkel gegeven is in het leven en karakter van onze Heiland. WAAGT U NIET OP SATANS TERREIN USG2 54 3 Engelen Gods zullen Zijn volk bewaren wanneer ze het rechte pad bewandelen, maar daar is geen zekerheid van zo'n bescherming voor hen die zich vrijwillig wagen op Satans terrein. Een handlanger van de grote bedrieger zal alles doen en zeggen om zijn doel te bereiken. Het komt er weinig op aan of hij zich een spiritualist, een "electriserend geneesheer" of "magnetiseur" noemt. Door zich aangenaam voor te doen, wint hij het vertrouwen van de onbehoedzamen. Hij geeft voor de levensloop te lezen en al de moeilijkheden en kwalen te kennen van degenen die hem bezoeken. Zich vermommend in een engel des lichts, terwijl de duisternis van de afgrond zich voordoet in zijn hart, toont hij een grote belangstelling voor vrouwen die zijn raad komen inwinnen. Hij vertelt hun dat al hun zwarigheden voortspruiten uit een ongelukkig huwelijk. Dat mag misschien al te waar zijn, maar zo'n raadgever verbetert hun toestand absoluut niet. Hij vertelt hun dat ze gebrek hebben aan liefde en aan medeleven. Door grote belangstelling voor te wenden in hun welzijn, brengt hij zijn niets vermoedende slachtoffers onder zijn betovering en hypnotiseert hen zoals de slang dat doet met het sidderende vogeltje. Weldra zijn ze geheel in zijn macht; zonde, schande en ondergang zijn het verschrikkelijke gevolg. USG2 55 1 De zienlijke en onzienlijke wereld staan in nauwe gemeenschap. Zou het gordijn kunnen worden weggeschoven, dan zouden we boze engelen zien die hun duisternis om ons heen verspreiden, en die met al hun macht werken om te misleiden en te vernietigen. Goddeloze mensen worden omringd, beïnvloed en geholpen door boze geesten. De mens van geloof en gebed heeft zijn ziel overgegeven aan Goddelijke leiding, en engelen Gods brengen hem van de hemel licht en kracht. USG2 55 2 Niemand kan twee heren dienen. Licht en duisternis zijn niet méér tegengesteld dan de dienst van God en de dienst van Satan. De profeet Elia stelt de zaak in het juiste licht wanneer hij op het afvallige Israël onbevreesd een beroep doet: "Zo de Here God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na". 1 Koningen 18 : 21. USG2 55 3 Die zich overgeven aan de toverkracht van Satan, kunnen misschien met veel ophef wijzen op de grote vooruitgang die daardoor verkregen wordt, maar bewijst dat nu dat hun handelwijze verstandig of veilig is? Wat zou het nu nog wanneer hef leven verlengd wordt? Wat zou het nu nog wanneer tijdelijk voordeel wordt verkregen? Zal het in het einde lonend zijn, wanneer men de wil van God heeft veronachtzaamd? Al die schijnbare winst zal per slot van rekening niets anders blijken te zijn dan onherstelbaar verlies. We kunnen niet straffeloos één enkele muur die God heeft opgericht om Zijn volk te beschermen tegen de machten van Satan, uit de weg ruimen. USG2 56 1 Onze enige veiligheid ligt daarin, dat we ons houden aan de oude grenspalen. "Tot de wet en tot de getuigenis, zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben." Jesaja 8 : 20. ------------------------Hoofdstuk 9--Op Jezus Zien USG2 56 2 Velen maken een ernstige fout in hun godsdienstig leven door hun aandacht te concentreren op hun ge-voelens, en naar die maatstaf hun vooruitgang of achteruitgang te beoordelen. Gevoelens zijn in het geheel geen veilige maatstaf. We moeten daarop niet zien om bewijs te vinden van onze aanneming door God. We zullen daar niets vinden dan wat ons ontmoedigt. Hierin ligt onze hoop: "Ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus." Hebreeën 12:2. Alles is in Hem om ons met hoop, met geloof en met moed te bezielen. Hij is onze rechtvaardiging, onze vertroosting en onze blijdschap. USG2 56 3 Die in hun binnenste zien om vertroosting, zullen vermoeid en teleurgesteld worden. Een begrip van onze zwakheid en onwaardigheid moet ons in alle ootmoed des harten daartoe leiden dat we pleiten op het verzoenend offer van Christus. Wanneer we ons verlaten op 1882, Vol. 5, blz. 199--202 Zijn verdiensten, zullen we rust en vrede en blijdschap vinden. Hij maakt allen die door Hem tot God komen, volkomen zalig. USG2 57 1 We moeten elke dag, elk uur op Jezus vertrouwen. Hij heeft beloofd dat zoals onze dagen zijn, zo zal ook onze sterkte zijn. Door Zijn genade kunnen wij alle lasten van het tegenwoordige dragen en de plichten daarvan volbrengen. Maar velen worden mismoedig omdat ze beducht zijn voor toekomstige moeilijkheden. Aanhoudend zijn ze bezig de lasten van morgen op vandaag te stellen. Zo bestaat een groot deel van hun zwarigheden alleen in de verbeelding. Voor dezulken heeft Jezus geen voorziening getroffen. Hij belooft genade alleen voor de lopende dag. Hij vraagt ons dringend ons toch niet te belasten met de zorgen en zwarigheden van morgen, want "elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad". Mattheüs 6 : 34. USG2 57 2 De gewoonte om te piekeren over verwachte zwarigheden is dom en onchristelijk. Door dit te doen, schieten we tekort om ons te verheugen in de zegeningen en in het benutten van de gelegenheden van de huidige dag. De Here eist van ons dat we de plichten van elke dag doen en de moeilijkheden daarvan doorstaan. We moeten vandaag waakzaam zijn, dat we geen kwaad doen noch in woord noch in daad. Vandaag moeten we God loven en eren. Door vandaag een levend geloof te beoefenen, moeten we de vijand overwinnen. Vandaag moeten we God zoeken en vastbesloten zijn dat we niet tevreden gaan slapen zonder Zijn tegenwoordigheid. We moeten waken en werken en bidden alsof dit de laatste dag ware die ons gegeven is. Hoe eerlijk en oprecht zou dan ons leven zijn. Hoe dicht zouden we Jezus volgen in al onze woorden en daden. NEEMT JEZUS IN VERTROUWEN USG2 57 3 Er zijn maar weinigen die het kostbare voorrecht van het gebed op de juiste wijze waarderen en benutten. We moeten tot Jezus gaan en Hem al onze noden vertellen. We mogen zowel onze kleine zorgen en bekommernissen als onze grotere moeilijkheden tot Hem brengen. Wat ons ook hindert of wanhopig stemt, wij kunnen dat in het gebed de Here voorleggen. Wanneer we gevoelen hoe nodig de tegenwoordigheid van Christus is bij elke stap, zal Satan weinig kans hebben ons met zijn verzoekingen lastig te vallen. Het is zijn weldoordacht streven om ons af te houden van onze beste, meest sympathiserende Vriend. We moeten op niemand ons vertrouwen stellen dan op Jezus. Alles wat zich in ons hart bevindt, kunnen we Hem veilig toevertrouwen. USG2 58 1 Broeders en zusters, wanneer u bijeenkomt in een gezamenlijke bidstond, gelooft dan dat Jezus in uw midden is; gelooft dat Hij bereid is u te zegenen. Wendt uw oog af van het eigen-ik; ziet op Jezus, spreekt over Zijn mateloze liefde. Door Hem te aanschouwen, zult u naar Zijn beeld veranderd worden. Wanneer u bidt, weest dan kort en ter zake. Houdt voor de Here geen preek in uw lange gebeden. Vraagt om het brood des levens zoals een hongerig kind brood vraagt aan zijn aardse vader. God wil elke benodigde zegen op ons doen neerdalen wanneer wij in het geloof en in alle eenvoud Hem daarom vragen. USG2 58 2 De gebeden die door de predikanten vlak voor hun voordracht worden opgezonden, zijn vaak nog al lang en niet zo ter zake. Zij omvatten tal van onderwerpen die in geen verhouding staan tot de behoeften van het ogenblik of tot hetgeen de mensen nodig hebben. Zulke gebeden horen thuis in de binnenkamer, maar niet op openbare diensten. De hoorders worden vermoeid en verlangen er naar dat de predikant het gebed beëindigt. Broeders, draagt de mensen mee op in uw gebeden. Gaat in het geloof tot uw Heiland en vertelt Hem uw noden in dit geval. Laat de ziel uitgaan naar God, met een vurig verlangen naar de zegen welke op die tijd nodig is. USG2 58 3 Gebed is de allerheiligste oefening der ziel. Het moet oprecht en nederig en ernstig zijn -- de verlangens van een vernieuwd hart, uitgesproken in de tegenwoordigheid van een heilig God. Wanneer de bidder voelt, dat hij in de Goddelijke tegenwoordigheid verkeert, zal het eigen-ik worden vergeten. Hij zal geen verlangen hebben om menselijke talenten te ontvouwen; hij zal niet proberen om het oor der mensen te strelen, maar om de zegen te verkrijgen waarnaar de ziel hunkert. USG2 59 1 Zouden wij enkel de Here op Zijn woord nemen, welk een zegeningen zouden ons dan ten deel vallen! Mocht er toch meer vurig, doeltreffend gebed zijn! Christus wil de Helper zijn var. allen die Hem in het geloof zoeken. ------------------------Hoofdstuk 10--Het Zegel Gods USG2 59 2 "Hij riep voor mijn oren met luider stem, zeggende: Doet de opzieners der stad naderen en elk met zijn verdervend wapen in zijn hand." USG2 59 3 "En Hij riep tot de man die met linnen bekleed was, die des schrijvers inktkoker aan zijn lenden had. En de Here zeide tot hem: Ga door, door het midden der stad, door het midden van Jeruzalem, en teken een teken op de voorhoofden der lieden die zuchten en uitroepen over al die gruwelen die in het midden van haar gedaan worden. Maar tot die anderen zeide Hij voor mijn oren: Gaat door, door de stad achter hem, en slaat; ulieder oog verschone niet, en spaart niet! Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderen en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand op welke het teken is, en begint bij mijn heiligdom. En zij begonnen van de oude mannen die voor het huis waren." -- Ezechiël 9:1, 3--6. USG2 59 4 Jezus staat op het punt de troon der genade in het hemelse heiligdom te verlaten om de klederen der wrake 1882, Vol. 5, blz. 207--216 aan te trekken en Zijn gramschap in oordelen uit te storten over diegenen die niet beantwoord hebben aan het licht dat God hun gegeven heeft. "Omdat niet haastelijk het oordeel over de boze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen vol om kwaad te doen." Prediker 8:11. Inplaats van tot inkeer te komen door hef geduld en de grote verdraagzaamheid die de Here ten opzichte van hen heeft uitgeoefend, versterken degenen die God niet vrezen en de waarheid niet liefhebben, hun harten in hun boze opzet. Maar er zijn grenzen, zelfs aan de verdraagzaamheid Gods, en velen gaan over die grenzen heen. Zij hebben de gestelde grenzen der genade overschreden en daarom moet God ingrijpen en Zijn eigen eer doen gelden. GOD STELT VOLKEN TER VERANTWOORDING USG2 60 1 Van de Amorieten zei de Here: "Het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe nief volkomen." Genesis 15 : 16. Hoewel dit volk bekend stond om zijn afgodendienst en verdorvenheid, had het de beker van zijn ongerechtigheid nochtans niet vol gemaakt, en God wilde hef bevel voor zijn algehele uitroeiing nog niet geven. De mensen zullen de Goddelijke macht geopenbaard zien op een kenmerkende wijze, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. De barmhartige Schepper was bereid hun ongerechtigheid te verdragen tot aan hef vierde geslacht. Zou dan nog geen verandering ten beste gezien worden, dan zouden Zijn oordelen op hen vallen. USG2 60 2 Met feilloze nauwgezetheid houdt de Oneindige aantekening van alle volken. Terwijl Zijn genade nog wordt aangeboden, met oproepen tot berouw, zal deze rekening worden aangehouden; maar wanneer de cijfers een bepaalde, door God gestelde, hoogte bereiken, begint het werk van Zijn wraak. Dan wordt de rekening afgesloten. Aan het Goddelijk geduld is een einde gekomen. Pleiten om genade te hunner gunste Wordt niet meer gedaan. USG2 60 3 De profeet, de eeuwen overziende, heeft in een visioen deze tijd aanschouwd en geschilderd. De volken van deze eeuw hebben ongekende barmhartigheden ontvangen. De allerbeste zegeningen des hemels vielen hun ten deel, maar groeiende hovaardij, begeerte, afgodendienst, minachting voor God en grote ondankbaarheid getuigen tegen hen. Zij dragen er toe bij dat hun rekening bij God tot een afsluiting komt. USG2 61 1 Maar wat mij doet sidderen, is het feit dat zij die het grootste licht en de grootste voorrechten hebben ontvangen, besmet zijn geworden door de overheersende ongerechtigheid. Beïnvloed door de onrechtvaardigen rondom hen, is bij velen, zelfs onder degenen die de waarheid belijden, de liefde verkoeld en werden zij meegesleurd door de sterke stroom van hef kwaad. De alge-mene verachting die ten opzichte van ware vroomheid en heiligheid aan de dag wordt gelegd, brengt degenen die niet nauw met God verbonden zijn, er toe dat ze hun eerbied voor Zijn wet verliezen. Zouden ze het licht volgen en de waarheid van harte gehoorzamen, dan zou deze heilige wet, zo veracht en terzijde gesteld, hun veel kostbaarder lijken. Naarmate de oneerbiedigheid voor Gods wet meer aan de dag treedt, zal de scheidslijn tussen degenen die haar houden en de wereld zich scherper aftekenen. Liefde voor de Goddelijke geboden zal bij de ene klasse meer toenemen naar mate de minachting voor de wet bij de andere klasse zal groeien. USG2 61 2 De crisis staat bijna voor de deur. De snel in vervulling gaande tekenen tonen dat de tijd van Gods bezoekingen bijna gekomen is. Hoewel wars om te straffen, zal Hij nochtans straffen, en wel heel spoedig. Die in het licht wandelen, zullen de tekenen zien van het naderend gevaar; maar zij moeten niet gaan zitten in een lusteloze, onverschillige afwachting van de ondergang, zich ver-troostende met het geloof dat God Zijn volk wel zal beschermen in de tijd der bezoeking. Verre van dat. Zij moeten zich bewust worden dat het hun plicht is, ijverig te werken om anderen te redden en met een sterk geloof op God zien om hulp. "Een krachtig gebed van de rechtvaardige vermag veel." Jacobus 5:16. USG2 62 1 De zuurdesem der godsvrucht heeft nog niet al zijn kracht verloren. Ten tijde dat het gevaar en de inzinking van de Gemeente het grootst zijn, zal het kleine kuddeke, degenen die staan in het licht, zuchten en uitroepen over de gruwelen die in den lande geschieden. Maar nog meer in het bijzonder zullen hun gebeden oprijzen ten gunste van de Gemeente, omdat haar leden doen naar de wijze der wereld. USG2 62 2 De vurige gebeden van deze enkele getrouwen zullen niet vergeefs zijn. Wanneer de Here komt als een Wreker, zal Hij ook komen als een Beschermer van allen die het geloof in zijn zuiverheid, en zichzelf onbevlekt van de wereld hebben bewaard. Het is in deze tijd dat God heeft beloofd Zijn eigen uitverkorenen, die dag en nacht tof Hem roepen, te wreken, hoewel Hij lang met de afvalligen geduld heeft gehad. USG2 62 3 Het bevel luidt: "Ga door, door het midden der stad, door het midden van Jeruzalem, en teken eèn teken op de voorhoofden der lieden die zuchfen en uitroepen over al die gruwelen die in hef midden van haar gedaan worden." Ezechiël 9:4. USG2 62 4 Deze zuchtenden en klagenden hadden de woorden des levens uitgedragen; zij hadden vermaand, raad gegeven, gesmeekt. Sommigen die God oneer hadden aangedaan, kregen berouw en verootmoedigden hun harten voor Hem. Maar de heerlijkheid des Heren was van Israël weggegaan; ofschoon velen nog aan godsdienstige vormen vasthielden, ontbrak nochtans Zijn kracht en tegenwoordigheid. USG2 62 5 Ten tijde dat Zijn wraak zich zal voltrekken in oordelen, zullen deze nederige, toegewijde navolgers van Christus onderscheiden zijn van de rest van de wereld door hun zieleangst, welke tot uiting komt in geklaag en geween, vermaning en waarschuwing. Terwijl anderen proberen het bestaande kwaad fe verhullen en de grote, alom overheersende boosheid te verontschuldigen, zullen degenen die een ijver aan de dag leggen voor Gods eer en een liefde voor zielen, hun mond niet houden om daardoor bij anderen in de gunst te komen. Hun recht vaardige zielen worden dag in dag uit gekweld door de onheilige werken en woorden van de onrechtvaardigen. Ze zijn machteloos om tegen die wassende stroom van ongerechtigheid een dam op te werpen, en daarom is hun ziel vol droefheid en onrust. Zij treuren voor God wanneer ze zien dat juist in die huizen van hen die een groot licht hebben gehad, godsdienst geminacht wordt. Zij klagen en kwellen hun zielen omdat hovaardij, gierig-heid, zelfzucht en allo mogelijke bedrog in de Gemeente voorkomen. De Geest Gods, Die aanzet tot terechtwijzing, wordt onder de voet gelopen, terwijl de dienstknechten van Satan triomferen. God wordt onteerd, de waarheid tot nul en gener waarde gemaakt. USG2 63 1 Die geen hartzeer hebben over hun eigen geestelijke afwijking, die niet treuren over de zonden van anderen, zullen het zegel Gods niet ontvangen. De Here beveelt Zijn boodschappers, de mannen met het verdervend wapen in hun handen: "Gaat door, door de stad achter hem, en slaat; ulieder oog verschone niet, en spaart niet. Doodt ouden, jongelingen, en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand op welke het teken is, en begint bij Mijn heiligdom. En zij begonnen van de oude mannen die voor het huis waren." Ezechiël 9 : 6. USG2 63 2 Hier zien wij dat de Gemeente -- des Heren heiligdom -- de eerste was om Gods wraak te ondergaan. De oude mannen die van God groot licht hadden ontvangen en die als wachters stonden over de geestelijke belangen van het volk, hadden het in hen gestelde vertrouwen beschaamd. Zij hadden het standpunt ingenomen, dat we niet naar wonderen en kenmerkende openbaringen van Gods kracht, zoals in verleden tijden, behoefden uit te zien. De tijden waren veranderd. Deze woorden versterken hun ongeloof en zij zeggen: De Here zal geen goed doen, ook zal Hij geen kwaad doen. Hij is fe barmhartig om Zijn volk met oordelen te bezoeken. Zo is "Vrede en geen gevaar" de roep van mannen die nooit weer hun stem als een bazuin zullen verheffen om Gods volk hun overtredingen en het huis Jacobs hun zonden te tonen. Deze stomme honden, die niet wilden blaffen, zijn degenen die de gerechte wraak van een beledigd God zullen ondergaan. Mannen, maagden en kleine kinderen zuilen allen ontkomen. DE ERGSTE ZONDEN USG2 64 1 De gruwelen waarover de getrouwen zuchtten en kermden, konden met sterfelijke ogen worden waargenomen, maar verreweg de ergste zonden die de jaloersheid van een rein en heilig God opwekten, waren niet openbaar. De grote Onderzoeker des harten kent elke zonde die in het verborgen bedreven wordt door de werkers der ongerechtigheid. Deze mensen gaan zich in hun misleidingen veilig voelen en zeggen, dat tengevolge van Zijn grote verdraagzaamheid, de Here niet ziet, en dan doen ze alsof de Here de aarde aan haar lot heeft overgelaten. Maar Hij zal hun huichelarij aan het licht brengen en voor anderen de zonden die ze zo goed hadden verborgen, blootleggen. USG2 64 2 Geen verhevenheid van rang, waardigheid, of wereldse wijsheid, geen plaats in een heilig ambt, zal mensen wanneer ze worden overgelaten aan hun eigen bedriegelijke harten, vrijwaren om beginselen te verzaken. Die werden aangezien als waardig en rechtvaardig, blijken dan aanvoerders te zijn in de afval en voorbeelden van onverschilligheid en in het smaden van Gods barmhartigheden. Hun boze wijze van doen zal Hij niet langer verdragen en Zijn wraak zal hun onvermengd ten deel vallen. USG2 64 3 Het is met tegenzin dat de Here Zijn tegenwoordigheid terugtrekt van hen die met groot licht gezegend zijn en die de kracht van het Woord hebben ervaren in hun dienstwerk tegenover anderen. Eens waren zij Zijn ge-trouwe dienstknechten, begunstigd met Zijn tegenwoordigheid en leiding; maar zij scheidden zich van Hem af en leidden anderen tot dwaling, en derhalve valt het Goddelijke misnoegen hun ten deel. OP WIE HET ZEGEL WORDT GEPLAATST USG2 64 4 De dag van Gods wraak staat vlak voor de deur. Het zegel Gods zal alleen geplaatst worden op de voorhoofden van diegenen die zuchten en kermen over de gruwelen in het land gedaan. Die van harte de wereld aanhangen, eten en drinken met de dronkaards en zullen zeker vernietigd worden met de werkers der ongerechtigheid. "De ogen des Heren zijn over de rechtvaardigen, en Zijn oren tot het gebed; maar het aangezicht des Heren is tegen degenen die kwaad doen." 1 Petrus 3:12. USG2 65 1 Onze eigen wijze van handelen zal beslissen of wij hef zegel van de levende God zullen ontvangen dan wel gedood zullen worden door de verdervende wapenen. Reeds zijn enkele druppelen van Gods wraak op de aarde neergevallen; maar wanneer de zeven laatste plagen onvermengd zullen worden gestort in de beker van Zijn verbolgenheid, zal het voorgoed te laat zijn om tot inkeer te komen en een schuilplaats te vinden. Geen ver-zoenend bloed zal dan de vlekken der zonde wegwassen. USG2 65 2 "En te dier tijd zal Michaël opstaan, die grote Vorst, Die voor de kinderen uws volks staat; als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is sinds dat er een volk geweest is, tot op die tijd toe; en te dier tijd zal uw volk verlost worden, al wie gevon-den wordt geschreven te zijn in het Boek." Daniël 12:1. Wanneer deze tijd der benauwdheid komt, is ieders geval beslist; de proeftijd is ten einde en de deur der genade voor onboetvaardigen gesloten. Het zegel van de levende God is geplaatst op Zijn volk. Dit kleine overblijfsel, dat niet in staat is zichzelf te verdedigen in dit dodelijk conflict met de machten der aarde die onder leiding staan van de heirscharen van de draak, stellen God tot hun verdediging. Het decreet is uitgevaardigd door hef hoogste wereldse gezag, dat ze het beest moeten aanbidden en zijn merkteken ontvangen of anders blootstaan aan vervolging en dood. Moge God nu Zijn volk helpen, want wat kunnen ze doen in zo'n vreselijke strijd zonder Zijn bijstand! USG2 65 3 Moed, zielskracht, geloof en een onwrikbaar vertrouwen in Gods kracht, komen niet in één ogenblik. Deze hemelse deugden worden verkregen door een jarenlange ervaring. Door een leven van heilig streven en een vaste gehechtheid aan hef goede, bepaalden de kinderen Gods hun eigen lot. Aangevochten door verzoekingen zonder tal, wisten ze dat ze standvastig tegenstand moesten bieden of anders overwonnen worden. Ze voelden aan dat ze een groot werk hadden te doen en dat ze op een of ander uur geroepen konden worden om hun wapenrusting af te leggen; en zouden ze het einde van hun leven bereiken zonder dat hun werk gedaan was, dan was dat een eeuwig verlies. Naarstig namen zij het licht des hemels aan zoals de eerste discipelen deden van de lippen van Jezus. Toen deze eerste Christenen moesten vluchten naar de bergen en woestijnen, toen ze in, kerkers waren opgesloten om van honger, koude en pijniging te sterven, toen het martelaarschap de enige weg was om uit hun ellende te geraken, verheugden ze zich dat ze waardig geacht werden te lijden voor Christus, Die voor hen was gekruisigd. Hun waardig voorbeeld zal een vertroosting en bemoediging zijn voor Gods volk dat de tijd der benauwdheid als nooit geweest is, zal meemaken. USG2 66 1 Niet allen die belijden de Sabbat te vieren, zullen verzegeld worden. Velen zijn er, zelfs onder degenen die de waarheid aan anderen onderwijzen, die het zegel Gods aan hun voorhoofden niet zullen ontvangen. Zij hadden het licht der waarheid, zij kenden de wil van hun Meester, zij verstonden elk punt van ons geloof, maar hun werken waren daarmede niet in overeenstemming. Die zo vertrouwd waren met de profetie en de schaften van Goddelijke wijsheid, dienden hun geloof te hebben uitgeleefd. Zij moesten hun gezinnen na hen bevolen hebben, opdat zij door een goed geordend gezin de invloed der waarheid op het menselijk hart aan de wereld konden laten zien. USG2 66 2 Door hun gebrek aan wijding en godsvrucht en hun te kort schieten om in hun godsdienstig leven een hoger peil te bereiken, maken zij dat andere zielen tevreden zijn met hun toestand. Mensen met een beperkt oordeel kunnen niet zien dat ze door deze mannen, die voor hen zo vaak de schatten van Gods woord hebben blootgelegd, als voorbeeld te nemen, hun eigen zielen in gevaar brengen. Jezus is het enige ware Voorbeeld. Een ieder wanneer hij wil weten wat God van hem eist, moet nu op zijn knieën voor God voor zichzelf de Bijbel onderzoeken, met het nederige, ontvankelijke hart van een kind. Hoe hoog ook een dienstknecht gestaan mag hebben in de gunst Gods, zo hij nochtans nalaat het licht dat hem door God is gegeven, te volgen, zo hij weigert onderwezen te worden als een kindeke, zal hij in duisternis en satanische misleidingen verzinken en anderen op dezelfde weg voeren. USG2 67 1 Niet één van ons zal ooit het zegel Gods ontvangen zolang er op onze karakters nog een smet of vlek zit. Het is aan ons overgelaten de gebreken in ons karakter te verbeteren, de ziel te reinigen van elke bezoedeling. Dan zal de spade regen op ons vallen zoals op de Pink-sterdag de vroege regen viel op de discipelen. USG2 67 2 We zijn te gauw tevreden met hetgeen we bereikt hebben. We voelen ons rijk en verrijkt met goederen en weten niet dat we zijn "ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt." Openbaring 3:17. Het is nu de tijd om acht te slaan op de vermaning van de waarachtige Getuige: "Ik raad u, dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde, en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt." Openbaring 3:18. LEVEND GELOOF NODIG USG2 67 3 In dit leven zullen we te kampen hebben met zware beproevingen en zullen we grote offers moeten brengen, maar de vrede van Christus is de beloning. Er is zo weinig zelfverloochening, zo weinig lijden geweest om Christus' wille, dat het kruis bijna geheel vergeten is. We moeten met Christus gemeenschap hebben in Zijn lijden, willen we in heerlijkheid met Hem op Zijn troon zitten. Zo lang we de gemakkeiijke weg van zelfgenoegzaamheid kiezen en bang zijn voor zelfverloochening, zal ons geloof nooit gefundeerd worden en kunnen we de vrede van Jezus niet kennen, noch de vreugde als gevolg van een bewuste overwinning. De meest verhevenen van de verloste schare, die staan voor de troon van God en het Lam, en die gekleed zijn in witte klederen, kennen de strijd om te overwinnen, want zware verdrukking is hun deel geweest. Die zich liever door omstandigheden lieten leiden dan aan die strijd deel fe nemen, zullen niet weten hoe te staan in die dag wanneer een beklemming zich zal meestér maken van elke ziel, want al waren ook Noach, Job en Daniël in het land, zij zoon noch dochter zouden kunnen redden, want een ieder moet zijn ziel bevrijden door zijn eigen rechtvaardigheid. USG2 68 1 Niemand behoeft te beweren dat zijn geval hopeloos is, dat hij het leven van een Christen niet kan uitleven. Voor elke ziel is rijkelijke voorziening getroffen door de dood van Christus. Jezus is onze altijd aanwezige Hulp in tijd van nood. Roept Hem slechts aan in het geloof; Hij heeft beloofd uw beden ie horen en te beantwoorden. USG2 68 2 O, dat levende, werkzame geloof! Dat hebben we nodig; dat moeten we bezitten of we zullen bezwijken en falen in de dag der beproeving. De duisternis die dan over onze weg zal liggen, moet ons niet ontmoedigen, noch ons tot wanhoop drijven. Dat is de sluier waarmee God Zijn heerlijkheid bedekt, wanneer Hij komt om rijke zegeningen uit te storten. Wij moeten dat kennen door onze ervaring in het verleden. In die dag wanneer God een strijd heeft met Zijn volk, zal deze ervaring een bron van troost en hoop zijn. USG2 68 3 Nu is het de tijd dat we onszelf en onze kinderen onbevlekt van de wereld moeten bewaren. Nu moeten wij de klederen van ons karakter wassen en die wit maken in het bloed van hef Lam. Nu is het de tijd dat we hovaardij, hartstocht en geestelijke traagheid moeten overwinnen. Nu moeten we opwaken en een vastbesloten poging doen om ons karakter evenredig te vormen. "Heden indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet." He breeën 3 : 7, 8, 15. Wij sfaan in een zeer moeiiijke positie, wachtende, waakzaam zijnde op de verschijning van onze Here. De wereld ligt in duisternis. "Maar gij, broeders," zegt Paulus, "gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen." 1 Thessalonicenzen 5 : 4. Het is altijd het plan van God om uit duisternis licht te schep-pen, vreugde uit smart, en rust uit de vermoeidheid van de wachtende, hunkerende ziel. USG2 69 1 Wat doet u, broeders, in dit grote werk der voorbereiding? Die met de wereld verbonden zijn, worden naar de wereld gevormd en klaar gemaakt voor het merkteken van het beest. Die wantrouwig staan tegenover het eigenik, die zich verootmoedigen voor God en hun zielen reinigen door de waarheid te gehoorzamen -- dezulken ontvangen het hemelse karakter en bereiden zich voor op het zegel Gods aan hun voorhoofden. Wanneer het bevel uitgaat en het merkteken wordt ingedrukt, zal hun karakter rein en onbevlekt blijven voor de eeuwigheid. USG2 69 2 Nu is het de tijd der voorbereiding. Het zegel Gods zal nooit geplaatst worden op het voorhoofd van een onreine man of vrouw. Het zal nooit geplaatst worden op de voorhoofden van mannen en vrouwen met valse tongen en bedriegelijke harten. Allen die het zegel ontvangen, moeten zonder vlek voor God staan -- candidaten voor de hemel. Gaat voorwaarts, mijn broeders en zusters. Ik kan momenteel over deze punten slechts kort schrijven, en slechts uw aandacht vestigen op de noodzakelijkheid om u voor te bereiden. Onderzoekt voor uzelf de Schriften, opdat u de vreselijke ernst van het huidige uur kunt verstaan. USG2 69 3 Zelfs het eigen leven moet niet gekocht worden tegen de prijs van onoprechtheid. Door een woord of een knikje konden de martelaren de waarheid verloochenen en hun leven redden. Door gewillig een korreltje wierook op het afgodenaltaar te werpen, hadden ze zich kunnen redden van pijnbank, schavot, of van het kruis. Maar zij weigerden valsheid te plegen in woord of daad, hoewel het leven de gunst was die zij zodoende zouden ontvangen. Opsluiting, pijniging en dood werden liever met een zuiver geweten door hen verwelkomd dan bevrijding op voorwaarde van bedrog, valsheid en afval. Door trouw te blijven en in Christus te gelóven, verkregen zij vlekkeloze klederen en met juwelen bezette kronen. Hun leven werd veredeld en verheven voor Gods aangezicht, omdat zij onder de zwaarste omstandigheden pal ston-den voor de waarheid. -- 1879, Vol. 4, blz. 336. ------------------------Hoofdstuk 11--Een Beroep USG2 70 1 Wat moet ik u zeggen, mijn broeders, om u wakker te schudden uit dat gewaande vleselijke gevoel van veiligheid? Mij zijn de gevaren getoond waarin u verkeert. In de Gemeente zijn zowel gelovigen als ongelovigen. Christus heeft deze twee klassen uitgebeeld in Zijn gelijkenis van de wijnstok en de ranken. Hij vermaant Zijn navolgers: "Blijft in Mij en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelf, zo zij niet in de wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen." Johannes 15:4, 5. USG2 70 2 Er is een groot verschil tussen een veronderstelde verbintenis en een wezenlijke gemeenschap met Christus door het geloof. Een belijdenis van de waarheid plaatst de mensen in de gemeente, maar dit bewijst niet dat ze in een levende verbinding staan met de levende Wijnstok. Er bestaat een regel waardoor de ware discipel onderscheiden kan worden van hen die beweren Christus te volgen maar niet in Hem geloven. De ene groep 1882, Vol. 5, blz. 228--234 brengt vruchten voort, de andere draagt geen vrucht. De eersten ondergaan vaak de behandeling van Gods snoeimes, opdat ze meer vrucht zullen voortbrengen; de anderen zullen als verdorde ranken weldra van de wijn-stok gescheiden worden. USG2 71 1 Het gaat mij zo aan het hart ot onze mensen het levende getuigenis onder hen zullen bewaren en of de Gemeente verschoond zal blijven van het ongelovige element. Kunnen we ons een nauwer, inniger verhouding met Christus voorstellen dan geschilderd wordt in de woorden: "Ik ben de Wijnstok en gij de ranken"? De wortelvezeltjes van de rank lijken bijna precies op die van de wijnstok. De toevloeiing van leven, kracht en vruchtbaarheid van de stam naar de ranken geschiedt onbelemmerd en aanhoudend. De wortel zendt zijn voedsel door de rank. En zo is ook de ware verhouding van de gelovige tof Christus. Hij blijft in Christus en neemt zijn voedsel uit Hem op. USG2 71 2 Deze geestelijke verhouding kan alleen bestaan door het oefenen van persoonlijk geloof. Dit geloof moet onzerzijds uitdrukken: algehele voorkeur, volmaakt vertrouwen, totale toewijding. Onze wil moet geheel onder-worpen zijn aan de Goddelijke wil; onze gevoelens, verlangens, belangen en eer moeten ingesteld zijn op de bevordering van Christus' Koninkrijk en de eer van Zijn werk, en dan ontvangen we voortdurend genade van Hem en accepteert Christus onze dankbaarheid. USG2 71 3 Wanneer deze innige verbintenis en gemeenschap tot stand komt, worden onze zonden op Christus gelegd; Zijn rechtvaardigheid wordt ons toegekend. Hij werd zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Door Hem hebben wij toegang tot God; wij zijn aangenomen in de Geliefde. Wie door woord of daad een gelovige kwaad berokkent, verwondt zodoende Jezus. Wie een beker koud water aan een discipel geeft omdat hij een kind van God is, zal door Christus beschouwd worden als dat Hem gedaan te hebben. USG2 71 4 Toen Christus op het punt stond van Zijn discipelen afscheid te nemen, gaf Hij hun dat prachtige zinnebeeld van Zijn verhouding tot de gelovigen. Hij had hun voor ogen gesteld de nauwe verbintenis met Hemzelf, waardoor zij het geestelijke leven konden in stand houden wanneer Hij persoonlijk niet meer aanwezig zou zijn, Om dat in hun verstand te griffen, toonde Hij hun de wijnstok als het treffendste, meest gepaste symbool. USG2 72 1 De Joden hadden altijd de wijnstok beschouwd als de edelste der planten en een beeld van alles dat krachtig, uitmuntend en vruchtbaar is. "De wijnstok," scheen onze Here te wiilen zeggen, "die gij zo zeer op prijs stelt, is een symbool, Ik ben de werkelijkheid; Ik ben de ware Wijnstok. Als natie prijst gijlieden de wijnstok; als zondaars moet gij Mij prijzen boven alle aardse dingen. De rank kan niet leven los van de wijnstok; evenmin kunt gij leven tenzij gij in Mij blijft".... HET KIEZEN VAN DE JUISTE VRIENDENKRING USG2 72 2 Weinigen beseffen de belangrijkheid om die omgang te mijden, die afwijzend staat tegenover godsdienstig leven. Bij het kiezen van een kennissenkring stellen maar weinigen hun geestelijke welvaart voorop. USG2 72 3 Ouders trekken met hun gezinnen naar de steden omdat ze denken daar gemakkelijker een bestaan te vinden dan op het land. De kinderen, die wanneer ze niet in school zitten, niets te doen hebben, gaan de straat op met al de opvoedkundige nadelen daaraan verbonden. Door omgang met slechte elementen worden ze losbandig en nemen slechte gewoonten over. De ouders zien dat alles wel; maar het zou een offer vereisen om hun dwaling te verbeteren, en ze blijven waar ze zijn, tot Satan hun kinderen geheel in zijn macht krijgt. Het is toch beter een werelds belang op te offeren dan de kostbare zielen die aan uw zorgen zijn toevertrouwd, in gevaar te brengen. Zij zullen aan verzoekingen bloot staan en moeten leren hoe ze daar tegenin moeten gaan; maar het is uw plicht elke invloed te beknotten, elke gewoonte tegen te gaan, elke band fe verscheuren welke een belemmering is dat u uzelf en uw gezin van ganser harte aan God wijdt. USG2 73 1 Inplaats van naar een overvolle stad te trekken, kunt u beter een rustige omgeving zoeken, waar uw kinderen, voor zover dat mogelijk is, beschermd zullen zijn tegen verzoeking en waar u ze zult kunnen leiden en opvoeden tot nuttige mensen. De profeet Ezechiël geeft in dat opzicht een opsomming van de oorzaken die Sodoms zonde en verwoesting ten gevolge hadden: "Hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had zij en haar dochters; maar zij sterkte de hand van de arme en nooddruftige niet." Allen die aan het oordeel over Sodom willen ontkomen, moeten de weg mijden die Gods oordelen over deze zondige stad bracht. USG2 73 2 Mijn broeders, u veronachtzaamt de heilige eisen Gods door uw verzuim uzelf en uw kinderen aan Hem te wijden. Velen van u verkeren in een valse gerustheid, zijn in beslag genomen door zelfzuchtige belangen en worden aangetrokken door aardse schatten. U vreest het kwaad niet. Het gevaar schijnt zo ver weg. U zult bedrogen, misleid worden tot een eeuwige ondergang tenzij u tot inkeer komt en tot de Here terugkeert met berouw en een verslagen hart. USG2 73 3 Steeds weer opnieuw spreekt de stem vanuit de hemel tot u. Zult u die stem gehoorzamen? Zult u acht slaan op de raadgeving van de trouwe Getuige om het goud, beproefd komende uit het vuur, de witte klederen en de ogenzalf te kopen? Het goud is geloof en liefde, de witte klederen de gerechtigheid van Christus, de ogenzalf is dat geestelijke onderscheidingsvermogen dat u in staat zal stellen de listen van Satan te zien en daaraan te ontkomen, de zonde te ontdekken en te verafschuwen, de waarheid te zien en te gehoorzamen. USG2 73 4 De dodelijke traagheid van de wereld verlamt uw gevoelens. Zonde lijkt niet langer zo afstotend, omdat u verblind is door Satan. De oordelen Gods zullen weldra over de wereld worden uitgestort. "Behoud u om uws levens wil" (Genesis 19:17) is de waarschuwing van de engelen Gods. Men hoort die andere stemmen zeggen: "Maak je niet zo druk; er is helemaal geen reden voor bijzonder alarm." Die zich zo in Sion op hun gemak gevoelen, roepen: "Vrede en geen gevaar," terwijl de hemel verkondigt dat een snelle verwoesting weldra over de overtreder zal komen. De jeugdige, de wufte, de vermaak zoekende beschouwt deze waarschuwingen als ijdele sprookjes en maakt er zich met een grap vanaf. Ouders zijn geneigd te denken dat het in dit opzicht met hun kinderen in orde is, en allen slapen rustig voort. Zo was het ook ten tijde van de verwoesting der oude wereld en toen Sodom en Gomorra door vuur werden vernietigd. In de avond vlak vóór de verwoesting w.aren de steden der vlakte brooddronken in hun vermaken. Lot werd bespot om zijn vrees en zijn waarschuwingen. Maar het waren de spotters die in de vlammen omkwamen. Diezelfde nacht werd de deur der genade voor de goddeloze zorgeloze bewoners van Sodom voorgoed gesloten. USG2 74 1 Het is God, Die in Zijn hand het lot der zielen houdt. Hij zal Zich niet altijd laten bespotten; Hij zal niet altijd spot dulden. Zijn oordelen zijn reeds in het land. Grimmige, vreselijke stormen laten op hun doortocht dood en vernieling achter. Het verslindende vuur maakt het verlaten bos en de overvolle stad met de grond gelijk. Storm en schipbreuk wachten hen die over de oceanen gaan. Allen die over land reizen, staan bloot aan ongelukken. Orkanen, aardbevingen, oorlog en hongersnood volgen elkander snel op. Nochtans zijn de harten der mensen verhard. Zij erkennen de waarschuwende stem van God niet. Zij willen niet vluchten naar de enige schuilplaats voor de opkomende storm. USG2 74 2 Velen die op de muren van Sion geplaatst zijn om met een scherp oog uit te zien naar naderend gevaar om dan hun waarschuwende stem te verheffen, zijn zelf in slaap gevallen. Juist degenen die in dit uur van gevaar het werkzaamst en waakzaamst behoorden te zijn, verzuimen hun plichten en brengen over zichzelf het bloed der zielen. USG2 74 3 U hebt verzuimd uw kinderen de aandacht en bemoediging te schenken die ze zo van node hebben. U hebt ze niet op uw hart gebonden met de tederste banden der liefde. Uw zakelijke aangelegenheden nemen uw tijd en krachten grotendeels in beslag en zijn oorzaak dat u uw huiselijke plichten verwaarloost. U hebt zich evenwel zó aan die last gewend, dat het u een groot offer toeschijnt om die af te leggen; toch, wanneer u dit zou kunnen doen, zou dit ten goede komen aan uw geestelijke belangen en aan het geluk en de moraal van uw kinderen. Het zou goed voor u zijn die drukkende lasten eens af te leggen en eens ontspanning te gaan zoeken op het land, waar niet zo'n sterke invloed is om het zedelijke bewustzijn van de kinderen te bederven. USG2 75 1 Zeker, u zou ook op het land niet geheel vrij zijn van vervelende dingen en drukkende zorgen;, maar u zou daar toch heel wat kwade dingen ontlopen, en de deur kunnen sluiten tegen een vloed van verleidingen die dreigen de geest van uw kinderen te overbelasten. Ze hebben bezigheid en wat verandering nodig. De sleur van het gezinsleven maakt hen onrustig en rusteloos en ze zijn vriendschappelijke verbindingen gaan aanknopen met nietswaardige jongens van de stad, waardoor ze de gewoonten van de straat gaan overnemen. -- 1876, Vol. 4, blz. 135,136. ------------------------Hoofdstuk 12--Christelijke Eendracht USG2 76 1 "Ik bid u, broeders, door de Naam van onze Here Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in een zelfde zin en in een zelfde gevoelen." 1 Korinthe 1 : 10. USG2 76 2 Eendracht maakt macht, tweedracht verzwakt. Wanneer zij die de waarheid geloven, eendrachtig zijn, oefenen ze een sterke invloed uit. Satan begrijpt dat heel goed. Nooit was hij meer vastbesloten dan nu om de waarheid Gods tot nul en gener waarde te maken door ‘s Heren volk aan te porren tot bitterheid en tweedracht. USG2 76 3 De wereld is tegen ons, de populaire kerken zijn tegen ons, de wetten des lands zullen spoedig tegen ons zijn. Als er ooit een tijd was waarin Gods volk zich moet aaneensluiten, dan is het nu. God heeft ons opgedragen de speciale waarheden van deze tijd aan de wereld bekend te maken. De laatste genadeboodschap wordt nu verkondigd. We hebben te doen met mannen en vrouwen die aan het oordeel zijn onderworpen. Hoe nauwgezet moeten we zijn in elk woord en daad om het Voorbeeld dicht na te volgen, opdat ons voorbeeld mensen mag brengen tot Christus. Hoe nauwgezet moeten we trachten de waarheid te brengen, opdat anderen, bij het zien van haar schoonheid en eenvoud, er toe geleid mogen worden haar aan te nemen. Indien onze karakters getuigen van haar heiligende kracht, zullen we voor anderen een voortdurend licht zijn -- levende brieven, bekend en gelezen door alle mensen. Wij mogen Satan geen voet geven door verdeeldheid, tweedracht en twist te koesteren. USG2 76 4 Dat eenheid en liefde onder Zijn discipelen zouden bestaan, was het zwaartepunt in het laatste gebed van 1882, Vol. 5, blz. 236--248 onze Heiland vlak voor Zijn kruisiging. Met de doods-strijd van het kruis in het vooruitzicht, was Zijn bede niet voor Hemzelf, maar voor degenen die Hij zou achterlaten om Zijn werk op aarde voort te zetten. De zwaarste beproevingen stonden hen te wachten, maar Jezus zag dat hun grootste gevaar zou liggen in een geest van bitterheid en verdeeldheid. Daarom bad Hij: "Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. Gelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzo heb Ik hen ook in de wereld gezonden. En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen die door hun woord in Mij geloven zullen. Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt." Johannes 17 : 17--21. USG2 77 1 Dat gebed van Christus omvat al Zijn navolgers tot het einde des tijds. Onze Heiland voorzag de beproevingen en gevaren van Zijn volk. Hij is bekommerd om de tweedracht en verdeeldheid die Zijn Gemeente verscheuren en verzwakken. Hij ziet op ons neer met dieper belangstelling en inniger medelijden dan het hart van een aardse ouder staat tegenover een ongezeglijk, eigenzinnig kind. Hij vraagt ons van Hem te leren. Hij vraagt ons vertrouwen. Hij vraagt ons, onze harten te openen om Zijn liefde te ontvangen. Hij heeft de belofte gedaan onze Helper te zijn. EVENWICHTIGE GEESTELIJKE LEIDING USG2 77 2 Toen Jezus ten hemel voer, liet Hij het werk op aarde in handen van Zijn dienstknechten, de onderherders. "Deze heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars, tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus, totdat wij allen zullen komen tot de eenheid des geloofs en der kennis van de Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus." Efeze 4 : 11--13. Bij het uitzenden van Zijn dienstknechten gaf onze Heiland gaven aan de mensen, want door hen verschaft Hij aan de wereld de woorden des eeuwigen levens. Dat zijn de middelen die God heeft verordineerd voor de volmaking der heiligen in kennis en ware heiligheid. Het werk van Christus' arbeiders bestaat niet enkel in het prediken der waarheid; zij moeten waken over zielen zoals dezulken die voor God rekenschap moeten afleggen. Zij moeten wederleggen, bestraffen, vermanen in alle lankmoedigheid en leer. USG2 78 1 Allen die door de werkzaamheden van Gods dienstknecht een zegen hebben ontvangen, moeten naar hun bekwaamheid zich met hem verenigen om voor de redding van zielen te arbeiden. Dit is het werk van alle ware gelovigen, predikanten en leken. Zij moeten het grote doel altijd voor ogen houden, een ieder moet er naar streven de plaats die hij in de gemeente inneemt, na te komen en allen moeten samenwerken in orde, eenheid en liefde. USG2 78 2 Er schuilt absoluut geen zelfzucht of bekrompenheid in de godsdienst van Christus. Zijn beginselen zijn omvangrijk en doortastend. Het is door Christus voorgesteld als het heldere licht, als het reddende zout, als de verandering aanbrengende zuurdesem. Met ijver, ernst en toewijding zullen de dienstknechten Gods er naar streven de kennis der waarheid ver en dichtbij te verspreiden; evenwel zullen zij niet verzuimen om aan de kracht en de eenheid der Gemeente hun aandacht te besteden. Daarop zullen zij nauwlettend toezien, want anders bestaat de kans dat verschil en verdeeldheid binnensluipen. USG2 78 3 Er zijn onder ons mannen opgestaan die belijden dienstknechten van Christus te zijn, maar hun werk gaat lijnrecht in tegen de eenheid welke onze Here in de Gemeente vestigde. Zij hebben hun eigen plannen en wijze van arbeid. Zij willen veranderingen die bij hun ideeën van uitbreiding passen, in de Gemeente invoeren, en dan verbeelden ze zich dat aldus grote resultaten bereikt zullen worden. Deze mensen moesten in de school van Christus veeleer leerlingen dan leraars zijn. Ze zijn altijd even rusteloos, haken er naar om iets groots tot stand te brengen, iets te doen dat hun eer en aanzien verschaft. Zij moeten de meest profijtelijke van alle lessen leren, nederigheid en geloof in Jezus. Sommigen letten scherp op hun medearbeiders en willen die zo graag op hun fouten wijzen, terwijl ze veel beter deden hun eigen ziel voor te bereiden op die grote strijd die hun te wachten staat. De Heiland vraagt hun: "Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen." Mattheüs 11 : 29. USG2 79 1 Leraars der waarheid, zendelingen en beambten in de gemeente kunnen een goed werk voor de Meester doen, wanneer ze hun eigen zielen willen reinigen door de waarheid te gehoorzamen. Elke levende Christen zal een onbaatzuchtige arbeider voor God zijn. De Here heeft ons een kennis van Zijn wil gegeven, opdat wij voor anderen kanalen des lichts kunnen worden. Wanneer Christus in ons woont, dan kan hef niet anders of we moeten voor Hem werken. Het is onmogelijk de gunst van God te houden en de zegen te genieten van de liefde van een Heiland, en toch onverschillig te staan tegenover de gevaren van hen die in hun zonden dreigen om te komen. "Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt." Johannes 15:8. PAULUS DRINGT AAN OP EENHEID EN LIEFDE USG2 79 2 Paulus dringt er bij de Efeziërs op aan de eenheid en de liefde te bewaren: "Zo bid ik u dan, ik, de gevangene in de Here, dat gij wandelt waardig der roeping met welke gij geroepen zijt; met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, verdragende elkander in liefde; u benaarstigende te behouden de eenheid des Geestes door de band des vredes. Eén lichaam is het en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping; één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die daar is boven allen en door allen en in u allen." Efeze 4 : 1--6. USG2 79 3 De apostel vermaant zijn broeders om de kracht der waarheid die hij hun gebracht heeft, in hun leven te openbaren. Door zachtmoedigheid en vriendelijkheid, verdraagzaamheid en liefde, moesten ze hef karakter van Christus en de zegeningen van Zijn zaligmaking aan het licht brengen. Er is maar één lichaam, en één Geest, één Here, één geloof. Als leden van hef lichaam van Christus zijn alle gelovigen bezield met dezelfde geest en dezelfde hoop. Verdeeldheden in de Gemeente werpen voor de wereld een smet op de godsdienst van Christus en bieden de vijanden der waarheid gelegenheid om hun handelingen te rechtvaardigen. Paulus' raad-gevingen werden niet enkel voor de Gemeente in zijn tijd gegeven. Het was Gods bedoeling dat ze ook onder onze aandacht zouden komen. Wat doen wij om de eenheid te behouden in de banden des vredes? USG2 80 1 Toen de Heilige Geest werd uitgestort over de eerste gemeente, hadden de broeders elkander lief. ".... Zij aten tezamen met verheuging en eenvoudigheid des harten; en prezen God en hadden genade bij het ganse volk. En de Here deed dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden." Handelingen 2 :46, 47. Die primitieve Christenen waren maar weinigen in aantal, zonder welstand of aanzien, nochtans oefenden zij een machtige invloed uit. Het licht der wereld straalde van hen uit. Zij waren een schrik voor de kwaaddoeners, waar hun karakter en hun leerstellingen ook maar openbaar werden. Uit dien hoofde werden ze gehaat door de goddelozen en vervolgd, ja zelfs ter dood gebracht. GODS MAATSTAF ONVERANDERD USG2 80 2 De maatstaf der heiligheid is heden dezelfde als in de dagen der apostelen. Noch de geboden, noch de eisen van God hebben ook maar iets van hun kracht ingeboet. Maar hoe is de toestand van ‘s Heren belijdend volk vergeleken met de eerste gemeente? Waar is de Geest en de kracht Gods die toen met de prediking van hef Evangelie gepaard ging? Helaas, "hoe is hef goud verdonkerd, het goede fijne goud veranderdI" Klaagliederen 4 : 1. USG2 80 3 De Here plantte Zijn Gemeente als een wijnstok in vruchtbare grond. Met tedere zorg voedde en verzorgde Hij hem, opdat hij de vruchten der gerechtigheid zou voortbrengen. Zijn woorden luiden: "Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik hem niet gedaan heb." Maar deze wijnstok van Gods planting heeft zich naar de aarde gebogen en zich met zijn ranken vastge-hecht aan menselijke steunsels. Zijn ranken hebben zich wijd en zijd verspreid, maar hij draagt de vruchten van een wilde wijnstok. De Meester van de wijngaard zegt: "Waarom heb Ik verwacht dat hij goede druiven voortbrengen zou, en hij heeft stinkende druiven voortgebracht?" Jesaja 5 : 4. USG2 81 1 De Here heeft aan Zijn Gemeente grote zegeningen geschonken. Rechtvaardigheid eist dat zij deze talenten met woeker teruggeeft. Als de schatten der waarheid die aan haar hoede zijn toevertrouwd, zijn vermeerderd, dan zijn ook haar verplichtingen groter geworden. Maar in plaats zich deze gaven te nutte te maken en voort te gaan naar de volmaaktheid, is zij afgevallen van hetgeen zij in haar vroegere leven had bereikt. De verandering in haar geestelijke toestand heeft zich langzamerhand en bijna onmerkbaar voltrokken. Toen ze de lof en de vriendschap der wereld begon te zoeken, verdoofde haar geloof, verflauwde haar ijver, en maakte haar eigen toewijding plaats voor een dode vormendienst. Elke voortgaande stap naar de wereld was een stap van God af. Toen hovaardij en wereldse eerzucht werden gekoesterd, trok de Geest van Christus Zich terug, en naijver, verdeeldheid en twist slopen binnen om in de Gemeente verwarring te stichten en haar te verzwakken. USG2 81 2 Paulus schrijft aan zijn broeders te Korinthe: "Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is en twist en tweedracht, zijt gij niet vleselijk en wandelt gij niet naar de mens?" 1 Korinthe 3 : 3. Het is onmogelijk voor mensen wier geest verward is door naijver en twist, de diepe geestelijke waarheden van Gods Woord in zich op te nemen. "De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die van de Geest Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden." 1 Korinthe 2:14. Zonder de hulp van die Geest door Wie het Woord was gegeven, kunnen wij Goddelijke openbaring niet recht verstaan of waarderen. USG2 82 1 Die gesteld zijn om te waken over de geestelijke belangen van de Gemeente, moeten nauwgezet zijn in het geven van een goed voorbeeld, en geen gelegenheid geven voor naijver, jaloersheid of achterdocht, maar altijd diezelfde geest van liefde, eerbied en hoffelijkheid openbaren, die zij zo graag in hun broeders willen aanmoedigen. IJverig moet worden acht geslagen op. de aanwijzingen van Gods Woord. Laat men elke openbaring van wrevel en onvriendelijkheid de kop indrukken; laat elke wortel van bitterheid worden weggenomen. Wanneer onder broeders zich moeilijkheden voordoen, moet de regel van de Heiland strikt worden nagevolgd. Alles wat mogelijk is moet gedaan worden om een verzoening tot stand te brengen; maar wanneer de partijen koppig in hun geschil blijven volharden, moeten ze tijdelijk van dienst ontheven worden, tot de eendracht tussen hen is hersteld. EEN TIJD VAN ONDERZOEK DES HARTEN USG2 82 2 Ten aanzien van moeilijkheden in de gemeente moet ieder lid zijn eigen hart onderzoeken om te zien of de oorzaak van die moeite niet bij hem rust. Door geestelijke hoogmoed, een verlangen om te heersen, een eerzuchtig hunkeren naar aanzien en positie, een gebrek aan zelfbeheersing, het toegeven aan hartstocht en vooroordeel, door onstandvastigheid van of gebrek aan oordeel, kan in de gemeente verwarring ontstaan en haar vrede worden opgeofferd. USG2 82 3 Moeilijkheden worden vaak veroorzaakt door geroddel, waarvan de gefluisterde zinspelingen en vermoedens argeloze geesten vergiftigen en de innigste vrienden van elkander scheiden. Onruststokers worden in hun boos werk bijgestaan door de velen die met open oren en een boos hart zeggen: "Vertel het ons maar dan zullen wij het wel verder vertellen." Deze zonde mag niet geduld worden onder de navolgers van Christus. Geen christe lijke ouder mag toestaan dat in de gezinskring dat geroddel wordt herhaald of dat opmerkingen worden gedaan die de leden van de gemeente oneer aandoen. USG2 83 1 Christenen moeten het als een godsdienstige plicht zien, een geest van jaloersheid of naijver te onderdrukken. Zij moeten zich verheugen in de uitstekende naam of welvaart van hun broeders, zelfs wanneer hun eigen karakter of daden daarbij in de schaduw staan. Juist door de hovaardij en eerzucht die Satan in zijn hart koesterde, werd hij uit de hemel gebannen. Deze boosheden zijn diep geworteld in onze gevallen natuur, en als ze niet worden weggenomen, dan zullen ze elke goede en edele eigenschap overschaduwen, en als hun verderfelijke vruchten nijd en twist voortbrengen. USG2 83 2 Wij moeten eerder streven naar ware goedheid dan naar grootheid. Die de geest van Christus bezitten, zullen ootmoedig zijn ten opzichte van zichzelf. Zij zullen arbeiden voor de zuiverheid en de bloei van de Gemeente, en eerder bereid zijn hun eigen belangen en verlangens op te offeren dan tweedracht te stichten onder hun broeders. USG2 83 3 Satan is voortdurend bezig wantrouwen, verwijdering en nijd onder Gods volk te brengen. Vaak zal ons het gevoel worden opgedrongen dat onze rechten worden aangetast, terwijl er feitelijk voor zo'n gevoel in het geheel geen reden is. Zij wier eigenliefde sterker is dan hun liefde voor Christus en Zijn werk, zullen hun eigen belangen voorop stellen en alles te baat nemen om die te handhaven. Wanneer ze zich benadeeld beschouwer door hun broeders, zullen sommigen zelfs de uitspraak van de rechters inroepen in plaats van de regel van de Heiland na te volgen. RECHTSGEDINGEN TUSSEN BROEDERS USG2 83 4 Zelfs velen die ogenschijnlijk gewetensvolle Christenen zijn, worden door hoogmoed en eigendunk weerhouden om persoonlijk te gaan tot hen die naar hun inzicht dwalen, opdat zij de zaak in de geest van Christus kunnen overleggen en voor elkander kunnen bidden. Twist, strijd en processen tussen broeders doen de zaak der waarheid oneer aan. Die zo'n weg inslaan, stellen de Gemeente bloot aan de bespotting van haar vijanden en doen de machten der duisternis triomferen. Zij rijten opnieuw de wonden van Christus open en maken Hem openlijk te schande. Door het gezag der Gemeente niet te erkennen, tonen ze minachting tegenover God, die de Gemeente haar gezag verleende. USG2 84 1 Paulus schrijft aan de Galatiërs: "Och, of zij ook afgesneden werden die u onrustig maken! Want gij zijt tof vrijheid geroepen, broeders; alleen gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. Want de gehele wet wordt in één woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelf. Maar indien gij elkander bij.t en vereet, ziet toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt. En ik zeg: Wandelt door de Geest en volbrengt de be-geerlijkheid van het vlees niet.'‘ Galaten 5 : 12--16. USG2 84 2 Valse leraars hadden de Galatiërs leerstellingen gebracht die lijnrecht ingaan tegen hef Evangelie van Christus. Paulus probeerde deze dwalingen te ontzenuwen en te verbeteren. Hij verlangde vurig dat de valse leraars zouden worden afgesneden van de Gemeente, maar zo vele gelovigen stonden onder hun invloed, dat het gewaagd scheen een actie tegen hen te ondernemen. Er was gevaar dat twist en tweedracht zouden ontstaan, hetgeen vernietigend zou zijn voor de geestelijke belangen van de Gemeente. Hij probeerde daarom zijn broeders de belangrijkheid te doen inzien van fe trachten elkander in liefde bij te staan. USG2 84 3 Hij verklaarde dat al de geboden van de wet die onze plicht ten opzichte onzer medemensen omschrijven, vervuld worden in liefde jegens elkander. Hij waarschuwde hen, dat wanneer ze zich overgaven aan haaf en twist, aan verdeeldheid onder elkander en ze, evenals de gewelddadigen elkander zouden bijten en verslinden, zij in deze tijd ongeluk over zichzelf zouden brengen en ook in de toekomst de ondergang. Er was slechts één weg om dit vreselijke kwaad te voorkomen, en dat was, zoals de apostel hen ingrifte: "Wandelen door de Geest". Zij moesten door aanhoudend gebed de leiding zoeken van de Heilige Geest, Die hen zou brengen tot liefde en eendracht. WANNEER SATAN DE LEIDING NEEMT USG2 85 1 Een huis dat tegen zichzelf verdeeld is, kan niet blijven bestaan. Wanneer Christenen twisten, komt Satan om de leiding te nemen. Hoe vaak is hij er al in geslaagd om de vrede en eenheid der gemeenten te verstoren. Wat scherpe tegenkantingen, wat een bitterheid, wat een haat zijn al ontstaan uit een kwestie van niets! Wat een verwachtingen zijn de bodem ingeslagen, hoevele gezinnen uiteengescheurd door twist en tweedracht. USG2 85 2 Paulus waarschuwt zijn broeders op te passen, opdat ze niet door het verbeteren van andermans fouten zonden zouden begaan die even groot zijn. Hij waarschuwt hen dat haat, naijver, wraak, twist, opruiing, ketterijen en jaloersheid even zeker de werken des vleses zijn als wellust, overspel, dronkenschap en moord, en even zeker de poort des hemels gesloten zullen houden voor de schuldigen. USG2 85 3 Christus verkondigde: "Zo wie één van deze kleinen die in Mij geloven, ergert, het ware hem beter dat een molensteen om zijn hals gedaan was en dat hij in de zee geworpen was." Markus 9 : 42. Die door een vooropgezet bedrog of door een slecht voorbeeld een discipel van Christus misleidt, is schuldig aan een grote zonde. Wie hem tot een voorwerp van laster of van bespotting zou maken, beledigt Jezus. Op onze Heiland is elk kwaad te zien dat Zijn navolgers wordt gedaan. USG2 85 4 Hoe werden diegenen gestraft die in het verleden lichtvaardig omgingen met wat God Zich als heilig had verkozen? Belsazar en zijn duizend disgenoten ontwijdden de gouden vaten des Heren en prezen de afgoden van Babylon. Maar de God Die zij trotseerden, was getuige van het onheilige toneel. Temidden van hun heiligschennend vermaak werd een bloedeloze hand gezien die op de wand van het paleis geheimzinnige tekens schreef. Vol schrik en ontzetting hoorden koning en hovelingen hun verdoemenis uitspreken door de dienstknecht des Allerhoogsten. USG2 86 1 Laten zij die zo gaarne leugen en lasterende woorden spreken tegen de dienstknechten van Christus, er aan denken dat God getuige is van hun daden. Hun lasterende aanraking ontwijdt geen zielloze vaten, maar de karakters van hen die Christus met Zijn bloed heeft gekocht. De hand die de letters tekende op de muur van Belsazars paleis, houdt nauwkeurig aantekening van elke onrechtvaardigheid en verdrukking die begaan wordt jegens Gods volk. USG2 86 2 De heilige geschiedenis levert treffende voorbeelden van ‘s Heren jaloerse zorg over de zwaksten van Zijn kinderen. Gedurende Israels tocht door de woestijn, werden de vermoeiden en zwakken die uitgevallen en achtergebleven waren, door de laffe en wrede Amalekieten aangevallen en gedood. Later streed Israël tegen de Amalekieten en versloeg ze. "Toen zeide de Here tof Mozes: Schrijf dit ter nagedachtenis in een boek en leg het in de oren van Jozua, dat Ik de gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder de hemel." Exodus 17 : 14. Weer werd het bevel herhaald door Mozes vlak voor zijn dood, opdat het door zijn nakomelingschap niet vergeten zou worden: "Gedenkt wat u Amalek gedaan heeft op de weg toen gij uit Egypte uittoogt; hoe hij u op de weg ontmoette en onder u in de achter-hoede al de zwakken achter u sloeg, toen gij moede en mat waart; en hij vreesde God niet.... Gij zult de gedachtenis van Amalek van onder.de hemel uitdelgen; vergeet het niet!" Deuteronomium 25 : 17--19. USG2 86 3 Wanneer God alzo de wreedheid van een heidens volk straft, hoe moet Hij dan wel staan tegenover hen die, terwijl ze belijden Zijn volk te zijn, strijd voeren tegen hun eigen broeders die vermoeid en afgetobd zijn van hun arbeid in Zijn zaak? Satan heeft grote macht over hen die zich onder hem stellen. Hef waren de overpriesters en oudsten -- de godsdienstige leraars van hef volk -- die de moordlustige menigte van de gerechtszaal tot Golgotha opzweepten. Er zijn leden onder de belijdende volgelingen van Christus, harten die gedreven worden door dezelfde geest, die schreeuwde om de kruisiging van onze Heiland. Laten de werkers der ongerechtigheid bedenken dat er een Getuige is van al hun daden, een heilig God, Die de zonde haat. Hij zal al hun werken in het gericht brengen, met alles wat verborgen is. USG2 87 1 "Maar wij die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen en niet onszelf te behagen. Dat een iegelijk van ons zijn naaste behage ten goede, tot stichting. Want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd." Romeinen 15 : 1--3. Zoals Christus medelijden met ons had en ons hielp in onze zwakheid en zondigheid, zo moeten wij met anderen medelijden hebben en hen helpen. Velen zijn verward door twijfel, gaan gebukt onder gebreken, zijn zwak in het geloof, niet in staat zich vast te klemmen aan de Onzienlijke; maar een vriend die ze kunnen aanschouwen en die tot hen komt in Christus' plaats, kan een verbindende schakel zijn om hun wankel geloof op God te vestigen. O, dit is een gezegend werk! Laat geen hovaardij en zelfzucht ons weerhouden om het goede te doen, dat we kunnen doen zo we willen arbeiden in Christus' naam en met liefdevolle, tedere geest. RICHT DE GEVALLENEN OP USG2 87 2 "Broeders, indien ook een mens overvallen was door enige misdaad; gij die geestelijk zijt, brengt de zodanige terecht met de geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelf, opdat ook gij niet verzocht wordt. Draagt elkanders lasten en vervult alzo de wet van Christus." Galaten 6:1, 2. Hier wordt opnieuw onze plicht ons duidelijk voor ogen gehouden. Hoe kunnen belijdende volgelingen van Christus zo gemakkelijk heenlopen over deze geïnspireerde vermaningen? USG2 87 3 Niet lang geleden ontving ik een brief waarin geschreven werd over de onberadenheid van een broeder. Hoewel dat jaren geleden gebeurd was en van weinig betekenis, nauwelijks de moeite waard om dat op te halen, schreef de schrijfster dat dit voor goed haar vertrouwen in die broeder had verstoord. Zouden er in het leven van die zuster geen erger dingen gebeurd zijn, dan zou dat inderdaad een wonder zijn, want de natuur van de mens is erg zwak. Ik had en heb nog steeds gemeen-schap met broeders en zusters die schuldig zijn aan ernstige zonden en die zelfs nu nog niet hun zonden zien zoals God die ziet. Maar de Here heeft nog bemoeienissen met deze mensen, en waarom zou ik die dan niet hebben? Hij wil nochtans Zijn Geest zulk een indruk op hun harten laten maken, dat de zonde hun zal toeschijnen gelijk aan Paulus, namelijk bovenmate zondig. USG2 88 1 Wij kennen maar weinig ons eigen hart en hebben weinig kijk op onze eigen behoefte aan de genade Gods. Daarom hebben wij zo weinig vreugde van dat liefelijke medelijden dat Jezus openbaarde ten opzichte van ons, en dat wij jegens elkander moeten Openbaren. We moeten bedenken dat onze broeders zwakke, dwalende stervelingen zijn, evenals wijzelf. Veronderstel dat een broeder door onwaakzaamheid in de verleiding gevallen is, en tegen zijn gewoon gedrag in, een of andere fout heeft begaan, hoe moet dan onze houding tegenover hem zijn? Wij leren uit de Bijbel dat mannen die God heeft gebruikt om een groot en goed werk te doen, ernstige zon-den hebben begaan. De Here lief dit niet zonder berisping voorbijgaan, en toch verwierp Hij Zijn dienstknechten niet. Kregen zij berouw, dan schonk Hij hun genadig vergiffenis en openbaarde hun Zijn tegenwoordigheid en werkte door hen. USG2 88 2 Laten arme, zwakke stervelingen bedenken hoezeer ze zijn aangewezen op het medelijden en de lankmoedigheid van God en van hun broeders. Laten ze oppassen dat ze anderen niet oordelen en veroordelen. We moeten acht slaan op de raadgeving van de apostel: "Gij die geestelijk zijt, brengt de zodanige terecht met de geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelf opdat ook gij niet verzocht wordt." Galaten 6:1. Ook wij kunnen onder verzoeking vallen en hebben al de lankmoedigheid nodig die wij moeten uitoefenen tegenover de, kwaaddoener. "Met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden." Mattheüs 7 : 2. USG2 89 1 De apostel voegt een waarschuwing toe aan de onafhankelijke en zelfvertrouwende: "Want zo iemand meent iets te zijn terwijl hij niets is, die bedriegt zichzelf in zijn gemoed.... Een iegelijk zal zijn eigen pak dragen." Galaten 6 : 3--5. Die zichzelf beschouwt dat hij in oordeel en ervaring boven zijn broeders staat en hun raad en vermaning veracht, bewijst dat hij zichzelf op gevaarlijke wijze misleidt. Het hart is bedriegelijk. Hij moet zijn karakter en zijn leven toetsen aan de maatstaf van de Bijbel. Gods Woord werpt een feilloos licht op het pad van ‘s mensen leven. Niettegenstaande de vele in-vloeden die opkomen om de geest af te leiden, zullen zij die God oprecht vragen om wijsheid, op de goede weg worden geleid. Een ieder moet tenslotte staan of vallen voor zichzelf, niet overeenkomstig de zienswijze van de partij die hem ondersteunt of tegenstaat, niet overeenkomstig het oordeel van wie ook, maar overeenkomstig zijn eigen karakter voor Gods aangezicht. De gemeente kan waarschuwen, raad geven en vermanen, maar zij kan niemand dwingen een rechte weg te gaan. Wie volhardt in het veronachtzamen van Gods Woord, moet zijn eigen last dragen, voor zichzelf God antwoorden en de gevolgen van zijn eigen handelwijze ondergaan. USG2 89 2 De Here heeft ons in Zijn Woord omlijnde, onmiskenbare instructies gegeven, en door gehoorzaamheid daaraan kunnen we eendracht en harmonie in de gemeente bewaren. Broeders en zusters, slaat u acht op deze geinspireerde inscherpingen? Leest u de Bijbel en bent u daders des woords? Streeft u er naar om het gebed van Christus, dat Zijn navolgers één mochten zijn, in vervulling te doen gaan? "De God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u, dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus; opdat gij eendrachtelijk, met één mond, God moogt verheerlijken." Romeinen 15: 5, 6. "Wordt volmaakt, zijt getroost, zijt eensgezind, leeft in vrede; en de God der liefde en des vredes zal mei u zijn." 2 Korinthe 13:11. USG2 90 1 Gods gebouw. "Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij." 1 Korinthe 3 : 9. Dit beeld stelt het karakter van de mens voor, dat punt voor punt moet opgebouwd worden. Elke dag werkt God aan Zijn gebouw, laag op laag, om de structuur te volmaken opdat het voor Hem een heilige tempel wordt. De mens moet met God samen-werken. Iedere werker moet worden wat God met hem voorheeft, zijn leven opbouwend met reine, edele daden opdat ten laatste zijn karakter een evenredig bouwwerk zal zijn, een ware tempel die in aanzien is bij God en de mens. Er mag in het gebouw geen scheur zijn, want het is des Heren. Elke steen moet precies gelegd worden, om de druk die daarop komt, te kunnen weerstaan. Eén steen verkeerd gelegd, zal ten nadeel zijn van het gehele gebouw. Tot u en tot elke andere arbeider richt God de waarschuwing: "Let wel hoe gij bouwt, opdat uw gebouw de proef van storm en orkaan kan doorstaan, omdat het gefundeerd is op de eeuwige Rots. Plaats de steen op het vaste fundament, opdat ge gereed zult zijn in de dag van beproeving, wanneer allen gezien zullen worden zoals ze werkelijk zijn." USG2 90 2 Deze waarschuwing gaf God mij, als bijzonder nodig voor uw welzijn. Hij heeft u lief met een liefde die onmetelijk is. Hij heeft uw broeders in het geloof lief en Hij werkt met hen tot hetzelfde doel als waartoe Hij met u werkt. Zijn Gemeente op aarde moet voor de wereld Goddelijke verhoudingen aannemen, als een tempel gebouwd van levende stenen, terwijl van elke steen licht weerkaatst. Zij moet het licht der wereld zijn, als een stad die gebouwd is op een berg, niet verborgen kan blijven. Zij is gebouwd met stenen die precies aansluitend gelegd zijn, de ene steen passend op de andere, waardoor een stevig, hecht gebouw ontstaat. Niet al de stenen hebben dezelfde vorm. Sommigen zijn groot, anderen klein, maar elk heeft zijn eigen plaats in te nemen. En de waarde van elke steen wordt bepaald door het licht dat hij weerkaatst. Dat is Gods plan. Hij verlangt dat al Zijn werkers de hun aangewezen plaatsen innemen in het werk voor deze tijd. USG2 91 1 Wij leven te midden der gevaren van de laatste dagen. We doen verstandig elke geestelijke en lichamelijke kracht aan te kweken; want allen zijn nodig om van de Gemeente een gebouw te maken dat de wijsheid van de grote Ontwerper ontvouwt. De talenten ons door God gegeven, zijn Zijn gaven, en zij moeten gebruikt worden in hun juiste verhouding tot elkander om tot een volmaakt geheel te komen God geeft de talenten, de krachten van de geest; de mens vormt het karakter. -- 1904, Vol. 8, blz. 173, 174. ------------------------Hoofdstuk 13--Christus Onze Rechtvaardigheid USG2 92 1 "Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid." 1 Johannes 1 : 9. USG2 92 2 God verlangt dat we onze zonden belijden en onze harten voor Hem verootmoedigen; maar tegelijkertijd moeten we op Hem vertrouwen als een medelijdend Vader, Die degenen die op Hem betrouwen, niet zal ver-laten. Velen van ons wandelen door aanschouwen' en niet door het geloof. We geloven de dingen die gezien worden, maar stellen de kostelijke beloften die ons in Gods Woord gegeven worden, niet op prijs. En toch kunnen we God niet méér oneer aandoen dan door te laten zien dat we wantrouwen hetgeen Hij zegt en ons afvragen of de Here nu werkelijk met ons is of ons misleidt. USG2 92 3 God geeft ons niet op uit hoofde van onze zonden. Wij mogen fouten maken en Zijn Geest bedroeven, maar wanneer we berouw tonen en met een verslagen hart tot Hem komen, zal Hij ons niet wegzenden. Er zijn hinderpalen die moeten worden weggenomen. Aan verkeerde gevoelens heeft men toegegeven, en daar was hovaardij, zelfvoldaanheid, ongeduld en murmurering. Dat alles scheidt ons van God. Zonden moeten beleden worden, er moet zich in het hart een dieper werk der genade voltrekken. Die zich zwak en ontmoedigd voelen, kunnen sterke mannen Gods worden en een nobel werk voor de Meester doen. Maar zij moeten op een hoger peil werken. Zij moeten niet door zelfzuchtige motieven beinvloed worden. DE VERDIENSTEN VAN CHRISTUS ONZE ENIGE HOOP USG2 93 1 Wij moeten leren in de school van Christus. Niets anders dan Zijn rechtvaardigheid kan ons aanspraak doen maken op de zegeningen van het genadeverbond. Lang hebben we verlangd en getracht deze zegeningen te verkrijgen, maar we hebben ze niet ontvangen omdat we de gedachte koesterden dat we zelf iets konden doen om ze waardig te worden. Wij hebben ons persoonlijk niet weggecijferd en niet geloofd dat Jezus een levende Heiland is. We moeten niet denken dat onze deugden en verdiensten ons zullen redden; de genade van Christus is onze enige hoop op zaligheid. Door Zijn profeet belooft de Here: "De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de Here, zo zal Hij Zich zijner ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk.'‘ We moeten de onverbloemde belofte geloven en geen gevoelens voor geloof accepteren. Wanneer we God volkomen vertrouwen, wanneer we ons verlaten op de verdiensten van Jezus als een Heiland Die de zonde vergeeft, zullen we al de hulp ontvangen die we maar kunnen verlangen. USG2 93 2 Wij zien op onszelf als hadden we macht onszelf te redden; maar Jezus stierf voor ons omdat wij niet bij machte zijn dit te doen. In Hem ligt onze hoop, onze rechtvaardiging, onze rechtvaardigheid. We moeten niet moedeloos worden en vrezen dat we geen Heiland hebben of dat Hij ten aanzien van ons geen gedachten der genade koestert. Juist in deze tijd is Hij bezig met Zijn werk te onzen gunste, ons uitnodigend om in onze hulpeloosheid tot Hem te komen en zalig te worden. Door ons ongeloof doen we Hem oneer aan. Het is meer dan verwonderlijk hoe we onze allerbeste Vriend behandelen, hoe weinig vertrouwen we hebben in Hem Die ons volkomen kan zalig maken en ons elk bewijs van Zijn grote liefde heeft gegeven. USG2 93 3 Mijn broeders, verwacht u dat uw verdienste u zal aanbevelen in de gunst van God, door te denken dat u vrij van zonde moet zijn alvorens te kunnen vertrouwen op Zijn kracht om zalig te maken? Als dat de strijd is in uw binnenste, ben ik bang dat u geen kracht zult verkrijgen en uiteindelijk geheel ontmoedigd zult worden. USG2 94 1 Toen de Here in de woestijn de opstandige Israëlieten door giftige slangen lief bijten, moest Mozes op Zijn bevel een koperen slang oprichten, en al de gewonden moesten daarop zien om in leven te blijven. Maar velen zagen geen heil in dit door de Hemel gegeven geneesmiddel. Rondom hen heen lagen de doden en de stervenden, en zij wisten dat zonder Goddelijke hulp hun lot was beslist; maar ze klaagden liever over hun wonden, hun pijnen, hun gewisse dood, tot ze geen kracht meer hadden en hun ogen verglaasden, terwijl ze toch ogenblikkelijke genezing hadden kunnen verkrijgen. USG2 94 2 "Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft", zo moest "de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." Indien u zich uw zonden bewust bent, verbruikt dan niet al uw kracht om daarover te treuren, maar ziet op en leeft. Jezus is onze enige Heiland; en hoewel millioenen die de genezing van node hebben, Zijn aangeboden genade verwerpen, zal niemand die zich op Zijn verdiensten verlaat, aan de ondergang worden prijsgegeven. Wanneer we onze hulpeloze toestand zonder Christus beseffen, moeten we niet ontmoedigd worden, we moeten vertrouwen op een gekruisigde en verrezen Heiland. Arme, door de zonden zieke, ontmoedigde ziel, zie naar boven en leef. Jezus heeft Zijn woord gegeven; Hij zal allen die tot Hem komen, zalig maken. USG2 94 3 Kom tot Jezus en ontvang rust en vrede. Zelfs nu kunt u in het bezit komen van die zegen. Satan fluistert u in dat u hulpeloos is en van uzelf geen zegen kunt verkrijgen. Het is waar; u bent hulpeloos. Maar verhef Jezus voor zijn ogen: "Ik heb een verrezen Heiland; op Hem stel ik mijn vertrouwen en Hij zal mij nooit teleurstellen. In Zijn naam triomfeer ik. Hij is mijn rechtvaardigheid en de kroon van mijn blijdschap." Laat niemand hier voelen dat zijn geval hopeloos is, want dat is niet zo. U kunt uzelf als zondig en verloren zien, maar juist daarom hebt u een Heiland nodig. Hebt u zonden te belijden, verlies dan geen tijd. Dit zijn gulden ogenblikken. "Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid." 1 Johannes 1 :9. Die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, zullen verzadigd worden, want Jezus heeft dat beloofd. Dierbare Heiland! Zijn armen staan open om ons te ontvangen en Zijn groot hart vol liefde om ons te zegenen. USG2 95 1 Sommigen schijnen het gevoel te bezitten dat ze aan beproeving moeten blootstaan en de Here moeten bewijzen dat ze veranderd zijn, alvorens ze op Zijn zegen kunnen aanspraak maken. Maar deze kostbare zielen kunnen zelfs nu op Zijn zegen aanspraak maken. Zij moeten Zijn genade, de Geest van Christus bezitten, om aan hun zwakheden tegemoet te komen, anders kunnen ze geen Christelijk karakter opbouwen. Jezus heeft zo graag dat we tot Hem komen precies zoals we zijn -- zondig, hulpeloos, afhankelijk. USG2 95 2 Berouw zowel als vergiffenis is de gave Gods door Christus. Juist door de invloed van de Heilige Geest worden we van zonden overtuigd en gevoelen we onze behoefte aan vergeving. Alleen de boetvaardige ontvangt vergiffenis; maar het is Gods genade die het hart tot berouw verwekt. Hij is bekend met al onze zwakheden en krankheden en Hij zal. ons helpen. USG2 95 3 Sommigen die door berouw en belijden tot God komen en zelfs geloven dat hun zonden vergeven zijn, maken nog geen aanspraak zoals dat moest, op de beloften Gods. Zij zien niet dat Jezus een altijd aanwezige Heiland is, en ze zijn niet bereid hun zielen onder Zijn hoede te stellen en zich te verlaten op Hem om het werk der genade in hun harten begonnen, te voleinden. Terwijl ze denken dat ze zich aan God hebben overgegeven, schuilt daaronder nog zo heel veel zelfvertrouwen. Er zijn gewetensvolle zielen die gedeeltelijk op God en gedeeltelijk op zichzelf vertrouwen. Zij zien niet op God om in Zijn kracht te worden bewaard, maar bouwen op hun waakzaamheid tegen verleiding en het doen van bepaalde plichten om door Hem aangenomen te worden. In zo'n geloof liggen geen overwinningen. Hef tobben van zulke mensen is doelloos, hun zielen liggen aanhouden in banden en ze vinden geen rust tenzij ze hun lasten afleggen aan de voeten van Jezus. USG2 96 1 Nodig is voortdurende waakzaamheid en ernstige, liefdevolle toewijding; maar dat alles zal langs natuurlijke wijze komen wanneer de ziel bewaard wordt in Gods kracht door het geloof. Wij kunnen niets, maar ook absoluut niets doen om onszelf in de Goddelijke gunst aan te bevelen. Wij moeten in het geheel niet op onszelf vertrouwen, noch op onze goede werken; maar wanneer we als dwalende, zondige wezens tot Christus komen, kunnen we rust vinden in Zijn liefde. God zal een iegelijk aannemen die tot Hem komt en geheel vertrouwt op de verdiensten van een gekruisigde Heiland. Liefde ontkiemt in het hart. Er kan geen verheffing van de geest zijn die gebaseerd is op gevoelens, maar er is een aanhoudend, vredevol vertrouwen. Elke last is licht, want het juk dat Christus oplegt, draagt gemakkelijk. Plicht wordt een blijdschap en offers brengen een genoegen. Het pad dat voordien in het duister scheen te liggen, komt nu in het volle licht door de stralen van de Zon der Gerechtigheid. Dit is wandelen in het licht, zoals Christus in het licht is. ------------------------Hoofdstuk 14--Christelijke Wasdom USG2 97 1 Mij is getoond dat zij die een kennis der waarheid hebben en desondanks al hun krachten besteden aan wereldse belangen, ontrouw zijn. Door hun goede werken laten ze het licht der waarheid niet voor anderen schijnen. Al hun bekwaamheid wordt aangewend om handige, talentvolle mensen der wereld te worden. Zij vergeten dat ze hun talenten van God hebben ontvangen om die te gebruiken voor de vooruitgang van Zijn werk. Zouden ze trouw zijn aan hun plicht, dan zou daaruit een grote zielenwinst voor hun Meester voortkomen, maar velen gaan verloren door hun verzuim. USG2 97 2 God doet een beroep op hen die Zijn wil kennen, om daders des Woords te zijn. Zwakheid, lauwheid en besluiteloosheid lokken de aanvallen van Satan uit; en die zich deze eigenschappen aanwennen, zullen hulpeloos ten onder gaan door de woeste golven der verleiding. Van een iegelijk die de naam van Christus belijdt, wordt geëist dat hij opwast tot de volle gestalte van Christus, het levende Hoofd van de Christen. USG2 97 3 Wij allen hebben een gids nodig door de vele enge plaatsen in het leven, evengoed als de zeeman een loods nodig heeft over de ondiepe zee of op de rivier vol klippen, en waar is die gids te vinden? Wij wijzen u, waarde broeders, op de Bijbel. Van God ingegeven en door heilige mannen geschreven, stippelt hij duidelijk en nauwkeurig de plichten uit van jong en oud. Hij verheft het verstand, verzacht het hart en verschaft blijdschap en heilige vreugde aan de geest. De Bijbel biedt een volmaakte maatstaf voor het karakter; hij is een onfeilbare gids onder alle omstandigheden, zelfs tot aan het einde van de levensreis. Neem het Boek als uw raadgever, als regel van uw dagelijkse leven. 1885, Vol. 5, blz. 2651--267 USG2 98 1 Elk genademiddel moet ijverig worden toegepast, opdat de liefde Gods in de ziel meer en meer overvloedig wordt, "opdat gij beproeft de dingen die daarvan verschillen, opdat gij oprecht zijt en zonder aanstoot te geven, tot de dag van Christus, vervuld met vruchten der gerechtigheid." Filippenzen 1 : 10, 11. Uw Christelijk leven moet krachtige, vaste vormen krijgen. U kunt komen tot die hoogte die u in de Bijbel voor ogen is gesteld en dat moet, zo u kinderen Gods wilt zijn. U kunt niet stilstaan; u moet òt vooruit öf achteruit gaan. U moet geestelijke kennis bezitten "opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke de breedte en lengte en diepte en hoogte zij, en bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods." Efeze 3:18, 19. USG2 98 2 Velen die een verstandelijke kennis van de waarheid bezitten en bekwaam zijn die door argumenten te verdedigen, doen niets voor de opbouw van Christus' Koninkrijk. We komen ze van tijd tot tijd tegen; maar ze dragen geen verkwikkend getuigenis uit van hun persoonlijke ervaring in het Christelijke leven; zij vertellen niet van nieuwe overwinningen die zij behaald hebben in de heilige oorlog. In plaats daarvan merkt u diezelfde oude sleur op, diezelfde uitdrukkingen in gebed en vermaning. Hun gebeden doen geen nieuw geluid horen, zij leggen geen groter inzicht in de aangelegenheden Gods aan de dag, noch een vuriger, levendiger geloof. Zulke mensen zijn geen levende planten in de hof des Heren, die nieuwe loten met nieuw gebladerte doen uit-schieten en de heerlijke reuk van een heilig leven verspreiden. Zij zijn geen opwassende Christenen. Zij hebben beperkte zienswijzen en plannen, een brede, ruime blik ontbreekt geheel en al en ook de schatten van Christelijke kennis worden niet waardevol vermeerderd. Hun krachten zijn niet in deze richting uitgegroeid. Ze hebben niet geleerd om de mensen en dingen te zien zoals God. die ziet, en in vele gevallen heeft een ongeheiligde toegenegenheid zielen kwaad berokkend en hef werk Gods ernstig benadeeld. De geestelijke stilstand ale daaruit ontstaat, is verschrikkelijk. Velen leiden een vormelijk Christelijk leven en beweren dat hun zonden vergeven zijn, terwijl ze even ontbloot zijn van een werkelijke kennis van Christus als de zondaar. GEEN GRENZEN GESTELD AAN VERBETERING USG2 99 1 Broeders, wilt u hebben dat uw Christelijke wasdom beperkt blijft, of wilt u komen tot een gezonde vooruitgang in het Goddelijke leven? Waar geestelijke gezondheid is, is groei. Het kind van God groeit op tot de volle gestalte van een man of vrouw in Christus. Er is geen begrenzing aan zijn verbetering. Wanneer de liefde Gods in de ziel een levend beginsel is, zijn er geen enge, bekrompen zienswijzen; daar is liefde en trouw in het waarschuwen en berispen; daar wordt een goed werk gedaan en bestaat bereidheid om lasten te dragen en verantwoordelijkheden te aanvaarden. USG2 99 2 Sommigen zijn niet zo bereid tot een zelfverloochenend werk. Zij stribbelen tegen wanneer er bij hen op aangedrongen wordt een of andere verantwoordelijkheid op zich te nemen. "Waarom zou een opwassen in kennis en ervaring nodig zijn?" zeggen ze. Dit verklaart alles. Ze hebben het gevoel dat ze "rijk zijn en verrijkt geworden en aan geen ding gebrek hebben", terwijl de hemel verkondigt dat ze arm, ellendig, blind, en naakt zijn. Tot dezulken zegt de trouwe Getuige, "Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt." Openbaring 3 : 17, 18. Juist uw zelfvoldaanheid laat zien dat u aan alles gebrek hebt. U is geestelijk ziek en hebt Jezus als uw Heelmeester nodig. USG2 99 3 In de Schriften liggen duizenden juwelen der waarheid verborgen voor de oppervlakkige zoeker. De mijn der waarheid raakt nooit uitgeput. Hoe meer u de Schriften onderzoekt met een ootmoedig hart, des te groier zal uw belangstelling worden en des te meer zult u met Paulus kunnen uitroepen: "O diepte des rijkdoms beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen." Romeinen 11 : 33. USG2 100 1 Elke dag dient u iets nieuws te leren uit de Schriften. Doorzoek die als naar een verborgen schat, want zij bevatten de woorden des eeuwigen levens. Bid om wijsheid en begrip om deze heilige Geschriften te mogen verstaan. Zou u dit doen, dan zou u nieuwe heerlijkheden vinden in Gods Woord; u zou ervaren dat u nieuw en kostbaar licht ontvangen hebt over onderwerpen die in nauw verband staan met de waarheid, en aanhoudend zouden de Schriften in uw begrip hoger gewaardeerd worden. USG2 100 2 "De grote dag des Heren is nabij, hij is nabij en zeer haastende." Zefanja 1 : 14. Jezus zegt: "Zie, Ik kom haastelijk." Wij moeten die woorden altijd in gedachten houden en werkelijk geloven dat de komst des Heren nabij is, en dat we op aarde pelgrims en vreemdelingen zijn. De vitale krachten van de gemeente moeten in werking gesteld worden voor hef grote doel van zelfvernieuwing; elk lid moet een actief werktuig zijn voor God. "Want door Hem hebben' wij beiden de toegang door één Geest tot de Vader. Zo zijt gij dan niet meer vreem-delingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen, en huisgenoten Gods, gebouwd, op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; op Welke het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Here; op welke ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest." Efeze 2 : 18--22. Dit is een bijzonder werk, dat uitgevoerd moet worden in alle harmonie, in eenheid des geestes en in de banden des vredes. Aan critiek, twijfel en ongeloof moet men geen voet geven ZICH LOSMAKEN VAN AARDSE GENEGENHEDEN USG2 100 3 Maakt u los van de aardse dingen die u trekken Broeders, uw plicht, geluk, toekomstige bruikbaarheid en uiteindelijke zaligheid doen een beroep op u om de hechtranken van uw genegenheid los te maken van alles wat aards en verderfelijk is. Er is een ongeheiligde genegenheid die verstrengeld is met de aard van een ziekelijk smachtende sentimentaliteit en die aards en zinnelijk is. Het zal voor sommigen onder u niet een zwakke poging vereisen om dit te overwinnen en uw levenswijze te veranderen, want u hebt uzelf niet in een nauwe verbinding geplaatst met de Sterkte van Israël, en zijt verzwakt in al uw vermogens. Nu wordt er met kracht op u een beroep gedaan ijverig te zijn in het gebruik van elk genademiddel, opdat u in uw karakter moogt veranderd worden en moogt opwassen tot de volle gestalte van mannen en vrouwen in Christus Jezus. USG2 101 1 We hebben grote overwinningen te behalen en een hemel te verliezen wanneer we die niet behalen. Het vleselijke hart moet gekruisigd worden, want het neigt naar zedelijk verderf en het einde daarvan is de dood. Alleen de levengevende invloeden kunnen de ziel helpen. Bidt dat de machtige krachten van de Heilige Geest met al hun verkwikkende, gezondheid gevende en ver-anderende kracht als een electrische schok mogen komen door de met lamheid geslagen ziel, zodat elke zenuw doortrild wordt van nieuw leven en de gehele mens uit zijn dode, aardse zinnelijke staat teruggebracht wordt tot geestelijke gezondheid. Aldus zult u gaan delen in de Goddelijke natuur, en ontkomen zijn aan het verderf dat in de wereld is door de lusten, en in uw zielen zal het beeld van Hem door Wiens striemen gij genezen zijt, weerkaatst worden. USG2 101 2 Zo zegt Christus: "Gij zijt Mijn vrienden zo gij doet wat Ik u gebied" Johannes 15 : 14. Dit is de ons gestelde voorwaarde; dit is de proef waaruit het karakter van de mens zal blijken. Gevoelens zijn vaak misleidend, gemoedsaandoeningen geen zekere waarborg, want die zijn aan verandering onderhevig en onderworpen aan uiterlijke omstandigheden. Velen zijn bedrogen uitgekomen door zich te verlaten op sterke gemoedsindrukken. De proef bestaat daarin: Wat doet u voor Christus? Welke offers brengt u? Welke overwinningen behaalt u? Een zelfzuchtige geest die overwonnen is, een verleiding om plicht te verzaken, te weerstaan, een onderdrukte hartstocht, een bereidwillige, opgewekte gehoorzaamheid om Gods wil te doen, zijn veel grotere bewijzen dat u een kind van God is dan een uitzinnige vroomheid en een emotionele godsdienst. -- 1876, Vol. 4, blz. 188. ------------------------Hoofdstuk 15--Tijden Die de Zielen der Mensen Beproeven USG2 102 1 Tijden die de zielen der mensen zullen beproeven, zijn spoedig te wachten, en die zwak zijn in het geloof, zullen de proef van die gevaarlijke dagen niet kunnen doorstaan. De grote waarheden der openbaring moeten nauwgezet wórden bestudeerd, want we zullen een degelijke kennis van Gods Woord nodig hebben. Door Bijbelstudie en dagelijkse gemeenschap met Jezus zullen we een duidelijk, scherp omlijnd inzicht krijgen ten aanzien van persoonlijke verantwoordelijkheid en kracht om te staan in de dag van beproeving en verzoeking. Hij wiens leven door verborgen schakels verbonden is met Christus, zal door de kracht Gods bewaard worden door het geloof tot de zaligheid. USG2 102 2 Meer aandacht moet geschonken worden aan de dingen Gods en minder aan tijdelijke aangelegenheden. Die de wereld belijdt en liefheeft, kan, indien hij zijn verstand in die richting wil leiden, even vertrouwd worden met het Woord van God als hij nu is met zijn wereldse zaken. "Onderzoekt de Schriften," zei Christus; "want gij meent daarin het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen." Johannes 5 : 39. Van de Christen wordt geëist, dat hij ijverig is in het onderzoek der Schriften en steeds en steeds weer de waarheden van Gods Woord zal lezen. Opzettelijke onwetendheid ten 1885, Vol. 5, blz. 273, 274 (Trouw in Gods werk) aanzien van dit onderwerp brengt het Christelijke leven en karakter in gevaar. Het verblindt het begrip en verderft de edelste vermogens. Juist dat brengt verwarring in ons leven. Ons volk moet de Godsspraak leren verstaan, zij moeten een stelselmatige kennis bezitten van de beginselen der geopenbaarde waarheid, waardoor ze bestand zullen zijn tegen hetgeen op aarde zal komen, en die hen zal bewaren om meegevoerd te worden door alle wind der leer. USG2 103 1 Grote veranderingen zullen zich weldra in de wereld voltrekken, en een ieder zal een proefondervindelijke kennis moeten bezitten van de dingen Gods. Het is Satans werk, Gods volk te ontmoedigen en hun geloof te ondermijnen. Hij probeert op alle mogelijke manier twijfel en vragen te verwekken ten aanzien van het ambt, van het geloof en van de plannen der mannen op wie God de last heeft gelegd van een bijzonder werk en die dat werk ook ijverig doen. Al mogen zijn plannen steeds en steeds verijdeld worden, zo hernieuwt hij evenwel zijn aanvallen, terwijl hij werkt door diegenen die voorgeven nederig en Godvrezend te zijn, en die ogenschijnlijk belang stellen in de tegenwoordige waarheid of daarin geloven. De voorstanders der waarheid verwachten harde, gruwelijke tegenstand van hun open vijanden, maar dit is veel minder gevaarlijk dan die verborgen twijfel die tot uitdrukking komt bij hen die zich de vrijheid veroorloven critiek uit te oefenen op alles wat Gods dienstknechten doen. Ogenschijnlijk doen ze zich voor als nederige mensen; maar ze bedriegen zichzelf en anderen. In hun hart zijn naijver en boze vermoedens. Zij ondergraven het geloof van de mensen in hen in wie zij vertrouwen moeten hebben, die God heeft verkoren om Zijn werk te doen; en worden zij om hun handelwijze berispt, dan zien ze dat als een persoonlijke belediging. Terwijl ze belijden Gods werk te doen, helpen ze in feite de vijand. USG2 103 2 Niets is méér nodig in het werk dan de wezenlijke vruchten van gemeenschap met God. Door ons dagelijkse leven moeten we tonen dat we vrede en rust hebben in God. Zijn vrede in het hart zal afstralen van het gelaat. Hef zal aan de stem een overtuigende kracht verlenen. Gemeenschap met God zal het karakter als ook de gehele wijze van doen zedelijk verheffen. De mensen zullen aan ons zien, evenals bij de eerste discipelen, dat we met Jezus geweest zijn. Dit zal aan de werkzaamheden van de predikant een kracht verlenen die veel groter is dan die ontstaat door de invloed van zijn prediking. Hij mag niet toestaan dat hij van die kracht wordt beroofd. Gemeenschap met God door gebed en de studie van Zijn Woord mag niet verzuimd worden, want hier ligt de bron van zijn kracht. Geen werk der gemeente mag hierbij voorrang verkrijgen. -- 1900, Vol. 6, blz. 47. ------------------------Hoofdstuk 16--Zich Hoeden Voor Verkeerde Leer USG2 105 1 Toen Satan in de hemel ontevreden werd, bracht hij zijn klachten niet voor God en Christus; maar hij wendde zich tot de engelen die hem als volmaakt beschouwden en deed het voorkomen alsof God hem onrecht gedaan had door Christus boven hem te verkiezen. Het gevolg van deze verkeerde voorstelling was, dat door hun toegenegenheid voor hem, een derde van de engelen hun onschuld, hun verheven staat en hun gelukkig tehuis verloren. Satan port mensen aan om met datzelfde werk van jaloersheid en boze achterdocht, dat hij in de hemel begonnen is, op aarde door te gaan.. .. USG2 105 2 God is Zijn volk niet voorbijgegaan en heeft niet één hier en een ander daar verkoren als de enigen die waardig zijn om Zijn waarheid toe te vertrouwen. Hij geeft niet aan een enkeling nieuw licht dat indruist tegen het gefundeerde geloof van het geheel. In elke hervorming zijn mannen opgestaan die daarop aanspraak maakten. Paulus richtte tot de gemeente in zijn tijd de waarschu-wing: "Uit uzelf zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, om de discipelen af te trekken achter zich." Handelingen 20 : 30. Het grootste kwaad voor Gods volk komt door diegenen die uit hun midden treden, en verkeerde dingen spreken. Door dezulken wordt van de weg der waarheid kwaad gesproken. USG2 105 3 Laat niemand zo zelfvertrouwend zijn alsof God hem boven zijn broeders bijzonder licht had gegeven. Christus wordt voorgesteld als wonende temidden van Zijn volk. Gelovigen worden voorgesteld als "gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; op Welke het gehele gebouw bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Here; op Welke ook gij medegebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest." 1885, Vol. 5, blz. 291--296 (Het bedriegelijke der zonde) Efeze 2 : 20--22. "Zo bid ik u dan, ik, de gevangene in de Here," zegt Paulus, "dat gij wandelt waardig der roeping met welke gij geroepen zijt, met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, verdragende elkander in liefde, u benaarstigende te behouden de eenheid des Geestes door de band des vredes. Eén lichaam is het, en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die daar is boven allen en door allen en in u allen." Efeze 4 : 1--6. USG2 106 1 Dat wat Broeder X licht noemt, is ogenschijnlijk onschuldig; het ziet er niet naar uit dat het iemand kwaad zal doen. Maar, broeders, het is een bedenksel van Satan, zijn stootwig. Dit is steeds en steeds weer voorgekomen. De een of ander neemt soms een nieuw en eigen idee aan dat niet met de waarheid in strijd schijnt te zijn. Hij spreekt daarover en zit daarop te peinzen tot hij het ziet als iets van groot belang, stralend van licht, want Satan bezit macht daaraan die valse schijn te geven. Op het laatst wordt dit het alles in beslag nemende onderwerp, het ene grote punt waarom alles draait; en de waarheid wordt uit het hart uitgeroeid. USG2 106 2 Nauwelijks zijn die foutieve gedachten in zijn brein ontstaan of Broeder X gaat het geloof verliezen en begint te twijfelen aan het werk van de Geest, Die zich onder ons zo tal van jaren heeft geopenbaard. Hij is niet iemand die wat hij als bijzonder licht ziet, voor zichzelf houdt, maar hij vertelt dat ook aan anderen; daarom is het niet veilig hem invloed te verlenen, waardoor hij bij anderen onzekerheid verwekt. Dat zou gelijk staan met het openen van een deur, waardoor Satan vele dwalingen kan invoeren om het verstand af te leiden van de belangrijkheid der waarheid voor deze tijd. Broeders, als een gezante van Christus waarschuw ik u om u te hoeden voor deze afdwalingen, die er op gericht zijn de geest van de waarheid af te leiden. Dwaling is nooit onschuldig. Die heiligt nooit, maar sticht altijd verwarring en scheuring. Die is altijd gevaarlijk. De vijand bezit grote macht over de geest die niet terdege versterkt is door het ge bed en gefundeerd is in de Bijbelse waarheid. USG2 107 1 Er bestaan wel een duizend verleidingen ten aanzien van verkeerde voorstelling, klaar gemaakt voor hen die het licht der waarheid bezitten; en de enige veiligheid voor een ieder van ons ligt daarin: geen nieuwe leer, geen nieuwe uitleg van de Schriften te ontvangen zonder dit eerst te onderwerpen aan het oordeel van ervaren broeders. Legt het hun voor in een nederige, eenvoudige geest onder vurig gebed; en zien zij er geen licht in, onderwerpt u dan aan hun oordeel; want "de behoudenis is in de veelheid der raads!ieden'‘ Spreuken 11 : 14. SATANS LISTIG WERK USG2 107 2 Satan is aanhoudend bezig, maar slechts weinigen hebben een begrip van zijn ijver en listigheid. Het volk Gods moet voorbereid zijn om de sluwe vijand te weerstaan. Juist die weerstand ducht Satan. Beter dan wij kent hij de begrensdheid van zijn kracht en hoe gemakkelijk hij overwonnen kan worden zo wij hem vastberaden tegemoet treden. Door Goddelijke kracht is de zwakste heilige in staat hem en zijn engelen te weerstaan en zou het er werkelijk op aankomen, dan zou hij zijn uitmun-tende kracht kunnen bewijzen. Daarom is Satans gang sluipend, zijn bewegingen geruisloos en zijn aanvalswerktuigen vermomd. Hij waagt het niet zich te vertonen met open vizier, anders wekt hij de slapende krachten van de Christen en zendt hij hem tot God in gebed. USG2 107 3 De vijand bereidt zich voor op zijn laatste veldtocht tegen de Gemeente. Hij heeft zich zó voor het gezicht verborgen, dat velen nauwelijks kunnen geloven dat hij bestaat en nog minder kunnen ze overtuigd worden van zijn verbazingwekkende ijver en kracht. Grotendeels zijn ze vergeten wat van zijn verleden geschiedenis staat vermeld; en wanneer hij opnieuw een aanvallende beweging maakt, zullen zij hem niet erkennen als hun vijand, die oude slang, maar zullen ze hem beschouwen als een vriend, als iemand die een goed werk doet. Terwijl ze prat gaan op hun onafhankelijkheid zullen ze, onder zijn schoonschijnende, betoverende invloed, de slechtste aan driften van het menselijke hart gehoorzamen en desondanks geloven dat God hen leidt. Konden hun ogen worden geopend om hun aanvoerder te onderscheiden, dan zouden ze zien dat ze niet God maar de vijand van alle gerechtigheid dienen. Zij zouden zien dat hun onafhankelijkheid waarop ze zo prat gaan, één van de zwaarste boeien is die Satan onevenwichtige geesten kan aandoen. USG2 108 1 De mens is Satans gevangene en van nature geneigd zijn inblazingen op te volgen en te doen waf hij vraagt. Hij heeft in zichzelf geen kracht om het kwade werkelijk te weerstaan. Alleen wanneer Christus in hem woont door een levend geloof, zijn verlangens beïnvloedt, en hem tevens sterkt met kracht van boven, kan de mens, het wagen een zo vreselijke vijand tegemoet te treden. Elk ander verdedigingsmiddel is absoluut vergeefs. Alleen door Christus wordt Satans kracht beperkt. Dit is een belangrijke waarheid, die allen moeten begrijpen. Satan is elk ogenblik bezig de aarde te doortrekken van noord naar zuid, van oost naar west, zoekende wie hij zal kunnen verslinden. Maar het ernstige gebed des geloofs zal zijn krachtige pogingen verijdelen. Neemt dan aan, broeders, "het schild des geloofs, met hetwelk gij al de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen". Efeze 6:16. USG2 108 2 De ergste vijanden die we hebben, zijn zij die proberen de invloed van de wachters op Sions muren te vernietigen. Satan werkt door handlangers. Hier op dit punt doet hij een krachtige poging. Hij gaat te werk volgens een omlijnd plan en zijn handlangers doen dienovereenkomstig. Een snoer van ongeloof strekt zich uit over het gehele vasteland en staat in verbinding met de gemeente Gods. De invloed daarvan is aangewend om het ver-trouwen in het werk van de Geest Gods te ondermijnen. Dit element is hier aanwezig en doet stil zijn werk. Weest waakzaam, opdat u niet gevonden wordt in het helpen van de vijand van God en mens door het verspreiden van valse berichten en door critiek en vastbesloten tegen-kanting. USG2 108 3 Door bedriegelijke middelen en onzichtbare kanalen is Satan bezig zijn gezag te versterken en op de weg van Gods volk hinderpalen aan te brengen, opdat zielen niet uit zijn macht bevrijd zullen worden en geplaatst worden onder de banier van Christus. Door zijn misleidingen probeert hij zielen van Christus weg te lokken; zij die niet gefundeerd zijn in de waarheid, zullen in zijn strikken vallen. En die hij niet tot zonde kan verleiden, zal hij vervolgen, zoals de Joden Christus hebben gedaan. USG2 109 1 Satans doel is, God te onteren, en om zijn doel te bereiken, werkt hij met elk ongeheiligd element. De mensen die hij tot zijn werktuigen maakt om dit werk te doen, zijn verblind en zien niet wat ze doen, totdat hun schuld zo groot is dat ze denken dat het nutteloos is te proberen daarvan verlost te worden, en zij alles wagen, en doorgaan op hun zondige weg tof het bittere einde. USG2 109 2 Satan hoopt het overblijfsel Gods mee te sleuren in de algehele ondergang die straks over de aarde komt. Naarmate de komst van Christus nadert, zal hij vaster besloten en vastberadener zijn in zijn pogingen om hen te vernietigen. Mannen en vrouwen die belijden nieuw licht te hebben of een of andere nieuwe openbaring, zullen opstaan met als opzet het geloof in de oude grenspalen te ondermijnen. Hun leerstellingen zullen de toets van Gods Woord niet kunnen doorstaan; nochtans zullen zielen misleid worden. Valse berichten zullen rondgaan en sommigen zullen in deze strik vallen. Ze zullen die geruchten geloven en die op hun beurt weer rondbazuinen, en zo zal een keten ontstaan die hen verbindt met de aartsbedrieger. Deze geest zal zich niet altijd openbaren in een openlijke verloochening van de boodschappen die God zendt, maar toch treedt een geworteld ongeloof op tal van wijzen aan het licht. Elke valse verklaring die wordt gedaan, voedt en versterkt dit ongeloof en hierdoor zullen vele zielen de verkeerde kant opgedreven worden. USG2 109 3 Wij kunnen niet te waakzaam zijn tegen elke vorm van dwaling, want Satan probeert aanhoudend mensen van de waarheid af te trekken. ------------------------Hoofdstuk 17--"Looft de Here" USG2 110 1 "Alles wat adem heeft, love de Here". Heeft iemand van ons wel eens goed nagegaan, hoeveel wij hebben om dankbaar voor te zijn? Denken we er aan dat de goedgunstigheden Gods elke morgen nieuw zijn en dat Zijn getrouwheid nooit faalt? Erkennen we dat we van Hem afhankelijk zijn en betuigen we onze dankbaarheid voor al Zijn gunsten? Integendeel, we vergeten al fe vaak dat "alle goede gave en alle volmaakte gift van boven is, van de Vader der lichten afkomende". USG2 110 2 Hoe vaak vergeten zij die gezond zijn, de waardevolle goedgunstigheden die hun dag in, dag uit, jaar in, jaar uit geschonken worden. Zij brengen God geen lof voor al Zijn weldaden. Maar wanneer ziekte komt, gaat men aan God denken. Het sterke verlangen naar herstel leidt tot ernstig gebed, en dat is goed. God is onze Toevlucht in ziekte en in gezondheid. Maar velen leggen hun lot niet in Zijn handen; zij moedigen zwakte en ziekte aan door maar over zichzelf te tobben. Wanneer ze zouden ophouden met hun geklaag en zich zouden verheffen boven hun zwartgalligheid en somberheid, zou hun herstel vlugger komen. Ze zouden zich dankbaar herinneren hoe lang ze de zegen der gezondheid hebben genoten, en is die dan weer hersteld, dan moeten ze niet vergeten dat ze onder een vernieuwde verplichting staan tegen-over hun Schepper. Toen de tien melaatsen genezen waren, keerde slechts één tot Jezus terug om Hem te verheerlijken. Laten we niet zijn gelijk die onnadenkende negen, wier harten onberoerd bleven onder de genade Gods. USG2 110 3 God is liefde. Hij draagt zorg voor de schepselen die Hij gemaakt heeft. "Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de Here over degenen die Hem vrezen." Ps. 103 : 13. "Ziet hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden." 1 Johannes 3:1. Wat een kostelijk voorrecht is het, dat we zonen en dochteren mogen zijn van de Allerhoogste, erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus. Laten we dan niet morren en treuren omdat we in dit leven niet vrij zijn van teleurstellingen en kommer. USG2 111 1 Wanneer we in de voorzienigheid Gods geroepen zijn om beproevingen te ondergaan, laten we dan hef kruis opnemen en de bittere beker drinken, bedenkende dat het de hand des Vaders is, die deze aan onze lippen zet. Laten we op Hem vertrouwen zowel in de duisternis als in het licht. Kunnen we niet geloven dat Hij ons alles zal geven wat voor ons bestwil is? "Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?" Romeinen 8 : 32. Hoe kunnen wij, zelfs in de donkerste ure van vertwijfeling, weigeren ons hart en onze stem te verheffen in een dankbare lof-prijzing, als we denken aan de liefde voor ons die tot uitdrukking komt door het kruis van Golgotha? USG2 111 2 Welk een onderwerp voor overdenking is het offer dat door Jezus gebracht is voor verloren zondaren! "Hij is om onze overtreding verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Jesaja 53 : 5. Hoe zullen we de zegeningen die aldus binnen ons bereik gebracht zijn, waarderen? Kon Jezus meer geleden hebben? Kon Hij rijker zegeningen voor ons gekocht hebben? Moest niet het meest verharde hart smelten, wanneer we bedenken dat om onzentwille Hij de heerlijkheid en gelukzaligheid des hemels verliet om armoede en schande, wrede kwelling en een verschrikkelijke dood te ondergaan? Had Hij niet door Zijn dood en opstanding de deur der hope voor ons geopend, we zouden niets gekend hebben dan de verschrikkingen der duisternis en de ellende der wan hoop. In onze huidige toestand, begunstigd en gezegend als we zijn, kunnen we ons niet voorstellen uit welke diepten we gered zijn. We kunnen niet benaderen hoe veel tragischer onze kwelling geweest zou zijn, hoeveel zwaarder onze smarten, als Jezus ons niet had omvat met Zijn menselijke arm van medeleven en liefde om ons op te heffen. USG2 112 1 Wij mogen ons verheugen in de hoop. Onze Voor-spraak is in het hemelse heiligdom, waar Hij pleit ten onze gunste. Door Zijn verdiensten hebben wij vergiffenis en vrede. Hij stierf opdat Hij onze zonden kan wegwassen, ons kan bekleden met Zijn rechtvaardigheid-, en om ons geschikt te maken voor de hemel, waar wij voor eeuwig in het licht mogen wandelen. USG2 112 2 Beste broeder, beste zuster, wanneer Satan uw geest wil vullen met moedeloosheid, somberheid en twijfel, wedersta dan zijn inblazingen. Vertel hem van het bloed van Jezus, dat reinigt van alle zonden. U kunt uzelf niet beveiligingen tegen de kracht van de verleider, maar hij siddert en vlucht wanneer gewezen wordt op de verdiensten van dat dierbare bloed. Wilt u dan niet de zegeningen die Jezus schenkt, dankbaar aannemen? Wilt u dan niet de beker der zaligheid die Hij biedt, aannemen en de Naam des Heren aanroepen? Toon geen wantrouwen tegenover Hem Die u geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Kwel het hart van. de barmhartige Heiland niet voor één ogenblik door uw ongeloof. Met de levendigste belangstelling slaat Hij uw vorderingen op de weg des hemels gade; Hij ziet uw ernstige pogingen; Hij slaat acht op uw inzinkingen en uw herstel, op uw hoop en uw vrees, uw strijd en uw overwinningen. USG2 112 3 Zal geheel onze geloofsbeoefening bestaan in vragen en ontvangen? Zullen we altijd maar denken aan hetgeen we nodig hebben en nooit aan de weldaden die we ontvangen? Zullen we enkel maar ontvangers zijn van Zijn goedgunstigheden en nooit onze dankbaarheid aan God uitdrukken, Hem nooit prijzen voor hetgeen Hij voor ons gedaan heeft? We bidden niet te veel, maar we zijn te spaarzaam met onze dankzeggingen. Indien de liefdevolle goedheid van God ons tot meer dankzegging en lofprijzing zou aanzetten, zouden we meer kracht hebben in het gebed. We zouden overvloediger worden in de liefde Gods en zouden nog meer stof hebben om Hem te prijzen. U die zich beklaagt dat God uw gebeden niet verhoort, breng eens verandering in uw huidige toestand en laat uw beden met lofprijzing gepaard gaan. Wanneer u acht slaaf op Zijn goedheid en goedgunstigheden, zult u ervaren dat Hij zal acht slaan op hetgeen u nodig hebt. GEBED EN LOFZANG USG2 113 1 Bidt, bidt vurig en zonder ophouden, maar vergeet de lofprijzing niet. Elk kind van God moet zijn karakter rechtvaardigen. U kunt de Here verheerlijken; u kunt de kracht tonen van de ondersteunende genade. Er zijn massa's die de grote liefde Gods niet waarderen, evenmin als het Goddelijke medelijden van Jezus. Duizenden zien zelfs minachtend neer op de weergaloze genade, die aan de dag komt door het verlossingsplan. Allen die deel hebben aan die grote zaligheid, staan in dit opzicht niet recht. Zij tonen geen dankbare harten. Maar juist dat onderwerp der verlossing trekt zo bijzonder de aandacht der engelen; het zal een onderwerp der wetenschap en van lofprijzing zijn gedurende de eindeloze eeuwen der eeuwigheid. Is het dan niet de moeite waard om dat nu aandachtig te overdenken en te bestuderen? Zullen we God niet met hart en ziel en stem prijzen "voor Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen"? Psalm 107 : 8. USG2 113 2 Looft de Here in de vergadering Zijns volks. Toen in het verleden het woord des Heren werd gesproken tot de Hebreeën, luidde het bevel: "En laat al het volk zeggen, Amen." Toen de ark des verbonds in de stad Davids gebracht werd en een psalm van vreugde en triomf werd gezongen, "zeide al het volk: Amen! En het loofde de Here". 1 Kronieken 16 : 36. Dit vurige ant woord was een bewijs dat zij het gesproken woord begrepen en opgingen in de aanbidding des Heren. USG2 114 1 Er is te veel vormendienst in onze godsdienstoefe-ningen. De Here wil zo graag hebben dat Zijn predikers het Woord brengen, bekrachtigd door Zijn Heilige Geest; en die luisteren, moeten daar niet zitten in slome onverschilligheid of verstrooid rondstaren zonder een innerlijk beleven. De indruk die daardoor op de ongelovige wordt gemaakt, is allesbehalve gunstig voor de godsdienst van Christus. Deze trage, lauwe belijdende Christenen zijn niet verstoken van eerzucht en ijver wanneer het gaat om wereldse zaken; maar dingen van eeuwig belang beroeren hen niet diep. De stem van God door Zijn boodschappers moge zijn gelijk een welluidend lied; maar op haar heilige waarschuwingen, vermaningen en bemoedigingen wordt geen acht geslagen. Ze zijn als verlamd door de geest van de wereld. De waarheden uit Gods Woord worden gesproken tot dovemans oren en tot verharde, ondoordringbare harten. Er behoren wak-kere, ijverige gemeenten te zijn om de dienstknechten van Christus te bemoedigenen te ondersteunen en hen te helpen in het werk der zielenredding. Waar de gemeente in het licht wandelt, zal altijd een blijde, hartelijke reactie zijn en zal men daar woorden van vreugdevolle lofzang horen. USG2 114 2 Onze God, de Schepper der hemelen en der aarde verkondigt: "Wie dankoffert, die zal Mij eren". De gehele hemel stemt in in een lofzang Gods. Laten we nu het lied der engelen leren, opdat we het kunnen zingen wanneer we in hun blinkende rijen worden opgenomen. Laten we met de Psalmist zeggen: "Ik zal de Here prijzen in mijn leven! ik zal mijn God psalmzingen terwijl ik nog ben". "De volken zulen U, o God, loven! De volken altemaal zullen U loven." Psalm 146 : 2; 67 :4. ------------------------Hoofdstuk 18--Liefde Onder Broeders USG2 115 1 Het leven moet onder tucht staan. In de wereld staande, zal de Christen te kampen hebben met vijandige invloeden. Hij zal getart worden om zijn humeur te beproeven, en door zich tegenover die tartingen te stellen in de rechte geest, worden de christelijke deugden ontwikkeld. Wanneer onrecht en belediging in alle zachtheid verdragen worden, wanneer op beledigende woorden met zachte antwoorden wordt ingegaan en geweld met vriendelijkheid wordt bejegend, is dit een bewijs, dat de Geest des Heren in het hart woont, dat sap van de levende Wijnstok naar de ranken vloeit. We zijn tijdens dit leven in de school van Christus, waar we moeten leren zachtmoedig en nederig van hart te zijn; en op de dag van de afrekening zullen we ervaren dat al de hinderpalen op onze weg, al die moeiten en vervelende dingen waarmee we te kampen hadden praktische lessen zijn in de toepassing van de beginselen van het christelijke leven. Als ze goed doorstaan worden, ontwikkelen ze in het karakter een gelijkvormigheid aan Christus, en onderscheiden ze de Christen van de wereldling. USG2 115 2 Er is een hoge maatstaf waartoe wij moeten komen, willen we kinderen Gods zijn; edel, heilig, rein, en onbevlekt; en willen we die maatstaf bereiken, dan is een snoeiproces nodig. Hoe zou dit snoeien kunnen gebeuren, wanneer er geen moeilijkheden, geen hinderpalen te overwinnen waren, wanneer er niets zou zijn om een beroep te doen op ons geduld en onze lijdzaamheid? Deze beproevingen zijn niet de kleinste zegeningen in onze ervaring. Die moeten ons nopen tof vastberadenheid, teneinde te slagen. We moeten ze gebruiken als Gods middelen om over het eigen-ik besliste overwinningen te behalen, in plaats van toe te staan dat ze ons hinderen, neerdrukken en vernietigen. CHRISTELIJKE WASDOM USG2 116 1 Het karakter moet getoetst worden. Christus zal in ons geopenbaard worden wanneer we inderdaad ranken zijn van de levende Wijnstok. We dienen geduldig, vriendelijk en verdraagzaam te zijn, opgewekt te midden van ergernissen en wrevel. Dag in, dag uit, jaar in, jaar uit moeten we het eigen-ik overwinnen en opwassen tot een edele standvastigheid. Deze taak is ons opgelegd, maar dat kan niet gedaan worden zonder aanhoudende hulp van Jezus, een onwrikbare vastberadenheid, een zekere doelbewustheid, aanhoudende waakzaamheid en gedurig gebed. Een ieder heeft zijn eigen strijd fe strijden. Een ieder moet zich zijn eigen weg banen door worstelingen en ontmoediging. Die de strijd ontwijken, verliezen de kracht en de vreugde van de overwinning. USG2 116 2 Niemand, zelfs God niet, kan ons in de hemel brengen zo wij onzerzijds niet de nodige moeite doen. Alles waf naar schoonheid neigt, moeten we in ons leven aanbrengen. We moeten al die onvriendelijke natuurlijke eigenschappen uitdrijven, want ze weerkaatsen Jezus' beeld niet. Wanneer God in ons het willen en het werken werkt naar Zijn welbehagen, moeten wij in harmonie met Hem samenwerken. De godsdienst van Christus verandert het hart. De wereldsgezinde mens wordt daardoor hemelsgezind. Onder die invloed wordt de zelfzuchtige onzelfzuchtig, omdat dit het karakter van Christus is. De oneerlijke, bemoeizuchtige mens wordt dan oprecht, zodat het zijn tweede natuur wordt, anderen te doen wat hij wil dat anderen hem doen. De onreinheid van de bandeloze verandert in reinheid. Hij vormt goede gewoonten, want het Evangelie van Christus is hem geworden een reuke des levens ten leven. USG2 116 3 Nu, terwijl de genadetijd nog voortduurt, komt het niemand toe over anderen een vonnis uit te spreken en zichzelf te beschouwen als een voorbeeldig mens. Christus is ons voorbeeld, spiegel u aan Hem, freed in Zijn voetstappen. U kunt belijden dat u in elk punt der tegenwoordige waarheid gelooft, maar wanneer u die waarheden niet in praktijk brengt, zal het u niets baten. HET OMGAAN MET DWALENDEN USG2 117 1 Wij mogen anderen niet veroordelen; dat ligt niet op onze weg; maar we moeten elkander liefhebben en voor elkander bidden. Wanneer we iemand van de waarheid zien afdwalen, dan mogen we over hem wenen zoals Jezus weende over Jeruzalem. Laat ons zien wat onze hemelse Vader in Zijn Woord zegt over dwalenden: "Indien ook een mens overvallen was door enige misdaad, gij die geestelijk zijt, brengt de zodanige terecht met de geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelf, opdat ook gij niet verzocht wordt." Galaten 6 "Indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald, en hem iemand bekeert, die wete dat degene die een zondaar van de dwaling zijn weegs bekeert, een ziel van de dood zal behouden en menigte der zonde zal bedekken." Jacobus 5 : 19, 20. Wat is dit een groot zendingswerk! Hoe neigt dit meer naar de gelijkvormigheid van Christus dan wanneer arme, zwakke stervelingen altijd maar diegenen beschuldigen en veroordelen, die niet in hun smaak vallen. Laat ons bedenken dat Jezus een ieder onzer persoonlijk kent, en meevoelt met onze zwakheden. Hij weet wat een ieder van Zijn schepselen nodig heeft en Hij leest het verborgen, onuitgesproken verdriet in elk hart. Indien één van de minsten voor wie Hij stierf, beledigd wordt, ziet Hij het en zal de kwaaddoener ter verantwoording roepen. Jezus is de Goede Herder. Hij zorgt voor Zijn zwakke, zieke, dwalende schapen. Hij kent ze allen bij name. De wanhoop van elk schaap en van elk lam vervult Zijn hart met barmhartige liefde en de roep om hulp dringt tot Hem door. Eén van de grootste zonden van Israëls herders wordt door de profeet aldus omschreven: "De zwakke sterkt gij niet en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet en het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst over hen met strengheid en met hardheid. Alzo zijn zij verstrooid, omdat er geen herder is; en zij zijn al het wild gedierte des velds tot spijze geworden, dewijl zij verstrooid waren. Mijn schapen dolen op alle bergen en op alle hoge heuvelen, ja Mijn schapen zijn verstrooid op de ganse aardbodem; en er is niemand die er naar vraagt en niemand die ze zoekt." Ezechiël 34 : 4--6. USG2 118 1 Jezus zorgt voor een ieder, als ware er buiten deze niemand anders op de aarde. Als God oefent Hij een geweldige macht uit ten onze gunste, terwijl als onze Oudste Broeder Hij met al onze ellenden meevoelt. De Majesteit des hemels houdt Zich niet afzijdig van de ontaarde, zondige mensheid Wij hebben geen Hoge-priester die zo hoog staaf en zo verheven is, dat Hij ons niet opmerkt of niet met ons meevoelt, maar Die op alle punten verzocht is zoals wij, nochtans zonder zonde. HET AAN GOD OVERLATEN USG2 118 2 Hoe geheel verschillend van deze geest is het geval van onverschilligheid en twist dat door sommigen in .... geopenbaard wordt tegenover X en degenen die onder zijn invloed zijn gekomen. Wanneer ooit de hervormende genade van God nodig was, is die nodig in deze gemeente. Door een broeder te oordelen en te veroordelen, zijn ze begonnen aan een werk dat God nooit in hun handen legt. Een hardigheid des harten, een critische, veroordelende geest, die alle persoonlijkheid en onafhankelijkheid zou doden, heeft zich verstrengeld met hun Christelijk beleven, en zij hebben de liefde van Jezus uit hun harten verloren. Haast u, broeders, om uw ziel te bevrijden van deze dingen, alvorens in de hemel gezegd zal worden: "Wie onrecht doei, dat hij nog onrecht doe; en wie vuil is, dat hij nog vuil worde; en wie rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en wie heilig is, dat hij nog geheiligd worde." Openbaring 22 : 11. USG2 118 3 U zult in uw Christelijke leven heel wat moeilijkheden te doorworstelen hebben in verband met de gemeente, maar probeert niet op te hardhandige wijze uw broeders tot andere gedachten te brengen. Indien u ziet dat ze niet beantwoorden aan de eisen van Gods Woord, veroordeelt hen dan niet; staan ze uitdagend, neemt geen weerwraak. Worden dingen gezegd die verbitteren, houdt u dan kalm en rustig. U ziet vele dingen die bij anderen niet in orde zijn en nu wilt u die verkeerdheden verbeteren. In eigen kracht begint u met een hervor-mingswerk, maar u doet het niet op de juiste manier. U moet voor de dwalenden werken met een onderworpen hart, dat vertederd is door de Geest Gods, en laat dan de Here werken door u, het werktuig. USG2 119 1 Wentelt uw last op Jezus. U gevoelt dat de Here moet ingrijpen waar Satan bezig is een of andere ziel onder zijn heerschappij te brengen; maar u moet doen wat u kunt in alle ootmoed en zachtmoedigheid en het in de knoop geraakte werk, de verwikkelingen in de handen van God leggen. Volgt de richtlijnen in Zijn Woord en laat de uitkomst van de zaak over aan Zijn wijsheid. Houdt op met tobben wanneer u alles gedaan hebt wat u kunt om uw broeder te redden, en gaat rustig door met uw andere drukkende plichten. Het is niet langer meer uw zaak, maar Gods zaak. USG2 119 2 Wordt niet ongeduldig, waardoor u in al die moeilijkheden de knoop zoudt doorhakken, want daardoor wordt de zaak hopeloos. Laat God dat verwarde kluwen voor u uit de war halen. Hij is wijs genoeg om de problemen in ons leven op te lossen. Hij bezit bekwaamheid en tact. Wij kunnen niet altijd Zijn plannen doorzien; wij moeten geduldig wachten hoe die zich ontvouwen, en ze vooral niet dwarsbomen. Hij zal ze ons openbaren op de tijd die Hij goed acht. Streeft naar eenheid; beoefent in alle dingen liefde en gelijkvormigheid met Christus. Hij is de bron van eenheid en kracht; maar u hebt niet gestreefd naar Christelijke eenheid, om de harten te kunnen samenbinden in liefde. USG2 119 3 Er valt voor u een werk te doen in de gemeente en buiten de gemeente. "Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt." Johannes 15:8. De vrucht die wij dragen, is voor de wereld de enige toets van het karakter van de boom. Dat is het bewijs van ons discipelschap. Indien onze werken van dien aard zijn dat we als ranken van de levende Wijnstok, zware trossen kostelijke vrucht dragen, dan dragen we voor de wereld Gods eigen kenteken als Zijn zonen en dochteren. We zijn levende brieven, door alle mensen gekend en gelezen. USG2 120 1 Nu, ik ben bang dat u zult falen in het werk dat u moei doen om het verleden goed te maken en levende vruchtdragende ranken te worden. Wanneer u zult doen naar Gods welbehagen, zal Zijn zegen in de gemeente komen. Gij zijt nog niet nederig genoeg geweest om een gedegen werk te doen, en de Geest Gods in u te laten werken. Daar was eigengerechtigheid, zelfbehagen, zelf-rechtvaardiging, waar ootmoed, zielsverdriet en berouw had moeten zijn. USG2 120 2 Gij moet elke hinderpaal uit de weg ruimen en "rechte paden voor uw voeten maken, opdat hetgeen kreupel, is, niet verdraaid worde." Hebreeën 12:13. Het is nog niet te laat om het kromme recht te maken; maar u moet niet het gevoel hebben dat u gezond is en geen dokter nodig hebt, want u hebt hulp nodig. Wanneer u tot Jezus komt met een gebroken hart, zal Hij u helpen en zegenen en zult u met moed en energie voortgaan in het werk des Heren. Het beste bewijs dat gij in Christus zijt, is de vrucht die gij draagt. Wanneer u niet waarlijk met Hem verbonden is, zullen uw licht en uw voorrechten u veroordelen en tot uw ondergang zijn. USG2 120 3 Het is erger, veel erger, om in een grote vergadering uiting te geven aan de gevoelens door op een ieder uw pijlen af te vuren, dan degenen die misschien kwaad gesticht hebben, persoonlijk te bezoeken en te berispen. Het nadelige gevolg van deze strenge, laatdunkende, gispende woorden in een grote vergadering, is van veel erger aard in Gods oog dan het geven van een persoonlijke, individuele berisping, gezien immers in het eerste geval het aantal veel groter en de berisping meer alge-meen is. Het is natuurlijk wel gemakkelijker om in een vergadering de gevoelens te uiten vanwege de vele aanwezigen dan persoonlijk naar de dwalenden te gaan en hen open en eerlijk hun verkeerdheden onder ogen ie brengen. Maar zijn hart luchten in het huis Gods tegen bepaalde personen en zowel de schuldigen als de onschuldigen daaronder te laten lijden, is een methode die God niet goedkeurt en die veel meer kwaad dan goed doet. -- 1875, Vol. 3, blz. 507, 508. USG2 121 1 U is misschien van gevoelen dat anderen verkeerd gedaan hebben, en ik weet even goed als u, dat een Christelijke geest niet in de gemeente is geopenbaard. Maar zal dat u baten in het oordeel? Zullen twee die verkeerd doen, de anderen rechtvaardigen? Al zouden een, twee, of drie in de gemeente verkeerd gedaan hebben, zo zal dat uw zonde niet verontschuldigen of uitwissen. Welke weg anderen ook mogen bewandelen, het is uw taak om in uw eigen hart alles in orde te brengen. God heeft rechten op u, en u moogt u door geen omstandigheden laten leiden om die te vergeten of te verwaarlozen, want elke ziel is kostbaar in Zijn ogen. -- 1885, Vol. 5, blz. 349. ------------------------Hoofdstuk 19--Huwelijk Met Ongelovigen USG2 122 1 Beste Zuster L.: Ik heb gehoord van uw voorgenomen huwelijk met iemand die niet met u in de waarheid staat, en ik vrees dat u die belangrijke zaak niet zorgvuldig hebt overwogen. Alvorens een stap te doen die van invloed zal zijn op uw toekomstig leven, raad ik u dringend aan, dit onderwerp nauwgezet en onder gebed te overdenken. Zal deze nieuwe verbintenis blijken een bron van waar geluk te zijn? Zal ze u een hulp zijn in het christelijke leven? Zal dat God behagen? Zal uw voorbeeld veilig door anderen kunnen worden nagevolgd? USG2 122 2 Alvorens een huwelijk aan te gaan, moet elke vrouw onderzoeken of hij met wie zij zich wil verbinden, haar lot waardig is. Hoe was zijn verleden? Is zijn leven onbevlekt? Is de liefde die hij aan de dag legt, van een nobel, verheven karakter, of zijn het maar opwellingen? Bezit hij de karaktereigenschappen die haar gelukkig zullen maken? Zal ze ware vrede en vreugde in zijn toegenegenheid vinden? Zal haar toegestaan worden om haar persoonlijkheid te bewaren of moeten haar oordeel en geweten onderworpen zijn aan de inzichten van haar man? Als een volgelinge van Christus, is zij haarszelfs niet; zij is duur gekocht. Kan ze aan de eisen Gods voorrang verlenen? Zullen lichaam en ziel, gedachten en doelstellingen, zuiver en heilig bewaard blijven? Deze vragen zijn van vitaal belang ten aanzien van het welzijn van elke vrouw die een huwelijksverhouding aangaat. USG2 122 3 Godsdienst is in het gezin nodig. Dit alleen kan de narigheden voorkomen die zo vaak het huwelijksleven verbitteren. Alleen waar Christus heerst, kan sprake zijn van diepe, ware, onzelfzuchtige liefde. Dan zal ziel aan ziel aaneengesmeed zijn en twee levens zullen harmonisch verbonden zijn. Engelen zullen gasten zijn in het huis en hun heilige nachtwake zal het huwelijksvertrek wijden. Ontaarde zinnelijkheid zal daar niet zijn. De gedachten zullen opwaarts gaan naar God; tot Hem zal de toewijding des harten opstijgen. USG2 123 1 Het hart hunkert naar menselijke liefde, maar deze liefde is niet sterk genoeg, niet zuiver genoeg, niet kostbaar genoeg, om de liefde van Jezus te vervangen. Alleen in haar Heiland kan de gehuwde vrouw wijsheid, kracht en genade vinden om de zorgen, verantwoordelijkheden en smarten des levens te dragen. Ze moet Hem tot haar Sterkte en haar Gids maken. Laat de vrouw zich eerst aan Christus geven alvorens ze zich geeft aan haar aardse vriend, en laat ze geen verbintenis aangaan die daarmee in strijd komt. Die het ware geluk willen vinden, moeten de zegen des hemels hebben op alles wat zij bezitten en wat zij doen. Juist ongehoorzaamheid aan God brengt ellende in zovele harten en gezinnen. Mijn zuster, ga geen huwelijk aan met iemand die Gode vijandig is, tenzij u een huis wilt hebben waar altijd dreigend de schaduwen hangen. USG2 123 2 Als iemand die verwacht deze woorden in het oordeel te zullen horen, raad ik u aan de stap die gij wilt doen nog eens te overwegen. Vraag uzelf af: "Zal een ongelovige echtgenoot mijn gedachten niet van Jezus afleiden? Hij is meer een liefhebber van vermaak dan een liefhebber Gods; zal hij mij niet meeslepen in het genieten der dingen waarvan hij houdt?" De weg naar het eeuwige leven is ruw en oneffen. Neem dus geen gewicht mee wat uw voortgang vertraagt. U bezit te weinig geestelijke kracht en u hebt hulp nodig in plaats van hinder. DE GEBODEN GODS USG2 123 3 De Here beval het oude Israël zich niet te vermaagschappen met de heidenen welke rondom hen woonden: "Gij zult u ook met hen niet vermaagschappen; gij zult uw dochters niet geven aan hun zonen en hun dochteren niet nemen voor uw zonen." De reden wordt genoemd. De Oneindige Wijsheid, de resultaten van zulke verbintenissen voorziende, zegt: "Want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, dat zij andere goden zouden dienen; en de toorn des Heren zou tegen ulieden ontsteken en u haast verdelgen." "Want gij zijt een heilig volk de Here, uw God; u heeft de Here, uw God, ver-koren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken die op de aardbodem zijn." "Gij zult dan weten, dat de Here, uw God, die God is, die getrouwe God, Welke het verbond en de weldadigheid houdt aan degenen die Hem lief hebben en Zijn geboden houden tot in duizend geslachten. En Hij vergeldt een ieder van hen die Hem haten, in zijn aangezicht om hem te verderven; Hij zal het tegenover Zijn hater niet uitstellen, in zijn aangezicht zal Hij het hem vergelden." Deuteronomium 7 : 3, 4, 6, 9, 10. USG2 124 1 In het Nieuwe Testament zijn overeenkomstige verboden inzake het huwelijk van Christenen met goddelozen. Paulus zegt in zijn eerste brief aan de Corinthiërs: "Een vrouw is door de wet verbonden zo lange tijd haar man leeft; maar indien haar man ontslapen is, zo is zij vrij om te trouwen wie zij wil; alleenlijk in de Here." 1 Corinthe 7 : 39. Dan schrijft hij in zijn tweede brief: "Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want waf mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid en wat gemeenschap heeft hef licht met de duisternis? En wat overeenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met de ongelovige? Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods; gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen en Ik .zal onder hen wandelen; en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mij een volk zijn. Daarom gaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Here, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen. En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige." 2 Corinthe 6 : 14--18. USG2 124 2 Mijn zuster, durft u die duidelijke en vaste richtlijnen verwerpen? Hoe kunt u, als een kind van God, een onderdaan van Christus' Koninkrijk, gekocht door Zijn bloed, uzelf verbinden met iemand die Zijn rechten niet erkent, die niet beheerst wordt door Zijn Geest? De geboden die ik heb aangehaald, zijn niet het woord van een mens, maar van God. Al zou de metgezel uwer keuze in alle andere opzichten waardig zijn (maar dat is hij niet), zo heeft hij nochtans de tegenwoordige waarheid niet aangenomen; hij is een ongelovige, en de hemel verbiedt dat u zich met hem verbindt. U kunt tegen dit uitdrukkelijk bevel van de hemel niet onachtzaam zijn zonder dat uw ziel gevaar loopt. USG2 125 1 Ik wilde u waarschuwen tegen dat gevaar, alvorens het te laat is. U luistert naar zachte, welaangename woorden en gaat geloven dat alles in orde is, maar u kunt de beweegredenen die ten grondslag liggen aan deze eerlijke raadgevingen niet zien. U kunt de diepten der boosheid die verborgen zijn in het hart, niet zien; u kunt niet achter de schermen kijken om de strikken te ontdekken die Satan uw ziel legt. Hij wil u op die weg leiden, dat hij gemakkelijk zijn pijlen der verzoeking op u kan richten. Geef hem niet de minste kans. Terwijl God inwerkt op de geest van Zijn dienstknechten, werkt Satan door de kinderen der ongehoorzaamheid. Er is geen overeenstemming tussen Christus en Belial. Die twee kunnen niet harmoniëren. Wanneer u banden aanknoopt met een ongelovige, plaatst u zichzelf op het terrein Satans. U bedroeft de Geest Gods en verbeurt Zijn bescherming. Kunt u zich in de strijd om het eeuwige leven veroorloven dat zulke grote verschillen zich in uw leven voordoen? USG2 125 2 U zult misschien zeggen: "Maar ik heb mijn woord gegeven en moet ik dat nu intrekken?" Mijn antwoord is: "Indien u een belofte hebt gedaan lijnrecht tegen de Schriften in, trek die dan zonder uitstel in en toon voor God berouw over de dwaze ingenomenheid, die u zo gauw uw woord deed geven. U kunt veel beter in de vreze Gods zo'n belofte intrekken, dan die houden en daardoor uw Maker oneer aandoen. USG2 126 1 Bedenk dat u een hemel te winnen en een open weg naar het verderf te vermijden hebt. God meent wat Hij zegt. Toen Hij onze stamouders verbood te eten van de vrucht van de boom der kennis, opende hun ongehoor-zaamheid de sluizen der ellende voor de gehele wereld. Staan wij in die harmonie tegenover God, dan zal Hij in disharmonie tegenover ons staan. Onze enige veilige weg ligt daarin, dat we al Zijn geboden gehoorzamen, wat dat ook kost. Zij allen zijn gefundeerd in oneindige liefde en wijsheid. ALS DE DAGEN VAN NOACH USG2 126 2 De geest van erge wereldsgezindheid die nu bestaat, de geaardheid om geen hoger doel te erkennen dan de zelfvoldoening, vormt een van de tekenen van het laatste der dagen. "Gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzó zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwelijk gegeven, tot de dag op welke Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam en ze allen verdierf." Lukas 17 : 26, 27. De mensen van dit geslacht nemen ten huwelijk en geven ten huwelijk met dezelfde roekeloze minachting voor Gods geboden als in de dagen van Noach. USG2 126 3 Er bestaat in de Christelijke wereld een verbazingwekkende, ontstellende onverschilligheid ten opzichte van de leer van Gods Woord wat betreft hef huwelijk van Christenen met ongelovigen. Velen die belijden God lief te hebben en te vrezen,' volgen liever hun eigen zin dan dat ze te rade gaan bij de Oneindige Wijsheid. In een aangelegenheid die nauw verband houdt met het geluk en het welzijn van beide partijen voor deze wereld en de toekomende, worden gezond verstand, oordeel en de vreze Gods op zij gezet, terwijl blinde aandriften en domme vasthoudendheid de overhand hebben. Mannen en vrouwen die anders ontvankelijk en gewetensvol zijn, sluiten hun oren voor goede raad; ze zijn doof voor de waarschuwingen en dringende beden van vrienden en kennissen en van de dienstknechten Gods. Zo'n waar schuwing wordt dan nog beschouwd als een onbeschaamd zich bemoeien met andermans zaken, en de vriend die op de fouten wijst, wordt als een vijand beschouwd. USG2 127 1 En zo wil Satan het ook hebben. Hij weeft zijn net der betovering om de ziel die daarin gevangen wordt. De rede laat de teugels der zelfbeheersing vieren en delft het onderspit tegenover zinnelijke lusten, ongeheiligde hartstocht baant zich een weg, tot het slachtoffer tenslotte ontwaakt in een leven van ellende en slavernij. Dit is geen beeld naar de verbeelding, maar berust op werkelijke feiten. Verbintenissen die door God uitdrukkelijk verboden zijn, dragen Zijn goedkeuring niet weg. Jaren lang heb ik brieven ontvangen van verschillende mensen wier huwelijk ongelukkig was en wat mij ter ore is gekomen, is voldoende om hartzeer van te krijgen. Het is niet gemakkelijk om tot een besluit te komen welke raad men deze ongelukkigen moet geven en hoe hun zwaar lot kan verlicht worden; maar hun droeve ervaring moet voor anderen een waarschuwing zijn. USG2 127 2 Hoe minder huwelijken gesloten worden in deze wereldeeuw, waarin de wereldgeschiedenis tot een afsluiting komt en we weldra de tijd der benauwdheid zullen meemaken als nooit geweest is, hoe beter voor mannen zowel als vrouwen. Laten Christenen zich in acht nemen om te huwen met ongelovigen, bovenal wanneer Satan werkt in alle verleiding der ongerechtigheid in degenen die verloren gaan. God heeft gesproken. Allen die Hem vrezen, zullen zich onderwerpen aan Zijn wijze inscherpingen. Onze gevoelens, neigingen en genegenheden moeten naar boven, hemelwaarts gaan, niet naar beneden, naar de aarde, niet door het ontaarde kanaal van zinnelijke lust en hartstocht. Nu is hef de tijd dat iedere ziel moet staan als voor het aangezicht van God, Die de harten doorzoekt. USG2 127 3 Mijn beste zuster, als een discipel van Jezus moet u nagaan wat de invloed zal zijn van de stap die u gaat ondernemen, niet enkel op uzelf, maar op anderen. De navolgers van Christus moeten medearbeiders zijn van hun Meester; zij moeten "onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, önstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke", zegt Paulus, "gij schijnt ais lichten in de wereld." Filippenzen 2:15. Wij moeten de heldere stralen van de Zon der Gerechtigheid ontvangen en die, zonder ze te laten verduisteren, doen weerkaatsen door onze goede werken, We kunnen er niet zeker van zijn dat we de mensen om ons heen geen letsel aandoen, mits we een juiste invloed uitoefenen die hen hemelwaarts leidt. USG2 128 1 "Gij zijt Mijn getuigen", zegt Jezus, en in elke levensdaad moeten wij ons afvragen: Hoe zal onze wandel de belangen Van het Koninkrijk van de Verlosser beïnvloeden? Wanneer u inderdaad een discipel van Christus bent, dan zult u willen treden in Zijn voetstappen, hoe pijnlijk dit ook mag zijn voor uw natuurlijke gevoelens. In dat verband zei Paulus: "Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus; door Welke de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld." Galaten 6:14. Gij, zuster, moet gaan zitten aan de voeten van Jezus, om van Hem te leren, zoals Maria deed in het verleden. God eist van u een algehele overgave van uw wil, uw plannen en doelstellingen. Jezus is uw Leider; op Hem moet u zien, op Hem moet u betrouwen, en u moet u door niets laten afhouden van het toegewijde leven dat u God verschuldigd is. Uw wandel moet in de hemelen zijn, vanwaar u uw Heiland verwacht. Uw godsvrucht moet van zo'n karakter zijn, dat ze door allen gevoeld wordt binnen de sfeer van uw invloed. God eist van u in elke daad des levens dat u zelfs de schijn des kwaads mijdt. Doet u dat? U staat onder de allerheiligste verplichting om uw heilig geloof niet te kleineren of een schikking te treffen door u te scharen onder de vijanden des Heren. Indien u verzocht wordt Je inscherpingen van Zijn Woord te minachten omdat anderen dat ook gedaan hebben, bedenk dan dat ook uw voorbeeld een invloed zal uitoefenen. Anderen zullen doen zoals u en zo zal hef kwaad zich verbreiden. Terwijl u belijdt een kind van God te zijn, zal een verloochenen van Zijn geboden uwerzijds oneindig kwaad doen aan hen die op u zien om geleid te worden. USG2 129 1 De zaligheid van zielen zal een bestendig doel zijn van hen die in Christus blijven. Maar wat hebt u gedaan om de lofprijzingen te doen horen van Hem Die u geroepen heeft uit de duisternis? "Ontwaakt, gij, die slaapt en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten." Efeze 5:14. Schud af die noodlottige betovering die uw verstand benevelt en de krachten van uw ziel verlamt. USG2 129 2 De krachtigste aansporingen om getrouw te zijn, worden ons voorgehouden, de hoogste beweegredenen, de allerheerlijkste beloningen. Christenen moeten vertegenwoordigers van Christus zijn, zonen en dochteren van God. Ze zijn Zijn juwelen, Zijn bijzondere schatten. Van allen die standvastig zullen blijven, zegt Hij: "Zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, aangezien zij het waardig zijn." Openbaring 3 : 4. Die de poorten van eeuwige gelukzaligheid zullen binnengaan, zullen geen offer dat zij gebracht hebben, te groot achten. USG2 129 3 Moge God helpen dat u de toets doorstaat en dat u uw onkreukbaarheid bewaart. Klem u in het geloof aan Jezus vast. Stel uw Verlosser niet teleur. ------------------------Hoofdstuk 20--De Ware Zendingsgeest USG2 130 1 De ware zendingsgeest is de geest van Christus. De Verlosser der wereld was de grote voorbeeldige Zendeling. Velen van Zijn navolgers hebben vlijtig en onzelfzuchtig gewerkt ten bate van de zaligheid der mensen; maar niemands arbeid kan vergeleken worden . met de zelfverloochening, de opofferingsgezindheid, de goedertierenheid van ons Voorbeeld. USG2 130 2 De liefde die Christus voor ons aan de dag heeft gelegd, is zonder weerga. Hoe vlijtig werkte Hij! Hoe vaak was Hij alleen in vurig gebed, op de berghelling of in een verborgen plekje van de hof, waar Hij Zijn smeekbeden onder tranen en uit het diepste van Zijn gemoed opzond. Met welk een drang bad Hij aanhoudend voor zondaren! Zelfs aan het krujs vergat Hij Zijn eigen smarten in Zijn grote liefde voor hen die Hij kwam verlossen. Hoe koud is onze liefde, hoe zwak onze belangstelling, vergeleken met de liefde en belangstelling getoond door onze Heiland! Jezus gaf Zichzelf tot verlossing van ons geslacht; en hoe gauw staan wij niet klaar met de verontschuldiging dat we niet alles wat we hebben aan Jezus kunnen geven. Onze Heiland gaf Zich over aan vermoeiende arbeid, schande en lijden. Hij werd geminacht, ge-tart, bespot, terwijl Hij bezig was in het grote werk waarvoor Hij naar deze aarde kwam. USG2 130 3 Mijn broeders en zusters, vraagt u zichzelf af: Welk voorbeeld zal ik navolgen? Ik wijs u niet op grote en goede mannen, maar op de Verlosser der wereld. Willen we de ware zendingsgeest bezitten, dan moeten we bezield zijn met de liefde van Christus; we moeten zien op de Bewerker en Voleinder van ons geloof, Zijn karakter bestuderen, Zijn geest van zachtmoedigheid en nederigheid aankweken en in Zijn voetstappen wandelen. USG2 131 1 Velen veronderstellen dat de zendingsgeest, de geschiktheid voor zendingswerk, een bijzondere gave of talent is dat geschonken is aan de predikers en enkele leden van de gemeente, en dat al de anderen enkel maar toeschouwers zijn. Nooit is er een groter vergissing geweest. Elke ware Christen zal een zendingsgeest bezitten, want wanneer men een Christen is, dan is men ook Christus gelijkvormig. Niemand leeft voor zichzelf en "zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe". Romeinen 8 : 9. Een ieder die een voorsmaak heeft van de krachten der toekomende wereld, of hij nu oud of jong is, geschoold of niet geschoold, zal gedreven worden door de geest die Christus bezielde. De allereerste aandrang van het wedergeboren hart is om anderen ook tof de Heiland te brengen. Die dit verlangen niet bezitten, geven blijk dat zij hun eerste liefde hebben verloren; zij moeten nauwgezet hun eigen hart onderzoeken in het licht van Gods Woord en het moet hun ernstig streven zijn opnieuw gedoopt te worden met de Geest van Christus; zij moeten bidden om een dieper inzicht in die wonderlijke liefde die Jezus voor ons aan de dag legde door de heerlijkheid der hemelen te verlaten, om naar een gevallen wereld te komen ten einde zalig te maken die verloren gaan. LEVENDE BRIEVEN USG2 131 2 In de wijngaard des Heren is werk voor een ieder onzer. We moeten niet streven naar die betrekking die ons het meeste genoegen en de grootste inkomsten zal verschaffen. Ware godsdienst is vrij van zelfzucht. De zendingsgeest is een geest van persoonlijke opoffering. We moeten werken hier en waar ook ter wereld, met inspan-ning van onze uiterste krachten, voor de zaak onzes Heren. USG2 131 3 Zodra iemand werkelijk bekeerd is tot de waarheid, ontspringt er in zijn hart een vurig verlangen om naar een vriend of kennis te gaan ten einde die op de hoogte te stellen van het kostelijke licht dat afstraalt van de geheiligde bladzijden. In zijn onzelfzuchtige arbeid om anderen te redden, is hij een levende brief, door alle mensen gekend en gelezen. Zijn leven toont dat hij tot Christus bekeerd is en een medearbeider van Hem is geworden. USG2 132 1 Als volk zijn de Zevende-Dags Adventisten edelmoedige en goedhartige mensen. Wat de verkondiging van de waarheid voor deze tijd betreft, kunnen we op hun sterk en bereidwillig medeleven staat maken. Wanneer voor een bepaalde zaak een beroep wordt gedaan op hun vrijgevigheid, en begrip daarvoor wordt gevraagd, kan men zeker zijn van een goedgunstig antwoord. Hun gaven tot ondersteuning van het werk getuigen dat zij geloven dat dit het werk der waarheid is. Inderdaad zijn er onder ons uitzonderingen. Niet allen die belijden het geloof aan te nemen, zijn oprechte, trouwhartige gelo-vigen. Maar dat was precies zo in de dagen van Christus. Zelfs onder de apostelen was een Judas; maar dat bewees niet dat allen hetzelfde karakter hadden. USG2 132 2 Wij hebben geen reden tot ontmoediging, omdat we weten dat velen het werk der waarheid met hart en ziel zijn toegedaan en bereid voor de vooruitgang daarvan waarlijk offers te brengen. Maar toch bestaaf er onder ons een groot gebrek, een grote behoefte. Er is te weinig van die ware zendingsgeest. Alle zendingsarbeiders moeten die diepe belangstelling bezitten voor de zielen van hun medemensen, die hart aan hart zal verbinden in medeleven en in de liefde van Jezus. Zij moeten vurig bidden om Gods hulp en moeten verstandig arbeiden om zielen voor Christus te winnen. Een koude, geesteloze poging zal niets uithalen. Nodig is, dat de geest van Christus daalt op de zonen der profeten. Dan zullen zij zó'n liefde voor de zielen der mensen aan de dag leggen als Jezus toonde in Zijn leven. USG2 132 3 De oorzaak waarom er geen dieper geestelijk beleven en geen vuriger liefde voor elkander in de gemeente is, ligt daarin dat de zendingsgeest aan het uitdoven is. Weinig wordt nu gezegd aangaande Christus' komst, dat eens het onderwerp was van overdenking en gesprek. Er is een onverantwoordelijke tegenzin, een groeiende afkeer voor een godsdienstig gesprek; en daarvoor in de plaats geeft men zich over aan wuft, ijdel gepraat, zelfs onder de belijdende navolgers van Christus. GAAT AAN DE ARBEID USG2 133 1 Mijn broeders en zusters, wilt u de banden verbreken die u verstrikken? Wilt gij opwaken uit de traagheid die veel lijkt op een verstijving des doods? Gaat aan de arbeid, of u dit nu wel of niet zint. Doet persoonlijk moeite om zielen tot Jezus en tot de kennis der waarheid te brengen. In zo'n arbeid zult u zowel een aansporing als een opwekkingsmiddel Vinden; dat zal u uit uw traagheid opwekken en u versterken. Door oefe-ning zullen uw geestelijke krachten sterker worden, zodat gij met beter resultaat uwszelfs zaligheid kunt werken. De gevoelloosheid des doods is over velen die Christus belijden. Doet al uw best om hen daaruit op te wekken. Waarschuwt, vermaant, onderhoudt hen daarover. Bidt dat de vurige liefde Gods hun natuur, die als door een ijskorst omgeven is, mag verwarmen en doen smelten. Al willen ze niet naar u luisteren, zo zal uw arbeid toch niet vergeefs zijn. Door te proberen een zegen voor anderen te zijn, zal uw eigen ziel gezegend worden. USG2 133 2 We bezitten de theorie der waarheid en nu moeten we ernstig streven naar haar heiligende kracht. Ik durf mij niet stil te houden in deze tijd van gevaar. Het is een tijd der verzoeking, van moedeloosheid. Een ieder staat bloot aan de listen van Satan, en wij moeten ons aaneensluiten om zijn kracht te weerstaan. We moeten van één geest zijn, dezelfde dingen spreken en als uit één mond God verheerlijken. Dan kunnen wij met succes onze plannen uitbreiden en door ijverige zendingsarbeid voordeel trekken uit elk talent dat wij kunnen gebruiken in de verschillende afdelingen van het werk. AAN ELK HUIS USG2 133 3 Het licht der waarheid zendt zijn heldere stralen over de wereld door de zendingsarbeid. De pers is een middel waardoor velen, die niet in contact zouden komen met het werk der predikanten, bereikt worden. Een groot werk kan gedaan worden door de Bijbel, zoals die gelezen moet worden, onder de mensen te brengen. Brengt het Woord Gods aan elk huis, laat het duidelijk en klaar zijn invloed uitoefenen op het geweten van ieder mens, en herhaalt overal het gezegde van de Heiland: "Onderzoekt de Schriften". Johannes 5 : 39. Vermaant hen de Bijbel te nemen zoals die is, om Goddelijk licht te bidden, en dan wanneer het licht schijnt, elke kostelijke straal blijmoedig aan te nemen en zonder vrees de gevolgen af te wachten. USG2 134 1 De vertreden wet van God moet voor de mensen verheerlijkt worden; zodra ze verlangend en eerbiedig tot de Heilige Schrift terugkeren, zal hemels licht de wonderlijke dingen van Gods wet aan hen openbaren. Belangrijke waarheden, lang verduisterd door bijgeloof en valse leerstelling, zullen hun glans weerkaatsen van de verlichte bladzijden van hef Heilige Woord. De levende Godsspraken bieden hun schaften, nieuw en oud, licht en vreugde verschaffend aan allen die ze in onfvangst willen nemen. Velen ontwaken uit hun sluimer. Zij staan als het ware op uit de doden en ontvangen het licht en het leven dat Christus alleen kan geven. Waarheden waarvan bewezen is dat mensen met een geweldig verstand ze niet konden omvatten, worden begrepen door kinderkens in Christus. Aan dezulken wordt duidelijk geopenbaard wat verborgen bleef voor het geestelijke waarnemingsvermogen van de meest geleerde uitleggers des Woords, omdat, evenals de Sadduceeën van ouds, ze onwetend stonden ten opzichte van de Schriften en de kracht Gods. USG2 134 2 Zij die de Bijbel bestuderen met een oprecht verlangen om de wil van God te kennen en te doen, zullen wijs worden tot zaligheid. De Sabbatschool is een belangrijk onderdeel van het zendingswerk, niet alleen omdat deze jong en oud een kennis van Gods Woord bijbrengt, maar omdat daardoor een liefde voor zijn geheiligde waarheden in hen ontwaakt en een verlangen om die voor henzelf te bestuderen; en boven alles wordt hen daardoor geleerd hun leven te richten naar zijn heilige leringen. CHRISTUS' MEDEARBEIDERS USG2 135 1 Allen die Gods Woord nemen tot het richtsnoer van hun leven, komen tot elkander in een nauwe verhouding te staan. De Bijbel bindt hen aaneen. Maar hun gezelschap zal niet gezocht of verlangd worden door hen die het Heilige Woord niet eerbiedig aannemen als een onfeilbare Gids. Ze zullen onderscheiden zijn èn in geloof èn in praktijk. Er kan tussen hen geen harmonie bestaan; ze zijn onverzoenlijk. Als Zevende-Dags Adventisten staan we niet op gewoonte en overlevering maar op het duidelijke: "Alzo zegt de Here", en om deze oorzaak kunnen wij onmogelijk overeenstemmen met de massa die de leerstellingen en geboden van mensen leren en navolgen. Allen die uit God geboren zijn, zullen medearbeiders van Christus worden. Dezulken zijn het zout der aarde. "Indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden?" Indien de godsdienst die we belijden, ons hart niet vernieuwt en ons leven niet heiligt, hoe zal die dan een reddende macht uitoefenen op ongelovigen? USG2 135 2 "Het deugt nergens meer toe dan om buiten geworpen en van de mensen vertreden te worden." Die godsdienst welke geen hernieuwende kracht op de wereld uitoefent, is van geen waarde. We kunnen daar niet op bouwen voor onze eigen zaligheid. Hoe eerder we die weg doen, hoe beter, want hij is krachteloos en vals. USG2 135 3 Wij moeten dienen onder onze grote Leidsman, ons aaneensluiten tegen elke vijandige invloed, en Gods medearbeiders zijn. De ons opgedragen taak bestaat daarin dat we het zaad des Evangelies zaaien aan alle wateren. In dit werk moet iedereen zijn deel doen. De menigvuldige genade Gods die ons is toebedeeld, stelt ons tot rentmeesters over talenten die wij moeten ver-meerderen door ze uit te zetten bij de wisselaars, opdat wanneer de Meester ze opvraagt, Hij Zijn eigendom met woeker kan terugkrijgen. USG2 136 1 God biedt u met één hand geloof, om Zijn machtige arm aan te grijpen, en met de andere hand liefde, om in contact te komen met verloren gaande zielen. Christus is de weg, de waarheid, en het leven. Volgt Hem na. Wandelt niet naar het vlees, maar naar de Geest. Wandelt, zoaIs Hij gewandeld heeft. Dit is de wil van God, uw heiligmaking. Het werk dat u is opgelegd, is de wil te doen van Hem Die uw leven ondersteunt tot Zijn heerlijkheid. Indien gij voor uzelf werkt, baat u dat niets. Te werken tot het bestwil van anderen, minder zelfzuchtig te zijn en meer geneigd om alles aan God te wijden, zal Hem aangenaam zijn en beloond worden door Zijn rijke genade. -- 1868, Vol. 2, blz. 170. ------------------------Hoofdstuk 21--Zakelijk Leven en Godsdienst USG2 137 2 De aangestelden in onze verschillende instellingen -- onze uitgevershuizen, onze scholen, en onze ziekenhuizen -- moeten in een levende verbinding staan met God. Vooral is het van zeer veel belang dat zij die aan het hoofd staan van deze grote afdelingen van het werk, mannen zijn die allereerst aandacht schenken aan het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid. Ze zijn niet geschikt voor hun vertrouwenspositie, of ze moeten te rade gaan bij God en vrucht dragen van Zijn heerlijkheid. Hun leven moet zo zijn, dat ze hun Schepper eren, hun karakter veredelen en een zegen zijn voor hun medemensen. Allen hebben natuurlijke eigenschappen die aangekweekt of onderdrukt moeten worden naar mate deze bijdragen tot een opwassen in de genade, tot een 1885, Vol. 5, blz. 422--429 diepte van godsdienstig beleven, of wel daartoe een hinderpaal zijn. USG2 137 1 Die in het werk Gods zijn aangesteld, kunnen God in hun taak niet naar behoren dienen, tenzij ze het best mogelijke gebruik maken van de godsdienstige voorrechten die ze genieten. Wij zijn de bomen die geplant zijn in de hof des Heren; en Hij komt bij ons de vruchten zoeken, die Hij met recht mag verwachten. Zijn oog rust op een ieder van ons; Hij leest ons hart en verstaat ons leven. Dat is een plechtig onderzoek, want het houdt verband met plicht en eeuwige bestemming; en met welk een belangstelling wordt dat uitgeoefend. USG2 137 2 Laat een ieder die geheiligde verantwoordelijkheden zijn opgedragen, zich afvragen: "Hoe sta ik tegenover dat onderzoekend oog van God? Is mijn hart gereinigd van alles wat het bevuilt? Of zijn zijn tempelhoven zo verontreinigd, zo vol kopers en verkopers, dat er voor Christus geen plaats is?" De drukte van het zakelijke leven zal het geestelijke doen opdrogen en Christus uit de ziel bannen. Al mogen ze de waarheid belijden, zo zullen evenwel mannen die dag in dag uit hun werk doen zonder een levende verbinding met God, er toe gebracht worden om vreemde dingen te doen; er zullen besluiten genomen worden die niet in overeenstemming zijn met de wil van God. Er is geen veiligheid voor onze leidende broeders wanneer ze zich laten voortdrijven door hun eigen aandriften. Zij zullen met Christus niet onder één juk lopen en zo zullen hun daden niet in overeenstemming met Hem zijn. Zij zullen niet in staat zijn te zien of te beseffen wat het werk nodig heeft en Satan zal hen aanporren een standpunt in te nemen dat een beletsel is voor de goede gang van zaken. USG2 137 3 Mijn broeders, beoefent u godsvrucht? Staat liefde voor godsdienstige aangelegenheden op de voorgrond? Leeft u uit het geloof om zodoende de wereld te overwinnen? Bezoekt u de kerkdiensten en worden uw stemmen gehoord in het gebed en op huishoudelijke vergaderingen? Bestaat bij u het gezinsaltaar? Vergadert u ‘s morgens en ‘s avonds de kinderen om u heen om hun gevallen aan God voor te leggen? Onderricht u ze hoe ze navolgers van het Lam kunnen worden? Indien uw gezinnen zonder godsdienst zijn, getuigen ze van uw verzuim en uw ontrouw. Wanneer uw kinderen onverschillig en oneerbiedig zijn en niets voelen voor kerkdiensten en heilige waarheden, terwijl u verbonden is aan het heilige werk Gods, is dat een droevig iets. Zo'n gezin oefent een invloed uit tegen Christus en tegen de waarheid, en "die niet vóór Mij is, is tegen Mij," zegt Christus. USG2 138 1 Het nalaten van godsdienst in het gezin, het verzuim om uw kinderen daarin op te leiden, mishaagt God ten zeerste. Zou één van uw kinderen in het water liggen, worstelende met de golven, en in dreigend gevaar te verdrinken, wat zou dat dan een schrik zijn! Wat. zou men zich inspannen, bidden, en alle mogelijke moeite doen om het menselijke leven te redden! Maar hier zijn uw kinderen zonder Christus, hun zielen niet verlost. Misschien zijn ze ongemanierd en onbeleefd en een schande voor de naam Adventist. Ze gaan het verderf tegemoet, zonder hoop en zonder God in de wereld, en u staat daar onverschillig tegenover alsof het u niets aangaat. USG2 138 2 Welk voorbeeld geeft u uw kinderen? Wat voor orde heerst er in uw gezin? Uw kinderen moeten zó opgevoed worden dat ze vriendelijk zijn, beleefd tegenover anderen, met een zacht humeur, gezeggelijk en boven alles eerbiedig in zake godsdienstige aangelegenheden, terwijl ze de belangrijkheid van de eisen Gods moeten aanvoelen. Men moet ze eerbied leren voor de ure des gebeds en er op staan dat ze ‘s morgens bijtijds op zijn om aanwezig te zijn bij de gezinswijding. HET GEZIN WAAR GOD AANWEZIG IS USG2 138 3 Vaders en moeders die in hun huishouden God voorop stellen, die hun kinderen leren dat de vreze des Heren het beginsel der wijsheid is, verheerlijken God voor engelen en mensen door aan de wereld een gezin waar orde en tucht heersen, voor te houden, een gezin dat God lief heeft en gehoorzaamt in plaats van tegen Hem op te staan. Christus is in hun gezinnen geen vreemdeling; Zijn naam is daar vertrouwd, wordt geeerbiedigd en verheerlijkt. Engelen verblijden zich in een gezin waar God boven alles heerst en waar men de kinderen leert om eerbied te hebben voor de godsdienst, de Bijbel en hun Schepper. Zulke gezinnen kunnen staat maken op de belofte: "Die Mij eren, zal Ik eren." 1 Samuel 2 : 30. Wanneer vanuit zo'n gezin de vader naar zijn werk gaat, is dat met een geest die vertederd en onderworpen is door omgang met God. Hij is een Christen, niet enkel in zijn woorden, maar in zijn werk, in al zijn zakelijke verhoudingen. Hij doet zijn werk met getrouwheid, wetende dat Gods oog op hem rust. USG2 139 1 In de kerk zwijgt zijn stem niet. Hij heeft woorden van dankbaarheid en bemoediging te zeggen, want hij is een Christen die opwast, die elke dag nieuwe ervaringen maakt. Hij is een hulpvaardige, werkzame arbeider in de gemeente, die werkt voor de heerlijkheid Gods en de zaligheid van zijn medemensen. Hij zou zich veroordeeld en schuldig voor God voelen, wanneer hij de kerkdiensten zou verzuimen, want dan zou hij zich de voorrechten laten ontgaan die hem in staat zouden stellen nog beter en nog doelmatiger voor de waarheid te arbeiden. USG2 139 2 God wordt niet verheerlijkt wanneer invloedrijke mannen van zichzelf louter zakenlieden maken en geen waarde hechten aan hun eeuwige belangen, die van zoveel blijvender aard, zoveel edeler en verhevener zijn dan de tijdelijke. Waar zou de grootste takt en kunde betoond moeten worden, dan toch zeker bij die aangelegenheden die onvergankelijk zijn en van eeuwige duur? Broeders, ontwikkelt uw talent bijzonder om de Here te dienen; legt evenveel takt en bekwaamheid aan de dag voor de opbouw van Christus' werk als u doet in uw wereldse zaken. USG2 139 3 Er is, het spijt me dat ik dit zeggen moet, een groot gebrek aan ernst en belangstelling voor geestelijke din-gen van de kant van vele gezinshoofden. Er zijn som-migen die maar zelden gevonden worden in het huis der aanbidding. Voor hun afwezigheid hebben ze de ene verontschuldiging na de andere; maar de wezenlijke oorzaak is, dat hun hart niet godsdienstig is ingesteld. De kinderen worden niet groot gebracht in de opvoeding en vermaning des Heren. Deze mannen zijn niet zoals God dat wenst. Zij staan niet met Hem in een levende verbinding; het zijn louter zakenmensen. Zij hebben geen innemende geest; er is zó'n gebrek aan zachtheid, vrien-delijkheid en beleefdheid in hun gedragingen, dat hun motieven verkeerd worden uitgelegd en van het goede dat zij werkelijk doen, kwaad wordt gesproken. Wanneer ze zich bewust werden hoe kwaad hun doen is in Gods oog, zouden ze daarin verandering brengen. EIGENSCHAPPEN VOOR GODS ARBEIDERS USG2 140 1 Het werk van God moet voorwaarts gebracht worden door mannen die een dagelijkse, levende ervaring hebben in de godsdienst van Christus. "Zonder Mij", zegt Christus, "kunt gij niets doen." Niemand van ons staat buiten de kracht der verzoeking. Allen die verbonden zijn met onze instellingen, onze conferenties, en onze zendingsaangelegenheden, moeten altijd de zekerheid hebben dat ze staan fegenover een machtige vijand, wiens voortdurend doel hef is, hen van Christus, hun Sterkte fe scheiden. Hoe verantwoordelijker de plaats is die zij bekleden des te vuriger zullen Satans aanvallen zijn; want hij weet, dat wanneer hij hen een laakbare kant kan doen opgaan, anderen hun voorbeeld zullen volgen. Maar die voortdurend leren in de school van Christus, zullen in staat zijn de juiste weg te volgen en Satans pogingen om hen uit hun evenwicht fe stoten, zullen kennelijk op niets uitlopen. Verzoeking is geen zonde. Jezus was heilig en rein; nochtans werd Hij verzocht op alle punten gelijk wij, en zelfs zo sterk en zo krachtig, als een mens nooit zal behoeven fe doorstaan. In Zijn succesvolle weerstand heeft Hij ons een schitterend voor-beeld nagelaten, opdat wij in Zijn voetstappen zouden navolgen. Wanneer we zelfvertrouwend of eigengerechtigd zijn, zullen we tenslotte moeten vallen onder de kracht der verzoeking; maar wanneer we op Jezus zien en op Hem betrouwen, roepen we tot onze hulp een Kracht Die de vijand op het slagveld heeft overwonnen, en bij elke verzoeking zal Hij een weg ter ontkoming banen. Wanneer Satan aanvalt gelijk een vloed, moeten we zijn verzoekingen tegemoet treden met het zwaard des Geestes, en Jezus zal onze Helper zijn en zal voor ons tegen hem een banier oprichten. De vader der leugen beeft en siddert wanneer de waarheid Gods met geweldige kracht hem in het gezicht wordt geworpen. USG2 141 1 Satan stelt alles in het werk om mensen van God af te trekken; en hij heeft succes in zijn opzet wanneer het godsdienstige leven in de zakelijke zorgen wordt verstikt, wanneer hij hun gedachten zó laat opgaan in het zakelijke, dat ze er de tijd niet afnemen om hun Bijbel te lezen, in hun binnenkamer te bidden, en ‘s morgens en ‘s avonds hun gaven van lof en dankzegging brandende te houden op het offeraltaar. Hoe weinigen zijn zich de sluwheden van de aartsbedrieger bewust! Hoe velen staan onwetend tegenover zijn listen! USG2 141 2 Wanneer onze broeders eigenwillig wegblijven van de godsdienstige samenkomsten, wanneer aan God niet met eerbied wordt gedacht, wanneer Hij niet gekozen wordt als hun Raadgever en hun vaste Burcht, hoe spoedig sluipen dan wereldse gedachten en een boos ongeloof binnen, terwijl ijdel vertrouwen en filosofie in de plaats komen van een nederig, vertrouwend geloof. Omdat mensen zich hebben afgescheiden van Jezus, wordt vaak de stem der verzoeking gekoesterd als de stem van de Trouwe Herder. Ze zijn geen ogenblik veilig, tenzij juiste beginselen in het hart worden gekoesterd en toegepast in elke zakelijke overeenkomst. USG2 141 3 "Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden." Jacobus 1 : 5. Zo'n belofte is meer waard dan goud of zilver. Indien u bij elke moeilijkheid en elk probleem zoekt om Godde-lijke leiding, is Zijn woord zeker dat er een genadig antwoord zal gegeven worden. En Zijn woord zal nim mer falen. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar Zijn woord zal nooit voorbijgaan. Vertrouw op de Here, en u zult nooit teleurgesteld of beschaamd worden. "Het is beter tot de Here toevlucht te nemen dan op de mens te vertrouwen. Het is beter tot de Here toevlucht te nemen dan op prinsen te vertrouwen." Psalm 118 : 8, 9. AANHOUDEND HULP NODIG USG2 142 1 Welke plaats wij ook in het leven innemen, wat ons werk ook is, toch moeten we nederig genoeg zijn om te voelen dat we hulp nodig hebben; wij moeten onvoorwaardelijk steunen op de leringen van Gods Woord, Zijn voorzienigheid erkennen in alle dingen en trouw onze zielen uitstorten in het gebed. Gaat af op uw eigen verstand, beste broeders, als u zich door het leven slaat, en u zult smart en teleurstelling oogsten. Vertrouwt op de Here met geheel uw hart, en Hij zal uw schreden in wijsheid leiden, en uw belangen zullen veilig gesteld zijn zowel voor deze wereld als voor de toekomende. U hebt licht en kennis nodig. U zult òf bij God òf bij uw eigen hart te rade gaan; u zult wandelen in de vonken van uw eigen vuur, of voor uzelf het Goddelijke licht van de Zon der Gerechtigheid vergaderen. USG2 142 2 Handelt niet uit sluw overleg. Het grote gevaar van onze zakenmensen en van hen die verantwoordelijke posten bekleden, schuilt daarin dat zij van Christus zullen afgekeerd worden door buiten Hem om zich hulp te ver-schaffen. Petrus had niet die zwakheid en dwaasheid aan de dag behoeven te leggen, als hij niet door sluw overleg getracht had die verwijtingen en die spot, vervolging en smaad te ontlopen. Zijn hoogste verwachtingen waren ingesteld op Christus; maar toen hij Hem in Zijn vernedering zag, sloop ongeloof zijn hart binnen en werd daar gevoed. Hij viel onder de macht der verzoeking, en inplaats van in een hachelijk ogenblik zijn trouw te tonen, verloochende hij smadelijk zijn Here. USG2 142 3 Alleen om maar geld te verdienen, scheiden velen zich van God af en verloochenen hun eeuwige belangen. Zij gaan dezelfde weg als de hebzuchtige wereldse mens, maar daarin is God niet; dat is voor Hem een belediging. Hij zou hen gaarne willen helpen om plannen te ontwerpen en uit te voeren, maar alle zakelijke aangelegenheden moeten verricht worden in overeenstemming met de grote zedenwet Gods. De beginselen van liefde tot God en onze naaste moeten toegepast worden in al de daden van het dagelijkse leven, zowel in de geringste als in de grootste. Er moet een geest zijn om meer te doen dan het vertienden van munte, dille en komijn; de gewichtiger aangelegenheden der wet, oordeel, barmhar-tigheid en de lietde Gods mogen niet verwaarloosd worden; want het persoonlijke karakter van een ieder die met het werk verbonden is, zet daar zijn stempel op. CHRISTELIJKE ZAKENLIEDEN USG2 143 1 Er zijn mannen en vrouwen die alles om Christus' wille hebben verlaten. Hun persoonlijke tijdelijke belangen, hun prettige omgang met familie en vrienden, zijn ach-tergesteld bij de belangen van Gods Koninkrijk. Hun genegenheid voor huizen en landerijen, verwanten en vrienden, hoe dierbaar ook, hebben zij niet voorop gesteld, om daarna Gods werk te laten komen. En die dit doen, die hun leven wijden aan de vooruitgang der waarheid door vele zonen en dochteren tot God te bren-gen, hebben de belofte dat zij dit in dit leven honderdvoudig zullen ontvangen en in de toekomende wereld het eeuwige leven. Die werken vanaf een edel standpunt, met onzelfzuchtige beweegredenen, zullen naar lichaam, ziel en geest Gode gewijd zijn. Zij zullen het eigen-ik niet verheerlijken; zij zullen zich niet bevoegd gevoelen om verantwoordelijkheid te aanvaarden; maar zij zullen niet weigeren om lasten te dragen; want zij hebben een verlangen om alles te doen wat ze maar kunnen doen. Dezulken zullen niet hun eigen gerief zoeken; de vraag die zij zich stellen, luidt: Wat is plicht? USG2 143 2 Hoe verantwoordelijker de positie, des fe meer nodig is hef dat de invloed die van zo iemand uitgaat, goed is. Een ieder die door God is verkozen om een bijzonder werk te doen, wordt een doelwit voor Satan. Verzoekin gen dringen van alle kanten op hem aan, want onze waakzame vijand weet dat zijn manier van doen een sterke invloed op anderen uitoefent. We staan te midden van de gevaren van het laatste der dagen, en Satan is afgekomen in grote toorn, wetende dat zijn tijd kort is. Hij werkt met alle verborgenheid der ongerech-tigheid; maar de hemel staat open voor een ieder die God tot zijn Toevlucht stelt. De enige veiligheid voor een ieder onzer ligt daarin, dat hij zich aan Jezus vastklemt en niets toelaat dat de ziel kan scheiden van de machtige Helper. USG2 144 1 Die enkel een gedaante van godzaligheid bezitten, en nochtans tot het werk in zakelijke verhouding staan, moeten gevreesd worden. Wat aan hun hoede is toevertrouwd, zullen zij zeker verraden. Zij zullen overwonnen worden door de listen van de verleider en zullen het werk Gods in gevaar brengen. Zij zullen verzocht worden het eigen-ik te laten overheersen; een heerszuchtige, critische geest zal opwaken, en in vele gevallen zullen medelijden en barmhartigheid voor degenen die men met bedachtzame tederheid tegemoet moet treden, in gebreke blijven. USG2 144 2 "Zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien." Galaten 6 : 7. Wat voor zaad strooien wij uit? Wat zal onze oogst zijn voor tijd en eeuwigheid? Aan een ieder heeft de Meester zijn werk toebedeeld in overeenstemming met zijn bekwaamheid. Zaaien wij het zaad der waarheid en der gerechtigheid, of dat van ongeloof, ontevredenheid, boze vermoedens, en liefde voor de wereld? Moge hij die slecht zaad uitstrooit, de aard van zijn werk onderscheiden, zodat hij tot inkeer komt en vergiffenis ontvangt. Maar de vergiffenis van de Meester verandert het karakter van het gezaaide zaad niet, noch maakt van distelen en doornen kostbare tarwe. Hijzelf moge dan gered worden als uit het vuur gerukt, maar wanneer de oogsttijd komt, zal er alleen onkruid zijn waar akkers van golvend graan hadden moeten staan. Wat gezaaid is in goddeloze onachtzaamheid, zal zijn werk des doods doen. Deze gedachte doet mijn hart pijn en vervult mij met droefheid. Indien allen die belijden de waarheid te geloven, het kostbare zaad zouden zaaien van vriendelijkheid, liefde, geloof en moed, dan zouden zij op hun pelgrimsreis naar boven Gode een welgemeend lied zingen, daar ze zich verblijden in de heldere stralen van de Zon der Gerechtigheid, en op de grote dag des oogstes zouden zij een eeuwige beloning ontvangen. ------------------------Hoofdstuk 22--Wereldsgezindheid een Strik USG2 145 1 Op de dag van de uiteindelijke afrekening zal ervaren worden dat God elkeen bij name kent. Bij elke levensdaad is een ongeziene Getuige: "Ik weet uw werken", zegt Hij Die "wandelt in het midden der zeven gouden kandelaren". Openbaring 2:1. Het is bekend welke ge-legenheden veronachtzaamd zijn, hoe onvermoeid de pogingen geweest zijn van de Goede Herder om Zijn aandacht te besteden aan hen die dwaalden op kromme paden, teneinde hen terug te brengen op de weg van veiligheid en vrede. Telkens en telkens weer heeft God de genotzuchtigen gewaarschuwd, telkens en telkens weer heeft Hij het licht van Zijn Woord op hun pad laten schijnen, opdat ze het gevaar zouden zien en daaraan zouden ontkomen. Maar ze gaan steeds verder, terwijl ze dwaasheid en gekheid verkopen wanneer ze op de brede weg gaan, totdat tenslotte hun genadetijd voorbij is. Gods wegen zijn recht en rechtvaardig, en wanneer het vonnis wordt uitgesproken over hen die te licht bevonden worden, zal elke mond gestopt worden. . . . USG2 145 2 Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen, want "al wat uit het geloof niet is, dat is zonde". Romeinen 14:23. Het geloof dat vereist wordt, is niet enkel een instemmen met de leerstellingen; het is het geloof dat door de liefde werkt en de ziel reinigt. Nederigheid, zachtheid en gehoorzaamheid zijn niet het geloof; maar dat zijn de resultaten, de vruchten des geloofs. Deze deugden moet u zich echter eigen maken door ze fe leren in de school van Christus. U kent de gevoelens en beginselen des hemels niet; zijn taal is voor u zo goed als een vreemde faal. De Geest van God pleit nog te uwen gunste, maar ik koester helaas ernstige twijfel of u zult acht slaan op die stem die u al jarenlang vermaand heeft. Ik hoop dat u dat zult doen, en u zult bekeren en leven. USG2 146 1 Gevoelt u het als een te groot offer om uw aller onwaardig eigen-ik aan Jezus te geven? Verkiest u liever de hopeloze slavernij van zonde en dood dan uw leven los te maken van de wereld en verbonden te worden met Christus door de koorden der liefde? Jezus leeft om nog voor ons te pleiten. Dit moest elke dag de dank-baarheid in onze harten doen opwellen. Die zich zijn schuld en hulpeloosheid bewust is, kan komen zoals hij is en hij zal de zegen van God ontvangen. De beloffe komt hem toe, indien hij die in het geloof wil aangrijpen. Maar die in zijn eigen ogen rijk is en eerbaar en rechtvaardig, die ziet zoals de wereld ziet, en het kwade goed en het goede kwaad noemt, kan niet vragen en ontvangen, omdat hij daaraan geen behoefte gevoelt. Hij voelt dat hij tot de rand gevuld is, daarom moet hij ledig weggaan. USG2 146 2 Zoudt u verontrust worden door uw eigen zielen, zoudt u God ijverig zoeken, dan zou Hij van u gevonden worden; maar Hij zal geen halfhartig berouw aannemen. Wanneer u uw zonden wilt nalaten, is Hij altijd bereid u te vergeven. Wilt u zich juist nu aan Hem overgeven? Wilt u opzien naar Golgotha en u afvragen: "Bracht Jezus dit offer voor mij? Verdroeg Hij vernedering, schande en verwijt, en onderging Hij de wrede dood aan het kruis omdat Hij mij wilde verlossen van het lijden der schuld en de verschrikking der wanhoop om mij in Zijn Koninkrijk onuitsprekelijk gelukkig te maken?" Ziet op Hem Die door uw zonden is doorboord en neemt dit besluit: "De Here zal voortaan mijn leven gewijd zijn. Ik zal niet langer verbonden zijn met Zijn vijanden. Ik zal niet langer mijn invloed met de rebellen aanwenden tegen Zijn bestuur. Al wat ik heb en ben is te weinig om te wijden aan Hem Die mij zó lief had, dat Hij Zijn leven voor mij gaf -- Zijn gehele Goddelijke wezen voor zo'n zondig en dwalend mens." Scheidt u af van de wereld, stelt u geheel aan ‘s Heren zijde, strijdt tot het uiterste en u zult schitterende overwinningen behalen. USG2 147 1 Zalig is hij die acht slaat op de woorden des eeuwigen levens. Geleid door "de Geest der waarheid", zal hij in alle waarheid geleid worden. Hij zal niet geliefd zijn noch geëerd en geprezen worden door de wereld, maar hij zal kostelijk zijn in de ogen des hemels. "Ziet hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden; daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent." 1 Johannes 3:1. ------------------------Hoofdstuk 23--Verantwoordelijkheden van de Arts USG2 148 1 "De vreze des Heren is het beginsel der wijsheid." Allen die een beroep uitoefenen, welk dat ook is, hebben Goddelijke wijsheid nodig. Maar de arts in het bijzonder heeft deze wijsheid nodig, gezien hij met alle soorten van mensen en ziekten te maken heeft. Hij bekleedt een plaats die nog verantwoordelijker is dan die van de prediker des Evangelies. Hij is geroepen om een medearbeider van Christus te zijn en is aangewezen op vaste gods-dienstige beginselen en een nauwe verbinding met de God der wijsheid. Wanneer hij bij God te rade gaat, zal de grote Heelmeester naast hem staan in zijn arbeid en zal hij met de grootste voorzichtigheid te werk gaan opdat hij een van Gods schepselen door zijn verkeerde behandeling niet benadeelt. Hij moet beginselvast zijn, onwrikbaar als een rots, en toch vriendelijk en hoffelijk. Hij moet de verantwoordelijkheid van zijn beroep gevoelen en zijn praktijk moet laten zien dat hij gedreven wordt door zuivere onzelfzuchtige redenen, en verlangend is de leer van Christus in alle dingen hoog te hou-den. Zo'n dokter zal een waardigheid over zich hebben als uit de hemel gekomen en zal in de wereld een krachtig werktuig zijn ten goede. Hoewel hij misschien niet gewaardeerd wordt door degenen die niet in verbinding staan met God, zo zal hij nochtans door de hemel geeerd worden. In Gods oog zal hij kostelijker zijn dan goud, ja dan hef goud van Ophir.... USG2 148 2 Er zijn tal van manieren om de geneeskunde uit te oefenen, doch er is slechts één manier die door de hemel wordt goedgekeurd. Gods geneesmiddelen zijn de eenvoudige middelen der natuur, die door hun krachtige werkingen het gestel niet zullen verzwakken of benadelen. Zuivere lucht en water, reinheid, een juist diëet, reinheid des levens en een vast vertrouwen op God zijn geneesmiddelen waardoor bij gebrek er aan duizenden sterven; deze geneesmiddelen geraken echter uit de tijd omdat een juiste toepassing werk vereist, en hierop zijn de mensen niet meer gesteld. Frisse lucht, beweging, zuiver water en alom toegepaste zindelijkheid vallen met slechts weinig kosten onder ieders bereik; maar patentgeneesmiddelen zijn duur, zowel wat betreft de uitgaven als het resultaat dat wordt uitgeoefend op het gestel. USG2 149 1 Het werk van de christelijke arts eindigt niet met het genezen van de lichamelijke ziekten zijn kunde moet zich ook richten op de ziekten des geestes, op het redden van de ziel. Het mag dan niet tot zijn taak behoren, tenzij er om gevraagd wordt, om een of ander theoretisch punt van de waarheid naar voren te brengen, maar hij kan in ieder geval zijn patiënten op Christus wijzen. De lessen van de Goddelijke Leraar zijn altijd van pas. Hij kan bijvoorbeeld de aandacht van de bedrukte vestigen op de altijd nieuwe tekenen van Gods liefde en zorg, op Zijn wijsheid en goedheid, als geopenbaard in Zijn geschapen werken. De geest kan dan door de natuur geleid worden op de natuur van God en ingesteld worden op de hemel, die Hij bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. USG2 149 2 De dokter behoort te weten hoe hij moet bidden. In vele gevallen moet hij het lijden vermeerderen om het leven te redden; en of nu de patiënt een Christen is of niet, zo zal hij zich geruster gevoelen wanneer hij weet dat deze dokter God vreest. Gebed zal de zieken een blijvend vertrouwen geven; en heel vaak, wanneer hun gevallen in ootmoedig vertrouwen gebracht worden voor de troon van de Grote Heelmeester, zal dat meer voor hen doen dan al de verdovingsmiddelen die hen worden toegediend. ERKENNING VAN DE VERHOUDING VAN ZONDE TOT ZIEKTE USG2 149 3 Satan is de vader der ziekte; en de dokter moet zijn werk en macht tegengaan. Ziekte des geestes is alleszins overheersend. Negen tienden van de ziekten waaraan mensen lijden, komen hieruit voort. Het is heel goed mogelijk dat een of andere moeilijkheid in het gezin als een kanker vreet aan de ziel en de levenskrachten verzwakt. Zelfverwijt vanwege de zonde ondermijnt soms het gestel en brengt de geest uit zijn evenwicht. Dan zijn er valse leerstellingen, zoals die van de brandende hel en de eeuwigdurende pijniging der goddelozen, welke door overdreven en verwrongen beschouwingen over het karakter van God, op gevoelige zielen hetzelfde resultaat hebben uitgewerkt. Vooral ongelovigen hebben gewezen op die ongelukkige gevallen en beweren dat krankzinnigheid een gevolg is van de godsdienst; maar dat is vuige laster, waarvoor zij zich beter kunnen wachten. Inplaats dat de godsdienst van Christus krankzinnigheid veroorzaakt, is dat één van de beste geneesmidde-len daartegen; want daardoor worden de zenuwen aanhoudend gekalmeerd. USG2 150 1 De dokter heeft meer nodig dan menselijke wijsheid en kracht, opdat hij kan weten hoe hij moet ingrijpen in die vele moeilijke gevallen van ziekten van geest en hart, waarmede hij te maken heeft. Zo hij onwetend staat tegenover de macht der Goddelijke genade, kan hij de zieke niet helpen, maar zal hij de toestand nog erger maken; maar wanneer hij nauw met God verbonden is, zal hij de zieke, verwarde geest kunnen helpen. Dan zal hij zijn patiënten op Christus kunnen wijzen en hen leren hoe ze met hun zorgen en moeilijkheden kunnen gaan tot de grote Lastdrager. USG2 150 2 Er bestaat een door de hemel uitgestippeld verband tussen zonde en ziekte. Elke dokter die een maand zijn praktijk uitoefent, zal dit constateren. Hij kan het feit verdoezelen; hij kan het zo druk hebben met andere dingen, dat zijn aandacht daarop niet valt; maar als hij opmerkzaam en eerlijk is, zal hij moeten erkennen dat zonde en ziekte tof elkaar in verhouding staan als oorzaak en gevolg. De dokter moet dit terdege opmerken en dienovereenkomstig handelen. Wanneer hij het vertrouwen van de zieken gewonnen heeft door hun lijden te verlichten en hen heeft weggehaald van de rand van het graf, kan hij hen leren dat ziekte het gevolg is van zonde, en dat het de gevallen vijand is die probeert hen te verstrikken in praktijken die gezondheid en ziel vernietigen. Hij moet hun de noodzakelijkheid inscherpen van zelfverloochening en van het gehoorzamen aan de wetten van leven en gezondheid. Vooral in het verstand van de jongeren moet hij juiste beginselen ingriffen. USG2 151 1 God heeft Zijn schepselen lief met een liefde die zowel teder als sterk is. Hij heeft de wetten der natuur ingesteld, maar Zijn wetten zijn "geen willekeurige eisen. Elk "Gij zult niet", òf van de gezondheidsòf van de zedenwet, bevat of geeft weer een belofte. Gehoorzaamt men daaraan, dan zal een zegen worden ervaren; gehoorzaamt men niet, dan is het gevolg gevaar en ongeluk. Gods wetten zijn ontworpen om Zijn volk nader tot Hem te brengen. Hij wil hen redden van het kwade en hen brengen tot het goede, zo ze geleid willen worden, maar Hij zal hen nooit dwingen. Wij kunnen Gods plannen niet doorzien, maar wij moeten Hem vertrouwen en ons geloof tonen door onze werken. ... DE DRUKKENDE VERANTWOORDELIJKHEID DER MEDISCHE PRAKTIJK USG2 151 2 Bijna elke dag komt de dokter van aangezicht tot aangezicht met de dood te staan. Hij zet zijn voeten, om zo te zeggen, aan de rand van het graf. In vele gevallen loopt die vertrouwdheid met tonelen van lijden en dood uit op zorgeloosheid en onverschilligheid ten opzichte van menselijke ellende, en roekeloosheid in de behandeling der zieken. Zulke artsen schijnen geen teder medegevoel te bezitten. Ze zijn hard en kortaf en de zieken zijn al bang als ze er aan komen. Hoe groot hun kennis en kunde ook is, zó kunnen zulke mannen voor de lijdenden maar weinig goed doen; zo echter de liefde en sympathie die Jezus aan de dag legde voor de zieken samengevoegd worden met de kennis van de arts, zal zijn aanwezigheid een zegen zijn. Hij zal niet op zijn patiënt neerzien als louter een stuk menselijk mechanisme, maar als een ziel die gered wordt of verloren gaat. USG2 152 1 De plichten van de arts zijn zwaar. Weinigen beseffen de geestelijke en lichamelijke spanning waaraan hij onderworpen is. Elke geestkracht en elk talent moet in de strijd met ziekte en dood zo krachtig mogelijk ingeschakeld worden. Vaak weet hij dat één verkeerde beweging van de hand, al gaat die maar een haarbreedte in de verkeerde richting, een ziel onvoorbereid de eeuwigheid kan inzenden. Hoe zeer is de gelovige arts aangewezen op het medeleven en de gebeden van Gods volk! .Zijn aanspraken in deze richting staan niet beneden die van de meest toegewijde predikant of zendingsarbeider. Beroofd, zoals vaak gebeurt, van de nodige rust en slaap, en zelfs van de godsdienstige voorrechten op de Sabbat, is hij aangewezen op een dubbel deel van de genade, een dagelijkse nieuwe toevoer, of hij zal zijn houvast op God verliezen en gevaar lopen dieper weg te zinken in de geestelijke duisternis dan mannen van een andere roeping. En toch staat hij vaak bloot aan onverdiende verwijten en men laaf hem alleen staan, het doelwit van Satans hevigste verzoekingen, terwijl hij het gevoel heeft dat hij niet begrepen wordt, verraden door al zijn vrienden. HET VERKRIJGEN VAN EEN MEDISCHE OPLEIDING USG2 152 2 Velen die weten hoe zwaar de plichten van een dokter zijn en hoe weinig kansen dokters hebben om zich te ontspannen na de zorgen, zelfs op de Sabbat, zullen dit niet als hun levenstaak kiezen. Maar de grote vijand is voortdurend bezig de schepselen van Gods hand te vernietigen, en mannen van beschaving en verstand worden opgeroepen om zijn wrede macht te bestrijden. Meer van dat soort mannen zijn nodig om zich aan dit beroep te wijden. Alle mogelijke moeite moet gedaan worden om geschikte mannen te nopen zich voor dit werk te bekwamen. Dat moeten mannen zijn wier karakter gebaseerd is op de brede beginselen van Gods Woord -- mannen die van nature energie, kracht en volharding bezitten die hen in staat zullen stellen een verheven niveau te bereiken. Niet een ieder kan het brengen tot een kundig arts. Velen zijn alleszins onvoorbereid voor dit beroep gaan leren. Zij bezitten niet de vereiste kennis; evenmin hebben ze de bekwaamheid en takt, de nauwgezetheid en het verstand om succes te behalen. USG2 153 1 Een dokter kan zijn werk zoveel beter doen wanneer hij lichamelijk sterk is. Is hij zwak, dan is hij niet opgewassen tegen de zware arbeid die som aan zijn roeping verbonden is. Iemand met een zwak gestel, met een zwakke spijsvertering, of die niét volkomen zelfbeheersing bezit, is niet geschikt om alle aard van ziekten te behandelen. Laat men vooral zorgen om geen personen aan te moedigen die misschien nuttig kunnen zijn in een minder verantwoordelijke positie, om ten koste van veel tijd en geld medicijnen te gaan studeren, wanneer er geen redelijke hoop is dat ze zullen slagen. USG2 153 2 Sommigen zijn uitgekozen als mannen die voor de artspraktijk geschikt zijn en men heeft ze aangemoedigd om een medische opleiding te volgen. Maar enkelen die als Christenen hun studies op de medische hogescholen begonnen, stelden de Goddelijke wet niet voorop; dat ging met opoffering van beginsel gepaard en zij verloren hun houvast aan God. Zij voelden dat ze, nu ze alleen stonden, het vierde gebod niet konden houden en dwaas en belachelijk zouden zijn in de ogen van de eerzichtigen, de wereldsgezinden, de twijfelaars en de ongelovigen. Tegen een dergelijke vervolging waren ze niet bestand. Ze kregen eerzucht om zich in de wereld een hogere plaats te bemachtigen en zo begonnen ze te dwalen op de duistere bergen des ongeloofs en werden ontrouw. Van alle kanten kwamen de verzoekingen op hen af en ze hadden geen kracht om die te weerstaan. Sommigen zijn oneerlijk en onbetrouwbaar geworden, en zij hebben zich schuldig gemaakt aan ernstige zonden. USG2 153 3 In deze tijd schuilt gevaar voor een ieder die voor arts gaat studeren. Vaak zijn de leraars wereldwijze mensen en zijn medestudenten ongelovigen, die zich aan God niets gelegen laten liggen, en zo loopt hij gevaar door deze ongodsdienstige kringen beïnvloed te worden. Maar hoe het ook zij, sommigen hebben de medische school doorlopen en zijn trouw gebleven aan het beginsel. Zij wilden hun studies op Sabbat niet voortzetten en hebben bewezen dat ze voor arts geschikt zijn, terwijl ze de verwachtingen van hen die hun de middelen verschaften de opleiding te volgen, niet teleurgesteld hebben. Evenals Daniël hebben ze God geëerd en Hij heeft hen bewaard. Daniël nam zich voor in zijn hart dat hij de gewoonten van de koninklijke hoven niet zou navolgen; hij zou niet eten van des konings spijzen, noch drinken van zijn wijn. USG2 154 1 Hij zag op God voor kracht en genade, en God gaf wijsheid en bekwaamheid en kennis boven die van de astrologen, de waarzeggers en de tovenaars van het koninkrijk. Aan hem werd de belofte waar gemaakt: "Die Mij eren, zal Ik eren". USG2 154 2 De jonge arts heeft toegang tot de God van Daniël. Door Goddelijke genade kan hij even bekwaam worden in zijn roeping als Daniël was in zijn verheven positie. Maar het is een fout om een wetenschappelijke voorbereiding tot het allerbelangrijkste te maken, terwijl godsdienstige beginselen, die het fundament moeten vormen van een succesvolle praktijk, verwaarloosd worden. Velen die in hun beroep als bekwame mensen geprezen worden, spotten met de gedachte dat zij, wat wijsheid in hun werk betreft, op Jezus zijn aangewezen. Maar indien deze mannen die op hun wetenschappelijke kennis zo prat gaan, verlicht zouden worden door het licht des hemels, welk een hogere graad van uitmuntendheid zouden ze dan bereiken! Hoe veel sterker zouden hun krachten zijn, met hoeveel groter vertrouwen konden ze dan moeilijke gevallen aanvaarden! De mens die nauw verbonden is met de Grote Heelmeester van ziel en lichaam, staan de hulpbronnen des hemels en der aarde ter beschikking, en hij kan werken met een wijsheid en een feilloze nauwkeurigheid die de goddeloze niet kan bezitten. ------------------------Hoofdstuk 24--De Komende Crisis USG2 155 1 "En de draak vergrimde op de vrouw, en ging henen om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren en de getuigenis van Jezus Christus hebben." Openbaring 12 : 17. In de nabije toekomst zullen wij deze woorden in vervulling zien gaan, wanneer de Protestantse kerken zich verenigen met de wereld en met de pauselijke macht tegen hen die de ge-boden bewaren. Dezelfde geest die Roomsen in de vorige eeuw tot daden aanzette, zal de Protestanten er toe brengen eenzelfde weg te volgen tegenover hen die God trouw willen blijven. USG2 155 2 Kerk en staat treffen nu voorbereidingen voor het toekomstige conflict. Protestanten werken onder een of ander voorwendsel om de Zondag naar voren te schuiven, zoals de Roomsen gedaan hebben. Door het gehele land is het pausdom bezig zijn groot, massief stelsel op te bouwen, in welks verborgen schuilhoeken zijn vervolgingen van het verleden herhaald moeten worden. En de weg wordt bereid voor de openbaring op grote schaal van die bedriegelijke wonderen, waardoor, indien het mogelijk ware, Satan zelfs de uitverkorenen zou ver-leiden. USG2 155 3 Het bevel dat tegen Gods volk zal worden uitgevaardigd, zal heel veel gelijken op dat van Ahasveros, uitgevaardigd tegen de Joden ten tijde van Esther. Het Perzische bevel was een gevolg van de wrok van Haman tegenover Mordechai. Niet dat Mordechai hem kwaad had berokkend, maar hij had geweigerd hem die eer te betonen welke alleen God toekomt. Het besluit des konings tegen de Joden was verkregen onder valse voorwendselen door een verkeerde voorstelling van dat bijzondere volk. Satan porde de kwaadstoker aan om diegenen van de aarde weg te vagen, die de kennis van de ware God hadden bewaard. Maar zijn verdervende plannen werden teniet gedaan door een tegengestelde macht, diie waakt over de mensenkinderen. Engelen die uitmuntten in kracht, kregen het volk Gods te beschermen, en die snode plannen van hun vijanden kwamen neer op hun eigen hoofden. De Protestantse wereld ziet in die kleine schare Sabbatvierders een Mordechai in de poort. Hun karakter en gedragingen, waarin de eerbied voor Gods wet uitkomt, zijn een voortdurend verwijt tegenover hen die de vreze des Heren hebben verworpen en Zijn Sabbat onder de voet lopen; de ongewenste indringer moet op een of andere manier uitgeschakeld worden. USG2 156 1 Dezelfde meesterlijke geest die in verleden eeuwen tegen de trouwe gelovigen samenspande, probeert nog steeds degenen die God vrezen en Zijn wet gehoorzamen, van de aarde weg te vagen. Satan wil de haat opwekken tegen de geringe minderheid die gewetensvol weigert om populaire gewoonten en overleveringen na te volgen. Mannen van stand en naam zullen zich verenigen met de wettelozen en het gepeupel om maatregelen fe nemen tegen Gods volk, Mannen van welstand, vernuft en opvoeding zullen zich aaneensluiten om hen met smaad te bejegenen. Vervolgde machten, geestelijken en kerkleden zullen tegen hen samenspannen. Door woord en geschrift, door een grote mond, bedreigingen en spot zullen ze proberen hun geloof te ondermijnen. Door verkeerde voorstellingen en boze woorden zullen ze de hartstochten van de mensen opwekken. Waar ze niet een "Zo zegt de Schrift" kunnen inbrengen tegen de voorstanders van de Sabbat van de Bijbel, zullen ze, om in dat gebrek te voorzien, tot zware verordeningen hun toevlucht nemen. Om populariteit te verkrijgen en in de gunst te komen, zullen wetgevers aandringen op de invoering van een Zondagswet. Die God vrezen, kunnen geen instelling aannemen die een gebod van de Decaloog geweld aandoet. Op dit gevechtsterrein speelt zich het laatste grote conflict af van de strijd tussen waarheid en dwaling. Nu zal God Zijn waarheid en Zijn volk verdedigen als in de dagen van Mordechai. EEN AANWIJZING DAT HET EINDE NABIJ IS USG2 157 1 Door het bevel dat de instelling van het pausdom macht verleent om de wet van God te schenden, zal onze natie zich volkomen losmaken van alle rechtvaardigheid. Wanneer het Protestantisme zijn hand over de kloof zal heenstrekken ten einde de hand van de Roomse macht te grijpen, wanneer het zich over de afgrond zal strekken om met het spiritualisme de handen ineen te slaan, wanneer onder de invloed van dit drievoudig verbond, ons land elk beginsel van zijn grondwet als een protestantse en republikeinse staatsvorm overboord zal gooien, kunnen we weten dat de tijd gekomen is voor de wonderlijke werking van Satan, en dat het einde nabij is. USG2 157 2 Zoals de nadering van de Romeinse legers voor de discipelen een teken was van de op handen zijnde ver-woesting van Jeruzalem, zo zal deze afval een teken voor ons zijn dat de grens van Gods lankmoedigheid is bereikt, dat de mate der ongerechtigheid van onze natie vol is, en dat de engel der genade op het punt staat weg te vliegen om nooit terug te keren. Het volk Gods zal dan gedompeld worden in die tonelen van kwelling en wanhoop die door de profeten beschreven zijn als de tijd van Jacobs benauwdheid. De kreten van de gelovigen die vervolgd worden, stijgen op ten hemel. En zoals het bloed van Abel riep van de aarde, zijn ei ook stemmen die vanuit de graven der martelaren, vanuit de diepten der zee, vanuit de holen der bergen, vanuit kloostergewelven tof God roepen: "Hoe lang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan degenen die op de aarde wonen?" USG2 157 3 De Here doet Zijn werk. De gehele hemel is in op-schudding. De Rechter der gehele aarde zal Zich spoedig opmaken om Zijn beledigd gezag te verdedigen. Het merkteken der verlossing zal geplaatst worden op de mensen die Gods geboden bewaren, die Zijn wet eerbiedigen en die het merkteken van het beest of van zijn beeld weigeren. EEN WERK TE DOEN USG2 158 1 God heeft geopenbaard wat in het laatste der dagen zal gebeuren, opdat Zijn volk voorbereid zal zijn om staande te blijven in de storm van tegenkanting en gramschap. Die gewaarschuwd zijn ten opzichte van de komende gebeurtenissen, moeten niet in kalme berusting zitten te wachten op de naderende storm, door zich te troosten met de gedachte dat God Zijn getrouwen zal beschermen in de tijd der benauwdheid. Wij moeten zijn als mensen die hun Here verwachten, niet met de armen over elkander, maar vurig bezig zijnde met een onwrikbaar geloof. Het is nu niet de tijd ons te verdiepen in dingen van minder belang. Terwijl de mensen slapen, is Satan druk bezig het zo te plooien, dat ‘s Heren volk geen aanspraak kan maken op genade of gerechtigheid. De Zondagbeweging wroet verder voort in hef duister. De leiders volvoeren hun doelwit in het verborgene, en velen die zich bij de beweging aansluiten zijn zich niet bewust waarop de onderstroom zal uitlopen. Haar woorden zijn vriendelijk en ogenschijnlijk christelijk, maar wanneer ze zal spreken zal ze de geest van de draak openbaren. USG2 158 2 Het is onze plicht om alles te doen wat in onze macht is om het dreigende gevaar af te wenden. Wij moeten ons best doen het vooroordeel weg te nemen door ons-zelf voor de mensen in het juiste licht te plaatsen. We moeten precies naar voren brengen waar het in feite om gaat, en aldus het doelmatigste protest inbrengen tegen maatregelen die de gewetensvrijheid aan banden leggen. We moeten de Schriften onderzoeken en in staaf zijn de reden van ons geloof te geven. In dat verband zegt de profeet: "De goddelozen zullen goddelooslijk handelen, en geen van de goddelozen zullen het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan." Daniël 12:10. USG2 158 3 Die door Christus tot God toegang hebben, hebben een belangrijk werk te doen. Nu is het de tijd om de arm van onze Sterkte aan te grijpen. Het gebed van David moet het gebed zijn van predikanten en leken: "Het is tijd voor de Here, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken." Psalm 119 : 126. "Laat de dienaars des Heren wenen tussen het voorhuis en het altaar, zeggende: Spaar Uw volk, o Here, en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid." Joël 2 : 17. In de uiterste nood, wanneer er niet de minste hoop scheen dat de ondergang kon worden afgewenteld, heeft God altijd voor Zijn volk gewerkt. De plannen van goddeloze mensen, de vijanden van de Gemeente, zijn altijd onderworpen aan Zijn macht en overheersende voorzienigheid. Hij kan de harten der staatslieden beïnvloeden; de gramschap van de rumoerigen en misnoegden, de haters van God, van Zijn waarheid en Zijn volk, kan afgewend worden, zoals de loop der rivieren wordt gekeerd als Hij dat beveelt. Gebed doet de arm des Almachtigen in beweging komen. Hij Die aan de hemelen de loop der sterren ordent, Wiens woord de golven der diepe zee beheerst, dezelfde on-eindige Schepper zal werken ten gunste van Zijn volk wanneer zij Hem in het geloof aanroepen. Hij zal de machten der duisternis tegenhouden tot de waarschuwing aan de wereld is gegeven en allen die daarop willen acht geven, voorbereid zijn op de strijd. VERVOLGING BRENGT DE WAARHEID OP DE VOORGROND USG2 159 1 "De grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken", zegt de Psalmist; "het overblijfsel der grimmigheden zult Gij inbinden". Psalm 76 : 11. Hef is Gods bedoeling dat de toetsende waarheid op de voorgrond zal treden en een onderwerp van beschouwing en bespreking zal worden, zelfs al zou het moeten zijn door de strijd die er over gaat. Dat moet de gedachten der mensen bezighouden. Elke strijd, elk verwijt, elke laster zal een middel in Gods hand zijn om tot onderzoek op te wekken en mensen die anders zouden slapen, wakker te schudden. USG2 159 2 Zo is het ook geweest in de geschiedenis van Gods volk in het verleden. Door de weigering om het grote gouden beeld dat Nebukadnezar had opgericht, te aan-bidden, werden de drie Hebreeërs in de gloeiende oven geworpen. Maar God bewaarde Zijn dienstknechten te midden der vlammen, en ook de poging hen tot de af-godendienst te dwingen, liep uit op het brengen der kennis van de ware God aan de aanwezige vorsten en aanzienlijken van het machtige Babylonische rijk. USG2 160 1 Hetzelfde gebeurde ook toen hef bevel werd uitge-vaardigd om geen andere god te aanbidden dan de koning. Toen Daniël naar zijn gewoonte driemaal daags tot de God des hemels bad, werd de aandacht van de vorsten en heersers op zijn geval gevestigd. Hij kreeg de gelegenheid te spreken en te laten zien wie de ware God is, en ook de reden op te geven waarom Hij alleen aanbeden moet worden alsmede de plicht Hem lof en eer te bewijzen. En de verlossing van Daniël uit de leeuwenkuil was een nieuw bewijs dat het Wezen Dat hij aanbad, de ware en levende God was. USG2 160 2 Zo bracht de gevangenneming van Paulus het Evan-gelie voor koningen, prinsen en heersers die anders nooit dit licht ontvangen zouden hebben. De pogingen die gedaan worden om de vooruitgang der waarheid tegen te houden, zullen juist dienen om haar uit te breiden. De uitmuntendheid der waarheid zal steeds duidelijker gezien worden vanuit elk opeenvolgend punt vanwaar men ze kan beschouwen. Dwaling vraagt om vermomming en wil zich gaarne verkapt voordoen. Zij omhult zich met hef kleed der engelen en elke openbaring van haar waar karakter vermindert haar kans om te slagen. USG2 160 3 Hef volk dat door God tot bewaarder van Zijn wet is aangesteld, mag Zijn licht niet verborgen houden. De waarheid moet verkondigd worden in de duistere plaatsen der aarde. Hinderpalen mag men niet uit de weg gaan, maar moeten overwonnen worden. Een groot werk moet gedaan worden, en dit werk is toevertrouwd aan hen die de waarheid kennen. Zij moeten tot God bidden en smeken om nu hulp te verkrijgen. De liefde van Christus moet een plaats vinden in hun eigen harten. De Geest van Christus moet over hen worden uitgestort, en zij moeten zich voorbereiden om te kunnen staan in het oordeel. Terwijl zij zich aan God wijden, zal een over-tuigende kracht hun pogingen bezielen om de waarheid aan anderen te brengen, en haar licht zal toegang krijgen tot vele harten. USG2 161 1 Wij moeten niet langer slapen op Satans betoverd terrein, maar al onze hulpbronnen moeten aangewend worden en we moeten gebruik maken van elke mogelijkheid welke de Voorzienigheid ons verschaft heeft. De laatste waarschuwing moet gebracht worden aan "vele volken en naties en talen en koningen"; en de gegeven belofte luidt: "Zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld." Openbaring 10:11; Matth. 28:20. ------------------------Hoofdstuk 25--De Gemeente Het Licht der Wereld USG2 161 2 De Here riep Zijn volk Israël tot aanzijn en scheidde hen af van de wereld, opdat Hij hun een geheiligde waarheid kon toevertrouwen. Hij stelde hen tot bewaarders van Zijn wet en het was Zijn opzet door hen de kennis van Hemzelf onder de mensen in stand te houden. Door hen moest het licht des hemels schijnen tot in de donkerste plaatsen der aarde en een stem moest gehoord worden die een beroep deed op al de volken om zich van hun afgodendienst af te keren ten einde de levende en ware God te dienen. Waren de Hebreeërs trouw geweest aan hun opdracht, dan zouden ze een macht in de wereld geweest zijn. God zou hun burcht geweest zijn en Hij zou hen verheven hebben boven al de andere volken. Zijn licht en waarheid zouden door hen zijn geopenbaard en zij zouden onder Zijn wijze en heilige regering gestaan hebben als een voorbeeld van de voortreffelijkheid van Zijn heerschappij boven elke vorm van afgodendienst. USG2 162 1 Maar zij hielden hun verbond met God nief. Zij volgden de afgodische praktijken van andere volken na, en in plaats van de Naam van hun Schepper tot een lofprijzing in de wereld te maken, was hun doen van dien aard dat de heidenen die Naam gingen minachten. Nochtans moest de opzet van God in vervulling gaan. De kennis van Zijn naam moest uitgedragen worden over de gehele aarde. God bracht de hand van de verdrukker over Zijn volk en verstrooide hen als gevangenen onder de volken. In hun ellende kregen velen berouw over hun overtredingen en zochten de Here. Verstrooid over de landen van de heidenen, verspreidden zij de kennis van de ware God. De beginselen van de Goddelijke wet kwamen in botsing met de gewoonten en praktijken der volken. Afgo-dendienaars deden al hun best het ware geloof te vernietigen. De Here in Zijn voorzienigheid bracht Zijn dienstknechten Daniël, Nehemia en Ezra in onmiddellijke aanraking met koningen en heersers, opdat deze afgodendienaars de kans zouden krijgen, het licht te ontvangen. Zo werd het werk dat God Zijn volk binnen hun eigen grenzen in voorspoed te doen gegeven had, maar dat verwaarloosd was uit hoofde van hun ontrouw, door hen gedaan in gevangenschap, onder grote ellende en moeilijkheden. USG2 162 2 God heeft in deze tijd Zijn volk geroepen zoals Hij het oude Israël riep, om als een licht in de wereld te staan. Door het machtige zwaard der waarheid, de boodschappen van de eerste, tweede en derde engel, heeft Hij hen afgescheiden van de kerken en van de wereld om hen in een geheiligde verbintenis met Hemzelf te brengen. Hij heeft hen aangesteld als de bewaarders van Zijn wet en heeft hun de grote waarheden der profetie toevertrouwd. Gelijk de heilige Godsspraken die het oude Israël waren toevertrouwd, vormen deze een geheiligd pand om door te geven aan de wereld. De drie engelen van Openbaring 14 stellen het volk voor dat hef licht van Gods waarschuwingsboodschappen-aannam, en die als Zijn tussenpersonen uitgaan om de waarschuwing te laten schallen over de lengte en breedte der aarde. Chrisfus zegt tot Zijn navolgers: "Gij zijt het licht der wereld." Mattheüs 5:14. Tot elke ziel die Jezus aanneemt, spreekt het kruis van Golgotha: "Aanschouwt de waarde van de ziel. Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen." Markus 16:15. Niets mag toegestaan worden om dit werk te hinderen. Het is voor deze tijd het allerbelangrijkste werk; het moet zo vèrreikend zijn als de eeuwigheid. De liefde die Jezus aan de dag legde voor de zielen van mensen in het offer dat Hij bracht voor hun verlossing, zal al Zijn navolgers tot daden aanzetten. ZULLEN WIJ DOEN WAT ISRAËL DEED? USG2 163 1 Maar zeer weinigen van hen die het licht ontvangen hebben, doen het werk dat hun is toevertrouwd. Er zijn maar enkele mannen van onberispelijke trouw, die niet de gemakken des levens zoeken, maar die zich een weg banen waar zij maar een opening kunnen vinden om het licht der waarheid te verspreiden en Gods heilige wet te rechtvaardigen. Maar de zonden die de wereld beheersen, zijn binnen geslopen in de gemeenten en in de harten van hen die beweren Gods bijzonder volk te zijn. Velen die licht hebben ontvangen, oefenen een invloed uit die de vrees van wereldlingen en vormelijke belijders ontzenuwen. USG2 163 2 Er zijn liefhebbers der wereld zelfs onder degenen die voorgeven op de Here te wachten. Er is een zucht naar rijkdom en eer. Christus beschrijft deze groep wanneer Hij verkondigt dat de dag Gods zal komen als een strik over allen die op de aarde wonen. Deze wereld is hun tehuis. Hun streven is enkel om aardse schatten te vergaderen. Zij bouwen dure woningen en richten die in met ai het goede dat er is; kleren hebben hun volle aandacht en zij geven zich over aan de begeerte van hun eetlust. De wereldse dingen zijn hun afgoden. Deze stellen zich tussen de ziel en Christus, en de ernstige, ontzagwekkende feiten die zich om ons opstapelen, wor den ternauwernood gezien en maar vaag beseft. Dezelfde ongehoorzaamheid en nalatigheid die gezien werden in de Joodse gemeente, hebben in nog groter mate de mensen gekenmerkt die door middel van de laatste waarschuwingsboodschappen dit grote licht van de hemel gekregen hebben. Zullen wij zoals zij, onze kansen en voorrechten laten teloorgaan, totdat God verdrukking en vervolging over ons zal laten komen? Zal het werk dat verricht kan worden in vrede en betrekkelijke voorspoed, ongedaan blijven liggen, tot het gebeuren moet in dagen van duisternis, onder zware beproeving en vervolging? USG2 164 1 Heel hoog is de schuld gerezen waarvoor de Gemeente verantwoordelijk is. Waarom doen zij die het licht hebben, geen krachtiger pogingen om dat licht aan anderen te brengen? Zij zien dat het einde nabij is. Zij zien tallozen elke dag Gods wet overtreden; en zij weten dat deze zielen in hun overtreding niet zalig kunnen worden. Nochtans hebben zij meer belangstelling voor hun beroep, hun boerderijen, hun huizen, hun handel, hun kle-ding, hun tafel, dan voor de zielen van mannen en vrouwen die zij van aangezicht tot aangezicht in het oordeel zullen ontmoeten. De mensen die beweren de waarheid te gehoorzamen, slapen. Ze zouden zich niet zo op hun gemak gevoelen als ze wakker waren. De liefde voor de waarheid sterft af in hun harten. Hun voorbeeld is niet zó om de wereld te overtuigen dat zij een waarheid hebben, ver boven elk ander volk op aarde. Juist wanneer ze sterk moesten zijn in God, met een dagelijkse, levende ervaring, zijn ze zwak, aarzelend, steun zoekend bij de predikanten, terwijl ze anderen moesten dienen met hart en ziel, met stem en pen, met tijd en geld. ZWAK DOOR EIGEN SCHULD USG2 164 2 Broeders en zusters, velen van u verontschuldigen zich dat ze niets uitvoeren, en geven als oorzaak dat ze niet in staat zijn voor anderen te werken. Maar maakte God u zo onbekwaam? Was dat niet een gevolg van uw eigen werkeloosheid, waarin gij maar steeds vrijwillig hebt vol hard? Gaf God u niet minstens één talent om daarmede te woekeren, niet voor uw eigen voordeel en bate, maar voor Hem? Is u zich uw verplichting bewust geworden, als Zijn gehuurde dienstknecht, om door een verstandig en juist gebruik van dit toevertrouwde kapitaal, Hem rente te brengen? Hebt u kansen laten voorbijgaan om uw krachten tot dit doel te verbeteren? Het is maar al te waar dat weinigen een waarachtig besef gevoeld hebben van hun verantwoordelijkheid tot God. Liefde, verstand, geheugen, inzicht, aanpassingsvermogen, geestkracht en elke andere eigenschap zijn gewijd geworden aan het eigen-ik. U hebt groter wijsheid ontplooid in de dienst van het kwaad dan in het werk Gods. U hebt uw geestkracht verdorven, onbekwaam gemaakt, ja zelfs beneveld door uw krachtig streven naar wereldse doeleinden, waardoor Gods werk is verwaarloosd. USG2 165 1 Nog sust u uw geweten met de woorden dat u het verleden niet ongedaan kunt maken en de energie, de kracht en bekwaamheid terugwinnen die u zoudt gehad hebben indien u uw krachten had gebruikt zoals God dat wenst. Maar denkt er aan dat Hij u verantwoordelijk stelt voor het werk, onverschillig gedaan of ver-zuimd door uw ontrouw. Hoe meer u uw talenten oefent voor uw Meester, des te bekwamer zult u worden. Hoe nauwer u zich verbindt met de Bron van licht en kracht, des te groter licht zal op u schijnen en des te groter kracht zult u winnen om voor God te gebruiken. En voor alles wat u verkregen zoudt kunnen hebben maar niet ontvangen hebt door uw zucht naar de wereld, is u verantwoordelijk. Toen u een navolger van Christus werd, hebt u de gelofte gedaan, Hem en Hem alleen te dienen, en Hij beloofde met u te zijn, u te zegenen, u te verkwikken met Zijn licht, u Zijn vrede te geven, en u welgemoed te maken in Zijn dienst. Hebt u gefaald in het verkrijgen dezer zegeningen? Weest er dan van overtuigd dat het uw eigen schuld is. USG2 165 2 Om tijdens de oorlog aan de dienstplicht te ontkomen, waren er mannen die zichzelf ziek maakten, weer anderen die zich verminkten, om maar voor de dienst afge keurd te worden. Hier is een beeld van de gang van zaken die velen hebben gevolgd wat betreft Gods werk. Zij hebben hun krachten verminkt, zowel lichamelijk als geestelijk, zodat ze ongeschikt zijn voor het werk dat zo hoog nodig is. BEN IK MIJNS BROEDERS HOEDER? USG2 166 1 Veronderstel dat een som geld in uw handen werd gelegd om voor een bepaald doel te gebruiken; zoudt u dat dan weggooien en zeggen dat u nu niet verantwoordelijk was voor het gebruik daarvan? Zoudt u het gevoel hebben, u van een grote zorg te hebben bevrijd? Dit is echter wat u hebt gedaan met de gaven Gods. Uzelf verontschuldigen om voor anderen te werken door te wijzen op uw onbekwaamheid, terwijl u geheel verdiept bent in wereldse zaken, is spotten met God. Ontelbaren gaan hun ondergang tegemoet; de mensen die licht en waarheid hebben ontvangen, zijn maar een handjevol om het heirleger des bozen te weerstaan; en nochtans schenkt dit groepje zijn kracht aan alles en iedereen, behalve aan het leren hoe zij zielen van de dood kunnen redden. Is het dan een wonder dat de Gemeente zwak en ondoelmatig is, dat God maar weinig kan doen voor Zijn belijdend volk? Zij plaatsen zichzelf daar waar het Hem onmogelijk is met hen en voor hen te werken. Durft u voortgaan met Zijn eisen aldus te veronachtzamen? Wilt u zo spelen met de meest geheiligde waarheden des hemels? Wilt gij met Kaïn zeggen: "Ben ik mijns broeders hoeder?" Genesis 4 : 9. USG2 166 2 Bedenkt dat uw verantwoordelijkheid wordt gemeten niet door uw huidige krachten en bekwaamheden, maar door de oorspronkelijk verleende krachten en de mogelijkheden om die te verbeteren. De vraag die een ieder zich moet stellen, is niet of hij nu onervaren en ongeschikt is om voor Gods zaak te werken, maar hoe en waarom hij zich in deze toestand bevindt en hoe daarin verbetering kan gebracht worden. God zal ons niet op bovennatuurlijke wijze begiftigen met de eigenschappen die ons nu ontbreken; maar terwijl we doen wat we doen kunnen, zal Hij met ons werken om elk talent te vermeerderen en te versterken; onze sluimerende krachten zullen opgewekt worden, en krachten die lange tijd verlamd waren, zullen nieuw leven ontvangen. USG2 167 1 Zo lang we in de wereld zijn, hebben we te doen met de dingen dezer wereld. Het verrichten van tijdelijke, wereldlijke zaken zal altijd nodig zijn; maar daarin moet nooit de gehele mens opgaan. Paulus heeft een veilige regel gegeven: "In ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here". Romeinen 12 : 11, N.V. De nederige, dagelijkse plichten des levens moeten trouw gedaan worden; "blijmoedig", zegt de apostel, "als voor de Here". Waarin ons werk ook bestaat, of dat gedaan wordt in het huishouden of op de akker of op weten-schappelijk gebied, wij kunnen het doen ter ere Gods zo lang we in alles Christus tot de eerste, de laatste, en de beste maken. Maar buiten deze wereldse bezigheden is iedere navolger van Christus een bijzonder werk opgedragen wat betreft de opbouw van Zijn Koninkrijk -- een werk dat persoonlijke inspanning behoeft voor de redding van mensen. Dat is niet een werk dat enkel één keer per week verricht moet worden, bij de kerkdienst, maar te allen tijde, en op alle plaatsen. DE GELOFTE VOOR DE DIENST DES MEESTERS USG2 167 2 Een ieder die zich met de Gemeente verbindt, doet daarbij een plechtige gelofte om te werken voor het belang van de Gemeente en dat belang te stellen boven elke wereldse aangelegenheid. Het is zijn taak, een levende verbinding te bewaren met God, zich met hart en ziel te wijden aan het grote werk der verlossing, en in zijn leven en karakter de uitnemendheid van Gods geboden te laten zien in tegenstelling met de gewoonten en voorschriften der wereld. Elke ziel die Christus heeft aangenomen, heeft een gelofte gedaan om zoveel als in zijn vermogen ligt, een geestelijke arbeider te zijn, werkzaam, vlijtig, en doeltreffend in de dienst van zijn Meester. Christus verwacht dat elkeen zijn plicht doet; laat dit in de gelederen van Zijn navolgers het wachtwoord zijn. USG2 168 1 Wij moeten niet wachten tot men ons vraagt ons licht te verspreiden, tot men aandringt om raad of onderricht te geven. Een elk die de stralen van de Zon der Gerechtigheid in zich opneemt, moet overal om zich heen haar glans weerkaatsen. Van zijn godsdienst moet een overtuigende en besliste invloed uitgaan. Zijn gebeden en smekingen moeten zo doortrokken zijn van de Heilige Geest, dat zij de ziel zullen doen smelten en volgzaam maken. In dat verband zei Jezus: "Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader Die in de hemelen is, verheerlijken." Mattheüs 5:16. Het zou voor een wereldling beter zijn, zo hij nooit een belijder van de godsdienst had gezien, dan onder de invloed te komen van iemand dieonwetend staat ten opzichte van de kracht der godzaligheid. Zou Christus ons Voorbeeld zijn, Zijn leven onze richtlijn, welk een ijver zou er dan geopenbaard, wat een inspanning aan de dag gelegd, wat een vrijgevigheid betoond, welk een zelfverloochening in praktijk gebracht worden! Hoe onvermoeid zouden we arbeiden, welke vurige gebeden om kracht en wijsheid zouden tot God opstijgen! Zouden al de belijdende kinderen Gods aanvoelen dat het de voornaamste levenstaak is, het werk te doen dat Hij hun gevraagd heeft om te doen, indien ze onzelfzuchtig zouden arbeiden om Zijnentwille, welk een verandering zou er dan gezien worden in de harten en gezinnen, in de gemeenten, ja zelfs in de wereld! USG2 168 2 Waakzaamheid en trouw zijn door alle eeuwen heen geëist van Christus' volgelingen; maar nu we staan op de drempel der eeuwigheid, in het bezit van de waarheden die wij uitleven, en een zó groot licht hebben, met een zó belangrijk werk, moeten we onze ijver verdubbelen. Een ieder moet het uiterste doen van wat in zijn vermogen ligt. Mijn broeder, u brengt uw eigen zaligheid in gevaar, indien u zich nu op de achtergrond houdt. God zal u ter verantwoording roepen indien u het werk verzuimt dat Hij u heeft opgedragen. Bezit u een kennis der waarheid? Geef die dan door aan anderen. USG2 168 3 Wat moet ik zeggen om de gemeenten wakker te schudden? Wat kan ik zeggen tot hen die vooraan gestaan hebben in de verkondiging van de laatste boodschap? "De Here komt", moet alom het getuigenis zijn, niet enkel als lippentaal, maar door leven en karakter; maar velen aan wie God licht en kennis, talenten van invloed en middelen gegeven heeft, zijn mannen die de waarheid niet liefhebben en niet in praktijk brengen. Zij hebben zo diep gedronken uit de bedwelmende beker der zelfzucht en wereldsgezindheid, dat ze dronken geworden zijn van de zorgvuldigheden van dit leven. USG2 169 1 Broeders, indien u voortgaat zo ijdel, zo wereldsgezind, en zelfzuchtig te zijn als u geweest is, zal God u zeker voorbijgaan om die te nemen die minder bezorgd zijn voor zichzelf, minder eerzuchtig naar wereldse eer, en die niet zullen aarzelen om, zoals hun Meester buiten de legerplaats te gaan, en zich weinig gelegen laten liggen aan smaadheden. Het werk zal gegeven worden aan hen die hef zullen aanvaarden, die er aan verknocht zullen zijn, en die zijn beginselen in hun dagelijkse ervaring zullen uitleven. God zal nederige mannen kiezen, die er eerder naar zullen streven, Zijn Naam te verheerlijken en Zijn werk vooruit te brengen dan zichzelf eer en voordeel te verschaffen. Hij zal mannen verwekken die niet zoveel wereldse wijsheid hebben, maar die met Hem verbonden zijn en die kracht en raad van boven zullen zoeken. IN DE KRACHT DER WARE GODSVRUCHT USG2 169 2 Sommigen van onze leidende mannen zijn geneigd de geest te koesteren die geopenbaard werd door de apostel Johannes, toen hij zei: "Meester, wij hebben iemand gezien die de duivelen uitwierp in Uw Naam; en wij hebben het hem verboden,' omdat hij ons niet volgt." Organisatie en discipline zijn nodig, maar er is nu een zeer groot gevaar om af te wijken van de eenvoud van het Evangelie van Christus. Wat we nodig hebben, is een minder betrouwen op enkel vorm en plichtpleging, en een groter betrouwen op de kracht van ware godsvrucht. Zo hun leven en karakter voorbeeldig zijn, laat dan allen die willen, met welk talent zij ook toegerust zijn, werken. Hoewel ze misschien niet aan uw werkwijze beantwoorden, zo mag toch geen woord gesproken worden om hen te veroordelen of te ontmoedigen. Toen de Farizeeën van Jezus verlangden dat de kinderen die Zijn lof zongen, het zwijgen zou opgelegd worden, zei de Heiland: "Zo deze zwijgen, zullen de stenen haast roepen." Lukas 19:40. De profetie moest in vervulling gaan. USG2 170 1 Zo moet in deze dagen het werk gedaan worden. Er zijn vele werkgebieden; laat een ieder zijn deel bijdragen zo goed als hij kan. De man met het ene talent moet dat niet in de aarde verstoppen. God heeft een ieder zijn werk gegeven overeenkomstig zijn bekwaamheid. Zij aan wie grotere verantwoordelijkheden en ver-mogens zijn toevertrouwd, moeten anderen die minder bekwaam of ervaren zijn, niet het zwijgen opleggen. Mannen met één talent kunnen een bepaalde klasse van mensen bereiken, waarmede degenen met twee of vijf talenten niet in aanraking zouden kunnen komen. Er zijn grote en kleine uitverkoren vaten om het water des levens te brengen aan dorstige zielen. Laten niet degenen die het Woord prediken, hun handen leggen op de nederige arbeider, en zeggen: "U moet in die kring werken of anders in het gehele niet werken." Handen thuis, broeders. Laat een ieder, omgord met zijn eigen wapenrusting, maar werken in zijn eigen sfeer en doen wat hij kan op zijn eenvoudige wijze. Versterkt zijn handen in hef werk. Dit is geen tijd om farizeïsme te laten overheersen. Laat God werken door wie Hij wil. De boodschap moet voortgaan. EEN BEROEP OP LEKEN USG2 170 2 Allen moeten hun trouw aan God tonen door het wijze gebruik van Zijn kapitaal, dat Hij hun heeft toevertrouwd, niet enkel in gelden, maar in elk talent dat kan meehelpen aan de opbouw van Zijn Koninkrijk. Satan zal elke mogelijke list aanwenden om te voorkomen dat de waarheid komt tot diegenen die in dwaling gedompeld zijn; nochtans moet de waarschuwende, smekende stem hen bereiken. En terwijl er maar enkelen in dit werk bezig zijn, dienden duizenden daarin evenveel belangstelling te tonen als zij. USG2 171 1 Nooit was het Gods bedoeling dat de gewone leden van de gemeente zouden uitgesloten worden van arbeid in Zijn werk. "Gaat werken in Mijn wijngaard", is het bevel van de Meester tot een ieder van Zijn navolgers. Zo lang er onbekeerde zielen in de wereld zijn, moet er krachtig, ernstig, vlijtig, vastbesloten gewerkt worden voor hun zaligheid. Die het licht ontvangen hebben, moeten proberen diegenen te verlichten die het nog niet bezitten. Wanneer de leden ieder afzonderlijk dit werk niet aanpakken, dan tonen ze dat ze niet in een levende verbinding met God staan. Hun namen staan opgetekend als luie dienstknechten. Kunt u niet de oorzaak nagaan waarom er niet meer geestelijk leven in onze gemeenten is? Dat komt omdat u geen medeherders van Christus bent. USG2 171 2 God heeft een ieder zijn taak gegeven. Laat een elk van ons wachten op God, en Hij zal ons leren hoe gewerkt moet worden en welk werk voor ons het beste geschikt is. Laat echter niemand een onafhankelijke geest gaan koesteren om nieuwe theorieën te verkondigen. De arbeiders moeten in overeenstemming leven met de waarheid en met hun broeders. Men moet met elkander beraadslagen en samenwerken. Maar ze moeten niet het gevoel hebben, dat ze bij elke stap moeten wachten om aan een hogere instantie te vragen of ze dit of dat mogen doen. Ziet wat leiding betreft niet op de mens, maar op de God van Israël. USG2 171 3 Het werk dat de Gemeente verzuimd heeft te doen in een tijd van vrede en voorspoed, zal ze moeten doen in een verschrikkelijke nood, onder de meest ontmoedigende, onaangename omstandigheden. De waarschuwingen die door wereldse gelijkvormigheid het zwijgen zijn opgelegd of achtergehouden, moeten verkondigd worden onder de heftigste tegenstand van de vijanden van het geloof. En te dien tijde zal de oppervlakkige, conservatieve groep, wier invloed de vooruitgang van het werk steeds geremd heeft, het geloof verloochenen en zich scharen onder de openlijke vijanden der waarheid, naar wie hun sympathie al lang uitging. Deze afvalligen zullen de bitterste vijandschap aan de dag leg-gen en alles doen wat in hun macht is om hun vroegere broeders tegen te staan en kwaad te doen en de algemene mening tegen hen op te zetten. Die tijd ligt vlak voor ons. USG2 172 1 De leden van de Gemeente zullen allen persoonlijk getoetst en beproefd worden. Zij zullen gebracht worden in omstandigheden waar ze genoodzaakt zullen zijn van de waarheid te getuigen. Velen zullen geroepen worden om voor officiële instanties en gerechtshoven te spreken, misschien wel alleen zonder enige bijstand. De ervaring die hen in deze moeilijke omstandigheden had kunnen helpen, hebben ze verzuimd te verkrijgen en nu wordt hun ziel gekweld door bitter zelfverwijt over al die verzuimde kansen en veronachtzaamde voorrechten. STELT NIET LANGER UIT USG2 172 2 Mijn broeder, mijn zuster, ik bid u, denkt eens over deze dingen na. U hebt ieder een werk te doen. Uw ontrouw en nalatigheid getuigen tegen u in het Register des Hemels. U hebt uw krachten verzwakt en uw talenten afbreuk gedaan. De ervaring en de kunde die u had kunnen bezitten, ontbreekt u. Maar voor het voor eeuwig te laaf is, vermaan ik u, wakker te worden. Stelt niet langer uit. De dag is bijna voorbij. De zon is in het westen bijna voorgoed ondergegaan. Nochtans, nu het bloed van Christus nog pleit, kunt u vergiffenis verkrijgen. Vergadert elke kracht der ziel, besteedt de enkele nog resterende uren aan ijverige arbeid voor God en voor uw medemensen. USG2 172 3 Mijn hart is tot in het allerdiepst geschokt. Woorden schieten tekort om mijn gevoelens uit te drukken, wanneer ik pleit voor verloren gaande zielen. Moet mijn pleiten tevergeefs zijn? Als gezante van Christus zou ik u willen wakker schudden om te werken zoals u nog nooit gewerkt hebt. U kunt uw plicht niet afschuiven op anderen. Niemand dan gijzelt kan uw werk doen. Wanneer u op uw licht een domper zet, wordt door uw verzuim iemand anders in duisternis gelaten. USG2 173 1 De eeuwigheid strekt zich voor ons uit. Het scherm zal weldra worden weggeschoven. Wij die deze plechtige, verantwoordelijke positie innemen, wat doen wij, waf neemt onze gedachten in beslag, dat we vasthouden aan onze zelfzucht en gemakzucht, terwijl om ons heen zielen verloren gaan? Kunnen we niet aanvoelen of begrijpen dat we een werk te doen hebben voor de zaligheid van anderen? Broeders en zusters, behoort u tot diegenen die ogen hebben en niet zien, die oren hebben en niet horen? Is het tevergeefs dat God u een kennis van Zijn wil heeft gegeven? Is het tevergeefs dat Hij u waarschuwing op waarschuwing heeft doen toekomen? Gelooft u hetgeen de eeuwige waarheid verkondigt aan-gaande wat weldra over de aarde zal komen, gelooft u dat Gods oordelen reeds boven de hoofden der mensen hangen en kunt u dan nog met de armen over elkaar zitten, traag, zorgeloos, met enkel een zucht naar vermaak? EEN SCHAT IN DE HEMEL USG2 173 2 Het is nu niet de tijd voor Gods volk om aan hun gevoelens toe te geven of zich een schat te vergaderen in de wereld. De tijd is nabij, dat evenals de eerste discipelen, we genoodzaakt zullen zijn een schuilplaats te zoeken in verlaten, eenzame gebieden. Zoals hef beleg van Jeruzalem door de Romeinse legerscharen hef teken was voor de christenen in Judea om te vluchten, zo zal het machtsvertoon van de kant van onze natie in de verordening ter bekrachtiging van de pauselijke rustdag, een waarschuwing voor ons inhouden. Dan zal het tijd zijn om uit de grote steden te trekken, en aanstalten te maken ook de kleinere plaatsen te verlaten voor meer afgelegen huizen in de eenzame gebieden tussen de bergen. En nu, in plaats van ons hier in te richten in dure woningen, moeten we voorbereidingen treffen om te verhuizen naar een beter land, ja zelfs een hemels land. In plaats van ons geld uit te geven aan alle mogelijke zelfgenot, konden we beter spaarzaamheid betrachten. Elk talent dat we van God geleend hebben, moet gebruikt worden tot Zijn heerlijkheid, door de wereld te waarschuwen. God heeft voor Zijn medearbeiders een werk te doen in de steden. Onze zendingsvelden moeten in stand worden gehouden, nieuwe velden moeten worden geopend. Wil men dit werk met succes vooruitbrengen, dan gaan daar heel wat kosten mee gepaard. Kerken zijn nodig, waar men de mensen kan uitnodigen om de waarheid voor deze tijd te beluisteren. Juist voor dit doel heeft God een kapitaal toevertrouwd aan Zijn rentmeesters. Legt uw bezit niet vast in wereldse ondernemingen, zodat dit werk gehinderd zal worden. Brengt uw gelden waar gij ze kunt gebruiken ten bate van Gods werk. Belegt uw schatten nu reeds in de hemel. USG2 174 1 De leden van de Gemeente moeten zich ieder persoonlijk en al hun bezittingen leggen op het altaar Gods. Als nooit te voren is nu de vermaning van de Heiland van kracht: "Verkoopt hetgeen gij hebt, en geeft aalmoes. Maakt uzelf buidels die niet verouden, een schat die niet afneemt in de hemelen, waar de dief niet bijkomt, noch de mot verderft. Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn." Lukas 12 : 33, 34. Die hun geld steken in grote huizen, in landerijen, in wereldse ondernemin-gen, zeggen door hun daden: "God kan hef niet krijgen; ik heb voor mijzelf nodig." Hun ene talent hebben ze in een doek gewikkeld en verborgen in de grond. Er is alle oorzaak voor dezulken om gewaarschuwd te worden. Broeders, God heeft u niet één gulden toever-trouwd om renteloos te liggen noch om die achter te houden voor eigen begeerte of om te verbergen, maar om gebruikt te worden voor de vooruitgang van Zijn werk, om de zielen van hen die verloren gaan, te redden. Het is nu niet de tijd ‘s Heren geld te steken in uw dure gebouwen en uw grote ondernemingen, terwijl Zijn werk te kort komt en met een voor de helft gevuld schathuis, moet bedelen om te blijven bestaan. In deze wijze van arbeiden is de Here niet. Denkt er aan dat de dag zeer nabij is, wanneer gezegd zal worden: "Geeft rekenschap van uw rentmeesterschap." Kunt u de tekenen der tijden niet onderscheiden? USG2 175 1 Elke dag die voorbij gaat, brengt ons nader tot de laatste, grote belangrijke dag. We zijn één jaar dichter bij het oordeel, dichter bij de eeuwigheid dan aan het begin van 1884. Zijn we ook nader gekomen tot God? Waken we onder gebed? Weer een jaar van onze arbeidstijd is vervlogen in de eeuwigheid. Elke dag zijn we omgegaan met mannen en vrouwen die onder het oordeel vallen. Elke dag is misschien de scheidingslijn geweest voor een of andere ziel; iemand kan de beslissing genomen hebben die zijn toekomstig lot bepaalt. Wat is onze invloed geweest op deze medepelgrims? Wat hebben we gedaan om hen tot Christus te brengen? TE LEVEN IS IETS PLECHTIGS USG2 175 2 Te sterven is iets plechtigs, maar te leven is een veel plechtiger iets. Elke gedachte en woord en daad van ons leven zullen we nog een keer ontmoeten. Wat we van onszelf maken in de genadetijd, dat moeten we blijven in alle eeuwigheid. De dood brengt ontbinding aan het lichaam, maar brengt geen verandering in het karakter. De komst van Christus verandert onze karakters niet, maar die worden dan openbaar zoals ze zijn, zonder enige verandering. USG2 175 3 Opnieuw doe ik een beroep op de leden der Gemeente om Christenen te zijn, Christus gelijkvormig. Jezus was een Werker niet voor Zichzelf, maar voor anderen. Hij arbeidde om de verlorenen te zegenen en te redden. Indien ge Christenen zijt, zult u Zijn voorbeeld navolgen. Hij heeft het fundament gelegd, en wij zijn met Hem de bouwlieden. Maar welk materiaal dragen wij aan om op dit fundament voort te bouwen? USG2 175 4 "Een ieders werk zal openbaar worden; want de dag zal het doen blijken, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens ieders werk is, zal het vuur beproeven." 1 Corinthe 3:13. Wanneer u al uw kracht en talent wijdt aan de dingen dezer wereld, zal uw levenswerk te vergelijken zijn met hout, stro en stoppels, en zal door het vuur van de laatste dag verteerd worden. Maar onzelfzuchtige arbeid voor Christus en het toekomstige leven zal zijn als goud, zilver, en kostbaar gesteente, dat is onvergankelijk. USG2 176 1 Mijn broeders en zusters, ik bid u, ontwaakt uit de slaap des doods. De tijd is te ver-gevorderd om de krachten van hersenen, beenderen en spieren te wijden aan het eigen-ik. Laat de laatste dag u niet vinden terwijl u verstoken is van de hemelse schat. Streeft er naar, de triomfen van het kruis te laten zien, zielen te verlichten, te arbeiden voor de zaligheid van uw medemensen, en uw werk zal de toets van het vuur kunnen doorstaan. USG2 176 2 "Zo iemands werk blijft,.... die zal loon ontvangen." Heerlijk zal de geschonken beloning zijn, wanneer de trouwe arbeiders verzameld staan rondom de troon van God en het Lam. Toen Johannes in zijn sterfelijke staat de heerlijkheid Gods aanschouwde, viel hij als dood terneer; hij kon die aanblik niet verdragen. Maar wanneer dit sterfelijke onsterfelijkheid zal aangedaan hebben, zijn de verlosten gelijk Jezus, want zij zullen Hem zien zoals Hij is. Zij staan voor de troon, wat betekent dat ze zijn aangenomen. Al hun zonden zijn uitgewist en hun overtredingen weggedaan. Nu kunnen ze zien op de in volheid stralende heerlijkheid van Gods troon. Zij hebben met Christus gedeeld in Zijn lijden, ze hebben met Hem samengewerkt in het verlossingsplan en ze delen met Hem in de vreugde van het aanschouwen der zielen die gered zijn door hun arbeid, om God door alle eeuwen heen te loven. USG2 176 3 De derde engel, die in het midden des hemels vliegt en de geboden Gods en de getuigenis van Jezus verkondigt, stelt ons werk voor. De boodschap verliest niets van haar kracht in de voortgaande vlucht van de engel, want Johannes ziet hoe ze toeneemt in kracht en macht, tot de gehele aarde verlicht geworden is door haar heerlijkheid. De weg van Gods volk, dat Zijn geboden houdt, is voorwaarts, steeds voorwaarts. De boodschap der waarheid die wij uitdragen, moet gaan tot naties, talen, en volken. Spoedig zal ze verkondigd worden met een luide stem, en de aarde zal verlicht worden door haar heerlijkheid. Bereiden we ons voor op deze grote uitstorting van Gods Geest? -- 1885, Vol. 5, blz. 383. USG2 177 1 Ik heb een tekening gezien, welke een os voorstelt die tussen een ploeg en een altaar staat met als onderschrift: "Bereid voor het een of het ander" -- gewillig om de zware voor in de aarde te trekken of dood te bloeden voor het offeraltaar. Dat is de toestand waarin het kind van God zich altijd moet bevinden -- bereid te gaan waar de plicht roept, het eigen-ik te verloochenen en zich op te offeren ter wille van de waarheid. De Christelijke Kerk werd gefundeerd op het beginsel van het offer. "Zo iemand achter Mij wil komen," zegt Christus, "die verloochene zichzelf en neme zijn kruis dagelijks op, en volge Mij." Lukas 9 : 23. Hij verlangt het gehele hart, de volle toegenegenheid. Het toonbeeld van ijver, op-rechtheid en onzelfzuchtige arbeid, dat Zijn toegewijde navolgers aan de wereld hebben gegeven, moet bij ons het vuur aanwakkeren en hun voorbeeld doen volgen. Oprechte godsdienst geeft een vurigheid en vastheid van doel welke het karakter kneedt naar het Goddelijke Beeld, en ons in staat stelt alle dingen als verlies te beschouwen om de uitnemendheid van Christus. Deze doel-bewustheid zal een element van geweldige kracht blijken te zijn. -- 1885, Vol. 5, blz. 307. ------------------------Hoofdstuk 26--Jozua en de Engel USG2 178 1 Indien het scherm dat het zichtbare van het onzichtbare scheidt, omhoog geheven kon worden, en het volk Gods de grote strijd kon aanschouwen die gaande is tussen Christus en de heilige engelen en Satan en zijn boze heirscharen inzake de verlossing van de mens; indien zij het wonderbare werk Gods voor de bevrijding van zielen uit de slavernij der zonden konden begrijpen, alsmede de voortdurende uitoefening van Zijn macht om hen te beschermen tegen de listen van de boze, zouden ze beter in staat zijn de sluwheden van Satan weerstand fe bieden. Hun geest zou in alle ernst in beslag genomen worden door de enorme uitgestrektheid en belangrijkheid van het verlossingsplan alsook door de grootheid van het werk dat voor hen ligt als medearbeiders van Christus. Zij zouden verootmoedigd, maar ook bemoedigd worden, en weten dat de gehele hemel belang stelt in hun zaligheid. USG2 178 2 Een bijzonder scherp en indrukwekkend beeld van hef werk van Satan en het werk van Christus, en de macht van onze Middelaar om de beschuldiger van Zijn volk te overwinnen, is gegeven in de profetie van Zacharia. In een heilig visioen aanschouwt de profeet Jozua, de hogepriester, "bekleed met vuile klederen", staande voor de Engel des Heren, de genade Gods afsmekend over zijn volk dat in leed is gedompeld. Satan staat aan zijn rechterhand om hem te weerstaan. Omdat Israël verkoren was de kennis van God op aarde te bewaren, waren ze vanaf hun ontstaan als natie het bijzondere doelwit geweest van Satans vijandschap, en hij was vast besloten hen te vernietigen. Hij kon hen geen kwaad doen als ze God gehoorzaam waren; daarom had hij al zijn kracht en kunde aangewend hen tot zonde te overreden. USG2 179 1 Verstrikt in zijn verleidingen, hadden ze de wet van God overtreden en zich aldus afgesneden van de Bron van hun kracht, en waren de prooi geworden van hun heidense vijanden. Als gevangenen werden zij naar Babylon gevoerd, waar ze vele jaren bleven. Nochtans had de Here hen niet verlaten. Zijn profeten werden tot hen gezonden met vermaningen en waarschuwingen. Het volk werd wakker geschud om zijn schuld in te zien; zij verootmoedigden zich voor God en keerden vol berouw tot Hem terug. Toen zond de Here hun bemoedigende boodschappen, zeggende dat Hij hen uit hun gevangenschap zou verlossen en hen in Zijn gunst zou herstellen. En dat wilde Satan nu juist voorkomen. Een overblijfsel van Israël was reeds naar hun eigen land teruggekeerd, en nu porde Satan de heidense volken, die zijn handlangers waren, aan om hen totaal uit te roeien. USG2 179 2 Als Jozua ootmoedig pleit voor de vervulling van Gods beloften, staat Satan driest op om hem te weerstaan. Hij wijst op de overtredingen van Israël als een voldoende reden waarom dat volk niet hersteld moest worden in de gunst van God. Hij eist hen op als zijn prooi en verlangt dat ze in zijn hand zullen gegeven worden om hen te vernietigen. USG2 179 3 De hogepriester kan zichzelf of zijn volk niet verdedigen tegen Satans beschuldigingen. Hij beweert niet dat Israël vrij van schuld is. In zijn vuile klederen, die de zonden van het volk symboliseren, die hij draagt als hun vertegenwoordiger, staat hij voor de Engel, terwijl hij hun schuld belijdt, maar ook wijst op hun berouw en verootmoediging, zich verlatende op de genade van een zonden-vergevende Verlosser en in het geloof aanspraak makende op de beloften Gods. "DE HERE SCHELDE U" USG2 179 3 Dan legt de Engel, Die Christus Zelf is, de Heiland der zondaren, de beschuldiger van Zijn volk het zwijgen op, door te zeggen: "De Here schelde u, gij Satan, ja, de Here schelde u, die Jeruzalem verkiest! Is deze niet een vuurbrand uit hef vuur gerukt?" Zacharia 3 : 2. Israël was lang geweest in de oven der beproeving. Vanwege hun zonden waren ze bijna verteerd in de vlam die door Satan en zijn handlangers was aangestoken om hen te vernietigen, maar God had nu Zijn hand uitgestrekt om hen uit te leiden. In hun berouw en verootmoediging zal de barmhartige Heiland Zijn volk niet in de wrede macht der heidenen laten. "Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen." Jesaja 42 : 3. USG2 180 1 Wanneer de voorspraak van Jozua wordt aanvaard, wordt het bevel gegeven: "Doet deze vuile klederen van hem weg," en tot Jozua zegt de Engel: "Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen en Ik zal u wisselklederen aandoen." "En zij zetten die reine hoed op zijn hoofd en zij togen hem klederen aan." Zacharia 3:45. Zijn eigen zonden en die van zijn volk waren vergeven. Israël werden "wisselklederen" aangedaan -- de gerech-tigheid van Christus werd hem toegerekend. De hoed die op Jozua's hoofd gezet werd, was gelijk aan die de priesters droegen en daarop stond geschreven: "De Here geheiligd," wat betekende dat ondanks zijn vroegere overtredingen, hij nu bekwaam gemaakt was om voor God dienst te doen in Zijn heiligdom. USG2 180 2 Na aldus plechtig bekleed te zijn met de waardigheid van het priesterschap, verklaarde de Engel: "Zo zegt de Here der heirscharen: Indien gij in Mijn wegen zult wandelen en indien gij Mijn wacht zult waarnemen, zo zult gij ook Mijn huis richten en ook Mijn voorhoven bewaren; en Ik zal u wandelingen geven onder dezen die hier staan." Vers 7. Hij zou geëerd worden als rechter of heerser over de tempel en al zijn diensten; hij zou wandelen onder de aanwezige engelen, zelfs in dit leven en zou zich tenslotte scharen onder de verheerlijkten rondom de troon van God. USG2 180 3 "Hoor nu toe, Jozua, gij hogepriester! gij en uw vrienden die voor uw aangezicht zitten, want zij zijn een wonderteken; want zie, Ik zal Mijn Knecht, de Spruit, doen toekomen." Hier wordt de hoop van Israël geopenbaard. Het was door het geloof in de komende Heiland, dat Jozua en zijn volk vergiffenis ontvingen. Door geloof in Christus werden zij hersteld in Gods gunst. Uit hoofde van Zijn verdienste, zo ze wandelden in Zijn weg en Zijn inzettingen hielden, zouden ze "een wonderteken" zijn, geëerd als de uitverkorenen des hemels onder de volken der aarde. Christus was hun hoop, hun burcht, hun rechtvaardigheid en verlossing, zoals Hij de hoop is van Zijn Gemeente van heden. SATAN DE BESCHULDIGER USG2 181 1 Zoals Satan Jozua en zijn volk beschuldigde, zo heeft hij door alle eeuwen heen diegenen beschuldigd die de genade en de gunst Gods zoeken. In de Openbaring wordt van hem gezegd, dat hij de "verklager onzer broederen" is, "die hen verklaagde voor onze God dag en nacht." Openbaring 12:10. De strijd herhaalt zich over elke ziel die verlost is uit de macht van de boze en wiens naam geschreven staat in het boek des levens des Lams. Nooit is iemand opgenomen vanuit het gezin van Satan in het gezin Gods zonder de vast besloten weerstand van de boze ondervonden te hebben. Satans beschuldigingen tegen hen die de Here zoeken, ontstaan niet door misnoegen over hun zonden. Hij verlustigt zich in hun gebrekkige karakters. Alleen door hun overtredingen van Gods wet kan hij macht over hen krijgen. Zijn beschul-digingen spruiten enkel en alleen voort uit zijn vijandschap tegen Christus. Door het verlossingsplan wordt het menselijke gezin bevrijd uit de greep van Satan en worden zielen uit zijn macht verlost. Al de haat en boosaar-digheid van de aartsrebel worden opgewekt wanneer hij het bewijs van Christus' oppermacht aanschouwt, en met duivelse macht en list werkt hij om Hem het overblijfsel van de mensenkinderen, die Zijn zaligheid hebben aangenomen, te ontworstelen. USG2 181 2 Hij brengt de mensen tot twijfel, door hen hef vertrouwen op God te doen verliezen en hen te scheiden van Zijn liefde; hij verleidt hen om Zijn wet te breken, en dan eist hij hen op als zijn gevangenen en betwist het recht van Christus om ze hem af te nemen. Hij weet dat degenen die God ernstig zoeken om vergiffenis en genade, dat zullen verkrijgen; daarom houdt hij ze hun zonden voor om hen te ontmoedigen. Steeds loert hij op hen die proberen God te gehoorzamen. Zelfs hun beste en meest aanneembare diensten probeert hij nog in een verkeerd daglicht te stellen. Door ontelbare bedenksels, de sluwste en de wreedste, zoekt hij hun veroordeling te verkijgen. USG2 182 1 Uit zichzelf kan de mens zich niet tegen deze be-schuldigingen verweren. Zijn schuld belijdend, staat hij in zijn door zonden bevlekte klederen voor God. Maar Jezus, onze Voorspraak, pleit doeltreffend ten gunste van allen die in geloof en berouw het behoud hunner zielen aan Hem hebben opgedragen. Hij is de Pleiter in hun zaak en overwint hun beschuldiger door de krachtige bewijsvoeringen van Golgotha. Zijn volmaakte gehoorzaamheid aan Gods wet, zelfs tot aan de kruisdood, heeft Hem alle macht in de hemel en op aarde gegeven, en bij Zijn Vader maakt Hij aanspraak op genade en verzoening voor de schuldige mens. Tot de beschuldiger van Zijn volk zegt Hij: "De Here schelde u, gij Satan. Dezen zijn gekocht door Mijn bloed, als een vuurbrand uit het vuur gerukt." Die in het geloof op Hem vertrouwen, ontvangen de troostvolle verzekering: "Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen, en Ik zal u wisselklederen aandoen." USG2 182 2 Allen die het kleed van Christus' rechtvaardigheid hebben aangedaan, zullen voor Hem staan als uitverkoren en gelovig en trouw. Satan heeft geen macht hen uit de hand van Christus te rukken. Christus zal geen enkele ziel die in geloof en berouw aanspraak maakt op Zijn bescherming, in de macht van de vijand laten komen. Zijn gelofte luidt: "Laat hem Mijn sterkte aangrijpen, opdat hij vrede met Mij make en hij zal vrede met Mij maken." Jesaja 27 : 5 (Eng. vert.). De belofte die aan Jozua gegeven werd, geldt voor allen: "Indien gij Mijn wacht zult waarnemen.. .. zo zal Ik u doen verkeren onder dezen die hier staan." Zacharia 3 : 7. N.V. Engelen Gods zullen wandelen aan elke zijde van hen, zelfs in deze wereld, en tenslotte zullen ze staan tussen de engelen die de troon Gods omringen. USG2 183 1 Het feit dat het erkende volk Gods voorgesteld wordt als staande voor de Here in vuile klederen, moest tot ootmoed en diep onderzoek des harten leiden bij al degenen die Zijn Naam belijden. Die inderdaad hun zielen reinigen door gehoorzaamheid, zullen een zeer nederige gedachte aangaande zichzelf hebben. Hoe meer zij het vlekkeloze karakter van Christus van nabij zien, des te sterker zal hun verlangen zijn om Zijn beeld ge-lijkvormig te worden en des te minder zullen zij zichzelf rein en heilig zien. Maar wanneer we ons dan onze zondige staat bewust worden, moeten we ons verlaten op Christus als onze rechtvaardigheid, onze heiligmaking en onze verlossing. Wij hebben geen antwoord op de beschuldigingen van Satan tegen ons. Alleen Christus kan doeltreffend voor ons pleiten. Hij is in staat de beschuldiger de mond te snoeren met bewijsredenen die niet gegrond zijn op onze verdiensten, maar op die van Hem. USG2 183 2 We moeten echter niet tevreden zijn met een zondig leven. Men moet wel bedenken, en dat moest Christenen opwekken tot groter ijver en ernst om het kwaad te overwinnen, dat elk karaktergebrek, elk punt waarin zij falen om te beantwoorden aan de Goddelijke maatstaf, een open deur is waardoor Satan kan binnengaan om hen te verleiden en te vernietigen, en dat bovendien elke misslag en gebrek hunnerzijds de verleider en zijn handlangers gelegenheid biedt, Christus te laken. Wij moeten in het overwinningswerk elke kracht der ziel inspannen, en op Jezus zien om kracht op te doen wat we niet van onszelf kunnen doen. USG2 183 3 Geen zonde kan geduld worden in hen die met Christus in witte klederen zullen wandelen. De vuile klederen moeten worden weggenomen, en Christus' kleed der gerechtigheid moet ons aangedaan worden. Door berouw en geloof worden we in staat gesteld al de geboden van God te gehoorzamen en zonder vlek voor Hem te staan. Die de goedkeuring Gods zullen wegdragen, beproeven nu hun zielen, belijden hun zonden en smeken vurig om vergiffenis door Jezus, hun Voorspraak. Hun aandacht is op Hem gevestigd, hun verwachtingen, hun geloof zijn ingesteld op Hem, en wanneer het bevel gegeven wordt: "Doet deze vuile klederen van hem weg en doet hem wisselklederen aan en zet een reine hoed op zijn hoofd", zijn ze gereed Hem al de heerlijkheid van hun zaligheid te geven. HET OVERBLIJFSEL DER GEMEENTE USG2 184 1 Zacharia's visioen van Jozua en de Engel slaat wel in het bijzonder op de ervaring van Gods volk in het afsluiten van de grote Verzoendag. Het overblijfsel van de Gemeente zal in grote beproevingen en moeiten gebracht worden. Die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus, zullen de gramschap van de draak en zijn heirscharen ondergaan. Satan rekent de wereld als hem ondergeschikt, hij is de afvallige kerken gaan be-heersen, maar hier is een kleine groep die zijn grote macht weerstaat. Zou hij hen van de aarde kunnen verdelgen, dan zou zijn zege volkomen zijn. Zoals hij de heidense volken beïnvloed heeft om Israël te vernietigen, zo zal hij in de nabije toekomst de goddeloze machten der aarde verleiden om het volk Gods weg te vagen. Van allen zal geëist worden te gehoorzamen aan menselijke bevelschriften die in strijd zijn met de goddelijke wet. Die trouw zullen blijven aan God en aan hun plicht, zullen bedreigd, aangeklaagd en vogelvrij verklaard worden. Zij zullen "overgeleverd worden ook van ouders en broeders en verwanten en vrienden". USG2 184 2 Hun enige hoop is de genade Gods; hun enige ver-dediging zal hef gebed zijn. Zoals Jozua pleitte voor de Engel, zo zal het overblijfsel der Gemeente met een deemoedig hart en ernstig geloof pleiten om vergiffenis en verlossing door Jezus hun Voorspraak. Ze zijn zich de zondigheid van hun leven ten volle bewust, ze bemerken hun zwakheid en onwaardigheid, en als ze op zichzelf zien, worden ze wanhopig. De verleider is aanwezig om hen te beschuldigen, zoals hij ook Jozua weer stond. Hij wijst op hun vuile klederen, hun gebrekkige karakters. Hij brengt hun zwakheid en dwaasheid naar voren, hun zonden der ondankbaarheid, hun ongelijkvormigheid met Christus, hetgeen hun Verlosser zoveel oneer heeft aangedaan. Hij doet zijn best de zielen te ver-schrikken met de gedachte dat hun geval hopeloos is, dat de smet van hun bezoedeling nooit kan weggewassen worden. Zo hoopt hij hun geloof te vernietigen opdat ze aan zijn verleidingen zullen toegeven, zich zullen afkeren van hun verbondenheid met God, om het merkteken van het beest te ontvangen. USG2 185 1 Satan brengt voor God zijn beschuldigingen tegen hen met kracht naar voren door te zeggen dat zij door hun zonden de Goddelijke bescherming hebben verspeeld, en door het recht op te eisen hen als overtreders te vernietigen. Hij verklaart dat ze, evenals hijzelf, verdienen van Gods gunst uitgesloten te worden. "Zijn dezen," zegt hij, "de mensen die mijn plaats in de hemel moeten innemen, als ook van de engelen die zich met mij verbonden hebben? Gezien ze belijden de wet van God te gehoorzamen, hebben ze dan ook haar geboden gehouden? Zijn ze niet meer liefhebbers van zichzelf geweest dan van God? Hebben ze niet hun eigen belangen gesteld boven Zijn dienst? Hebben ze de dingen der wereld niet liefgehad? Kijk maar eens naar de zonden die hun leven hebben gekenmerkt. Zie hun zelfzucht, hun boosaardigheid, hun haat onder elkander." USG2 185 2 In vele opzichten is Gods volk zeer schuldig geweest. Satan is nauwkeurig bekend met de zonden waartoe hij hen heeft verleid en die stelt hij in het felste licht door te zeggen: "Zal God mij en mijn engelen bannen uit Zijn tegenwoordigheid en evenwel diegenen belonen, die zich hebben schuldig gemaakt aan dezelfde zonden? Dit kunt Gij, o Here, in alle gerechtigheid niet doen. Uw troon zal niet staan in rechtvaardigheid en oordeel. Gerechtigheid eist dat ze gevonnist worden." USG2 185 3 Maar terwijl de navolgers van Christus gezondigd hebben, zo hebben ze zich toch niet gesteld onder de macht van de boze. Zij hebben hun zonden weggedaan en hebben de Here ootmoedig en berouwvol gezocht, en de Goddelijke Voorspraak pleit te hunnen gunste. Hij die het meest gesmaad is door hun ondankbaarheid, Die hun zonde kent maar ook hun berouw, zegt: "De Here schelde u, gij Satan. Ik gaf Mijn leven voor deze zielen. Zij zijn in Mijn handpalmen gegraveerd." USG2 186 1 De aanvallen van Satan zijn krachtig, zijn misleidingen verschrikkelijk, maar ‘s Heren oog is over Zijn volk. Hun ellende is groot, de vlammen van de vurige oven schijnen hen te verteren, maar Jezus zal ze daaruit brengen als goud dat beproefd is in het vuur. Al het aardse dat hen aankleeft, moet weggenomen worden opdat het beeld van Christus volmaakt weerkaatst zal worden; ongeloof moet overwonnen, geloof, hoop en lijdzaamheid ont-wikkeld worden. USG2 186 2 Het volk Gods zucht en roept ten gevolge van de gruwelen die in het land gedaan worden. Onder tranen waarschuwen zij de goddelozen tegen hef gevaar dat zij lopen door het vertreden van de Goddelijke wet, en met onuitsprekelijke smart verootmoedigen zij zich voor de Here vanwege hun eigen overtredingen. De goddelozen spotten met hun verdriet, lachen om hun ernstige gebeden en honen hen om hetgeen zij zwakheid noemen. Maar de angst en verootmoediging van Gods volk zijn een Onmiskenbaar bewijs dat zij de kracht en karakteradel, die ze door zonde verloren, terugwinnen. Juist omdat ze dichter tot Christus komen en hun ogen gericht zijn op Zijn volmaakte reinheid, onderscheiden ze zo helder de bovenmatige zondigheid der zonde. Hun berouw en zelfvernedering zijn oneindig meer aanneembaar in Gods oog dan de zelfvoldane, hovaardige geest van hen die geen reden zien tot weeklagen, die spotten met de nederigheid van Christus en die aanspraak maken op de volmaaktheid terwijl ze Gods heilige wet overtreden. Zachtmoedigheid en ootmoed des harten zijn voorwaarden van kracht en overwinning. De kroon der heerlijkheid wacht hen die zich buigen aan de voet van het kruis. Zalig zijn die treuren; want ze zullen vertroost worden. USG2 187 1 De biddende gelovigen zijn als het ware met God ingesloten. Zijzelf weten niet hoe veilig ze beschermd worden. Aangepord door Satan, zoeken de heersers dezer wereld hen te vernietigen; maar konden hun ogen geopend worden zoals indertijd de ogen van Elisa's dienstknecht te Dothan, dan zouden ze de engelen Gods zien die om hen heen gelegerd zijn, en die door hun glans en heerlijkheid de heirscharen der duisternis in bedwang houden. HET KLEED VAN CHRISTUS' GERECHTIGHEID USG2 187 2 Wanneer het volk Gocds zich vol zielekwelling voor Hem stelt, en smeekt om reinheid des harten, wordt het bevel gegeven: "Neem deze vuile klederen weg" van hen, en worden de bemoedigende woorden gesproken: "Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen en Ik zal u wisselklederen aandoen." Het smetteloze kleed van Christus' gerechtigheid wordt de beproefde, ver-zochte, maar trouwe kinderen Gods omgedaan. Het verachte overblijfsel wordt gekleed in een heerlijk gewaad, dat nooit meer bevuild zal worden door de verdorvenheid der wereld. Hun namen, met die van de gelovigen van alle eeuwen, staan geschreven in het boek des levens des Lams. Ze hebben weerstand geboden tegen de sluwheden van de bedrieger; zij hebben hun trouw niet verloochend door het woeden van de draak. Hun zonden zijn gelegd op de aanstichter van de zonde. USG2 187 3 En het overblijfsel is niet alleen vergiffenis geschonken en aangenomen, maar zij ontvangen ook eer. "Een reine hoed" wordt hun opgezet. Ze zullen als koningen en priesters staan voor God. Terwijl Satan zijn beschuldigingen uitte en hen zocht te vernietigen, gingen heilige engelen af en aan om op hen het zegel van de levende God te plaatsen. Zij zijn degenen die staan met het Lam op de berg Zion, hebbende de Naam des Vaders geschreven aan hun voorhoofden. Voor de troon zingen zij het nieuwe lied, dat lied dat niemand kan leren, uit-gezonderd de honderd vier en veertig duizend die gekocht werden van de aarde. "Deze zijn het die het Lam volgen waar Het ook heengaat; deze zijn gekocht uit de mensen, tot eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen bedrog gevonden; want zij zijn onberispelijk voor de troon van God." Openbaring 14 : 4, 5. USG2 188 1 Nu is de algehele vervulling bereikt van deze woorden van de Engel: "Hoor nu toe, Jozua, gij hogepriester! Gij en uw vrienden die voor uw aangezicht zitten, want zij zijn een wonderteken; want zie, Ik zal Mijn Knecht, de Spruit doen komen." Christus wordt geopenbaard als de Verlosser en Bevrijder van Zijn volk. Nu is inderdaad het overblijfsel "een wonderteken", wanneer de tranen en vernederingen van hun pelgrimstocht plaats maken voor vreugde en eer in de tegenwoordigheid van God en het Lam. "Te dien dage zal des Heren Spruit zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en de vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tof versiering voor degenen die het ontkomen zullen in Israël. En het zal geschieden dat de overgeblevene in Zion en de overgelatene in Jeruzalem zal heilig geheten worden,' een iegelijk die geschreven is ten leven te Jeruzalem." Jesaja 4 : 2, 3. ------------------------Hoofdstuk 27--Belangrijkheid van de Sabbat USG2 189 1 Zij die verantwoordelijke plaatsen bekleden, moeten nauwlettend toezien dat hun woorden en voorbeeld dusdanig zijn, dat het volk daardoor tot juiste zienswijzen en praktijken gebracht zal worden. Zij moeten er zeker van zijn dat ze in geen enkel opzicht de eisen Gods gering achten. Omdat het vierde gebod zo algemeen wordt vertrapt, moeten wij des te vuriger en voortvarender zijn om dit gebod van Gods heilige wet hoog te houden. Het is de derde-engel-boodschap, die wij aan de wereld moeten brengen. Hier worden wij door God getoetst, en indien we aan de maatstaf beantwoorden, zullen we een bijzonder volk zijn. USG2 189 2 Die het vierde gebod gehoorzaamt, zal ervaren dat een scheidingslijn getrokken is tussen hem en de wereld. De Sabbat is een toetssteen, geen menselijke inzetting, maar Gods toetssteen. Dat juist zal een onderscheidingsteken zijn tussen degenen die God dienen en degenen die Hem niet dienen; en over dit punt zal het laatste grote conflict gaan in de strijd tussen waarheid en dwaling. USG2 189 3 Onder onze leden van deze landen heeft de Sabbat niet gestaan in de verheven positie waarin God hem heeft geplaatst. De wereld is het instrument dat de gemeente zift, en de oprechtheid van haar leden toetst. Van de wereld gaan drijfveren uit die, wanneer ze worden nagevolgd, de gelovige daar plaatsen waar zijn leven niet in overeenstemming is met zijn belijdenis. DEELGENOOTSCHAP MET ONGELOVIGEN USG2 189 4 Enkelen van onze broeders in het zakenleven hebben de Sabbat niet gehouden volgens het gebod. Sommigen 1886, Historical Sketches of the Foreign Missions of the Seventh-day Adventists (Historische Schetsen van de Buitenlandse Zending der Z.D.A., blz. 215--218 (artikel geschreven vanuit Oslo, Noorwegen) hebben een compagnonschap met ongelovigen en ze zijn onder de invloed gekomen van deze deelgenoten die de Sabbat overtreden. Sommigen zijn zó verblind geworden dat ze het gevaar van zulke verbintenissen niet konden onderscheiden, waardoor dit nog des te groter wordt. Terwijl de ene compagnon volgens zijn godsdienst de Sabbat houdt, drijft de andere met de bedienden de zaken van de firma. Hoewel de Sabbatvierder voor het oog niet werkt, kan hij toch zijn gedachten niet van de zakelijke aangelegenheden afhouden. Hij wil de Sabbat vieren en toch doet hij dat niet. De Here be-schouwt hem als een overtreder. USG2 190 1 Zelfs in zakelijke verhoudingen kunnen wij ons niet verbinden met hen die niet trouw staan tegenover God, zonder het beginsel prijs te geven. Wat bij de ene partij volgens het geweten niet mag, vindt de ander goed. En dit doet zich niet alleen voor in godsdienstige aangelegenheden, maar ook in zakelijke overeenkomsten. De een handelt uit zelfzuchtige redenen zonder zich iets aan te trekken van Gods wet of de zaligheid der ziel; en indien de ander God en de waarheid oprecht liefheeft, moet er óf een prijsgeven van beginsel zijn, òf men heeft aanhoudend onaangename verschillen. USG2 190 2 Het zal een aanhoudende worsteling eisen om aan wereldse invloed en voorbeeld van zijn ongelovige compagnon weerstand te bieden. Hij heeft te kampen met grote moeilijkheden; want hij heeft zich gewaagd op het terrein van de vijand. De enige veilige koers ligt daarin, om acht te slaan op de geïnspireerde vermaning: "Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want welk deel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?" "Daarom gaat uit het midden van hen en scheidt u af," zegt de Here, "en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen." 2 Corinthe 6 : 14, 17. SCHOOLBEZOEK OP DE SABBAT USG2 190 3 Sommigen van ons volk hebben hun kinderen op Sabbat naar school gezonden. Daartoe waren ze niet qe dwongen, maar de schoolleiding wilde de kinderen niet opnemen, of ze moesten zes dagen op school komen. Op enkele van deze scholen krijgen de leerlingen niet enkel onderwijs in de gewone leervakken, maar ook worden hun verschillende werkjes geleerd; en daarheen zenden zij die de geboden houden, op Sabbat hun kinderen. Sommige ouders hebben getracht hun handelwijze te rechtvaardigen _ door de woorden van Christus aan te halen, dat het geoorloofd is op de Sabbatdag goed te doen. Maar volgens diezelfde redenering zouden mannen op Sabbat mogen werken, omdat zij voor hun kinderen het brood moeten verdienen; en zo is er geen grens, geen scheidingslijn om te laten zien wat wel en wat niet gedaan mag worden. USG2 191 1 Waren deze goede broeders geestelijk beter gefundeerd, hadden ze de bindende eis van Gods wet beseft zoals een ieder van ons dat moet doen, dan hadden ze hun plicht gekend en zouden ze niet in de duisternis hebben gewandeld. Ze konden maar niet inzien, hoe ze het anders moesten klaarspelen. Maar waf betreft Zijn geboden, schikt God Zich niet naar ons. Hij verwacht van ons dat we die gehoorzamen en ze onze kinderen zullen leren. Wij kennen dienaangaande het voorbeeld van Abraham, de vader der gelovigen. De God des hemels zegt: "Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen en zij de weg des Heren houden." Genesis 18 : 19. En daarom werden zulke grote zegeningen over hem en zijn nakomelingen uitgesproken. USG2 191 2 Onze broeders kunnen de goedkeuring Gods niet verwachten wanneer ze hun kinderen daar brengen waar het hun onmogelijk is het vierde gebod te gehoorzamen. Zij moeten trachten met de schoolleiding een schikking te treffen, waardoor de kinderen op de zevende dag de school niet behoeven fe bezoeken. Lukt dit niet, dan moeten ze hun plicht kennen om Gods geboden te ge-hoorzamen, wat dit ook kost. USG2 191 3 In sommige plaatsen van Midden-Europa zijn personen beboet en gevangen gezet omdat ze hun kinderen op Sabbat niet naar school zonden. De ouders gaven hun een Bijbel in plaats van gewone leerboeken en dan studeerden ze daarin. Maar waar dit maar mogelijk is, moeten onze leden eigen scholen oprichten. Waar dit niet gaat, moeten ze zo gauw mogelijk verhuizen naar een andere plaats waar ze vrij zijn om de geboden Gods te houden. HET BEWIJS VAN TROUW USG2 192 1 Sommigen zullen te berde brengen, dat de Here het toch niet zo erg nauw neemt met Zijn geboden; dat het niet hun plicht is, de Sabbat te houden wanneer dat zo'n groot nadeel met zich brengt, of dat ze zich daar zullen plaatsen waar ze in botsing zullen komen met de wetten van het land. Maar juist op dit punt zullen we getoetst worden, of we de wet van God zullen eren boven de voorschriften van mensen. Juist dit zal een scheidingslijn trekken tussen hen die God eren en hen die Hem onteren. Juist op dit punt zullen we onze trouw bewijzen. De geschiedenis van Gods handelingen met Zijn volk door alle eeuwen heen toont dat Hij stipte gehoorzaamheid verlangt. USG2 192 2 Toen de engel des verderfs gereed stond door Egypte te trekken om de eerstgeborene van mens en dier te doden, kregen de Israëlieten bevel hun kinderen bij zich in huis te houden en de deurpost met bloed te bestrijken, en niemand mocht het huis verlaten; want allen die onder de Egyptenaren gevonden zouden worden, zouden met hen vernietigd worden. Veronderstelt dat een Israëliet had verzuimd het teken van het bloed op de deur aan te brengen, met de bewering dat de engel Gods wel in staat zou zijn, onderscheid te maken tussen de Hebreeën en de Egyptenaren; zouden dan de hemelse schildwachten die woning hebben beschermd? Laten we voor onszelf de les daaruit leren. USG2 192 3 Weer zal de verdervende engel door hef land gaan. Er is een merkteken dat geplaatst wordt op Gods volk, en dat teken is het vieren van Zijn heilige Sabbat. We moeten niet onze eigen wil en oordeel navolgen en onszelf wijsmaken dat God het wel met ons zal schikken. God toetst ons geloof door ons iets te laten doen dat in verband staat met Zijn bemiddeling te onze gunste. Aan degenen die aan de voorwaarden voldoen, zullen Zijn beloften vervuld worden; maar allen die het wagen Zijn raadgevingen te minachten, die hun eigen weg volgen, zullen omkomen met de goddelozen wanneer Zijn oordelen over de wereld zullen komen. USG2 193 1 Wanneer ouders hun kinderen een scholing laten geven gelijk de wereld, en van de Sabbat een gewone dag maken, kan het zegel Gods op hen niet geplaatst worden. Ze zullen met de wereld vergaan; en zal dan hun bloed niet op de ouders neerkomen? Maar wanneer wij onze kinderen Gods geboden trouw leren, en hen onderwerpen aan de ouderlijke macht, en hen door geloof en gebed aan God opdragen, zal Hij met ons medewerken; want dat heeft Hij beloofd. En wanneer de volle gram-schap over het land zal uitgestort worden, zullen ze met ons verborgen worden in het binnenste van ‘s Heren tent. NAUWGEZETTE SABBATVIERING USG2 193 2 God bracht Zijn volk Israël uit Egypte, opdat ze Zijn Sabbat konden houden, en Hij gaf hun bijzondere aanwijzingen hoe die te houden. De Tien Geboden, door Zijn eigen mond gesproken, en de raadgevingen aan Mozes gegeven, werden op schrift gesteld ten bate van allen die op de aarde zouden wonen tot aan het einde des tijds. God heeft de mens zes dagen gegeven om te werken, maar Hij heeft de zevende voor Zichzelf afgezonderd en een zegen uitgesproken over allen die hem heiligen. USG2 193 3 De dag vóór de Sabbat moet een dag zijn ter voorbereiding, opdat alles klaar zal zijn wanneer Zijn heilige uren aanbreken. "Wat gij bakken zoudt, bakt dat, en kookt wat gij koken zoudt." "Morgen is het de rust, de heilige Sabbat des Heren." Exodus 16:23. USG2 193 4 Goddelijke barmhartigheid heeft voorgeschreven dat de zieken en lijdenden verzorgd moeten worden; de arbeid die nodig is om hen te helpen, is een noodzakelijk werk en geen schending van de Sabbat. Maar alle onnodig werk moet gemeden worden. Velen stellen kleine dingen die men feitelijk had moeten doen op de dag der voorbereiding uit tot aan het begin van de Sabbat. Dit behoort niet zo te zijn. Al het werk dat men tot aan het begin van de heilige tijd verzuimd heeft te doen, moet ongedaan blijven tot de Sabbat voorbij is. USG2 194 1 Over woorden en gedachten moet gewaakt worden. Die zakelijke aangelegenheden bespreken en op Sabbat plannen leggen, worden door God beschouwd als waren ze bezig met hun gewone zakelijke bezigheden. Willen we de Sabbat heiligen, dan moeten we onze gedachten niet laten gaan over dingen van een werelds karakter. USG2 194 2 De Zondag is in het algemeen een dag van vermaak en plezier geworden; maar de Here wil dat Zijn volk de wereld een verhevener, heiliger voorbeeld geeft. Op de Sabbatdag moet het gezin plechtig aan God worden gewijd. Het gebod omvat allen binnen onze poorten; allen die in huis zijn moeten hun wereldse bezigheden ter zijde leggen en de geheiligde uren in wijding doorbrengen. Laten allen zich verenigen om God te eren door een blijmoedig dienen op Zijn heilige dag. ------------------------Hoofdstuk 28--Waken Over de Belangen der Broeders USG2 195 1 Bij zijn doop heeft ieder lid van de Gemeente o.a. plechtig beloofd te waken over de belangen van zijn broeders. Allen zullen in de verleiding komen, aan hun eigen geliefde plannen en ideeën, die hun gezond toe schijnen, de voorkeur te geven; maar zij moeten waken en bidden en hun best doen met inspanning van al hun krachten om in de wereld het Koninkrijk van Jezus op te bouwen. God eist van elke Christen, voor zover dat in zijn vermogen ligt, zijn broeders en zusters te beschermen tegen elke invloed die ook maar de minste neiging vertoont verdeeldheid onder hen aan te brengen en hun belangstelling af te trekken van het werk voor deze tegenwoordige tijd. Hij moet niet enkel oog hebben voor zijn persoonlijke geestelijke belangen, maar moet tonen dat hij ook gevoel heeft voor de zielen van hen met wie hij in verbinding staaf; en door Christus moet hij een bezielende kracht uitoefenen op andere leden van de Gemeente. Van zijn woorden en gedragingen moet een invloed uitgaan waardoor ze Christus' voorbeeld in zelfverloochening, zelfopoffering en liefde voor anderen navolgen. USG2 195 2 Wanneer er in de gemeente zijn die een invloed uitoefenen welke tegengesteld is aan de liefde en onbaatzuchtige goedertierenheid die Jezus voor ons aan de dag legde, wanneer ze zich van hun broeders afzonderen, dan moeten gelovige mannen zich in alle wijsheid daarmede bemoeien, zorgdragend voor hun zielen, en toch op hun hoede zijnde dat anderen niet door 1889, Vol. 5, blz. 480--490 (Eenheid en liefde in de Gemeente) hen beïnvloed worden en dat de gemeente niet af-dwaalt door hun ontevreden stemming en valse mededelingen. Sommigen zijn vol eigenwaan. Volgens hen zijn er maar enkelen die het bij het goede eind hebben, maar alles wat de anderen doen, critiseren en verwerpen ze. Men mag zulke mensen niet toestaan dat ze de belangen van de gemeente in gevaar brengen. USG2 196 1 Om het zedelijke peil van de Gemeente omhoog te voeren, moet een ieder er naar streven op een hoger geestelijk niveau te komen door strikte Bijbelse beginselen in praktijk te brengen, als staande voor het. aangezicht van een heilig God. USG2 196 2 Laat ieder gemeentelid aanvoelen dat hijzelf in een rechte verhouding tot God moet staan, dat hij, geheiligd moet zijn door de waarheid. Dan kan hij anderen een Christelijk karakter voorhouden en een voorbeeld van onzelfzuchtigheid zijn. Wanneer een ieder dat wil doen, zal de gemeente opwassen in het geestelijke en in de gunst bij God.... USG2 196 3 Wij naderen het einde des tijds. Beproevingen zullen overvloedig komen van buiten de Gemeente, maar laat ze niet komen van binnen de Gemeente. Laat Gods belijdend volk het eigen-ik verloochenen terwille van de waarheid, terwille van Christus. "Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed hetzij kwaad." 2 Corinthe 5:10. Een iegelijk die God waarlijk liefheeft, zal de geest van Christus bezitten alsook een vurige liefde voor zijn broeders. Hoe meer iemands hart in verbinding staat met God, en hoe meer zijn genegenheden zijn ingesteld op Christus, des te minder zal hij in verwarring gebracht worden door de hardheid en de zwarigheden welke hij in zijn leven ontmoet. Die opwassen tot de volle gestaltenis van mannen en vrouwen in Christus Jezus, zullen Christus in karakter meer en meer gelijkvormig worden, ver uitstekend boven de geaardheid om te murmereren en ontevreden te zijn. De zucht om te vitten is hun totaal vreemd.... EEN TIJD OM "TE WAKEN EN TE BIDDEN" USG2 197 1 Wij leven in een tijd dat allen bijzonder moeten acht slaan op de inscherping van de Heiland: "Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt." Mattheüs 26 : 41. Laat een ieder er aan denken dat hij trouw en loyaal tegenover God moet staan, de waarheid geloven en opwassen in genade en in de kennis van Jezus Christus. De uitnodiging van de Heiland luidt: "Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen." Mattheüs 11 :29. De Here is bereid ons te helpen, te sterken en te zegenen; maar wij moeten het louteringsproces ondergaan tot alle on-zuiverheden in ons karakter zijn weggebrand. Elk lid van de Gemeente zal blootgesteld worden aan de hitte van de oven, niet om verteerd, maar om gereinigd te worden. USG2 197 2 De Here heeft onder u gewerkt, maar de Satan is ook binnengeslopen om fanatisme te verwekken. Er zijn nog andere boze dingen, die ook vermeden moeten worden. Sommigen lopen gevaar dat ze voldaan zijn met de glimpen die ze ontvangen hebben van het licht en de liefde Gods, en in hun groei is een stilstand gekomen. Waakzaamheid en gebed worden niet langer beoefend. Terzelfder tijd, wanneer met instemming weerklinkt: "Des Heren tempel, des Heren tempel, zijn deze" (Jeremia 7 :4), sluipen verzoekingen binnen en wordt de ziel omhuld door duisternis -- wereldsgezindheid, zelfzucht en zelfverheerlijking. De Here Zelf ziet Zich genoodzaakt de ziel Zijn eigen ideeën in te planten. Wat een gedachte! -- dat in plaats van onze arme, aardse, bekrompen ideeën en plannen, de Here ons Zijn eigen ideeën, Zijn eigen gedachte, verheven, breed, vèrreikend, altijd hemelwaarts leidend, wil inplanten! USG2 197 3 Hier schuilt uw gevaar, in het falen om te jagen "naar het wit tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus." Filippenzen 3:14. Heeft de Here u licht gegeven? Dan is u verantwoordelijk voor dat licht; niet enkel gedurende de tijd dat zijn stralen op u vallen maar voor alles wat het u heeft geopenbaard in het verleden. Dagelijks moet u uw wil aan God onderwerpen; u moet in het licht wandelen, en nog meer licht verwachten; want het licht van de dierbare Heiland moet schijnen in helderder, glanzender stralen te midden der morele duisternis, en steeds toenemen in helderheid tot de dag der vervolmaking. USG2 198 1 Zoeken al de leden van uw gemeente elke morgen en elke avond naar vers manna? Zoekt u door God verlicht te worden? Of streeft u naar middelen waardoor u uzelf kunt verheerlijken? Hebt u met uw gehele ziel, geest en sterkte God lief en dient u Hem tot zegen van anderen om u heen, door ze te brengen tot het Licht der wereld? Is u voldaan met de zegeningen in het verleden? Of wandelt en werkt u zoals Christus wandelde en werkte, Hem aan de wereld openbarende door uw woorden en daden? Leeft u, als gehoorzame kinderen, een rein en heilig leven? Christus moet in uw leven gebracht worden. Hij alleen kan u genezen van uw nijd, van uw boze vermoedens aangaande uw broeders; Hij alleen kan u verlossen van die zelfvoldane geest die sommigen van u koesteren tot uw eigen geestelijk nadeel. Jezus alleen kan u reinigen, louteren en u klaarmaken voor de woningen der gezegenden. USG2 198 2 "Met God zullen wij kloeke daden doen." Psalm 60 : 14. Wat ontzettend veel goed kunt u doen door trouw te zijn tegenover God en tegenover uw broeders, door elke onvriendelijke gedachte, elk gevoel van nijd of zelfvoldaanheid te onderdrukken! Laat uw leven vol zijn van de dienst der zachtmoedigheid tegenover anderen. U weet niet hoe spoedig u geroepen kunt worden om de wapenrusting af te leggen. De dood kan u plotseling opeisen en u geen tijd laten om uw laatste verande-ring aan te brengen, noch lichamelijke of geestelijke kracht om uw gedachten op God te richten en vrede met Hem te sluiten. Sommigen zullen weldra bij ervaring weten hoe ijdel de hulp van de mens is, hoe waardeloos de eigendunkelijke, zelfvoldane gerechtigheid waarmede ze tevreden waren. ONZE BEVOORRECHTE TIJD USG2 199 1 Door de Geest des Heren voel ik mij gedrongen u te zeggen dat het nu uw bevoorrechte tijd is, een tijd van vertrouwen, van zegen. Zult u daar gebruik van maken? Werkt u voor de heerlijkheid Gods, of voor zelfzuchtige belangen? Zijn uw ogen steeds gericht op wereldse successen, die veelbelovend in het verschiet liggen, die u zelfbevrediging en geldelijke winst zullen opbrengen? Als dat zo is, zult u bitter teleurgesteld worden. Maar wanneer u er naar streeft een rein en heilig leven te leiden, dagelijks in de school van Christus de lessen fe leren die Hij u wil laten leren, om zachtmoedig en nede-rig van hart te zijn, dan bezit u een vrede waarin geen wereldse omstandigheid verandering kan brengen. USG2 199 2 Een leven in Christus is een leven vol rust. Bezorgdheid,. ontevredenheid en rusteloosheid openbaren de afwezigheid van de Heiland. Wanneer Jezus een plaats inneemt in het leven, zal dat leven gevuld worden met goede en verheven werken voor de Meester. U zult uw egoïsme vergeten en zult nauwer en steeds nauwer verbonden leven met de dierbare Heiland; uw karakter zal Christus gelijkvormig worden, en allen om u heen zullen kunnen zien dat u met Jezus geweest is en van Hem geleerd hebt. Een ieder bezit in zichzelf de bron van zijn eigen geluk of rampzaligheid. Zo hij wil, zal hij uitkomen boven dat banale, sentimentele gevoel, hetgeen de ervaring is van zovelen; maar zo lang hij zo zelfvoldaan is, kan de Here niets voor hem doen. Satan zal ons schitterende plannen voorspiegelen, die de zinnen verblinden, maar wij moeten voor ogen houden "het wii tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus." Filippenzen 3:14. Doet al de goede werken die u in dit leven maar doen kunt. "De verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren voor eeuwig en altoos." Daniël 12:3, N.V. USG2 199 3 Wanneer van ons leven een heilige reuk uitgaat, wanneer we God eren door het koesteren van goede gedachten tegenover anderen en het doen van goede werken tot zegen van anderen, komt het er weinig op aan of we in een hut of in een paleis wonen. Omstandigheden hebben maar weinig uit te staan met de ervaringen van de ziel. Hef is de geest die gekoesterd wordt, welke kleur geeft aan al onze daden. Een mens die in vrede leeft met God en zijn medemensen, kan zich niet ellendig voelen. Jaloersheid zal in zijn hart niet opkomen; boze vermoedens zullen daar geen plaats vinden; haat kan niet bestaan. Het hart dat in harmonie met God is, rijst uit boven de verdrietelijkheden en beproevingen van dit leven. USG2 200 1 Maar een hart waarin de vrede van Christus niet is, is ongelukkig, vol ontevredenheid; die mens ziet gebreken in alles, en in de meest hemelse muziek zou hij een wanklank doen horen. Een leven van zelfzucht is een leven van boosheid. Zij wier harten vol eigenliefde zijn, zullen boze gedachten tegen hun broeders oppotten en zullen kwaad spreken van Gods instrumenten. Hartstochten die aangewakkerd worden door Satan's ingevingen, zijn een bittere fontein waaruit steeds bittere stromen vloeien om hef leven van anderen te vergiftigen .... USG2 200 2 Laat een ieder die beweert Christus te volgen, zichzelf minder en anderen meer achten. Sluit u aaneen, sluit u aaneen! In eendracht ligt macht en overwinning; in tweedracht en verdeeldheid schuilt zwakheid en nederlaag. Deze woorden zijn tot mij gesproken van de hemel. Als Gods gezante spreek ik ze tot u. USG2 200 3 Laat een ieder er naar streven het gebed van Christus te beantwoorden: "Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U." O, wat is dat een verbondenheid! En dienaangaande zegt Christus: "Hieraan zullen zij allen bekennen dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder elkander." Johannes 17:21; 13 : 35. USG2 200 4 Wanneer de dood iemand uit ons opeist, hoe kunnen we dan denken over de behandeling die hem is aangedaan? Zijn de beelden op de wanden der herinnering prettig om te aanschouwen? Wekken die herinneringen op aan vriendelijke woorden die gesproken zijn, of aan sympathie die ter rechter tijd betoond is? Hebben zijn broeders hun oren toegestopt. voor de boze vermoedens van onbescheiden bemoeials? Zijn ze voor hem in de bres gesprongen? Zijn ze trouw geweest aan de geïnspireerde vermaning: "Vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken"? 1 Thessalonicenzen 5:14. "Zie, gij; hebt velen onderwezen en gij hebt slappe handen gesterkt." Job 3. "Sterkt de slappe handen en verstevigt de knikkende knieën. Zegt tot de versaagden van hart: Weest sterk, vreest Wet." Jesaja 35 : 3, 4. N.V. USG2 201 1 Wanneer hij met wie wij in de gemeente verbonden waren, gestorven is, wanneer wij weten dat zijn rekening in de boeken des hemels is opgemaakt en dat hij dat verslag in het oordeel zal te horen krijgen, hoe zijn dan de overpeinzingen van zijn broeders ten aanzien van hun handelingen tegenover hem? Wat is hun invloed op hem geweest? Hoe helder komt nu elk ruw woord, elke ondoordachte daad in de herinnering! Hoe geheel anders zouden ze zich tegenover hem gedragen als ze nog eens de kans kregen! USG2 201 2 Paulus dankt God voor de vertroosting die hem in zijn smart gegeven is, zeggende: "Geloofd zij.... de God aller vertroosting, Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting met welke wijzelf van God vertroost worden." 2 Corinthe 1:3, 4. Toen Paulus de vertroosting en warmte van Gods liefde in zijn ziel voelde doorbreken, gaf hij die zegen aan anderen door. Laten we ons zó gedragen, dat de beelden die hangen aan de wanden onzer her-innering, niet van dien aard zijn dat we de gedachten daaraan niet kunnen verdragen. USG2 201 3 Na de dood van hen met wie wij omgingen, zal er nooit meer een kans zijn om een of ander woord dat we tot hen gesproken hebben, te herroepen of uit de herinnering een pijnlijke indruk weg te wissen. Laaf ons dan acht geven op de weg die wij gaan, opdat we God niet met onze lippen beledigen. Laat men alle kilheid en geschillen wegdoen. Laat het hart tot smeltens toe week worden voor God, wanneer we Zijn genadevolle bemoeienissen met ons overdenken. Laat de Geest van God, gelijk een heilig vuur, al het vuil dat voor de deur van ons hart ligt opgehoopt, wegbranden, en laat Jezus binnenkomen; dan zal Zijn liefde door ons in tedere woorden, en gedachten, en daden tot anderen uitvloeien. Dan, wanneer de dood een scheiding maakt tussen ons en onze vrienden, om hen pas weer te ontmoeten voor de rechterstoel van God, zullen we niet beschaamd zijn wanneer het verslag onzer woorden open en bloot wordt gelegd. USG2 202 1 Als de dood iemand de ogen sluit, als de handen worden gevouwen op de stille borst, hoe veranderen dan ineens die gevoelens van onenigheid! Daar is geen gemor meer, geen bitterheid; alle geschillen en alle boze woorden zijn dan vergeven, vergeten. Wat een liefdevolle woorden worden aan de doden gewijd! Hoe worden tal van goede dingen uit hun leven in herinnering gebracht! Nu worden' niets anders gehoord dan lof-prijzingen; maar zij vallen op oren die niet meer horen, op harten die niets meer aanvoelen. Waren deze woorden gesproken toen de vermoeide geest ze zo nodig had, toen het oor kon horen en het hart nog voelen, wat een aangenaam beeld zou er dan in de herinnering zijn achtergebleven! Hoe velen die met stil ontzag aan het doodsbed staan, herinneren zich onder schaamte en verdriet de woorden en daden welke droefheid brachten in het hart dat nu voor altijd stil is! Laat ons nu in dit leven al de schoonheid, liefde en vriendelijkheid tot uiting brengen. Laten we bedachtzaam, dankbaar, ge-duldig en verdraagzaam zijn in onze omgang onder elkander. Laten we de gedachten en gevoelens die tof uitdrukking komen rondom de stervenden en de doden, tot uiting brengen in de dagelijkse omgang met onze broeders en zusters in dit leven. ------------------------Hoofdstuk 29--Het Gedrag in Gods Huis USG2 203 1 Voor de gelovige, ootmoedige ziel is het huis Gods op aarde de poort des hemels. Het loflied, het gebed, de woorden gesproken door Christus' vertegenwoordigers, zijn Gods aangewezen middelen om een volk voor te bereiden op de Gemeente hierboven, voor die verhevener aanbidding waarin niets kan binnensluipen dat verontreinigt. USG2 203 2 Van de heiligheid die verbonden was met het aardse heiligdom, kunnen Christenen leren hoe ze de plaats waar de Here Zijn volk ontmoet, dienen te beschouwen. Er is in de gedragingen en gewoonten van het volk ten aanzien der kerkdiensten een grote verandering gekomen, niet ten goede, maar ten kwade. De dierbare, de geheiligde dingen die ons met God verbinden, gaan hun greep op onze geest en ons hart verliezen en worden omlaag gebracht tot het peil van de allergewoonste dingen. De eerbied die het volk in het verleden betoonde voor het heiligdom, waar zij in een geheiligde dienst God ontmoetten, is grotendeels vervaagd. Nochtans maakte God Zelf Zijn dienst tot een inzetting die Hij verre verhief boven alles wat van tijdelijke aard is. USG2 203 3 Het tehuis is het heiligdom voor het gezin, en de binnenkamer of het stille bos, de meest afgelegen plek voor de individuele aanbidding; maar de kerk is het heiligdom van de vergadering. Er moeten regels zijn ten aanzien van de tijd, de plaats, en de wijze van de kerkdienst. Niets dat geheiligd is, niets dat behoort tot de eredienst van God, mag zorgeloos en onverschillig behandeld worden. Opdat de mensen het allerbeste kunnen 1889, Vol. 5, blz. 491--500 ten toon spreiden in de lofprijzingen Gods, moeten hun gedragingen zó zijn, dat ze een duidelijk onderscheid zien tussen hef geheiligde en het gewone. Die brede inzichten hebben, verheven gedachten en verlangens, zijn zij wier gedragingen alle gedachten aan Goddelijke dingen versterken. Gelukkig zijn zij die een heiligdom hebben, hetzij groots of nederig, in de stad of in de ruwe bergkloven, in de nederige hut of in de wildernis. Als dat het beste is wat zij de Meester kunnen verschaffen, zal Hij de plaats heiligen door Zijn tegenwoordigheid en het zal de Here der heirscharen heilig zijn. VóóR DE DIENST USG2 204 1 Wanneer de gelovigen de vergaderzaal binnen gaan, moeten zij dat doen met gepastheid, en rustig naar hun zitplaatsen gaan. Staat er in de ruimte een kachel, dan past het niet in een onachtzame, zorgeloze houding daar omheen te gaan staan. Alledaagse gesprekken, fluisteren en lachen mogen niet toegestaan worden in het huis der aanbidding, noch vóór, noch na de dienst. Ware, actieve vroomheid moet de kerkbezoekers karakteriseren. USG2 204 2 Moeten sommigen enkele minuten wachten voor de dienst begint, laten ze dan een ware wijdingsgeest betonen door stille overdenking, in hun hart tot God biddend dat de dienst tot een bijzondere zegen mag zijn voor hun eigen hart en tot overtuiging en bekering mag leiden van andere zielen. Zij moeten gedenken dat hemelse boodschappers in het huis tegenwoordig zijn. Veel van een zoete verbondenheid met God is voor ons verloren gegaan door onze rusteloosheid, door het ontbreken van bemoedigende ogenblikken van over-peinzing en gebed. Aan de geestelijke toestand moet vaak de nodige aandacht worden besteed, en geest en hart moeten teruggeleid worden tof de Zon der Gerechtigheid. USG2 204 3 Wanneer de mensen, als ze het huis der aanbidding betreden, een oprechte eerbied hebben voor de Here, en bedenken dat zij in Zijn tegenwoordigheid zijn, zal er een liefelijke welsprekendheid zijn zonder dat er een woord wordt gesproken. Het fluisteren, lachen en praten, dat in het gewone leven in winkel of werkplaats niet als zonde zou aangerekend worden, mag niet toegestaan worden in het huis waar men God aanbidt. De geest moet voorbereid worden om het Woord van God te horen, opdat het zijn invloed op het hart zal kunnen uitoefenen. TIJDENS DE DIENST USG2 205 1 Wanneer de predikant binnenkomt, moet dat gebeuren met een waardige, plechtige houding. Zodra hij de katheder betreedt, moet hij neerknielen voor een stil gebed en God ernstig om hulp vragen. Wat zal dat een indruk maken! Er zal onder de aanwezigen een plechtige, eerbiedige stemming heersen. Hun predikant is in gemeenschap met God; hij geeft zich aan God over alvorens hij het waagt voor de gelovigen fe gaan staan. Allen zijn met ernst bezield en engelen Gods zijn in de onmiddellijke nabijheid. Zo moet ook elke aanwezige in de dienst met gebogen hoofd zich met hem verenigen in het stille gebed, dat God de vergadering mag begunstigen met Zijn tegenwoordigheid, en Zijn waarheid, verkondigd door menselijke lippen, mag bekrachtigen. USG2 205 2 Wanneer de dienst met gebed wordt geopend, moet alle knie zich buigen in de aanwezigheid van de Heilige en ieders hart moet in stille wijding tot God opgaan. De gebeden der gelovigen zullen gehoord worden en de dienst des Woords zal zijn nut hebben. De lauwe houding van de gelovigen in het huis Gods is een sterke oorzaak waarom de dienst geen betere resultaten laat zien. Het lied dat uit veler harten duidelijk en bezield gezongen wordt, is één van Gods middelen in het werk der zielenredding. Gedurende de gehele dienst moeten plechtige ernst en eerbied overheersen, als gebeurde dat in zichtbare tegenwoordigheid van de Meester der vergaderingen. USG2 205 3 Wanneer het Woord wordt verkondigd, moet u be denken, broeders en zusters, dat u luistert naar de stem van God door Zijn afgevaardigde dienstknecht. Luistert met volle aandacht. Slaapt geen moment, omdat door deze sluimer u juist die woorden zullen ontgaan, die u het meest nodig hebt -- juist de woorden die, wanneer u ze in u had opgenomen, uw voeten zouden bewaard hebben van afdwalèn op verkeerde wegen. Satan en zijn engelen zijn actief om de zinnen als met verlamming te slaan, zodat waarschuwingen en vermaningen niet gehoord zullen worden; of worden ze wel gehoord, dat ze dan geen weerklank vinden in het hart en geen levens-verandering teweegbrengen. Soms kan een klein kind de aandacht van de luisteraars zó in beslag nemen, dat het kostelijke zaad niet in goede aarde valt en geen vrucht voortbrengt. Soms hebben jonge mannen en vrouwen zó weinig eerbied voor de dienst in Gods huis, dat ze onder de preek met elkander zitten te praten. Konden deze zien hoe de engelen Gods op hen letten en aantekening houden van hun doen, dan zouden ze zich schamen en een afschuw van zichzelf hebben. God wenst opmerkzame toehoorders. Het was terwijl de men-sen sliepen, dat Satan zijn onkruid zaaide. NA DE DIENST USG2 206 1 Wanneer de zegen is uitgesproken, moeten allen nog stil zijn, als vrezende de vrede Gods te verliezen. Laten allen de zaal verlaten zonder te duwen of luid te praten, en aanvoelen dat ze nog in de tegenwoordigheid Gods zijn, dat Zijn oog op hen rust en dat hun doen moet zijn als stonden ze in Zijn zichtbare aanwezigheid. Laat er geen opstopping zijn in de zijgangen door elkander aan te spreken, waardoor deze geblokkeerd worden zodat niemand kan passeren. Ook op het terrein rondom de kerk zal men alle eerbied in acht nemen. Dat moet geen plaats zijn waar men oude «vrienden ontmoet en waar men gaat praten over alledaagse dingen en wereldse aangelegenheden. Dat mag in en om de kerk niet plaats vinden. God en engelen zijn oneer aange daan door het achteloos lachen en voetengeschuifel dat men in sommige plaatsen kon horen. USG2 207 1 Ouders, verheft in het verstand van uw kinderen het peil der Christenheid; helpt hen dat Jezus in hun beleven een plaats inneemt; leert hen de hoogste eerbied te hebben voor het huis Gods en doet hen verstaan dat, wanneer ze het huis des Heren binnengaan, dit moet gebeuren met harten die vertederd en onderworpen zijn door zulke gedachten als deze: "God is hier aanwezig; dit is Zijn huis. Ik moet reine gedachten en de heiligste beweegredenen hebben. "Ik moet geen hovaardij" nijd, jaloersheid, boze vermoedens, haat of bedrog in mijn hart hebben, want ik kom in de tegenwoordigheid van een heilig God. Dit is de plaats waar God Zijn vólk ontmoet en zegent. De Verhevene en Heilige, Die de eeuwigheid bewoont, ziet op mij neer, doorzoekt mijn hart en leest de meest verborgen gedachten en daden van mijn leven." VERANTWOORDELIJKHEID DER OUDERS USG2 207 2 Broeders en zusters, wilt u aan dit onderwerp niet een weinig aandacht schenken om dan na te gaan hoe u zich gedraagt in het huis Gods en wat u doet door woord en voorbeeld om eerbied in uw kinderen op te wekken? U schuift heel wat verantwoordelijkheid op de predikant en stelt hem verantwoordelijk voor de zielen van uw kinderen; maar u voelt niet uw eigen verantwoordelijkheid als ouders en onderwijzers om, evenals Abraham, uw gezin na u te bevelen dat ze zich houden aan de inzettingen des Heren. Uw zonen en dochteren zijn verdorven door uw eigen voorbeeld en lakse bevelen, en, niettegenstaande dit gebrek in de gezinsopvoeding, verwacht u van de predikant dat hij waf u dagelijks doet, ongedaan maakt en dat hij het zal klaarspelen om hun leven en hart op te voeden tot deugd en godsvrucht. Wanneer de predikant alles gedaan heeft waf hij kan door trouwe, gevoelvolle vermaning, geduldige discipline en vurig gebed om de ziel voorgoed te redden, maar nochtans daarin niét slaagt, staan vaders en moe ders vaak klaar om hem de schuld te geven dat hun kinderen niet bekeerd zijn, terwijl het misschien wel aan hun eigen nalatigheid ligt. USG2 208 1 De last rust op de ouders; en zullen ze nu het werk op zich nemen dat God hun heeft toevertrouwd om dat getrouw uit te voeren? Willen ze alles doen wat ze kunnen, door te werken op een nederige, geduldige, volhardende wijze om zelf tot dat verheven peil te komen en ook hun kinderen daar te brengen? Geen wonder dat onze gemeenten zwak zijn en niet binnen in zich hebben die diepe, ernstige godsvrucht die ze moesten hebben. Onze huidige gewoonten en manier van doen die God onteren en die het heilige en hemelse beneden het peil van het alledaagse brengen, getuigen tegen ons. Wij hebben een geheiligde, toetsende, heiligende waarheid; en wanneer onze gewoonten en praktijken niet in overeenstemming zijn met de waarheid, dan zondigen we tegen een groot licht en zijn naar verhouding schuldig. Het zal in de dag van Gods oordeel voor de heidenen heel wat verdragelijker zijn dan voor ons. USG2 208 2 In het weerkaatsen van het licht der waarheid kan een veel groter werk gedaan worden dan we nu doen. God verwacht van ons dat we veel vrucht zullen dragen. Hij verwacht groter ijver en meer trouw, vuriger inspanning van de individuele leden van de gemeente voor hun naasten en voor hen die Christus niet kennen. Ouders moeten hun werk beginnen vanuit een verheven standpunt. Allen die de Naam van Christus aanroepen moeten de gehele wapenrusting aandoen en smeken, waarschuwen en zoeken om meer zielen van de zonde te redden. Brengt allen mee om in het huis des Heren naar de waarheid te komen luisteren. We moeten veel meer doen dan we nu doen om zielen als een brandhout uit het vuur te rukken. USG2 208 3 Het is helaas maar al te waar dat eerbied voor het huis Gods zo goed als verdwenen is. Heilige dingen en plaatsen worden niet meer onderscheiden; hef heilige en verhevene wordt niet meer gewaardeerd. Is er geen oorzaak voor het gebrek aan innige vroomheid in onze ge zinnen? Komt dat niet omdat men de verheven banier van de godsdienst door het stof laat slepen? Aan Zijn oude volk gaf God voorschriften aangaande de orde, volmaakt en nauwkeurig. Is Zijn karakter veranderd? Is Hij niet de grote en machtige God, Die heerst in de hemel der hemelen? Zou het niet goed voor ons zijn om vaak de richtlijnen te lezen die door God Zelf aan de Hebreeën gegeven zijn, opdat wij, die het volle licht van de heerlijke waarheid bezitten, hun eerbied voor het huis Gods mogen navolgen? We hebben meer dan overvloedig oorzaak om blijvend een vurige, vrome geest te koesteren in de aanbidding Gods. We hebben zelfs reden om in onze diensten meer ingetogenheid en meer eerbied aan de dag te leggen dan de Joden. Maar een vijand is aan het werk geweest om de heiligheid van de Christelijke eredienst te vernietigen. USG2 209 1 De plaats die aan God gewijd is, moet geen zaal zijn waar ook wereldse zaken worden verhandeld. Wanneer de kinderen vergaderen om God te dienen in een vertrek dat gedurende de week gebruikt wordt voor school of bergplaats, zullen ze meer dan menselijk zijn, wanneer hun godsdienstige gedachten niet vermengd worden met de gedachten aan hun schoollessen of aan de dingen die gedurende de week in die zaal zijn gebeurd. De opvoeding en training van de kinderen moet zó zijn, dat daardoor een gevoel voor heilige dingen wordt gewekt en zuivere eerbied voor God in Zijn huis wordt aangemoedigd. Velen die belijden kinderen van de hemelse Koning te zijn, hebben geen zuiver gevoel voor de heiligheid van eeuwige dingen. Bijna allen moeten leren hoe ze zich in het huis Gods moeten gedragen. Ouders moeten hun kinderen niet alleen onderrichten maar ook bevelen om het heiligdom binnen te gaan met ingetogenheid en eerbied. USG2 209 2 Het morele gevoel van de gelovigen in Gods heiligdom moet op een hoger peil komen, het moet veredeld en geheiligd worden. Deze aangelegenheid is helaas totaal veronachtzaamd. De belangrijkheid daarvan heeft men over het hoofd gezien, met als gevolg dat wanorde en oneerbiedigheid zijn gaan overheersen en God oneer is aangedaan. Wanneer de leiders van de gemeente, predikanten en leden, vaders en moeders van die aangelegenheid geen verheven inzicht hebben gehad, wat kan men dan verwachten van onervaren kinderen? Te vaak ziet men ze in groepjes, zonder de ouders, onder wier hoede ze hadden moeten zijn. Niettegenstaande ze in de tegenwoordigheid Gods zijn en Zijn oog op hen rust, zitten ze over beuzelingen te fluisteren en te lachen, terwijl heel hun houding getuigt van onoplettendheid en oneerbiedigheid. Zelden wordt hun onder het oog gebracht dat de predikant Gods gezant is, dat de boodschap die hij brengt, één van Gods verordineerde middelen is om zielen zalig te maken, en dat voor allen die dit voorrecht binnen hun bereik hebben, dat zal zijn als een reuk des levens ten leven of des doods ten dode. CRITIEK OP DE PREEK USG2 210 1 Het tere, ontvankelijke verstand van de jeugd krijgt een indruk van de werkzaamheden van Gods dienstknechten door de wijze waarop hun ouders deze zaak behandelen. Vele gezinshoofden maken de dienst thuis tot een onderwerp van critiek, waarin ze maar weinig dingen goedkeuren en de rest veroordelen. Zo wordt de boodschap van God aan de mensen becritiseerd en in twijfel getrokken en tot een voorwerp van wispelturigheid gemaakt. Alleen de boeken des hemels zullen openbaren welke indrukken aldus worden gewekt bij de jeugd door deze nonchalante, oneerbiedige aanmerkin-gen. De kinderen zien en begrijpen deze dingen veel vlugger dan ouders wel denken. Hun zedelijke gevoelens worden daardoor eenzijdig ten kwade beïnvloed en nooit zal de tijd daarin ten volle verandering kunnen brengen. De ouders treuren over de hardigheid des harten hunner kinderen alsook over de moeilijkheid om hun zedelijk gevoel op te wekken ten einde aan de eisen Gods te beantwoorden. USG2 210 2 Maar de boeken met de hemelse verslagen openbaren de met onfeilbare pen geschreven ware oorzaken. De ouders waren onbekeerd. Zij waren niet in harmonie met de hemel of met het werk des hemels. Hun lage, alledaagse gedachten aangaande het dienstwerk en het heiligdom Gods waren verweven met de opvoeding hunner kinderen. Het is de vraag of iemand die jaren lang onder deze domme invloed van gezinsopvoeding geweest is, ooit een verheven eerbied en ontzag zal krijgen voor Gods dienstwerk en de middelen die Hij verordineerd heeft voor de redding van zielen. Over deze dingen moet met eerbied gesproken worden, in een gepaste bewoording zonder gevoelens te kwetsen, opdat aan allen met wie u omgaat, duidelijk wordt dat u de boodschap van Gods dienstknechten beschouwt als een boodschap van God gericht aan u persoonlijk. USG2 211 1 Ouders, ziet nauwlettend toe, welke gedachten en welk voorbeeld u uw kinderen inprent. Hun geest is ontvankelijk en gemakkelijk vatbaar voor indrukken. Waf de dienst in het heiligdom betreft, zo de spreker is te blameren, past dan op daar niet de aandacht op te vestigen. Spreekt alleen over de goede werken die hij doet, van de goede denkbeelden die hij naar voren brengt, waarop u moet acht slaan als komende door middel van Gods werktuig. Het is direct vast te stellen waarom kinderen zo weinig voelen voor de dienst des Woords en waarom ze zo weinig eerbied hebben voor Gods huis. Hun opvoeding is in dit opzicht gebrekkig geweest. Hun ouders hebben een dagelijkse verbinding met God nodig. Hun eigen gedachten moeten gelouterd en veredeld worden; hun lippen moeten aangeraakt hun gewoonten, hun praktijken thuis, een goede indruk hun gewoonten, hun practijken thuis, een goede indruk achterlaten op het verstand en karakter van hun kinderen. Dan zal het peil van het godsdienstig beleven omhoog gaan. Zulke ouders zullen voor God een groot werk doen. Ze zullen thuis minder wereldsen vleselijk gezind zijn, en meer karakteradel en trouw aan de dag leggen. Het leven zal doortrokken worden van een plechtige ernst, waarvan ze voordien nauwelijks begrip hadden. Niets dat behoort tot de dienst en aanbidding Gods, mag tot het alledaagse verlaagd worden. NETHEID EN BESCHAAFD GEDRAG USG2 212 1 Ik voel mij vaak bezwaard als ik het huis waar God vereerd wordt, binnenga en de wanordelijke kleren zie van mannen en vrouwen. Zouden hart en karakter gemeten worden aan de uiterlijke verschijning, dan zou men daaraan niets hemels ontdekken. Zij hebben absoluut geen idee van de orde, de netheid en het beschaafde gedrag, hetgeen God toch vereist van allen die in Zijn tegenwoordigheid komen om Hem te aanbidden. Wat een indruk verwekken deze dingen bij ongelovigen en bij de jeugd, die zo gauw alles ziet en haar gevolgtrekking maakt! USG2 212 2 De gedachten die velen koesteren over het huis Gods en over de meest alledaagse omgeving, maken bijna geen verschil uit. Sommigen betreden met de hoed op het hoofd en in vuile, vieze kleren de plaats der aanbidding. Dezulken zijn zich niet bewust dat ze daar God en de heilige engelen ontmoeten. Hierin moet in al onze kerken een afdoende verandering komen. Predikanten zelf moeten hun gedachten opvoeren om op dit punt fijngevoeliger te worden. Het is een onderdeel van het werk dat droevig verwaarloosd is. Uit hoofde van de oneerbiedigheid in houding, kleding en gedrag en het niet ingesteld zijn op het geestelijke, heeft God vaak Zijn gelaat afgewend van hen die in Zijn huis aanwezig waren om Hem te dienen. USG2 212 3 Allen moet geleerd worden dat hun kleren netjes, zindelijk en ordelijk zijn, zonder te vallen in die uiterlijke opschik, welke in het geheel niet te pas komt in het heiligdom. Alle uiterlijk vertoon moet gemeden worden, want hierdoor wordt de oneerbiedigheid nog des te sterker. De aandacht van de mensen wordt vaak getrokken door een of ander opvallend kledingstuk, en zo worden gedachten ontwikkeld die geen plaats moesten vinden in de harten der kerkbezoekers. Op God alleen moeten de gedachten gericht zijn; Hij moet vereerd worden, en wat ook maar de gedachten aftrekt van de plechtige, heilige dienst, is een belediging voor Hem. Die opschik van linten en strikken, van plooitjes en veertjes, van gouden en zilveren versiersels, is een soort afgodendienst, die absoluut niet past in de geheiligde dienst in Gods huis, waar het oog van de kerkbezoeker enkel en alleen op Zijn heerlijkheid moet gericht zijn. USG2 213 1 Op alles wat de kleding betreft, moet nauwlettend worden toegezien met strikte opvolging van de Bijbelse regel. Mode is de godin die de uiterlijke wereld altijd heeft beheerst, en ze sluipt vaak ongemerkt de gemeente binnen. De gemeente moet het Woord van God tot haar maatstaf maken en ouders moeten verstandig over dit onderwerp nadenken. Wanneer ze bij hun kinderen de neiging zien om wereldse modes na te volgen, dan moeten ze, evenals Abraham, vastberaden hun gezinnen naar hun hand zetten. Brengt ze in verbinding met God in plaats van met de wereld. Laat niemand Gods heiligdom onteren door uiterlijke opschik. God en engelen zijn daar aanwezig. De Heilige Israëls heeft door Zijn apostel het volgende gezegd: "Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in hef vlechten van hef haar, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken, maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is voor God." 1 Petrus 3:3, 4. HET ONDERRICHTEN VAN NIEUWE GELOVIGEN USG2 213 2 Wanneer een gemeente is opgericht, maar op deze punten niet is onderricht, dan heeft de predikant zijn plicht verzuimd, en zal hij God rekenschap moeten geven van de indrukken die hij liet overheersen. Wanneer juiste begrippen van ware eredienst en eerbied de mensen niet worden ingeprent, zal er een groeiende neiging bestaan, het heilige en het eeuwige te plaatsen op het peil van het alledaagse, en die de waarheid belijden zullen een belediging zijn voor God en een smaad voor de godsdienst. Met hun onbeschaafde denkbeelden kunnen ze nooit een reine en heilige hemel waarderen en nooit bereid zijn, zich te mengen onder de aanbidders in de hemelse hoven, waar uitsluitend reinheid en volmaaktheid is, waar elk wezen een volmaakte eerbied heeft voor God en Zijn heiligheid. USG2 214 1 Paulus beschrijft het werk van Gods gezanten als dat waardoor een ieder volmaakt in Christus Jezus zal gesteld worden. Die de waarheid van hemelse oorsprong omhelzen, moeten daardoor gelouterd, veredeld en geheiligd zijn. Het zal heel wat onverdroten inspanning vereisen om tot de volle gestaltenis van Gods maatstaf te komen. De ruwe stenen uit de steengroeve gehouwen, moeten worden bijgeslepen, de ruwe kanten moeten weggepolijst worden. USG2 214 2 De tijd waarin wij leven, staat bekend om zijn oppervlakkigheid, zijn gemakkelijke methoden, op het prat gaan op een heiligheid buiten de maatstaf van het karakter dat God beoogt. Alle beknotte manieren, alle gedeeltelijke pogingen, alle stelsels die falen om de wet van God te verheerlijken als de maatstaf van het godsdienstige karakter, zijn verkeerd. Karaktervervolmaking is een werk dat een leven lang duurt, onbereikbaar voor hen die niet bereid zijn daarnaar te streven langs de lange, moeilijk begaanbare weg die door God gesteld is. We kunnen ons niet veroorloven op dit gebied een fout te maken, maar het moet onze wens zijn dag in, dag uit, op te wassen in Christus, ons levend Hoofd. ------------------------Hoofdstuk 30--Praktische Godsvrucht USG2 215 0 Bazel, Zwitserland, 1 Maart 1887. USG2 215 1 Beste Broeders en Zusters in Oakland, USG2 215 2 Ik voel mij gedrongen u te schrijven. Steeds en steeds weer vind ik mij terug in mijn dromen in gesprek met u en in al die gevallen is u in moeilijkheden. Maar wat ook komen moge, laat uw zedelijke moed niet zakken waardoor uw godsdienst zou ontaarden in een harteloze vorm. De liefdevolle Jezus staat klaar om overvloedig Zijn zegen te schenken, maar wat wij nodig hebben is een beleven in geloof, in vurig gebed en in een zich verheugen in de liefde Gods. Zal iemand van ons ge-wogen worden en te licht worden bevonden? Wij moeten waakzaam zijn over onszelf, letten op de geringste onheilige neiging van onze natuur, opdat we geen verraad plegen tegen de hoge verantwoordelijkheden die God op ons, als Zijn menselijke werktuigen, heeft gelegd. Wij moeten de waarschuwingen en terechtwijzingen bestuderen die Hij Zijn volk in het verleden deed toekomen. Aan licht hebben we geen gebrek. Wij weten wat we moeten laten en welke eisen Hij ons gesteld heeft om waar te nemen; indien we dan niet streven om te kennen en te doen wat goed is, komt dat daardoor omdat het verkeerde het vleselijke hart beter past dan het goede. USG2 215 3 Er zullen altijd mensen zonder geloof zijn die wachten voortgetrokken te worden door het geloof van anderen. Zij hebben geen proefondervindelijke kennis van de waarheid en bijgevolg hebben ze de heiligende kracht daarvan aan hun eigen ziel niet ervaren. Het moet de taak van elk lid der gemeente zijn, rustig en naarstig zijn eigen hart te onderzoeken om na te gaan of zijn leven en karakter in harmonie zijn met Gods grote maatstaf der gerechtigheid. USG2 216 1 De Here heeft voor u in Californië, en vooral in Oakland, grote dingen gedaan; maar er is veel meer dat Hij gaarne zou willen doen, wanneer u uw werken in overeenstemming zoudt willen brengen met uw geloof. God beloont ongeloof nooit met rijke zegeningen. Gaat nog eens na wat God gedaan heeft, om dan te weten dat dit slechts hef begin is van wat Hij bereid is te doen. ONDERZOEKT DE SCHRIFTEN USG2 216 2 We moeten de Schriften veel hoger waarderen dan we doen, want daarin is de wil van God ten opzichte van de mensen geopenbaard. Het is niet enkel voldoende het waarheidsgetrouwe van Gods Woord te beamen, maar we moeten de Schriften onderzoeken om te leren wat ze inhouden. Nemen wij de Bijbel aan als "de woorden Gods"? Het is zo werkelijk een Goddelijke mededeling, als kwamen zijn woorden tot ons door een hoorbare stem. Wij kennen zijn kostbaarheid niet omdat we de raadgevingen daarin niet gehoorzamen. USG2 216 3 Boze engelen doen rondom ons hun werk, maar omdat we hun aanwezigheid met onze natuurlijke ogen nief onderscheiden, houden we geen rekening met de werkelijkheid van hun bestaan, zoals omschreven in hef Woord Gods, zoals dat toch moest. Zou er niets in de Schriften staan dat moeilijk te begrijpen is, dan zou de mens in het naspeuren van die bladzijden komen tot hovaardij en zelfvoldaanheid. Het is nooit goed voor iemand te denken dat hij elk deel der waarheid begrijpt, want dat doet hij niet. Laat niemand zich dan vleien dat hij een volkomen begrip heeft van alle delen der Schrift om het als zijn plicht te gevoelen een ieder zijn inzicht aan het verstand te brengen. Laat men alle prat gaan op kennis uitbannen. Ik verhef mijn stem waarschuwend tegen elke vorm van geestelijke hovaardij. Die komt in de gemeente van heden maar al te overvloedig voor. USG2 217 1 Toen de waarheid die we nu liefhebben, voor het eerst ontdekt werd als Bijbelse waarheid, hoe vreemd stond men er toen tegenover, en hoe sterk was de tegenkanting die we ondervonden toen we die voor de eerste maal aan de mensen brachten; maar hoe vurig en oprecht waren de gehoorzame, waarheidlievende arbeiders! We waren inderdaad een uitverkoren volk. We waren weinig in aantal, zonder welstand, zonder wereldse wijsheid en wereldse erkenning; toch geloofden we God, en waren sterk en succesvol, een schrik voor de kwaaddoeners. Onze liefde voor elkander was standvastig; die werd niet gemakkelijk gebroken. Toen werd de macht van God onder ons geopenbaard, de zielen werden genezen en er was een kalme .lieflijke, heilige vreugde. USG2 217 2 Maar terwijl het licht steeds en steeds groter werd, was de vooruitgang van de gemeente daarmede niet in verhouding. Het fijne goud werd op den duur verdonkerd en een doodse vormelijkheid sloop binnen om de vermogens van de gemeente te verzwakken. Hun over-vloedige voorrechten en kansen hebben Gods volk niet voorwaarts en opwaarts geleid tot reinheid en heiligheid. Een gelovig gebruik van de talenten die God hun heeft toevertrouwd, zou die talenten grotelijks vermeerderen. Daar veel is gegeven, zal veel gevraagd worden. Alleen zij die het licht ons door God gegeven trouw aannemen en waarderen, en die een verheven, edel standpunt innemen ten aanzien van zelfverloochening en zelfopoffering, zullen voor de wereld kanalen des lichts zijn. Die niet vooruitgaan, zullen achteruitgaan, al stonden ze ook aan de grenzen van het hemelse Kanaän. Mij is geopenbaard dat ons geloof en onze werken in het geheel niet beantwoorden aan het geschonken licht der waarheid. We moeten geen lauw geloof hebben, maar daf volmaakte geloof dat door de liefde werkt en de ziel reinigt. God doet op u in Californië een beroep om in nauwe verbinding met Hem te komen. PERSOONLIJKE ONAFHANKELIJKHEID USG2 218 1 Op één punt moet gelet worden, en dat is persoonlijke onafhankelijkheid. USG2 218 2 Als soldaten van Christus' leger, moet er in de actie van de verschillende afdelingen van het werk harmonie bestaan. Niemand heeft het recht om op eigen verantwoording in onze tijdschriften over Bijbelse leerstellingen ideeën te gaan ontwikkelen, wanneer bekend is dat er onder ons zijn die andere inzichten hebben over dit onderwerp, waardoor strijd zal ontstaan. De Eerste-Dags Adventisten hebben dit gedaan. Een ieder heeft daar zijn eigen onafhankelijk oordeel gevolgd en geprobeerd eigen ideeën naar voren te brengen, totdat er onder hen geen harmonische samenwerking meer bestond, met uitzondering misschien van hun tegenkanting tegen Zevende-Dags Adventisten. Wij moeten hun voorbeeld niet volgen. Iedere arbeider moet handelen met eerbied voor anderen. Navolgers van Christus moeten onder elkander niet onafhankelijk optreden. Onze kracht moet in God zijn, en daarin moet eensgezindheid zijn om zich in een verheven, aaneengesloten actie te ontvouwen. Die moet niet verspild worden aan handelingen zonder zin. USG2 218 3 Eendracht maakt macht. Daar moet eenheid zijn tussen onze uitgevershuizen en onze andere instellingen. Bestaat deze eenheid, dan ontwikkelt zich een kracht. Onder de arbeiders moet geen twist of geschil bestaan. Het werk is één, met als hoofd één Leider. Toevallige, overspannen pogingen hebben kwaad gesticht. Hoe geestdriftig ze ook gedaan worden, ze zijn toch maar van weinig waarde, want de terugslag zal er zeker op volgen. We moeten een bestendige volharding aankweken, aanhoudend te speuren Gods wil te kennen en te doen. GOD ZIET HET KARAKTER AAN USG2 218 4 We moeten weten wat we doen moeten om zalig te worden. Mijn broeders en zusters, we moeten ons niet laten meevoeren door de populaire stroom. Ons huidig werk is om uit de wereld te komen en ons af te scheiden. Dat is de enige weg om met God te wandelen, en zo deed ook Henoch. Goddelijke invloeden werkten voortdurend samen met zijn menselijke pogingen. Evenals hij, zijn wij geroepen om een sterk, levend, werkend geloof te ontwikkelen, en dat is de enige manier waarop wij Gods medearbeiders kunnen zijn. We moeten beant-woorden aan de voorwaarden die neergelegd zijn in Gods Woord, of in onze zonden sterven. Wij moeten weten welke zedelijke veranderingen hoognodig door Christus' genade in ons karakter moeten worden aangebracht om geschikt gemaakt te worden voor de woningen hierboven. Ik zeg u in de vreze Gods: We lopen gevaar te leven gelijk de Joden -- ontbloot van de liefde Gods en onbekend met Zijn kracht, terwijl het glanzende licht der vroomheid om ons heen schijnt. USG2 219 1 Tienduizend maal tienduizenden kunnen belijden de wet en het Evangelie te gehoorzamen, en toch leven, in overtreding. Mannen kunnen anderen duidelijk op de eisen der waarheid wijzen, terwijl daarentegen hun eigen hart vleselijk is. Zonde kan gekoesterd en gedaan worden in het verborgene. De waarheid Gods kan voor hen geen waarheid zijn omdat hun hart daardoor niet geheiligd is. Het is mogelijk dat de liefde van de Heiland over hun lage hartstochten geen remmende kracht uit-oefent. Wij weten uit de geschiedenis van hef verleden dat mannen kunnen staan in geheiligde ambten en evenwel bedriegelijk met Gods waarheid omgaan. Zij kunnen geen heilige handen tot God opheffen "zonder gramschap en twijfel". Dit komt omdat God hun geest niet beheerst. De waarheid was nooit in hun harten ingeprent. "Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid," Romeinen 10:10. "Gij zult de Here uw God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht." Markus 12 : 30. Doet u dat? Velen doen dat niet, en hebben het nooit gedaan. Hun bekering was enkel oppervlakkig. USG2 219 2 "Indien gij dan," zegt de apostel, "met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op aarde zijn." Colossenzen 3:1,2. Het hart is de burcht van de mens. Daaruit zijn de uitgangen des levens of des doods. Wanneer het hart niet gereinigd is, kan een mens geen deel hebben in de gemeenschap der heiligen. Weet de Onderzoeker des Harten niet wie in zonde verwijlen, zonder acht te slaan op hun zielen? Is er geen getuige geweest van de meest verborgen dingen in het leven van een ieder? Ik was gedwongen de woorden aan te horen van sommige mannen tot vrouwen en meisjes -- vleiende woorden, woorden die bedriegen en verdwazen. Satan gebruikt al die middelen om zielen te vernietigen. Mogelijk dat sommigen van u op deze wijze zijn handlangers zijn geweest; en als dat zo is, dan zult u deze dingen in het oordeel tegenkomen. De engel zei van die mensen: "Ze hebben hun hart nooit aan God overgegeven. Christus is niet in hen. De waarheid is daar niet. Haar plaats wordt ingenomen door zonde, misleiding en leugen. Het Woord van God wordt niet geloofd en in daden omgezet." USG2 220 1 De huidige ijver van Satan om harten, gemeenten en volken te bewerken, moet elke onderzoeker der profetie doen opschrikken. Het einde is nabij. Laten onze gemeenten wakker worden. Laat de bekerende kracht Gods gevoeld worden in de harten van de leden afzonderlijk, dan zullen we de diepe roerselen zien van de Geest Gods. Vergeving van zonden is niet het enige resultaat van Jezus' dood. Hij bracht dat oneindige offer, niet enkel opdat de zonde zou worden weggenomen, maar opdat de menselijke natuur hersteld, opnieuw verfraaid, opnieuw opgebouwd zou worden vanuit haar ruïnen om in de tegenwoordigheid Gods te kunnen verschijnen. USG2 220 2 Wij moeten ons geloof tonen door onze werken. Er moet een groter verlangen geopenbaard worden om een grote mate van de geest van Christus te verkrijgen, want daarin zal de kracht van de gemeente liggen. Het is Satan, die probeert scheiding tussen Gods kinderen aan te brengen. Liefde, o wat bezitten we die in geringe mate -- liefde voor God en voor elkander! Het woord en de geest der waarheid, in ons hart wonende, zullen ons afscheiden van de wereld. De onveranderlijke beginselen van waarheid en liefde zullen de harten aaneenschakelen, en de kracht der eenheid zal zijn overeen-komstig de mate der genade en waarheid die we smaken. Voor een ieder van ons zou het goed zijn, ons de spiegel, Gods Koninklijke wet, voor te houden, om daarin de weerkaatsing van Zijn eigen karakter te zien. Laten we oppassen om de op onveilig staande signalen en de waarschuwingen in Zijn? Woord gegeven, niet te verwaarlozen. Wanneer op deze waarschuwingen geen acht wordt geslagen en karaktergebreken niet overwonnen worden, dan zullen deze gebreken diegenen overwinnen die ze hebben, en ze zullen tot dwaling, afval en open zonde vervallen. De geest die niet is opgevoerd tot de hoogste maatstaf, zal op den duur zijn kracht verliezen om dat te behouden wat eens verkregen is. "Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle." 1 Corinthe 10:12. "Gij dan, geliefden, zulks te voren wetende, wacht u dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt, en uitvalt van uw vastigheid, maar wast op in de genade en kennis van onze Here en Zaligmaker Jezus Christus." 2 Petrus 3:17, 18. GEESTELIJKE GESTELDHEID EN DOELMATIGHEID USG2 221 1 God heeft in dit laatste der dagen een volk uitverkoren en dat tot bewaarders gesteld van Zijn wet, en dit volk zal altijd onprettige werken te verrichten hebben. "Ik weet uw werken, en uw arbeid en uw lijdzaamheid, en dat gij de kwaden niet kunt verdragen; en dat gij beproefd hebt degenen die voorgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet, en hebt ze leugenaars bevonden; en gij hebt verdragen en hebt geduld, en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden." Openbaring 2:2, 3. Het zal veel ijver en een aanhoudende strijd vereisen om hef kwaad buiten onze gemeenten te houden. Er moet een strakke, onpartijdige tucht worden uitgeoefend, want sommigen die ogen-schijnlijk godsdienstig zijn, zullen proberen het geloof van anderen te ondermijnen en zullen speciaal werken om zichzelf te verheerlijken. USG2 222 1 De Here Jezus verkondigde op de Olijfberg duidelijk dat "omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, de liefde van velen zal verkouden." Mattheüs 24 : 12. Hij spreekt van mensen die van een hoge staat van geestelijk leven zijn gevallen. Zulke uitingen als deze moeten met een plechtige, onderzoekende kracht bezit nemen van onze harten. Waar is de drang, de wijding tot God, die beantwoordt aan de grootheid der waar-heid die wij voorgeven te geloven? De liefde voor de wereld, de liefde voor een of andere gekoesterde zonde, heeft het hart vervreemd van de liefde voor het gebed en van de overdenking van geheiligde dingen. Een vormelijke kringloop van godsdienstige bijeenkomsten wordt aangehouden; waar echter is de liefde van Jezus? Hef geestelijke leven sterft af. Moet die verdoving, die bedwelmende achteruitgang zo doorgaan? Moet de lamp der waarheid langzaam uitgaan, omdat ze niet is bijgevuld met de olie der genade? USG2 222 2 Ik zou willen dat elke prediker en een iegelijk van onze arbeiders deze aangelegenheid kon zien zoals die mij is voorgehouden. Zelfverheerlijking en zelfgenoegzaamheid doden het geestelijk leven. Het eigen-ik verheft zich; daar alleen wordt over gepraat. O, dat dit eigen-ik mocht afsferven! "Ik sterf alle dagen" (1 Corinthe 15:31), zegt Paulus. Wanneer deze hovaardige, pochende zelfvoldaanheid en die welbehagelijke eigengerechtigheid de ziel binnendringen, is daar geen plaats voor Jezus. Hem wordt een minderwaardige plaats ge-geven, terwijl het eigen-ik in belangrijkheid toeneemt en de gehele tempel der ziel in beslag neemt. Dat is de oorzaak waarom de Here zo weinig voor ons kan doen. Zou Hij meewerken met onze pogingen, dan zou het instrument al de heerlijkheid toeschrijven aan zijn eigen kunde, zijn wijsheid, zijn vermogens, en hij zou zich gelukwensen gelijk de Farizeeër: "Ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van alles wat ik bezit." Lucas 18:12. Wanneer het eigen-ik verborgen is in Christus, zal hef niet meer zo vaak aan de oppervlakte komen. Zullen we ons verstand richten naar de Geest van God? Zullen we niet ons meer instellen op de praktische godsvrucht en veel minder op onze machinale werken? USG2 223 1 De dienstknechten van Christus moeten leven als stonden ze voor Zijn aangezicht en dat der engelen. Zij moeten de eisen van onze tijd zien te verstaan en zich inspannen daaraan te voldoen. Satan valt ons voortdurend aan langs nieuwe, onbetreden wegen, en waarom zouden de officieren in Gods leger zo ongeschikt zijn? Waarom zouden ze een talent van hun natuur onontwikkeld laten? Er valt een groot werk te doen, en zo er een gebrek is in harmonische samenwerking, dan komt dat door eigenliefde en zelfverheerlijking. Alleen wanneer we nauwgezet de bevelen van de Meester uitvoe-ren zonder op het werk ons persoonlijk stempel achter te laten, werken we doelmatig en in volle harmonie. "Sluit u aaneen", zei de engel, "sluit u aaneen." ZICH INSTELLEN OP PRAKTISCHE GODSDIENST USG2 223 2 Ik doe een beroep op u die het heilige bedienen, om u meer in te stellen op praktische godsdienst. Hoe weinig ziet men een zacht gemoed, een waar, hartgrondig zielsverdriet en overtuigd zijn van zonde. Dat komt omdat er geen diepe roerselen van Gods Geest onder ons zijn. Onze Heiland is de ladder die door Jacob gezien werd, die rustte op de aarde en waarvan de top reikte tot aan de hoogste hemelen. Dit laat ons de aangewezen weg der zaligheid zien. Indien iemand van ons uiteindelijk gered is, komt dat omdat hij zich vastklemt aan Jezus, zoals aan de stijlen van een ladder. Voor de gelovige is Christus gemaakt wijsheid en rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing. Laat niemand zich inbeelden dat het gemakkelijk valt, de vijand te overwinnen, en dat hij omhoog getrokken zal worden tot een onverderfelijk erfdeel zonder inspanning zijnerzijds. Ziet men naar beneden, dan wordt men duizelig; laat men de greep los, dan komt men om. Weinigen waarderen de belangrijk-heid om aanhoudend te strijden voor de overwinning. Ze verslappen in hun ijver en worden daardoor zelfzuchtig en gemakzuchtig. Geestelijke waakzaamheid ziet men niet als in de eerste plaats nodig. Naarstigheid in het menselijke pogen wordt niet in het Christelijke leven beoefend. USG2 224 1 Sommigen zullen een verschrikkelijke val maken omdat ze menen stevig te staan doordat ze de waarheid hebben, maar ze hebben die niet zoals die in Jezus is. Een moment van onachtzaamheid kan de ziel dompelen in een onherstelbare ondergang. De ene zonde leidt tot de tweede, en de tweede bereidt de weg voor de derde, en zo vervolgens. Als trouwe boodschappers Gods moeten we Hem voortdurend smeken, ons in Zijn macht te bewaren. Wijken we maar een duimbreed af van onze plicht, dan lopen we gevaar een weg der zonde te betreden, die uitloopt op de ondergang. Er is hoop voor een ieder van ons, maar slechts op één manier, en dat is door in de nauwste verbinding met Christus te komen en elke wilskracht te beoefenen om de volmaaktheid van Zijn karakter te bereiken. USG2 224 2 Die godsdienst welke de zonde beschouwt als van weinig gewicht, die vertrouwt op de liefde Gods voor de zondaar ongeacht zijn daden, bemoedigt de zondaar in het geloof dat God hem zal aannemen, terwijl hij voortgaat dat te doen wat hij als zonde kent. Dit is wat sommigen doen die belijden te geloven in de tegenwoordige waarheid. De waarheid staat afgescheiden van het leven, en dat is de oorzaak dat daarin geen kracht is om de ziel te overtuigen en te bekeren. USG2 224 3 God heeft mij getoond dat de waarheid zoals die in Jezus is, nooit tot stand is gekomen in het leven van sommigen in Californië. Zij bezitten de godsdienst van de Bijbel niet. Ze zijn nooit bekeerd geweest, en wanneer hun harten niet geheiligd worden door de waarheid die ze hebben aangenomen, zullen ze saamgebundeld worden met het onkruid, want zij dragen geen trossen van kostelijke vruchten om te laten zien dat ze ranken zijn van de levende Wijnstok. USG2 224 4 "Zoekt de Here terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de Here, zo zal Hij Zich zijner ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk.'‘ Jesaja 55 : 6, 7. Het leven van velen toont, dat ze met God geen levende verbinding hebben. Ze zijn op drift geslagen in het vaarwater der wereld. Zij hebben in werkelijkheid geen deel met Christus. Ze haken naar vermaak en zijn vol zelfzuchtige ideeën, plannen, verwachtingen en verlangens. Ze dienen de vijand onder het voorwendsel God te dienen. Ze staan onder een slavendrijver en dat naar eigen verkiezing, van zichzelf gewillige slaven van Satan makend. USG2 225 1 De verkeerde gedachte die door velen gekoesterd wordt dat tucht voor de kinderen een kwaad is, voert duizenden en duizenden tot de ondergang. Satan zal zeker de hand leggen op de kinderen, wanneer u niet op uw hoede is. Moedigt hun omgang met de goddelozen niet aan. Haalt ze daarvan terug. Scheidt u af van dezulken en laat ze zien dat u staat aan ‘s Heren zijde. USG2 225 2 Willen zij die voorgeven kinderen des Allerhoogsten te zijn, het peil niet opvoeren, niet enkel tijdens hun diensten, maar zo lang de tijd nog duurt? Wilt u zich niet scharen aan ‘s Heren zijde en Hem dienen met volle overgave des harten? Wanneer u doet zoals de kinderen Israëls deden in het verzaken van Gods eisen, zult u zeker onder Zijn oordelen vallen; maar als u de zonde weg doet en een levend geloof beoefent, zullen de rijkdommen van de hemelse zegeningen de uwe worden. ------------------------Hoofdstuk 31--Uw Redelijke Godsdienst USG2 226 1 "Stelt uw lichamen tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst." Romeinen 12:1. USG2 226 2 Ten tijde van het oude Israël keurden de priesters critisch elke gave die als een offer werd gebracht. Werd een gebrek ontdekt, dan werd het dier geweigerd; want de Here had bevolen dat het offer "volkomen" moest zijn. Wij moeten onze lichamen stellen tot een levende offerande voor God, en zullen we er dan niet naar streven het offer zo volmaakt mogelijk te brengen? God heeft ons elk onderricht gegeven dat nodig is voor ons lichamelijk, geestelijk en zedelijk welzijn; en het is ieders plicht om onze levensgewoonten tot in de kleinste bijzonderheden in overeenstemming fe brengen met de Goddelijke maatstaf. Zal de Here een welbehagen hebben in iets dat minder is dan hef beste dat wij kunnen geven? "Gij zult liefhebben de Here uw God met geheel uw hart." Mattheüs 22 : 37; Markus 12 : 30; Lukas 10 : 27. Zo gij Hem liefhebt met geheel uw hart, zal het uw verlangen zijn om elke kracht van uw wezen in harmonie fe brengen met de wetten die uw bekwaamheid om Zijn wil te doen, zullen vergroten. USG2 226 3 Elk vermogen van ons wezen is ons gegeven opdat wij onze Schepper zouden dienen naar Zijn welbehagen. Toen wij door de zonde de gave Gods verdierven en onze krachten verkochten aan de vorst der duisternis, betaalde Christus voor ons een losprijs, namelijk Zijn eigen dierbaar bloed. "Hij is voor allen gestorven, opdat degenen die leven, niet meer zichzelf zouden leven, maar Hem Die voor hen gestorven is." U moet de gewoonten van de wereld niet navolgen. "Wordt aan deze 1889, Vol. 5, blz. 541, 542 wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gemoed." USG2 227 1 Zouden wij ons eenvoudig, zonder opschik kleden, zonder de mode na te volgen, zou op onze tafels te allen tijde eenvoudig, gezond voedsel komen, met vermijding van alle weelde en overdaad; zouden onze huizen gebouwd en ingericht worden met passende eenvoud, dan zou daaruit blijken de heiligende kracht van de waarheid, hetgeen een welsprekende invloed op de ongelovigen zou uitoefenen. Maar terwijl we de wereld in deze dingen gelijkvormig worden, ja zelfs wereldse mensen in dwaze opschik soms nog zoeken te overtreffen, zal de verkondiging der waarheid maar weinig of geen resultaat hebben. Wie zal de plechtige waarheid voor deze tijd geloven, wanneer bij degenen die belijden ze te geloven, hun geloof in tegenspraak is met hun werken? Niet God heeft de vensteren des hemels voor ons gesloten, maar dat is gebeurd omdat wij de gewoonten en praktijken der wereld gelijkvormig zijn geworden. -- 1882, Vol. 5, blz. 206. ------------------------Hoofdstuk 32--Een Indrukwekkende Droom USG2 227 2 Beste Broeder X: USG2 227 3 In de afgelopen nacht had ik een indrukwekkende droom. Ik droomde dat u op een groot schip was en over ruwe zeeën voer. Soms sloegen de golven over het dek en u was drijfen drijfnat. U zei: "Ik ga er af; dit schip gaat ten onder." "Neen", zei iemand die de kapitein scheen, "dit schip bereikt de haven; het gaat nooit ten onder." Maar uw antwoord luidde: "Ik zal overboord 1889, Vol. 5, blz. 571--573 geslagen worden. Gezien ik noch de kapitein ben, noch tot de bemanning behoor, wat hindert dat dan? Ik zal mijn kans grijpen om te komen op dat schip dat u ginds ziet." Weer sprak de kapitein: "Ik laat u niet gaan, want ik weet dat dat schip op de rotsen te pletter zal lopen vóór het de haven bereikt." U wondt u op en zei met grote stelligheid: "Dit schip zal vergaan; dat is voor mij zo duidelijk als wat." De kapitein zag u doordringend aan en zei op vaste toon: "Ik zal niet toestaan dat u uw leven verliest door die boot te nemen. Het hout van dat schip is door de worm aangevreten; zijn uiterlijk bedriegt. Zou u meer kennis bezitten, dan zou u kunnen onderscheiden tussen het onechte en het echte, tussen het heilige en dat ten ondergang voert." USG2 228 1 Ik werd wakker, maar die droom noopte mij u te schrijven. Die dingen lagen mij zwaar op hef gemoed, toen ik een brief ontving waarin stond dat u "onder grote verleiding en beproeving was". Wat is er aan de hand, Broeder X? Verzoekt Satan u weer eens? Laat God toe dat u weer naar dezelfde plaats gevoerd wordt waar u al eerder gefaald hebt? Staaf u weer toe dat ongeloof beslag legt op uw ziel? Zult u dan telkens falen, net als de kinderen Israëls? God helpe u om de duivel te weerstaan en door elke beproeving des geloofs daaruit sterker te voorschijn te komen! USG2 228 2 Let wel op waf u doet. Maak rechte paden voor uw voeten. Sluit de deur voor het ongeloof en maak God tot uw Sterkte. Is u in de war, houd u dan rustig; ga niet in het duister voort. Ik ben erg bekommerd over uw ziel. Dit kan de laatste beproeving zijn die God over u laat komen. Ga geen stap verder op de dolende weg naar de ondergang. Wacht, en God zal u helpen. Wees geduldig, en hef heldere licht zal voor u opgaan. Geeft u toe aan indrukken, dan zult u uw ziel verliezen, en de ziel is voor God van grote waarde. USG2 228 3 Ik heb gewerkt aan het eerste deel van de Grote Strijd, en het stemt me zo ernstig wanneer ik deze belangrijke onderwerpen weer voor mij zie -- de schepping en de gebeurtenissen van de val van Satan tot de val van Adam. De Here schijnt me zeer nabij als ik dat neerschrijf, en ik ben diep bewogen als ik die strijd van de beginne tot de huidige tijd aanschouw. De werkingen van de machten der duisternis worden mij duidelijk geopenbaard. Zeer zware tijden staan ons te wachten; en Satan, gehuld in het kleed der engelen, zal met zijn verleidingen tot de zielen komen zoals hij tot Christus kwam in de woestijn. Hij zal Bijbelteksten aanhalen, en wanneer ons leven niet met Christus verborgen is in God, zal hij zeer zeker onze zielen in het ongeloof verstrikken. USG2 229 1 Weinig tijd rest ons nog, en alles wat nog gedaan moet worden, moet vlug gedaan worden. De engelen houden de vier winden, en Satan heeft de overhand over een ieder die niet ten volle in de waarheid is gefundeerd. Elke ziel zal getoetst worden. Elk karaktergebrek, tenzij overwonnen met de hulp van Gods Geest, zal vast en zeker tot het verderf bijdragen. Als nooit te voren gevoel ik de noodzakelijkheid voor ons volk dat het sterk gemaakt wordt door de geest der waarheid, want Satans listen zullen elke ziel die God niet tot haar sterkte heeft gemaakt, verstrikken. De Here heeft nog een groot werk dat gedaan moet worden, en wanneer wij doen wat Hij ons heeft aangewezen, zal Hij met ons samenwerken. ------------------------Hoofdstuk 33--Grondslagen Voor Succes in Gods Werk USG2 229 2 Die door God geroepen zijn om in woord en leer te arbeiden, moeten altijd leerlingen zijn. Aanhoudend moeten ze er naar streven zich te volmaken, opdat ze voorbeelden voor de kudde Gods kunnen zijn en goed doen aan allen met wie zij in aanraking komen. Die niet inzien hoe belangrijk vooruitgang en zelfontwikkeling 1889, Vol. 5, blz. 573--580 (Dagelijkse Bijbelstudie noodzakelijk) zijn, zullen niet opwassen in de genade en kennis van Christus. USG2 230 1 De gehele hemel stelt belang in het werk dat gedaan wordt in deze wereld, namelijk om mannen en vrouwen voor te bereiden op het toekomstige, onsterfelijke leven. Het is Gods plan dat menselijke werktuigen de hoge eer zullen hebben medearbeiders van Jezus Christus te zijn in het redden van zielen. Het Woord van God openbaart duidelijk dat het in dit grote werk het voorrecht is van het instrument, zich er van bewust te zijn dat er Een staat aan zijn rechterhand, Die bereid is hem bij te staan in elk oprecht streven om de hoogste graad van zedelijke en geestelijke voortreffelijkheid in het werk van de Meester te bereiken. Dit zal het geval zijn met allen die zich waf die hulp betreft, hun nood bewust zijn. Zij zullen het werk Gods zien als heilig en geheiligd, en moeten Hem elke dag hun vreugde en dankbaarheid betonen voor de kracht van Zijn genade, waardoor zij in staat gesteld zijn op te wassen in het Goddelijke leven. De arbeider moet altijd in ootmoed op zichzelf zien, in ogenschouw nemende hoe vaak hij gebrek aan ijver en waardering voor het werk aan de dag heeft gelegd. Hij moet nooit ontmoedigd worden, maar moet steeds bij vernieuwing zich inspannen om de tijd uit te kopen. USG2 230 2 Mannen die God heeft verkoren om Zijn dienstknechten te zijn, moeten zich op dat werk voorbereiden door een gedegen onderzoek des harten en door een nauwe verbinding met de Verlosser der wereld. Wanneer ze geen succes hebben in het winnen van zielen voor Christus, komt dat omdat hun zielen niet in de rechte verhouding tot God staan. Over het algemeen bestaat bij velen die het woord prediken, te veel een gewilde onkunde. Ze zijn niet rijp voor dit werk omdat ze geen gedegen kennis der Schriften hebben. Zij voelen niet de belang-rijkheid van de waarheid voor deze tijd, en derhalve is de waarheid voor hen geen levende werkelijkheid. Zouden ze hun zielen voor God verootmoedigen, zouden ze wandelen volgens de Schriften in alle nederigheid des geestes, dan zouden ze scherper het Voorbeeld zien om na te volgen; maar ze blijven in gebreke om hun ogen gericht te houden op de overste Leidsman en Voleinder huns geloofs. OVERWINNING OVER VERZOEKING USG2 231 1 Het is niet nodig dat iemand in de verzoekingen van Satan valt en aldus zijn geweten schendt en de Heilige Geest bedroeft. In het Woord van God is elke voorziening getroffen waardoor allen Goddelijke hulp kunnen verkrijgen in hun pogen om te overwinnen. Wanneer ze Jezus voor ogen houden, zullen ze veranderd worden naar Zijn beeld. Allen in wie Christus door hef geloof woont, bezitten een kracht in hun werk waardoor ze succes hebben. Ze zullen steeds beter voor hun werk geschikt worden, en de zegen Gods, die is te zien in de bloei van het werk, zal getuigen dat ze inderdaad medearbeiders van Christus zijn. Maar hoezeer iemand ook in het geestelijke leven zal opwassen, zo komt hij toch nooit op een punt dat hij de Schriften niet meer ijverig behoeft te onderzoeken, want daarin worden de bewijzen van ons geloof gevonden. Alle leerstellige pun-ten, al zijn ze ook als waarheid aangenomen, moeten getoetst worden aan de wet en aan de getuigenis; kunnen ze die toets niet doorstaan, dan "zullen ze geen dageraad hebben". USG2 231 2 Hef grote verlossingsplan, zoals dat aan het licht getreden is in het afsluitingswerk voor dit laatste der dagen, moet terdege worden bestudeerd. De tonelen die verbonden zijn aan het hemelse heiligdom, moeten zó'n indruk maken op verstand en hart van allen, dat ze ook anderen kunnen beïnvloeden. Allen moeten meer inzicht krijgen in het werk der verzoening, dat zich afspeelt in het heiligdom hierboven. Wanneer deze verheven waarheid gezien en verstaan wordt, zullen zij die dit bezitten, in harmonie met Christus samenwerken om een volk te verwekken dat zal staan in de grote dag Gods, en hun pogingen zullen met succes bekroond worden. USG2 231 3 Door studie, overdenking en gebed zal Gods volk uit komen boven gewone, aardse gedachten en gevoelens, en zal in harmonie gebracht worden met Christus en Zijn werk om het heiligdom hierboven te reinigen van de zonden van het volk. Hun geloot zal met Hem gaan in het heiligdom en de leden der Gemeente op aarde zullen nauwgezet hun leven nagaan en hun karakters vergelijken met de grote maatstaf der gerechtigheid. Zij zullen hun eigen gebreken zien; zij zullen ook inzien dat ze de hulp van de Geest Gods moeten hebben, willen ze bekwaam gemaakt worden voor het grote en verheven werk voor deze tijd dat gelegd is op Gods gezanten. USG2 232 1 Christus zei: "Tenzij dat gij het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelf. Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem opwekken ten uiterste dage. Want Mijn vlees is waarlijk spijs en Mijn bloed is waarlijk drank. Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem. Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft en Ik leef door de Vader, alzó wie Mij eet, die zal leven door Mij." Johannes 6 : 53--57. Hoe velen van hen die in woord en leer werken, eten Christus' vlees en drinken Zijn bloed? Hoe velen kunnen die verborgenheid begrijpen? De Here Zelf maakt dit duidelijk: "De Geest is het Die levend maakt; het vlees is niets nut. De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven." Vers 63. Het woord van God moet verweven zijn met het levende karakter van hen die het geloven. Het enige levende geloof is dat geloof, dat de waarheid ontvangt en in zich opneemt tot ze een deel is van hef wezen en de drijfkracht van leven en doen. Jezus wordt genoemd het Woord Gods. Hij aanvaardde de wet Zijns Vaders, leefde haar beginselen uit in Zijn leven, openbaarde haar geest en toonde haar weldoende kracht in het hart. In dat verband zegt Johannes: "Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd; een heerlijkheid als des Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid." Johannes 1:14. De navolgers van Christus moeten delen in Zijn ervaring. Zij moeten het Woord van God in zich opnemen. Zij moeten veranderd worden naar Zijn gelijkenis door de kracht van Christus, en de Goddelijke eigenschappen weerkaatsen. Zij moeten het vlees eten en het bloed drinken van de Zone Gods, anders is er geen leven in hen. De geest en het werk van Christus moeten de geest en het werk van Zijn discipelen worden. DE WAARHEID IN HET LEVEN USG2 233 1 Hef is niet voldoende de waarheid te prediken; die moet ook in het leven worden uitgedragen. Christus moet in ons blijven, en wij in Hem om het werk van God te doen. Een ieder moet een persoonlijke ervaring bezitten en moet persoonlijk moeite doen met zielen in aanraking te komen. God vereist van een ieder, dat hij al zijn kracht in hef werk legt, en door aanhoudend pogen zichzelf opvoedt om dat werk naar behoren te doen. Hij verwacht van een ieder, dat hij de genade van Christus in het hart opneemt om een helder, schijnend licht in de wereld te kunnen zijn. Wanneer Gods arbeiders al hun krachten tof het uiterste inspannen, kunnen ze verstandelijk werken, in alle wijsheid, en zal God hun pogen om hun medemensen op te heffen, te louteren en te redden, zeker met succes bekronen. Al de arbeiders moeten kundig te werk gaan en hun vermogens brengen onder de beheersende invloed van Gods Geest. Zij moeten zich als regel stellen Zijn Woord te bestuderen en te luisteren naar Gods stem, die vanuit Zijn levende orakelen vermanend, onderrichtend, of bemoedigend tot hen spreekt; dan zal Zijn Geest hen versterken, opdat ze als arbeiders Gods kunnen opwassen in een godsdienstig beleven. Zo zullen ze stap voor stap naar groter hoogten geleid worden en hun blijdschap zal vervuld worden. USG2 233 2 Terwijl ze bezig zijn in het werk hun door God gegeven, zullen ze geen tijd en geen lust hebben tot zelfverheerlijking; evenmin zullen ze tijd hebben om te mopperen of te klagen; want hun gelegenheden gaan uit naar hemelse, niet naar aardse dingen. Hart, ziel en lichaam zullen dan gewijd zijn aan het werk van de Meester. Zij zullen niet zelfzuchtig werken, maar zullen zich verloochenen om Christus' wille. Zij zullen Zijn kruis opnemen, want ze zijn Zijn ware discipelen. Zij zullen dag in, dag uit, zich voeden met de kostelijke waarheden van Gods Woord en zullen aldus gesterkt worden om hun plicht te doen en gestaald te zijn tegen moeilijkheden. Zo zullen ze sterke, goed ontwikkelde mannen en vrouwen in Christus worden. Dan zullen ze ware zonen en dochteren van de hemelse Koning zijn. USG2 234 1 De grootheid van de waarheid die ze liefhebben en overpeinzen, zal de geest verwijden, het oordeel versterken, en het karakter veredelen. Ze zullen geen nieuwelingen zijn in het grote werk der zielenredding, Want ze arbeiden met de wijsheid die hun door God gegeven is. Evenmin zullen ze klein blijven in het godsdienstige leven, maar zullen opwassen in Christus, hun levend Hoofd, tof de volle gestaltenis van mannen en vrouwen in Christus Jezus. De conflicfen met de vijanden der waarheid zullen dan hun verwachtingen enkel versterken en zij zullen glansrijke overwinningen behalen, omdat ze de machtige Helper, Die nooit de ootmoedige zoeker teleurstelt, te hulp roepen. Worden hun pogingen met succes bekroond, dan zal al de eer aan God gegeven worden. Wat medeleven en samenwerking betreft, zal de hemel hun zeer nabijkomen. Ze zijn inderdaad een schouwspel geworden voor de wereld, voor de engelen en voor de mensen. Ze zijn van een bijzonder karakter uit hoofde van hun reinheid van hart en leven, hun doelbewustheid, hun onwrikbaarheid en bruikbaarheid in Gods werk. Ze zijn Gods edelen. UITKOMEND BOVEN MOEILIJKHEDEN EN BEPROEVINGEN USG2 234 2 In het godsdienstige leven van elke ziel die uiteindelijk zal overwinnen, zullen zware moeilijkheden en beproevingen komen; maar zijn kennis van de Schriften zal hem in staat stellen de bemoedigende beloften Gods te gedenken, die zijn hart zullen vertroosten en zijn ge loof versterken in de kracht van de Almachtige. Hij leest: "Werpt dan uw vrijmoedigheid niet weg, welke een grote vergelding des loons heeft;" "opdat de beproeving van uw geloof, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus; Welke gij niet gezien hebt en nochtans liefhebt; in Welke gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde." Hebreeën 10:35; 1 Petrus 1 : 7, 8. USG2 235 1 De beproeving des geloofs is kostelijker dan goud. Allen moeten leren dat dit een onderdeel is van de tucht in de school van Christus, welke noodzakelijk is om hen te reinigen en te louteren van het aardse schuim. Zij moeten de hoon en aanvallen van vijanden krachtig weerstaan en alle hinderpalen overwinnen die de Satan op hun pad legt om de weg te versperren. Hij zal hen zover trachten te brengen dat ze het gebed verwaarlozen, en ontmoedigd worden om de Schriften te onder-zoeken, en hij zal zijn hatelijke schaduw dwars over hun weg laten vallen om Christus en de hemelse heerlijkheid aan hun oog te onttrekken. USG2 235 2 Niemand moet zijn weg gaan sidderend en bevend, onder aanhoudende twijfel, al klagend en jammerend; maar allen moeten op God zien, Zijn goedheid aanschouwen en zich verheugen in Zijn liefde. Ziet opwaarts naar al de krachten die u ter beschikking staan, en niet naar omlaag naar al uw moeilijkheden; dan zult u onderweg niet bezwijken. Dan zult u achter de wolk spoedig Jezus ontdekken, Die Zijn hand uitstrekt om u te helpen; en alles wat u te doen hebt, is Hem uw hand te geven in eenvoudig geloof en u door Hem te laten leiden. Krijgt u vertrouwen, dan zult u door geloof in Jezus, ook hoop krijgen. Het licht dat van het kruis van Golgotha schijnt, zal u laten zien hoe God de ziel waardeert, en door die waardering op prijs te stellen, zal het uw streven zijn het licht op de wereld te weerkaatsen. USG2 235 3 Een grote naam onder de mensen is als letters die geschreven zijn in het zand, maar een vlekkeloos karakter zal blijven bestaan in alle eeuwigheid. God geeft u vermogens en verstand, waardoor u Zijn beloften kunt grijpen; en Jezus is bereid u te helpen in het vormen van een sterk, evenwichtig karakter. Die zo'n karakter bezitten, behoeven nooit ontmoedigd te zijn omdat ze geen succes hebben in wereldse zaken. Zij zijn "het licht der wereld". Satan kan het licht dat van hen afstraalt, niet vernietigen, noch van nul en gener waarde maken. USG2 236 1 Voor een ieder heeft God een werk te doen. Het is geen deel van Zijn plan dat in de strijd des levens zielen gesteund zouden worden door menselijk medelijden en lofprijzing; maar het is Zijn bedoeling, dat ze buiten het kamp zuilen gaan, smaad verdragende, om de goede strijd des geloofs te strijden en te staan in Zijn kracht onder elke moeilijkheid. God heeft al de schaften des hemels voor ons opengelegd door de kostbare gave van Zijn Zoon, Die door Zijn volmaakt karakter ten volle in staat is ons op te heffen, te veredelen en geschikt te maken om nuttig te zijn in' dit leven en bereid te zijn voor een heilige hemel. Hij kwam naar onze wereld om daar te leven zoals Hij verwacht dat ook Zijn navolgers zullen leven. Zijn leven werd gekenmerkt door zelfverloochening en gedurige zelfopoffering. Wanneer we zelfzucht en het botvieren van eigen lust aanmoedigen, en niet al ons best doen om met God samen te arbeiden in het prachtige werk om ons op te voeden, te veredelen en te reinigen, opdat we zonen en dochteren Gods kunnen worden, dan beantwoorden we niet aan Zijn eisen; wij ondergaan een aanhoudend verlies in dit leven en zullen mogelijk ook hef toekomstige, onsterfelijke leven verliezen. USG2 236 2 God wil dat u werkt, niet in zelfonderschatting of ontmoediging, maar met het sterkste geloof en de krachtigste hoop, vol vreugde en blijdschap in het brengen van Christus aan de wereld. De godsdienst van Jezus houdt in vreugde, vrede en geluk. Wanneer we de Schriften onderzoeken en daar aanschouwen de oneindige barmhartigheid des Vaders door het geven van Jezus aan de wereld, opdat allen die in Hem geloven het eeuwige leven mogen hebben, moet elke kracht van ons wezen actief gemaakt worden, om lof en eer en heerlijkheid te geven aan Hem voor Zijn onuitsprekelijke liefde voor de mensenkinderen. ------------------------Hoofdstuk 34--Scholing van Arbeiders USG2 237 1 Wij hebben een werk te doen waarvan maar weinigen zich bewust zijn. Het bestaat daarin, de waarheid te brengen aan alle volken. Er is een enorm groot veld voor de arbeiders, zowel in Amerika als in vreemde landen. God roept om toegewijde, gelouterde, nobele, nederige mannen met een brede blik om naar deze velden te gaan. Hoe weinigen hebben enig begrip van dit grote werk! Wij moeten ons opmaken en van een hoger standpunt gaan werken dan we tot nu toe gedaan hebben. USG2 237 2 Die nu de waarheid aannemen, hebben elk voordeel, vooral wat betreft meer licht en kennis, die te vinden is in onze geschriften. De ervaringen uit het verleden, rijk en gevariëerd, kan men zich nu ten nutte maken in hun ware betekenis. We weten hoe moeilijk het werk in de beginne vooruitging, hoe vele hinderpalen het in de weg werden gelegd, hoe weinig tegemoetkomingen ter beschikking stonden van onze pioniers, om daarvan gebruik te maken; maar nu is alles veranderd en een helder licht is te zien. Wanneer het primitieve Christendom beslag kon leggen op de harten van allen die beweren de waarheid te geloven, zou nieuw leven en kracht hen gaan bezielen. De mensen die in duisternis zitten, zouden 1889, Vol. 5, blz. 580--586 dan de tegenstelling zien tussen waarheid en dwaling, tussen de leer van Gods Woord en de fabels van het bijgeloof. HET BEREIKEN DER HOGERE STANDEN USG2 238 1 Fouten zijn begaan door niet te proberen om predi-kanten en de hogere standen met de waarheid in kennis te breggen. We hebben ons te veel afzijdig gehouden van mensen, niet van ons geloof. Hoewel we geen omgang moeten zoeken om door hen beïnvloed te worden, zijn er toch overal eerlijke mensen, voor wie we omzichtig, wijs en verstandig kunnen werken, vol liefde voor hun zielen. Er moet een fonds gesticht worden voor de scholing van mannen en vrouwen, opdat ze voor die hogere standen, hier en in de vreemde kunnen werken. Wij hebben over het algemeen ons te veel bepaald bij de gewone kringen. God heeft mannen nodig van talent, met een goed verstand, die kunnen argumenteren; mannen die naar de waarheid delven als naar verborgen schatten. Zulke mannen zullen niet enkel de gewone, maar ook de betere standen kunnen bereiken. Die zullen de Bijbel onderzoeken in het volle bewustzijn van de heiligheid der verantwoordelijkheden die op hen rusten. Ze zullen tonen dat ze hun roeping waardig zijn. HET GEBREK AAN GESCHOOLDE ARBEIDERS USG2 238 2 In de verschillende afdelingen van het werk hebben we te weinig mannen met talent. Nieuwe ondernemingen moeten op touw gezet worden! We moeten plannen kunnen ontwerpen waardoor zielen die zich in de duisternis der dwaling bevinden, bereikt worden. We hebben de kennis nodig van verschillende mensen, maar we moeten geen critiek op hen gaan uitoefenen omdat hun ideeën niet overeenstemmen met de onze. We moeten plannen op breder schaal uitwerken wat betreft de scholing der arbeiders die de waarheid brengen. Degenen die de waarheid geloven en liefhebben, hebben zich wat betreft het geven van hun middelen ter ondersteu-ning van haar verschillende onderdelen edelmoedig betoond, maar er is een te groot gebrek aan bekwame werkers. USG2 239 1 Hef is niet verstandig om aanhoudend geld uit te geven voor het betreden van nieuwe gebieden, terwijl zo weinig gedaan is wat betreft de opleiding van arbeiders om daarheen te gaan. Gods werk moet niet gehinderd worden door gebrek aan mensen om het uit te voeren. Hij vraagt om geschoolde mannen, Bijbelonder-zoekers, die de waarheid welke zij voor anderen ontvouwen liefhebben en verweven met hun eigen leven en karakter. We hebben mannen nodig die Jezus lief hebben en zich aan Hem vastklemmen, en die het oneindige offer ten bate van de gevallen mensheid waarderen. We hebben lippen nodig die aangeraakt zijn met het heilige vuur en harten die gereinigd zijn van de droesem der zonde. Zij wier vroomheid zó oppervlakkig is en die zo graag als de eerste en de beste. willen be-schouwd worden, zijn niet de mannen van deze tijd. Die meer aan zichzelf denken dan aan het werk, zijn niet gewenst. USG2 239 2 Onze gemeenten worden niet zó geoefend dat ze daardoor gaan wandelen in alle ootmoed des verstands, alle hang naar uiterlijk vertoon wegdoen om te werken aan de innerlijke versiering. De doelmatigheid van de gemeente is precies wat de ijverige, zuivere, zelfverloochenende en verstandige arbeid van de predikanten daarvan maakt. Een ijverige zendingsgeest moet de individuele leden kenmerken. Zij moeten een diepere Godsvrucht, sterker geloof en breder inzicht hebben. Zij moeten in hun persoonlijk streven een meer gedegen werk doen. Wat we nodig hebben is een levende godsdienst. Een persoonlijk begrip van een breder plichtsbesef bij hem die in nauwe verbinding met God staat en die vol ijver voor Christus is, zal een machtige invloed ten goede uitoefenen. Hij drinkt uit geen ondiepe, troebele, modderige stroom, maar uit de reine, bruisende wateren bij de bron; en zo kan hij aan de Gemeente een nieuwe geest en kracht verlenen. USG2 239 3 Wanneer de druk van buitenaf toeneemt, wil God een Gemeente hebben die sterk gemaakt is door de heilige, plechtige waarheden die ze geloven. De Heilige Geest des hemels, samenwerkend met de zonen en dochteren Gods, zal moeilijkheden overwinnen en het gewonnen terrein beschermen tegen de vijand. God heeft grote overwinningen in reserve voor Zijn volk, dat de waarheid liefheeft en de geboden houdt. De velden zijn reeds wit om te oogsten. In de waarheid die ons in handen is gelegd, hebben we licht, alsook rijke, heerlijke gaven des hemels; maar mannen en vrouwen zijn niet geschoold en gedisciplineerd om te werken in de bijna rijpe oogstvelden. USG2 240 1 God weet met welke trouw en toegewijde geest een ieder zijn taak verricht. Daar is in dit grote werk geen plaats voor de tragen, geen plaats voor hen die met zichzelf zijn ingenomen, of voor hen die niet in staat zijn om het leven, in welke roeping ook, tot een succes te maken, geen plaats voor de lauwen, die niet vurig van geest zijn, en bereid zijn om moeiten, tegenstand, schande of dood om Christus' wille te ondergaan. In de Christelijke bediening is geen plaats voor luiaards. Er zijn van die mannen die het predikambt willen beoefenen, die slordig, onoplettend en oneerbiedig zijn. Ze konden beter de grond gaan ploegen dan de heilige waarheid Gods verkondigen. USG2 240 2 Jonge mensen moeten spoedig de lasten op zich nemen die ouderen gedragen hebben. We hebben tijd verloren door het verzuim om jonge mensen aan het front te plaatsen en ze een hogere, betere scholing te geven. Het werk gaat steeds vooruit en we moeten het bevel om "voorwaarts" te gaan, gehoorzamen. Veel goed kon gedaan worden door jonge mensen die gefundeerd zijn in de waarheid, die niet makkelijk door hun omgeving beïnvloed of van het rechte pad afgebracht worden, maar die met God wandelen, veel bidden en zich tot het uiterste inspannen om al hef licht te verzamelen waf zé maar kunnen. De arbeider moet opgeleid worden om de meest verstandelijke en zedelijke krachten toe te passen, waarmede hij door de natuur, scholing en de genade Gods is begiftigd, maar zijn succes zal meer evenredig zijn aan de mate van toewijding en zelfopoffering waarmede het werk gedaan wordt dan aan de natuurlijke of verkregen talenten. De meest ernstige en aanhoudende inspanningen om als bruikbaar gekwalificeerd te worden, zijn nodig; maar zo God niet meewerkt met hef menselijke pogen, kan niets bereikt worden. Christus zegt: "Zonder Mij kunt gij niets doen." Johannes 15 : 5. Goddelijke genade is het grote element van reddende kracht; zonder dat is al het menselijke pogen niets waard; haar samenwerking is nodig, zelfs bij de krachtigste, ernstigste menselijke pogingen voor de inscherping der waarheid. GOED ONDERLEGDE LERAARS NODIG USG2 241 1 Het werk Gods heeft leraars nodig met bijzondere zedelijke eigenschappen, aan wie de scholing van anderen kan worden toevertrouwd, mannen met een gezond geloof, takt en geduld, die met God wandelen en zich hoeden voor de schijn des kwaads, zó nauw verbonden met God, dat ze kanalen des lichts kunnen zijn -- kortom, op-en-top Christenen. De goede indrukken door dezulken gemaakt, zullen nooit worden uitgewist, en de opleiding, op deze wijze gegeven, zal stand houden in der eeuwigheid. Wat in dit opleidingsproces verzuimd is, zal als het ware ongedaan blijven. Wie wil zich met dit werk belasten? USG2 241 2 We wilden dat er sterke jonge mannen waren, geworteld en gefundeerd in het geloof, die in een zo levende verbinding met God stonden dat ze, indien onze leidende broeders dat raadzaam oordeelden, de scholen voor hoger onderwijs in ons land konden bezoeken, met een groter veld voor studie en beschouwing. Omgang met mensen van een andere ontwikkeling en bekendheid met de werkingen en resultaten van populaire onderwijsmethoden, alsmede een kennis van theo-logie die geleerd wordt op de vooraanstaande opleidingsscholen, zou voor zulke arbeiders veel waard zijn, want zo zouden ze klaar gemaakt worden om onder de aan de heersende dwalingen van onze tijd. Dat was ook de methode die nagevolgd werd door de Waldenzen in het verleden; en zo ze recht tegenover God staan, zullen evenals zij, ook onze jonge mensen een goed werk kunnen doen; ja, ze zouden zelfs een scholing verkrijgen door het zaad der waarheid in de harten van anderen te strooien. USG2 242 1 "Houdt u mannelijk, zijt sterk." Vraagt Hem Die schande, belediging en spot om uwentwil verdroeg: "Here, wat wilt Gij dat ik doen zal?" Daar is niemand die te hoog onderwijs heeft genoten om een nederige discipel van Christus te worden. Die het als een voorrecht voelen het beste van hun leven en scholing te geven aan Hem van Wie ze dat gekregen hebben, zullen geen arbeid of offer schuwen om God in de meest verheven dienst de door Hem geschonken talenten terug te geven. In de grote strijd des levens gaan vele arbeiders het plechtige en het heilige karakter van hun taak uit het oog verliezen. De dodelijke vloek der zonde gaat door met het verdoezelen en misvormen van het zedelijke beeld Gods in hen, omdat ze niet werken zoals Christus werkte. BETER GESCHOOLDE PREDIKANTEN USG2 242 2 Wij zien de behoefte om hogere ideeën aangaande scholing aan te moedigen en beter onderlegde mannen in de bediening des Woords aan te stellen. Die niet de juiste opleiding verkrijgen alvorens zij met Gods werk beginnen, zijn niet geschikt deze heilige vertrouwenspost te aanvaarden en het werk der hervorming voort te zetten. Nochtans zullen allen met hun scholing doorgaan nadat ze in het werk zijn getreden. Het Woord van God moet in hen blijven. In onze arbeiders is grotere beschaving, loutering en zieleadel gewenst. Zo'n verbetering zou vruchten voor de eeuwigheid afwerpen. "Ik heb u geschreven, vaders, want gij hebt Hem gekend Die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk, en het Woord Gods blijft in u, en gij hebt de boze overwonnen." 1 Johannes 2:14. De apostel verbindt hier de ervaring van de vaders met die van de jonge mannen; zo bestaat er ook een verband tussen de oude discipelen in dit werk en de jongeren, die de eerste gebeurtenissen van deze boodschap niet meegemaakt hebben. Die nog jong waren toen de boodschap ontstond, zullen geschoold moeten worden door de oude banierdragers. Deze leraars moeten zich bewust zijn dat men zich niet te veel moeite kan getroosten om mannen geschikt te ma-ken voor hun heilige vertrouwenspositie terwijl de banierdragers nog in staat zijn de banier hoog te houden. En nochtans kunnen zij die zo lang de strijd gestreden hebben, overwinningen behalen. Ze zijn zó door en door bekend met de listen van Satan, dat men ze niet gemakkelijk van de oude paden kan afbrengen. Zij herinneren zich de dagen van ouds. Zij kennen .Hem Die is van den beginne. Ze kunnen altijd lichtdragers zijn, trouwe getuigen van God, levende brieven, gekend en gelezen door alle mensen. USG2 243 1 Laten we dan God danken dat er nog enkelen zijn overgebleven zoals indertijd Johannes, om met hun ervaring in het begin der boodschap anderen te dienen en dat ze aanvaard hebben wat ons nu zo dierbaar is. Maar de een na de ander vallen zij op hun post, en het is enkel wijsheid, dat we anderen klaar maken om het werk op te nemen waar zij het neerleggen. USG2 243 2 Gestreefd moet worden om jonge mannen geschikt te maken voor het werk. Zij moeten in het front komen om lasten en verantwoordelijkheden te dragen. Die nu jong zijn, moeten sterke mannen worden. Zij moeten in staat zijn plannen te ontwerpen en raad te geven. Het Woord van God, dat in hen is, zal hen louteren en hen vol geloof, hoop, moed en toewijding doen zijn. Hef werk is nu erg achterop geraakt, omdat mannen verant-woordelijkheden dragen waartoe ze niet geschikt zijn. Zal dit grote gebrek voortgaan en toenemen? Zullen deze grote verantwoordelijkheden die gedragen worden door oude, ervaren arbeiders, overgaan op hen die ze niet kunnen beheren? Veronachtzamen we niet een zeer belangrijk werk door te verzuimen jonge mensen te scholen en op te leiden om vertrouwensposities te bekleden? USG2 244 1 Laat men de arbeiders een opleiding geven, maar laten dezen tegelijkertijd ootmoedig en nederig van hart blijven. Laten we het werk opvoeren tot het hoogst mogelijke peil, en steeds bedenken dat wanneer wij ons deel doen, God niet zal nalaten het Zijne te doen. ------------------------Hoofdstuk 35--De Schijn des Kwaads USG2 244 2 Ik voel me gedrongen mij te richten tot hen die de laatste waarschuwingsboodschap aan de wereld brengen. Of zij voor wie ze werken, de waarheid zien en aannemen, hangt veel af van de arbeiders persoonlijk. Het bevel van God luidt: "Reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt" (Jesaja 52:11); en Paulus draagt Timotheüs op: "Heb acht op uzelf en op de leer". 1 Timotheüs 4:16. De arbeid moet beginnen bij de arbeider; hij moet met Christus verbonden zijn zoals de rank verbonden is met de wijnstok. "Ik ben de Wijnstok", zegt Christus, "en gij de ranken." Johannes 15 : 5. De nauwst mogelijke verbinding wordt hier uitgebeeld. Ent de bladerloze twijg op de bloeiende wijnstok, en ze wordt een levende rank, die haar sap en voedsel trekt uit de wijnstok. Met de vezelworteltjes een voor een hecht het jonge boompje zich vast tof het spruit en bloeit en vrucht draagt. De saploze rank stelt de zondaar voor. Wanneer verbonden met Christus, hecht de ziel zich aan de ziel, de zwakke en eindige aan de Heilige en Oneindige en de mens wordt één met Christus. 1889, Vol. 5, blz. 591--603 USG2 245 1 "Zonder Mij", zegt Christus, "kunt gij niets doen." Zijn wij, die beweren arbeiders van Christus te zijn, met Hem verbonden? Blijven wij in Christus? en zijn wij één met Hem? Het is een wereldwijde boodschap die we brengen. Die moet gaan tot alle naties, tongen en volken. De Here zal niet willen dat één van ons uitgaat met deze boodschap, zonder ons genade en kracht te geven om die tot de mensen te brengen op een wijze die overeenstemt met haar belangrijkheid. Heden is het voor ons de grote vraag: Brengen we deze plechtige waarheidsboodschap aan de wereld op een manier die haar belangrijkheid aantoont? De Here wil met de arbeiders werken, wanneer ze zich enkel en alleen op Christus verlaten. Hef was nooit Zijn bedoeling dat Zijn zendelingen zouden werken zonder Zijn genade, en verstoken zijn van Zijn kracht. USG2 245 2 Christus heeft ons uit de wereld verkoren, opdat we een verkregen, een heilig volk zouden zijn. Hij "heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid en Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken." Titus 2:14. Gods arbeiders moeten mannen van gebed zijn, ijverige onderzoekers van de Schriften, hongerende en dorstende naar de gerechtigheid, opdat ze een licht en sterkte voor anderen kunnen zijn. Onze God is een naijverig God, en Hij eist van ons dat we Hem aanbidden in geest en waarheid, in de schoonheid der heiligheid. De psalmist zegt: "Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Here zou niet gehoord hebben." Psalm 66 : 18. Als arbeiders moeten we goed letten op onze wegen. Indien de psalmist niet gehoord kon worden zo hij naar ongerechtigheid met zijn hart zag, hoe kunnen dan nu de gebeden van mensen gehoord worden wanneer ze naar ongerechtigheid zien? VLIED DE MINSTE BENADERING DES KWAADS USG2 245 3 Na het voorbijgaan van de tijd in 1844 kwam fanatisme in de rijen der Adventisten. God zond boodschappen ter waarschuwing om het binnensluipende kwaad te stoppen. Er was een te grote vertrouwelijkheid tussen sommige mannen en vrouwen. Ik hield hun de heilige maatstaf der waarheid voor die we moesten bereiken, alsook de zuiverheid in onze gedragingen die we moesten handhaven om Gods goedkeuring weg te dragen en zonder smet of vlek te staan. Mannen en vrouwen die zich overgaven aan onreine gedachten, terwijl ze beweerden bijzonder door God begunstigd te worden, werden door de Here ernstig gegispt; maar de boodschap die God zond, werd veracht en verworpen. Zij keerden zich tot mij en zeiden: "Heeft God alleen door u gesproken en niet door ons?" Zij bekeerden zich niet van hun weg, en de Here liet hen gaan, tot bezoedeling hun leven kenmerkte. USG2 246 1 Wij staan ook nu aan dat gevaar bloot. Elke ziel die meewerkt om aan de wereld de waarschuwingsboodschap te brengen, zal ten zeerste beproefd worden zó'n leven te leiden, dat zijn geloof verloochent. Het is Satans doorwrocht plan om de arbeiders te verzwakken in het gebed, in kracht, in invloed, en wel door hun karaktergebreken. Wij als arbeiders, moeten eensgezind zijn om alles wat ook maar de minste benadering tot het kwaad in onze onderlinge verhoudingen inhoudt, af te wijzen en te veroordelen. Ons geloof is heilig; ons werk is, de eer van Gods wet te verdedigen, en is niet van dien aard iemand in gedachte of in gedragingen op een laag peil te brengen. USG2 246 2 Daar is voor ons een verheven standpunt waarop wij moeten staan. Wij moeten de waarheid zoals die in Jezus is, geloven en leren. Heiligheid des harten zal nooit leiden tot onreine daden. Wanneer iemand die beweert de waarheid te onderrichten, de neiging heeft veel te verkeren in gezelschap van jonge of zelfs getrouwde vrouwen, wanneer hij zo vertrouwelijk zijn hand op hen legt of op een vertrouwelijke toon met hen spreekt, pas dan voor hem op; de heilige beginselen der waarheid staan in zijn ziel niet ingescherpt. Dezulken zijn niet in Christus, en Christus is niet in hen. Zij moeten een diepe bekering ondergaan, alvorens God hun werkzaamheden kan aannemen. De waarheid van hemelse oorsprong brengt de ontvanger nooit op een lager peil en brengt hem ook niet tot het doen van onbehoorlijke familiaire handelingen; integendeel, ze heiligt de gelovige, veredelt zijn smaak, heft hem op en loutert hem en brengt hem in nauwe verbinding met Jezus. Ze doet hem acht slaan op de inscherping van Paulus om zich te onthouden van alle schijn des kwaads, opdat hij zichzelf niet oordeelt in hetgeen hij voor goed houdt. USG2 247 1 Dit is een onderwerp dat ons na aan het hart moet liggen. We moeten waken tegen de zonden van deze ontaarde eeuw. We moeten ons afzijdig houden van alles dat zweemt naar onbetamelijke vertrouwelijkheid. God veroordeelt dat. Het is verboden terrein, en niet veilig daarop de voeten te zetten. Elk woord en elke daad moet er op gericht zijn het karakter te louteren en te veredelen. Er schuilt zonde in gedachteloosheid op dat gebied. Paulus vermaant Timotheüs om ijverig en flink te zijn in zijn dienstwerk, en dringt er bij hem op aan die dingen die rein en verheven zijn te overdenken, opdat zijn profijt daarvan voor allen te zien is. De jonge mensen van deze tijd hebben die raad ook ten zeerste nodig. Bedachtzame omzichtigheid is van wezenlijk belang. Wanneer mannen wat meer zouden nadenken en minder impulsief zouden handelen, zouden ze meer succes in hun arbeid hebben. Het gaat bij ons om onder-werpen van oneindig belang en we mogen niet toestaan dat in ons werk onze eigen karaktergebreken naar voren komen. We moeten in ons leven het karakter van Christus laten zien. VERHEVEN IN GEDACHTEN EN DAAD USG2 247 2 Wij hebben een groot werk te doen in de verheffing der mensen en hen té winnen voor Christus, opdat ze er ernstig naar streven te delen in de Goddelijke natuur, na ontvloden te zijn het verderf dat in de wereld is door de begeerlijkheid. Elke gedachte, elk woord, en elke daad van de arbeiders moet van dat verheven karakter zijn, dat in harmonie is met de heilige waarheid die ze brengen. USG2 248 1 Het kan voorkomen dat in onze belangrijke zendingsvelden mannen en vrouwen noodzakelijkerwijze min of meer op elkander zijn aangewezen. Is dit het geval, dan kunnen ze niet te omzichtig zijn. Laten gehuwde mannen zich wat terughoudend betonen en oppassen, daf naar waarheid geen kwaad van hen kan gezegd worden. We leven in een tijd waarin ongerechtigheid toeneemt, en een onbedachtzaam woord of een ongepaste daad kan kwaad doen aan de bruikbaarheid van hem die deze zwakheid toont. Laten de arbeiders zich stellen achter de grenzen der terughoudendheid; laat niets plaats vinden waaruit de vijand munt kan slaan. Indien ze wederzijds hun toegenegenheid gaan betuigen, zich toeleggen op bepaalde attenties en vleiende woorden gebruiken, zal God Zijn Geest terugtrekken. USG2 248 2 Wanneer gehuwde mannen hun werk buitenshuis doen en hun vrouwen achterlaten met de zorgen voor de kinderen thuis, doet de vrouw en moeder een even groot en belangrijk werk als de echtgenoot en vader. Hoewel de een in het zendingsveld is, is de andere een zendelinge thuis, en haar zorgen en moeiten en lasten zijn doorgaans veel groter dan die van de echtgenoot en vader. Ze doet een belangrijk werk, namelijk de gedachten voeden en hef karakter vormen van haar kinderen, ze op te kweken tot nuttige mensen hier en ze geschikt te maken voor het toekomstige, onsterfelijke leven. De echtgenoot in het zendingsveld zal de lofprijzing van mensen ten deel vallen, terwijl de zwoegster thuis geen woord van lof voor haar werk van aardse stervelingen ontvangt. Maar wanneer ze de beste belangen van haar gezin op hef oog houdt, hun karakter probeert te vormen naar het Goddelijke Voorbeeld, noteert de registrerende engel haar naam als een van de grootste zendelingen in de wereld. God ziet de dingen niet zoals ‘s mensen eindige visie die beschouwt. USG2 248 3 Hoe nauwgezet moet de echtgenoot en vader zijn om trouw te blijven aan zijn huwelijksgeloften. Hoe omzichtig moet hij van karakter zijn, opdat hij bij jonge meisjes, of zelfs bij gehuwde vrouwen geen gedachten gaat wekken die niet in overeenstemming zijn met de verheven, heilige maatstaf -- de geboden Gods. Christus liet zien hoe veelomvattend die geboden zijn, gezien zelfs de gedachten, de voornemens en bedoelingen des harten daaronder vallen. Juist op dit punt overtreden zo velen. Hun overdenkingen des harten zijn niet van dat reine, heilige karakter dat God eist; en hoe hoog hun roeping is, hoeveel talent ze ook bezitten, zo zal God hun toch de ongerechtigheid toerekenen en zal hen veel meer schuldig achten en meer onderhevig aan Zijn gramschap dan zij die minder talent, minder licht, minder invloed hebben. VERMIJD LOF EN VLEIERIJ USG2 249 1 Ik voel me bezwaard wanneer ik zie dat mannen geprezen, gevleid en in de hoogte gestoken worden. God heeft mij het feit geopenbaard dat sommigen die deze attenties aanvaarden, onwaardig zijn om Zijn Naam op hun lippen te nemen; toch worden ze hemelhoog verheven door sterfelijke wezens die enkel op het uiterlijke afgaan. Mijn zusters, verwen en vlei nooit arme, feilbare, dwalende mannen, hetzij jong of oud, gehuwd of ongehuwd. U kent hun zwakheid niet, en u weet niet dat juist die attenties en die kwistige lof tot hun ondergang kunnen bijdragen. Ik ben verontrust over de kortzichtigheid, het gebrek aan wijsheid, door velen in dit opzicht aan de dag gelegd. USG2 249 2 Mannen die Gods werk doen en die Christus in hun hart hebben, zullen de maatstaf van het zedelijk peil niet verlagen, maar zullen proberen die te verhogen. Zij voelen er niets voor om zo door vrouwen gevleid en verwend te worden. Laten mannen, gehuwd of ongehuwd, zeggen: "Niets daarvan! Ik zal nooit de minste aanleiding geven dat van het goede dat ik doe, kwaad wordt gesproken. Mijn goede naam is mij meer waard dan goud of zilver. Die zal ik ongeschonden bewaren. Indien mensen die naam bezoedelen, zal dat niet zijn omdat ik daartoe gelegenheid heb gegeven, maar om dezelfde oorzaak dat ze kwaad van Christus spraken -- omdat ze de reinheid en heiligheid van Zijn karakter haatten, want die was voor hen een voortdurende berisping." USG2 250 1 Ik zou wel elke arbeider in Gods werk de grote noodzaak willen inprenten van aanhoudend, ernstig gebed. Ze kunnen niet voortdurend op hun knieën liggen, maar zij kunnen hun harten tot God verheffen. Zo wandelde Henoch met God. Pas op, anders sluipt zelfvoldaanheid binnen en sluit u Jezus uit en werkt u liever in eigen kracht dan in de geest en de kracht van de Meester. Verknoei geen gouden ogenblikken door ijdele gesprekken. Wanneer u terugkeert van uw zendingswerk, prijs dan niet uzelf, maar verheerlijk Jezus; verhef het Kruis van Golgotha. USG2 250 2 Staat niemand toe u fe prijzen of te vleien, of uw hand vast te grijpen om die als het ware aarzelend los te laten. Weest afkerig van zulk betoon. Wanneer jonge of zelfs gehuwde mensen de neiging tonen hun hartsgeheimen voor u bloot te leggen, past dan op. Wanneer zij een verlangen tonen naar sympathie, weet dan dat het tijd is om voorzichtigheid te beoefenen. Die aangedaan zijn met de Geest van Christus en die met God wandelen, zullen niet onheilig hunkeren naar sympathie. Zij hebben een vriendschap die elk verlangen van geest en hart bevredigt. Gehuwde mannen die de attentie, de lof en weldaden van vrouwen aannemen, moesten er verzekerd van zijn dat de liefde en sympathie van dat soort het verkrijgen niet waard zijn. JOZEFS STANDVASTIGHEID USG2 250 3 Vrouwen zijn te vaak verleidsters. Onder een of ander voorwendsel trekken ze de aandacht van de mannen, gehuwd of ongehuwd, en brengen ze zó ver dat ze de wet van God overtreden, tot hun bruikbaarheid te niet is gedaan en hun zielen in gevaar verkeren. De geschiedenis van Jozef is bewaard gebleven tot welzijn van allen die, evenals hij, verzocht worden. In beginsel stond hij zo vast als een rots, en hij antwoordde de verleidster: "Hoe zou ik dan dit een zó groot kwaad doen, en zondigen tegen God?" Genesis 39 : 9. Wat nu nodig is, is zedelijke kracht zoals hij die bezat. USG2 251 1 Indien vrouwen in hun leven op een hoger peil wilden komen en medearbeidsters van Christus wilden worden, zou er door hun invloed minder gevaar bestaan; maar met hun tegenwoordige onverschillige gevoelens ten aanzien der gezinsverantwoordelijkheden en ten aanzien van de aanspraken die God op hen heeft, is hun invloed vaak sterk in de verkeerde richting, hun talenten blijven onontwikkeld en hun werk draagt niet het Goddelijke stempel. Ze zijn geen zendelingen in eigen huis, noch zendelingen ver van huis, en vaak is het tehuis, hef dierbare tehuis, ten ondergang gedoemd. USG2 251 2 Laat een ieder die Christus belijdt, al dat onmannelijke, al die zwakheid en dwaasheid overwinnen. Sommige mannen groeien nooit op tot de volle gestaltenis van mannen in Christus Jezus. Ze blijven altijd in een kinderlijke zelfgenoegzaamheid. Nederige godsvrucht zou hierin verbetering brengen. Zuivere godsdienst be-zit geen kenmerken van kinderlijke zelfgenoegzaamheid. Die is verheven tot in de hoogste graad. Dat dan ook niemand van hen die aangemonsterd zijn als soldaten van Christus, bezwijke in de dag der beproeving. Allen moeten voelen dat ze een groot werk hebben te doen om hun medemensen op fe heffen. Niemand heeft het recht om op te houden in de strijd waarvan immers het doel is dat men de deugd roemt en de ondeugd haat. Er is aan deze kant van de eeuwige wereld geen rust voor de levende Christen. Gods geboden gehoorzamen is het goede doen en enkel het goede. Dat is Christelijke manhaftigheid. USG2 251 3 Maar velen moeten nodig leren uit het leven van Christus, Die de overste Leidsman en Voleinder des geloofs is. "Geeft acht op Deze, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen. Gij hebt nog ten bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde." Hebreeën 12:3, 4. U moet opwassen in de Christelijke deugden. Door onder tegenkanting zachtmoedigheid te betonen en vanuit het aardse op te wassen, geeft u het bewijs dat Christus in u woont en dat elke gedachte, woord en daad de mensen eerder tot Jezus trekt dan tot het eigen-ik. Er valt nog heel wat werk te doen en de resterende tijd is kort. Laat het uw levenstaak zijn om allen te bezielen met de gedachte dat ze voor Christus een werk te doen hebben. Waar plichten moeten vervuld worden, die anderen niet begrijpen omdat ze hun levenstaak niet willen zien, zo neemt ze aan en doet ze. MANNEN VAN SMETTELOZE REPUTATIE USG2 252 1 De maatstaf van het zedelijk gedrag is onder Gods volk niet hoog genoeg verheven. Velen die belijden Gods geboden te houden en die te verdedigen, overtreden ze. Verzoekingen doen zich op zo'n wijze voor, dat de aangevochtenen denken een verontschuldiging te zien om te overtreden: Die naar het zendingsveld gaan, moeten mannen en vrouwen zijn die wandelen en verkeren met God. Die als predikanten op de heilige kansel staan, moeten zijn van een smetteloze reputatie; hun leven moet vlekkeloos zijn, verheven boven alles dat naar onreinheid riekt. Brengt uw reputatie niet in gevaar door de weg der verleiding op te gaan. USG2 252 2 Indien een vrouw talmend uw hand vasthoudt, trek die dan vlug terug en red haar van de zonde. Wanneer ze een ontoelaatbare toegenegenheid aan de dag legt en jammert dat haar man haar niet liefheeft en niet met haar meeleeft, probeer dan niet in dit euvel tegemoet te komen. De enige veilige en verstandige weg in zo'n geval is uw medeleven voor uzelf te bewaren. Zulke gevallen komen vaak voor. USG2 252 3 Wijst zulke zielen op Hem Die de lasten op Zich neemt, de ware en veilige Raadgever. Wanneer zij Christus heeft gekozen tot metgezel, zal Hij haar genade schenken om verwaarlozing zonder morren te dragen; ondertussen moet ze ijverig alles doen wat in haar macht is om haar man aan zich te binden door hem in alles trouw te zijn en het thuis prettig en aangenaam te maken. Halen al haar pogingen niets uit en worden ze niet gewaardeerd, dan zal ze het medeleven en de hulp hebben van haar gezegende Heiland. Hij zal haar helpen in het dragen der lasten en troosten in haar teleurstel-lingen. Zij toont wantrouwen tegenover Jezus wanneer ze mensen de plaats wil laten innemen die Christus bereid is te vervullen. In haar morren zondigt ze tegen God. Ze zou goed doen haar hart nauwgezet te onderzoeken om te zien of in de ziel de zonde niet op de loer ligt. Het hart dat aldus zoekt naar menselijke sympathie en verboden hoffelijkheden aanneemt, staat niet zuiver en feilloos voor God. USG2 253 1 De Bijbel biedt tal van sprekende gevallen van de sterke invloed van boosaardige vrouwen. Toen Bileam geroepen werd om Israël te vloeken, werd hem dat niet toegestaan; want de Here "schouwt niet aan de ongerechtigheid in Jacob; ook ziet Hij niet aan de boosheid in Israël." Numeri 23:21. Maar Bileam, die op de verleiding al was ingegaan, werd nu helemaal de handlanger van Satan; en hij besloot indirect te doen wat God hem niet op directe wijze had willen laten doen. Hij legde een strik waardoor Israël onder de betovering zou komen van de schone Moabietische vrouwen, die hen tot overtreding van Gods wet wilden overhalen. Zo zou de ongerechtigheid in hen gevonden worden, en Gods zegen zou hun niet ten deel vallen. Hun krachten zouden grotelijks worden verzwakt en hun vijanden zouden hun macht niet langer vrezen, omdat de Here der heirscharen niet met hun legers zou optrekken. USG2 253 2 Dit is bedoeld als een waarschuwing voor Gods volk levende in het laatste der dagen. Wanneer ze gerechtigheid en ware heiligheid navolgen, wanneer ze al de geboden Gods houden, wordt het Satan en zijn trawanten niet toegestaan hen te overwinnen. Al de tegenstand van hun bittere vijanden zal machteloos blijken om de wijnstok van Gods eigen planting te vernietigen of te ontwortelen. Satan begreep wat Bileam leerde door droeve ervaring, dat er geen tovermacht tegen Jacob bestaat, noch waarzeggerij tegen Israël, zolang onder hen de ongerechtigheid niet gekoesterd wordt; daarom zal zijn macht en invloed altijd aangewend worden om hun eenheid te verbreken en de reinheid van hun karakter te bevlekken. Zijn strikken worden gelegd op wel duizend manieren om hun kracht ten aanzien van het goede te verzwakken. DOELBEWUST OMGANG ZOEKEN USG2 254 1 Opnieuw houd ik u de noodzaak voor van reinheid in elke gedachte, in elk woord, in elke daad. Wij hebben een persoonlijke verantwoording tegenover God, een persoonlijk werk, dat niemand voor ons kan doen; dat is: de wereld beter te maken door voorschrift, door persoonlijke inspanning, en door voorbeeld. Wanneer we prettige omgang zoeken, laat dat dan niet enkel zijn voor vermaak, maar met een bepaald doel. Daar zijn zielen te redden. Komt hun meer nabij door persoonlijke inspanning. Opent uw deuren voor jonge mensen, die aan verleiding bloot staan. Het kwaad lokt hen aan alle kanten. Probeert hun belangstelling te winnen. Zitten ze vol gebreken, zoekt die dan te verbeteren. Houdt u van hen niet afzijdig, maar komt hun zoveel mogelijk tegemoet. Geeft hun een plaatsje aan uw haard; nodigt hen uit tot de gezinswijding. Daar is een werk te doen, dat duizenden voor hen gedaan moesten hebben. Elke boom in Satans hof hangt vol verleidelijk, giftig fruit, en een wee is uitgesproken over een ieder die plukt en eet. Laat ons gedenken de aanspraken die God op ons heeft om het pad naar de hemel helder, glanzend en aantrekkelijk te maken, opdat we zielen kunnen redden uit het net van Satans verdervende betoveringen. USG2 254 2 God heeft ons verstand gegeven om te gebruiken voor een verheven doel. Wij zijn hier als aspiranten voor het toekomstige leven. Deze tijd is te ernstig voor een ieder van ons om zorgeloos te zijn en voort te gaan in het onzekere. Onze omgang met anderen moet gekenmerkt worden door ernst die hemelwaarts is gericht. Ons gesprek moet gaan over hemelse dingen. "Dan spreken zij die de Here vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De Here bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de Here vrezen en Zijn naam in ere houden. Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de Here der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart die hem dient." Maleachi 3:16, 17. (N.V.) USG2 255 1 Wat is meer waard om de gedachten bezig te houden dan hef verlossingsplan? Dat is een onuitputtelijk onderwerp. De liefde van Jezus, de zaligheid, die de gevallen mens geboden wordt door Zijn oneindige liefde, heiligheid des harten, de kostbare, reddende waarheid voor dit laatste der dagen, de genade van Christus -- dat zijn onderwerpen die de ziel kunnen verheffen en waardoor de reinen van hart die vreugde kunnen smaken die de discipelen voelden toen Jezus kwam en met hen mee wandelde op de weg naar Emmaüs. Degene die Christus met hart en ziel is toegedaan, zal die geheiligde omgang smaken en zal daaruit Goddelijke kracht putten; maar die dat soort gesprekken nooit heeft gesmaakt, en die zich het liefste bepaalt bij sentimentele nonsens, is van God afgedwaald en is onontvankelijk geworden voor heilige en edele verlangens. Wat zinnelijk en aards is wordt door dezulken als hemels beschouwd. Wanneer de conversatie een lichtzinnig karakter draagt en smaakt naar een onbevredigd hunkeren naar menselijke sympathie en waardering, vloeit dat voort uit een smachtend verliefde sentimentaliteit en noch de jongere mensen, noch de mannen met grijs haar zijn veilig. Wanneer de waarheid Gods een blijvend beginsel des harten is, zal ze zijn gelijk een levende bron. Pogingen kunnen aangewend worden haar te stuiten, maar ze zal op een andere plaats opborrelen; ze is er eenmaal en kan niet gestopt worden. De waarheid in het hart is een bron des levens. Ze verkwikt de vermoeiden en weerhoudt lage gedachten en woorden. USG2 255 2 Gebeurt er niet genoeg om ons heen om ons de ge varen langs de weg te laten zien? Overal zien we menselijke wrakken, verwaarloosde gezinsaltaren, verbroken gezinnen. Er heerst een eigenaardige beginselverzaking, een verlaging van de maatstaf van het zedelijk gedrag; de zonden zijn bijna zo hoog gestegen als toen ze de oordelen Gods veroorzaakten om de Zondvloed over de wereld te laten komen en Sodom door vuur te vernielen. We naderen het einde. God heeft lang geduld gehad met de verdorvenheid der mensheid, maar hun straf is niet minder zeker. Laten zij die belijden het licht der wereld te zijn, zich afkeren van alle ongerechtigheid. Wij zien dezelfde geest geopenbaard tegen de waarheid als ten dage van Christus. Uit gebrek aan Bijbelse bewijsgronden zullen zij die de wet van God wiljen teniet doen, leugens verzinnen om de arbeiders te besmeuren en zwart te maken. Zij deden dit tegenover de Verlosser der wereld; zij zullen het Zijn navolgers aandoen. Getuigenissen zonder de minste grond zullen als waar worden aangenomen. HET GEHEIM VAN DE KRACHT USG2 256 1 God heeft Zijn volk dat de geboden houdt, gezegend, en al de tegenkanting en leugen die tegen hen worden ingebracht, zullen hen die vast staan in de verdediging van het geloof dat eenmaal de heiligen is overgeleverd, slechts versterken. Maar wanneer zij die belijden bewaar-ders van Gods wet te zijn, overtreders van die wet worden, zal Zijn beschermende zorg worden ingetrokken, en zullen velen vallen door verdorvenheid en losbandigheid. Dan zullen we inderdaad geen stand kunnen houden tegenover onze vijanden. Maar wanneer Zijn volk zich afgescheiden en afgezonderd houdt van de wereld als een volk dat de gerechtigheid doet, zal God hun verdediging zijn, en de wapens tegen hen ge-richt, zullen falen. USG2 256 2 Gezien de gevaren van deze tijd, zullen we dan niet, als Gods geboden-houdend volk alle zonde, alle ongerechtigheid, alle verdorvenheid uit ons midden wegdoen? Zullen de vrouwen die de waarheid belijden niet terdege op zichzelf letten, opdat niet de minste aanmoediging wordt gegeven tot onverantwoordelijke familiariteit? Zij zullen menigmaal een deur der verleiding kunnen slui-ten, wanneer ze te allen tijde een strikte terughoudendheid en juiste gedragingen zullen in acht nemen. Laten de mannen een voorbeeld nemen aan het leven van Jozef, en op hun beginsel staan, hoe zwaar ze ook in de verleiding komen. We Willen ten opzichte van het goede sterke mannen en vrouwen worden. Er zijn om ons heen die zwak zijn in zedelijke kracht Zij moeten hef gezelschap zoeken van hen die vast staan en wier harten nauw verbonden zijn met het hart van Christus. De beginselen van een ieder zullen getoetst worden. Maar er zijn er die de verleiding zoeken zoals een dwaas hef gevaar zoekt. Zij nodigen de vijand uit om hen te verleiden. Zij verzwakken zichzelf, zijn verzwakt in zedelijke kracht, en schande en odergang zijn het resultaat. DE GEMEENTE EN DE WERELD USG2 257 1 Hoe verachtelijk in het oog van een heilig God zijn zij die belijden Zijn wet te verdedigen en nochtans haar geboden overtreden! Zij brengen schande over het verheven werk en geven de tegenstanders der waarheid kans om te triomferen. Nooit mag hef onderscheidingsteken tussen de navolgers Van Jezus en de volgelingen van Satan uitgewist worden. Er is een scherpe lijn, door God Zelf getrokken, tussen de wereld en de Gemeente, tussen hen die de wet houden en hen die de wet breken. Die gaan niet in elkander over. Tussen hen is een verschil als tussen middag en middernacht -- verschil in hun smaak, hun doelstellingen, hun gedragingen, hun karakter. Wanneer wij de liefde en de vreze Gods aan kweken, zullen we de minste benadering tot onreinheid verfoeien. USG2 257 2 Moge de Here zielen tot Zich trekken en hun persoonlijk een gevoel van hun heilige verantwoordelijkheid bijbrengen om zo'n karakter te vormen, dat Christus Zich niet behoeft te schamen hen broeders te noemen. Verheft de banier, en dan zal de hemelse zegen u ten deel vallen te dien dage waarop een iegelijk mens zal ontvangen naar de werken die gedaan zijn in het lichaam. Arbeiders voor God moeten werken als stonden ze voor Zijn aangezicht, en in ware deugd en godsvrucht voortdurend hun karakter ontwikkelen. Hun verstand en hart moeten zó doortrokken zijn van de Geest van Christus en zó plechtig bezield door de heilige boodschap die ze te brengen hebben, dat elke gedachte, elke daad, elk motief ver boven het aardse en zinnelijke zal uitkomen. Hun geluk zal niet liggen in verboden, zelfzuchtige bevredigingen, maar in Jezus en Zijn liefde. USG2 258 1 Mijn gebed is: "O Here, zalf de ogen van Uw volk, opdat ze het onderscheid zien tussen zonde en heiligheid, tussen bezoedeling en rechtvaardigheid, om tenslotte te overwinnen." USG2 258 2 In de strijd met het verderf van binnen en de verleidingen van buiten werd zelfs de wijze, machtige Salomo overwonnen. Het is niet veilig om ook maar in het minste af te wijken van de striktste onkreukbaarheid. "Onthoudt u van alle schijn des kwaads." 1 Thessalonisenzen 5 : 22. Wanneer een vrouw aan een andere man haar gezinsmoeilijkheden vertelt, of klaagt over haar echtgenoot schendt ze haar huwelijksgeloften; ze doet haar man schande aan en breekt de muur af die opgebouwd is om de heiligheid der huwelijksverhouding fe beschermen; ze gooit de deur wijd open en nodigt Satan uit binnen te komen met zijn arglistige verleidingen. Dat is juist wat Satan wil hebben. Wanneer een vrouw tot haar Christelijke broeder komt met een verhaal van al haar narigheden, haar teleurstellingen en moeiten, moet hij haar raden, wanneer ze haar hart eens wil uitstorten, om zusters als haar vertrouwden te kiezen, want dan zal er geen schijn des kwaads zijn waardoor Gods werk benadeeld kan worden. -- 1869, Vol. 2, blz. 306. ------------------------Hoofdstuk 36--Liefde Voor de Dwalenden USG2 259 1 Christus kwam om de zaligheid te brengen binnen het bereik van allen. Aan het kruis van Golgotha betaalde Hij de oneindige verlossingsprijs vopr een verloren wereld. Zijn zelfverloochening en zelfopoffering, Zijn onzelf-zuchtige arbeid, Zijn vernedering, en bovenal de offergave van Zijn leven, getuigen van de diepte van Zijn liefde voor de gevallen mens. Het was om de verlorenen te zoeken en zalig te maken, dat Hij naar de aarde kwam. Zijn werk was voor de zondaren, zondaren van elk gehalte, van elke tong en natie. Hij betaalde de prijs voor allen om hen vrij te kopen en hen in Zijn gemeenschap en medeleven te doen delen. De meest dwalenden, de grootste zondaren werden niet voorbij gegaan; Zijn arbeid was inzonderheid voor hen die de zaligheid welke Hij kwam brengen, het meest nodig hadden. Hoe groter hun behoefte was om veranderd te worden, des te dieper was Zijn belangstelling, des te groter Zijn medeleven, des fe vuriger Zijn arbeid. Zijn groot hart vol liefde werd beroerd tot in de diepste diepten voor hen wier toestand het meest hopeloos was en die het meest behoefte hadden aan Zijn hervormende genade. USG2 259 2 In de gelijkenis van het verloren schaap wordt de wonderbaarlijke liefde van Christus voor de dwalenden uitgebeeld. Hij verkiest hief te blijven bij diegenen die Zijn zaligheid aannemen, al Zijn krachten aan hen bestedend om hun dankbaarheid en liefde in ontvangst te nemen. De goede herder verlaat de kudde die hem liefheeft, en gaat de wildernis in, verdraagt moeite en ziet gevaren en dood onder het oog om fe zoeken en te redden wat van de kudde is afgedwaald en daf moet omkomen zo het niet wordt teruggebracht. Wanneer na 1889, Vol. 5, blz. 603--613 ijverig zoeken het verlorene is gevonden, trekt de herder, hoewel uitgeput van vermoeidheid, ellende en honger, het dier in zijn zwakheid niet achter zich aan, hij drijft het ook niet vooruit, maar, o wonderlijke liefde! hij neemt het teder in zijn armen, legt het over zijn schouder en brengt het terug naar de kudde. Dan roept hij zijn buren om zich met hem te verheugen over het verlorene dat is teruggevonden. USG2 260 1 De gelijkenis van de verloren zoon en die van het verloren zilverstuk leren dezelfde les. Elke ziel die vooral gevaar loopt in de verleiding te vallen, brengt smart in het hart van Christus en vraagt om Zijn innigste medeleven en ernstige arbeid. Over één zondaar die zich bekeert, is Zijn blijdschap groter dan over de negen-en negentig die de bekering niet van node hebben. USG2 260 2 Deze lessen zijn voor ons welzijn. Christus heeft Zijn discipelen bevolen dat ze in Zijn arbeid met Hem samenwerken, dat ze elkander liefhebben zoals Hij hen heeft liefgehad. De doodsstrijd die Hij aan het kruis doorstond, getuigt hoe Hij de menselijke ziel waardeert. Allen die deze grote zaligheid aannemen, leggen daarin de gelofte af met Hem samen te werken. Niemand beschouwe zichzelf als bijzonder' verkoren door de hemel en richte zijn belangstelling en aandacht op zichzelf. Allen die in Christus' dienst zijn getreden, moeten werken zoals Hij werkte en moeten hen die in onwetendheid en zonde verkeren, liefhebben zoals Hij hen liefhad. MEDELEVENDE INSPANNING VOOR DE DWALENDEN USG2 260 3 Maar onder ons als volk is een gebrek geweest aan diepe, vurige, zielsroerend medelijden en liefde voor de verzochten en de dwalenden. Velen hebben een grote kilheid en zondige nalatigheid aan de dag gelegd, die Christus ziet als voorbijgaande aan de andere kant, zo ver mogelijk verwijderd van hen die het meest hulp behoeven. De pasbekeerde ziel heeft vaak een ernstige strijd met ingewortelde gewoonten of met een bijzondere aard van verzoeking, en dan, overwonnen door een of andere hartstocht of neiging, doet hij een onberaden stap of verkeerde daad. Juist dan wordt geestkracht, takt en wijsheid gevraagd van zijn broeders, opdat hij weer geestelijk gezond wordt. Op zulke gevallen slaaf de raadgeving van Gods Woord: "Broeders, indien ook een mens overvallen was door enige misdaad, gij die geeste-lijk zijt, brengt de zodanige terecht met de geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelf opdat ook gij niet verzocht wordt." Galaten (6 : 1. "Maar wij die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen, en niet onszelf te behagen." Romeinen 15 : 1. USG2 261 1 Maar hoe weinig van de medelijdende tederheid van Christus wordt aan de dag gelegd door Zijn belijdende navolgers! Wanneer iemand dwaalt, veroorloven anderen zich maar al te vaak de vrijheid het geval in het kwaadst mogelijke licht te stellen. Die misschien schuldig zijn aan even grote zonde op ander gebied, zullen hun broeder met een wrede gestrengheid behandelen. Fouten begaan in onwetendheid, onbedachtzaamheid of zwakheid worden uitgemeten als een zonde met voorbedachte rade. Wanneer ze zielen zien afdwalen, vouwen sommigen hun handen en fluisteren: "Ik heb het je wel gezegd. Ik wist wel dat je je op hen niet kon verlaten." Zo doen ze Satan na, innerlijk juichend dat hun boze vermoedens waar bleken te zijn. USG2 261 2 We moeten verwachten grote onvolmaaktheden aan te treffen bij hen die jong en onervaren zijn. Christus heeft ons gevraagd die te helpen in een geest van zachtmoedigheid, en Hij houdt ons verantwoordelijk wanneer door ons toedoen dezulken tot ontmoediging, wanhoop en ondergang komen. Wanneer we niet dagelijks de kostelijke plant der liefde verzorgen, lopen we gevaar bekrompen, onsympathiek, kwezelachtig, en critisch te worden, onszelf rechtvaardig achtend, terwijl God onze gedragingen in het geheel niet goedkeurt. Sommigen zijn onhoffelijk, kort aangebonden en hard. Ze zijn als de bolster van een kastanje: ze prikken wanneer men ze aanraakt. Dezulken doen onberekenbaar kwaad door een verkeerd beeld te geven van onze liefdevolle Heiland. USG2 262 1 Wij moeten op een hoger peil komen, of we zijn de Christelijke naam niet waardig. We moeten de geest aankweken waarin Christus werkte om de dwalende te redden. Ze zijn Hem even dierbaar als wij. Ook zij kunnen zegetekenen worden van Zijn genade en erfgenamen van hef Koninkrijk. Maar ze staan bloot aan de listen van een sluwe vijand, aan gevaar en bezoedeling, en, zonder de reddende genade van Christus, aan zekere onder-gang. Zouden we deze aangelegenheid in het juiste licht bezien, hoe ijverig zouden we zijn en hoe zouden onze ernstige pogingen vol zelfopoffering toenemen, om in nauw contact te komen met hen die onze hulp, onze gebeden, ons medeleven en onze liefde zo nodig hebben! ONZELFZUCHTIGE ARBEID VOOR ANDEREN USG2 262 2 Laten zij die in dit werk slap zijn geweest, hun plicht zien in het licht van het grote gebod: "Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf." Mattheüs 19 : 19. Deze verplichting rust op allen. Van allen wordt vereist dat ze werken om van hun medeschepselen de tekortkomingen te verhelpen en de zegeningen te vermeerderen. Indien wij sterk zijn om de verzoeking te weerstaan, zijn we des te meer verplicht te helpen die zwak zijn en daaraan toegeven. Bezitten we kennis, dan moeten we de onwetenden onderrichten. Heeft God ons gezegend met het goede dezer wereld, dan moeten we de armen bijstaan. Laat allen binnen de sfeer van onze invloed delen in het goede dat wij mogelijk bezitten. Niemand moet tevreden zijn zich te voeden met het brood des levens zonder degenen rondom hem daarin te doen delen. USG2 262 3 Alleen zij leven voor Christus en eren Zijn Naam, die trouw zijn aan hun Meester om te zoeken en te redden dat verloren is. Zuivere godsvrucht zal zeker het diepe verlangen en de vlijtige arbeid van de gekruisigde Heiland openbaren om hen te redden voor wie Hij stierf. Wanneer onze harten week en onderworpen zijn gemaakt door de genade van Christus en geheel vervuld zijn met een gevoel van Gods goedheid en liefde, zal er een natuurlijke uitvloeiing zijn van liefde, medeleven en tederheid voor anderen. USG2 263 1 De waarheid te zien in het leven, zal evenals de verborgen zuurdesem, haar kracht uitoefenen op allen met wie ze in aanraking wordt gebracht. USG2 263 2 God heeft verordineerd dat, om op te wassen in de genade en de kennis van Christus, de mensen Zijn voorbeeld moeten volgen, en moeten werken zoals Hij werkte. Het zal altijd strijd kosten om onze gevoelens te beheersen en op te passen dat we niet spreken op een wijze die hen ontmoedigt die met verzoeking te kampen hebben. Een leven van dagelijks gebed en lofzang, een leven dat licht doet vallen op het pad van anderen, kan niet geleefd worden zonder ernstige inspanning. Maar zo'n inspanning werpt dan ook kostelijke vruchten af, zegen niet alleen voor de ontvanger maar ook voor de gever. USG2 263 3 De geest van onzelfzuchtige arbeid voor anderen verleent diepte, standvastigheid en Christelijke goedertierenheid aan het karakter en brengt vrede en geluk aan de bezitter. De verlangens komen op een hoger peil. Daar is geen plaats voor traagheid en zelfzucht. Die de Christelijke deugden beoefenen, zullen opwassen. Ze zullen geestelijke pezen en spieren bezitten, en sterk zijn om voor God te werken. Ze zullen een helder geestelijk onderscheidingsvermogen hebben, een vast, groeiend geloof en blijvende kracht voor het gebed. Die over zielen waken, die zich geheel wijden aan de redding der dwalenden, werken even zeker aan hun eigen zaligheid. USG2 263 4 Maar wat is dit werk veronachtzaamd! Wanneer de gedachten en gevoelens geheel op God gericht waren geweest, denkt u dan dat men dwalende zielen, onder verzoeking van Satan, even zorgeloos en gevoelloos had laten uitvallen als gebeurd is? Zou men zich niet méér ingespannen hebben om, in de liefde en eenvoud van Christus, deze dwalenden te redden? Allen die God waarlijk toegewijd zijn zullen met de grootste ijver deel nemen aan hef werk waarvoor Hij het meeste gedaan heelt, waarvoor Hij een oneindig offer heeft gebracht -- het werk voor de zaligheid van zielen. Dat is het bijzondere werk, dat men moet liefhebben en ondersteunen, en dat men nooit mag laten verslappen. ADEM DE ATMOSFEER DES HEMELS USG2 264 1 God doet een beroep op Zijn volk om zich op te maken en uit te komen uif die kille, koele atmosfeer waarin ze geleefd hebben, om die ideeën en indrukken van zich af te schudden die de beweeggronden der liefde hebben bevroren en hen gehouden hebben in een zelfzuchtige werkeloosheid. Hij vraagt hen om af te komen van hun laag, aards niveau om de zuivere, zonnige atmosferen des hemels in te ademen. USG2 264 2 Onze kerkdiensten moeten geheiligde, kostelijke gelegenheden zijn. De gebedssamenkomst is geen plaats waar broeders elkander laken en veroordelen, waar onvriendelijke gevoelens heersen en koude woorden vallen. Christus zal uit de vergaderingen waar deze geest wordt geopenbaard, verdreven worden, en Satan zal komen om de leiding te nemen. Niets dat zweemt naar een onchristelijke, liefdeloze geest mag men binnenlaten; want vergaderen we niet om genade en vergeving van de Here te zoeken? en de Here heeft zo duidelijk gezegd: "Met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke maat gij meet, zal u wedergemeten worden." Mattheüs 7 : 2. Wie kan staan voor God en wijzen op een feilloos karakter, een onberispelijk leven? En hoe durven dan sommigen hun broeders te laken en te veroordelen? Die voor zichzelf kunnen hopen op de zaligheid enkel en alleen door de verdiensten van Christus, die vergeving moeten zoeken uit kracht van Zijn bloed, staan onder de sterkste verplichting om tegenover hun medezondaren liefde, godsvrucht en vergeving te betonen. USG2 264 3 Broeders, wanneer u uzelf niet zover brengt om de plaats der wijding te eerbiedigen, zult u geen zegen van God ontvangen. U kunt Hem aanbidden in een vormen dienst, maar het zal geen geestelijke dienst zijn. "Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam," zegt Christus, "daar ben Ik in het midden van hen." Mattheüs 18:20. Allen moeten aanvoelen dat ze staan in de Goddelijke tegenwoordigheid, en in plaats van zich te bepalen bij de fouten en dwalingen van anderen, moeten ze ijverig hun eigen hart naspeuren. Hebt u uw eigen zonden te belijden, doe dan uw plicht, en laat het aan anderen over om dat voor zich te doen. USG2 265 1 Wanneer u toegeeft aan een eigen karakterhardheid door een harde, ongevoelige geest aan de dag te leggen, stoot u juist degenen af, die ge moet winnen. Uw hardheid vernietigt hun liefde om naar de vergadering te gaan, en dat heeft vaak tengevolge dat ze de waarheid loslaten. U moet u bewust worden dat u uzelf stelt onder de berisping Gods. Terwijl u anderen veroordeelt, veroordeelt God u. Het is uw plicht, uw eigen onchristelijk gedrag te belijden. Moge de Here inwerken op de harten van de leden der Gemeente afzonderlijk, totdat Zijn hervormende genade geopenbaard zal worden in het leven en het karakter. Wanneer u dan samenkomt, zal dat niet zijn om elkander te critiseren, maar om te spreken over Jezus en Zijn liefde. USG2 265 2 Onze vergaderingen moeten bij uitstek belangwekkend gemaakt worden. Die moeten als doortrokken zijn van de atmosfeer des hemels. Laten daar geen lange, dorre preken en vormelijke gebeden zijn, enkel en alleen om de tijd vol te maken. Allen moeten bereid zijn daar hun deel te doen zoals hef behoort, en wanneer dat gebeurd is, zal de vergadering gesloten worden. Zo zal de belangstelling tot het laatst worden bewaard. Op deze wijze vereert men God naar Zijn welbehagen. Zijn dienst moet belangwekkend en aantrekkelijk gemaakt worden en mag vooral niet ontaarden in een dorre vorm. Wij moeten elke minuut, elk uur, dag in dag uit voor Christus leven, dan zal Christus in ons wonen, en wanneer wij vergaderen, zal Zijn liefde in onze harten zijn, opwellend gelijk een bron in de woestijn, die allen verkwikt en hen die op ‘t punt stonden te vergaan, verlangend maakt om van het water der levens met graagte te drinken. Wij moeten niet kunnen rekenen enkel op twee of drie leden om het werk van de gehele gemeente te doen. Een ieder persoonlijk van ons moet een sterk, werkzaam geloof hebben om het werk dat God ons heeft opgedragen, vooruit te stuwen. Daar moet een vurige, levende belangstelling zijn om God te vragen: "Wat wilt Gij dat ik doen zal? Hoe zal ik mijn werk doen voor tijd en eeuwigheid?" We moeten ieder afzonderlijk al onze krachten inspannen om de waarheid te onderzoeken, elk middel binnen ons bereik aangrijpend dat ons zal helpen in een ijverig, devoot naspeuren der Schriften; en dan moeten we geheiligd worden door de waarheid, opdat we zielen kunnen redden. KWAADSPREKEN UITBANNEN USG2 266 1 In elke gemeente moet er ernstig naar gestreefd worden om kwaadspreken en een critische geest uit te bannen, gezien dit zonden zijn die de gemeente het meeste kwaad berokkenen. Hardheid en vitten moeten gegispt worden als de werkingen van Satan. Wederkerige liefde en vertrouwen moeten onder de leden der gemeente aangemoedigd en versterkt worden. Laten allen, in de vreze Gods en in liefde tot hun broeders, hun oren sluiten voor geroddel en gevit. Bepaalt de achterklapper bij de raadgevingen van Gods Woord. Vraagt hem om de Schriften te gehoorzamen en met zijn klachten rechtstreeks te gaan tot hen die volgens hem dwalen. Dit eensgezinde streven zou een stroom van licht in de gemeente brengen en de deur sluiten voor een stroom van kwaad. Zo zou God verheerlijkt en tal van zielen gered worden. USG2 266 2 De vermaning van de Trouwe Getuige tot de gemeente fe Sardis luidt: "Gij hebt de naam dat gij leeft, en gij zijt dood. Wees wakende en versterkt het overige dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God. Gedenk dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt en bewaar het, en bekeer u." Openbaring 3 : 1--3. De zonde waarvan deze gemeente vooral beticht wordt, is dat zij niet versterkt hebben de dingen die overblijven, die op het punt staan te sterven. Slaat deze waarschuwing op ons? Laten we een ieder persoonlijk ons hart onderzoeken in hef licht van Gods Woord en laaf ons eerste werk zijn met de hulp van Christus onze harten in hef reine te brengen. GEMEENTELEDEN MEDEARBEIDERS GODS USG2 267 1 God heeft Zijn deel gedaan in het werk voor de zaligmaking der mensen, en nu vraagt Hij de medewerking van de Gemeente. Daar zijn het bloed van Christus, het woord der waarheid, de Heilige Geest enerzijds, en anderzijds de zielen die omkomen. Iedere navolger van Christus heeft een deel bij te dragen mensen er foe te brengen de zegeningen waarin de hemel heeft voorzien, aan te nemen. Laten we bij onszelf nauwgezet nagaan om te zien of we dit werk hebben gedaan. Laten we onze motieven en elke daad in ons leven onder de loep nemen. Komen er dan niet in onze herinnering heel wat onprettige beelden te voorschijn? Vaak hebt u de Vergiffenis van Jezus nodig gehad. Aanhoudend was u aangewezen op Zijn medelijden en liefde. Hebt u evenwel niet verzuimd tegenover anderen de geest te betonen die Christus tegenover u beoefend heeft? Hebt u een verantwoordelijkheid gevoeld voor degene die u zag afdwalen op verboden wégen? Hebt u hem vriendelijk terechtgewezen? Hebt u voor hem tranen gestort en met en voor hem gebeden? Hebt u door zachte woorden en vriendelijke daden getoond dat u hem liefhebt en wilt redden? Wanneer u omgang hebt gehad met hen die wankelden onder de last van hun eigen zwakheden en verkeerde gewoonten, hebt u hen dan de strijd alleen laten strijden terwijl u hen had kunnen helpen? Bent u die zwaar beproefden niet voorbijgegaan aan de andere kant, terwijl de wereld klaar stond om hen medeleven te betuigen en te verstrikken In Satans netten? Lagen niet op uw lippen de woorden van Kaïn: "Ben ik mijns broeders hoeder?" Genesis 4 :9. Hoe moet het grote Hoofd van de Gemeente uw levenswerk bezien? Hoe zal Hij voor Wie elke ziel kostbaar is, als gekocht door Zijn eigen bloed, op uw onverschilligheid tegenover hen die van het rechte pad afdwalen, neerzien? Is u niet bang dat Hij u zal loslaten zoals u hen hebt losgelaten? Wees er zeker van, dat Hij Die de trouwe Wachter is over des Heren huis, elk verzuim heeft waargenomen. USG2 268 1 Zijn Christus en Zijn liefde uit uw leven niet buiten gesloten, zodat de dienst des harten tot een werktuigelijke vorm geworden is? Waar is de gloed van uw ziel gebleven, die u eertijds vervulde wanneer de naam van Jezus werd genoemd? In de nieuwigheid van uw eerste overgave, hoe vurig was toen uw liefde voor zielen! Hoe ernstig hebt u er naar gestreefd hun de liefde des Heilands te openbaren! De afwezigheid van die liefde heeft u koud, critisch, streng gemaakt. Zoek dat terug te winnen en werk dan om zielen tot Christus te brengen. Weigert u dit te doen, dan zullen anderen die minder licht en ervaring en minder kansen gehad hebben, naar voren komen en uw plaats in nemen om te doen wat u hebt verzuimd; want het werk moet gedaan worden om de verzochten, de beproefden, hen die verloren gaan, te redden. Christus wil Zijn Gemeente dit werk laten doen; wie is daartoe bereid? USG2 268 2 God heeft de goede daden, de zelfverloochenende werken van de Gemeente in het verleden niet over het hoofd gezien. Dat alles is geregistreerd hierboven. Maar dat is niet genoeg. Dat zal de Gemeente niet redden wan-neer ze ophoudt haar taak te vervullen. Wanneer die ergerlijke slapheid en onverschilligheid die in het verleden betoond is, niet ophoudt, zal de Gemeente, in plaats van steeds sterker te worden, voortgaan te ontaarden in zwakheid en vormelijkheid. Zullen we dat toelaten? Moet die botte traagheid, die droeve achteruitgang in liefde en geestelijke ijver steeds doorgaan? Is dat de toestand waarin Christus Zijn Gemeente zal vinden? USG2 268 3 Broeders, uw eigen lampen zullen zeker minder schijnsel gaan geven en flikkeren, tot ze helemaal in donkerheid uitgaan, fenzij u vastberaden verandering aanbrengt. "Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt en bekeer u en doe de eerste werken." De gelegenheid die er nu is, duurt misschien maar kort. Wanneer deze tijd van genade en inkeer ongebruikt voorbij gaat, luidt de waarschuwing: "Ik zal welhaast bij u komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren." Openbaring 2 : 5. Deze woorden zijn gesproken door de Lankmoedige, de Goedertierene. Ze houden een plechtige waarschuwing in voor de gemeenten en leden afzonderlijk, dat de Wachter Die nooit sluimert, bezig is hun daden te meten. Het is enkel uit hoofde van Zijn wonderbaarlijke lijdzaamheid dat ze niet zijn uitgeworpen als struikelblokken. Maar Zijn Geest zal niet altijd twisten. Zijn geduld zal nog maar een weinig langer duren. EEN WEDEROPBLOEI DER EERSTE LIEFDE USG2 269 1 Uw geloof moet iets meer worden dan het geweest is, of u zult in de weegschaal gewogen en te licht bevonden worden. Op de laatste dag der uiteindelijke beslissing door de Rechter der gehele aarde zal het gaan om onze belangstelling en wezenlijke arbeid voor de ellendigen, de verdrukten, de verzochten. U kunt die niet altijd aan de tegenovergestelde kant voorbij gaan om dan nog te verwachten dat u als verloste zondaars de stad Gods binnengaat. "Voor zoveel", zegt Christus, "gij dit één van deze minsten niet gedaan hebt zo hebt gij het Mij óók niet gedaan." Mattheüs 25 : 45. USG2 269 2 Het is nog niet te laat om het verzuim in het verleden goed te maken. Laat er een wederopbloei zijn van de eerste liefde, het eerste vuur. Ga de afgedwaalden opzoeken en verbind door uw belijden de wonden die door u geslagen zijn. Kom dicht tot het grote Hart vol mededogende liefde en laat de stroom van het Goddelijke medelijden vloeien in uw hart en van daaruit in de harten van anderen. Laat de tederheid en genade die Jezus heeft geopenbaard in Zijn eigen kostbaar leven, voor ons een voorbeeld zijn hoe wij onze medemensen moeten behandelen, vooral hen die onze broeders in Christus zijn. Velen zijn bezweken en ontmoedigd geworden in de grote strijd des levens, die door een vriendelijk en bemoedigend woord versterkt zouden geworden zijn om te overwinnen. Wordt nooit, nooit harteloos, koud, onsympathiek en critisch. Laat nooit een kans voorbijgaan om een woord te spreken dat bemoedigt en met hoop bezielt. Wij kunnen niet weten hoe vèrreikend misschien onze vriendelijke woorden, ons Christelijk pogen gaan om hier of daar een last lichter te maken. De dwalende kan op geen andere wijze teruggebracht worden dan door een zachte, vriendelijke geest en tedere liefde. USG2 270 1 God heeft kostelijke juwelen in Zijn Gemeente; er zijn ook mannen en vrouwen als onkruid tussen de tarwe. Maar de Here draagt u of iemand anders niet op om te zeggen wie de tarwe en wie het onkruid zijn. We kunnen de fouten van anderen zien en veroordelen, terwijl, wij grotere fouten hebben welke we ons nooit bewust waren, maar die duidelijk door anderen worden opgemerkt. -- 1885, vol. 5, blz. 333, 334. USG2 270 2 God rekent niet alle zonden als van gelijk gewicht; er zijn in Zijn schatting zowel als in die van de sterfelijke mens, graden van schuld. Maar hoe gering dit of dat gebrek in zijn beloop gezien mag worden in de ogen der mensen, zo is geen zonde klein in Gods oog. De zonden die de mens geneigd is als klein te zien, kunnen door God gekend worden als grote misdaden. De dronkaard wordt veracht en men zegt hem dat zijn zonde hem buiten de hemel zal sluiten, terwijl hoovaardij, zelfzucht en begeerte gekoesterd worden zonder berispt te worden. Maar deze zonden zijn juist zo ergerlijk voor God. Hij "wederstaat de hovaardige", en Paulus zegt ons dat begeerte afgoderij is. Die op de hoogte zijn hoe afgodendienst in Gods Woord veroordeeld wordt, zullen direct inzien hoe afschuwelijk deze zonde is. -- 1885, vol. 5, blz. 337. ------------------------Hoofdstuk 37--De Bloei van de Gemeente USG2 271 1 Waar de Geest des Heren is, daar is zachtmoedigheid, geduld, vriendelijkheid en lankmoedigheid. Een waar discipel van Christus zal trachten het Voorbeeld na te volgen. Hij zal zich verdiepen om de wil van God op aarde te doen zoals die gedaan wordt in de hemel. Zij wier harten nog door de zonde verontreinigd zijn, kunnen niet ijverig zijn in goede werken. Zij falen om de eerste vier geboden van de Decaloog te houden, die de plicht van de mens tot God omschrijven; en evenmin houden ze de laatste zes, welke de plicht van de mens tegenover zijn naaste weergeven. Hun harten zijn vol zelfzucht, en aanhoudend vinden ze fouten bij anderen die beter zijn dan zijzelf. Zij beginnen aan een werk dat God niet aan hen gegeven heeft, maar laten het werk ongedaan dat Hij hun heeft opgedragen, namelijk acht te slaan op zichzelf, opdat niet een wortel der bitterheid ontspringt, welke de Gemeente in onrust brengt en verontreinigt. Zij houden hun ogen naar buiten gericht om vast te stellen dat het met het karakter van anderen toch niet in orde is, terwijl ze hun ogen op hun innerlijk gericht moesten houden om hun eigen werken na te gaan en te critiseren. Wanneer ze het hart van zelfzucht, naijver, kwaaddenken, en boos opzet ontledigen, zullen ze niet op de rechterstoel gaan ziften om een vonnis uit te spreken over anderen die in Gods ogen beter zijn dan zij. USG2 271 2 Hij die anderen wil verbeteren, moet eerst zichzelf verbeteren. Hij moet de geest van zijn Meester verkrijgen, en evenals Hij, bereid zijn smaad te lijden en zelfverloochening in praktijk te brengen. Vergeleken bij de waarde van één ziel, zinkt de gehele wereld als het ware in het niet. Een verlangen om heerschappij uit fe oefenen, de baas te spelen over Gods erfdeel, zal wanneer daaraan 1889, Vol. 5, blz. 613--621 (Kerkelijke plichten) wordt toegegeven, het verlies van zielen ten gevolge hebben. Die Jezus werkelijk liefhebben, zullen er naar streven hun eigen leven gelijkvormig te maken aan het Voorbeeld en zullen in Zijn geest arbeiden voor de zaligheid van anderen. USG2 272 1 Om de mens voor Zich te winnen en zijn eeuwig heil te bewerkstelligen, verliet Christus de hemelse hoven en kwam naar deze aarde, doorstond de zielesmarten van zonde en schande in ‘s mensen plaats en stierf om de mens te bevrijden. Gezien de oneindige prijs, betaald voor ‘s mensen verlossing, hoe durft dan iemand die de naam van Christus belijdt, nog een van Zijn kleinen met onverschilligheid te bejegenen? Hoe nauwgezet moeten broeders en zusters in de Gemeente waken over elk woord en elke daad, opdat zij de olie en de wijn niet beschadigen! Hoe geduldig, vriendelijk en toegewijd moeten ze omgaan met de gekochten door het bloed van Christus! Hoe trouw en ijverig moeten ze arbeiden om de wankelmoedigen en moedelozen op te richten! Hoe teder moeten ze diegenen behandelen die trachten de waarheid te gehoorzamen en daartoe thuis niet bemoedigd worden, die aanhoudend verkeren in een atmosfeer van ongeloof en duisternis! HET OMGAAN MET DE DWALENDEN USG2 272 2 Wanneer van een broeder verondersteld wordt dat hij heeft gedwaald, moeten broeders en zusters niet achter hun hand daarover praten en commentaar leveren, terwijl ze dan meestal nog de veronderstelde dwalingen en fouten vergroten. Zo heeft men heel vaak gedaan, met als gevolg dat Gods onbehagen rust op hen die dat doen, en Satan jubelt, dat hij hen die sterk konden zijn in de Here, kan zwak maken en kwellen. De wereld ziet hun zwakheden en velt een oordeel over deze groep van mensen en de waarheid die ze belijden, naar de vruchten die ze voortbrengen. USG2 272 3 "Here, wie zal verkeren in Uw tent! Wie zal wonen op de berg Uwer heiligheid? Wie oprecht wandelt en gerechtigheid werkt en wie met zijn hart de waarheid spreekt; wie met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezeilen geen kwaad doet en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste; in wiens ogen de verworpene veracht is, maar hij eert degenen die de Here vrezen; heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet; wie zijn geld niet geeft op woeker en geen geschenk neemt tegen de onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid." Psalm 15. Hier wordt de kwaadspreker uitgesloten van het verblijf in de tabernakel Gods en het wonen op de heilige berg Sion. Die kwaad spreekt van zijn naaste, kan de goedkeuring Gods niet wegdragen. USG2 273 1 Hoeveel predikanten worden, wanneer ze bezig zijn zielen tot God en tot de waarheid te bekeren, weggeroepen uit hun werk om een scheve verhouding tussen broeders in de gemeente, die totaal ongelijk hadden en bezield waren met een twistgierige, heerszuchtige geest, recht te zetten? USG2 273 2 Dit werk, om mannen uit hun arbeidsterrein weg te halen, is in de loop van deze beweging telkens weer voorgekomen. Het is een list van de grote vijand des mensen om hef werk Gods te hinderen. Wanneer zielen die op het punt staan de waarheid aan te nemen, aldus blootgesteld worden aan ongunstige invloeden, dan verliezen ze hun belangstelling, en het is maar zelden dat ze nogmaals zo diep onder de indruk komen. Satan zoekt altijd naar een of andere list om de prediker uit zijn terrein weg fe halen, opdat de resultaten van zijn arbeid tenietgedaan zullen worden. USG2 273 3 Er zijn in de Gemeente niet-toegewijde, onbekeerde mannen en vrouwen, die meer denken aan het handhaven van hun eigen waardigheid en hun eigen inzichten dan aan de zaligheid van hun medeschepselen; en Satan werkt door dezulken om moeilijkheden te scheppen die de tijd en de arbeid van de prediker in beslag nemen, met als gevolg dat vele zielen verloren gaan. USG2 273 4 Wanneer er verdeeldheid heerst onder de gemeenteleden, dan worden hun harten verhard en niet ontvankelijk voor indrukken. De pogingen van de predikant kunnen vergeleken worden met hef slaan op koud ijzer en elke partij houdt het been nog strakker dan tevoren. De predikant wordt geplaatst in een onbenijdenswaardige positie, want al nam hij nu nog zo'n wijze beslissing, dan zou deze nog de een of ander mishagen, en zo wordt de partijgeest nog sterker. USG2 274 1 Krijgt de predikant onderdak bij deze of gene familie, dan zijn de anderen jaloers, want nu zal tegen hen worden beïnvloed. Geeft hij raad, dan zullen sommigen zeggen: "Die en die hebben natuurlijk met hem gepraat", en zijn woorden hebben voor hen geen gewicht. Zo worden hun zielen ompantserd met wantrouwen en kwade vermoedens, en de predikant staat bloot aan de genade van hun vooroordelen en jaloersheid. Maar al te vaak wordt de zaak erger na zijn vertrek dan deze was bij zijn komst. Had hij absoluut geweigerd te luisteren naar de gekleurde, eenzijdige verklaringen van wie ook, had hij raadgevende woorden gesproken in harmonie met de Bijbelse richtlijn en gezegd, evenals Nehemia, "ik doe een groot werk, zodat ik niet zal kunnen afkomen" (Nehemia 6 : 3), dan zou de gemeente er veel beter aan toe zijn. USG2 274 2 Predikanten en leke-leden van de gemeente mishagen God, wanneer ze personen toestaan hun de dwalingen en fouten over te brieven van hun broeders. Zij moeten niet luisteren naar deze verslagen, maar moeten vragen: "Hebt u precies de richtlijnen van uw Heiland gevolgd? Is u regelrecht naar de overtreder gegaan en hebt u hem zijn fouten tussen u en hem alleen gezegd? En heeft hij geweigerd u aan te horen? Hebt u toen nauwgezet en onder gebed twee of drie broeders met u meegenomen en hebt u in alle ootmoed en zachtheid met hem gesproken, met een hart dat overvloeiende is van liefde voor hem?" USG2 274 3 Wanneer de bevelen van de Overste Leidsman betreffende de richtlijnen voor de dwalenden, strikt zijn nagevolgd, doe dan de volgende stap: zeg het de gemeente, en laat men de zaak verder afhandelen overeenkomstig de Schriften. Het is dan, dat de hemel het besluit van de gemeente zal bekrachtigen om het overtredend lid af te schrijven zo hij niet tot inkeer komt. Heeft men die stappen niet ondernomen, sluit dan het oor voor alle klachten en weiger in te gaan op een blaam tegen uw naaste. Zouden er geen broeders en zusters zijn die zich daartoe lenen, dan zouden de boze tongen gauw zwijgen; want dan zouden ze niet een zo gunstig terrein vinden waarop de mensen elkander bijten en verslinden. KEUZE VAN LEIDERS USG2 275 1 Paulus schrijft aan Titus: "lk heb u.... achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen die onberispelijk zijn, één vrouw hebben, die gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten. Want een opziener moet onberispelijk zijn als een beheerder van het huis Gods." Titus 1 : 5--7 (N.V.). Het zou voor al onze predikanten goed zijn op deze woorden acht te slaan en niet zo haastig mannen een ambt te geven zonder een diepgaande overweging en veel gebed, of God door Zijn Heilige Geest wil aanwijzen die Hij wil aannemen. USG2 275 2 In dat verband zegt de geïnspireerde apostel: "Leg niemand haastig de handen op." 1 Timotheüs 5 : 22. In sommige van onze gemeenten is het organisatorisch werk en het aanstellen van ouderlingen overhaast gebeurd; de Bijbelse richtlijn is veronachtzaamd, met als gevolg dat ernstige moeilijkheden in de gemeente zijn ontstaan. Er moet niet zo'n grote haast gemaakt worden in het kiezen van leiders door maar mannen aan te stellen die in geen enkel opzicht geschikt zijn voor hun taak -- mannen die nodig een bekering en karakterbeschaving moeten ondergaan alvorens zij het werk Gods in een of ander ambt kunnen dienen. USG2 275 3 Met het evangelienet worden zowel goeden als kwaden gevangen. De ontwikkeling van een karakter kost tijd; men moet zich tijd gunnen om te weten te komen wat mensen werkelijk zijn. Hef gezin van degene die men voor een bepaald ambt op het oog heeft, moet nagegaan worden. Zijn ze in alles onderworpen? Kan de man zijn eigen huis regeren zoals het betaamt? Welk karakter hebben zijn kinderen? Zullen zij de invloed van hun vader eer aandoen? Indien hij thuis geen bekwaamheid, geen wijsheid of kracht der godsvrucht heeft om zijn eigen gezin te beleren, is het veilig te concluderen dat die-zelfde gebreken in de gemeente gebracht zullen worden en dat men hetzelfde ongeheiligde beheer daar zal aanschouwen. Het is veel beter de man nauwkeurig gade te slaan alvorens hij in een ambt wordt gesteld dan daarna, beter te bidden en te overleggen alvorens de beslissende stap te doen dan daarna de gevolgen van een foutieve daad te moeten verbeteren. USG2 276 1 In sommige gemeenten heeft de ouderling niet de juiste eigenschappen om de gemeenteleden zó op te voeden dat ze ook werkers worden. Kunde en oordeel zijn niet gebruikt om een levendige belangstelling in hef werk Gods op te wekken. De leider is traag en saai en staande voor de gemeente praat hij te veel en bidt te lang; hij heeft niet die levende verbinding die God hem zou geven in een steeds nieuw beleven. USG2 276 2 De leiders van de gemeente in elke plaats moeten ernstig zijn, vol ijver en onzelfzuchtige belangstelling, mannen Gods, die het werk in de juiste vorm kunnen kneden. Zij moeten in het geloof hun beden tot God opzenden. Zij mogen al de tijd die ze wensen, wijden aan het gebed in het verborgene, maar in het openbaar moeten ze hun gebeden en getuigenissen kort en kernachtig maken. Lange, droge gebeden en lange vermaningen moeten ze vermijden. Zouden de broeders en zusters iets willen zeggen dat anderen verkwikt en opbeurt, dan moeten ze dat eerst in hun hart hebben. Zij moeten dagelijks in verbinding staan met God, en hun voorraden puften uit Zijn onuitputtelijke Schatkamer om daaruit nieuwe en oude dingen naar voren ie brengen. Wanneer hun eigen zielen bezield zijn door de Geest van God, zullen ze anderen opbeuren, versterken en bemoedigen; maar wanneer zij zelf niet gedronken hebben van de levende fontein des heils, zullen ze niet weten hoe anderen daarheen te brengen. USG2 277 1 De noodzakelijkheid van een proefondervindelijke godsdienst moet krachtig worden voorgehouden aan hen die de theorie der waarheid aannemen. Predikanten moeten hun eigen ziel bewaren in de liefde Gods om dan de mensen de noodzakelijkheid in te scherpen van een persoonlijke wijding, een persoonlijke bekering. Allen moeten voor zichzelf een levende ervaring verkrijgen; zij moeten Christus in hun hart hebben gesloten, zodat Zijn Geest de neigingen beheerst, of hun belijden des geloofs is van geen waarde, en hun toestand zal erger zijn dan wanneer ze de waarheid nooit hadden gehoord. USG2 277 2 Volgende schikkingen moeten getroffen worden voor kleine groepen die de waarheid aannemen, teneinde de bloei van de gemeente te bevorderen. Iemand moet aan-gewezen worden voor een week of voor een maand als leider op te treden, daarna een ander voor enkele weken; en zo kan men verschillende personen dit werk laten doen, om dan na een juist onderzoek door de stem van de gemeente iemand als erkend leider te benoemen, die echter nooit langer aangesteld wordt dan voor één jaar. Dan kan een ander worden gekozen of dezelfde kan worden herkozen indien zijn dienen zich als een zegen bewezen heeft voor de gemeente. Datzelfde beginsel moet gevolgd worden bij het kiezen van mannen voor andere verantwoordelijke plaatsen, alsook voor de ambten in de vereniging. Onervaren mannen moeten niet gekozen worden als voorzitters van verenigingen. Velen zullen falen de juiste scherpzinnigheid aan de dag te leggen in die belangrijke zaken waarin eeuwige belangen zijn inbegrepen. INVLOED VAN EEN EENSGEZINDE ZIELENWINNENDE GEMEENTE USG2 277 3 Wij belijden dat wij de bewaarders zijn van Gods wet; we beweren een groter licht te hebben en een verhevener maatstaf na te streven dan welk ander volk op aarde; daarom moeten we een grotere volmaaktheid van karakter en ijveriger toewijding laten zien. Ons licht moet uitstralen om de weg te verlichten van hen die in duisternis zitten. Als leden van de zichtbare Gemeente en arbeiders in de wijngaard des Heren moeten alle belijdende Christenen hun uiterste best doen om de vrede, de harmonie en liefde in de gemeente te bewaren. Gaat maar het gebed van Christus na: "Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt." Johannes 17 :21. De eenheid van de Gemeente is het overtuigende bewijs dat God Jezus in de wereld heeft gezonden als haar Verlosser. Dat is een argument dat wereldlingen niet kunnen betwisten. Daarom is Satan aanhoudend bezig om deze eenheid en harmonie te verstoren, opdat ongelovigen, door aanschouwing van ver-slapping, twist en tweedracht onder belijdende Christenen, een afkeer krijgen van godsdienst en in hun dwaasheid zullen volharden. God wordt onteerd door hen die de waarheid belijden terwijl geschillen en vijandschap onder hen heersen. Satan is de grote verklager der broederen, en allen die aan dit werk deel hebben, zijn gesteld in zijn dienst. USG2 278 1 Wij belijden meer licht te hebben dan andere kerken; maar indien dit ons niet leidt tot groter toewijding, tot reiner, heiliger levens, wat voor nut heeft dat dan voor ons? Het zou beter voor ons zijn, het licht der waarheid nooit gezien te hebben dan te belijden dat we hef aangenomen hebben zonder er door geheiligd te worden. USG2 278 2 Om te onderscheiden hoe omvattend de belangen zijn die begrepen zijn in de bekering van de ziel van dwaling tot waarheid, moeten we de waarde van de onsterfelijkheid ten volle waarderen; we moeten ons bewust worden hoe verschrikkelijk de pijnen zijn van de tweede dood; wij moeten begrijpen de eer en de heerlijkheid welke de verlosten wachten en verstaan wat het is, te leven in de tegenwoordigheid van Hem Die stierf opdat Hij de mens kon opbeuren en veredelen om aan de overwinnaar een koninklijke kroon te schenken. USG2 278 3 De waarde van een ziel kan door het menselijke verstand niet ten volle geschat worden. Hoe dankbaar zullen de vrijgekochten en verheerlijkten hen gedenken die mede gebruikt werden tot hun zaligheid! Niemand zal dan spijt hebben over zijn zelfverloochenend streven en volhardende arbeid, zijn geduld, lankmoedigheid en hunkeren des harten naar zielen die verloren gegaan zouden zijn, zo hij zijn plicht had verzaakt of beu was geworden van hef goeddoen. USG2 279 1 Nu zijn die mensen in witte kleren opgenomen in de kudde van de Goede Herder. De trouwe arbeider en de ziel die gered is door zijn arbeid, worden begroef door het Lam te midden van de, troon en geleid naar de boom des levens en de fontein van levende wateren. Met welk een vreugde aanschouwt de dienstknecht van Christus deze verlosten, vrijgekocht om in de heerlijkheid van de Verlosser te delen! Hoeveel kostbaarder is de hemel voor hen die trouw zijn geweest in het werk der zielenwinning! "En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht, voor eeuwig en altoos." Daniël 12 : 3, (N.V.) ------------------------Hoofdstuk 38--De Zonde Tegen de Heilige Geest USG2 280 1 Broeder X, u vraagt of u de zonde begaan hebt waarvoor geen vergeving is in dit leven, noch in het toekomende. Ik antwoord: Ik zie niet hot minste bewijs dat dit het geval is. Wat houdt de zonde tegen de Heilige Geest in? Dat is eigenwillig het werk van de Heilige Geest toeschrijven aan Satan. Bijvoorbeeld, veronderstel dat iemand getuige is van het bijzondere werk van de Geest van God. Hij heeft overtuigend bewijs dat hel werk in harmonie is met de Schriften, en de Geest getuigt met zijn geest dat het uit God is. Nadien echter valt hij onder verzoeking; hovaardij, eigenwaan, of een ander kwaad beheerst hem; en al hel bewijs van hef Goddelijke karakter daarvan verwerpend, verklaart hij, dat wat hij tevoren had erkend als zijnde de kracht van de Heilige Geest, de kracht van Satan was. Hef is door middel van Zijn Geest, dal God werkt op hel menselijke hart; en wanneer mensen eigenwillig de Geest verwerpen en zeggen dat die uit Satan is, snijden ze de verbinding door waardoor God mof hen in aanraking kan komen. Door het bewijs te loochenen dat God hun wel heeft willen geven, doven zij hef licht dat in hun harten heeft geschenen, met als gevolg dat ze in duisternis worden gelaten. Zodoende worden de woorden van Christus bewaarheid: "Indien dan het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelf zijn!" Mattheüs 6:23. Gedurende enige tijd kunnen mensen die deze zonde bedreven hebben, kinderen Gods gelijken, maar wanneer omstandigheden zich voordoen om het karakter te ontwikkelen en te laten zien met welk een geest ze eigenlijk bezield zijn, zal men constateren dat ze op 's vijands grond staan, geschaard onder zijn zwarte banier. USG2 281 1 Mijn broeder, de Geest nodigt u heden uit. Kom met uw gehele hart tot Jezus. Heb berouw over uw zonden, belijd ze voor God, verzaak alle ongerechtigheid, en u kunt zich al Zijn beloften toeëigenen. "Wendt u naar Mij toe, wordt behouden" (Jesaja 45 :22), zo luidt Zijn lieflijke uitnodiging. USG2 281 2 De dag zal komen dat de vreselijke aankondiging van Gods gramschap voltrokken zal worden over allen die volhard hebben in hun ontrouw jegens Hem. Dit zal zijn wanneer God moet spreken en in gerechtigheid verschrikkelijke dingen doen tegen de overtreders van Zijn wet. Maar u behoeft niet te zijn onder degenen die zullen vallen onder de wrake Gods. Het is nu de dag van Zijn zaligheid. Het licht van het kruis van Golgotha schijnt nu in heldere, machtige stralen, en openbaart ons Jezus, ons Offer voor de zonde. Wanneer u de beloften leest waarop ik u gewezen heb, bedenk dan dat ze de uitdrukking zijn van onuitsprekelijke liefde en barmhartigheid. Het grote hart van oneindige Liefde richt zich met onuitputtelijk mededogen op de zondaar "In Welke wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden." Efeze 1 :7. USG2 281 3 Ja, geloof enkel dat God uw Helper is. Hij wil Zijn zedelijk beeld in de mens herstellen. Wanneer u zich lot Hem wendt onder belijden en berouw, zal Hij Zich tot u wenden met genade en vergiffenis. Wij zijn de Here alles schuldig. Hij is de bewerker van onze zaligheid. Wanneer u uws zelfs zaligheid werkt met vreze en beven "is het God Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen". ------------------------Hoofdstuk 39--Gods Tegenwoordigheid een Werkelijkheid USG2 282 1 Beste Broeder X: Het verheugt mij dat u momenteel in...... is, en wanneer u het in u gestelde vertrouwen beantwoordt, zult u de rechte man op de rechte plaats zijn. Verloochen het eigen-ik; laaf dat geen smet op hef werk werpen, hoewel het de mens eigen is. Wandel oot-moedig met God. Laat ons voor de Meester werken met onbaatzuchtige energie, en steeds een gevoel hebben van de voortdurende aanwezigheid Gods. Denk aan Mozes; geduld en lijdzaamheid kenmerkten zijn leven. Paulus, in zijn Brief aan de Hebreeën, zegt: "Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke." Hebreeën 11 : 27, (N.V.) Het karakter dat Paulus aldus toekent aan Mozes, houdt niet enkel in een lijdelijke weerstand tegen het boze, maar volharding in het goede. Hij hield de Here altijd voor ogen, en de Here was altijd aan zijn rechterhand om hem te helpen. USG2 282 2 Mozes had een diep gevoel van de persoonlijke tegenwoordigheid Gods. Hij zag door de eeuwen heen niet enkel op de komst van Christus in hef vlees, maar hij zag Christus op een bijzondere wijze de kinderen Israëls op al hun reizen vergezellend. God was voor hem een werkelijkheid, altijd aanwezig in zijn gedachten. Wanneer hij werd misverstaan, wanneer hij gevaar onder ogen moest zien en kwalijk behandeld werd om Christus' wille, verdroeg hij dat zonder wedervergelding. Mozes geloofde in God als Iemand Die hij nodig had en Die hem uit hoofde van zijn nood ook zou helpen. God was voor hem een aanwezige hulp. USG2 282 3 Veel van het geloof dat we zien, is enkel een schijngeloof; het echte, het roerende, volhardende geloof is zeldzaam. Mozes besefte in zijn persoonlijk beleven de belofte, dat God een beloner zal zijn van degenen die Hem ijverig zoeken. Hij zag uit naar de vergelding des loons. Hier is een ander punt in verband met geloof dat wij willen bestuderen: God zal de gelovige en de gehoorzame belonen. Wanneer dit geloof wordt uitgeleefd in het leven, zal het een ieder die God vreest en liefheeft, in staat stellen om moeilijkheden te doorstaan. Mozes was vol vertrouwen op God, omdat hij zich dat geloof had toegeëigend. Hij had hulp nodig en daar bad hij om, greep dat aan in het geloof, en verweefde in zijn beleven hef vertrouwen dat God voor hem zorgde. Hij geloofde dat God in het bijzonder zijn leven bestuurde. Hij zag en erkende God in elke bijzonderheid van zijn leven, en voelde dat hij onder het oog stond van de Alziende, Die de beweegredenen afweegt, Die het hart beproeft. Hij zag op God en Zijn kracht om hem onbesmet heen te helpen door elke vorm van verzoeking. Hij wist dat hem een bijzonder werk was opgedragen, en verlangde dat zo ver als mogelijk tof een gezegend einde te brengen. Maar hij wist ook, dat hij dit niet kon doen zonder Goddelijke hulp, want hij had te maken met een lastig volk. De tegenwoordigheid Gods was voldoende om hem heen te helpen door de moeilijkste omstandigheden waarin iemand geplaatst kon worden. GELOOF DAT DE TOETS DOORSTAAT USG2 283 1 Mozes dacht niet enkel aan God; hij zag Hem. God stond hem steeds voor ogen; aanhoudend zag hij Zijn gelaat. Hij zag Jezus als zijn Heiland en hij geloofde dat de verdiensten van de Heiland hem zouden worden toegekend. Dit geloof was voor Mozes geen gissen; hef was een werkelijkheid. En zulk geloof hebben we nodig; geloof dat de toets zal doorstaan. O, hoe vaak geven wij toe aan verzoeking omdat we onze ogen niet gericht houden op Jezus! Ons geloof is niet standvastig, omdat we door zelfvoldoening zondigen en dan kunnen we niet standvastig blijven "als ziende de Onzienlijke". USG2 283 2 Mijn broeder, maak Christus elke dag, elk uur tot uw metgezel en dan zult u niet klagen dat u geen geloof hebt. Denk over Christus. Zie op Zijn karakter. Spreek over Hem. Hoe minder u het eigen-ik verheerlijkt, des te meer zult u op Jezus zien om Hem te verheerlijken. God heeft voor u een werk te doen. Houd de Here steeds voor ogen. Broeder en Zuster X, reikt hoger en steeds hoger om een helderder beeld te krijgen van het karakter van Christus. Toen Mozes bad: "Ik bid u, toon mij nu Uw heerlijkheid", maakte de Here hem daarover geen verwijt, maar Hij willigde zijn bede in. God verkondigde Zijn dienstknecht: "Ik zal al Mijn goedheid voorbij uw aangezicht laten gaan, en zal de Naam des Heren uitroepen voor uw aangezicht." Wij staan ver van God, en dat is de oorzaak dat we de openbaring van Zijn macht niet aanschouwen. ------------------------Hoofdstuk 40--Wezen en Invloed van de "Getuigenissen" USG2 285 1 Naarmate het einde nadert en het werk van de verkondiging der laatste waarschuwing aan de wereld zich uitbreidt, wordt het voor hen die de tegenwoordige waarheid aannemen, van meer belang een helder begrip te hebben van het wezen en de invloed der Getuigenissen, die God in Zijn voorzienigheid verbonden heeft met het werk van de derde-engel-boodschap vanaf zijn ontstaan. In de volgende bladzijden zijn uittreksels te vinden van wat ik geschreven heb gedurende de laatste veertig jaren, en dat verband houdt met mijn persoonlijke vroegste ervaring in dit bijzondere werk, om aldus naar voren te brengen wat God mij getoond heeft aangaande het wezen en de belangrijkheid van de Getuigenissen, de wijze waarop ze zijn gegeven en hoe men ze moet bezien. USG2 285 2 Het was niet lang na het verstrijken van de tijd in 1844, dat mij het eerste gezicht werd gegeven. Ik bracht een bezoek aan een geliefde zuster in Christus, wier hart verbonden was met het mijne; vijf van ons, alle vrouwen, knielden rustig bij het gezinsaltaar. Toen we in gebed waren, kwam de kracht Gods over mij zoals ik voordien nooit had meegemaakt. Het scheen mij toe alsof ik door licht was omgeven en steeds hoger en hoger van de aarde werd opgevoerd. Toen had ik een visioen van de ervaring der Adventgelovigen, de komst van Christus, en de beloning aan de getrouwen gegeven. USG2 285 3 In een tweede visioen, dat het eerste spoedig volgde, werden mij de beproevingen getoond die ik moest meemaken, en dat het mijn plicht was anderen te vertellen wat God mij had geopenbaard. Mij werd getoond, dat mijn werk met grote tegenstand zou te kampen hebben en dat mijn hart door angst verscheurd zou worden, maar dat de genade Gods mij onder dit alles voldoende zou ondersteunen. Dat ik aan dit gezicht openbaarheid moest verlenen, baarde mij veel zorgen, want het stippelde mijn plicht uit om onder de mensen de waarheid te gaan verkondigen. USG2 286 1 Een grote angst die mij kwelde, was, dat wanneer ik aan de mij voorgehouden plicht gehoorzaamde en mij moest aandienen als degene begunstigd door de Allerhoogste om de mensen visioenen en openbaringen te brengen, ik in een zondige zelfverheerlijking zou vallen en me zou verheffen boven de plaats die ik moest innemen, wat het misnoegen Gods over mij zou brengen, met het verloren gaan van mijn eigen ziel. Ik had heel wat gevallen meegemaakt als ik hier beschreven heb, en mijn hart kromp ineen voor die zware beproeving. USG2 286 2 Ik smeekte nu dat wanneer ik dan uit moest gaan om te verkondigen wat de Here mij had getoond, ik bewaard mocht blijven voor zelfverheerlijking. Toen zei de engel: "Uw gebeden zijn gehoord en zullen verhoord worden. Indien dit kwaad dat u vreest, u bedreigt, zal God Zijn hand uitstrekken om u te redden; door leed zal Hij u tot Zich trekken en uw ootmoed bewaren. Verkondig trouw de boodschap. Volhard tot het einde en u zult eten van de vrucht van de boom des levens en drinken van het water des levens." USG2 286 3 Te dien tijd heerste fanatisme onder sommigen diergenen die in de eerste boodschap hadden geloofd. Ernstige dwalingen ten aanzien van de leer en de praktijk werden gekoesterd, en sommigen waren bereid allen te veroordelen die hun zienswijzen niet deelden. God openbaarde mij die dwalingen in een visioen en zond mij naar Zijn dwalende kinderen om hun dat te vertellen, maar toen ik mij kweet van die plicht, werden bittere woorden en tegenstand mijn deel. USG2 286 4 Het was voor mij een zwaar kruis, de dwalenden over te brengen wat mij aangaande hen was geopenbaard. Het bracht mij in een wanhopige stemming, te zien dat dit anderen schokte en pijn deed. En wanneer ik dan de boodschappen ging vertellen, bekroop mij vaak de lust ze wat te verzachten en ze voor de betreffende persoon in zo'n gunstig mogelijk licht te plaatsen, waarna, als ik dit overdacht, het me in mijn eigen ziel angstig te moede werd. Ik zag op hen die enkel de zorg hadden voor hun eigen ziel en dacht dat wanneer ik in hun plaats was, ik niet zou murmureren. Het was erg zwaar, de duidelijke, scherp omlijne getuigenissen, mij door God ge-geven, over te brengen. Angstig sloeg ik het resultaat gade, en wanneer degenen die werden terecht gewezen, daartegen opstandig werden en later de waarheid tegenstonden, kwamen de vragen bij mij op: Heb ik de boodschap overgebracht zoals het moest? Was er niet een of andere weg om hen te redden? En dan werd mijn ziel zó wanhopig, dat ik vaak het gevoel had, daf de dood mij een welkome gezant zou zijn en het graf een zoete rustplaats. USG2 287 1 Ik was mij hef gevaar en de zonde van zo'n wijze van doen niet bewust, toen ik in een visioen werd opgenomen in de tegenwoordigheid van Jezus. Hij keek naar mij met een blik van misnoegen en keerde Zijn gelaat van mij af. Het is niet mogelijk de schrik en de zielesmart die ik toen onderging, te beschrijven. Ik viel op mijn aangezicht voor Hem neer, maar had niet de kracht een woord te uiten. O, hoe verlangde ik om verborgen te zijn voor die gefronste blikken! Toen kon ik enigermate beseffen wat de gevoelens zullen zijn van de ver-lorenen, wanneer ze zullen uitroepen: "Bergen en steenrotsen, valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht Desgene Die op de troon zit, en voor de toorn des Lams." Openbaring 6:16. USG2 287 2 Onmiddellijk vroeg een engel mij op te staan, en wat ik toen zag, is nauwelijks te beschrijven. Vóór mij was een groep mensen met uitgetrokken haar en verscheurde kleren en op wier gelaat angst en wanhoop te lezen stonden. Zij kwamen dicht bij mij en wreven met hun kleren tegen de mijne. Een blik op mijn kleren deed me zien dat ze met bloed waren bevlekt. Weer viel ik als een dode aan de voeten van de mij begeleidende engel. Ik kon geen enkele verontschuldiging aanvoeren en verlangde ver weg te zijn van die heilige plaats. De engel richtte mij op en zei: "Dit nu is niet uw geval, maar dit toneel is aan uw ogen voorbijgegaan om u te laten weten, welke toestand uw deel zal worden zo u verzuimt anderen te verkondigen wat de Here u heeft geopen-baard." Met deze ernstige waarschuwing voor ogen ging ik uit om tot de mensen de mij door God ingegeven woorden van berisping en waarschuwing te spreken. PERSOONLIJKE GETUIGENISSEN USG2 288 1 De mij gegeven boodschappen voor verschillende personen schreef ik vaak voor hen op, doorgaans in vele gevallen op hun dringend verzoek. Naarmate mijn werk zich uitbreidde, werd dit een belangrijk en zwaar deel van mijn arbeid. Vóór de publikatie van Getuigenis 15 (1868), kwamen vele verzoeken bij mij binnen om de getuigenissen op schrift te stellen van hen die ik raad had gegeven of berispte; maar ik gevoelde mij uitgeput door de vermoeiende arbeid en schrok voor de taak terug, vooral omdat ik wist dat velen van hen zeer onwaardige mensen waren en er weinig hoop scheen dat de gegeven waarschuwingen een verandering ten goede bij hen zouden aanbrengen. Te dien tijd werd ik zeer bemoedigd door de volgende droom: USG2 288 2 Iemand bracht mij een rol witte stof en verzocht me daaruit kleren te knippen voor personen van alle maten, van alle karakter en omstandigheden des levens. Mij werd verteld ze te vervaardigen en weg te hangen, zodat ze gereed waren als er om gevraagd werd. Ik had het gevoel dat velen voor wie ik die kleren moest knippen, dat niet waard waren. Ik vroeg of die het laatste stuk stof was, dat ik moest verwerken, en kreeg een ontkennend antwoord; zodra ik hiermee klaar was, zouden er weer andere rollen stof komen. Ik voelde me ontmoedigd door die berg werk vóór mij en zei dat ik al meer dan twintig jaar kleren voor anderen had gemaakt en dat mijn arbeid niet werd gewaardeerd, terwijl ik evenmin zag dat het goede resultaten afwierp. In het bijzonder sprak ik met degene die mij de stof had gebracht, over een vrouw voor wie ik op zijn bevel een kleed moest knippen. Ik voerde aan, dat ze het kledingstuk niet op prijs zou stellen, en gaf men dit haar, dan zou het enkel verlies van tijd en materiaal zijn. Ze was erg arm en van een bekrompen verstand, slordig in haar gewoonten en zou het gauw smerig maken. USG2 289 1 De persoon antwoordde: "Knip de kledingstukken. Dat is uw plicht. Het verlies is niet voor u, maar voor mij. God ziet niet zoals de mens ziet. Hij stippelt het werk uit dat Hij gedaan wil hebben en u weet niet, wat goed resultaat zal hebben, dit of dat. ..." USG2 289 2 Toen liet ik mijn handen zien, vereelt als ze waren door het lange gebruik van de schaar en voerde aan dat ik ineenkromp bij de gedachte, dit soort werk te moeten voortzetten. Weer herhaalde die persoon: "Knip de kleren. U is daar nog niet van ontheven." USG2 289 3 Met een gevoel van grote vermoeidheid stond ik op om aan het werk te gaan. Voor mij lag een nieuwe, geslepen schaar, die ik opnam. Ineens werd ik bevrijd van dat gevoel van moeheid en ontmoediging, de schaar ging er doorheen zonder bijna enige inspanning mijnerzijds, en met een overeenkomstig gemak knipte ik het ene kledingstuk na het andere. USG2 289 4 Vele dromen komen op uit de alledaagse dingen des levens, waarmede de Geest Gods niets heeft uit te staan. Dan zijn er ook zowel valse dromen als valse visioenen, ingegeven door de geest van Satan. Maar dromen van de Here worden in het Woord Gods ingedeeld onder visioenen en zijn even zeker de vruchten van de geest der profetie als visioenen. Zulke dromen, in aanmerking genomen de personen die ze hebben en de omstandigheden waaronder ze zijn gegeven, houden hun eigen bewijs van hun echtheid in. USG2 289 5 Gezien de waarschuwing en raadgeving in getuigenis gegeven voor persoonlijke gevallen, met evenveel kracht op vele anderen slaan, die niet op deze wijze speciaal zijn aangewezen, zag ik het als mijn plicht de persoonlijke getuigenissen tot het welzijn van de Gemeente te publiceren. Sprekende over de noodzakelijkheid hiervan in Getuigenis 15, zei ik: "Ik zie niet een nog betere weg om mijn inzichten ten aanzien van algemene gevaren en dwalingen, alsook de plicht van allen die God liefhebben en Zijn geboden houden, bekend te maken dan door het uitgeven van deze getuigenissen. Vermoedelijk is er geen directer en krachtiger manier om te openbaren wat God mij heeft getoond." USG2 290 1 In een gezicht dat mij op 12 juni 1868 werd gegeven, werd mij getoond dat het publiceren van de persoonlijke getuigenissen in alle opzichten juist was. Wanneer de Here afzonderlijke gevallen uitkiest en het verkeerde dat dezulken doen, nader omschrijft, nemen anderen die niet in een visioen zijn getoond, als vaststaande aan dat het met hen wel geheel, of zo goed als in orde is. Wanneer iemand om een foutieve daad wordt berispt moeten broeders en zusters zichzelf nauwkeurig onderzoeken om te zien waarin zij gefaald hebben en in welk opzicht zij zich schuldig hebben gemaakt aan dezelfde zonde. Zij moeten de geest van ootmoedig belijden bezitten. Wanneer anderen denken dat het met hen in orde is zijn ze daarmede nog niet klaar. God ziet het hart aan. Op deze manier beproeft en toetst Hij zielen. Wanneer Hij één berispt, bedoelt Hij velen terecht te wijzen. Maar wanneer ze verzuimen de berisping op zichzelf toe te passen, en zich vleien dat God wel over hun verkeerdheden heen ziet omdat Hij hen niet afzonderlijk noemt, dan bedriegen ze hun eigen zielen en zullen in duisternis gedompeld worden en aan hun eigen lot worden overgelaten om de inbeelding van hun eigen hart te volgen. USG2 290 2 Velen handelen verkeerd ten opzichte van hun eigen ziel en misleiden zich ten zeerste wat betreft hun ware toestand voor God. Hij gebruikt wegen en middelen die het best Zijn opzet dienen en om te laten zien wat in de harten is van Zijn belijdende navolgers. Hij stelt de ver-keerdheden van sommigen aan de kaak opdat anderen elders gewaarschuwd mogen worden en die verkeerdheden zullen vrezen en laten. Door zelfonderzoek kunnen ze vaststellen dat ze dezelfde dingen doen die God in anderen veroordeelt. Wanneer ze werkelijk verlangen God te dienen, en vrezen Hem aanstoot te geven, zullen ze niet wachten tot hun zonden worden vermeld alvorens zij ze belijden en met ootmoedig berouw tot God terugkeren. Zij zullen de dingen die God mishaagden, op-geven, overeenkomstig het licht dat aan anderen gegeven is. Wanneer daarentegen diegenen met wie het niet in orde is, zien dat ze schuldig zijn aan dezelfde zonden waarvoor anderen zijn berispt, en nochtans op dezelfde ongeheiligde weg voortgaan omdat ze niet afzonderlijk bij name genoemd zijn, dan brengen ze hun eigen ziel in gevaar en zullen als gevangenen onder Satans wil gebracht worden. USG2 291 1 Mij werd getoond dat in de wijsheid Gods, de zonden en dwalingen niet van allen zouden worden geopenbaard. Allen die schuldig zijn, worden aangesproken in deze individuele getuigenissen, al worden dan hun namen in dat bijzonder gegeven getuigenis niet genoemd; en wanneer personen dat langs zich laten heen gaan en hun eigen zonden bedekken omdat hun namen niet afzonderlijk worden vermeld, zal God hen niet voorspoedig doen zijn. Zij kunnen niet opwassen in het Goddelijke leven, maar zullen meer en meer in duisternis verzinken, totdat het licht des hemels helemaal niet meer te zien is. USG2 291 2 In een gezicht dat mij ongeveer twintig jaar geleden (1871) werd gegeven, "werd mij opgedragen algemene beginselen in woord en schrift naar voren te brengen, en tegelijkertijd de gevaren, dwalingen en zonden van enkele personen nader te omschrijven, opdat allen gewaarschuwd, berispt en geraden mochten worden. Ik zag dat allen hun eigen hart en leven nauwkeurig moesten onderzoeken om te zien of ze niet dezelfde fouten hadden begaan die bij anderen werden verbeterd, en of de waarschuwingen aan anderen gegeven, ook niet op hun eigen geval sloegen. Was dat zo, dan moesten ze aanvoelen dat raad en berispingen bijzonder voor hen waren gegeven en moesten die werkelijk toepassen als waren ze rechtstreeks tot hen richt. God wil het geloof beproeven van allen die beweren volgelingen van Christus te zijn. Hij wil de oprechtheid van de gebeden toetsen van al degenen die beweren dat ze zo ernstig verlangen hun plicht te kennen. Hij zal die plicht duidelijk maken. Hij zal allen ruimschoots gelegenheid geven te ontwikkelen wat in hun hart is." DOEL VAN DE "GETUIGENISSEN" USG2 292 1 In verleden tijden sprak God de mensen door de mond van profeten en apostelen. In deze tijden spreekt Hij tot hen door de Getuigenissen van Zijn Geest. Er is nooit een tijd geweest dat God Zijn volk ernstiger onderrichtte dan Hij dat nu doet aangaande Zijn wil en de weg die Hij hen wil laten volgen. USG2 292 2 De Here heeft het nodig geacht mij een inblik te geven in de noden en dwalingen van Zijn volk. Hoewel het mij erg zwaar viel, heb ik trouw de overtreders hun fouten voorgehouden als ook de middelen om daarin verbetering te brengen. Zo heeft de Geest van God waarschuwingen en oordelen uitgesproken, zonder echter de zoete belofte der genade te houden. USG2 292 3 Berouwvolle zondaars behoeven niet te wanhopen omdat ze worden herinnerd aan hun overtredingen en gewaarschuwd tegen hun gevaar. Juist die pogingen te hunner gunste laten zien hoezeer God hen liefheeft en hen wil redden. Om het eeuwige leven te beërven heb-ben zij slechts Zijn raad te volgen en Zijn wil te doen. God houdt hun de zonden van Zijn dwalend volk voor ogen, opdat ze die kunnen zien in al hun buitensporige grootte bij het licht der Goddelijke waarheid. Dan is het hun plicht daarmede voorgoed te breken. Zou Gods volk Zijn doen met hen erkennen en Zijn leringen aannemen, dan zouden ze een rechte weg voor hun voeten vinden en een licht om hen te leiden door duisternis en ontmoediging. USG2 292 4 Waarschuwingen en berispingen zijn niet gegeven aan de dwalenden onder de Zevende-Dags-Adventisten omdat hun leven meer te berispen zou zijn dan het leven van belijdende Christenen der naam-kerken, en evenmin omdat hun voorbeeld of hun daden slechter zouden zijn dan van de Adventisten die geen gehoorzaamheid willen bewijzen aan de eisen van Gods wet, maar omdat ze een groot licht bezitten en door hun belijdenis hun standpunt hebben ingenomen als Gods bijzonder, uitverkoren volk, met de wet van God geschreven in hun harten. Zij betonen hun trouw aan de God des hemels door te gehoorzamen aan de wetten van Zijn bestuur. Ze zijn Gods vertegenwoordigers op aarde. Elke zonde in hen brengt scheiding tussen hen en God en doet op een bijzondere manier Hem schande aan door de vijanden van Zijn heilige wet de kans te geven Zijn werk en Zijn volk te laken, dat Hij genoemd heeft "een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk" (1 Petrus 2 :9), opdat zij zouden verkondigen de deugden desgenen Die hen ge-roepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. USG2 293 1 De Here berispt en corrigeert het volk dat belijdt Zijn wet te houden. Hij noemt hun zonden en legt hun ongerechtigheid bloot, omdat Hij alle zonde en boosheid uit hen wil wegdoen opdat ze heiligheid in Zijn vreze zullen voltooien. God berispt, vermaant en corrigeert hen, opdat ze gelouterd, geheiligd, verheven, en ten slotte verheerlijkt zullen worden voor Zijn troon. USG2 293 2 Ik heb de Getuigenissen die gegeven zijn voor de Sabbatvierders nog eens nagegaan en sta verbaasd over de genade Gods en Zijn zorg voor Zijn volk in het geven van zoveel waarschuwingen, het uitstippelen van hun gevaren en het hun voorhouden van de verheven plaats die Hij hen wil laten innemen. Wanneer ze zich in Zijn liefde zouden willen bewaren en zich wilden afscheiden van de wereld, zou Hij Zijn bijzondere zegeningen op hen laten rusten en Zijn licht om hen heen doen schijnen. Hun invloed ten goede zou gevoeld worden in elke vertakking van het werk en in elk deel van het evangelieveld. Maar wanneer ze falen het doel van God te beantwoorden, als ze voortgaan zo weinig begrip te koesteren voor het verheven karakter van het werk als ze gehad hebben in het verleden, dan zal hun invloed en voorbeeld een vreselijke vloek blijken fe zijn. Ze zullen kwaad en enkel kwaad veroorzaken. Het bloed van kost bare zielen zal gevonden worden op hun klederen. USG2 294 1 Getuigenissen ter waarschuwing zijn herhaaldelijk gegeven. Ik vraag me af: Wie hebben daar acht op geslagen? Wie toonden een diep berouw over hun zonden en afgodendienst en jaagden naar de prijs van de hoge roeping Gods in Christus Jezus? Ik heb met verlangen gewacht, in de hoop dat God Zijn Geest over sommigen zou uitstorten om hen als instrumenten der gerechtigheid te gebruiken ten einde Zijn Gemeente te doen ontwaken en orde op de gang van zaken te stellen. Ik was de wan-hoop nabij toen ik, jaar in jaar uit, een groter afwijking zag van die eenvoud, die, naar God mij heeft getoond, het leven van Zijn navolgers zou kenmerken. Er is steeds minder en minder belangstelling en toewijding ontstaan voor Gods werk. Ik vraag: Waar was het streven van hen die belijden in de Getuigenissen te geloven, om naar het licht dat daarin gegeven is te leven? Waarin hebben zij de gegeven waarschuwingen ter harte genomen? Waarin hebben ze acht geslagen óp de raadgevingen die ze ontvangen hebben? NIET IN PLAATS VAN DE BIJBEL USG2 294 2 Dat de Getuigenissen niet gegeven werden om in plaats van de Bijbel te komen, zal het volgende uittreksel uit een getuigenis, uitgegeven in 1876, aantonen: "Broeder X verwart de gedachten door het te doen voorkomen dat het licht, dat God gegeven heeft door de Getuigenissen, een toevoegsel is op het Woord Gods, maar zo stelt hij de zaak in een verkeerd licht. God heeft door deze manier de gedachten van Zijn volk willen brengen op Zijn Woord om hen dienaangaande een beter begrip te geven." Het Woord van God is voldoende om de meest duistere geest te verlichten en kan verstaan worden door hen die het willen verstaan. Maar ondanks dit alles ervaart men dat sommigen die belijden Gods Woord te bestuderen, in direct verzet tegen zijn allerduidelijkste richtlijnen leven. Dan, om mannen en vrouwen zonder enige verontschuldiging te laten, geeft God duidelijke, omlijnde getuigenissen, ten einde hen terug te voeren tot het Woord, dat ze verzuimd hebben na te volgen. Het Woord van God bezit overtalrijke beginselen voor de vorming van juiste levensgewoonten, en de getuigenissen, in het algemeen en persoonlijk, zijn er op berekend hun aandacht meer in het bijzonder op deze beginselen te vestigen. USG2 295 1 3 april 1871 werd deze aangelegenheid mij in een droom getoond. Ik scheen aanwezig te zijn op een belangrijke vergadering, waarop velen bijeen waren. Velen lagen voor God geknield in een ernstig gebed en zij schenen onder een zware last gebukt te zijn. Zij smeekten de Here om bijzonder licht. Enkelen schenen in een zielestrijd te zijn, en waren bezield met intense gevoelens; onder tranen riepen zij luid om hulp en licht. Onze meest vooraanstaande broeders waren betrokken bij dit indrukwekkende toneel. Broeder Y lag terneer op de vloer, blijkbaar in diepe wanhoop. Zijn vrouw zat tussen een groep onverschillige spotters. Zij keek alsof ze allen wilde doen begrijpen, dat ze minachting had voor degenen die zich zo vernederden. USG2 295 2 Ik droomde dat de Geest des Heren op mij kwam en ik opstond te midden van kreten en gebeden, en zei: De Geest des Heren is over mij gekomen. Ik voel me gedrongen u te zeggen dat u, een ieder persoonlijk, voor uzelf aan de arbeid moet gaan. U ziet op God en verlangt van Hem het werk voor u te doen dat Hij u gegeven heeft om te doen. Wanneer u voor uzelf het werk wilt gaan doen, dat u, naar u weef, behoort te doen, zal God u helpen wanneer u hulp nodig hebt. U hebt juist datgene wat God u heeft opgedragen, ongedaan gelaten. U hebt op God een beroep gedaan om uw werk te doen. Hadt u het licht gevolgd dat Hij u gegeven heeft, dan zou Hij op u meer licht laten vallen; maar terwijl u de u gegeven raadgevingen, waarschuwingen en berispingen negeert, hoe kunt u dan verwachten dat God u meer licht en zegen zal geven om te verzaken en te verachten? God is geen mens; Hij zal Zich niet laten bespotten. USG2 295 3 Ik nam de kostelijke Bijbel en legde daaromheen de verschillende Getuigenissen voor de Gemeente, aan Gods volk gegeven. Hierin, zei ik, worden de gevallen van ongeveer allen behandeld. De zonden die ze moeten ontvlieden, worden met name genoemd. De raad die ze willen inwinnen, kan hier gevonden worden, gegeven voor overeenkomstige gevallen. Het heeft God behaagd u regel op regel, gebod op gebod te geven. Maar er zijn er niet velen onder u die werkelijk weten wat de Getuigenissen bevatten. U is niet vertrouwd met de Schriften. Zoudt u Gods Woord bestudeerd hebben, met een ver-langen om aan de Bijbelse maatstaf te beantwoorden en de Christelijke volmaaktheid te bereiken, dan hadt u de Getuigenissen niet nodig gehad. USG2 296 1 Omdat u verzuimd hebt u vertrouwd te maken met Gods geïnspireerde Boek, heeft Hij geprobeerd u te bereiken met eenvoudige, directe getuigenissen, die uw aandacht vragen voor de woorden der inspiratie die u verzuimd hebt te gehoorzamen en u aanzetten om uw leven te vormen in overeenstemming met zijn zuivere, verheffende leerredenen. NIET OM NIEUW LICHT TE GEVEN USG2 296 2 Het is des Heren opzet u te waarschuwen, te berispen, raad te geven door de gegeven getuigenissen en u de belangrijkheid van de waarheid van Zijn Woord in te scherpen. De geschreven getuigenissen willen geen nieuw licht verschaffen, maar in het hart een levendige indruk verwekken ten aanzien van de reeds geopenbaarde waarheden der inspiratie, ‘s Mensen plicht tot God en tot zijn naaste staat in Gods Woord duidelijk omschreven, nochtans zijn slechts weinigen onder u gehoorzaam aan het gegeven licht. Meerdere waarheid is er niet aan toegevoegd maar God heeft door de Getuigenissen de reeds gegeven grote waarheden vereenvoudigd en die op Zijn zelfverkozen manier tot de mensen gebracht om hen wakker te maken en die in te scherpen in het verstand, opdat allen geen verontschuldiging zouden hebben. USG2 296 3 Hovaardij, eigenliefde, zelfzucht, haat, jaloersheid en naijver hebben de waarnemingsvermogens verduisterd, en de waarheid die u wijs kan maken tot zaligheid, heeft haar kracht verloren om de geest te bekoren en te beheersen. De zeer noodzakelijke beginselen der Godsvrucht worden niet begrepen omdat er geen hongeren en dorsten is naar Bijbelkennis, reinheid des harten en heiligheid des levens. De Getuigenissen zijn er niet om het Woord van God te kleineren maar om het te verheffen en de geest daarop te richten, opdat de schone eenvoud der waarheid op allen een indruk zal maken. USG2 297 1 Ik zei verder: Zoals het Woord van God ommuurd is met deze boeken en geschriften, zo heeft God u ommuurd met berispingen, raadgevingen, waarschuwingen en bemoedigingen. Hier ligt u, met de angst in uw zielen, roepende voor God om meer licht. Ik ben door God gemachtigd om u te zeggen dat geen andere lichtstraal door de Getuigenissen op uw pad zal schijnen of u moet eerst een wezenlijk gebruik maken van het reeds gegeven licht. De Here heeft u ommuurd met licht, maar u hebt daf licht niet op prijs gesteld; u hebt daarop uw voet gezet. Terwijl sommigen het licht hebben veracht, hebben anderen het verwaarloosd of slechts onverschillig gevolgd. Enkelen slechts hebben zich in hun hart voorgenomen het licht dat God hun wel heeft willen geven, te gehoorzamen. USG2 297 2 Sommigen die bijzondere waarschuwingen hadden ontvangen door getuigenis, waren de gegeven berisping al na enkele weken vergeten. Anderen hadden de getuigenissen herhaaldelijk ontvangen, maar ze hebben die niet van voldoende belang geacht om daar acht op te slaan. Voor dezulken waren ze niet meer dan loze praatjes. Hadden ze het gegeven licht nagevolgd, dan waren ze gespaard gebleven voor verliezen en moeilijkheden, die volgens hen zo hard en zwaar zijn. Zij hebben dat enkel aan zichzelf te wijten. Zij hebben op hun eigen nek een juk gelegd dat zwaar is om te dragen. Dat is niet hef juk hetwelk Christus hen heeft opgelegd. Gods zorg en liefde werden uitgeoefend te hunne gunste; maar hun zelfzuchtige, boze, ongelovige zielen konden Zijn goedheid en barmhartigheid niet onderscheiden. Zij snellen voort in hun eigen wijsheid, totdat ze, bedolven onder moeilijkheden en totaal in de War, in Satans net verstrikt raken. Wanneer u de stralen licht die God in het verleden heeft gegeven, bijeenvergadert, zal Hij meer licht geven. USG2 298 1 Ik verwees hen naar Israël in het verleden. God gat hun Zijn wet, maar zij wilden die niet gehoorzamen. Toen gaf Hij hun ceremoniën en inzettingen, opdat, door de waarneming daarvan, ze God zouden gedenken. Ze waren zo geneigd Hem en Zijn aanspraken op hen te vergeten, dat het noodzakelijk was hen wat op te porren, opdat ze zich hun verplichtingen om hun Schepper te gehoorzamen en te eren, bewust zouden zijn. Waren ze gehoorzaam geweest en hadden ze Gods geboden willen houden, dan waren al die ceremoniën en inzettingen niet nodig geweest. USG2 298 2 Zouden zij die nu belijden Gods uitverkoren volk te zijn, Zijn eisen zoals die omschreven zijn in Zijn Woord, hebben gehoorzaamd, dan zouden bijzondere getuigenissen niet gegeven zijn om hen tot hun plicht op te wekken en hen te bepalen bij hun zondigheid en het grote gevaar dat zij lopen door niet te gehoorzamen aan Gods Woord. Gewetens zijn afgestompt omdat licht is terzijde geschoven, veronachtzaamd en veracht. USG2 298 3 Iemand stond naast mij en zei: "God heeft u aangesteld en u woorden gegeven om tot het volk te spreken en harten te bereiken zoals Hij geen ander gegeven heeft. Hij heeft uw getuigenissen vorm gegeven om te voorzien in gevallen waarin hulp nodig was. U moet u niets aantrekken van hoon, spot, boze woorden en veroordeling. Om Gods bijzonder instrument te kunnen zijn, moet u op niemand leunen, maar alleen Hem aanhangen, en evenals de zich hechtende wijnstok moeten uw ranken Hem om-strengelen. Hij zal u stellen tot een middel waardoor Zijn licht aan het volk wordt doorgegeven. U moet dagelijks kracht van God verzamelen om te voorkomen dat degenen die u omgeven, het licht dat Hij door u op Zijn volk wil laten vallen, niet doven of wegnemen. Het is Satans bijzonder oogmerk te voorkomen dat dit licht tot Gods volk komt, dat te midden van de gevaren van het laatste der dagen daaraan toch zozeer behoefte heeft. USG2 299 1 Uw succes ligt in uw eenvoud. Zodra u dat loslaat en uw getuigenis vervormt om het de geest van wie ook dienstig te doen zijn, is uw kracht verdwenen. Bijna alles in deze eeuw is onwezenlijk en tot een andere betekenis misvormd. De wereld is vol getuigenissen die gegeven zijn om voor het moment te behagen en te bekoren en het eigen-ik te verheerlijken. Uw getuigenis is van een heel ander karakter. Het moet afdalen tot in de kleine bijzonderheden des levens, het zwakke geloof bewarend om af te sterven, terwijl het de gelovigen de noodzakelijkheid bijbrengt om als lichten in de wereld te schijnen. USG2 299 2 God heeft u uw getuigenis gegeven om de zondaar en hem die slap geworden is in het geloof, zijn ware toestand bloot te leggen alsook het enorme verlies dat hij zal ondergaan door te blijven in een leven van zonde. God heeft u dat ingescherpt door het u in een gezicht te openbaren zoals Hij dat geen andere nu levende gedaan heeft, en overeenkomstig het licht dat Hij u gegeven heeft, zal Hij u verantwoordelijk houden. ,Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de Here der heirscharen.' (Zacharia 4 : 6). ,Verhef uw stem als een bazuin en verkondig Mijn volk hun overtreding en het huis Jacobs hun zonden.' " Jesaja 58 : 1. VERKEERD GEBRUIK VAN DE "GETUIGENISSEN" USG2 299 3 Sommigen die de Getuigenissen geloofden, hebben gedwaald door deze ongepast op anderen te doen slaan. In Dl. 1, nummer 8, is een getuigenis dat over dit punt gaat. "Daar waren enkelen in .... die Gods kinderen waren en nochtans twijfel koesterden ten opzichte der gezichten. Anderen stonden niet zo tegen maar durfden toch tegenover dit punt geen beslist standpunt in te nemen. Sommigen waren geneigd tot twijfel en daar hadden ze alle reden voor. De valse visioenen en fanatieke handelingen met de erbarmelijke vruchten dientengevolge, hadden een invloed op het werk in .... om de mensen achterdochtig te maken tegen alles wat met visioenen in verband stond. Dat alles had in ogenschouw genomen en met wijsheid behandeld moeten worden. Men moet het degenen die nooit hebben gezien dat iemand visioenen had en die persoonlijk niet bekend waren met de invloed der visioenen, niet lastig maken. Dezulken moeten niet beroofd worden van de zegeningen en voor-rechten der gemeente, wanneer hun Christelijk doen en laten anderszins correct is ... . USG2 300 1 "Sommigen, zo werd mij getoond, zouden de gepubliceerde gezichten aanvaarden, terwijl ze de boom naar zijn vruchten beoordeelden. Anderen waren gelijk de twijfelende Thomas; zij kunnen de gepubliceerde Getuigenissen niet geloven noch bewijs aanvaarden door het getuigenis van anderen, maar moeten eerst voor zichzelf het bewijs zien en hebben. Dezulken moet men niet links laten liggen, maar groot geduld en broedérlijke liefde moeten hun bewezen worden tot ze hun standpunt hebben ingenomen, hetzij voor of tegen. Wanneer ze oppositie gaan voeren tegen de gezichten, waarvan ze geen kennis hebben; wanneer ze hun oppositie zó ver doorvoeren, om datgene tegen te sftaan waarvan ze geen ervaring hadden . . . . , kan de gemeente weten dat ze in het ongelijk staan." USG2 300 2 Sommigen van onze broeders hadden een lange ervaring in de waarheid opgedaan en waren jaren lang bekend met mij en mijn werk. Zij hadden de waarheid van de Getuigenissen beproefd en hun geloof daarin beleden. Zij hadden de machtige invloed van Gods Geest gevoeld, op hen rustende om te getuigen dat ze waarheid inhielden. Mij werd getoond, dat indien dezulken, wanneer ze berispt werden door de Getuigenissen, daartegen opstandig zouden worden en in het verborgene zouden wroeten om hun invloed te verzwakken, ze terecht gewezen moesten worden, want hun manier van doen zou een gevaar zijn voor hen die ervaring in dit opzicht misten. USG2 300 3 Het eerste nummer van de Getuigenissen ooit gepubliceerd, houdt een waarschuwing in tegen het onoordeelkundig gebruik van het licht, aldus gegeven aan Gods volk. Ik gat daarin te kennen dat sommigen een onverstandige weg gevolgd waren; wanneer zij over hun geloof tot ongelovigen hadden gesproken en hen dan om het bewijs werd gevraagd, hadden ze uit mijn geschriften gelezen, inplaats van de Bijbel als bewijs te nemen. Mij werd getoond dat deze handelwijze ongerijmd was en ongelovigen tegen de waarheid bevooroordeeld zou maken.De Getuigenissen kunnen niet van gewicht zijn voor hen die van de geest daarvan niets afweten. Zij moeten in zulke gevallen daarnaar niet verwezen worden. USG2 301 1 Andere waarschuwingen aangaande het gebruik van de Getuigenissen zijn van tijd tot tijd als volgt gegeven: "Sommigen van de predikanten zijn ver ten -achter. Zij belijden het gegeven getuigenis te geloven en sommigen veroorzaken kwaad door ze als een ijzeren regel toe te passen op hen die daarmee nog nooit ervaring hebben opgedaan, maar ze falen om ze op zichzelf toe te passen, Zij hebben herhaaldelijk getuigenissen ontvangen waar ze zich niets van aantrokken. Zo'n handelwijze is niet consequent." USG2 301 2 "Ik zag dat veten partij getrokken hadden uit hetgeen God heeft laten zien ten opzichte van de zonden en fouten van anderen. Zij hebben een extreem standpunt ingenomen aangaande hetgeen dat in een visioen werd getoond en drongen dat dan op, wat ten gevolge , had dat hef geloof van velen in hetgeen God had getoond, verzwakte, terwijl ook de Gemeente daardoor ontmoedigd werd." USG2 301 3 De vijand zal alles aangrijpen wat hij. kan gebruiken om zielen te vernietigen. Getuigenissen zijn uitgedragen ten gunste van personen in een belangrijke positie. Zij maken een goed begin met de lasten op zich te nemen en hun deel te dóen in verband met het werk. Gods. Maar Satan achtervolgt hen met zijn verzoekingen, en ten slotte worden ze overwonnen. Als anderen dan op hun verkeerde handelwijze zien, blaast Satan hen in, dat het met de getuigenissen, gegeven van deze mensen, toch wel niet in orde is, anders zouden die mannen zich niet onwaardig getoond hebben in het verrichten van Gods werk. USG2 302 1 Zo ontstaat twijfel ten aanzien van het licht dat God gegeven heeft. Datgene wat van mensen gezegd kan worden onder bepaalde omstandigheden, kan van hen niet gezegd worden onder andere omstandigheden. Mensen zijn zwak in zedelijke kracht, en zó bovenmate zelfzuchtig, zó zelfvoldaan, en zó gemakkelijk opgeblazen door ijdele waan, dat God met hen niet kan samenwerken, en dan worden ze gelaten gelijk rondtastende blinden en leggen zó'n grote zwakheid en dwaasheid aan de dag, dat velen zich verbazen dat zulke mensen ooit zijn aangesteld en als waardig erkend om opgenomen te worden in Gods werk. Dit is juist wat Satan op het oog had. Dit was zijn opzet vanaf het eerste ogenblik dat hij hen in verzoeking bracht om Gods werk schande aan te doen en twijfel te wekken ten aanzien der Getuigenissen Waren ze gebleven waar hun invloed op Gods werk niet bijzonder werd gevoeld, dan had Satan hen niet zo aangevochten, want dan kon hij zijn doel niet bereiken door hen te gebruiken als instrumenten voor een bijzonder werk. BEOORDEELD NAAR HUN VRUCHTEN USG2 302 2 Laat men de Getuigenissen beoordelen naar hun vruchten. Wat is de geest van hun onderricht? Wat is het resultaat geweest van hun invloed? Allen die dit willen nagaan, kunnen bekend worden met de vruchten dezer visioenen. Zeventien jaren geleden heeft God ze in Zijn doorzicht gesteld als een verschansing tegen de oppositie van Satans krachten en de invloed van menselijke werktuigen die Satan in zijn werk geholpen hebben. USG2 302 3 Of God onderricht Zijn Gemeente, berispt hun ver-keerdheden en versterkt hun geloof, óf Hij doet hef niet. Als dit werk er is, dan is het uit God. God doet niets in deelgenootschap met Satan. Mijn werk.... draagt het stempel van God of het stempel van de vijand. Half Geschreven in 1862. slachtigheid in dit opzicht bestaat niet.De Getuigenissen zijn uit de Geest Gods, of uit de duivel. USG2 303 1 Toen de Here Zich geopenbaard heeft door de geest der profetie, zijn verleden, heden, en toekomst aan mij voorbijgegaan. Mij zijn mensen getoond die ik nooit had gezien, en jaren later, wanneer ik ze zag, herkende ik ze. Ik ben uit mijn slaap wakker gemaakt met een levendige voorstelling van onderwerpen, voordien aan mijn geest getoond; en fe middernacht heb ik brieven geschreven die dwars over het continent zijn gegaan, en, aankomende tijdens een crisis, hebben ze het werk Gods voor groot onheil bewaard. Dit is vele jaren mijn taak geweest. Een kracht heeft mij voortgestuwd om verkeerdheden waarvan ik het bestaan nooit geweten heb, te berispen. Is dit werk van de laatste zes en dertig jaren van boven of van hier beneden? USG2 303 2 Christus waarschuwde Zijn discipelen: "Wacht u voor de valse profeten, welke in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven. Aan hun vruchten zult gij ze kennen. Leest men ook een druif van doornen of vijgen van distelen? Alzo een ieder goede boom brengt voort goede vruchten, en een kwade boom brengt voort kwade vruchten. Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen ledere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Zo zult gij dan hen aan hun vruchten kennen." Mattheüs 7 : 15--20. Hier is een toets en die kunnen allen, zo ze willen, toepassen'. Die werkelijk verlangen de waarheid te kennen, zullen voldoende bewijs vinden om te geloven. TWIJFEL AAN DE "GETUIGENISSEN" USG2 303 3 Het is Satans opzet, het geloof van Gods volk in de Getuigenissen te verzwakken. Satan weet hoe hij moet aanvallen. Hij werkt op de geest der mensen om jaloersheid en ontevredenheid op te wekken ten aanzien van hen die in het werk aan hef hoofd staan. Dan wordt twijfel gewekt aan de gaven; dan worden ze natuurlijk Geschreven in 1832. maar van weinig gewicht, en raadgeving gegeven door een gezicht, wordt in de wind geslagen. Nu volgt twijfel ten aanzien van de vitale punten van ons geloof, de zuilen van onze positie, dan twijfel aan de Heilige Schriften en dan de benedenwaartse weg naar de ondergang. Wanneer men aan de Getuigenissen, waarin eerst werd geloofd, gaat twijfelen en die opgeeft, weet Satan dat de misleiden op dat punt niet zullen ophouden; en hij verdubbelt zijn pogingen tot hij ze brengt tot openlijke opstand waarvoor geen geneesmiddel is en die eindigt in ondergang. Door plaats te bieden aan twijfel en ongeloof ten opzichte van Gods werk en door gevoelens van wantrouwen en wrede jaloezie te koesteren, bereiden ze zichzelf voor op een algehele misleiding. Ze worden opstandig met bittere gevoelens tegen hen die durven spreken over hun fouten, en hun zonden berispen. USG2 304 1 Een getuigenis tot enkele jonge mensen, voor het eerst gepubliceerd in 1880, spreekt over dit punt als volgt: "Een overheersende twijfelzucht ten aanzien der Getuigenissen van de Geest Gods neemt voortdurend toe, en deze jonge mensen moedigen twijfel en twistvragen aan in plaats van die weg te nemen, omdat ze onbekend zijn met de geest en de macht en de kracht van de Getuigenissen. USG2 304 2 Mij werd getoond, dat velen zo weinig geestelijk waren ingesteld, dat ze van de waarde der Getuigenissen of van hun wezenlijk doel geen begrip hadden. Lichtvaardig spreken ze over Getuigenissen, die door God gegeven zijn tot welzijn van Zijn volk, en velden een oordeel daarover door hun mening en critiek over dit of dat te geven, terwijl ze beter gedaan hadden hun handen op hun lippen te leggen en zich in het stof te werpen; want zij konden de geest van de Getuigenissen niet op prijs stellen, omdat ze zo weinig wisten van de Geest van God .... USG2 304 3 Wanneer u in de Getuigenissen het vertrouwen verliest, zult u van de Bijbelse waarheid worden weggespoeld. Ik koesterde de vrees dat velen een twijfelend standpunt zouden gaan innemen, en in mijn wanhoop. voor uw zielen wilde ik u waarschuwen. Hoe velen zullen op de waarschuwing acht slaan? Zoals u nu tegenover de Getuigenissen staat, en er werd één gegeven die uw pad zou kruisen en uw fouten zou bestraffen, zoudt u zich dan volmaakt vrij gevoelen om een gedeelte of het geheel aan te nemen of te verwerpen? Wat u het minst zint om aan te nemen, hebt u het meest nodig. USG2 305 1 Mijn broeders, neemt u in acht voor het boze hart des ongeloofs. Het Woord van God is duidelijk en omlijnd in zijn beperkingen; het komt in botsing met uw zelfzuchtig streven; daarom gehoorzaamt u er niet aan. De Getuigenissen van Zijn Geest willen uw aandacht vestigen op de Schriften, leggen de vinger op uw karakterfouten en berispen uw zonden; daarom slaat u er geen acht op. En om uw vleselijke, gemakzuchtige handelwijze te rechtvaardigen, begint u te twijfelen of de Getuigenissen wel van God zijn. Zoudt u gehoorzamen aan hetgeen ze leren, dan zoudt u zeker zijn van hun Goddelijke oorsprong. Denkt er aan dat uw ongeloof in het minst geen afbreuk doet aan de waarheid die ze inhouden. Zijn ze van God, dan zullen ze standhouden. USG2 305 2 Velen die verslapt zijn in de waarheid, geven als oorzaak van hun handelwijze op dat ze geen geloof hebben in de Getuigenissen. De vraag is nu: Zullen ze hun afgod, door God veroordeeld opgeven, of zullen ze op dezelfde weg voortgaan en het licht verwerpen dat God hun gegeven heeft ter berisping van juist die dingen waar hun hart naar uitgaat. De vraag die zij voor zich moeten oplossen, is: Zal ik mijzelf wegcijferen en van God de Getuigenissen, die mijn zonden berispen, aanvaarden, of zal ik de Getuigenissen verwerpen omdat ze mijn zonden berispen? USG2 305 3 In vele gevallen worden de Getuigenissen ten volle aanvaard, met de zonde en zelfbevrediging wordt gebroken, en een hervorming doet ineens zich gelden in harmonie met het door God gegeven licht. In andere gevallen worden zondige neigingen gekoesterd, de Getuigenissen worden verworpen en vele onware verontschuldigingen worden tegenover anderen aangevoerd als reden waarom men ze niet aanvaardt. De ware oorzaak wordt niet genoemd. Dat is een gebrek aan zedelijke moed -- een wil, gesterkt en beheerst door de Geest van God om met schadelijke gewoonten te breken. USG2 306 1 Satan is erg bekwaam om twijfel te suggereren en bezwaren te verzinnen tegen het omlijnde getuigenis dat God zendt, en velen zien het als een deugd, een bewijs van intelligentie hunnerzijds, als ze daarin niet geloven maar twijfel koesteren en spitsvondig zijn. Die willen twijfelen, hebben daartoe gelegenheid te over. God is .niet van plan om alles wat ongeloof kan verwekken, weg te nemen. Hij geeft bewijs, dat nauwgezet moet nagegaan worden in alle ootmoed met een ontvankelijke geest en allen moeten uit het gewicht van dat bewijs hun standpunt bepalen. God geeft voldoende bewijs voor het oprechte verstand om te geloven; maar die het gezicht van het bewijs niet aanneemt omdat er nog enkele dingen zijn die hij met zijn menselijk verstand niet kan begrijpen, zal achtergelaten worden in de koude, kille atmosfeer van het ongeloof en de onzekere twijfel, en zal in het geloof schipbreuk lijden.... VERWAARLOZING DER "GETUIGENISSEN" USG2 306 2 Het zijn niet alleen degenen die de Getuigenissen openlijk verwerpen, of die daaraan twijfelen, die zich op gevaarlijk terrein bevinden. Het licht veronachtzamen staat gelijk met het verwerpen daarvan. USG2 306 3 Sommigen van u erkennen met hun mond dat de berisping verdiend is, maar u laaf dat niet in uw hart inwerken. U gaaf voort op dezelfde weg, en wordt alleen wat minder ontvankelijk voor de invloed van de Geest Gods, meer en meer verblind wordende, en minder wijsheid, minder zelfbeheersing, minder zedelijke kracht, minder ijver en lust voor godsdienst-beoefening hebbende; en, tenzij u zich bekeert, zult u uiteindelijk geheel los van God komen te staan. USG2 306 4 U hebt, toen de berisping kwam, geen vastbesloten veranderingen in uw leven aangebracht, omdat u uw karakterfouten en de grote tegenstelling tussen uw leven en het leven van Christus niet gezien hebt, noch u bewust is geworden. Wat hebben uw gebeden voor zin wanneer u met uw hart naar ongerechtigheid ziet? Wanneer u geen hartgrondige verandering aanbrengt, zult u binnenkort moe worden van al dat berispen, evenals dat gebeurde met de kinderen Israëls; en evenals zij zult u van God afvallig worden. USG2 307 1 Velen gaan lijnrecht in tegen het licht dat God aan Zijn volk heeft gegeven, omdat ze de boeken niet lezen die het licht en de kennis bevatten ten aanzien van vermaningen en waarschuwing. De zorgen van de wereld, de hang naar de mode en hef gebrek aan godsdienst hebben de aandacht afgewend van hef licht dat God in Zijn genade heeft gegeven, terwijl wereldse boeken en tijdschriften kris en kras door het land gaan. Twijfelzucht en ongeloof nemen overal hand over hand toe. Zulk kostbaar licht, dat van de troon Gods komt, is verborgen onder een korenmaat. God zal Zijn volk ter verantwoording roepen voor dit verzuim. Rekenschap zal moeten worden afgelegd voor elke lichtstraal die Hij heeft laten schijnen op ons pad, of we daarvan gebruik hebben gemaakt om op te wassen in hemelse dingen of verworpen hebben omdat het meer zinde de neiging des harten te volgen. USG2 307 2 De deeltjes van de Geest der Profetie en ook de Getuigenissen moeten te vinden zijn in elk Sabbatvierend gezin en de broeders moeten de waarde daarvan kennen en aangemoedigd worden, ze te lezen. Het was niet het beste plan, deze boeken wat achteraf te plaatsen door in een gemeente sléchts één enkel exemplaar van de volledige uitgave te hebben. Ze moeten gevonden worden in de boekenverzameling van elk gezin en gelezen en herlezen worden. Plaatst ze daar waar ze door velen gelezen kunnen worden. USG2 308 1 Laten predikanten en leken bedenken dat de evangeliewaarheid verhardt wanneer ze niet redt. De verwerping van het licht houdt de mensen gevangen, gekluisterd door ketenen van duisternis en ongeloof. De ziel die weigert van dag tot dag te luisteren naar de uitnodiging der barmhartigheid, kan gemakkelijk luisteren naar het dringendste betoog zonder dat zijn ziel er door wordt beroerd. Als Gods mede-arbeiders, hebben we meer brandende Godsvrucht en minder zelfverheerlijking nodig. Die geheel en al op zichzelf betrouwen, zullen in de Getuigenissen van Zijn Geest minder en minder van God zien. HOE TERECHTWIJZING TE AANVAARDEN USG2 308 2 Die door de Geest van God zijn terechtgewezen, móeten niet opstandig worden tegen hef nederige instrument. Hef is God, en niet een dwalende sterveling, Die gesproken heeft om hen van de ondergang te redden. Het ligt de menselijke aard niet om vermaand te worden; evenmin is ‘s mensen hart a|s het niet verlicht is door de Geest van God, in staat zich de noodzakelijkheid van de vermaning, of de zegen die daaruit voort kan vloeien, te beseffen. Wanneer de mens in de verleiding valt en zich aan zonde overgeeft, wordt zijn verstand verduisterd. Het zedelijk bewustzijn wordt verdorven. Naar de waarschuwende stem van het geweten wordt niet geluisterd, zodat die op het laatst helemaal niet meer wordt gehoord. Langzamerhand verliest hij de macht om tussen góed en kwaad te onderscheiden, totdat hij geen goed begrip meer heeft van zijn standpunt tegenover God. Hij mag dan nog de vormen van de godsdienst waarnemen en zich ijverig aan zijn leerstellingen houden, maar de geest daarvan bezit hij niet meer. Zijn toekomst is gelijk die welke beschreven is door de Trouwe Getuige: "Gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden en heb geens dings gebrek; en gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt." Wanneer de Geest van God, door een boodschap der vermaning, zegt dat dit zijn toestand is, kan hij niet zien dat de boodschap waar is. Moet hij daarom de waarschuwing verwerpen? Neen. USG2 309 1 God heeft voldoende bewijs gegeven, zodat allen die dat willen, zich een oordeel kunnen vormen over het karakter van de Getuigenissen, en wanneer ze dan hebben vastgelegd dat ze uit God zijn, is het hun plicht de vermaning te aanvaarden, al zien ze ook zelf niet de zondigheid van hun handelwijze. Zouden ze zich ten volle hun toestand bewust zijn, waarom zou dan vermaning nodig zijn? Maar omdat ze zich die niet bewust zijn, houdt God in Zijn barmhartigheid hun die toestand voor, opdat ze tot inkeer komen en verandering aanbrengen alvorens het te laat is. Die de waarschuwing verachten, zullen in blindheid gelaten worden, zodat ze tof zelfmisleiding komen; maar die er acht op slaan en ijverig beginnen zich van hun zonden los te maken om in het bezit te komen van de nodige deugden, zullen de deur van hun hart openzetten opdat de liefdevolle Heiland kan binnengaan en in hen woning maken. Die het nauwst met God verbonden zijn, zijn degenen die Zijn stem kennen wanneer Hij tot hen spreekt. Die geestelijk zijn ingesteld, onderscheiden de geestelijke dingen. Die zullen dankbaar zijn dat God hen op hun fouten heeft gewezen. USG2 309 2 David leerde wijsheid uit Gods doen met hem en boog zich ootmoedig onder de kastijding des Allerhoogsten. De juiste schildering van zijn toestand door de profeet Nathan maakte David bekend met zijn eigen zonden en hielp hem om die weg te doen. Hij onderwierp zich zachtmoedig aan de gegeven raad en verootmoedigde zich voor God. "De wet des Heren", riep hij uit, "is volmaakt, bekerende de ziel." USG2 309 3 "Indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deel-achtig zijn geworden, zo zijt gij.... niet zonen." Hebreeën 12:8. Onze Here heeft gezegd: "Zo wie Ik lief heb, die bestraf en kastijd Ik." Openbaring 3 : 19. "Alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid aan degenen die er door geoefend zijn." Hebreeën 12:11. Hoe bitter de tucht ook is, zo wordt deze toch toegepast door de tedere liefde des Vaders, "opdat wij Zijn heiligheid zouden deelachtig worden". ------------------------Hoofdstuk 41--Een Ongeoorloofd Onderscheid USG2 310 1 Sommigen hebben het standpunt ingenomen dat de waarschuwingen en vermaningen, door de Here gegeven aan. Zijn dienstmaagd, tenzij ze komen door een speciaal gezicht voor elk persoonlijk geval, eigenlijk niet van meer gewicht zijn dan raadgevingen en waarschuwingen uit andere bronnen. In sommige gevallen is het zo voorgesteld dat wanneer ik een getuigenis gaf voor gemeenten of personen, ik beïnvloed was te schrijven zo-als ik deed door brieven ontvangen van leden van de gemeente. Dan zijn er geweest die beweerden dat getuigenissen waarvan gezegd werd dat ze waren ge-geven door Gods Geest, louter mijn eigen zienswijze weergaven, gegrond op inlichtingen verkregen uit menselijke bronnen. Deze bewering is volkomen vals. USG2 310 2 Wanneer echter in antwoord op een vraag, gezegde of beroep van gemeenten of personen een getuigenis is geschreven, dat hef licht brengt dat God hen dienaan-gaande heeft gegeven, dan doet het feit dat hef op deze 1889, Vol. 5, blz. 683--691 (Wezen en invloed van de Getuigenissen) manier is verschenen, niets af van zijn waarde of belangrijkheid. Ik citeer uit Getuigenis 31 enkele gedeelten die dit punt juist aansnijden: USG2 311 1 "Hoe was het met de apostel Paulus? Het nieuws dat hij ontving door het huishouden van Chloë over de toestand van dé gemeente te Corinthe, was voor hem een aanleiding zijn eerste brief aan die gemeente te schrijven. Privé-brieven hadden hem bereikt, die de feiten meldden zoals ze waren, en in zijn antwoord legde hij enkele beginselen die, wanneer ze werden nagevolgd, de bestaande verkeerdheden zouden verbeteren. Met grote tederheid en wijsheid vermaant hij hen, dat ze allen dezelfde dingen zullen spreken en dat er onder hen geen verdeeldheid moest zijn. USG2 311 2 "Paulus was een geïnspireerde apostel, evenwel openbaarde de Here hem niet te allen tijde hoe precies de toestand van Zijn volk was. Die hart hadden voor de bloei van de gemeente en verkeerdheden zagen binnensluipen, legden hem de zaak bloot en uit het licht dat hij voordien ontvangen had, was hij in staat het ware karakter van deze ontwikkelingen te beoordelen. Omdat de Here hem niet een nieuwe openbaring van dat bijzondere geval had gegeven, legden degenen die werkelijk naar licht zochten, zijn boodschap niet terzijde, als ware het een doodgewone brief. Wel neen! De Here had hem de moeilijkheden en gevaren getoond die in de gemeenten zich zouden voordoen, opdat, wanneer deze zich zouden ontwikkelen, hij weten kon hoe daartegen in te gaan. USG2 311 3 "Hij was gesteld ter bescherming van de Gemeente. Hij moest over zielen waken als iemand die God verantwoording schuldig is, en zou hij dan geen aandacht schenken aan de brieven over hun toestand van anarchie en verdeeldheid? Wel wis en zeker; en de terechtwijzing die hij hen zond, was even zeker geschreven onder de inspiratie van Gods Geest als zijn andere brieven. Maar toen die terechtwijzigingen kwamen, wilden sommigen zich daardoor niet laten verbeteren. Zij namen het standpunt in dat God niet tot hen door Paulus had gesproken, dat hij als mens louter zijn eigen opinie had weergegeven, en zij waren de mening toegedaan dat hun oordeel net zo goed was als dat van Paulus. Zo is het ook gesteld met velen onder ons volk die afgeweken zijn van de oude bakens en die hun eigen zienswijze hebben gevolgd." USG2 312 1 Wanneer onze mensen dit standpunt ingenomen hebben, kunnen de bijzondere waarschuwingen en raadgevingen door de Geest der Profetie hen niet beïnvloeden een hervorming in leven en karakter aan te brengen. De Here heeft geen visioen gegeven om elk gevaar dat zich kan voordoen door de verscheidenheid van inzichten van Zijn volk in de ontwikkeling van Zijn werk, op te vangen. Maar Hij heeft mij laten zien dat het in verleden tijden Zijn wijze van doen met Zijn Gemeente is geweest om Zijn uitverkoren dienstknechten op de hoogte te stellen van de noden en gevaren van Zijn werk en van personen, en hen te belasten met het doorgeven van raad en waarschuwing. USG2 312 2 Zo heeft in vele gevallen God mij licht gegeven inzake bepaalde karakterfouten in leden van de Gemeente, alsook de gevaren voor de persoon in kwestie en het werk, indien deze fouten niet werden verbeterd. Onder bepaalde omstandigheden kunnen verkeerde neigingen zich sterk ontwikkelen en wortel schieten, met als gevolg schade voor Gods werk en ondergang van de bewuste persoon. Soms, wanneer bijzondere gevaren het werk Gods of bepaalde personen bedreigen, komt een boodschap des Heren tot mij, hetzij in een droom of in een nachtgezicht, en die gevallen worden mij helder ingescherpt. Ik hoor een stem die tot mij zegt: "Sta op en schrijf; deze zielen zijn in gevaar." Ik gehoorzaam de aandrijving van de Geest Gods, en mijn pen schildert hun ware toestand. Wanneer ik op reis ben en in ver-schillende plaatsen voor de mensen sta, brengt de Geest des Heren mij de gevallen welke mij getoond zijn, helder voor ogen en maakt mij de tevoren gegeven kwestie opnieuw indachtig. USG2 313 1 Gedurende de laatste vijf en veertig jarenheeft de Here mij de noden van Zijn werk en de gevallen van bepaalde personen in elke ervaringstoestand geopenbaard, en mij laten zien waar en hoe zij hebben gefaald een Christelijk karakter te vervolmaken. USG2 313 2 De geschiedenis van honderden gevallen is mij voorgehouden, en wat Hij goedkeurt en wat Hij veroordeelt, is mij absoluut duidelijk gemaakt. God heeft mij laten zien dat een bepaalde handelwijze, zo die gevolgd werd, of bepaalde karaktertrekken, zo daaraan werd toegegeven, bepaalde resultaten ten gevolge zouden hebben. Zo heeft Hij mij geoefend en geschoold, opdat ik de gevaren die zielen bedreigen, zou zien en Zijn volk zou onderrichten en waarschuwen, regel op regel, gebod op gebod, opdat ze niet onwetend zouden staan tegenover Satans listen om aldus aan zijn strikken te ontkomen. USG2 313 3 Het werk dat de Here voor mij heeft uitgestippeld, bestaat daarin om oud en jong, goed onderlegden en niet-onderlegden aan te zetten voor zichzelf de Schriften te onderzoeken; om allen in te scherpen dat de studie van Gods Woord de geest zal verruimen en elk talent zal bekrachtigen, waardoor het intellect in staat gesteld wordt om met diepgaande, vèrstrekkende problemen der waarheid te worstelen; om de zekerheid te bieden dat de heldere kennis van de Bijbel alle andere kennis overtreft, door van de mens te maken wat God wil dat hij zal zijn. "De opening Uwer woorden geeft licht, de eenvoudigen verstandig makende." Psalm 119 : 130. USG2 313 4 Gezien het licht dat verkregen wordt door de studie van Zijn Woord, met de bijzondere kennis, gegeven van persoonlijke gevallen onder Zijn volk onder alle omstandigheden en in elke opvolgende ervaringstoestand, kan ik dan nu verkeren in dezelfde onwetendheid, dezelfde verstandelijke onzekerheid en geestelijke blindheid als aan het begin van deze ervaring? Willen mijn broeders zeggen dat Zuster White zo'n domme leerlinge is geweest dat haar oordeel op dit gebied niet beter is dan vóór zij de school van Christus binnenging om opgeleid en geoefend te worden voor een bijzonder werk? Bezit ik niet méér oordeel ten opzichte van de plichten en gevaren van Gods volk dan degenen wie deze dingen nooit zijn voorgehouden? Ik zou niet gaarne mijn Schepper te schande maken door de erkenning dat al dit licht, al het vertoon van Zijn ontzaglijke kracht in mijn werk en ervaring, waardeloos is geweest, dat het mijn oordeei niet gevormd heeft noch mij beter geschikt heeft ge-maakt voor mijn werk. USG2 314 1 Wanneer ik zie hoe mannen en vrouwen dezelfde weg gaan of dezelfde neigingen koesteren die andere zielen in gevaar hebben gebracht en Gods werk benadeeld hebben, terwijl God ze telkens en telkens weer heeft berispt, hoe kan ik mij dan niet verontrust gevoelen? Wanneer ik bedeesde zielen aanschouw die gebukt gaan onder een gevoel van hun onvolmaaktheden, en toch ernstig streven om datgene te doen wat goed is in Gods oog, en weet dat God goedgunstig op hen neerziet om hun trouwe pogingen, zal ik dan geen woord van be-moediging spreken tot deze arme, bevende zielen? Zal ik mijn mond houden omdat elk geval afzonderlijk mij niet rechtstreeks in een visioen wordt voorgehouden? USG2 314 2 "Wanneer daarentegen de wachter het zwaard ziet komen en blaast niet met de bazuin, zodat het volk niet is gewaarschuwd, en het zwaard komt en neemt een ziel uit hen weg, die is wel in zijn ongerechtigheid weggenomen, maar zijn bloed zal Ik van de hand des wachters eisen. Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tof een wachter gesteld over het huis Israëls, zo zult gij het woord uit Mijn mond horen en hen van Mijnentwege waarschuwen. Als Ik tot de goddeloze zeg: o, goddeloze! gij zult de dood sterven --, en gij spreekt niet om de goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. Maar als gij de goddeloze van zijn weg afmaant, opdat hij zich daarvan bekere, en hij zich van zijn weg niet bekeert, zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven, maar gij hebt uw ziel bevrijd." Ezechiël 33 : 6--9. USG2 315 1 Onlangs werd ik in een droom geplaatst voor een vergadering van mensen van wie sommigen zich beijverden de indruk weg te nemen van een zeer ernstig getuigenis ter waarschuwing, dat ik hun had gegeven. Ze zeiden: "We geloven Zuster White's getuigenissen, maar wanneer ze ons dingen vertelt die ze niet rechtstreeks in een visicen betreffende het onderhavige geval heeft gezien, dan zijn haar woorden voor ons niet van meer waarde dan de woorden van wie ook." De Geest des Heren kwam over mij en ik stond op en wees hen terecht in de Naam des Heren. Ik herhaalde in hoofdzaak wat ik hier boven heb weergegeven ten aanzien van de wachter. Dit, zei ik, is van toepassing op uw geval en het mijne. USG2 315 2 Wanneer nu degenen voor wie deze ernstige waarschuwingen zijn bestemd, zeggen: "Dat is enkel de persoonlijke zienswijze van Zuster White; ik zal zo vrij zijn mijn eigen inzicht te volgen," en wanneer ze voortgaan die dingen te doen waartegen ze gewaarschuwd zijn, dan tonen ze hoe ze de raad Gods verachten, en het resultaat is overeenkomstig hetgeen de Geest van God mij heeft getoond -- benadeling van Gods werk en hun eigen ondergang. Sommigen die hun eigen positie willen versterken, zullen gezegden uit de Getuigenissen naar voren brengen die, naar zij denken, hun zienswijzen zullen steunen en versterken; maar wat twijfel wekt aan hun handelingen of wat niet overeenstemt met hun in-zichten, is dan volgens hen de mening van Zuster White; ze ontkennen de hemelse oorsprong daarvan en plaatsen die op één lijn met hun eigen oordeel. USG2 315 3 Wanneer u, mijn broeders, die met mij en mijn werk sinds vele jaren bekend bent, de zienswijze huldigt dat mijn raadgeving van niet meer waarde is dan de raad van hen die niet bijzonder voor dit werk zijn geschikt gemaakt, vraagt mij dan niet om mij met u te verenigen in de arbeid; want als u dit standpunt inneemt, zult u onvermijdelijk de invloed van mijn werk tegenstaan. Wanneer u zich even veilig voelt in het navolgen van uw eigen ingevingen als in het navolgen van het licht dat gegeven is door Gods uitverkoren dienstmaagd, dan hebt u het gevaar aan uzelf te wijten; u zult veroordeeld worden omdat ze het licht verwierp dat de hemel u heeft doen toekomen. GODS MIDDELEN OM DE HARTEN TE BEREIKEN USG2 316 1 Toen ik te.... was, kwam in de nachtelijke uren de Here tot mij en sprak kostelijke woorden van bemoedi-ging aangaande mijn werk, dezelfde boodschap her-halende die mij enige tijd tevoren gegeven was. Ten aanzien van hen die zich hadden afgewend van het hun gezonden licht, zei Hij: "In hun minachting voor en verwerping van het getuigenis dat Ik u ter verkondiging gegeven heb, hebben ze niet u, maar Mij, uw Here, geminacht." USG2 316 2 Indien zij die eigenzinnig en vol zelfvoldaanheid zijn, onbelet hun eigen weg gaan, hoe zal het er in de Gemeente dan wel uitzien? Hoe zullen de fouten van die koppigen en eerzuchtigen verbeterd worden? Door welke middelen zal God hen bereiken? Hoe zal Hij orde op de gang van zaken in Zijn Gemeente stellen? Verschil van zienswijze doet zich aanhoudend voor en afval brengt de Gemeente vaak in moeiten. USG2 316 3 Wanneer strijd en verdeeldheid ontstaan, beweren alle partijen gelijk te hebben en zich van geen kwaad bewust te zijn; en zij zullen zich niet laten onderwijzen door hen die lang de last van het werk hebben gedragen en die --- dat kunnen ze weten -- geleid zijn door de Here. Licht is gezonden om hun duisternis te verdrijven, maar ze zijn te trots van hart om dat aan te nemen en zij verkiezen de duisternis. Zij verachten de raad Gods omdat die niet overeenstemt met hun zienswijzen en plannen en ze blijven hun verkeerde karaktertrekken koesteren. Het werk van Gods Geest, dat hen in de juiste positie zou plaatsen wanneer ze het wilden aannemen, is niet gekomen op een manier die hun behaagde en hun eigengerechtigheid vleide. Zij beweren dat niet meer vertrouwen gehecht moet worden aan het oordeel van iemand die zo'n lange ervaring heeft opgedaan dan aan dat van wie ook. Is het Gods bedoeling dat zij aldus handelen, of is hef de bijzondere werking van de vijand van alle gerechtigheid om zielen in hun dwaling te houden, ten einde hen te binden met de sterke koorden der misleiding, die niet verbroken kunnen worden, omdat ze zich geplaatst hebben buiten het bereik van de middelen die God heeft verordineerd ten opzichte van Zijn Gemeente? USG2 317 1 De berispingen, de waarschuwingen, de terechtwij-zingen van de Here zijn aan Zijn Gemeente gegeven door alle eeuwen heen. Ten tijde van Christus werden deze waarschuwingen veracht en verworpen door de eigengerechtigde Farizeeën die beweerden dat ze zulke terechtwijzigingen niet nodig hadden en dat hun onrecht werd aangedaan. Zij wilden het woord des Heren door Zijn dienstknechten niet aannemen omdat het tegen hun lusten indruiste. Zou de Here een visioen geven dat precies zou slaan op deze klasse van mensen in onze tijd en de vinger leggen op hun fouten, hun eigengerechtigheid berispen en hun zonden veroordelen, dan zouden ze opstandig worden evenals de inwoners van Nazareth toen Christus hen hun ware toestand toonde. USG2 317 2 Wanneer deze mensen hun hart voor God niet verootmoedigen, wanneer ze gehoor geven aan de influisteringen van Satan, zullen twijfel en ongeloof bezit nemen van de ziel en zullen zij alles in een verkeerd licht zien. Als het zaad des twijfels eenmaal in hun harten is gezaaid, zullen ze een overvloedige oogst kunnen binnenhalen. Ze zullen wantrouwig en ongelovig worden tegenover waarheden die duidelijk en vol schoonheid zijn voor anderen die zich niet hebben geschoold in het ongeloof. USG2 317 3 Die het verstand zó oefenen dat ze alles aangrijpen wat ze als een spijker kunnen gebruiken om hun twijfel aan op te hangen en die gedachten ook aan anderen kenbaar maken, zullen altijd genegenheid vinden om te twijfelen. Zij zullen achter alles een vraagteken zetten, en critiek uitoefenen op alles wat naar voren komt bij het ontvouwen der waarheid, critiek uitoefenen op het werk en de positie van anderen, op elke vertakking van het werk waarin zij zelf geen deel hebben. Zij zullen teren op dwalingen, vergissingen en fouten van anderen, "tot", zo zei de engel, "de Here Jezus zal opstaan van Zijn middelaarswerk in het hemelse heiligdom en Zich zal bekleden met de klederen der wrake om hen te verrassen op hun onheilig feest, en dan zullen ze zich onvoorbereid vinden voor het bruiloftsmaal van het Lam." Hun smaak is zó verdorven geworden, dat ze geneigd zouden zijn zelfs critiek uit te oefenen op de tafel des Heren in Zijn Koninkrijk. USG2 318 1 Heeft God ooit aan deze zichzelf misleidende mensen verklaard dat geen vermaningen en terechtwijzingen van Hem enig gewicht hebben dan wanneer deze rechtstreeks door een gezicht worden geopenbaard? Ik blijf even op dit punt wijzen, omdat het standpunt dat velen nu innemen, een misleiding is van Satan om zielen ten ondergang te voeren. Wanneer hij hen door zijn drogredenen in de val heeft gelokt en zwak gemaakt, zodat wanneer ze vermaand worden, ze blijven volharden om de werken van Gods Geest te niet te doen, zal zijn zege over hen volkomen zijn. Sommigen die zich zo rechtvaardig voordoen, zullen evenals Judas hun Here verraden en overleveren in de handen van Zijn bitterste vijanden. Deze mensen vol zelfvertrouwen, die vast besloten zijn hun eigen weg te gaan en op hun eigen ideeën te blijven staan, zullen van kwaad tot erger vervallen, tenzij ze hun persoonlijke zienswijze opgeven en een andere koers inslaan. Als blinden zullen ze op de verkeerde weg voortgaan, maar evenals de misleide Farizeeën, zo zeker in hun eigenwaan dat ze denken daarmede God te dienen. Christus schilderde het doen van een bepaalde klasse, wanneer ze de kans krijgen hun ware aard te tonen: "En gij zult overgeleverd wor-den ook van ouders en broeders, verwanten en vrienden; en zij zullen sommigen uit u doden." Lucas 21 : 16. USG2 318 2 God heeft mij een omlijnde, ernstige ervaring laten opdoen in verband met Zijn werk; en u kunt er zeker van zijn dat, zolang mijn leven gespaard wordt, ik niet zal ophouden een waarschuwende stem, zoals ingegeven door de Geest Gods, te laten horen, of de mensen nu wel of niet naar mij willen luisteren. Ik bezit geen bepaalde wijsheid van mijzelf; ik ben slechts een instrument in des Heren handen om het werk te doen dat Hij mij wil laten. doen. De raadgevingen, die ik mondeling of door mijn pen gegeven heb, zijn een uitdrukking geweest van het licht dat God mij heeft gegeven. Ik heb getracht u de beginselen voor te houden die de Geest van God in mijn verstand heeft gegrift en op mijn hart heeft geschreven. USG2 319 1 En nu, broeders, smeek ik u, u niet fe plaatsen tussen mij en het volk om het licht te onderscheppen dat God over hen wil doen vallen. Neemt niet door uw critiek uit de Getuigenissen al de macht en de kracht en de kern weg die daarin liggen. Denkt niet dat u ze van nul en gener waarde kunt maken door het spuien van uw eigen ideeën, door te beweren dat God u bekwaam gemaakt heeft te onderscheiden wat licht van de hemel en wat de uitdrukking is van louter menselijke wijsheid. Spreken de Getuigenissen niet in harmonie met Gods Woord, verwerp ze dan. Christus en Belial kunnen niet één zijn. Brengt om Christus' wille geen verwarring in de gedachten van de mensen door menselijke drogredenen en twijfelzucht, en maakt het werk dat God wil doen, niet van nul en gener waarde. Maakt door uw gebrek aan geestelijk onderscheidingsvermogen van het middel Gods niet een steen des aanstoots, waardoor velen zouden struikelen en vallen en een prooi van Satan zouden worden. ------------------------Hoofdstuk 42--De Verborgenheden van de Bijbel EEN BEWIJS VAN DE INSPIRATIE GODS USG2 320 1 "Zult gij de onderzoekingen Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe de Almachtige vinden? Zij is als de hoogten der hemelen; wat kunt gij doen? Dieper dan de hel; wat kunt gij weten?" Job. 11 : 7, 8. "Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de Here. Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzó zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan ulieder gedachten." Jesaja 55 : 8, 9. "Ik immers ben God, en er is geen ander God, en niemand is Mij gelijk; Ik, Die van den beginne de afloop verkondig en van ouds wat nog niet geschied is." Jesaja 46 :9, 10. N.V: Het is onmogelijk voor het eindige verstand der mensen, het karakter of de werken van de Oneindige ten volle te begrijpen. Voor het scherpste verstand, voor de machtigste en meest geschoolde geest moet dat heilige Wezen altijd in verborgenheid gehuld blijven. USG2 320 2 De apostel Paulus roept uit: "O diepte des rijkdoms beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!" Romeinen 11 : 33. Maar al "zijn rondom Hem wolken en donkerheid: gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons". Psalm 97 : 2. Zo ver kunnen wij Zijn handelwijze met ons en de beweegredenen waardoor Hij wordt gedreven, begrijpen, dat we een grenzeloze liefde en barmhartigheid, verbonden met oneindige macht, kunnen ontdekken. Wij kunnen precies zoveel van Zijn opzet verstaan als goed voor ons is; en buiten dit alles moeten we vertrouwen op de macht van de Almachtige, de liefde en wijsheid van de Vader en 1889, Vol. 5, blz. 698--711 USG2 320 3 Heerser over alles. Evenals het karakter van zijn Goddelijke Maker, plaatst het Woord van God ons voor verborgenheden die door sterfelijke wezens nooit algeheel kunnen begrepen worden. Het richt onze gedachten op de Schepper, Die "een ontoegankelijk licht bewoont". 1 Timotheüs 6:16. Het brengt ons Zijn doelstellingen, die al de eeuwen van de geschiedenis der mensheid omvatten en die enkel in de eindeloze kringloop der eeuwigheid hun vervulling zullen krijgen. Het vraagt onze aandacht voor onderwerpen van oneindige diepte en belangrijkheid ten aanzien van de heerschappij van God en het lot des mensen. USG2 321 1 Het komen van de zonde in de wereld, de vlees-wording van Christus, wedergeboorte, opstanding en vele andere onderwerpen die in de Bijbel te vinden zijn, zijn verborgenheden, te diep voor de menselijke geest om te verklaren of zelfs ten volle te verstaan. Maar God heeft ons in de Schriften voldoende bewijs gegeven van hun Goddelijk karakter, en wij moeten niet aan Zijn Woord gaan twijfelen omdat we al de verborgenheden van Zijn voorzienigheid niet kunnen begrijpen. USG2 321 2 De gedeelten van de Bijbel waarin deze grote onderwerpen vóórkomen, moeten niet overgeslagen worden als zijnde van geen nut voor de mens. Al wat God ons heeft willen bekend maken, moeten we aannemen op het gezag van Zijn Woord. Al wordt ook maar alleen een vermelding van feiten gegeven, zonder verklaring van het hoe en waarom, zo moeten we, al kunnen we het niet begrijpen, dat toch als waar aannemen, omdat God het gezegd heeft. De gehele moeilijkheid ligt in de zwakheid en begrensdheid van het menselijke verstand. EENVOUD EN MAJESTEIT DER GODDELIJKE OPENBARINGEN USG2 321 3 Petrus zegt dat er in de Schriften "dingen zijn zwaar om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien.... tot hun eigen verderf". 2 Petrus 3:16. De moeilijkheden van de Schrift zijn door twijfelzuchtigen aangevoerd als een argument tegen de Bijbel; maar in tegenstelling hiermede bieden ze een sterk bewijs dat hij door God is ingegeven. Wanneer daarin geen verslag van God voorkwam dan hetgeen wij gemakkelijk konden begrijpen; wanneer Zijn grootheid en majesteit omvat konden worden door het eindige verstand, dan zou de Bijbel niet de onmiskenbare bewijzen inhouden van Goddelijk gezag. Juist de grootheid en verborgenheid der geboden onderwerpen moesten daarin, als Gods Woord, tot geloof bewegen. USG2 322 1 De Bijbel ontvouwt waarheid met een eenvoud en een volmaakte aanpassing aan de noden en verlangens van het menselijke hart, dat de meest geleerde geesten heeft verbaasd en bekoord, omdat het de nederigen en ongeleerden in staat stelt de weg der zaligheid te onderscheiden. En nochtans gaan deze eenvoudig vermelde waarheden over onderwerpen, zo verheven, zo diep van betekenis, zo ver uitgaand boven de macht van het menselijke verstand, dat we ze enkel en alleen kunnen aan-nemen omdat God ze gesproken heeft. Aldus wordt het verlossingsplan voor ons ontvouwd, zodat elke ziel de weg kan zien die hij moet. gaan om berouwvol tot God en in het geloof tot onze Here Jezus Christus te komen, ten einde gered te worden langs de door God gestelde weg; en toch liggen onder deze waarheden, die zo gemakkelijk te verstaan zijn, verborgenheden die Zijn heerlijkheid verbergen -- verborgenheden die de zoekende geest overstelpen en nochtans de oprechte zoeker naar waarheid met eerbied en geloof bezielen. Hoe meer hij de Schriften onderzoekt, des te dieper is zijn overtuiging dat ze het Woord zijn van de levende God, en buigt de menselijke rede zich voor de majesteit van de Goddelijke openbaring. USG2 322 2 Zij worden gezegend met het helderste licht, die bereid zijn de levende Godsspraken aangaande het gezag van God aan te nemen. Wanneer hun gevraagd wordt bepaalde gezegden te verklaren, kunnen ze slechts antwoorden: "Het staat zo geschreven in de Bijbel." Ze zijn verplicht fe erkennen dat ze de werking van de Goddelijke macht en de openbaring van de Goddelijke wijsheid niet kunnen verklaren. Het is zoals de Here het bedoelde, dat we ons gedwongen zien enkele dingen alleen door het geloot te aanvaarden. Door dit te erkennen, geeft men eenvoudig toe dat het eindige verstand niet in staat is het oneindige te omvatten; dat de mens met zijn beperkte, menselijke kennis de doelstellingen van de Almachtige niet kan verstaan. USG2 323 1 Omdat zij al Zijn verborgenheden niet kunnen door-gronden, verwerpen de twijfelaars en de ongelovigen Gods Woord; en niet allen die belijden de Bijbel te geloven, staan veilig tegenover de verleiding op dit punt. In dat verband zegt de apostel: "Ziet toe, broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een boos, ongelovig hart, om af te wijken van de levende God." Hebreeën 3:12. Mensen die geschoold zijn om critiek uit te oefenen, te twijfelen en te vitten omdat zij de doelstellingen Gods niet kunnen doorgronden, zullen "in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid vallen". Hebreeën 4:11. Het is goed de leer van de Bijbel nauwgezet te bestuderen en de "diepten Gods" ( 1 Corinthe 2 : 10) te doorzoeken, zover als ze in de Schrift staan geopenbaard. Terwijl "de verborgene dingen zijn voor de Here, onze God", "zijn de geopenbaarde voor ons en voor onze kinderen". Deuteronomium 29 : 29. USG2 323 2 Maar het is Satans opzet de tof naspeuring gestelde krachten des geestes te verderven. Met het naspeuren van Bijbelse waarheid gaat een zekere hovaardij gepaard, zodat de mensen zich verslagen voelen en ongeduldig worden wanneer ze niet elk Schriftgedeelte tot hun voldoening kunnen verklaren. Ze voelen zich fe vernederd wanneer ze moeten erkennen, de geïnspireerde woorden niet te begrijpen. Ze zijn onwillig om geduldig te wachten tot God de tijd gekomen acht hun de waarheid te openbaren. Ze voelen dat hun niet geholpen menselijke wijsheid voldoende is hen de Schriften te doen verstaan; en falen ze dan hierin, dan gaan ze haar gezag loochenen. USG2 323 3 Het is waar dat vele theorieën en leerstellingen die men algemeen beschouwt als door de Bijbel geleerd, geen grond in de Schriften hebben, ja zelfs in tegen-spraak zijn met de strekking der inspiratie. Deze dingen zijn voor vele mensen een oorzaak van twijfel en verwarring geweest. Dat is echter niet de schuld van Gods Woord, maar van de menselijke verdraaiing daarvan. De moeilijkheden in de Bijbel werpen geen blaam op Gods wijsheid; zij zullen niet de ondergang van wie ook ten gevolge hebben, die niet ten ondergang zouden gegaan zijn indien zulke moeilijkheden niet hadden bestaan. Hadden er geen verborgenheden in de Bijbel gestaan die hen tot twijfel roepen, dan zouden diezelfde mensen, door hun persoonlijk gebrek aan geestelijk onderschei-dingsvermogen, in de duidelijkste uitingen Gods een oorzaak tot struikelen gevonden hebben. USG2 324 1 Mannen die zich verbeelden in het bezit te zijn van geestelijke krachten, zó verheven, dat ze een verklaring kunnen vinden van al de wegen en werken Gods, proberen de menselijke wijsheid te verheffen tot de mate van de Goddelijke en de mens te verheerlijken als God. Zij herhalen enkel datgene wat Satan aan Eva in het Paradijs verkondigde: "Gij zult als God zijn." Genesis 3: 5. Satan viel door zijn eerzucht om God gelijk te zijn. Hij verlangde binnen te dringen in de Goddelijke beraadslagingen en doelstellingen, waarvan hij was uitgesloten door zijn eigen onbekwaamheid, als een geschapen wezen, om de wijsheid van de Oneindige te begrijpen. Hef was die eergierige hovaardij, die hem tot opstand aanzette, en door diezelfde middelen probeert hij de ondergang van de mens fe bewerkstelligen. ONDOORGRONDELIJKE DIEPTEN DER WAARHEID USG2 324 2 Er zijn verborgenheden in het verlossingsplan -- de vernedering van Gods Zoon, opdat Hij gevonden zou worden in de gestalte eens mensen, de wonderbaarlijke liefde en minzaamheid des Vaders in het geven van Zijn Zoon -- die voor de hemelse engelen onderwerpen zijn om zich aanhoudend over te verwonderen. Petrus, sprekende over de openbaringen aan de profeten gegeven ten aanzien van "het lijden des Heren en de heerlijkheid daarna volgende" zegt dat dit dingen zijn welke "de engelen begerig zijn om in te zien". En dat alles zal de studie der verlosten zijn door de tijden der eeuwigheid. Wanneer zij zich verdiepen in het werk Gods van schepping en verlossing, zal aan hun verbaasd en verheugd verstand nieuwe waarheid zich steeds ontvouwen. Wanneer zij meer en meer leren van de wijsheid, de liefde en de macht Gods, zal hun inzicht aanhoudend toenemen en zal hun vreugde groeien. USG2 325 1 Wanneer het voor geschapen wezens mogelijk zou zijn tot een volledig begrip van God en Zijn werken te komen, dan, na dit punt bereikt te hebben, zou er voor hen geen verdere ontdekking der waarheid zijn, geen groei in kennis, geen verdere ontwikkeling van verstand of hart. God zou niet langer de Allerhoogste zijn, en de mensen, de grens van hun kennen en talenten bereikt hebbende, zouden blijven steken in hun wasdom. Laat ons God danken dat het niet zo is. God is oneindig; in Hem zijn "al de schatten der wijsheid en der kennis". En in alle eeuwigheid zullen de mensen altijd mogen vorsen, altijd leren, en nochtans zullen zij de schatten van Zijn wijsheid, Zijn goedheid en Zijn macht nooit kunnen uitpuften. USG2 325 2 Het is Gods voornemen dat zelfs in dit leven de waarheid zich altijd aan Zijn volk zal ontvouwen. Er is slechts één weg waarin deze kennis kan verkregen worden. Wij kunnen tot een verstaan van Gods Woord alleen komen door een verlichting van die Geest waardoor het Woord werd gegeven. "Niemand weet hetgeen van God is, dan de Geest Gods"; "want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods." 1 Corinthe 2:11, 10. En ‘s Heilands belofte tot Zijn navolgers luidde: "Wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden.... Want Hij zal het uit het Mijne nemen en zal het u verkondigen." Johannes 16 : 13, 14. USG2 325 3 God verlangt dat de mens zijn verstandelijke krachten zal oefenen; en de bestudering van de Bijbel zal de geest versterken en verheffen zoals geen andere studie dat kan. Het is de beste verstandelijke als ook geestelijke oefening van het menselijke verstand. Nochtans moeten we oppassen dat we de rede niet vergoddelijken, hetgeen, gezien de zwakheid en gebrekkigheid der mensheid, zou kunnen gebeuren. Wanneer we niet willen dat de Schriften verduisterd zijn voor ons begrip, zodat de duidelijkste waarheden niet begrepen worden, dan moeten we de eenvoud en het geloof van een kindeke bezitten, bereid zijn te leren en de hulp van de Heilige Geest vragen. Een erkenning van de macht en de wijsheid Gods, en van onze onbekwaamheid om Zijn grootheid te begrijpen, zou ons met ootmoed bezielen, en dan zouden we, wanneer we in Zijn tegenwoordigheid wilden komen, Zijn Woord openen met een heilig ontzag. Wanneer wij de Bijbel ter hand nemen, moet de rede een gezag erkennen dat ver boven haar uitgaat, en hart en intellect moeten zich buigen voor de grote IK BEN. GODDELIJKE VOORLICHTING BELOOFD USG2 326 1 Wij zullen alleen groeien in ware geestelijke kennis wanneer we ons onze eigen kleinheid en onze algehele afhankelijkheid van God bewust zijn; maar allen die tot de Bijbel komen met een ontvankelijke en biddende geest, om wat daarin staat te bestuderen als Gods Woord, zullen Goddelijke voorlichting ontvangen. Er zijn vele dingen, ogenschijnlijk moeilijk of duister, die God duidelijk en eenvoudig wil maken voor hen die aldus zoeken om ze te begrijpen. USG2 326 2 Het gebeurt soms dat mannen van intellectuele bekwaamheid, met goede scholing en beschaving, bepaalde Schriftgedeelten niet begrijpen, terwijl anderen die niet geschoold zijn, wier begrip zwak lijkt en wier verstand niet zo geoefend is, de betekenis vatten en kracht en troost vinden in datgene wat de eersten als een verborgenheid zagen of het als onbelangrijk oversloegen. Hoe kan dat? Mij is duidelijk gemaakt, dat de laatste groep zich niet verliet op hun eigen begrip. Zij gaan tot de Bron des lichts, tot Degene Die de Schriften heeft geinspireerd, en in ootmoed des harten vragen zij God om wijsheid, en zij ontvangen die. En nog zijn er waarheidsmijnen welke de ernstige zoeker kan ontginnen. Christus stelde de waarheid voor als een schat die in een akker verborgen is. Die ligt niet vlak aan de oppervlakte; wij moeten daarnaar graven. Maar ons welslagen om die te vinden, hangt niet zo zeer af van onze verstandelijke bekwaamheid als wel van onze ootmoed des harten en het geloof dat op Goddelijke hulp beslag legt. USG2 327 1 Zonder de leiding van de Heilige Geest lopen we aanhoudend gevaa de Schriften te verdraaien of daarvan een verkeerde uitleg te geven. Veel wordt in de Bijbel gelezen dat geen nut afwerpt en dat in vele gevallen een wezenlijk kwaad is. Wanneer het Woord van God geopend wordt zonder eerbied en zonder gebed; wanneer de gedachten of genegenheden niet op God gericht zijn of niet in harmonie met Zijn wil, wordt het verstand door twijfel verduisterd; en juist in die studie van de Bijbel wordt twijfelzucht sterker. De vijand neemt de gedachten onder zijn beheer en hij doet uitleggingen aan de hand die niet juist zijn. USG2 327 2 Wanneer mensen er niet naar streven om in woord en daad in harmonie met God te zijn, dan, hoe geleerd ze ook mogen zijn, lopen ze gevaar in hun begrip der Schrift te dwalen en is het niet veilig op hun verklaringen af te gaan. Wanneer wij waarlijk zoeken om Gods wil te doen, neemt de Heilige Geest de geboden van Zijn Woord en maakt die tot de beginselen des levens, door die te schrijven op de tafelen der ziel. En alleen diegenen die het reeds gegeven licht volgen, kunnen hopen op een verdere voorlichting des Geestes. Dit komt duidelijk naar voren in de woorden van Christus: "Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal bekennen...." Johannes 7:17. USG2 327 3 Die in de Schriften zoeken om daarin tegenstrijdig-heden te vinden, hebben geen geestelijk inzicht. Met een verwrongen kijk zullen ze vele oorzaken vinden voor twijfel en ongeloof in dingen die werkelijk duidelijk en eenvoudig zijn. Maar voor degenen die Gods Woord met eerbied benaderen, en Zijn wil zoeken te kennen ten einde die te gehoorzamen, is alles veranderd. Ze zijn vol verbazing en verwondering wanneer ze zich in de zuiverheid en de grootse uitmuntendheid der geopenbaarde waarheden verdiepen. Soort zoekt soort. Gelijksoortigheden trekken elkaar aan. Het heilige verbindt zich met het heilige, geloof met geloof. Voor het nederige hart en de oprechte, zoekende geest is de Bijbel vol licht en kennis. Die tot de Schriften komen in deze geest, worden in verbinding gebracht met profeten en apostelen. Hun geest gaat op in die van Christus, en zij hunkeren één met Hem te worden. USG2 328 1 Velen hebben hef gevoel dat op hen een verantwoordelijkheid rust om elke ogenschijnlijke moeilijkheid in de Bijbel te verklaren ten einde de vitterijen van twijfelaars en ongelovigen te weerleggen. Maar wanneer ze dan trachten te verklaren wat ze maar ten dele verstaan, lopen ze gevaar de geest van anderen ten aanzien van punten die duidelijk zijn en gemakkelijk te verstaan, te ver-warren. Dit is niet ons werk. Evenmin moeten we klagen dat deze moeilijkheden bestaan, maar ze aanvaarden als toegestaan door Gods wijsheid. Het is onze plicht Zijn Woord te ontvangen, dat duidelijk is op elk punt nodig voor de zaligheid der ziel, en zijn beginselen in ons leven in praktijk te brengen, ze aan anderen voor te houden door lering en voorbeeld. Dat zal voor de wereld een bewijs zijn dat we met God in verbinding staan en onvoorwaardelijk op Zijn Woord betrouwen. Een leven vol godsvrucht, een dagelijks tonen van onkreukbaarheid, zachtmoedigheid en onzelfzuchtige liefde, zal een levend voorbeeld zijn van de leer van Gods Woord, en tevens een argument ten gunste van de Bijbel, dat slechts weinigen zullen kunnen weerstaan. Dit zal de beste remedie blijken te zijn tegen de heersende neiging van twijfelzucht en ongeloof. USG2 328 2 In het geloof moeten wij zien op het hiernamaals en bouwen op de belofte Gods ten aanzien van een verstandelijke wasdom door de menselijke vermogens te verbinden met de Goddelijke, en elke kracht der ziel in onmiddellijke aanraking te brengen met de Bron des lichts. We mogen ons verheugen dat alles wat ons heeft verward, in de voorzieningen Gods dan duidelijk gemaakt zal worden; dingen die moeilijk te verstaan zijn, zullen dan een verklaring vinden; en waar ons beperkt verstand enkel verwarring en mislukte opzet ontdekt, zullen we de volmaaktste en schoonste harmonie zien. In dat verband zegt Paulus: "Wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan van aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben." 1 Corinthe 13:12. USG2 329 1 Petrus vermaant zijn broeders "op te wassen in de genade en kennis van onze Here en Zaligmaker Jezus Christus". 2 Petrus 3:18. Wanneer dan het volk Gods opwast in de genade, zullen zij aanhoudend een klaarder begrip van Zijn Woord krijgen. Ze zullen in zijn geheiligde waarheden nieuw licht en schoonheid ontdekken. Dit is waar geweest in de geschiedenis van de Gemeente door alle eeuwen heen en dat zal ook voortduren tot het einde. Maar wanneer werkelijk geestelijk leven gaat verslappen, dan heeft het de neiging om tot een stilstand te komen in de kennis der waarheid. De mensen zijn tevreden met het licht dat zij reeds uit Gods Woord ontvangen hebben, en wijzen elk verder onderzoek van de Schriften af. Ze worden conservatief en proberen verdere gedachtenwisseling uit de weg te gaan. EEN OPROEP TOT IJVERIG ONDERZOEK USG2 329 2 Het feit dat er geen meningsverschil of beroering onder Gods volk is, moet niet beschouwd worden als een afdoend bewijs dat ze vasthouden aan de gezonde leer. Er is alle grond om te vrezen dat ze geen helder onderscheid kunnen maken tussen waarheid en dwaling. Wanneer door onderzoek der Schriften geen nieuwe vragen oprijzen, wanneer zich geen meningsverschil voordoet uit hoofde waarvan mensen voor zichzelf de Bijbel gaan onderzoeken om zeker te zijn dat ze de waarheid hebben, dan zullen er nu, evenals in hef verleden, velen zijn die zich vastklampen aan de overlevering en aanbidden wat ze niet kennen. USG2 329 3 Mij is getoond dat velen die belijden een kennis van de tegenwoordige waarheid te bezitten, niet weten wat ze geloven. Ze begrijpen de bewijzen niet van hun geloof. Ze hebben niet de juiste waardering voor het werk van deze tijd. Wanneer de tijd der beproeving komt, zullen mannen die nu anderen onderwijzen, ervaren dat ondanks de plaatsen die zij innemen, er vele dingen zijn waarvan ze geen bevredigende verklaring kunnen geven. Vóór ze aldus beproefd werden, waren ze zich hun grote onwetendheid niet bewust. En er zijn velen in de gemeente die het als vaststaand aannemen dat ze begrijpen wat ze geloven; maar tot de strijd begint, zijn ze niet op de hoogte van hun eigen zwakheid. Wanneer ze gescheiden zijn van hen die hetzelfde geloof belijden en alleen staan om van hun geloof te getuigen, zullen ze verbaasd staan, te zien hoe verward hun gedachten zijn van hetgeen ze als waarheid hadden aangenomen. Zeker is het dat zich onder ons een afwijking van de levende God heeft voorgedaan en een zich keren tot mensen door in plaats van Goddelijke wijsheid menselijke wijsheid te stellen. USG2 330 1 God wil onder Zijn volk een opwekking teweegbrengen; wanneer andere middelen falen, zullen onder hen ketterijen binnensluipen, die door zifting het kaf van hef koren zullen scheiden. De Here doet een beroep op allen die Zijn Woord geloven, om uit hun slaap te ontwaken. Kostbaar licht is gegeven, passend voor deze tijd. Het is Bijbelse waarheid die de gevaren aantoont welke we weldra te wachten zijn. Dit licht moet ons voeren tot een ijverig onderzoek der Schriften en tot een zeer critische beschouwing van de plaats die wij innemen. God zou willen dat alle waarheidspunten met hun inhoud en betekenis terdege werden onderzocht onder bidden en vasten. Gelovigen moeten niet tevreden zijn met veronderstellingen en vaag omlijnde gedachten ten aanzien der waarheid. Hun geloof moet vast gefundeerd zijn op het Woord van God, zodat, wanneer de tijd der beproeving komt en zij voor rechters geplaatst worden om rekenschap te geven van hun geloof, zij in staat zijn een reden op te geven van de hoop die in hen is, met zacht-moedigheid en vreze. USG2 331 1 Waakt op, waakt op, waakt op. De onderwerpen die wij de wereld bieden, moeten voor ons een levende werkelijkheid zijn. Het is belangrijk, dat in de verdedig ging der leerstellingen die wij zien als fundamentele artikelen des geloofs, wij terdege moeten oppassen geen bewijsgronden aan te voeren die niet geheel zuiver zijn. Die kunnen misschien dienen om een tegenstander het zwijgen op te leggen, maar ze doen de waarheid geen eer aan. Wij moeten zuivere bewijsgronden aanvoeren, die onze tegenstanders niet enkel doen zwijgen, maar die ook het nauwgezetste onderzoek kunnen verdragen. Die zichzelf geoefend hebben als debaters, lopen groot gevaar dat ze het Woord van God niet eerlijk toepassen. Wanneer we met een tegenstander te doen hebben, moet het ons ernstig streven zijn de onderwerpen zó te brengen, dat ze hem in zijn geest gaan overtuigen, in plaats van als gelovige enkel zijn instemming daarmee te wekken. USG2 331 2 Hoe groot iemands verstandelijke groei ook moge zijn, laat hij toch voor geen moment denken dat het dan niet langer nodig is om aanhoudend en nauwgezet de Schriften te doorvorsen naar meer licht. Als volk zijn wij persoonlijk geroepen om de profetie te bestuderen. We moeten terdege waakzaam zijn opdat we elke lichtstraal die God ons wil geven, kunnen onderscheiden. Wij moeten de eerste glimpen der waarheid opvangen; en door studie onder gebed kan groter licht verkregen worden om aan anderen door te geven. USG2 331 3 Wanneer Gods volk zich zeker en voldaan gevoelt met het huidige licht, kunnen we er vast van op aan dat Hij hen niet verder zal begunstigen. Het is Zijn wil dat ze altijd voorwaarts zouden gaan om het vermeerderde en steeds toenemende licht dat voor hen schijnt, te ontontvangen. De tegenwoordige houding van de gemeente behaagt God niet. Er is een zelfvertrouwen ontstaan dat bij hen het noodzakelijkheidsgevoel van meer waarheid en groter licht heeft weggenomen. We leven in een tijd dat Satan links en rechts, voor en achter ons, aan het werk is; en nochtans als volk slapen we. God wil dat een stem zal gehoord worden om Zijn volk tot handelen aan te sporen. RESULTATEN VAN BIJBELCRITIEK USG2 332 1 In plaats van de ziel wijd open te stellen ten einde de lichtstralen des hemels op te vangen, hebben som-migen gewerkt in een tegengestelde richting. Zowel door middel van het gedrukte woord als van af de kansel zijn zienswijzen geopenbaard ten aanzien van de inspiratie des Bijbels die niet de goedkeuring hebben van de Geest of van het Woord Gods. Zeker is het dat niemand, ook geen groep van mannen, theorieën moet gaan ver-kondigen van een onderwerp van zó groot belang, zonder dat dit geschraagd wordt door een duidelijk "Zo zegt de Here". En wanneer mannen, behept met menselijke zwakheden, min of meer beïnvloed door omringende invloeden, met overgeërfde en aangekweekte neigingen die hen helemaal niet wijs of hemelsgezind maken, het wagen hef Woord van God te bestrijden, en een oordeel te vellen over wat Goddelijk en wat menselijk is, dan werken ze zonder de raad Gods. De Here zal zo'n werk niet doen bloeien. De uitwerking zal rampspoedig zijn, zowel voor degene die daarmee bezig is als voor hen die het aannemen als een werk van God. Door het verkondigen van die theorieën aangaande het wezen der inspiratie is bij velen twijfel ontstaan. Sterfelijke wezens in al hun kortzichtigheid voelen zich bekwaam om critiek uit te oefenen op de Schriften, zeggende: "Dit gedeelte is nodig en dat gedeelte is niet nodig, want dat is niet geïnspireerd." USG2 332 2 Christus gaf zulk een opdracht niet ten aanzien van de Schriften van het Oude Testament, het enige deel van de Bijbel dat de mensen in Zijn tijd bezaten. Zijn onderwijs had de opzet hun gedachten te leiden tot het Oude Testament en de grote onderwerpen daarin in een helderder licht te plaatsen. Eeuwen lang had het volk Israël zich van God afgescheiden, en voor de kostelijke waarheden die Hij hun had overgegeven, hadden ze geen oog meer. Deze waarheden waren overtrokken met bij-gelovige vormen en ceremoniën die hun ware betekenis verborgen hielden. USG2 333 1 Christus kwam om het vuilnis weg te nemen dat hun glans had verduisterd. Hij zette ze als kostbare juwelen in een nieuwe zetting. Verre van Zijn minachting te tonen voor die oude, vertrouwde waarheden, liet Hij zien dat Hij gekomen was om ze te doen verschijnen in al hun ware kracht en schoonheid, de heerlijkheid die de mensen van Zijn tijd nooit hadden ontdekt. Zelf de Bron zijnde van deze geopenbaarde waarheden, kon Hij voor de mensen hun ware betekenis blootleggen en ze bevrijden van de verkeerde uitleggingen en valse theorieën, aangenomen door de leiders om ze in overeenstemming te brengen met hun persoonlijke ongeheiligde toestand, hun ware geestelijke gesteldheid en gebrek aan liefde voor God. Hij nam weg wat deze waarheden had beroofd van leven en vitale kracht, en gaf ze in al hun oorspronkelijke frisheid en kracht terug aan de wereld. USG2 333 2 Wanneer wij de Geest van Christus bezitten en Zijn medearbeiders zijn, is het onze taak het werk dat Hij begonnen is voort te zetten. Opnieuw zijn de waarheden van de Bijbel verduisterd geworden door gewoonte, overlevering en valse leerstelling. De dwaalleringen van de moderne theologie hebben duizenden en duizenden tof twijfelaars en ongelovigen gemaakt. Er zijn dwalingen en ongerijmdheden, door velen aangenomen als de leer van de Bijbel, welke niets anders zijn dan valse uitleggingen van de Schriften, aangenomen gedurende de eeuwen van pauselijke duisternis. Massa's zijn er toe gebracht een verkeerd begrip van God te gaan koesteren, zoals de Joden die misleid waren door de dwalingen en overleveringen van hun tijd, een verkeerd begrip van Christus hadden. "Indien zij ze gekend hadden, zo zouden ze de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben." 1 Corinthe 2 : 8. Het is onze taak, aan de wereld het karakter van God te openbaren. In plaats van critiek op de Bijbel uit te oefenen, moeten we trachten door lering en voorbeeld aan de wereld zijn geheiligde, levengevende waarheden te brengen, opdat we "zouden verkondigen de deugden Desgene Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht". USG2 334 1 De verkeerdheden die zo langzamerhand bij ons zijn binnen geslopen, hebben onmerkbaar personen en gemeenten afgeleid van de eerbied voor God en hebben de kracht die Hij hun zo gaarne wil geven, weggesloten. USG2 334 2 Mijn broeders, laat het Woord van God staan zoals het geschreven is. Laat geen menselijke wijsheid zich aanmatigen iets af te doen van de kracht van een Bijbels gezegde. De ernstige bedreiging in de Openbaring waarschuwt ons daartegen. In de naam van mijn Meester bid ik u: "Trekt uw schoenen uit van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig land." USG2 334 3 De Bijbel, met zijn kostbare juwelen der waarheid, was niet alleen voor de geleerde geschreven. Integendeel, hij was bedoeld voor het gewone volk en de uitleg, gegeven door het gewone volk; wanneer daarbij de hulp was van de Heilige Geest, harmoniëert best met de waarheid zoals die in Jezus is. De grote waarheden die noodzakelijk zijn voor de zaligheid, zijn helder als glas gemaakt, en niemand zal van de weg afdwalen dan zij die hun eigen oordeel volgen in plaats van de duidelijk geopenbaarde wil van God. -- 1885, vol. 5, blz. 331. USG2 334 4 Ik zag dat velen wier hart daarnaar uitgaat, meer dan voldoende gelegenheid hebben om aan de inspiratie en waarheid van Gods V/oord te twijfelen. God dwingt niemand om te geloven. Ze staan voor de keuze om te betrouwen op de bewijzen die Hij goedgunstig heeft willen geven, of die in twijfel te trekken en te vergaan. -- 1864, vol. 1, blz. 427. USG2 334 5 De Joden zagen uit naar de Messias, maar Hij kwam niet zoals zij altijd voorzegd en gedacht hadden, en zou Hij aangenomen worden als de Beloofde Heiland, dan zouden hun zeer geleerde leraars moeten erkennen, dat ze gedwaald hadden. Deze leiders hadden zich van God afgescheiden, en Satan beïnvloedde hun geest om de Heiland te verwerpen. Liever dan hun hovaardij te ver zaken, sloten ze de ogen voor al de bewijzen van Zijn Messiasschap, en zij verwierpen de boodschap der zaligheid niet enkel voor zichzelf, maar zij zetten de harten van het volk tegen Jezus op. Hun geschiedenis moet een ernstige waarschuwing voor ons inhouden. USG2 335 1 We behoeven nooit te verwachten dat, wanneer de Here licht voor Zijn volk heeft, Satan zich rustig zal houden en niet zal trachten dat te beletten. Hij zal op de harten werken om wantrouwen en jaloersheid en ongeloof te verwekken. Laat ons oppassen dat we het licht dat God zendt, niet weigeren, omdat het niet komt op een wijze die ons behaagt. Laat Gods zegen niet van ons afgewend worden omdat we de tijd onzer bezoeking niet kennen. Zijn er sommigen die het licht zelf niet zien of aannemen, laten ze dan niet anderen in de weg gaan staan. Laat niet gezegd worden van dit zeer begunstigd volk wat van de Joden werd gezegd toen de blijde boodschap van het Koninkrijk hun gepredikt werd: "Gijzelf zijt niet ingegaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd." Lucas 11 :52. -- 1889, vol. 5, blz. 728. ------------------------Hoofdstuk 43--De Naderende Strijd USG2 336 1 Een grote crisis staat het volk van God te wachten. Een crisis staat de wereld te wachten. De geweldige worsteling aller eeuwen zal zich straks aan ons voordoen. Gebeurtenissen die we gedurende meer dan veertig jaren op grond van het profetische Woord hebben voorzegd, voltrekken zich nu voor onze ogen. Reeds is aan de vertegenwoordigers van de natie een amandement voorgelegd op de grondwet, dat de vrijheid van geweten aan banden legt. De vraag van gedwongen Zondagviering is er een geworden van nationaal belang, waarover gesproken wordt. Wij weten heel goed wat het resultaat van deze beweging zal zijn. Maar zijn we bereid voor die gebeurtenis? Hebben we ons trouw gekweten van de plicht die ons door God is opgelegd om de mensen te waarschuwen voor het komende gevaar? USG2 336 2 Velen zijn er, zelfs onder de voorstanders van deze beweging voor Zondagviering, die blind zijn voor de gevolgen welke uit deze actie zullen voortkomen. Zij zien niet in, dat ze de godsdienstvrijheid geweld aandoen. Velen zijn er die nooit de eisen van de Bijbelse Sabbat hebben verstaan, noch de valse fundering waarop de instelling van de Zondag rust. Elke beweging ten gunste van een godsdienstige wetgeving is in feite een daad van tegemoetkoming aan het pausdom, dat reeds zo vele eeuwen gestreden heeft tegen gewetensvrijheid. Zondagviering dankt haar bestaan als een zogenaamde Christelijke inzetting aan "de verborgenheid der ongerechtigheid"; en de drang daartoe zal een wezenlijke erkenning zijn van de beginselen die de hoeksteen vormen van de Roomse godsdienst. Wanneer onze natie zo de beginselen van haar gouvernement afzweert door een Zondagswet in te voeren, zal het Protestantisme in 1889, Vol. 5, blz. 711--718 deze wet hand in hand gaan met het pausdom; het zal niets anders zijn dan leven in te blazen in een tirannie die op elke kans loert om haar despotische macht opnieuw te ontwikkelen. EUVELS VAN GODSDIENSTWETTEN USG2 337 1 De "National Reform Movement" (Nationale Hervormingsbeweging), die zich achter die godsdienstige wetten heeft gesteld, zal, wanneer dit tot volle ontwikkeling is gekomen, dezelfde onverdraagzaamheid en verdrukking openbaren die in vorige eeuwen overheersten. Menselijke rechtbanken matigden zich de prerogatieven, de voorrechten, van God aan en vernietigden onder hun despotische macht de gewetensvrijheid; en gevangenis, verbanning en dood ondergingen zij die zich aan die dictatoriale wetten niet onderwierpen. Wanneer het pausdom of zijn beginselen weftelijk opnieuw de macht krijgt, zal het vuur der vervolging weer ontstoken worden tegen hen die hun geweten en de waarheid geen geweld willen aandoen door populaire dwalingen na te volgen. Dit kwaad staat op het punt zich te verwerkelijken. USG2 337 2 Wanneer God ons licht gegeven heeft om de komende gevaren te zien, hoe kunnen we dan rein voor Zijn aangezicht staan, indien we verzuimen alles te doen wat in onze macht is om dat aan de mensen bekend te maken? Kunnen we tevreden zijn als we hen ongewaarschuwd aan deze geweldige gebeurtenis blootstellen? USG2 337 3 We hebben een aanhoudende worsteling in het verschiet, met gevaar van gevangenis, verlies van eigendom, ja zelfs van het leven, om de wet van God, die tenietgedaan is door wetten der mensen, te verdedigen. In deze toestand zal de wereldlijke politiek een uiterlijke schikking aangaan met de wetten van het land ferwille van de vrede en de eendracht. En er zijn sommigen die zo'n handelwijze willen opdringen aan de hand van de Schrift: "Alle ziel zij de machten over haar gesteld, onderworpen . . . ; de machten die er zijn, die zijn door God geordineerd." Romeinen 13:1. USG2 337 4 Maar wat hebben Gods dienstknechten in verleden tijden gedaan? Toen de discipelen na Zijn opstanding Christus en Die gekruisigd predikten, geboden de autoriteiten hen dat ze niet zouden spreken noch leren in de Naam van Jezus. "Maar Petrus en Johannes, antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij of het recht is voor God ulieden meer te gehoorzamen dan God. Want wij kunnen niet laten te spreken hetgeen wij gezien en gehoord hebben." Handelingen 4:19, 20. Zij gingen voort met het prediken van de blijde boodschap der zaligheid door Christus, en de kracht Gods getuigde tot de boodschap. De zieken werden genezen en duizenden werden aan de Gemeente toegevoegd. "En de hogepriester stond op, en allen die met hem waren (welke was de sekte der Sadduceeën), en werden vervuld met nijdigheid, en sloegen hun handen aan de apostelen en zetten hen in de algemene gevangenis." Handelingen 5:17, 18. USG2 338 1 Maar de God des hemels, de machtige Heerser over het heelal, nam deze zaak in eigen hand, want mensen zaten Zijn werk dwars. Hij liet hen duidelijk zien dat boven de mens een Heerser is Wiens gezag geëerbiedigd moet worden. In de nacht zond de Here Zijn engel om de gevangenisdeuren te openen, en deze stelde de mannen aan wie God had opgedragen Zijn werk te doen, in vrijheid. De oversten hadden gezegd: Spreekt "noch leert in de Naam van Jezus"; maar de hemelse boodschapper, door God gezonden, zei: "Gaaf heen, en staat en spreekt in de tempel tot het volk al de woorden dezes levens." Handelingen 4:18, 5 : 20. USG2 338 2 Zij die mensen willen dwingen om een instelling van het pausdom te vieren en Gods gezag onder de voet lopen, doen een werk overeenkomstig dit der Joodse leiders in de dagen der apostelen. Wanneer de wetten van aardse machthebbers tegengesteld worden aan de wetten van de Opperste Heerser van het heelal, zullen zij die Zijn getrouwe onderdanen zijn, Hem trouw blijven. TEKENEN VAN HET NADERENDE GEVAAR USG2 338 3 Wij als volk hebben het werk dat God ons heeft opgedragen, niet voltooid. Wij zijn niet bereid voor de ge beurtenis waartoe de bekrachtiging van de Zondagswet ons zal brengen. Het is onze plicht dat we de tekenen van het naderende gevaar onderscheiden, om tot handelen over te gaan. Laat niemand rustig zitten in kalme afwachting van het kwaad, terwijl hij zich troost met het geloof dat dit werk moet doorgaan omdat de profetie dit heeft voorzegd en dat de Here Zijn volk wel zal beschermen. Wij doen niet de wil van God wanneer we ons rustig houden en niets doen om vrijheid van geweten te handhaven. Vurig, daadwerkelijk gebed moet ten hemel oprijzen dat deze ramp moge afgewend worden, zodat we het werk, dat zo lang verwaarloosd is, kunnen voltooien. Laat er een ernstig gebed zijn en laat ons dan aan de arbeid gaan in overeenstemming met onze gebeden. Het mag ogenschijnlijk zijn alsof Satan zegepraalt en de waarheid bedolven wordt onder leugen en dwaling; het volk waarover God Zijn bescherming heeft uitgespreid, en het land dat een toevlucht geweest is voor de in hun geweten aangetaste, verdrukte dienstknechten Gods en verdedigers der waarheid, kunnen in gevaar gebracht worden. Maar God wil ons herinneren aan Zijn bemoeienissen met Zijn volk in het verleden om hen uit de handen hunner vijanden te verlossen. Hij heeft altijd tot het uiterste gewacht om, wanneer er ogenschijnlijk geen kans meer bestond te verlossen uit Satans handen, met bijzondere middelen Zijn macht te openbaren, ‘s Mensen nood is Gods kans. Mogelijk wordt Gods volk nog enig uitstel verleend om te ontwaken en hun licht te laten schijnen. Wanneer de aanwezigheid van tien rechtvaardigen de goddeloze steden der vlakte zou hebben gered, is het dan niet mogelijk dat God evenzo, in antwoord op de gebeden van Zijn volk, de werkingen zal tegenhouden van hen die Zijn wet willen tenietdoen? Zullen wij onze harten niet grotelijks voor God verootmoedigen en gaan tot de troon der genade om Hem te smeken Zijn geweldige kracht ie openbaren? USG2 339 1 Wanneer ons volk blijft doorgaan in de lusteloze houding waarin zij verzonken zijn, kan God Zijn Geest niet over hen uitstorten. Ze zijn onvoorbereid met Hem samen te werken. Ze zijn zich de toestand niet bewust en beseffen niet het dreigende gevaar. Als nooit te voren moeten ze gevoelen dat ze waakzaam moeten zijn en tot daden moeten overgaan. USG2 340 1 Het bijzondere werk van de derde engel is nog niet gezien in al zijn belangrijkheid. Het was Gods bedoeling dat Zijn volk veel verder zou gekomen zijn dan de plaats die het heden inneemt. Maar momenteel, nu de tijd voor hen is gekomen om tot daden over te gaan, moeten ze de nodige voorbereiding nog maken. Toen de Nationale Hervormers (National Reformers) op maatregelen aandrongen om de godsdienstvrijheid aan banden te leggen, hadden onze leidende mannen wakker moeten zijn ten opzichte van de toestand en moesten ijverig in. de weer geweest zijn om dit pogen tegen te gaan. Het ligt niet in de lijn Gods, dat ons volk het licht wordt onthouden -- juist die tegenwoordige waarheid waaraan ze voor deze tijd behoefte hebben. USG2 340 2 Niet al onze predikanten die de derde-engel-boodschap verkondigen, hebben een juist begrip wat die boodschap inhoudt. De Nationale Hervormingsbeweging (National Reform Movement) is door sommigen van zo weinig belang beschouwd, dat ze het niet nodig vonden daaraan veel aandacht te besteden en zelfs het gevoel hadden dat door zó te doen, hun tijd zou gegeven worden voor vragen die los staan van de derde-engel-boodschap. Moge God onze broeders vergeven dat ze juist de boodschap voor deze tijd zó hebben uitgelegd. OPWAKEN TOT ACTIE USG2 340 3 Het vólk moet nodig wakker worden ten aanzien van de gevaren van de huidige tijd. De wachters slapen. We zijn jaren ten achter. Laten de leidende wachters de noodzaak inzien om acht fe geven op zichzelf, anders laten ze de kansen die hun gegeven zijn om de gevaren te zien, voorbijgaan... USG2 340 4 Wanneer de leidende mannen in onze conferenties nu de boodschap, die hun door God gezonden is, niet aannemen, en niet de hand aan de ploeg slaan, dan zullen de gemeenten daarvan veel nadeel hebben. Wan neer de wachter die het zwaard ziet komen, de bazuin een zeker geluid laat geven, zal het volk over de gehele linie de waarschuwing doorgeven, en allen zullen de gelegenheid hebben zich voor te bereiden op de strijd. Maar al te vaak stond de leider te aarzelen als wilde hij zeggen: "Laten we niet al te haastig zijn. Het kon wel eens een vergissing zijn. We moeten oppassen dat we geen vals alarm slaan." Met al dat aarzelen en die onzekerheid van hun kant zeggen ze: ",Vrede en geen gevaar.' Maak u niet overstuur. Schrik er niet van. Er wordt veel meer drukte gemaakt over dat godsdienstige amandement dan nodig is. Die deining daarover gaat wel weer voorbij." Zo verloochent hij inderdaad de door God gezonden boodschap, en de Waarschuwing die bedoeld is om de gemeenten wakker te schudden, doet haar werk niet. De bazuin van de wachter geeft geen zeker geluid en het volk maakt zich niet gereed voor de strijd. Laat de wachter oppassen, want anders gaan door zijn aarzelen en nalatigheid zielen verloren, en hun bloed zal van zijn hand geëist worden. USG2 341 1 Wij hebben het vele jaren zien aankomen dat een Zondagswet in ons landzou ingevoerd worden, en nu die beweging daartoe tot handelen overgaat, vragen we: Zullen onze mensen in die aangelegenheid hun plicht doen? Kunnen we niet meehelpen in het hooghouden van de banier, en diegenen naar het front roer pen die hun godsdienstige rechten en voorrechten willen verdedigen? De tijd nadert meer en meer dat zij die eerder God dan de mens willen gehoorzamen, de hand der verdrukking zullen voelen. Zullen we dan God oneer aandoen door ons stil te houden wanneer Zijn heilige geboden worden vertreden? USG2 341 2 Terwijl de Protestantse wereld door haar houding aan Rome toegeeft, moeten wij wakker worden om de toestand te doorgronden en de strijd die ons te wachten staat, te zien in zijn juiste verhoudingen. Laten de wachters nu hun stem verheffen en de boodschap verkondigen die voor deze tijd tegenwoordige waarheid is. Laten we. het volk tonen waar we staan in de profetische geschiedenis en trachten de geest van het ware Protestantisme op te wekken, om de wereld de waarde te laten voelen van de voorrechten der godsdienstvrijheid, die we zo lang gesmaakt hebben. USG2 342 1 God roept ons om wakker te worden, want het einde is nabij. Elk uur dat voorbijgaat, is een uur vol bezigheid in de hemelse hoven om op aarde een volk voor te bereiden, ten einde een rol te spelen in de grote gebeurtenissen die zich weldra voor onze ogen zullen voltrekken. Wat nu gebeurt, en wat voor ons van zo weinig belang schijnt, is van gewicht voor de eeuwigheid. Die ogenblikken bepalen het lot der zielen voor het eeuwige leven of voor de eeuwige dood. De woorden die wij heden spreken tot de mensen, de werken die we doen, de geest van de boodschap die we brengen, zullen een reuk des levens ten leven of des doods ten dode zijn. VOORBEREIDING OP DE CRISIS USG2 342 2 Mijn broeders, is u zich bewust dat uw eigen zaligheid, zowel als het lot der zielen van anderen, afhangt van de voorbereiding die u nu treft voor de beproeving die ons te wachten staat? Bezit u die vurige ijver, die godsvrucht en toewijding, die u staande zullen houden wanneer de tegenkanting zich tegen u verheft? Zoals God altijd door mij gesproken heeft, zal de tijd komen dat u voor de rechter geleid zult worden, en elk standpunt der waarheid dat u inneemt, zal aan ernstige critiek worden onderworpen. De tijd die zo velen nu verknoeien, moet besteed worden aan de ons door God gegeven opdracht om ons gereed te maken voor de naderende crisis. USG2 342 3 De wet van God moet nu meer dan ooit geliefd en geëerd worden door Zijn trouw volk. Het is allernoodzakelijkst om de inscherping van Christus: "Onderzoekt de Schriften" (Johannes 5 : 39) in te griffen in verstand en hart van alle gelovigen, mannen en vrouwen, opgroeiende jeugd en kinderen. Bestudeert uw Bijbel zoals u die tevoren nooit bestudeerd hebt. Wanneer u niet opwast tot een hoger, heiliger graad in uw godsdienstig leven, zult u niet bereid zijn op de verschijning van onze Here. Gezien groot licht is geschonken, verwacht God ook een overeenstemmende ijver, trouw en toewijding van de kant van Zijn volk. Er moet meer een geestelijke verdieping, een grotere toewijding tot God, en een ijver die nog nooit bereikt is, voor Zijn werk zijn. Veel tijd moet besteed worden aan gebed, opdat de klederen van ons karakter gewassen en wit gemaakt mogen worden in het bloed des Lams. USG2 343 1 Vooral moeten we met een onwrikbaar geloof God bidden, dat nu genade en kracht aan Zijn volk gegeven zal worden. Wij geloven niet dat de tijd ten volle gekomen is dat Hij onze vrijheden aan banden laat leggen. De profeet zag "vier engelen staan op de vier hoeken der aarde, houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde, noch op de zee, noch tegen enige boom". Een andere engel, van de hemel neerdalende, roept hen toe, zeggende: "Beschadigt de aarde niet, noch de zee, noch de bomen, totdat wij de dienstknechten onzes Gods zullen verzegeld hebben aan hun voorhoofden." Openbaring 7:1, 3. Dit, buiten het werk staande, hebben wij niet te doen. Een grote verant-woordelijkheid wordt gelegd op mannen en vrouwen des gebeds door het gehele land om te smeken of God de dreiging des kwaads wil tegenhouden en nog enkele volgende jaren van genade zal schenken waarin we voor de Meester kunnen werken. Laten we tot God roepen en smeken dat de engelen de vier winden zullen houden, totdat zendelingen gezonden zijn naar alle delen der wereld om daar de waarschuwing tegen ongehoorzaamheid aan de wet des Heren te verkondigen. ------------------------Hoofdstuk 44--De Onschatbare Gave USG2 344 1 "Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus. Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem.... opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tof kinderen, door Jezus Christus in Zichzelf.... tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde; in welke wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar de rijkdom Zijner genade." Efeze 1 : 3--7. USG2 344 2 "God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus.. .., en heeft ons mede opgewekt en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus, opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen de uifnemende rijkdom Zijner genade.... door Christus Jezus." Efeze 2 : 4--7. USG2 344 3 Dat zijn de woorden waarin "Paulus, een oud man", "een gevangene in Christus Jezus", schreef vanuit Rome ten huize waar hij gevangen zat, en zijn broeders poogde duidelijk te maken datgene wat naar zijn mening in zijn volheid niet in woorden uitgedrukt kon worden -- "de onnaspeurlijke rijkdom van Christus", de schat der genade om niet geboden aan de gevallen mensenkinderen. Het verlossingsplan was gefundeerd op een offer, een gave. In dat verband zegt de apostel: "Gij weef de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden." 2 Corinthe 8 : 9. "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren 1889, Vol. 5, blz. 729--737 USG2 344 4 Zoon gegeven heeft." Johannes 3:16. Chrisfus "heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid." Titus 2 : 14. En als bekroning van de zegen der verlossing "is de genadegiff Gods het eeuwige leven door Jezus Christus, onze Here." Romeinen 6 : 23. USG2 345 1 "Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben." 1 Corinthe 2 :9. Zeer zeker moet een ieder die de rijkdommen van Zijn genade aanschouwt, wel met de apostel uitroepen: "Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave." 2 Corinthe 9:15. GODS HEERLIJKHEID WEERKAATSEN USG2 345 2 Gezien het verlossingsplan begint en eindigt met een gave, zo moet het ook uitgevoerd worden. Dezelfde geest van opoffering waardoor voor ons de zaligheid werd gekocht, zal wonen in de harten van allen die gaan delen in de hemelse gave. Zo zegt Petrus: "Een iegelijk gelijk hij de gave ontvangen heeft, alzó bediene hij deze aan de anderen, als goede uitdelers der menigerlei ge-nade Gods." 1 Petrus 4:10. En Jezus zei tot Zijn discipelen, toen Hij hen uitzond: "Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet." Mattheüs 10:8. In degene die werkelijk in harmonie is met Christus, kan geen zelfzucht of geest van afzondering wonen. Die van het levende water drinkt, zal ervaren dat hef in hem wordt "een fontein van water springende tot in het eeuwige leven". Johannes 4:14. De Geest van Christus binnen in hem is als een bron die opwelt in de woestijn en alles verkwikt, en hen die op het punt staan te vergaan, gretig doet drinken van het levenswater. Het was die zelfde geest van liefde en zelfopoffering welke in Christus woonde, die Paulus noopte tot zijn menigvuldige arbeid. "Beiden Grieken en Barbaren", zegt hij, "beiden wijzen en onwijzen ben ik een schuldenaar." Romeinen 1:14. "Mij, de allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondiqen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus." Efeze 3 : 8. USG2 346 1 Het was de bedoeling van onze Here dat Zijn Gemeente voor de wereld de volheid en toereikendheid die we in Hem vinden, zou weerkaatsen. Wij ontvangen geregeld uit Gods overvloed, en door dat uit te delen, tonen we aan de wereld de liefde en goedertierenheid van Christus. Terwijl de gehele hemel druk in de weer is en engelen uitzendt naar elk deel der aarde om het verlossingswerk vooruit te stuwen, moet de Gemeente van de levende God ook de medearbeidster zijn. van Christus. Wij zijn leden van Zijn zinnebeeldig lichaam. Hij is het Hoofd, dat al de leden van het lichaam onder beheer heeft. Jezus Zelf, in Zijn oneindige barmhartig-heid, werkt op de menselijke harten, en brengt geestelijke veranderingen tot stand, zó verbazingwekkend, dat de engelen met verwondering en blijdschap toezien. Dezelfde onzelfzuchtige liefde die de Meester karak-teriseert, is te zien in het karakter en leven van Zijn ware navolgers. Christus verwacht dat mensen zullen gaan delen in Zijn Goddelijke natuur terwijl ze in deze wereld zijn, en dus niet enkel Zijn heerlijkheid zullen weerkaatsen ter ere Gods, maar ook de duisternis der wereld zullen verlichten met de glans des hemels. Aldus zullen de woorden van Christus in vervulling gaan: "Gij zijt het licht der wereld." Mattheüs 5:14. USG2 346 2 "Wij zijn Gods medearbeiders", "uitdelers der menigerlei genade Gods." 1 Corinthe 3:9; 1 Petrus 4:10. De kennis van Gods genade, de waarheden van Zijn Woord en ook tijdelijke gaven -- tijd en geld, talenten en invloed -- dat alles is een pand van God om te gebruiken tot Zijn heerlijkheid en tot de zaligheid van mensen. Niets kan stuitender zijn in de ogen van God, Die aanhoudend Zijn gaven over de mens uitstort, dan dat Hij een mens zelfzuchtig die gaven ziet gebruiken zonder een tegenopbrengst aan de Gever. Jezus maakt heden in de hemel woningen gereed voor hen die Hem liefhebben; nochtans zullen wij meer dan woningen, namelijk een Koninkrijk ontvangen. Maar allen die deze zegeningen zullen beërven, moeten deel hebben aan de zelfverloochening en zelfopoffering van Christus ten bate van anderen. DE MACEDONISCHE ROEP BEANTWOORDEN USG2 347 1 Nooit was er meer behoefte aan vurige, zelfverloochenende arbeid in het werk Van Christus dan nu, gezien de uren der genade ten einde lopen en de laatste genadeboodschap aan de wereld gebracht moet worden. Mijn ziel binnen in mij wordt onrustig, als de Macedonische roep weerklinkt van alle kanten, vanuit de steden en dorpen van ons eigen land, van over de Atlantische en de Grote Oceaan, en van de eilanden der zee: "Kom over.... en help ons." Handelingen 16:9. Broeders en zusters, wilt u die roep beantwoorden? en zeggen: "Wij willen onszelf verloochenen in de opschik van onze huizen, in de opschik van onze persoon, in het bevredigen van onze begeerte. Wij zullen de middelen geven die ons toevertrouwd zijn voor Gods werk, en zullen ons zonder enig voorbehoud wijden aan Zijn werk." De behoeften van het werk zijn ons blootgelegd; de lege kassen doen een dringend beroep op ons om te helpen. Eén gulden in deze tijd is meer waard voor het werk dan tien gulden in de toekomst. USG2 347 2 Werkt, broeders, werkt nu u de kans nog hebt, zolang het dag is. Werkt, want "de nacht komt, wanneer niemand werken kan". Hoe spoedig die nacht kan komen, kan niemand van u zeggen. Maar nu is hef uw kans; maakt er gebruik van. Zijn er sommigen die persoonlijk niet kunnen meewerken in de zendingsarbeid, laten die dan zuinig leven, en geven van hun verdiensten. Zo kunnen ze financieel bijdragen om boeken en geschriften te zenden aan hen die niet het licht der waarheid hebben; zij kunnen bijdragen in de onkosten der studenten die zich gereedmaken voor het zendingswerk. Laat elke gulden die u kunt sparen, belegd worden op de bank des hemels. USG2 347 3 "Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen. Maar vergadert u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze verderven, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen. Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn." Mattheüs 6 : 19--21. USG2 348 1 Dit zijn de woorden van Jezus, Die u zó liefhad, dat Hij Zijn eigen leven gaf, opdat u met Hem een tehuis mocht hebben in Zijn Koninkrijk. Onteert uw Here niet door Zijn uitdrukkelijk gebod in de wind te slaan. USG2 348 2 God doei een beroep op hen die landerijen en huizen bezitten, om die ie verkopen en het geld daar te besteden waar het voorziet in het grote gebrek van het zendingsveld. Wanneer ze eenmaal de wezenlijke voldoening gesmaakt hebben die daaruit voortvloeit, zullen zij dat kanaal openhouden, en de gelden welke de Here hun toevertrouwde, zullen aanhoudend in de schatkist vloeien, opdat zielen bekeerd mogen worden. Deze zielen zullen op hun beurt dezelfde zelfverloochening, spaarzaamheid en eenvoud om Christus' wille in praktijk brengen, opdat ook zij God hun offers kunnen brengen. Door deze talenten, verstandig gebruikt, kunnen weer andere zielen bekeerd worden; en zo gaat het werk verder en laat zien dat de gaven Gods op prijs gesteld worden. De Gever wordt erkend en de heerlijkheid slaat op Hem terug door de trouw van Zijn rentmeesters. USG2 348 3 Wanneer we dit ernstige beroep doen ten bate van Gods werk, en wijzen op de financiële tekorten van onze zendingsvelden, zullen gewetonsvolle zielen die de waarheid geloven, daardoor diep geschokt worden. Evenals de arme weduwe van wie Christus woorden vanlof sprak, die haar twee penningen in de offerbus wierp, geven zij, in hun armoede, tot het uiterste van hun kunnen. Dezulken ontzeggen zich vaak de allernoodzakelijkste levensbehoeften; terwijl er mannen en vrouwen zijn die, in het bezit van landerijen en huizen, hangen aan hun aardse schat met een zelfzuchtige taaiheid, en geen geloof genoeg hebben in de boodschap en in God om hun geld in Zijn werk te steken. Op deze laatsten slaan vooral de woorden van Christus: "Verkoopt het-geen gij hebt, en geeft aalmoes." Lucas 12 : 33. USG2 349 1 Er zijn arme mannen en vrouwen die mij in hun brieven om raad vragen of ze hun huizen zullen verkopen en de opbrengst voor het werk zullen geven. Ze zeggen dat de aanvragen om gelden hen ontroeren en ze willen iets doen voor de Meester, Die alles voor hen gedaan heeft. Tot dezulken zou ik willen zeggen: "Mogelijk is het momenteel niet uw plicht om uw huisjes juist nu te verkopen, maar gaat voor uzelf bij God te rade; de Here zal zeker uw ernstige gebeden om wijsheid ten einde uw plicht te kennen, horen." Zou er meer een zoeken zijn naar God en hemelse wijsheid en een minder zoeken naar wijsheid van mensen, dan zou er van de hemel een veel groter licht zijn en zou God de nederige zoeker zegenen. USG2 349 2 Maar ik kan tot hen wie God goederen heeft toevertrouwd, die landerijen en huizen hebben zeggen: "Begin te verkopen en geef aalmoezen. Stel niet uit. God verlangt meer van u dan u bereid was te doen." We doen een beroep op hen die middelen hebben, om onder ernstig gebed te vragen: Waar ligt de lijn van de Goddelijke aanspraken op mij en mijn eigendom? Er is nu een werk te doen om een volk, dat zal staan in de dag des Heren, voor te bereiden. Gelden moeten gestoken worden in het werk om mensen te redden, die op hun beurt weer voor anderen zullen werken. Weest nauwgezet om God het Zijne terug te geven. Een oorzaak waarom er zo'n grote dorheid is ten aanzien van Gods Geest, is dat zovelen God beroven. USG2 349 3 Er ligt een les voor ons in de ervaring van de gemeenten in Macedonië, zoals door Paulus beschreven. Hij zegt dat rij "zichzelf eerst aan de Here gaven". 2 Corinthe 8 : 5. Toen waren ze verlangend hun gelden voor Christus te geven. "Dat in vele beproeving der verdrukking de overvloed hunner blijdschap en hun zeer diepe armoede overvloedig geweest is tot de rijkdom hunner milddadigheid. Want zij zijn naar vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig geweest; ons met vele vermaning biddende dat wij de gave wilden aannemen." 2 Corinthe 8 : 2--4. DE REGEL OM TE GEVEN USG2 350 1 Paulus geeft een regel om aan Gods werk te offeren en zegt ons wat het resultaat zal zijn zowel ten opzichte van onszelf als van God. "Een iegelijk doe gelijk hij in zijn hart voorneemt, niet uit droefheid of uit nooddwang. Want God heeft een blijmoedige gever lief." "Dit zeg ik: wie spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien; en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk maaien." "God is machtig alle genade te doen overvloedig zijn in u, opdat gij in alles allen tijd, alle genoegzaamheid hebbende, tot alle goed werk overvloedig moogt zijn.... Doch Die het zaad de zaaier verleent, Die verlene ook brood tot spijze en vermenigvuldige uw zaaisel en vermenigvuldige de vruchten uwer gerechtigheid; dat gij in alles rijk wordt tot alle milddadigheid, welke door ons werkt dankzeg-ging tot God." 2 Corinthe 9 :6--11. USG2 350 2 We moeten niet gaan gevoelen dat we iets kunnen doen of geven dat ons recht geeft op de gunst van God. In dat verband zegt de apostel: "Wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij alsof gij het niet ontvangen hadt?" Toen David en het volk Israël de stoffelijke gaven hadden bijeenvergaard die ze gegeven hadden voor de bouw van de tempel, verheugde de koning zich toen hij de schat aan de vorsten der vergadering overdroeg en dankte God in een bewoording die altijd moet gegrift zijn in de harten van Gods volk. "David loofde de Here voor de ogen der ganse gemeente, en David zeide: Geloofd zijt Gij, God van onze vader Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Van U, o Here, is de grootheid en de macht en de heerlijkheid en de overwinning en de majesteit, want alles wat in de hemel en op aarde is, is van U.... Ook staat het in Uw hand alles groot te maken en sterk te maken. Nu dan, onze God, wij danken U, en loven de Naam Uwer heerlijkheid. Want wie ben ik, en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen hebben om vrijwillig te geven als dit is? want hef is alles van U en wij geven het uit Uw hand. Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde zijn als een scha-duw, en er is geen verwachting. Here onze God, al deze menigte die wij bereid hebben om U een huis te bouwen voor de Naam Uwer heiligheid, dat is van Uw hand en het is alles van U. En ik weet, mijn God, dat Gij het hart proeft en dat Gij een welgevallen hebt aan oprechtigheden; ik heb in oprechtheid mijns harten al deze dingen vrijwillig gegeven, en ik heb nu met vreugde Uw volk dat hier gevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig gedragen heeft." 1 Kronieken 29 : 10--17. USG2 351 1 Het was God, Die het volk met de rijkdommen der aarde had voorzien, en Zijn Geest had hen gewillig gemaakt hun kostbaarheden voor de tempel te schenken. Het was alles van de Here; indien Zijn Goddelijke macht de harten van het volk niet had beroerd, zouden de pogingen van de koning tevergeefs geweest zijn en was de tempel nooit gebouwd. USG2 351 2 Al wat mensen ontvangen uit Gods overvloed, behoort God nog toe. Wat Hij ook geschonken heeft aan waardevolle, kostelijke dingen, is in onze handen geplaatst om ons te toetsen, om de diepten van onze liefde voor Hem en onze waardering voor Zijn gunsten te peilen. Al zijn het de schatten van rijkdom of van verstand, ze moeten als een gewillige offerande gelegd worden aan de voeten van Jezus. USG2 351 3 Niemand van ons kan iets doen zonder de zegen van God, maar God kan, zo Hij dat verkiest, Zijn werk doen zonder de hulp des mensen. Maar Hij heeft ieder mens zijn taak gegeven en Hij heeft mensen, als Zijn rentmeesters, schatten van rijkdom of van verstand toevertrouwd. Wat we God teruggeven, stempelt ons door Zijn genade en edelmoedigheid tot trouwe rentmeesters. Maar we moeten ons altijd bewust zijn dat dit van ‘s mensen zijde geen verdienstelijk werk is. Hoe groot de bekwaamheid van een mens ook is, zo bezit hij toch niets dat God hem niet gegeven heeft, en dat Hij niet zou kunnen intrekken indien deze kostbare tekenen van Zijn gunst niet werden gewaardeerd en op de juiste manier toegepast. Engelen van God, wier waarnemingen niet verduisterd zijn door de zonde, erkennen de schenkingen des hemels als gegeven met de bedoeling dat ze op zodanige wijze worden teruggegeven dat ze bijdragen tot de heerlijkheid van de grote Gever. Met Gods opperheerschappij is het welzijn van de mens verbonden. De heerlijkheid Gods is de vreugde en de zegen van alle geschapen wezens. Wanneer we ernaar streven Zijn heerlijkheid te bevorderen, streven we voor onszelf naar het hoogste goed dat we mogelijkerwijze kunnen ontvangen. Broeders en zusters in Christus, God doet op u een beroep om elk talent, elke gave die u van. Hem hebt ontvangen, aan Zijn dienst te wijden. Hij wil dat u met David zegt: "Want het is alles van U, en wij geven het uit Uw hand." ------------------------Hoofdstuk 45--Het Karakter van God Geopenbaard in Christus USG2 352 1 De Heiland heeft eens gezegd: "Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt." Johannes 17:3. En God verklaarde door de profeet: "Een wijze beroeme zich niet op zijn wijsheid en de sterke beroeme zich niet op zijn kracht; een rijke beroeme zich niet op zijn rijkdom; maar die zich beroemt, beroeme zich hierop dat hij verstaat en Mij kent, dat Ik de Here ben, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde; want in die dingen heb Ik lust, spreekt de Here." Jeremia 9 : 23, 24. USG2 352 2 Zonder Goddelijke hulp kan niemand tot deze kennis van God komen. De apostel zegt, dat "de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid". 1 Corinthe 1 : 21. Christus "was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend". Johannes 1 : 10. Jezus verkondigde aan Zijn discipelen: "Niemand kent de Zoon dan de Vader, noch iemand kent de Vader dan de Zoon, en die het de Zoon wil openbaren." Mattheüs 11 : 27. In Zijn laatste gebed voor Zijn navolgers, alvorens in te gaan in de schaduwen van Gethsémané, richtte de Heiland Zijn ogen ten hemel, en vol medelijden met de onwetendheid van gevallen mensen zei Hij: "Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend; maar Ik heb U gekend." "Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt." Johannes 17 : 25, 6. USG2 353 1 Van den beginne is het Satans weldoordacht plan geweest de mensen God te doen vergeten, opdat hij ze voor zichzelf zou kunnen winnen. Derhalve heeft hij geprobeerd een verkeerd beeld te geven van Gods karakter, opdat de mensen van Hem een vals begrip zouden gaan koesteren. De Schepper is hun voorgehouden als bekleed met de kenmerkende eigenschappen van de vorst der duisternis zelf -- even eigenmachtig, streng en onverzoenlijk -- opdat Hij door de mensen gevreesd, geschuwd en zelfs gehaat zou worden. Satan hoopte het verstand van hen die hij bedrogen had, zó te verwarren, dat ze God uit hun gedachten zouden bannen. Dan kan hij het Goddelijk beeld in de mens doen verdwijnen en zijn eigen beeld op de ziel indrukken; hij wilde de mensen zijn eigen geest inscherpen om ze zodoende onderworpen te maken aan zijn wil. USG2 353 2 Het was door het karakter van God verkeerd voor te stellen en wantrouwen tegenover Hem te zaaien, dat Satan Eva tot zonde verleidde. Door de zonde werd het verstand van onze stamouders verduisterd, hun natuur werd verdorven en van God gingen ze zich een beeld vormen naar hun eigen bekrompenheid en zelfzucht. En naarmate de mensen driester werden in de zonde, vervaagde de kennis van de liefde ten opzichte van God in hun hart en verstand meer en meer. "Omdat zij, God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt, zijn ze verijdeld geworden in hun overleggingen, en hun onverstandig hart is verduisterd geworden." Romeinen 1 : 21. USG2 354 1 Soms scheen het alsof Satans strijd om de heerschappij over de mensheid met succes werd bekroond. Gedurende de eeuwen voorafgaande aan de eerste komst van Christus, scheen de wereld geheel onder het gezag te staan van de vorst der duisternis, en hij regeerde met een vreselijke macht alsof door de zonde van onze stamouders de koninkrijken der wereld zijn rechtmatig eigendom waren geworden. Zelfs het verbonden volk" door God verkoren om in de wereld de kennis van Hem te bewaren, was zó ver van Hem afgeweken, dat ze alle juiste begrip van Zijn karakter hadden verloren. USG2 354 2 Christus kwam om aan de wereld God te openbaren als een God van liefde, vol van genade, barmhartigheid en medelijden. De dikke duisternis waarin Satan zo ijverig de troon der Godheid had gehuld, werd door de Verlos-ser der wereld weggevaagd, en opnieuw werd de Vader aan de mensen geopenbaard als het licht des levens. USG2 354 3 Toen Filippus tot Jezus kwam met het verzoek: "Toon ons de Vader, en het is ons genoeg," antwoordde de Heiland hem: "Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons de Vader?" Johannes 14 : 8, 9. Christus zegt van Zichzelf dat Hij in de wereld gezonden is als een evenbeeld van de Vader. In Zijn karakteradel, in Zijn barmhartigheid en teder medelijden, in Zijn liefde en goedheid, staat Hij voor ons als de belichaming der Goddelijke volmaaktheid, het beeld van de onzichtbare God. GEZIEN IN HET VERLOSSINGSPLAN USG2 354 4 De apostel zegt: "God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende." 2 Corinthe 5:19. Alleen wanneer we ons verdiepen in het grote verlossingsplan, kunnen we een juiste waardering hebben van Gods karakter. Hef scheppingswerk was een openbaring van Zijn liefde; maar alleen de gave Gods om de schuldige en verdoemde mensheid te redden, openbaart de oneindige diepten van Goddelijke tederheid en barmhartigheid. "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." Johannes 3:16. Omdat de wet Gods gehand-haafd en haar gerechtigheid verdedigd is, kan de zondaar vergiffenis verkrijgen. De kostelijkste gave die de hemel te geven had, is geschonken opdat God "rechtvaardig zij en rechtvaardigonde degene die uit het geloof van Jezus is". Romeinen 3 : 26. Door die gave zijn de mensen opgeheven uit de ondergang en verderfenis der zonde om kinderen Gods fe worden. Zo zegt Paulus: "Gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke wij roepen: Abba,Vader!" Romeinen 8 : 15. USG2 355 1 Broeders, met de geliefde Johannes doe ik een beroep op u, te zien "hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden". 1 Johannes 3 :1. Welk een liefde, wat weergaloze liefde, dat, terwijl we zondaren en vreemdelingen zijn, we tot God kunnen teruggebracht worden om in Zijn gezin te worden opgenomen! We mogen Hem aan-spreken met de dierbare naam "onze Vader", hetgeen een teken is van onze toegenegenheid tot Hem en een gelofte van Zijn tedere genegenheid en verhouding tot ons. En de Zone Gods, de erfgenamen der genade aan-schouwende, "schaamt Zich niet hen broeders te noemen". Zij staan zelfs in een geheiligder verhouding tot God dan de engelen die nooit gevallen zijn. USG2 355 2 Al de ouderlijke liefde, die van geslacht op geslacht gevloeid is door het kanaal der menselijke harten, al die tederheid, ontsproten in de zielen der mensen, zijn slechts als een klein beekje ten opzichte van de onmetelijke oceaan, wanneer dat vergeleken wordt met de oneindige, onuitputtelijke liefde Gods. De tong kan dat niet zeggen; de pen kan dat niet schilderen. U kunt elke dag van uw leven daarover nadenken; u kunt de Schriften ijverig doorzoeken om het te begrijpen; u kunt een beroep doen op elke kracht en talent u door God geschonken, om te pogen de liefde en barmhartigheid van de hemelse Vader te verstaan, en nochtans ligt buiten dat alles nog een peilloze diepte. U moogt de eeuwen door die liefde bestuderen, en toch kunt u niet ten volle begrijpen de lengte en de breedte, de diepte en de hoogte van de liefde Gods. in hef geven van Zijn Zoon om voor de wereld te sterven. De eeuwigheid zelf kan het niet ten volle openbaren. En toch, als we de Bijbel bestuderen en nadenken over de liefde van Christus en het verlossingsplan, zullen die verheven onderwerpen ons duidelijker worden. Dan zullen wij de zegen kunnen beseffen die Paulus verlangde voor de gemeente te Efeze toen hij bad "dat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis, namelijk verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt weten, welke is de hoop van Zijn roeping, en welke de rijkdom is der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen; en welke de uitnemende grootheid Zijner kracht is aan ons die geloven". Efeze 1 : 17 19. USG2 356 1 Het is, Satans aanhoudende toeleg om de gedachten der mensen bezig te houden met dingen welke hen zullen weerhouden om de kennis van God te verkrijgen. Hij probeert hen voortdurend te doen denken aan waf het verstand zal verduisteren en de ziel ontmoedigen. We. leven in een wereld van zonde en verdorvenheid, omringd door invloeden die er op gericht zijn de navolgers van Christus te verlokken of te ontmoedigen. De Heiland zeide: "Omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkoelen." Mattheüs 24 : 12. DENK AAN GODS LIEFDE EN MACHT USG2 356 2 Velen richten hun ogen op de verschrikkelijke goddeloosheid rondom hen, de afval en de zwakheid aan alle kanten, en zij praten over die dingen tot hun harten vol droefheid en twijfel zijn. Zij bepalen hun gedachten bij de meesterlijke werkingen van de aartsbedrieger en peinzen over hun persoonlijke ontmoedigende ervaringen, terwijl ze de macht van de hemelse Vader en Zijn weergaloze liefde niet meer schijnen te zien. Dit alles is zoals Satan het wil hebben. Het is verkeerd maar steeds te denken aan de vijand der gerechtigheid, dat hij bekleed is met zo'n grote macht, terwijl we met onze gedachten zo weinig verkeren bij de liefde Gods en Zijn macht. Wij moeten praten over die grote macht en kracht van Christus. Wij zijn absoluut machteloos om ons uit de greep van Satan te verlossen; maar God heeft een weg ter ontkoming gesteld. De Zoon des Allerhoogsten bezit kracht om de strijd voor ons te strijden en "door Hem Die ons liefhad" kunnen we "meer dan overwinnaars" worden. USG2 357 1 Er ligt geen geestelijke kracht voor ons in dat aanhoudend tobben over onze zwakheid en tekortkomingen, terwijl we maar jammeren over de kracht van Satan. Deze levende waarheid moet in ons verstand en hart gegrift zijn als een levend beginsel -- de grote kracht van het offer dat voor ons gebracht is; dat God al degenen die voldoen aan de voorwaarden welke vermeld zijn in Zijn Woord, volkomen kan en zal redden. Onze taak is: onze wil te plaatsen aan de kant van Gods wil. Dan, door het bloed der verzoening, gaan we delen in de Goddelijke natuur; door Christus zijn we kinderen Gods en hebben we de zekerheid dat God ons liefheeft, zelfs zoals Hij Zijn Zoon liefhad. We zijn één met Jezus. We wandelen waar Christus ons leidt; Hij bezit de kracht om de donkere schaduwen, die Satan op ons pad werpt, te verdrijven; en, in plaats van duisternis en ontmoediging, schijnt het zonlicht van Zijn heerlijkheid in onze harten. USG2 357 2 Onze hoop moet steeds krachtiger worden door de kennis dat Christus is onze gerechtigheid. Laaf ons geloof rusten op dit fundament, want dat zal eeuwig standhouden. In plaats van steeds maar te verwijlen in de duisternis van Satan en zijn kracht te vrezen, moeten we ons hart openstellen om licht van Christus te ontvangen en dat in de wereld te laten schijnen, met de verkondiging dat Hij krachtiger is dan Satan, en dat Zijn sterke arm allen die op Hem betrouwen, zal ondersteunen. USG2 357 3 Jezus zei immers: "De Vader Zelf heeft u lief". Wan neer ons geloof op God is gericht, zal dat door Christus zijn "als een anker der ziel, dat zeker en vast is, en ingaat in het binnenste van het voorhangsel, waar de Voorloper voor ons is ingegaan". Het staat vast dat teleurstellingen zullen komen; verdrukking moeten we verwachten, maar we moeten alles, groot en klein, aan God overdragen. Hij wordt niet in de war gebracht door de veelheid van onze bezwaren, noch overbelast door het gewicht van onze zwarigheden. Zijn waakzame zorg strekt zich uit over elk gezin en omvat een ieder persoonlijk; Hij leeft mee in al ons werk en in al onze smarten. Elke traan merkt Hij op en in al onze ziekten voelt Hij mee. Al de verdrukkingen en beproevingen die ons hier overkomen, zijn toegelaten om Zijn doelstellingen der liefde tegenover ons uit te voeren, "opdat wij mogen delen in Zijn heiligheid", om daarna deel te hebben in die volheid der blijdschap welke gevonden wordt in Zijn tegenwoordigheid. AANSCHOUW, EN WORD VERANDERD USG2 358 1 "De god dezer eeuw heeft de zinnen verblind der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het beeld Gods is." 2 Corinthe 4 : 4. Maar de Bijbel zegt ons zeer nadrukkelijk hoe belangrijk het is, een kennis van God te verkrijgen. Zo zegt Petrus: "Genade en vrede zij u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus, onze Here." "Zijn Goddelijke kracht heeft ons alles wat tot het leven en de godzaligheid behoort, geschonken, door de kennis Desgenen Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd." 2 Petrus 1: 2, 3. En de Schrift zegt ons: "Gewen u toch aan Hem en heb vrede." Job 22 :21. USG2 358 2 God heeft ons bevolen: "Zijt heilig, want Ik ben heilig" (1 Petrus 1 : 16); en een geïnspireerd apostel verklaart, dat zonder heiligmaking "niemand de Here zien zal". Hebreeën 12:14. Heiligheid is overeenstemming met God. Door de zonde is het beeld van God in de mens verdoezeld geworden en zo goed als geheel weggevaagd; het is het werk van het Evangelie te herstellen wat verloren is gegaan; en wij moeten in dit werk met het Goddelijke werktuig samenwerken. En hoe kunnen wij in harmonie met God komen, hoe zullen wij Zijn beeld ontvangen, zo we niet een kennis van Hem ver-krijgen? Om deze kennis ons te openbaren, kwam Christus in deze wereld. USG2 359 1 De wazige zienswijzen die zo velen hebben gehad van het verheven karakter en ambt van Christus, hebben hun godsdienstig beleven beperkt en hun opwassen in het Goddelijke leven grotelijks gehinderd. Persoonlijke godsdienst onder ons als volk staat op een laag peil. Daar is veel vorm, veel godsdienst met de mond, en alles gaat te machinaal; maar iets diepers en soliders moet gebracht worden in ons godsdienstig beleven. Met alles wat ons ten dienste staat, onze uitgeverijen, onze scholen, onze ziekenhuizen en vele, vele andere voor-delen, moesten we veel verder gekomen zijn dan we nu staan. USG2 359 2 Het is het werk van de Christen in dit leven Christus aan de wereld te brengen door in leven en karakter de gezegende Jezus te laten zien. Indien God ons licht heeft gegeven, dan is dat om aan anderen te openbaren. Maar in vergelijking met het licht dat we hebben ont-vangen en de kansen en voorrechten die ons toegekend zijn om de harten der mensen te bereiken, zijn tot dusver de resultaten van ons werk te klein geweest. Het is Gods bedoeling dat de waarheid die Hij aan ons verstand heeft ontvouwd, meer vrucht zal voortbrengen dan tot nu is geschied. Maar wanneer onze geest is ingesteld op somberheid en droefheid en zich verdiept in de duisternis en het kwaad rondom ons, hoe kunnen we dan Christus aan de wereld brengen? Hoe kan ons getuigenis kracht bezitten om zielen te winnen? Wat we nodig hebben, is God te kennen en de kracht van Zijn liefde zoals geopenbaard in Christus, door een proefondervindelijke kennis. Wij moeten de Schriften ijverig en onder gebed onderzoeken; ons verstand moet verkwikt worden door de Heilige Geest, en onze harten moeten tot God oprijzen in geloof en hoop en aanhoudende lofprijzing. USG2 360 1 Door de verdiensten van Christus, door Zijn rechtvaardigheid, die door het geloof ons worden toegekend, moeten we komen tot de volheid van het Christelijke karakter. Ons werk van elke dag en elk uur is omschreven in de woorden van de apostel: "Ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus." Hebreeën 12:2. Als we dit doen, wordt ons verstand helderder en ons geloof sterker, en ligt onze hoop Verankerd; we worden zó in beslag genomen door die aanblik van Zijn reinheid en goedertierenheid, en het offer, door Hem gebracht om ons in harmonie met God te brengen, dat we er in het geheel niet aan denken om over twijfel en ontmoedigingen te spreken. USG2 360 2 De openbaring van Gods liefde, Zijn genade en Zijn goedheid, en het werk van de Heilige Geest op het hart om dat te verlichten en te vernieuwen, plaatst ons, door het geloof, in zó nauwe verbinding met Christus, dat, een helder begrip van Zijn karakter hebbende, we in staat zijn de meesterlijke misleidingen van Satan te onderscheiden. Door op Jezus te zien en op Zijn verdiensten te vertrouwen, eigenen we ons de zegeningen des lichts, des vredes en der vreugde in de Heilige Geest toe. En met het oog op de grote dingen die Christus voor ons gedaan heeft, zijn we bereid uit te roepen: "Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden!" 1 Johannes 3:1. USG2 360 3 Broeders en zusters, het is door aanschouwen dat wij veranderd worden. Door de liefde van God en onze Heiland te overdenken, door ons te verdiepen in de volmaaktheid van het Goddelijke karakter en door aanspraak te maken op de rechtvaardigheid van Christus door het geloof, worden we veranderd naar hetzelfde beeld. Laat ons dan niet bijeenvergaren al die onprettige beelden -- de ongerechtigheden en verdorvenheden en teleurstellingen, de bewijzen van Satans macht -- om die op te bergen in ons geheugen, daarover te praten en daarover te treuren tot onze zielen totaal ontmoedigd zijn. Een ontmoedigde ziel is een lichaam vol duisternis, die niet enkel voor zichzelf faalt om het licht van God te ontvangen, maar dat ook afsluit voor anderen. Satan ziet zo graag de uitwerking van de schilderingen van zijn triomfen, want daaruit ontstaan kleingelovige, moedeloze mensen. BEELDEN DIE DE ZIEL VERBLIJDEN USG2 361 1 Code zij dank zijn er helderder en opwekkender beelden die de Here ons voorgehouden heeft. Laaf ons de gezegende betuigingen van Zijn liefde als kostelijke schatten bijeengaren, opdat wij daarop aanhoudend mogen zien. De Zoon van Cod, Die de troon Zijns Vaders verlaat, en Zijn Goddelijkeid bekleedt met menselijkheid, opdat Hij de mens kon verlossen uit de macht van Satan; Zijn triomf ten onze gunste, waardoor voor de mens de hemel werd geopend en aan menselijke ogen de plaats werd geopenbaard waar de Godheid Zijn heerlijkheid ontsluiert; de gevallen mensheid opgericht vanuit de afgrond des verderfs, waarin ze door de zonde was gestort, opnieuw in verbinding gebracht met de oneindige God, en, na de Goddelijke toetsdoorstaan te hebben door het geloof in onze Verlosser, bekleed met de gerechtigheid van Christus en verheven tot Zijn troon ziedaar de beelden die naar Gods verlangen ons tot in het diepste van onze ziel moeten verblijden. En "dewijl wij geen acht geven op de dingen die men ziet, maar op de dingen die men niet ziet," zullen we als zeker ervaren dat "onze lichte verdrukking, die zeer spoedig voorbijgaat, ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid werkt". 2 Corinthe 4:18, 17. USG2 361 2 In de hemel is God alles in allen. Daar regeert de heiligheid oppermachtig; daar is niets wat de volmaakte harmonie met God kan bevlekken. Reizen we inderdaad daarheen, dan zal hier de geest des hemels in onze harten wonen. Maar scheppen we nu geen belangstelling om de kennis van God te zoeken, geen vreugde in het aanschouwen van Christus' karakter; heeft heiligheid niets aantrekkelijks voor ons -- dan kunnen we zeker zijn dat onze hope des hemels ijdel is. Volmaakte harmonie met de wil van God is het verheven doel dat de Christen zich steeds moet voorhouden. Hij zal gaarne spreken over God, over Jezus, over het tehuis van zaligheid en reinheid, dat God heeft bereid degenen die Hem liefhebben. Het zich verdiepen in deze onderwerpen, wanneer de ziel opgaat in de zalige zekerheden Gods, vergelijkt de apostel met het smaken van "de krachten der toekomende eeuw". USG2 362 1 We staan vlak voor de eindworsteling in de grote strijd, wanneer Satan "in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen en in alle verleiding der onrechtvaardigheid" werkt om van Gods karakter een verkeerde voorstelling te geven, opdat hij "indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen zou verleiden". Als er ooit een volk is geweest dat aanhoudend meer licht vaa de hemel nodig had, is het wel het volk hetwelk, in deze tijd van gevaar, God geroepen heeft als bewaarders van Zijn heilige wet, en dat tevens Zijn karakter voor de wereld zal verdedigen. Zij aan wie zo'n heilig pand is toevertrouwd, moeten door de waarheden die ze belijden te geloven, geestelijk opwassen en gesterkt worden. USG2 362 2 Nooit had de gemeente meer gebrek aan de ervaring die door Paulus beschreven wordt in de Brief aan de Colossenzen en nooit was God meer bereid die Zijn volk te laten smaken: "Wij houden niet op voor u te bidden en te begeren dat gij moogt vervuld worden met de kennis van Zijn wil in alle wijsheid en geestelijk ver-stand, opdat gij moogt wandelen waardig de Here tot alle behaaglijkheid, in alle goede werken vrucht dragende, en wassende in de kennis Gods." ------------------------Hoofdstuk 46--Het Vlees Geworden Woord USG2 363 1 De verbinding van de Goddelijke met de menselijke natuur is een van de kostelijkste en meest verborgen waarheden van het verlossingsplan. Daarover heeft Paulus het wanneer hij zegt: "Buiten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees." USG2 363 2 Deze waarheid is voor velen een oorzaak van twijfel en van ongeloof geweest. Toen Christus in de wereld kwam -- de Zoon van God en de Zoon des mensen -- werd Hij door Zijn tijdgenoten niet begrepen. Christus vernederde Zich om de menselijke natuur aan te nemen, opdat Hij de gevallen mensheid kon benaderen en opheffen. Maar het verstand van de mensen was door de zonde verduisterd, hun vermogens waren afgestompt en hun geest onbevattelijk, zodat ze Zijn Goddelijk karakter onder hef kleed der mensheid niet konden onderscheiden. Dit gebrek aan waardering hunnerzijds was een beletsel voor het werk dat Hij voor hen wilde doen; en om Zijn leer kracht bij te zetten was Hij vaak genoodzaakt Zijn positie te omschrijven en te verdedigen. Door te verwijzen naar Zijn verborgen en Goddelijk karakter, probeerde Hij hun gedachtengang zó te leiden dat ze onder de invloed van de hervormende kracht der waar-heid konden komen. USG2 363 3 Steeds maakte Hij gebruik van de dingen der natuur waarmee ze zo vertrouwd waren, om de Goddelijke waarheid te verduidelijken. De bodem van het hart werd aldus bewerkt om hef goede zaad te ontvangen. Hij maakte Zijn toehoorders duidelijk dat Zijn belangen ook de hunne waren, dat Zijn hart met hen meeleefde in al hun vreugden en smarten. Tegelijkertijd zagen ze in Hem de openbaring van kracht en voortreffelijkheid, die ver 1889, Vol. 5, blz. 746--749 uitstaken boven die van hun meest vereerde rabbi's. De onderwijzingen van Jezus kenmerkten zich door eenvoud, waardigheid en kracht, die ze voordien niet gekend hadden, zodat ze gedwongen moesten erkennen: "Nooit sprak iemand gelijk deze Mens." De mensen luisterden graag naar Hem; maar de priesters en oversten, die juist hun taak om over de waarheid te waken zo verwaarloosd hadden, haatten Christus juist om de geopenbaarde genade, welke de scharen achter hen had weggetrokken om het Licht des levens te volgen. Door hun invloed verwierp de Joodse natie, falende in het onderscheiden van Zijn Goddelijk karakter, de Verlosser. VERBINDING VAN HET GODDELIJKE EN HET MENSELIJKE USG2 364 1 De verbinding van het Goddelijke en het menselijke, geopenbaard in Christus, bestaat ook in de Bijbel. Al de daarin geopenbaarde waarheden zijn "door God ingegeven"; nochtans zijn ze uitgedrukt in de woorden der mensen en aangepast aan de menselijke noden. Zo kan ook, evenals van Christus, van het Boek Gods gezegd worden: "Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond." Johannes 1:14. En dit feit, verre van een argument tegen de Bijbel te zijn, moet het geloof daarin, als zijnde het Woord van God, versterken. Die zich uitspreken ten gunste van het geïnspireerd-zijn der Schriften, en sommige gedeelten als Goddelijk aannemen, terwijl ze andere gedeelten als menselijk verwerpen, overzien het feit dal Christus, de Goddelijke, onze men-selijke natuur aannam om met de mensheid in aanraking te komen. In het werk Gods voor de verlossing van de mens vloeien het Goddelijke en het menselijke ineen. USG2 364 2 Er zijn heel wat Schriftgedeelten waarvan twijfelende critici gezegd hebben dat ze niet zijn geïnspireerd, maar die in hun tedere aanpassing aan de noden der mensen, Gods persoonlijke boodschappen zijn ter vertroosting van Zijn kinderen die op Hem vertrouwen. Een prachtig beeld daarvan vindt men in de geschiedenis van de apostel Petrus. Petrus was in de gevangenis en verwachtte de volgende dag ter dood gebracht te worden; hij sliep die nacht "tussen twee krijgsknechten, gebonden met twee ketenen; en de wachters voor de deur bewaakten de gevangenis. En zie, een engel des Heren stond daar, en een licht scheen in de woning, en slaande de zijde van Petrus, wekte hij hem op, zeggende: Sta haastig op. En zijn ketenen vielen af van de handen." Handelingen 12:6, Z. Petrus, plotseling wakker geworden, was verbaasd over de lichtende glans in zijn cel en over de hemelse schoonheid van de Godsgezant. Hij begreep niet wat er voorviel, maar hij wist dat hij vrij was, en in zijn verbijstering en blijdschap zou hij de gevangenis verlaten hebben zonder enige bescherming tegen de koude nachtlucht. De engel Gods, die aan alles dacht, zei met tedere zorg over de apostel: "Omgord u en. bind uw schoenzolen aan". Vers 8. Petrus gehoorzaamde werktuigelijk; maar hij was zó onder de indruk van de openbaring van de hemelse heerlijkheid, dat hij zijn mantel vergat. Toen verzocht de engel hem: "Werp uw mantel om en volg mij. En uitgaande volgde hij hem, en wist niet dat het waarachtig was hetgeen door de engel geschiedde, maar hij meende dat hij een gezicht zag. En toen zij door de eerste en tweede wacht gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort die naar de stad leidt, welke vanzelf hem geopend werd. En uitgegaan zijnde, gingen zij één straat voort, en terstond scheidde de engel van hem." Verzen 8--10. Daar stond de apostel alleen in de straten van Jeruzalem. "En Petrus tot zichzelf gekomen zijnde, zeide: Nu weet ik waarachtig dat de Here Zijn engel uitgezonden heeft, en mij verlost heeft uit de hand van Herodes en uit al de verwachting van het volk der Joden." Vers 11. USG2 365 1 Twijfelaars kunnen spotten bij de gedachte dat een met heerlijkheid beklede engel van de hemel aandacht zou schenken aan een zo heel gewone zaak, namelijk om te voorzien in deze eenvoudige menselijke behoeften, en zullen achter het geïnspireerd-zijn van dit verhaal wel een vraagteken plaatsen. Maar in de wijsheid Gods staan deze dingen vermeld in de Heilige Geschiedenis ten bate, niet van engelen maar van men sen, opdat wanneer ze in moeilijke omstandigheden zouden komen, zij troost zouden vinden in de gedachte dat de hemel van dat alles op de hoogte is. USG2 366 1 Jezus maakte Zijn discipelen duidelijk dat geen musje ter aarde valt zonder de aandacht van de hemelse Vader, en dat wanneer God de behoeften van deze kleine vogeltjes in de lucht gedenkt, Hij des te meer zal zorg dragen voor hen die onderdanen van Zijn Koninkrijk kunnen worden en door het geloof in Hem de onsterfelijkheid kunnen beërven. Ach, kon het menselijke verstand toch een begrip krijgen -- in die mate als het eindige verstand van het verlossingsplan een begrip kan krijgen -- van het werk van Jezus in Zijn aanneming van de menselijke natuur, en wat voor ons tot stand gebracht wordt door die wonderlijke genade; de harten der mensen zouden dan vertederd worden uit dankbaarheid voor Gods grote liefde, en in ootmoed zouden zij hulde brengen aan de Goddelijke wijsheid die de verborgen-heid der genade uitdacht! ------------------------Hoofdstuk 47--Gods Zorg Voor Zijn Werk USG2 367 1 Het was onder moeilijke en ontmoedigende omstandigheden dat Jesaja, nog een jonge man zijnde, geroepen werd tot zijn profetische taak. Onheil bedreigde zijn land. Door overtreding van Gods wet had het volk van Juda Zijn bescherming verbeurd, en het Assyrische leger stond op het punt om tegen het koninkrijk van Juda op te trekken. Maar het gevaar van de kant van de vijand was niet de grootste zorg. Het was de verdorvenheid van het volk die de dienstknecht des Heren het meest neerslachtig maakte. Door hun afval en rebellie haalden zij zich de oordelen Gods op de hals. De jeugdige profeet was geroepen om tot hen een waarschuwingsboodschap te richten en hij wist dat dit op hardnekkige tegenstand zou stuiten. Hij sidderde als hij dacht aan zichzelf en aan de halsstarrigheid van de mensen voor wie hij moest arbeiden. Zijn taak scheen hem bijna hopeloos toe. Zou hij in zijn wanhoop zijn taak maar opgeven en Israël ongestoord aan zijn afgodendienst overlaten? Zouden de goden van Ninevé de aarde beheersen, en spotten met de God des hemels? USG2 367 2 Zulke gedachten hielden zijn geest bezig toen hij stond in de zuilengang van de heilige tempel. Plotseling scheen het alsof de ingang en het binnenste voorhangsel werden geopend, en kon hij naar binnen zien, in het heilige der heiligen, dat zelfs de voeten van de profeet niet mochten betreden. Daar rees voor hem op een visioen van Jehova, zittende op een troon, hoog en verheven, terwijl Zijn zomen de tempel vulden. Aan elke kant van de troon stonden de serafs met twee vleugelen om te vliegen, twee om hun aangezicht te bedekken en twee om hun voeten te bedekken. Deze dienende enge-len verhieven hun stemmen in een plechtige aanroeping: "Heilig, heilig, heilig is de Here der heirscharen; de 1889, Vol. 5, blz. 749--754 ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol", zodat de posten en zuilen en cederen poort schenen te bewegen op het geluid, en het ganse huis was vol van hun lofzang. USG2 368 1 Nooit eerder was Jesaja zich zó ten volle bewust geworden van de grootheid van Jehova en Zijn volmaakte heiligheid; en hij voelde, dat in zijn menselijke zwakheid en onwaardigheid hij in die Goddelijke tegenwoordigheid moest vergaan. "Wee mij!" riep hij uit; "want ik verga, omdat ik een man van onreine lippen ben en woon in het midden van een volk dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de Here der. heirscharen, gezien." Jesaja 6 : 3, 5. Maar een seraf kwam tot hem om hem bekwaam te maken voor zijn grote taak. Een gloeiende kool van het altaar werd op zijn lippen gelegd met de woorden: "Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt; alzo is uw misdaad van u geweken en uw zonde is verzoend." En toen de stem van God werd gehoord, zeggende: "Wie zal Ik zenden, en wie zal voor Ons henengaan?" antwoordde Jesaja met een heilig vertrouwen: "Hier ben ik, zend mij henen". Verzen 7 en 8. USG2 368 2 Wat nu nog, wanneer aardse krachten zich tegen Juda zouden verheffen? Wat nu nog, wanneer Jesaja in zijn taak met heftige tegenstand zou te kampen hebben? Hij had de Koning, de Here der heirscharen aanschouwd; hij had gehoord het gezang van de serafs: "De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol"; en de profeet was gestaald voor het werk dat hem wachtte. De herinnering aan dit visioen bleef hem bij gedurende zijn lange en moeilijke zending. HET VISIOEN VAN EZECHIËL USG2 368 3 Ezechiël, de treurende profeet in ballingschap, in het land der Chaldeeën, werd een visioen gegeven met als doel versterking des geloofs in de machtige God van Israël. Terwijl hij aan de oevers van de rivier de Kebar was, scheen een stormwind te komen van het noorden, "een zware wolk met flikkerend vuur en omgeven door een glans; daarbinnen, midden in het vuur, was wat er uitzag als blinkend metaal". (Nieuwe Vert.) Een aantal raderen, die er op het oog eigenaardig uitzagen en elkander kruisten, werd in beweging gebracht door vier levende schepselen. Hoog boven dezen was "de gelijkenis van een troon als de gedaante van een saffiersteen; en op de gelijkenis van de troon was de gelijkenis als de gedaante van een mens, daar bovenop zijnde." "En wat de gedaante der wezens betreft, hun aanblik was als die van brandende vuurkolen, als van fakkels --- zich bewegend tussen de wezens; en het vuur glansde en bliksemen schoten daaruit." "Onder hun vleugels waren mensenhanden aan hun vier zijden." (Nieuwe vert.) USG2 369 1 Daar waren raderen binnenin, raderen in een samenstelling, zó ingewikkeld, dat op een eerste aanblik het Ezechiël scheen alsof alles in verwarring was. Maar gingen ze in beweging, dan ging alles in een schitterende nauwkeurigheid en in volmaakte harmonie. Hemelse wezens dreven deze raderen aan, en, boven dit alles, op een schitterende saffieren troon zat Hij, Die eeuwig is; terwijl rondom de troon de regenboog gecirkeld was, het zinnebeeld van genade en liefde. Overmeesterd door de verschrikkelijke heerlijkheid van het toneel, viel Ezechiël op zijn aangezicht, foen een stem hem verzocht op te staan en het woord des Heren te vernemen. Toen werd hem een waarschuwingsboodschap voor Israël gegeven. USG2 369 2 Dit visioen werd aan Ezechiël gegeven in een tijd dat zijn geest bezwaard werd door sombere voorgevoelens. Hij zag het land zijner vaderen leeg en verlaten. De stad, eens vol mensen, was nu onbewoond. De stem der vrolijkheid en het lied van de lofzang werden binnen haar muren niet meer gehoord. De profeet zelf was een vreemdeling in een vreemd land waar ongebreidelde heerszucht en ruwe wreedheid oppermachtig waren. Wat hij zag en hoorde aangaande menselijke tirannie en boosheid bedroefde zijn ziel en hij treurde bitter dag en nacht. Maar de wonderlijke zinnebeelden die hem getoond waren aan de oever van de Kebar, openbaarden een alles beheersende macht, sterker dan die van aardse machthebbers. Verheven boven de trotse en wrede vorsten van Assyrië en Babylon zat de God van genade en waarheid op Zijn troon. USG2 370 1 Het Ingewikkelde raderwerk, daf de profeet één en al verwarring foescheen, werd geleid door de hand des Oneindigen. De Geest van God Die, naar hem werd getoond, deze raderen in beweging bracht en leidde, deed uit die verwarring een harmonie te voorschijn komen; zo was de gehele wereld onder Zijn beheer. Myriaden verheerlijkte wezens stonden gereed om op Zijn woord de macht en opzet van boze mensen in bedwang te houden en het goede te brengen aan Zijn getrouwen. DEZELFDE ZEKERHEID VOOR DE LAATSTE GEMEENTE USG2 370 2 Toen God op het punt stond de geliefde Johannes inzicht te geven in de geschiedenis der Gemeente van de toekomende eeuwen, gaf Hij hem eveneens een verzekering van de belangstelling en zorg van de Heiland voor Zijn volk door hem "Een, de Zoon des mensen gelijk zijnde" te openbaren, Die wandelde in het mid-den der kandelaren, welke de zeven Gemeenten symboliseerden. Terwijl Johannes de laatste grote worstelingen der Gemeente met aardse machten getoond werden, werd hem ook toegestaan de uiteindelijke overwinning en de verlossing der gelovigen te aanschouwen. Hij zag de Gemeente in een dodelijke strijd gewikkeld met het beest en zijn beeld, gedwongen op straffe des doods het beest te aanbidden. Maar de rook en het wapengekletter van de strijd overziende, aanschouwde hij op de berg Sion een groep heiligen met het Lam die, inplaats van hef merkteken van het beest, "de Naam Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden" hadden. Openbaring 14:1. En weer zag hij "hen die de overwinning hadden van het beest én van zijn beeld en van zijn merkteken en van het getal van zijn naam, welke stonden aan de glazen zee", zingende het gezang van Mozes en het Lam. USG2 370 3 Deze lessen zijn ten bate van ons. Wij moeten vol geloof op God betrouwen, want vlak voor ons ligt een tijd die de zielen der mensen zal beproeven. Op de Olijfberg gaf Christus een opsomming van de vreselijke oordelen die aan Zijn wederkomst zouden voorafgaan: "Gij zult horen van oorlogen en geruchten van oor logen." "Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen. Doch al die dingen zijn maar een begin der smarten." Mattheüs 24 : 6--8. Terwijl deze profetieën ten dele in vervulling gingen bij de verwoesting van Jeruzalem, zo zijn ze toch meer direct van toepassing op het laatste der dagen. AAN DE VOORAVOND VAN PLECHTIGE GEBEURTENISSEN USG2 371 1 Wij staan aan de vooravond van grote en plechtige gebeurtenissen. Profetie gaat snel in vervulling. De Here staat voor de deur. Weldra zal voor ons een tijd van overweldigend belang voor alle levenden aanbreken. De geschillen van het verleden zullen opnieuw ontbranden; nieuwe geschillen zullen zich voordoen. Van de tonelen die zich in de wereld zullen afspelen, heeft men zelfs nog nooit gedroomd. Satan is aan het werk door menseiijke handlangers. Die een poging doen om de Grondwet te veranderen en een wet tot Zondagviering willen invoeren, zijn zich maar weinig bewust wat het gevolg zal zijn. Een crisis is ons nabij. USG2 371 2 Maar in deze grote nood behoeven de dienstknechten Gods niet op zichzelf te betrouwen. In de visioenen gegeven aan Jesaja, aan Ezechiël en aan Johannes zien we hoe nauw de hemel is verbonden met de gebeurtenissen die op de aarde zullen plaatsvinden en hoe groot Gods zorg is voor hen die Hem trouw blijven. De wereld is niet zonder een Heerser. Het verloop van de komende gebeurtenissen ligt in de hand des Heren. De Majesteit des hemels heeft het lot der volkeren, alsook de aangelegenheden van Zijn Gemeente, onder Zijn persoonlijk toezicht. USG2 371 3 Wij laten ons in ‘s Heren werk te veel naar beneden drukken door de zorgen en moeilijkheden. Sterfelijke mensen worden niet aan hun lot overgelaten om de last der verantwoordelijkheid te dragen. Wij moeten op God vertrouwen, in Hem geloven en voorwaarts gaan. De onvermoeide waakzaamheid van de hemelse boodschap pers en hun aanhoudende werkzaamheid in hun dienstwerk in verband met de wezens op aarde, tonen ons hoe Gods hand het rad binnenin een rad leiding geeft. De Goddelijke Lastgever zegt tot iedere handelende persoon in Zijn werk datgene wat Hij ook gezegd heeft tot Kores in het verleden: "Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent." Jesaja 45 : 5. USG2 372 1 In het visioen aan Ezechiël had God Zijn hand onder de vleugelen der cherubs. Dat is om Zijn dienstknechten te leren dat het Goddelijke kracht is die hun succes verleent. Hij wil met hen werken wanneer ze afstand doen van de ongerechtigheid en rein worden naar hart en leven. USG2 372 2 Het vuur dat met de snelheid van de bliksem zich beweegt tussen de levende wezens, symboliseert de vaart waarmee dit werk ten slotte voltooid zal worden. Hij Die niet sluimert, Die aanhoudend bezig is Zijn plannen in vervulling te doen gaan, kan Zijn werk in alle harmonie vooruitbrengen. Wat aan sterfelijke geesten verward en ingewikkeld toelijkt, kan door de hand des Heren in volmaakte orde gehouden worden. Hij kan plannen en middelen beramen om de doelstellingen van boze men-sen te verijdelen en Hij zal de voornemens van hen die tegen Zijn volk samenspannen, tenietdoen. USG2 372 3 Broeders, het is nu niet de tijd om te treuren en te wanhopen, of om zich over te geven aan twijfel en ongeloof. Christus is momentee! geen Heiland in Jozefs nieuwe graf, gesloten met een grote steen en verzegeld met het Romeinse zegel; wij hebben een verrezen Heiland. Hij is de Koning, de Here der heerscharen; Hij zit tussen de cherubs; en temidden van de strijd en hef rumoer der volkeren waakt Hij nog steeds over Zijn volk. Hij Die in de hemelen heerschappij voert, is onze Heiland. Elke beproeving meet Hij af. Hij let op het vuur in de oven, dat elke ziel moet beproeven. Wanneer de vestingen der koningen met de grond worden gelijkgemaakt, wanneer de pijlen van Gods gramschap de harten Zijner vijanden zullen doorboren, zal Zijn volk veilig zijn in Zijn handen. USG2 373 1 Onder Gods toezicht. Tengevolge van niet-toegewijde arbeiders zullen de dingen soms verkeerd gaan. U kunt misschien treuren over het resultaat van de verkeerde daden van anderen, maar tob daarover niet. Het werk staat onder toezicht van de gezegende Meester. Al wat Hij vraagt is dat Zijn arbeiders tot Hem zullèn komen voor hun opdrachten, en dat ze Zijn aanwijzingen zullen gehoorzamen. Alle onderdelen van het werk -- onze gemeenten, zendingsvelden, Sabbatscholen, instellingen -- draagt Hij op Zijn hart. Waarom zullen we dan tobben? Het vurige verlangen om de Gemeente overvloeiende van leven te zien, moet getemperd worden door een algeheel vertrouwen op God; want "zonder Mij", zegt de grote Lastdrager, "kunt gij niets doen". Johannes 15 : 5. "Volgt Mij." Hij stippelt de weg uit; wij moeten volgen. USG2 373 2 Laat niemand de hem door God gegeven krachten overbelasten in een poging om het werk des Heren sneller voorwaarts te doen gaan. De kracht van de mens kan het werk niet verhaasten; daarmee moet de kracht van hemelse wezens met hun hemels verstand gepaard gaan. Alleen zó kan het werk van God tot volmaaktheid gebracht worden. De mens kan Gods deel van het werk niet doen. Een Paulus mag planten, een Apollos mag begieten, maar God geeft de wasdom. In alle eenvoud en ootmoed moet de mens samenwerken met Goddelijke werktuigen, te allen tijde zijn best doende, terwijl hij zich nochtans bewust moet zijn dat God is de grote Meester-Uitvoerder. Hij moet zich niet overgeven aan zelfvertrouwen, want dan zal hij zijn reservekrachten uitputten en zijn verstandelijke en physieke talenten ver-nietigen. Al zouden al de arbeiders die nu zware lasten dragen, ter zijde gesteld worden, dan zou Gods werk nog voorwaarts gaan. Laat dus onze ijver in de arbeid gepaard gaan met verstand; laten we ophouden te pogen datgene te doen wat alleen de Here kan volbrengen. -- 1902, vol. 7, blz. 298. ------------------------Hoofdstuk 48--De Laatste Gemeente Niet Babylon USG2 374 1 Jarenlang heb ik mijn getuigenis uitgedragen, hierop slaande dat wanneer iemand opstaat en beweert groot licht te hebben terwijl hij nochtans wil afbreken wat de Here door Zijn menselijke werktuigen heeft opgebo.uwd, zij ten zeerste misleid zijn en niet werken volgens de richtlijnen waarlangs Christus werkt. Die beweren dat de gemeenten der Zevende-Dags Adventisten Babylon of een onderdeel van Babylon vormen, kunnen beter thuis blijven. Laten ze daarmede ophouden en liever nagaan wat de boodschap is die voor deze tijd verkondigd moet worden. In plaats van samen te werken met Goddelijke werktuigen om een volk voor te bereiden dat zal staan in de dag des Heren, spelen ze onder één hoedje met hem die een aanklager der broederen is, die hen dag en nacht voor God aanklaagt. . . . USG2 374 2 Hoewel er in de Gemeente verkeerdheden bestaan en zullen bestaan tot aan het einde der wereld, moet de Gemeente in dit laatste der dagen het licht zijn in de wereld die verdorven en ontaard is door de zonde. De Gemeente, verzwakt en gebrekkig, die nodig berispt, gewaarschuwd en geraden moet worden, is het enige voorwerp op aarde waaraan Christus Zijn grootste aandacht schenkt. De wereld is een werkplaats waarin, door de samenweiking van menselijke en Goddelijke werktuigen, Jezus door Zijn genade en Goddelijke barmhartigheid experimenten, proefnemingen, verricht op de harten der mensen. USG2 374 3 Engelen staan verbaasd wanneer zij de karakterverandering aanschouwen die teweeggebracht is in hen die zich aan God overgeven, en zij uiten hun blijdschap in lofliederen aewiid aan God en he! Lam. USG2 375 1 Zij zien hoe diegenen die van nature kinderen der boosheid zijn, bekeerd worden en medearbeiders van Christus worden om zielen te brengen tot God. Zij zien hoe degenen die in duisternis zaten, lichten worden om te schijnen te midden van de zedelijke duisternis van dit boze en ontaarde geslacht. Zij zien hoe ze door een beleven zoals Christus heeft meegemaakt, voorbereid worden om met hun Here te lijden ten einde later met Hem te delen in Zijn heerlijkheid in de hemel hierboven. USG2 375 2 God heeft een Gemeente op aarde die de vertreden wet wederom opricht en aan de wereld openbaart het Lam Gods Dat de zonden der wereld wegneemt. De Gemeente is de bewaarplaats van al de rijkdommen der genade van Christus en door de Gemeente zal tenslotte dat uiteindelijke en algehele vertoon van de liefde Gods voor een wereld die verlicht zal worden door haar heerlijkheid, getoond worden. Het gebed van Christus dat Zijn Gemeente één mag zijn zoals Hij één is met Zijn Vader, zal dan in vervulling gaan. De rijke bruidschat van de Heilige Geest zal dan geschonken worden en door de bestendige voorziening daarvan aan Gods volk, zullen zij in de wereld getuigen worden van de kracht Gods tot zaligheid. USG2 375 3 Er is slechts één Gemeente in de wereld die op de bres zal staan en die de bressen wederom zal toemuren en de oude verwoeste plaatsen zal opbouwen; en een ieder die de aandacht van de wereld en van andere kerken vestigt op deze Gemeente en beweert dat zij Babylon is, doet een werk in harmonie met hem die een verklager der broederen is. Is het mogelijk dat mannen uit het midden van ons zullen opstaan die verkeerde dingen verkondigen en die uiting geven juist aan die gevoelens die Satan in de wereld zou willen openbaar maken ten aanzien van hen die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus hebben? Is er om uw ijver te bevredigen geen werk genoeg in het brengen der waarheid aan diegenen die door een dwaalbegrip in duisternis zitten? USG2 375 4 Als degenen die als rentmeesters der middelen en talenten zijn aangesteld, hebt u, door dwaalbegrippen ie verkondigen, een verkeerd gebruik gemaakt van de goederen uws Heren. De gehele wereld is van haat vervuld ten opzichte van hen die wijzen op de bindende eisen van Gods wet, en de Gemeente die trouw is tegenover de Here, moet zich niet laten meeslepen in een opgelegd conflict. "Wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht." Efeze 6:12. Die ook maar een begrip hebben van wat deze strijd betekent, zullen hun wapens niet richten tegen de strijdende Gemeente, maar zullen met Gods volk strijden tegen de verbonden krachten van de boze. USG2 376 1 Die zich verheffen om een boodschap te verkondigen op hun eigen persoonlijke verantwoordelijkheid, die, terwijl ze beweren door God onderwezen en geleid te worden, er hun speciaal werk van maken om af te breken wat God jarenlang heeft opgebouwd, doen niet de wil van God. Laat het alom bekend zijn dat deze mannen staan aan de kant van de grote bedrieger. Gelooft hen niet. Zij verbinden zich met de vijanden van God en de waarheid. Spottend zullen ze beweren dat de orde van ons dienstwerk een soort priesterpolitiek is. Wendt u af van dezulken, hebt geen gemeenschap met hun boodschap, hoezeer ze ook citaten uit de Getuigenissen aanhalen om die aan hun redenering pasklaar te maken. Ontvangt ze niet, want God heeft hun dit werk niet opgedragen. USG2 376 2 Bijna mijn leven lang is gewijd aan dit werk, maar mijn last is vaak zwaarder geworden doordat mannen opstonden die een boodschap gingen verkondigen welke God hun niet gegeven had. Deze boze werkers hebben uit de Getuigenissen gedeelten verzameld en hebben die geplaatst binnen de omlijning van hun dwaalbegrip om zodoende invloed aan hun valse getuigenissen te verlenen. Wanneer nu aan het licht komt dat hun boodschap een dwaalbegrip is, dan ondergaan de Getuigenissen die met dit dwaalbegrip in verband worden ge bracht, dezelfde veroordeling; en mensen van de wereld die niet weten dat de aangehaalde Getuigenissen uittreksels uit privé-brieven zijn, gebruikt zonder mijn toestemming, wijzen nu op deze aangelegenheden als een bewijs dat mijn werk niet uit God of de waarheid is, maar uit de leugen. Die zo het werk van God in discrediet brengen, zullen voor God rekenschap moeten afleggen van het werk dat zij doen. USG2 377 1 God heeft een Gemeente en deze heeft door God beroepen dienstknechten. "En Hij heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars, tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus, totdat wij allen zullen komen tot de eenheid des geloofs en der kennis van de Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus, opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met alle wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid om listig tot dwaling te brengen, maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden Opwassen in Hem Die het hoofd is, namelijk Christus." Efeze 4 : 11--15. USG2 377 2 De Here heeft Zijn geordineerde middelen, en een Gemeente die gegaan is door vervolging, strijd en duisternis. Jezus had de Gemeente lief en gaf Zichzelf voor haar, en Hij wil haar opnieuw sterk maken, louteren, veredelen en verheffen, zodat zij onbewegelijk zal staan te midden van de verdervende invloeden dezer wereld. Mannen door God verordineerd, zijn gek'ozen om te waken met een jaloerse ijver, met bestendige volharding, opdat de Gemeente niet onder de voet zal gelopen worden door de boze listen van Satan, maar opdat ze zal staan in de wereld om de heerlijkheid Gods onder de mensen te verspreiden. Daar zal altijd een heftige strijd zijn tussen de Gemeente en de wereld. Gedachten zullen met elkander in botsing komen, beginsel met beginsel, waarheid met dwaling; maar in de crisis die alreeds begonnen is en weldra haar hoogtepunt zal bereiken, moeten de mannen van ervaring hun door God verordineerde werk doen en moeten waken over zielen als dezulken die rekenschap zullen moeten atleggen. . .. Laten allen de woorden verstaan die ik nu schrijf. Die medearbeiders van God zijn, zijn slechts Zijn instrumenten, en in zichzelf bezitten zij niet de nodige genade of heiligheid. Alleen wanneer zij samenwerken met hemelse intelligente wezens, alleen dan zullen ze succes hebben. Zij zijn slechts aarden vaten, de bewaarplaats waarin God de schat van Zijn waarheid plaatst. Paulus mag planten en Apollos begieten, maar het is God alleen, Die de wasdom geeft. USG2 378 1 God spreekt door Zijn verordineerde werktuigen, en laat geen man, of een verbond van mannen, de Geest van God beledigen door te weigeren naar de boodschap van Gods Woord van de lippen van Zijn uitverkoren boodschappers te luisteren. Door hun weigering naar de boodschap van God te luisteren, sluiten mannen zichzelf op in een ruimte der duisternis. Zij sluiten hun eigen zielen toe voor de grote zegeningen en beroven God van de heerlijkheid die over Hem moest komen door hun oneerbiedige houding tegenover Zijn verordineerde werktuigen. USG2 378 2 God is niet de Stichter van verwarring, maar van vrede. Maar Satan is een waakzame vijand die nooit slaapt, altijd bezig om het menselijke verstand te benaderen, altijd op zoek naar een ziel in wie hij zijn onkruid kan zaaien. Zo hij iemand vindt die hij in zijn dienst kan pressen, dan zal hij deze ideeën en valse theorieën inblazen en hem ijverig maken in het ver-kondigen van dwaalbegrippen. USG2 378 3 Vanaf hef begin van ons werk zijn van tijd tot tijd mannen opgestaan die theorieën verkondigden welke nieuw waren en insloegen. Maar indien dezulken die beweren de waarheid te geloven, naar diegenen wilden gaan die ervaring hebben, wilden gaan tot het Woord van God in een ontvankelijke, nederige geest, en hun theorieën zouden toetsen aan het licht der waarheid met behulp van de broeders die ijverige Bijbelonderzoekers zijn geweest, en terzelfder tijd tot God in gebed zouden gaan, vragende: Is dit de weg des Heren, of is dit een verkeerde weg waarop Satan mij wil brengen? dan zouden ze licht ontvangen en zouden ontkomen uit het net van de vogelaar. USG2 379 1 Laten al onze broeders en zusters zich hoeden voor wie ook die een tijd wil bepalen voor de Here om Zijn Woord ten aanzien van Zijn komst in vervulling te doen gaan of ten aanzien van elke andere belofte waaraan Hij een bijzondere betekenis heeft toegekend. "Het komt u niet toe te weten de tijden of gelegenheden die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft." Handelingen 1 : 7. Valse leraars mogen ogenschijnlijk veel ijver voor het werk Gods aan de dag leggen en mogen kosten maken om hun theorieën aan de wereld en de Ge-meente bekend te, maken; maar wanneer ze dwaling met waarheid mengen, dan is hun boodschap misleidend en zal zielen op dwaalwegen brengen. Men moet hen het hoofd bieden en tegenstaan, niet omdat het zulke slechte mensen zijn, maar omdat ze leugens verkondigen en druk doende zijn om op de leugen het stempel der waarheid te drukken. USG2 379 2 Wat jammer dat mensen zich zoveel moeite geven om een dwaaltheorie te ontdekken, terwijl er een schathuis boordevol kostbare juwelen is waardoor de mensen rijk gemaakt konden worden in het allerheiligste geloof. Inplaats van de waarheid te onderwijzen, stellen ze hun gedachten in op dat wat nieuw en vreemd is, en plaatsen zichzelf buiten het harmonische verband met hen die God gebruikt om het volk te brengen op het voetstuk der waarheid. Zij werpen terzijde alles wat gezegd is ten aanzien van eenheid in sentiment en gevoelens en zetten hun voet op het gebed van Christus als ware de eenheid waarom Hij bad, niet nodig en er geen noodzaak voor Zijn navolgers bestond om één te zijn zoals Hij één is met de Vader. Ze gaan een heel andere koers uit, en als Jehu doen ze een beroep op hun broeders om hun voorbeeld, te ijveren voor de Here, te volgen. USG2 380 1 Wanneer hun ijver hen er toe zou brengen in dezelfde richtlijnen te werken zoals hun broeders hebben gedaan, die de hitte en de druk van de dag gedragen hebben, als ze even volhardend waren om ontmoedigingen en hindernissen te overwinnen als hun broeders hebben gedaan, dan zou men hen kunnen navolgen en zou God hen aannemen. Maar mannen die zich verheffen en verkondigen dat ze een wonderlijk licht hebben maar een andere koers gaan dan de werktuigen die God leidt, moeten veroordeeld worden. Zo hebben ook Korach, Dathan en Abiram gedaan, en hun daad staat vermeld als een waarschuwing voor alle anderen. Wij moeten niet doen wat zij gedaan hebben -- diegenen beschuldigen en veroordelen op wie God de lasten van het werk heeft gelegd. USG2 380 2 Die rondbazuinen dat de Gemeente der Zevende-Dags Adventisten Babylon is, hebben gebruik gemaakt van de Getuigenissen om hun positie een schijnbare kracht te verlenen; maar waarom brengen zij niet naar voren datgene wat jarenlang het zwaartepunt van mijn boodschap is geweest -- de éénheid van de Gemeente? Waarom hebben zij niet aangehaald de woorden van de engel: "Sluit u aaneen, sluit u aaneen, sluit u aaneen"? Waarom herhaalden zij niet de vermaning en onderstreepten het beginsel dat "in éénheid kracht is, en in verdeeldheid zwakte"? USG2 380 3 Het zijn zulke boodschappen die deze mensen hebben uitgedragen, die in de Gemeente verdeeldheid brengen en ons te schande maken voor de vijanden der waarheid; en in zulke boodschappen komt duidelijk aan hef licht de sluwe werkwijze van de aartsbedrieger, die de Gemeente wil beletten om in eenheid tot de volmaaktheid te komen. Deze leraars volgen de vonken van het vuur dat ze zelf hebben aangemaakt, handelen naar hun persoonlijk onafhankelijk oordeel en bezwaren de waarheid met valse begrippen en theorieën. Zij verwerpen de raad van hun broeders en gaan hun eigen weg, tot ze worden wat Satan van hen wil maken -- onevenwichtigen van geest. USG2 381 1 Ik waarschuw mijn broeders dat ze zich hoeden voor de werking van Satan in elke vorm. De grote vijand van God juicht heden dat hij er in geslaagd is, zielen te misleiden en hun middelen en talenten af te voeren langs verkeerde kanalen. Hun geld had kunnen dienen om de tegenwoordige waarheid vooruit te brengen, maar in plaats daarvan is het ten koste gelegd om gedachten naar voren te brengen die helemaal niet in de waarheid zijn gewcrteld.... USG2 381 2 Ik vermaan hen die beweren de waarheid te geloven, om met hun broeders in eenheid te wandelen. Probeert niet om de wereld de kans te geven, te zeggen dat wij extremisten, aanhangers van het uiterste zijn, dat we verdeeld zijn, dat de een dit en de ander daf leert. Vermijdt tweedracht. Laat een ieder op zijn hoede zijn en er op letten dat hij in de bres staat om die toe te muren, inplaats van op de muur te staan en een bres te slaan. Laten allen er voor waken dat ze geen enkel protest uitbrengen tegen het enige volk dat beantwoordt aan de beschrijving van het overblijfsel, van hen die de geboden Gods bewaren en in Jezus geloven, die in dit laatste der dagen de banier der gerechtigheid hoog houden. USG2 381 3 God heeft een verkregen volk, een Gemeente op aarde die voor niemand behoeft onder te doen, maar verheven is boven allen in haar gelegenheden om de waarheid te onderwijzen, de wet van God te verdedigen. God heeft van de hemel verordineerde werktuigen -- mannen die Hij leidt, die de hitte en de zwaarte van de dag hebben gedragen, die samenwerken met hemelse werktuigen om het Koninkrijk van Christus in deze wereld vooruit te brengen. Laten allen zich verenigen met deze uitverkoren mensen, opdat ze tenslotte mogen gevonden worden onder hen die de lijdzaamheid der heiligen bezitten, die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus hebben.... USG2 381 4 God heeft op aarde een Gemeente die Zijn uitver-koren volk is, die Zijn geboden bewaart. Hij leidt niet de een hier en de ander daar, geen verspreide loten, maar een volk. De waarheid is een heiligende kracht, maar de strijdende Gemeente is niet de triomferende Gemeente. Er is onkruid onder de tarwe. "Wilt gij dan .... dat wij dat vergaderen?" was de vraag van de dienstknecht; maar de meester antwoordde: "Neen, opdat gij het onkruid vergaderende, ook mogelijk daarmede de tarwe niet uittrekt." Mattheüs 13 : 28, 29. In het evangelienet komen niet enkel de goede vissen maar ook de slechte, en alleen de Here weet wie de Zijnen zijn. USG2 382 1 Het is onze persoonlijke plicht in alle ootmoed met God te wandelen. We moeten geen vreemde, nieuwe boodschap zoeken. Wij moeten niet denken dat de uitverkorenen Gods, die trachten in het licht te wandelen, Babylon vormen. USG2 382 2 De gevallen kerken zijn Babylon. Babylon heeft vergiftigende leerstellingen, de wijn der dwaling, verkondigd. Deze wijn der dwaling is gemaakt van valse leerstellingen, zoals de natuurlijke onsterfelijkheid der ziel, de eeuwige pijniging van de goddelozen, de loochening van het voorbestaan van Christus voor Zijn geboorte te Bethlehem, en het propageren en verheerlijken van de eerste dag der week boven Gods heilige en geheiligde dag. Deze en soortgelijke dwalingen worden aan de wereld gebracht door de verschillende kerken, en zó gaan de Schriften in vervulling die zeggen: "Alle volkeren heben gedronken uit de wijn van de toorn harer hoererij." USG2 382 3 Verzwakt en gebrekkig, gedurig behoefte hebbend om gewaarschuwd en geraden te worden, is de Gemeente nochtans het voorwerp van Gods verheven aandacht. Hij verricht experimenten, proefnemingen der genade op de menselijke harten, waardoor zulke karakterveranderingen ontstaan dat engelen zich verbazen en hun vreugde in lofliederen uiten. Zij verblijden zich in de gedachte dat zondige, dwalende menselijke wezens zo veranderd kunnen worden. -- 1902, vol. 7, blz. 16. USG2 382 4 God heeft een volk waarin de gehele hemel belang stelt en zij zijn het enige voorwerp op aarde dat God na aan het hart ligt. Laat een ieder die deze woorden leest, daarop terdege acht slaan, want in de Naam van Jezus zou ik die willen inscherpen in elke ziel. Wanneer de een of ander zich verheft, hetzij uit ons midden of buiten onze rijen, die beweert een boodschap te moeten brengen, die zegt dat Gods volk tot Babylon behoort en er op staat dat de luide roep een oproep is om haar te verlaten, kunt u weten dat hij geen waarheidsboodschap brengt. Geloof hem niet, noch geef hem een zegenwens mee want God heeft door hem niet gesproken, noch hem een boodschap opgedragen, maar hij is zijn gang gegaan vóór hij gezonden was. -- Testimonies to Ministers, blz. 41. USG2 383 1 De Here heeft gezegd dat de geschiedenis van het verleden zich zou herhalen bij de afsluiting van het werk. Elke waarheid die Hij gegeven heeft voor dit laatste der dagen, moet aan de wereld verkondigd worden. Wij kunnen nu niet afstappen van het fundament dat door God gelegd is. Wij kunnen nu niet in een of andere nieuwe organisatie treden, want dit zou afval van de waarheid betekenen. -- 1905 Notebook Leaflets, "The Church" no. 1. USG2 383 2 Men behoeft absoluut niet te vrezen dat het werk niet zal slagen. God heeft de leiding van dit werk in handen en Hij zal alles in orde brengen. Zo het nodig is dat een of ander in de leiding van het werk moet worden herzien, zal God dat doen en alles wat verkeerd is, herstellen. Laat ons geloven dat God het sterke schip dat Gods volk aan boord heeft, in veilige haven zal brengen. -- Review and Herald, 20 September 1892. ------------------------Hoofdstuk 49--Gods Doel Met de Gemeente USG2 384 1 Het is Gods doel om door Zijn volk de beginselen van Zijn Koninkrijk te openbaren. Opdat zij in leven en karakter deze beginselen mogen openbaren, wil Hij hen afscheiden van de gewoonten en praktijken der wereld. Hij probeert ze dichter tot Zich te trekken, opdat Hij hun Zijn wil kan bekendmaken. USG2 384 2 Dit was Zijn opzet in de bevrijding van Israël uit Egypte. Bij de brandende braamstruik ontving Mozes van God de boodschap voor de koning van Egypte: "Laaf Mijn volk trekken, dat het Mij diene". Exodus 7:16. Met een machtige hand en een uitgestrekte arm bracht God de Hebreeën uit het land der slavernij. Wonderlijk was de verlossing die Hij voor hen wrochtte, terwijl Hij hun vijanden, die weigerden naar Zijn woord te luisteren, strafte met algehele vernietiging. USG2 384 3 God verlangde Zijn volk los van de wereld te stellen en hen voor te bereiden om Zijn woord te ontvangen. Vanuit Egypte leidde Hij hen naar de berg Sinaï, waar Hij hun Zijn heerlijkheid openbaarde. Hier was niets wat hun zinnen kon trekken of hun geest afleiden van God, en als de mensenmassa opkeek naar de majestueuze bergen die zich boven hen verhieven, konden zij zich hun eigen nietigheid voor Gods aangezicht bewust worden. Aan de voet van deze rotsen, onbewegelijk tenzij ze bewogen door de kracht van de Goddelijke wil, sprak God met mensen. En opdat Zijn woord duidelijk en scherp in hun verstand gegrift mocht zijn, verkondigde Hij te midden van donder en bliksem en onder verschrikkelijke majesteit de wet die Hij in Eden gegeven had en die een afschrift van Zijn karakter was. En de woorden werden geschreven op stenen tafelen door de vinger Gods. Zo werd de wil van de oneindige God 1900, Vol. 6, blz. 9--13 geopenbaard aan een volk dat geroepen was om aan elke natie, volk en tong de beginselen van Zijn bestuur in de hemel en op de aarde bekend te maken. USG2 385 2 Tot ditzelfde welk heeft Hij Zijn volk in dit geslacht geroepen. Aan hen heeft Hij Zijn wil geopenbaard en van hen verlangt Hij gehoorzaamheid. In de laatste dagen van de geschiedenis dezer aarde zegt de stem die sprak van de Sinaï, nog steeds tot de mensen: "Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben." Exodus 20 : 3. De mens heeft zijn wil gezet tegenover de wil van God, maar hij kan dit woord uit de wet niet het zwijgen opleggen. Het menselijke veistand kan nooit zijn verplichting tegenover de hogere macht begrijpen, maar het kan die verplichting niet uit de weg gaan. Diepzinnige theorieën en bespiegelingen mogen overvloedig worden, de mensen mogen proberen de wetenschap vijandig te stellen tegenover de openbaring om zo de wet van God teniet te doen; maar sterker en steeds sterker zal de Heilige Geest hen voorhouden het gebod: "De Here uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen." Mattheüs 4:10. USG2 385 3 Hoe staat de wereld tegenover de wet van God? Overal gaan mensen lijnrecht in tegen de Goddelijke voorschriften. In hun verlangen om het kruis dat de aandacht vestigt op gehoorzaamheid, te ontduiken, scharen zelfs de kerken zich aan de kant van de grote afvallige door te beweren dat de wet van God veranderd of afgeschaft is. In hun verblinding gaan mensen prat op de wonder-lijke vooruitgang en verlichting; maar de hemelse wachters zien de aarde vol verderf en geweld. Door de zonde is de atmosfeer van onze wereld geworden gelijk de atmosfeer van een pesthuis. USG2 385 4 Een groot werk moet gedaan worden door de mensen bekend te maken met de reddende waarheden van het Evangelie. Dit is het door God verordineerde middel om tegen de vloed van zedelijk verderf een dam op te werpen. Dit is Zijn middel om Zijn zedelijk beeld in de mens te herstellen. Het is Zijn geneesmiddel tegen de algemene ontreddering. Het is de kracht die mensen eendrachtig samenvoegt. Deze waarheden te brengen is het werk van de derde engel-boodschap. Het is ‘s Heren opzet dat de verkondiging van deze boodschap het verhevenste, grootste werk zal zijn dat in deze tijd uitgedragen wordt in de wereld. USG2 386 1 Satan port steeds mensen aan ‘om zijn beginselen te aanvaarden. Zo probeert hij het werk van God te dwarsbomen. Steeds is hij bezig om het uitverkoren volk van God voor te stellen als een misleid volk. Hij is een verklager van de broederen, en die beschuldigingen richt hij steeds tegen hen die de gerechtigheid werken. De Here wil door Zijn volk Satans beschuldigingen weer-leggen door het resultaat van gehoorzaamheid aan de juiste beginselen te laten zien. GODS KARAKTER OPENBAREN USG2 386 2 Al het licht van het verleden, al Het licht dat schijnt in de tegenwoordige tijd en straalt in de toekomst, zoals geopenbaard in Gods Woord, is voor iedere ziel die dat wil aannemen. De heerlijkheid van dit licht, dat juist de heerlijkheid is van Christus' karakter, moet geopenbaard worden in de individuele Christen, in het gezin, in de gemeente, in de bediening des Woords en in elke instelling die opgericht is door Gods volk. Die allen zullen volgens ‘s Heren bedoeling symbolen zijn van wat voor de wereld gedaan kan worden. Zij moeten zinnebeelden zijn der reddende kracht van de waarheden van het Evangelie. Het zijn middelen in de vervulling van Gods grote plan ten aanzien van de mensheid. USG2 386 3 De leden van Gods volk moeten kanalen zijn waardoor de hoogste invloed kan uitwerken op het heelal. In het visioen van Zacharia worden de twee olijfbomen die staan voor God, voorgesteld als stortende uit henzelf de gouden olie door gouden pijpen in het oliekruikje van het heiligdom. Van hieruit worden de lampen van het heiligdom gevoed opdat ze aanhoudend een helder, schijnend licht zullen geven. Zo worden via de gezalfden die staan in Gods tegenwoordigheid, de volheid van Goddelijk licht en liefde en kracht toebedeeld aan Zijn volk, opdat zij weer aan anderen licht en blijdschap en verkwikking zullen toebedelen. Zij moeten kanalen worden waardoor Goddelijke werktuigen aan de wereld de stroom van Gods liefde doen toekomen. USG2 387 1 Het doel dat God door Zijn volk zoekt te bereiken in deze tijd, is hetzelfde dat Hij in vervulling wilde doen gaan door Israël toen Hij hen uit Egypte leidde. Door het aanschouwen van de goedheid, de barmhartigheid, de rechtvaardigheid en de liefde van God geopenbaard in de gemeente, moet de wereld een voorstelling van Zijn karakter krijgen. En wanneer de wet van God aldus in het leven wordt geopenbaard zal zelfs de wereld de superioriteit erkennen van hen die God liefhebben en vrezen en dienen boven elk ander volk op aarde. USG2 387 2 De Here houdt Zijn oog gericht op een ieder van Zijn volk; Hij heeft Zijn plannen betreffende een iegelijk. Het is Zijn bedoeling dat zij die Zijn heilige geboden in praktijk brengen, een bijzonder volk zullen zijn. Op het volk van God van deze tijd zowel als op het Israël van ouds slaan de woorden, geschreven door Mozes door de Geest der Inspiratie: "Gij zijt een heilig volk de Here uw God; u heeft de Here uw God verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken die op de aardbodem zijn." Deuteronomium 7 : 6. "Zie, ik heb u geleerd de inzettingen en rechten, gelijk als de Here mijn God mij geboden heeft; opdat gij alzó doet in het midden des lands, waar gif naar toe gaat om dat te erven. Behoudt ze dan en doet ze; want dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn voor de ogen der volkeren die al deze inzettingen horen zullen en zeggen: Dit grote volk alleen is een wijs en verstandig volk. Want wat groot volk is er hetwelk de goden zó nabij zijn, als de Here onze God zo dikwijls wij Hem aanroepen? En wat groot volk is er dat zó rechtvaardige inzettingen en rechten heeft, als deze ganse wet is, die ik heden voor uw aangezicht geef?" Deuteronomium 4 : 5--8. USG2 387 3 Zelfs deze woorden zijn nog niet in staat om de grootheid en de heerlijkheid van Gods doel, dat bereikt moet worden door Zijn volk, uit te beelden. Niet alleen aan deze wereld maar aan het universum moeten wij de beginselen van Zijn Koninkrijk openbaren. Paulus, geïnspireerd door de Heilige Geest, zegt: "Mij, de allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus, en allen te verlichten dat ze mogen verstaan welke de gemeenschap der ver-borgenheid is die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus, opdat nu door de Gemeente bekend gemaakt worde aan de overheden en de machten in de hemel de veelvuldige wijsheid Gods." Efeze 3 : 8--10. USG2 388 1 Broeders, "wij zijn een schouwspel geworden voor de wereld en voor de engelen en voor de mensen". "Hoedanigen behoort gij te zijn in heilige wandel en godzaligheid, verwachtende en haastende tot de toekomst van de dag Gods"? 1 Corinthiërs 4 : 9; 2 Petrus 3:11, 12. USG2 388 2 Om het karakter van God te openbaren, opdat wij niet onszelf, de gemeente en de wereld misleiden door een vals Christendom, moeten wij persoonlijk met God bekend worden. Wanneer we gemeenschap met God hebben, zijn we Zijn predikers, al hebben we nooit voor een vergadering een preek gehouden. Wij zijn Gods medearbeiders zo wij in het menselijke de volmaaktheid van Zijn karakter laten zien. ------------------------Hoofdstuk 50--Het Werk Voor Deze Tijd USG2 389 1 Wij staan aan de vooravond van grote en plechtige gebeurtenissen. Profetieën gaan in vervulling. Een eigenaardige, vreemde geschiedenis wordt opgetekend in de boeken des hemels. Alles in onze wereld is in beweging. Daar zijn oorlogen en geruchten van oorlogen. De volkeren zijn toornig, en de tijd der doden om geoordeeld te worden, is gekomen. Gebeurtenissen spitsen zich toe om de dag van God, die zeer haastende is, te doen aanbreken. Nochtans blijft er als het ware een ogenblik tijds over. Maar terwijl reeds het ene volk tegen het andere volk opstaat en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk, is er nu nog niet een totale oorlog. Nog steeds worden de vier winden gehouden tot de dienstknechten Gods verzegeld zullen zijn aan hun voor-hoofden. Dan zullen de machten der aarde hun legers in slagorde stellen voor de laatste grote veldslag. USG2 389 2 Satan is druk bezig met het beramen van zijn plannen voor die laatste geweldige strijd, waarin allen partij zullen kiezen. Nadat het Evangelie in de wereld gedurende bijna twee duizend jaren verkondigd is, stelt Satan aan mannen en vrouwen nog steeds hetzelfde toneel voor ogen dat hij Christus voorschilderde. Op een wonderlijke wijze laat hij de koninkrijken der wereld in hun heerlijkheid aan hen voorbijgaan. Deze belooft hij aan allen die zich zullen neerbuigen om hem te aanbidden. Zo probeert hij de mensen onder zijn macht te brengen. USG2 389 3 Satan spant zich tot hef uiterste in, zichzelf als God te maken en alles te vernietigen wat zijn kracht wederstaat. En heden ten dage buigt de wereld zich voor hem neer. Zijn kracht wordt aanvaard als de kracht van God. De profetie van de Openbaring gaat in vervulling, dat "de gehele aarde zich verwonderde achter het beest". Openbaring 13:3. USG2 390 1 Mensen in hun verblindheid pochen over de wonderlijke vooruitgang en verlichting; maar voor de ogen van de Almachtige zijn geopenbaard de innerlijke schuld en verdorvenheid. De hemelse wachters zien de aarde vol geweld en misdaad. Rijkdom is verkregen door diefstal op verschillend gebied, niet enkel door mensen, maar ook door God te beroven. Mensen gebruiken hun geld om aan hun zelfzucht te voldoen. Alles wat ze maar krijgen kunnen, moet dienen voor hun hebzucht. Gierigheid en zinnelijkheid overheersen. Mensen vereren de eigenschappen van de eerste grote bedrieger. Zij hebben hem als God aangenomen en zijn doortrokken' van zijn geest. USG2 390 2 Maar boven hun hoofden hangt de gerechtelijke wraak welke de elementen bevat die Sodom verwoestten. In zijn visioenen van de komende dingen aanschouwde de profeet Johannes dit toneel. Deze duivelaanbidding werd hem getoond en het scheen hem toe alsof de gehele wereld stond op de drempel van de eeuwige verdoemenis. Maar als hij met gespannen aandacht toekeek zag hij de groep van Gods geboden-houdend volk. Zij hadden aan hun voorhoofden het zegel van de levende God, en hij zei: "Hier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn ze die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus. En ik hoorde een stem uit de hemel die tot mij zeide: Schrijf: Zalig zijn de doden die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen. En ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel. En een andere engel kwam uit de tempel, roepende met een grote stem tot Degene die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien is voor U gekomen, dewijl de oogst der aarde is rijp geworden. En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid. En een andere engel kwam uit de tempel die in de hemel is, hebbende ook zelf een scherpe sikkel. En een andere engel kwam uit van het altaar die macht had over het vuur, en hij riep met een groot geroep tot degene die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel en snijd af de druiventakken van de wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp. En de engel zond zijn sikkel op de aarde en sneed de druiven af van de wijngaard der aarde, en wierp ze in de grote wijnpersbak van de toorn Gods." Openbaring 14 : 12--19. VóóR HET TE LAAT IS USG2 391 1 Wanneer de storm van Gods gramschap over de wereld raast, zal het voor zielen een verschrikkelijke ervaring zijn dat hun huis wordt weggevaagd omdat het op zand is gebouwd. Laat men hen waarschuwen vóór het te laat is. Wij moeten nu de verantwoordelijkheid gevoelen om met zeer grote vlijt te arbeiden om anderen bekend te maken met de waarheden die God gegeven heeft voor deze tijd. Wij kunnen dat niet ernstig genoeg nemen. USG2 391 2 Het hart van God is bewogen. Zielen zijn in Zijn oog zeer kostbaar. Het was voor deze wereld dat Christus diep bewogen smartelijk weende; en voor deze wereld werd Hij gekruisigd. God gaf Zijn eniggeboren Zoon om zondaren te redden en Hij verlangt van ons dat wij anderen liefheben zoa Is Hij ons heeft liefgehad. Hij zou zo gaarne zien dat zij die een kennis van de waarheid bezitten, hun medemensen in die kennis laten delen. USG2 391 3 Het is nu de tijd om de laatste waarschuwing te geven. Het brengen van de waarheid in deze huidige tijd gaaf met een bijzondere kracht gepaard; maar hoe lang zal dat nog duren? Nog slechts een korte tijd. Als er ooit een crisis was, dan is hef wel nu. USG2 391 4 Allen moeten nu beslissen aangaande hun eeuwig lot. Mensen moeten wakker geschud worden om zich de ernst van de tijd bewust te worden, de nabijheid van de dag waarop voor de mensen de genadedeur zal gesloten worden. Besliste pogingen moeten gedaan worden om de mensen de boodschap van deze tijd duidelijk voor ogen te stellen. De derde engel moet voortgaan met grote kracht. Laat niemand dit werk verwaarlozen of behandelen als van weinig belang. USG2 392 1 Het licht dat wij ontvangen hebben aangaande de derde-engel-boodschap, is het ware licht. Het merkteken van het beest is precies wat in onze verklaring is naar voren gebracht. Niet alles wat deze aangelegenheid betreft is tot op heden begrepen, doch het zal begrepen worden naarmate de boekrol zich verder afrolt; maar een zeer bijzonder werk moet in onze wereld gedaan worden. Het bevel des Heren tot Zijn dienstknechten luidt: "Roep uit de keel, houd niet in, verhef uw stem als een bazuin en verkondig aan Mijn volk hun over-treding en aan het huis Jacobs hun zonden." Jesaja 58 : 1. USG2 392 2 In de algemene richtlijnen van ons werk behoeft geen verandering aangebracht te worden. Dat moet zo duidelijk en omlijnd staan als de profetie heeft aangegeven. Wij moeten geen verbond aangaan met de wereld in de veronderstelling dat wij zodoende meer zullen be-reiken. Wanneer deze of gene in de weg gaat staan om de vooruitgang van hef werk langs de richtlijnen die God getrokken heeft, te hinderen, dan zullen ze God mishagen. Geen richtlijn der waarheid die van het volk der Zevende-Dags Adventisten gemaakt heeft wat ze zijn, mag verzwakt worden. Wij hebben de oude grenspalen, de oude bakens der waarheid, ervaring en plicht, en wij moeten, voor het oog van de hele wereld, ter verdediging van onze beginselen, staan als een rots. USG2 392 3 Het is noodzakelijk dat mannen opstaan om voor alle mensen de levende woorden Gods te openbaren. Mannen uit alle standen en met alle capaciteiten, met hun verschillende talenten, moeten in alle harmonie samenwerken voor een gemeenschappelijk resultaat. Zij moeten eensgezind staan in het werk om aan de mensen de waarheid te brengen, terwijl elke arbeider precies doet wat hem is opgedragen. DE BOODSCHAP DER DRIE ENGELEN USG2 392 4 De drie engelen van Openbaring 14 worden voorgesteld als vliegende in het midden des hemels, als een symbool van het werk van hen die de boodschap van de eerste, tweede en derde engel verkondigen. Deze zijn met elkander Verbonden. De bewijzen van de blijvende, altijd levende waarheid van deze bijzondere boodschappen, van zoveel betekenis voor de gemeente, die zo'n hevige tegenstand van de godsdienstige wereld hebben opgewekt, zijn niet uitgewist. Satan is voortdurend bezig een schaduw over deze boodschappen te werpen, zodat het volk Gods hun belangrijkheid, hun tijd en plaats niet helder meer onderscheidt; maar zij leven en zullen hun kracht uitoefenen op ons godsdienstig be-leven zolang de tijd nog duurt. USG2 393 1 De invloed van deze boodschappen heeft zich verdiept en verwijd, heeft in duizenden harten actieve bronnen doen ontspringen, en onderwijsinrichtingen, uitgeverijen en ziekenhuizen doen ontstaan. Deze allen zijn instrumenten Gods om mee te arbeiden in het grote werk dat voorgesteld wordt door de eerste, tweede en derde engel, het werk om de bewoners der wereld te waarschuwen dat Christus ten tweede male komt met kracht en grote heerlijkheid. USG2 393 2 Broeders en zusters, ik wilde dat ik de woorden had om u de belangrijkheid van deze tijd, de betekenis van de gebeurtenissen die nu plaats grijpen, bij te brengen. Ik wijs u op de krachtige pogingen die nu gedaan worden om de godsdienstvrijheid aan banden te leggen. Gods geheiligd gedenkteken is tegen de grond geworpen en in zijn plaats staat voor de wereld een valse sabbat, die in het geheel niet geheiligd is. En terwijl de machten der duisternis van hier beneden de elementen opzwepen, zendt de Here God des hemels kracht van boven om dit gebeuren het hoofd te bieden door Zijn levende werktuigen op te wekken de wet des hemels te verhogen. Nu, juist nu is het onze tijd om in vreemde landen te gaan werken. Wanneer Amerika, het land van de godsdienstvrijheid, zich zal verenigen met het Pausdom om het geweten aan banden te leggen en de mensen te dwingen de valse sabbat te vieren, zal het volk van elk land der aardbol er toe gebracht worden om haar voorbeeld na te volgen. Onze mensen, met al de mogelijkheden binnen hun bereik, zijn nog niet half wakker om alles te doen wat in hun macht ligt om de waarschuwingsboodschap verder te verbreiden. DE LAATSTE GENADEBOODSCHAP USG2 394 1 De Here God des hemels zal Zijn oordelen uit hoofde van ongehoorzaamheid en overtreding niet over de wereld laten komen, of Hij moet eerst Zijn wachters gezonden hebben om de waarschuwing te brengen. Hij zal de genadetijd niet afsluiten of de boodschap moet dui-delijker en beslister zijn verkondigd. De wet van God moet verheerlijkt worden; haar geboden moeten gebracht worden in hun waar, heilig karakter, opdat de mensen zó ver gebracht worden dat ze hun standpunt vóór of tegen de waarheid innemen. Nochtans zal het werk in rechtvaardigheid worden afgesneden. De boodschap van Christus' gerechtigheid moet klinken van het ene einde der aarde tot hef andere om de weg des Heren te bereiden. Dit is de heerlijkheid Gods die het werk van de derde engel afsluit. USG2 394 2 Er is geen werk in onze wereld zó groot, zó geheiligd en zó verheven, geen werk dat God zó vereert, als dit Evangeliewerk. De boodschap die gebracht wordt in deze tijd, is de laatste genadeboodschap voor een gevallen wereld. Die het voorrecht hebben om deze boodschap te beluisteren en die blijven weigeren om op de waarschuwing acht te slaan, verwerpen hun laatste hoop op zaligheid. Er zal geen tweede genadetijd zijn. USG2 394 3 Het woord der waarheid "Er staat geschreven", is het Evangelie dat wij moeten prediken. Geen vlammend zwaard staat geplaatst voor deze boom des levens. Allen die willen, kunnen daarvan eten. Er bestaat geen macht die kan beletten dat een ziel van zijn vruchten neemt. Allen kunnen daarvan eten en het eeuwige leven bezitten. USG2 394 4 Verborgenheden die de engelen zo gaarne wilden doorzien, die profeten en koningen en rechtvaardigen zo gaarne wilden begrijpen, zal de laatste gemeente in boodschappen welke van God komen, aan de wereld brengen. De profeten profeteerden van deze dingen en zij verlangden te verstaan wat zij hadden voorzegd; maar aan hen werd dat voorrecht niet verleend. Zij verlangden te zien wat wij zien en te horen wat wij horen; maar zij konden niet. Zij zullen alles verstaan wanneer Christus ten tweede male komt; wanneer, omringd door een heirleger dat niemand kan tellen, Hij de verlossing verklaart, teweeggebracht door het grote offer dat Hij bracht.... LAAT NIEMAND ONGEWAARSCHUWD USG2 395 1 Terwijl de engelen de vier winden houden, moeten wij werken met al onze talenten. Wij moeten zonder enig uitstel onze boodschap uitdragen. Wij moeten het bewijs leveren aan het hemelse universum en aan mensen in deze ontaarde eeuw, dat onze godsdienst is een geloof en een kracht waarvan Christus de Maker is en Zijn Woord de Goddelijke sprake. Menselijke zielen hangen in de waagschaal. Zij zullen of onderdanen van Gods Koninkrijk zijn of slaven van de willekeur van Satan. Allen hebben het voorrecht om beslag te leggen op de hoop welke hun wordt voorgehouden in het Evangelie, en hoe kunnen zij horen zonder een prediker? Het menselijke gezin heeft behoefte aan een zedelijke wederopleving, een vorming van karakter, opdat zij kunnen verkeren in Gods tegenwoordigheid. Er zijn zielen die op het punt staan te vergaan tengevolge van de theoretische dwa-lingen die overheersen en die er op berekend zijn de Evangelieboodschap te dwarsbomen. Wie wil zich nu ten volle geven om medearbeiders Gods te worden? USG2 395 2 Wanneer u het gevaar en de ellende der wereld onder de werking van Satan aanschouwt, verspil dan niet uw door God gegeven krachten in nutteloos geweeklaag, maar ga aan het werk voor uzelf en voor anderen. Ontwaak en voel een last voor hen die vergaan. Zo zij niet voor Christus gewonnen worden, zullen zij een eeuwige gelukzaligheid verliezen. Laat uw gedachten gaan over wat zij kunnen winnen. De ziel die God geschapen heeft en Christus heeft verlost, is van grote waarde vanwege de mogelijkheden die zij bezit, de geestelijke voordelen die haar zijn verleend, de kundigheden die zij kan bezitten indien deze levend worden gemaakt door Gods Woord, en de onsterfelijkheid die zij door de Levengever kan verkrijgen indien ze gehoorzaamt, Eén ziel is voor de hemel van meer waarde dan een hele wereld vol bezit, huizen, landerijen, geld. Voor de bekering van één ziel moeten we onze hulpbronnen tot het uiterste aanspreken. Eén ziel voor Christus gewonnen zal om zich heen het licht des hemels doen schitteren, een licht dat de zedelijke duisternis doorboort en andere zielen redt. USG2 396 1 Indien Christus de negenennegentig verliet om het ene verloren schaap te gaan zoeken en redden, zijn wij dan verantwoord wanneer we minder doen? Is een verzuim om te werken zoals Christus werkte, een offer te brengen zoals Hij een offer bracht, niet een belediging voor God en een verraad aan de geheiligde, ons toevertrouwde panden? USG2 396 2 Blaas alarm over de lengte en breedte der aarde. Vertel de mensen dat de dag des Heren nabij is en zeer haastende. Laat niemand ongewaarschuwd blijven. Wij zouden in de plaats hebben kunnen staan van die arme zielen die in dwaling verkeren. Wij hadden tot de barbaren kunnen behoren. Overeenkomstig de waarheid die wij boven anderen hebben ontvangen, zijn wij schuldenaars om dat verkregene onder hen uit te delen. USG2 396 3 Wij heben geen tijd te verliezen. Het einde is nabij. De doorgang van plaats tot plaats om de waarheid te verspreiden, zal weldra omzoomd zijn met gevaren aan de rechteren aan de linkerhand. Alles zal aangesleept worden om de weg van des Heren boodschappers te blokkeren, zodat zij dan niet kunnen doen wat zij momenteel wel kunnen doen. Wij moeten ons werk eerlijk onder ogen zien en in een aanvallende strijd zoveel mogelijk voorwaarts gaan. Van het mij door God gegeven licht weet ik dat de machten der duisternis van beneden met een enorme kracht werken, en op sluipende wijze gaat Satan voorwaarts om te grijpen die nu slapen, zoals een wolf zijn prooi grijpt. We hebben nu nog waarschuwingen die we kunnen geven, nu nog een werk dat we kunnen doen; maar weldra zal dat moeilijker gaan dan we ons kunnen indenken. God helpe ons dat we blijven in het licht om te werken met de ogen gericht op Jezus onze Leidsman ten einde geduldig te volharden om de overwinning te behalen. USG2 397 1 Gods volk heeft een geweldig werk voor zich liggen, een werk dat steeds meer op de voorgrond moet komen. Onze pogingen op zendingsgebied moeten veel krachtiger en van groter omvang worden. Een beslister werk dan gedaan is, moet gedaan worden vlak voor de wederkomst van onze Here Jezus Christus. Gods volk moet niet met zijn werk ophouden voor ze de wereld omspannen. -- 1900, vol. 6, blz. 23, 24. USG2 397 2 Wij moeten een dubbel leven leiden -- een leven van overleg en actie, en van stil gebed en ijverige arbeid. Allen die het licht der waarheid ontvangen hebben, moeten het als hun plicht voelen om lichtstralen te laten vallen op het pad van de onboetvaardigen. Zij moeten getuigen zijn van Christus zowel in onze instituten als in de kerk. God wil dat wij levende brieven zijn, gekend en gelezen door alle mensen. De ziel die zich tot God wendt om kracht, om steun, om sterkte door dagelijks, vurig gebed, zal edele ingevingen, een klaar besef van waarheid en plicht, verheven doelstellingen en een aan-houdend hongeren en dorsten naar de gerechtigheid bezitten. Door gemeenschap met God te onderhouden zullen we in staat zijn, door onze omgang met hen, op anderen het licht, de vrede, de ongestoorde rust over te brengen die in onze harten woont, en zullen hun een voorbeeld kunnen stellen van onwankelbare trouw tegenover de belangen van het werk waaraan wij deelnemen. -- 1880, vol. 4, blz. 459, 460. USG2 397 3 Het is voor de dorstende ziel dat de bron der levende wateren opwelt. God heeft gezegd: "Ik zal water gieten op de dorstige en stromen op het droge." Jesaja 44 : 3. Aan zielen die ernstig zoeken naar licht en die met blijdschap elke straal der Goddelijke verlichting uit Zijn heilig Woord aannemen, alléén aan dezulken zal licht gegeven worden. Het is door deze zielen dat God zal openbaren dat licht en die kracht welke de gehele aarde met Zijn heerlijkheid zullen verlichten. -- 1889, vol. 5, blz. 729. ------------------------Hoofdstuk 51--De Conferentie Vergadering USG2 398 1 Het is van belang dat de leden van onze gemeenten onze conferentie-vergaderingen zullen bijwonen. De vijanden der waarheid zijn zeer talrijk; en omdat wij weinig in aantal zijn, moeten we een zo sterk mogelijk front vormen. Persoonlijk hebt u de zegeningen van de bijeenkomsten nodig en God roept u om in de gelederen der waarheid uw plaats in te nemen. USG2 398 2 Sommigen zullen zeggen: "Reizen is kostbaar en' wij kunnen het geld beter sparen om het te geven voor de vooruitgang van het werk, waar het zo nodig is." Redeneer niet zo; God doet een beroep op u om uw plaats in te nemen in de gelederen en rijen van Zijn volk. Maak de vergadering sterk zoveel gij kunt door met uw gezin daar aanwezig te zijn. Span u eens extra in om de conferentie-vergadering van Gods volk bij te wonen. USG2 398 3 Broeders en zusters, het zou veel beter voor u zijn uw werk even te laten rusten dan de kans te verzuimen om de boodschap te beluisteren die God voor u heeft. Voer geen verontschuldiging aan die u zal beletten om elk mogelijk geestelijk profijt te verkrijgen. U hebt elke lichtstraal nodig. U moet in staar zijn om in ootmoed en vreze een reden op te geven van de hoop die in u is. U kunt u niet veroorloven één zo'n voorrecht te verliezen. USG2 398 4 In het verleden onderrichtte de Here Zijn volk om driemaal per jaar bijeen te komen ten einde Hem te aanbidden. Naar deze heilige vergadering gingen de kinderen Israëls op en brachten in het huis Gods hun tienden, hun zondoffers en hun dankoffers. Zij kwamen bijeen om te getuigen van Gods goedertierenheden, om Zijn wonderwerken bekend te maken en aan Zijn Naam lof en dank te brengen. En zij kwamen ook bijeen voor de offerdienst, die heenwees op Christus als het Lam Gods Dat de zonde der wereld wegneemt. Zo werden zij bewaard voor de verdervende invloed van wereldsgezindheid en afgodendienst. Geloof en liefde en dankbaarheid moesten in hun harten levend gehouden worden, en door hun samenkomst in deze heilige dienst moesten zij nauwer met God en met elkander verbonden worden. USG2 399 1 In de dagen van Christus werden deze feesten bijgewoond door grote scharen mensen uit alle landen; en waren ze, zoals God bedoelde, bewaard gebleven in de geest van ware aanbidding, dan zou door hen het licht der wereld zijn uitgegaan naar alle volken der aarde. USG2 399 2 Voor hen die op een afstand van de tabernakel woonden, nam het elk jaar meer dan een maand in beslag om deze heilige vergaderingen bij te wonen. Zij moesten nodig hun wereldse zorgen eens achterlaten om met God te verkeren en onzienlijke werkelijkheden in zich op te nemen. USG2 399 3 Wanneer de kinderen Israëls in hun tijd de zegen van deze heilige bijeenkomsten zo nodig hadden, hoeveel te meer zijn wij er dan op aangewezen in dit laatste der dagen vol gevaar en strijd! En indien de mensen van de wereld van die tijd het licht dat God aan Zijn gemeente had gegeven, zo nodig hadden, hoeveel te meer zijn zij heden ten dage dan daarop aangewezen! USG2 399 4 Dit is de tijd voor een ieder om een hulp te zijn voor de Here, een hulp voor de Here in de strijd tegen de machtige. De machten van de vijand versterken zich, en als volk worden wij miskend. Het is ons verlangen dat de mensen bekend worden met onze leerstellingen en ons werk. Wij willen dat zij weten wat wij zijn en waf wij geloven. Wij moeten de weg tot hun harten vinden. Laat het leger des Heren zich opmaken om van hef werk en de zaak Gods een beeld te geven. Voer geen verontschuldiging aan. De Here heeft u nodig. Hij doet Zijn werk niet zonder samenwerking met menselijke werktuigen. Ga naar de Unieof Conferentie-vergadering, al moet u daarvoor ook een offer brengen. Tref vastbesloten toebereidingen. En doe alles wat u kunt om uw vrienden te bewegen dat ze gaan, niet in uw plaats, maar met u om te staan aan ‘s Heren zijde en Zijn geboden te gehoorzamen. Help degenen die er gaarne heengaan, zo nodig met voedsel en onderdak. Engelen die de opdracht hebben hen te dienen die erfgenamen der zaligheid zijn, zullen u vergezellen. God wil grote dingen voor Zijn volk doen. Hij zal elke poging om Zijn zaak te eren en Zijn werk vooruit te brengen, zegenen. VOORBEREIDING DES HARTEN USG2 400 1 Op deze vergaderingen moeten wij er altijd aan denken dat er twee machten aan het werk zijn. Het leger des Heren staat hier op aarde om zielen te redden. Ook Satan en zijn krachten zijn aan het werk, en proberen op alle mogelijke manieren te misleiden en te vernietigen. De Here vraagt ons: "Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige verleiding des duivels. Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht." Efeze 6:11, 12. Dag in dag uit gaat de strijd voort. Zouden uw ogen geopend kunnen worden om de goede en de boze machten aan het werk te zien, dan zou er geen niets beduidend gesnap, geen ijdel gepraat, geen gekkernij zijn. Zouden allen de gehele wapenrusting Gods aandoen om moedig voor de Here te strijden, dan zouden overwinningen behaald worden die het koninkrijk der duisternis op zijn grondvesten zouden doen schudden. Niemand van ons moet naar de conferentie-vergadering gaan om zich te verlaten op de predikanten of op de Bijbelarbeiders om zodoende de vergadering een zegen voor ons te doen worden. God wil niet dat Zijn volk zo steunt op de predikant. Hij wil niet dat ze verzwakken door, wat hulp betreft, zich te verlaten op menselijke wezens. Zij moeten niet, als hulpeloze kinderen, bij anderen een steunsel zoeken. Als uitdeler van de genade Gods moet elk gemeentelid de persoonlijke verantwoordelijkheid voelen om kiem en leven in zichzelf te hebben. Een ieder moet aanvoelen dat in zekere mate het welslagen van de vergadering op hem rust. Zeg niet: "Ik ben niet verantwoordelijk; op mij rust niet het succes van deze vergadering." Wanneer u van dat gevoelen uitgaat," geeft u Satan de kans om door u te werken. Hij zal uw geest zijn gedachten opdringen en zal u iets laten doen in zijn richtlijnen. In plaats van met Christus te vergaderen, zult u verstrooien. USG2 401 1 Het succes van de bijeenkomst hangt af van de tegenwoordigheid en kracht van de Heilige Geest. Een ieder die het werk der waarheid liefheeft, zal bidden om de uitstorting des Geestes. En zoveel als in onze macht ligt, moeten wij elke hinderpaal voor Zijn werking uit de weg ruimen. De Geest kan nooit uitgestort worden zolang er geschillen en bitterheid heersen tussen de gemeenteleden onderling. Naijver, jaloersheid, kwaad denken en kwaad spreken zijn uit Satan en die versperren inderdaad de weg voor de werking van de Heilige Geest. Niets anders in deze wereld is God zo dierbaar als Zijn Gemeente. Niets wordt door Hem met zo'n jaloerse zorg gade geslagen. Niets kwetst God zó als een daad die de invloed ondermijnt van hen die Zijn werk doen. Hij zal allen ter verantwoording roepen die Satan helpen in zijn werk om critiek uit te oefenen en te ontmoedigen. USG2 401 2 Die geen sympathie, tederheid of liefde bezitten, kunnen Christus' werk niet doen. Alvorens de profetie in vervulling kan gaan: De zwakke zal zijn "als David", en het huis Davids "als de engel des Heren" (Zacharia 12:8), moeten de kinderen Gods elke gedachte aan achterdocht ten aanzien van hun broeders wegdoen. Want het hart moet eensgezind zijn. Christelijke goedertierenheid en broederlijke liefde moeten veel overvloediger aan het licht komen. De woorden klinken mij in de oren: "Sluit u aaneen, sluit u aaneen." De plechtige, heilige waarheid voor deze tijd moet het volk Gods tot een hechte eenheid maken. Het verlangen om de eerste te zijn, moet sterven. Er moet slechts één wedijver zijn die al het andere verslindt: Wie zal Christus, wat karakter betreft, het meest nabijkomen? Wie zal het eigen-ik geheel en al in Jezus doen opgaan? USG2 402 1 "Hierin is Mijn Vader verheerlijkt," zegt Christus, "dat gij veel vrucht draagt." Johannes 15 : 8. Was er ooit een plaats waar de gelovigen veel vrucht moesten dragen, dan is dat wel op onze conferentie-vergaderingen Op deze vergaderingen ondergaan onze daden, onze woorden, onze geest een invloed, en die invloed is zo verreikend als de eeuwigheid. USG2 402 2 Hervorming van karakter moet voor de wereld het getuigenis zijn van de inwonende liefde van Christus. De Here verwacht van Zijn volk dat de verlossende kracht der genade kan inwerken op het gebrekkige karakter om dat evenredig te ontwikkelen opdat het overvloedig vrucht draagt. USG2 402 3 Maar om aan Gods opzet te beantwoorden, valt er ‘een voorbereidend werk te doen. De Here vraagt ons onze harten te ontledigen van zelfzucht, hetgeen de wortel der vervreemding is. Hij verlangt in rijke mate Zijn Heilige Geest over ons uit te storten en Hij vraagt ons daartoe de weg te bereiden door zelfverzaking. Wanneer het eigen-ik aan God is overgegeven, zullen onze ogen geopend worden om de stenen des aanstoots te zien die door onze onchristelijke gedragingen zijn gelegd op de weg van anderen. God vraagt ons die allen weg te nemen. Hij zegt: "Belijdt elkander de misdaden en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt." Jacobus 5 : 16. Dan kunnen we de verzekering hebben die David had, toen, na . belijden van zijn zonde, hij bad: "Geef mij weder de vreugde Uws heils, en de vrijmoedige geest ondersteune mij. Zo zal ik de overtreders Uw wegen leren, en .de zondaars zullen zich tot U bekeren." Psalm 51 : 14, 15. USG2 403 4 Wanneer de genade Gods in ons binnenste heerst, zal de ziel omgeven zijn door een atmosfeer van geloof en moed en van de liefde van Christus, een atmosfeer die kracht verleent aan het geestelijke leven van allen die haar inademen. Dan kunnen we naar de conferentie gaan niet enkel om te ontvangen, maar om uit te delen. Een iegelijk die deelt in Christus' vergevende liefde, een iegelijk die verlicht is geworden door de Geest van God en bekeerd is tot de waarheid, zal voelen dat ten aanzien van deze kostelijke zegeningen hij een schuldenaar is tegenover iedere ziel met wie hij in aanraking komt. Die nederig zijn van hart, zal de Here gebruiken om in aanraking te komen met zielen die de ingezegende predikanten niet kunnen bereiken. Zij zullen gedreven worden om woorden te spreken die de zaligmakende genade van Christus openbaren. USG2 403 1 En door anderen te zegeneh, zullen zij zichzelf een zegen zijn. God stelt ons in de gelegenheid om genade uit te delen, opdat Hij ons met nog meer genade opnieuw kan vullen. Hoop en geloof zullen sterker worden wanneer het instrument voor God werkt met de talenten en voorrechten door God gegeven. Hij zal een Goddelijk instrument hebben, dat met hem samenwerkt.... WERK VAN DE PREDIKANTEN USG2 403 2 De Conferentie-voorzitters en de predikanten moeten zich geheel kunnen geven aan de geestelijke belangen van het volk en moeten derhalve vrijgesteld blijven van de bijzaken van organisatorische aard die aan zo'n conferentie vastzitten. De predikanten moeten klaar staan om op de conferentie-vergaderingen als leraars en leiders op te treden wanneer de gelegenheid dat vraagt, maar zij moeten niet teveel hooi op de vork krijgen. Zij moeten fris en opgewekt van geest zijn, want dit is absoluut nodig voor het welslagen van de vergadering. Zij moeten in staat zijn woorden van moed en opbeuring te spreken en zaad van geestelijke waarheid te zaaien in de grond van oprechte harten, opdat dit ontkiemt en kostelijke vruchten voortbrengt. USG2 403 3 De predikanten moeten de mensen leren hoe ze tot de Here kunnen komen en hoe ze anderen tot Hem kunnen brengen. Methoden moeten aangenomen worden, plannen uitgevoerd, waardoor de banier hoog verheven wordt, en de mensen moeten leren hoe ze gereinigd kunnen worden van ongerechtigheid en door volharding gebracht kunnen worden tot reine en heilige beginselen. USG2 403 4 Daar moet tijd zijn voor onderzoek des harten, voor ziele-beschaving. Wanneer de geest vol zit van zakelijke aangelegenheden, dan volgt daaruit zeer zeker een gebrek aan geestelijke kracht. Persoonlijke godsvrucht, waar geloof en heiligheid des harten moet men de mensen voorhouden tot zij zich de belangrijkheid daarvan bewust worden. USG2 404 1 Wij moeten de kracht Gods op onze conferenties gewaar worden of anders zullen we niet in staat zijn te zegevieren over de vijand van zielen. Christus zegt: "Zonder Mij kunt gij niets doen." USG2 404 2 Die de conferentie-vergaderingen bezoeken, moet het feit ingegrift worden dat het doel van de bijeenkomsten is: te komen tot een hoger Christelijk beleven, vooruit te gaan in de kennis van God, versterkt te worden door geestelijke kracht; en zo wij ons dit niet bewust worden, zullen de vergaderingen voor ons geen vrucht afwerpen. USG2 404 3 Er is geen invloed, zó nadelig voor een conferentievergadering, of voor andere godsdienstige bijeenkomsten, dan het elkander veelvuldig opzoeken gepaard gaande met ijdele gesprekken. Vaak verenigen mannen en vrouwen zich in groepeh en houden gesprekken over alledaagse onderwerpen die geen verband houden met de vergadering. Sommigen verkeren nog midden in hun boerderijen en anderen weer te midden van hun huizen, en ze praten maar over hun uitbreidingsplannen. Sommigen bekladden de karakters van anderen en hebben geen tijd of geen zin om hun eigen hart eens na te gaan ten einde hun fouten te verbeteren en tot volmaakte heiligheid in de vreze Gods te komen. USG2 404 4 Indien allen die belijden navolgers van Christus te zijn, de conferentietijd eens zouden ‘gebruiken om over de waarheid te spreken, om hun gedachten te bepalen bij de Christelijke hoop, hun eigen hart te onderzoeken en in ernstig gebed tot God om Zijn zegen te smeken, dan zou een veel groter werk verricht zijn dan wij nu zien. Ongelovigen welke degenen die de waarheid geloven, valselijk beschuldigen, zouden overtuigd worden van hun "goede wandel in Christus". Onze woorden en daden zijn de vruchten die wij dragen, en "aan hun vruchten zult gij ze kennen". -- 1871, vol. 2, blz. 597, 598. USG2 405 1 Het doel van een conferentie-vergadering is, dat allen eens loskomen van hun dagelijkse zorgen en lasten om enkele dagen uitsluitend te wijden aan het zoeken van de Here. Wij moeten die tijd gebruiken voor zelfonderzoek, nauwkeurig onderzoek des harten, berouwvol belijden van zonden en hernieuwing van onze geloften tegenover de Allerhoogste. Komen er tot deze vergaderingen met doelstellingen van minder waarde, dan hopen we dat het karakter van de vergadering zodanig zal zijn dat hun geest geleid wordt tot de juiste doelstellingen. -- 1871, vol. 2, blz. 601. USG2 405 2 Het geloof van de meeste Christenen zal gaan wankelen wanneer ze aanhoudend de conferentie en het gebed verzuimen. Zou het hun onmogelijk zijn zulke godsdienstige voorrechten te smaken, dan zou God door Zijn engelen rechtstreeks licht zenden van de hemel om Zijn verstrooiden op te wekken, te bemoedigen en te zegenen. Maar Hij is niet van plan een wonder te verrichten om het geloof van Zijn heiligen te ondersteunen. Van hen wordt verlangd dat ze de waarheid voldoende liefhebben om zich wat opofferingen te getroosten ten einde zich de voorrechten en zegeningen te verzekeren die hun genadiglijk door God zijn geschonken. Het minste wat zij kunnen doen, is een paar dagen per jaar te wijden aan een gemeenschappelijk pogen het werk van Christus vooruit te brengen en onder elkander vriendschappelijk en vol sympathie te beraadslagen. -- 1876, vol. 4, blz. 106, 107. ------------------------Hoofdstuk 52--Werken Voor de Hogere Standen USG2 406 1 Wij hebben een werk te doen ten opzichte van de predikanten van andere kerken. God zou hen ook gaarne gered zien. Zij, evenals wij, kunnen onsterfelijkheid bezitten enkel door geloof en gehoorzaamheid. Wij moeten in alle ijver voor hen werken opdat zij dat kunnen verkrijgen. God zou graag willen dat ook zij deel zullen hebben aan Zijn bijzonder werk voor deze tijd. Hij zou graag zien dat zij tot degenen behoren die aan Zijn huishouding het voedsel brengen te rechter tijd. Waarom zouden ze met dit werk niet bekend gemaakt worden? USG2 406 2 Onze predikanten moeten proberen contact te krijgen met de predikanten van andere kerkgenootschappen. Bidt voor en met deze mannen, voor wie Christus Zijn middelaarswerk doet. Een grote verantwoordelijkheid rust op hen. Als Christus' gezanten zullen wij een diepe, ernstige belangstelling aan de dag leggen voor deze herders van de kudde. USG2 406 3 De roep die moet gaan langs de "heirwegen", moet verkondigd worden aan allen die een actief aandeel hebben in ‘s werelds werk, aan de leraars en leiders van hef volk. Die zware verantwoordelijkheden dragen in het openbare leven -- dokters en leraars, advocaten en rechters, zakenmensen en ambtenaren -- moeten de boodschap duidelijk en omlijnd ontvangen. "Wat zou het de mens baten, zo hij de gehele wereld won en aan zijn ziel schade leed? Of wat zal een mens geven tot lossing van zijn ziel?" Marcus 8 : 36, 37. USG2 406 4 We praten en schrijven zoveel over de verwaarloosde armen; moest ook niet enige aandacht geschonken worden aan de verwaarloosde rijken? Velen beschouwen de mensen van die stand als hopeloze gevallen en zij doen maar weinig om de ogen te openen van hen die, verblind 1900, Vol. 6, blz. 77--81; (Na de Conferentie-vergadering) en versuft door de macht van Satan, geen rekening houden met de eeuwigheid. Duizenden rijken zijn ongewaarschuwd in hun graven gedaald omdat ze naar het oog werden beoordeeld en als hopeloze gevallen werden beschouwd. Maar hoe onverschillig zij ook ogenschijnlijk lijken, zo is mij getoond dat de meesten van die stand zich nog wel bekommeren over hun ziel. Er zijn duizenden rijken die hunkeren naar geestelijk voedsel. Velen in de hogere levenskringen voelen behoefte aan iets dat zij niet bezitten. Weinigen onder hen gaan naar de kerk, want ze voelen dat ze daar geen baat vinden. Wat daar gebracht wordt, raakt hun ziel niet. Zullen wij persoonlijk niet iets doen te hunnen bate? USG2 407 1 Sommigen zullen vragen: Kunnen wij hen niet bereiken met onze geschriften? Tallozen zijn er die langs die weg niet bereikt kunnen worden. Een persoonlijk werk moet aan hen gedaan worden. Moeten zij verderven zonder een bijzondere waarschuwing? Zo was het niet in ver-leden tijden. Gods dienstknechten moesten gaan vertellen aan hen die hoge posities bekleedden, dat zij vrede en rust konden vinden enkel en alleen in de Here Jezus Christus. USG2 407 2 De Majesteit des hemels kwam naar onze wereld om een verloren, gevallen mensheid te redden. Zijn arbeid bepaalde zich niet enkel tot de uitgeworpenen maar ook tot hen die hoog verheven waren. Op vindingrijke wijze werkte Hij om contact te krijgen met de mensen in de hogere standen die God niet kenden en Zijn geboden niet hielden. USG2 407 3 Hetzelfde werk werd voortgezet na Christus' hemelvaart. Mijn hart wordt bewogen wanneer ik lees van de belangstelling die de Here aan de dag legde voor Cornelius. Cornelius was een man van hoge positie, een officier in het Romeinse leger, maar zijn wandel was in harmonie met al het licht dat hij had ontvangen. De Here zond hem van de hemel een speciale boodschap, en een andere boodschap droeg Petrus op om hem te bezoeken en hem licht te geven. Het moet voor ons in ons werk een grote bemoediging zijn, te denken aan het erbarmen en de tedere liefde Gods voor hen die zoekende zijn en bidden om licht. USG2 408 1 Er zijn velen die mij getoond zijn als zijnde gelijk Cornelius, mannen die God met Zijn Gemeente wil verbinden. Hun sympathieën gaan uit naar Gods gebodenhoudend volk. Maar de banden die hen binden aan de wereld, houden hen stevig omstrengeld. Zij bezitten niet de zedelijke moed om zich te scharen aan de kant der nederigen. Wij moeten ons bijzonder inspannen voor deze zielen, die uit hoofde van hun verantwoordelijkheden en verzoekingen behoefte hebben aan een' bijzonder werk. USG2 408 2 Uit het mij geschonken licht weet ik dat een duidelijk "Zo zegt de Here" nu gesproken moet worden tot mannen van invloed en gezag in de wereld. Zij zijn rentmeesters aan wie God belangrijke schatten heeft toe-vertrouwd. Zo zij op Zijn roepstem ingaan, zal God hen in Zijn werk gebruiken.. .. USG2 408 3 Er zijn er die juist geschikt zijn om voor de hogere standen te werken. Die moeten de Here dagelijks zoeken en er een studie van maken hoe deze mensen te bereiken, niet enkel om zo terloops even met hen kennis te maken, maar om stevig contact met hen te krijgen door persoonlijke inspanning en een levend geloof, terwijl een diep gewortelde liefde voor hen aan de dag gelegd wordt met het vooropgezette doel dat zij een kennis der waarheid zoals beschreven in Gods Woord, zullen verkrijgen. ------------------------Hoofdstuk 53--De Doop USG2 409 1 De inzettingen van doop en ‘s Heren Avondmaal zijn twee monumentale zuilen, een buiten en een binnen de Gemeente. Op deze inzettingen heeft Christus de Naam van de ware God geschreven. USG2 409 2 Christus heeft de doop gesteld als het teken van het binnengaan in Zijn geestelijk Koninkrijk. Hij heeft die gesteld als een positieve voorwaarde, waaraan allen moeten voldoen die erkend willen worden als te staan onder de autoriteit van de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest. Alvorens de mens een thuis kan vinden in de Gemeente, alvorens hij de drempel van Gods geestelijk Koninkrijk overschrijdt, moet op hem de Goddelijke Naam geschreven worden: "De Here onze Gerechtigheid." Jeremia 23 : 6. USG2 409 3 De doop is de plechtigste verzaking van de wereld. Die gedoopt zijn in de drievoudige Naam van de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest, precies aan het begin van hun Christelijke leven, getuigen in het openbaar dat ze de dienst van Satan hebben opgegeven en leden van het Koninklijke gezin zijn geworden, kinderen van de hemelse Koning. Zij hebben het bevel gehoorzaamd: "Gaat uit het midden van hen en scheidt u af, .... en raakt niet aan hetgeen onrein is." En aan hen is de belofte vervuld: "Ik zal ulieden aannemen en Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige." 2 Corinthe 6:17, 18. VOORBEREIDING OP DE DOOP USG2 409 4 Er bestaat behoefte aan een meer gedegen voorbereiding van de doopcandidaten. Zij hebben behoefte aan een beter onderwijs dan hun doorgaans is gegeven. De beginselen van het Christelijke leven moeten worden 1900, Vol. 6, blz. 91--99 duidelijk gemaakt aan hen die pas tot de waarheid zijn gekomen. Niemand kan zich verlaten op hun belijdenis des geloofs als bewijs dat zij in een reddende verbinding met Christus staan. Wij moeten niet enkel zeggen: "Ik geloof", maar we moeten de waarheid uitleven. Het is door overeenstemming met de wil van God in onze woorden, onze gedragingen, ons karakter, dat wij onze gemeenschap met Hem bewijzen. Wanneer iemand breekt met de zonde, die een overtreding van de wet is, zal zijn leven in overeenstemming met de wet gebracht worden tot volmaakte gehoorzaamheid. Dat is hef werk van de Heilige Geest. Het licht van het Woord, nauwgezet bestudeerd, de stem van het geweten, de werkingen van de Geest, verwekken in het hart oprechte liefde voor Christus, Die Zichzelf gaf als een totaal offer om de totale mens, lichaam, ziel, en geest te verlossen. En de liefde komt tot uiting in de gehoorzaamheid. De scheidingslijn zal duidelijk en scherp getrokken worden tussen hen die God liefhebben en Zijn geboden houden en degenen die Hem niet liefhebben en Zijn geboden veronachtzamen. USG2 410 1 Trouwe Christelijke mannen en vrouwen moeten branden van verlangen om de bekeerde ziel een juiste kennis van de gerechtigheid in Christus Jezus bij fe brengen. Indien sommigen de zelfzucht zijn gaan koesteren om in het leven een hoge positie in te nemen, moeten trouwe gelovigen waken over deze zielen als dezulken die eenmaal rekenschap zullen moeten geven. Zij moeten het trouwe, tedere, liefdevolle onderricht dat zo nodig is voor pasbekeerden, niet verwaarlozen, opdat ze geen halfslachtig werk zullen doen. De allereerste ervaring moet correct en goed zijn. USG2 410 2 Satan wil niet dat iemand de noodzakelijkheid ziet van algehele overgave aan God. Wanneer de ziel faalt in hef doen van deze overgave wordt de zonde niet verzaakt; lusten en hartstochten willen de overhand hebben; verzoekingen verstoren het geweten, zodat een ware bekering niet plaats vindt. Indien allen een begrip hadden van de strijd die iedere ziel moet voeren met satanische werktuigen, die zoeken te verschrikken, te verlokken en te misleiden, zou er met meer ijver gewerkt worden voor hen die pas in het geloof staan. USG2 411 1 Deze zielen, aan zichzelf overgelaten, worden vaak verzocht, en onderscheiden niet het kwaad van de verzoeking. Breng hen onder het oog dat zij het voorrecht hebben raad in te winnen. Laat ze het gezelschap zoeken van hen die hen kunnen helpen Door omgang met hen die God liefhebben en vrezen, zullen zij kracht ontvangen. USG2 411 2 Onze gesprekken met deze zielen zullen een geestelijk, bemoedigend karakter dragen. De Here ziet de strijd van elke zwakke, twijfelende, worstelende ziel en Hij zal allen die Hem aanroepen, helpen. Zij zullen vóór zich de hemel geopend zien, terwijl engelen de ladder van glanzende heerlijkheid, die zij willen beklimmen, open afgaan. HET WERK DER OUDERS USG2 411 3 Ouders wier kinderen gedoopt willen worden, hebben een werk te doen, zowel wat betreft zelfonderzoek als het geven van trouw onderricht aan hun kinderen. De doop is een zeer heilige en belangrijke inzetting, en er moet een gedegen begrip bestaan wat betreft zijn betekenis. Het betekent berouw over zonde en het begin van een nieuw leven in Christus Jezus. Er moet geen onnodige haast gemaakt worden om de inzetting te ondergaan. Laten èn ouders èn kinderen bezinnen voor zij beginnen. In de bewilliging tot de doop van hun kinderen doen de ouders de plechtige gelofte om trouwe rentmeesters te zijn over deze kinderen en hen bij te staan in hun karaktervorming. Zij doen de gelofte met bijzondere nauwgezetheid te waken over de lammeren der kudde, opdat zij het geloof dat zij belijden, geen schande aandoen. USG2 411 4 Godsdienstig onderricht moet de kinderen gegeven worden vanaf hun vroegste jaren. Dat moet gegeven worden niet in een veroordelende geest maar in een opgewekte, blijmoedige geest. Moeders moeten voortdurend op hun hoede zijn, anders zal over hun kinderen de ver-zoeking komen in zodanige vorm, dat ze die niet kunnen onderscheiden. De ouders moeten waken over hun kinderen door hen verstandig, prettig onderricht te geven. Als de allerbeste vrienden van deze onervarenen, moeten ze hen helpen in het werk der overwinning, want overwinning betekent inderdaad alles voor hen. Zij moeten bedenken dat hun eigen dierbare kinderen die trachten het goede te doen, jongere leden zijn van ‘s Heren gezin, en zij moeten een vurige belangstelling tonen om hen te helpen rechte paden te maken in ‘s Konings heirweg der gehoorzaamheid. Met liefdevolle belangstelling moeten zij hen dag in dag uit leren wat het wil zeggen kin-deren Gods te zijn en de wil in gehoorzaamheid aan Hem te onderwerpen. Leert hen dat gehoorzaamheid aan God gehoorzaamheid aan hun ouders inhoudt. Dat moet het werk zijn van elke dag, van elk uur. Ouders, waakt, waakt en bidt, en, maakt uw kinderen tot uw vrienden. USG2 412 1 Wanneer de gelukkigste periode van hun leven is gekomen en zij in hun hart Jezus liefhebben én wensen gedoopt te worden, spreekt dan vertrouwelijk met hen. Alvorens zij de doop ondergaan, vraagt hen of het in hun leven het allereerste doel is, voor God te werken. Vertelt hun dan hoe ze moeten beginnen. Juist die eerste lessen zijn van zoveel betekenis. Leert hen in alle eenvoud hoe zij hun eerste werk voor God kunnen doen. Maakt hen dat werk zo eenvoudig als maar mogelijk is. Verklaart wat het is, het eigen-ik aan de Here over te geven, precies te doen wat Zijn Woord zegt, onder de raadgeving van Christelijke ouders. USG2 412 2 Na deze trouwe arbeid, wanneer u voldaan is dat uw kinderen de betekenis van bekering en doop begrijpen, en waarlijk bekeerd zijn, laat hen dan gedoopt worden. Maar nogmaals, bereidt uzelf in de eerste plaats voor om als trouwe herders hun onervaren voeten te leiden op het smalle pad der gehoorzaamheid. God moet in de ouders werken opdat zij hun kinderen een juist voorbeeld geven in liefde, beleefdheid en Christelijke ootmoed en in een algehele overgave van het eigen-ik aan Christus. Wanneer u instemt met de doop van uw kinderen, zonder enig plichtsgevoel om hun voeten te houden op het rechte pad, bent u zelf verantwoordelijk wan neer zij geloof en moed en belangstelling voor de waarheid verliezen. HET WERK VAN DE HERDER DER GEMEENTE USG2 413 1 Doopcandidaten, mannen of vrouwen, die reeds volwassen zijn, moeten een beter begrip van hun plicht hebben dan de jongeren; evenwel draagt de herder der gemeente een verantwoordelijkheid voor deze zielen. Hebben ze slechte gewoonten of praktijken? Dan is het de plicht van de herder der gemeente met hen samen te komen. Geef hun Bijbelstudies, spreek en bid met hen en toon hun duidelijk wat God van hen vraagt. Lees met hen wat de Bijbel leert aangaande bekering. Laat zien wat de vrucht der bekering is, het bewijs dat zij God liefhebben. Toon dat ware bekering een verandering van hart, van gedachten en van doelstellingen inhoudt. Met verkeerde gewoonten moet gebroken worden. De zonden van kwaadspreken, van jaloersheid en ongehoorzaamheid, moeten verzaakt worden. De strijd moet aangebonden worden met elke boze karaktertrek. Dan kan de gelovige verstandelijk aanspraak maken op de belofte: "Bidt en u zal gegeven worden." Mattheüs 7 : 7. ONDERVRAGING DER CANDIDATEN USG2 413 2 De toets van het discipelschap is niet ten volle toegepast zoals behoorde op hen die gedoopt willen worden. Het moet duidelijk zijn, of zij enkel de naam van Zevende-Dags Adventisten willen aannemen, of dat zij zich aan ‘s Heren zijde willen scharen om uit de wereld te komen, zich af te scheiden en het onreine niet aan te raken. Vóór de doop moet er een nauwgezet onderzoek naar het beleven van de candidaten plaats vinden. Laat dit onderzoek niet geschieden op een koude, kille manier, maar vriendelijk en teder, waarbij men de pasbekeerden wijst op het Lam Gods Dat de zonde der wereld wegneemt. De doopcandidaten moeten een goed begrip hebben van de eisen van het Evangelie. USG2 413 3 Eén van de punten waarop de nieuwelingen in het geloof gewezen moeten worden, is de kleding. Laten de pasbekeerden zich daar ernstig rekenschap van geven. Is er een ijdel verlangen naar mooie kleren? Koesteren ze de hovaardij in hun hart? Dat verzot zijn op mooie kleren is een zedelijke ziekte. Dat mag niet meegenomen worden in het nieuwe leven. In de meeste gevallen zal een onderwerping aan de eisen van het Evangelie een besliste verandering ten opzichte van de kleding vragen. USG2 414 1 Er mag in de kleding geen slordigheid bestaan. Om Christus' wille, Wiens getuigen wij zijn, moeten we er zo verzorgd mogelijk uitzien. In de tabernakeldienst schreef God tot in de bijzonderheden voor hoe de kleding moest zijn van hen die Hem daar dienden. Zo wordt ons geleerd dat Hij wel zeer bijzonder let op de kleding van degenen die Hem dienen. Tot in de kleinste bijzonderheden waren de richtlijnen gegeven ten aanzien van Aarons kleren, want zijn kleed had een symbolische be-tekenis. Zo moeten ook de kleren van Christus' navolgers symbolisch zijn. In al die dingen zijn wij Zijn vertegenwoordigers. Ons uiterlijk moet in alle opzichten gekenmerkf worden door netheid, zedigheid en reinheid. Maar het woord van God geeft geen toestemming om verandering in onze kleding te maken enkel en alleen ter wille van de mode, om de wereld gelijkvormig te worden. Christenen moeten zich geen dure opschik en kostbare versierselen ten koste leggen. USG2 414 2 De woorden der Schrift aangaande de kleding moeten zorgvuldig worden nagegaan. Wij moeten begrip hebben van wat de Here des hemels waardeert zelfs in de kleding aan het lichaam. Allen die ernstig zoeken naar Gods genade zullen de onderrichtende woorden door God ingegeven ter harte nemen. Zelfs door ons uiterlijk zullen we de waarheid van het Evangelie tot uitdrukking kunnen brengen. USG2 414 3 Allen die het leven van Christus bestuderen en Zijn leer in praktijk brengen, zullen worden gelijk Christus. Hun invloed zal zijn overeenkomstig de Zijne. Zij zullen een gezond, sterk karakter openbaren. Wanneer zij de ootmoedige weg der gehoorzaamheid gaan, doende de wil van God, oefenen zij een invloed uit die getuigt van de vooruitgang van Gods zaak en de gezonde zuiver heid van Zijn werk. In deze waarlijk bekeerde zielen zal de wereld een getuigenis zien van de heiligende invloed der waarheid op het menselijk karakter. USG2 415 1 De kennis van God en van Jezus Christus, uitgedrukt in het karakter, gaat ver en ver uit boven alles wat op aarde en in dé hemel wordt gewaardeerd. Dat is de allerhoogste opvoeding. Het is de sleutel die de poorten van de hemelse stad opent. Het is Gods bedoeling dat allen die Christus aandoen door de doop, die kennis zullen bezitten. En het is de plicht van Gods dienstknechten om deze zielen het voorrecht van hun hoge roeping in Christus Jezus voor te houden. TOEPASSING VAN DE INZETTING USG2 415 2 Laat, zo mogelijk, de doop gehouden worden in een helder meer of vlietende stroom. En verleen aan de gelegenheid al de belangrijkheid en plechtigheid die maar bijgebracht kan worden. Bij zo'n dienst zijn engelen Gods altijd aanwezig. USG2 415 3 Die de regeling van de doop in handen heeft, moet er voor zorgen dat van die gebeurtenis een plechtige, heiligende invloed uitgaat op alle toeschouwers. Elke inzetting van de Gemeente moet zó geleid worden dat haar invloed een verheffende uitwerking heeft. Niets mag geschieden op een gewone, alledaagse manier, of geplaatst worden op het peil van de gewone dingen. Onze gemeenten moeten nodig opgevoed worden tot een groter respect en eerbied voor de heilige dienst van God. Zoals de predikanten de verschillende diensten Gods leiden, zo scholen en trainen ze ook het volk. Kleinigheden die de ziel scholen en trainen en disciplineren voor de eeuwigheid, zijn van vergaande invloed op de verheffing en heiliging van de Gemeente. USG2 415 4 In elke gemeente moeten doopkleden aanwezig zijn voor de doopcandidaten. Dit moet niet beschouwd worden als een nodeloze uitgave van geld. Dat is een van de dingen, nodig om gehoorzaam te zijn aan de inscherping: "Laat alle dingen betamelijk en met orde geschieden." 1 Corinthiërs 14 : 40. USG2 416 1 Het is niet goed voor een gemeente om, wanneer het nodig is maar doopkleden te lenen bij een andere gemeente. Vaak wanneer de doopkleden nodig zijn, zijn ze nergens te vinden; die ze geleend heeft, heeft verzuimd ze terug te geven. Elke gemeente moet op dit gebied voorzien in haar eigen behoeften. Laat men voor dit doel een fonds oprichten. Wanneer de gehele gemeente daartoe meewerkt, is de last niet zo zwaar. USG2 416 2 De doopkleden moeten gemaakt worden van een stevige stof van een donkere kleur die niet aangetast kan worden door het water en ze moeten reiken tot op de grond. Het moeten nette, goed zittende kleden zijn, gemaakt naar een goedgekeurd patroon. Ze moeten zijn zonder enige versiering of plooi of opsmuk. Alle vertoon, of dat nu bestaat uit versierselen of opsmuk, is misplaatst. Wanneer de candidaten de betekenis van de inzetting aanvoelen, zullen ze niet verlangen naar persoonlijke versierselen. Toch mag er niets zijn dat sjofel of onbe-tamelijk is, want dat is een belediging voor God. Alles wat met deze heilige inzetting verbonden is, moet laten zien dat daaraan een zo volmaakt mogelijke voorbereiding is voorafgegaan. NA DE DOOP USG2 416 3 De geloften die wij voor onszelf afleggen bij de doop, zijn veelomvattend. In de Naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes zijn v/ij begraven in de gelijkheid van Christus' dood en opgewekt in de gelijkheid van Zijn opstanding, en nu moeten we een nieuw leven leiden. Ons leven moet nauw verbonden zijn met het leven van Christus. Bovendien moet de gelovige in gedachte houden dat hij aan God, aan Christus en aan de Heilige Geest is gewijd. Hij moet alle wereldlijke aangelegenheden ondergeschikt maken aan zijn nieuwe verhouding. In het openbaar heeft hij getuigd niet langer te willen leven in hovaardij en zelfverheerlijking. Hij leidt niet langer een zorgeloos, onverschillig leven. Hij heeft een verbond met God gesloten. Hij is der wereld gestorven. Hij moet nu zijn leven de Here geven om al de hem toevertrouwde talenten voor Hem te gebruiken, en nooit het besef verliezen dat hij Gods handtekening draagt, dat hij een onderdaan is van Christus' Koninkrijk, en de Goddelijke natuur deelachtig is geworden. Hij moet aan God overgeven alles wat hij is en alles wat hij heeft, en al zijn gaven gebruiken tof heerlijkheid van Zijn Naam. USG2 417 1 De verplichtingen aangegaan in de geestelijke overeenkomst, zijn wederkerig. Wanneer menselijke wezens hun deel doen met algehele gehoorzaamheid, hebben ze het recht te bidden: "Laat hef bekend zijn. Here, dat Gij God in Israël zijt." Het feit dat u gedoopt is in de Naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, houdf de verzekering in dat, wanneer u een beroep doet op Hun hulp, deze machten u in elke nood zullen bijstaan. De Here zal de gebeden van Zijn oprechte volge-lingen, die Christus' juk dragen en in Zijn school zachtmoedigheid en nederigheid leren, horen en verhoren. USG2 417 2 "Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God." Colossenzen 3 : 1--3. USG2 417 3 "Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid; verdragende elkander en vergevende de een de ander, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo. En boven dit alles, doet aan de liefde, welke is de band der volmaaktheid. En de vrede Gods heerse in uw harten, tot welke gij ook geroepen zijt in één lichaam; en weest dankbaar.... En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in de Naam des Heren Jezus, dankende God en de Vader door Hem." Verzen 12--17. ------------------------Hoofdstuk 54--Het Matigheidsen Geheelonthoudingswerk USG2 418 1 In ons werk moei meer aandacht geschonken worden aan de matigheidshervorming. Elke plicht die om hervorming vraagt, houdt berouw, geloof en gehoorzaamheid in. Het betekent de verheffing van de ziel tot een nieuw en edeler leven. Zo heeft elke hervorming haar plaats in het werk van de derde engel-boodschap. Vooral moet de matigheidshervorming onze aandacht en .onze steun hebben. Op de conferentie-vergaderingen moeten we de aandacht op dit werk vestigen en dat tot een bijzonder onderwerp maken. Wij moeten de mensen de ware beginselen van matigheid voorhouden en een beroep op hen doen dat ze de geheelonthoudingsgelofte ondertekenen. Zorgvuldige aandacht moet geschonken worden aan hen die verslaafd zijn aan verkeerde gewoonten. Wij moeten hen brengen tot het kruis van Christus. USG2 418 2 Onze conferentie-vergaderingen moeten de medewerking hebben van doktoren. Dat moeten mannen zijn met wijsheid en een gezond oordeel, mannen die eerbied hebben voor de dienst des Woords en die niet het slachtoffer van ongeloof zijn. Deze mannen moeten waken over de gezondheid van de mensen en zij moeten erkend en gerespecteerd worden. Zij moeten de mensen onderrichten inzake de gevaren van onmatigheid. Dit kwaad moet in de toekomst moediger onder de ogen worden gezien dan in het verleden is geschied. Predikanten en doktoren moeten wijzen op de euvels der onmatigheid. Beiden moeten in het Evangelie krachtig werkzaam zijn om de zonde te veroordelen en de rechtvaardigheid te verheerlijken. Die predikanten of doktoren die op de mensen geen persoonlijk beroep doen, schieten te kort 1900, Vol. 6, blz. 110, 111 in hun plicht. Zij verzuimen het werk te doen dat God hun heeft opgelegd. USG2 419 1 In andere kerken zijn Christenen die op de bres staan ter verdediging der beginselen van de matigheid en geheelonthouding. Wij moeten proberen met deze werkers meer contact te verkrijgen opdat ze schouder aan schouder met ons kunnen staan. We moeten een beroep doen op vooraanstaande, goede mannen om ons te helpen in de redding van hetgeen verloren is. USG2 419 2 Indien het werk der matigheid en geheelonthouding door ons voortgestuwd zou zijn zoals het dertig jaren geleden begonnen is; indien op onze conferentie-vergaderingen wij de mensen de euvels van onmatigheid in eten en drinken hadden voorgehouden, vooral de ellende van het drinken van alcohol; indien deze dingen in verband waren gebracht met de bewijzen van Christus' spoedige komst, dan zou dat een schok onder de mensen hebben teweeggebracht. Zouden wij een ijver aan de dag leggen in verhouding tot de waarheden die ons zijn toevertrouwd, dan zouden wij het instrument zijn om honderden, ja duizenden van de ondergang te redden. USG2 419 3 Alleen de eeuwigheid zal openbaren wat gedaan is door deze tak van ons dienstwerk -- hoeveel zielen, ziek van twijfel en vermoeid door wereldsgezindheid en onrust, gebracht zijn tot de Grote Heelmeester Die wil volkomen zaligmaken allen die tot Hem komen. Christus is een verrezen Heiland en er is genezing onder Zijn vleugelen. USG2 419 4 Wanneer we mensen zien gaan in wie het vloeibare gif bezig is hun verstand te vernietigen, wanneer we zien hoe hun zielen in gevaar verkeren, wat doen we dan om hen te redden? Ons werk voor de verzochten en gevallenen zal alleen met werkelijk succes bekroond wor-den wanneer de genade van Christus het karakter hervormt en de mens in een levende verbinding met de oneindige God wordt gebracht. Dit is het doel van het ware drankbestrijdingswerk. Wij zijn geroepen om te werken met meer dan ménselijke energie, te arbeiden met de kracht die in Christus Jezus is. Hij Die van boven neerdaalde om de menselijke natuur aan te nemen, is Degene Die ons wil tonen hoe de strijd gestreden moet worden. Christus heeft Zijn werk in onze handen achtergelaten en wij moeten worstelen met God, dag en nacht smekende om de kracht die onzichtbaar is. Alleen door ons vast te grijpen aan God door Jezus Christus, zal ons de overwinning geworden. USG2 420 1 Naarmate we het einde des tijds naderen, moeten we steeds nauwer en nauwer betrokken worden bij het vraagstuk der gezondheidshervorming en Christelijke matigheid, en die boodschap brengen op een afdoende en besliste wijze. Wij moeten aanhoudend bezig zijn de mensen op te voeden, niet alleen door onze woonden, maar door onze praktijk. Voorschrift en praktijk tezamen hebben een veelzeggende invloed. ?-- 1900, vol. 6, blz. 112. ------------------------Hoofdstuk 55--Vrouwen Als Evangelisatiearbéidsters USG2 420 2 Het werk dat begonnen is om onze zusters te helpen dat zij hun persoonlijke verantwoordelijkheid voor God gevoelen» is een goed en noodzakelijk werk. Heel lang is dat echter verwaarloosd. De Here zou willen dat wij altijd de waarde van de menselijke ziel zouden voorhouden diegenen die haar waarde niet inzien. En wanneer dat werk gedaan wordt langs duidelijke, eenvoudige, besliste lijnen, mogen we verwachten dat de huiselijke plichten, in plaats van te worden verwaarloosd, met meer verstandelijk begrip zullen gedaan worden. USG2 421 1 Wanneer wij het kunnen klaarspelen om geregelde, georganiseerde groepen te vormen die verstandelijk worden onderricht aangaande het deel dat zij moeten doen als arbeidsters voor de Here, zullen onze Gemeenten een levenskracht bezitten die ze al zo lang nodig hebben. De uitnemendheid van de ziel voor wie Christus stierf om die te redden, zal gewaardeerd worden. Onze zusters in het aJgemeen hebben een moeilijke tijd met hun steeds groter wordende gezinnen en hun niet ge-waardeerde beslommeringen. Ik heb altijd zo gaarne géwild dat er vrouwen zijn die opgeleid worden om onze zusters te helpen dat deze bevrijd worden van hun ontmoediging, en aanvoelen dat ze een werk voor de Here kunnen doen. Dat zal zonneschijn brengen in hun eigen leven, wat weerkaatst zal worden in het leven van anderen. God zal allen zegenen die zich aaneensluiten voor dit grote werk. USG2 421 2 Vele jeugdige en ook oudere zusters zien wat op tegen een godsdienstig gesprek. Zij waarderen hun kansen niet. Zij sluiten de vensteren der ziel die open moesten staan naar de kant van de hemel en zetten de vensters wijd open aan de kant van de aarde. Maar wanneer zij de hoge waarde zien van de menselijke ziel, zullen zij de naar de aarde gerichte vensters sluiten, die immers alleen maar verband houden met wereldse genoegens vol dwaasheid en zonde, en zullen de vensters hemelwaarts openen om geestelijke dingen te aanschouwen. Het Woord van God moet hun zekerheid, hun hoop, hun vrede zijn. Dan kunnen zij zeggen: "Ik wil het licht van de Zon der Gerechtigheid ontvangen om daarin anderen te laten delen." USG2 421 3 De succesvolste zwoegers zijn zij die blijmoedig aan de slag gaan om God te dienen in kleine dingen. Elk menselijk wezen moet werken met zijn levensdraad om die te hechten in het weefsel teneinde het patroon te helpen voltooien. USG2 421 4 Het werk van Christus bestond grotendeels uit persoonlijke gesprekken. Hij zag heel veel in het onder houd met een enkele ziel. Door die ene ziel werd de verkregen kennis uitgedragen aan duizenden. OPLEIDING OM ANDEREN TE HELPEN USG2 422 1 Wij moeten de jeugd opvoeden om de jeugd te helpen; en wanneer zij dit werk proberen te doen, zullen zij een ervaring opdoen die hen in staat zal stellen toegewijde arbeiders in een breder sfeer te worden. Dui-zenden harten kunnen bereikt worden op de eenvoudigste, simpelste manier. Mensen met een begaafd verstand, die men in de wereld beschouwt als de talentvolsfe mannen en vrouwen, worden vaak verkwikt door de eenvoudige woorden die uit het hart komen van iemand die God liefheeft en die over die liefde zo natuurlijk kan spreken als de wereldling over de dinger die hem bezighouden. Vaak hebben woorden, vooruit overdacht en bestudeerd, weinig invloed. Maar de oprechte, eerlijke woorden van een zoon of dochter van God, in natuurlijke eenvoud geuit, zullen de deuren openen van harten die lang dichtgegrendeld zijn geweest. USG2 422 2 Het geweeklaag van een wereld vol jammer wordt overal om ons heen gehoord. De zonde doet haar schaduwen over ons vallen, en onze geest moet ingesteld zijn op elk goed woord en werk. Wij weten dat Jezus naast ons staat. De lieflijke invloed van Zijn Heilige Geest leert en leidt onze gedachten en doet ons woorden spreken die de weg van anderen aangenamer en lichter zullan maken. Zouden wij vaak met onze zusters spreken om, in plaats van kortaf fe zeggen: "Ga", hen er toe te brengen datgene te doen wat wij zouden doen, fe voelen wat wij zouden voelen, dan zou er een groeiende waardering voor de waarde van de menselijke ziel ontstaan. Wij worden onderwezen opdat wij anderen kunnen onderwijzen. Deze gedachte moest ingeprent worden in het verstand van elk gemeentelid. USG2 422 3 Wij geloven ten volle in kerkelijke organisatie; maar daardoor kan men toch niet de juiste weg uitstippelen waarlangs wij moeten werken, want niet alle mensen kunnen bereikt worden door dezelfde methoden. Niets mag toegestaan worden wat de dienstknecht Gods van zijn medemensen afhoudt. De persoonlijke gelovige moet werken voor de persoonlijke zondaar. Een iegelijk heeft zijn eigen licht dat moet blijven branden; en wanneer de hemelse olie door de gouden pijpen is overgestort in deze lampen; wanneer de vaten ontdaan zijn van het eigen-ik, gereed om de heilige olie in zich op te nemen, zal voor een of ander doel het licht uitstralen op het pad van de zondaar. Meer licht zal geworpen worden op het pad van de dolende door één zo'n lamp dan door een hele optocht van fakkels die enkel dienen voor uiterlijk vertoon. Persoonlijke toewijding en heiligmaking tot God zal betere resultaten afwerpen dan hef meest imposante vertoon. USG2 423 1 Leert onze zusters dat elke dag hun vraag moet luiden: "Here, wat wilt Gij dat ik vandaag doe?" Elk toegewijd vat zal elke dag de heilige olie in zich opnemen om die weer over te storten in andere vaten. EEN GROOT WERK TE DOEN USG2 423 2 Wanneer het leven dat wij in deze wereld leven geheel aan Christus is gewijd, is het een leven van dagelijkse overgave. Hij wil gediend worden uit vrije wil en elke ziel is Zijn eigen juweel. Wanneer wij onze zusters een indruk kunnen geven van het goede dat zij kunnen doen door Christus, zullen we zien dat een groot werk wordt gedaan. Wanneer wij verstand en hart kunnen opwekken om samen te werken met de Goddelijke Werker, zullen we, door het werk dat zij kunnen doen, grote overwinningen behalen. USG2 423 3 Er moet een wisselwerking plaats vinden van nemen en geven, van ontvangen en uitdelen. Dat is de band waardoor wij medearbeiders Gods worden. Dat is het levenswerk van de Christen. Die zijn leven zal verliezen, zal het vinden. USG2 423 4 Het vermogen om de heilige olie te ontvangen van de twee olijfbomen, wordt groter wanneer de ontvanger die heilige olie weer in woord en daad uitstort om in de behoeften van andere zielen te voorzien. Het kostelijke, bevredigende werk bestaat in het aanhoudend ontvangen en in het aanhoudend uitdelen. USG2 424 1 Elke dag moeten wij opnieuw bevoorraad worden. En hoevele zielen kunnen wij helpen door dit weer aan hen uit te delen! De gehele hemel ziet uit naar kanalen waardoor de heilige olie kan stromen tot een vreugde en zegen van anderen. Ik ben niet bang dat deze of gene knoeiwerk zal doen, zo zij maar één met Christus willen worden. Indien Hij bij ons blijft, zullen wij bestendig en degelijk werken, zodat ons werk duurzaam zal zijn. De volheid Gods zal vloeien door het toegewijde menselijke werktuig om door te geven aan anderen. USG2 424 2 De Here heeft een werk te doen Zowel voor vrouwen als voor mannen. Zij kunnen voor God een goed werk verrichten wanneer zij eerst in de school van Christus de kostbare, allerbelangrijkste les van zachtmoedigheid willen leren. Zij moeten niet enkel de Naam van Christus dragen maar ook Zijn Geest bezitten. Zij moeten wan-delen zoals Hij wandelde en hun zielen reinigen van alles wat besmet. Dan zullen zij anderen ten zegen kunnen zijn door te wijzen op Jezus, Die in alles kan voorzien. USG2 424 3 Vrouwen kunnen in het werk tijdens deze crisis hun plaats innemen, en de Here zal door hen werken. Wanneer zij plichtsgevoel hebben en werken onder de invloed van Gods Geest, zullen zij juist de zelfbeheersing bezitten die nodig is voor deze tijd. De Heiland zal op deze vrouwen vol zelfopoffering het licht van Zijn gelaat laten weerkaatsen, en dat zal hun een kracht verlenen welke die der mannen zal overtreffen. Zij kunnen in gezinnen een werk doen dat mannen niet kunnen doen, een werk dat het innerlijke leven raakt. Zij kunnen de harten dicht benaderen van hen met wie mannen niet in aanraking kunnen komen. Hun arbeid is nodig. USG2 424 4 In een directe behoefte wordt voorzien door het werk van vrouwen die zich aan de Here hebben gegeven en bemoeienis hebben met arme, in de zonde verstrikte mensen. Een persoonlijk evangelisch werk moet gedaan worden. De vrouwen die dit werk op zich nemen, brengen het Evangelie in de huizen der mensen langs wegen en heggen. Zij lezen en verklaren het Woord in de gezinnen, bidden met de mensen, spreken een woord tot de zieken en voorzien in hun tijdelijke behoeften. Zij wijzen gezinnen en personen op de reinigende, hervormende invloed van de waarheid. Zij laten zien dat, om vreugde en blijdschap fe verkrijgen, men Jezus moet volgen. USG2 425 1 Allen die voor God werken, moeten de eigenschappen van Martha en Maria in zich opnemen -- een bereidheid om te dienen en een oprechte liefde voor de waarheid. Het eigen-ik en de zelfzucht moeten verzaakt worden. God doet een beroep op ernstige vrouwelijke arbeiders, arbeidsters die voorzichtig zijn, hartelijk meelevend en beginselvast. Hij doet een beroep op volhardende vrouwen die zich willen losmaken van het eigen-ik en hun persoonlijk gemak, en die zich willen instellen op Christus, door woorden der waarheid te spreken, met de mensen met wie zij in aanraking komen te bidden en te werken voor de bekering van zielen. USG2 425 2 O, wat is onze verontschuldiging, mijn zusters, dat we niet al de mogelijke tijd wijden aan het onderzoek der Schriften en in ons verstand opbergen de kostbare dingen om die te kunnen geven aan hen die geen belangstelling hebben in de waarheid? Zouden onze zusters in die behoefte willen voorzien? Willen zij wérken voor de Meester? ------------------------Hoofdstuk 56--Godsdienstonderwijs in Het Gezin USG2 426 1 Die de laatste genadeboodschap aan de wereld brengen, moeten het als hun plicht zien om ouders te wijzen op de gezinsgodsdienst. De grote hervormingsbeweging moet beginnen met aan vaders en moeders en kinderen de beginselen van de wet van God voor te houden. Wanneer gewezen is op wat de wet eist en mannen en vrouwen overtuigd zijn van hun plicht om daaraan te gehoorzamen, toon hun dan de verantwoordelijkheid van hun besluit, niet alleen voor henzelf maar ook voor hun kinderen. Wijs hen er op dat gehoorzaamheid aan Gods Woord onze enige beveiliging is tegen de boosheden die de wereld naar de ondergang voeren. Door hun voorbeeld en onderwijs zal het eeuwige lot van hun gezinnen in de meeste gevallen worden bepaald. In het verdere leven zullen de kinderen zijn wat de ouders van hen hebben gemaakt. USG2 426 2 Indien de ouders er toe gebracht konden worden om de gevolgen van hun doen eens na te gaan en zij konden zien hoe door hun voorbeeld en leer zij de macht der zonde of de macht der gerechtigheid doen voortduren en groeien, zou zeer zeker een verandering intreden. Velen zouden breken met de toverkracht der traditie en gewoonte. USG2 426 3 Laten de predikanten op hun vergaderingen deze aan-gelegenheid met kracht naar voren brengen. Scherp de ouders de overtuiging in van hun heilige plichten die ze zo lang verwaarloosd hebben. Als niets anders zal dit de geest van farizeïsme en van tegenstand tegenover de waarheid doorbreken. Juist op godsdienst in het gezin hebben wij onze hoop gesteld en daardoor zullen betere vooruitzichten ontstaan dat het gehele gezin tot de waarheid van God wordt bekeerd. 1900, Vol. 6, b|z. 119 ------------------------Hoofdstuk 57--De Gelijkenis van Het Verloren Schaap USG2 427 1 De gelijkenis van het verloren schaap moet als een zinspreuk bewaard blijven in elk gezin. De Hemelse Herder verlaat de negenennegentig en trekt de wildernis in om het ene dat verloren is, te zoeken. Daar zijn dicht struikgewas, moerassig land en gevaarlijke kloven in de rotsen, en de Herder weet dat wanneer het schaap daar ergens is, een vriendelijke hand het er uit moet helpen. Wanneer Hij zijn blatend geroep van verre hoort, wijkt Hij voor geen enkele moeilijkheid terug om Zijn verloren schaap maar te redden. Wanneer Hij het verlorene ontdekt, overlaadt Hij het niet met verwijten. Hij is enkel verheugd dat Hij het levend heeft gevonden. Met vaste maar toch zachte hand bevrijdt Hij het uit de doornen of haalt het uit het moeras; zachtjes legt Hij het op Zijn schouders en draagt het terug naar de kudde. De reine, zondeloze, Verlosser draagt hef zondige, het onreine. USG2 427 2 Die onze zonden op Zich neemt, draagt het vuil geworden schaap, maar toch is Zijn last zo kostbaar dat Hij vol blijdschap uitroept: "Ik heb Mijn schaap gevonden dat verloren was." Lucas 15:6. Laat een ieder van u wel bedenken dat uw persoonlijk eigen-ik gedragen wordt op Christus' schouders. Laat niemand een heerszuchtige geest, een geest vol zelfgerechtigheid, vol kritiek koesteren, want niet één schaap zou tot de kudde zijn gekomen wanneer de Herder niet de moeitevolle tocht in de woestijn had gedaan om het te zoeken. Het feit dat één schaap verloren was, was voldoende om de sympathie van de Herder wakker te roepen zodat Hij op zoek uitging. USG2 427 3 Deze kleine wereld was hef toneel van de vleeswording en het lijden van de Zoon van God. Christus ging niet naar de niet-gevallen werelden maar Hij k wam naar deze wereld die lag onder de vloek der zonde. Hef vooruitzicht was niet gunstig maar zeer ontmoedigend. Nochtans "zal Hij niet verdonkerd worden en Hij zal niet verbroken worden, totdat Hij het récht op aarde zal hebben gebracht". Jesaja 42 : 4. USG2 428 1 Wij moeten de grote vreugde indachtig zijn die aan de dag wordt gelegd door de Herder toen het verlorene was gevonden. Hij roept Zijn buren en zegt: "Weest blijde met Mij, want Ik heb Mijn schaap gevonden dat verloren was." En de gehele hemel weergalmde van deze vreugdezang. De Vader Zelf verheugt Zich zingende over het verloste. Wat een heilige verrukking van blijdschap treedt in deze gelijkenis aan het licht. Het is uw voorrecht om in die blijdschap te delen. USG2 428 2 Werkt u, met dit voorbeeld voor ogen, samen met Hem Die zoekt om het verlorene te redden? Bent u Christus' medearbeiders? Kunt u om Zijnentwille geen lijden, opoffering, moeiten doorstaan? Hier ligt een kans om een goed werk te doen voor de zielen van de jeugd en van de dwalenden. Wanneer u iemand ziet wiens woorden en houding openbaren dat hij van God is gescheiden, berisp hem dan niet. Hef staat niet aan u om hem te veroordelen, maar stel u dicht naast hem en help hem. Denk aan de nederigheid van Christus, aan Zijn zachtmoedigheid en ootmoedigheid, en werk zoals Hij werkte met een hart vol geheiligde tederheid. "Te dien tijd, spreekt de Here, zal Ik voor alle geslachten Israëls tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Zo zegt de Here: Het volk der overgeblevenen van het zwaard heeft genade gevonden in de woestijn, namelijk Israël, toen Ik henen ging om hem tot rust te brengen. De Here is mij verschenen van verre tijden. Ja, Ik heb u lief gehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid." Jeremia 31 : 1--3. USG2 428 3 Willen wij werken zoals Christus werkte, dan moet het eigen-ik gekruisigd worden. Dat is een pijnlijke dood, maar het is leven, leven voor de ziel. "Want alzo zegt de Hoge en Verhevene Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige en bij die, die van een verbrijzelde en nederige geest is, opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden." Jesaja 57 : 15. ------------------------Hoofdstuk 58--De Noodzaak van Hervorming op Onderwijsgebied USG2 429 1 "En zij zullen de oude, verwoeste plaatsen bouwen, de vroegere vernielingen weder oprichten en de verwoeste steden vernieuwen die vernield waren van geslacht tot geslacht." "En gij zult genoemd worden: Die de bressen toemuurt, die de paden weder herstelt om te bewonen." Jesaja 61 : 4; 58 : 12. Deze woorden der Inspiratie schilderen de gelovigen in de tegenwoordige waarheid het werk dat nu gedaan moet worden in de scholing van onze kinderen en opgroeiende jeugd. Toen de waarheid voor dit laatste der dagen naar de, wereld kwam in de verkondiging van de boodschappen van de eerste, de tweede en de derde engel, werd ons getoond dat in het onderwijs van onze kinderen tal van veranderingen moesten aangebracht worden; maar het heeft lang geduurd om te begrijpen welke veranderingen dat moesten zijn. USG2 429 2 Ons werk is een hervormingswerk, en het is Gods opzet om door het uitstekende werk dat gedaan wordt op onze onderwijsinstellingen de aandacht der mensen te vestigen op de laatste grote poging om te redden wat verloren is. Op onze scholen moet het peil van het onderwijs niet naar beneden gaan. Dat moet hoger en steeds hoger worden opgevoerd, ver boven het peil waarop wij nu staan; maar de scholing die wij geven moet zich niet enkel beperken tot hetgeen er in de leerboeken staat. Het bestuderen van de leerboeken alleen kan de leerlingen niet de discipline verschaffen die ze nodig hebben en evenmin kan daaruit de ware wijsheid verkregen worden. Het doel van onze scholen is, een plaats te verschaffen waar de jongere leden van het gezin des Heren opgeleid worden overeenkomstig Zijn plan ten aanzien van groei en ontwikkeling. USG2 430 1 Satan heeft de vernuftigste methoden toegepast om Zijn plannen en beginselen in te schakelen in de verschillende onderwijsmethoden, ten einde zo beslag te leggen op het verstand van de kinderen en de opgroeiende jeugd. Het is het werk van de ware opvoeder om zijn bedenksels te doorkruisen Wij staan onder een plechtig, heilig verbond met God om onze kinderen groot te brengen voor Hem en niet voor de wereld; om hen te leren dat ze niet hun kansen leggen in de hand der wereld, maar dat ze God liefhebben en vrezen en Zijn geboden houden. Hun moet de gedachte ingescherpt worden dat ze gemaakt zijn naar het beeld van hun Schepper en dat Christus het voorbeeld is waarnaar zij gevormd moeten worden. Veel bijzondere aandacht moet geschonken worden aan het onderwijs dat ook een kennis der zaligheid zal verschaffen en dat het leven en karakter zal kneden naar het Goddelijke evenbeeld. Het is de liefde Gods, de reinheid van ziel, als gouden draden met het leven verweven, die enkel waarde heeft. De hoogte die de mens aldus kan bereiken, is hij zich nog niet ten volle bewust. USG2 430 2 Voor de vervulling van dit werk moet een breed fundament worden gelegd. Een nieuwe richtlijn moet uitgestippeld worden en de scholieren moeten geholpen worden dat ze Bijbelse beginselen toepassen in alles wat zij doen. Wat krom is, wat ook maar buiten de rechte lijn steekt, moet duidelijk aan het licht komen en vermeden worden; want dat is ongerechtigheid die niet mag voortduren. Het is van belang dat het hart van elke onderwijzer uitgaat naar gezonde beginselen en leerstellingen, want dat is het licht dat moet schijnen op de weg van alle scholieren. DE DERDE-ENGEL-BOODSCHAP OP ONZE SCHOLEN USG2 431 1 In het boek der Openbaring lezen we van een bijzonder werk dat, naar Gods wens, Zijn volk moet doen in dit laatste der dagen. Hij heeft Zijn wet geopenbaard en ons de waarheid voor deze tijd getoond. Deze waarheid ontvouwt zich steeds en het is Gods doel dat wij met ons gehele verstand daarop zijn ingesteld om te kunnen onderscheiden tussen het goede en het verkeerde, tussen gerechtigheid en ongerechtigheid. USG2 431 2 De derde-engel-boodschap, de grote toetsende waarheid voor deze tijd, moet onderwezen worden op al onze instellingen. God wil dat door deze instellingen deze bijzondere waarschuwing zal worden gegeven en dat heldere lichtstralen de wereld zullen verlichten. De iijd is kort. De gevaren van het laatste der dagen zijn over ons gekomen en we moeten waken en bidden, en de lessen die ons gegeven zijn in de boeken van Daniël en De Openbaring, bestuderen en navolgen.... USG2 431 3 Wij zullen voor overheidspersonen komen te staan om daar van onze trouw tegenover Gods wet en van de redenen van ons geloof verantwoording af te leggen. En de jeugd moet deze dingen begrijpen. Zij moeten op de hoogte zijn van de dingen die zullen plaats vinden vóór de afsluiting der wereldgeschiedenis. Deze dingen houden verband met ons eeuwig welzijn, en onderwijzers en scholieren moeten daaraan meer aandacht schenken. Door woord en geschrift moet die kennis worden verschaft wat voedsel te rechter tijd zal zijn, niet alleen voor de jongeren maar ook voor hen die reeds op rijpere leeftijd zijn.... USG2 431 4 Het grote, verhevene werk dat een volk zal doen ontstaan welks karakter overeenkomt met dat van Christus en dat zal kunnen staan in de dag des Heren, moet gedaan worden. Zo lang we meegaan met de stroom van de wereld, hebben we geen zeil en geen riemen nodig. Maar wanneer we het roer omgooien en tegen de stroom opgaan, dan begint ons werk pas. Satan zal elke theorie aanvoeren om de waarheid te verdraaien. Dat werk zal hard gaan, want sinds de val van Adam ligt de wereld in de zonde en zondigt ze nog steeds.. .. USG2 432 1 Laat dan verder geen tijd meer verloren gaan door vast te houden aan de vele dingen die niet van belang zijn voor de huidige behoeften yan Gods volk. Laat geen tijd verloren gaan door mensen te verheerlijken die de waarheid niet kennen, "want de tijd is nabij". Er is nu geen tijd om de geest te vullen met theorieën van wat men populair noemt "de hogere opvoeding". De tijd gewijd aan dat waf er niet toe bijdraagt om de ziel Christus gelijkvormig te doen worden, is verloren tijd voor de eeuwigheid. Dit kunnen wij ons niet veroorloven, want elk moment is kostbaar ten opzichte van de eeuwige belangen. Nu, wanneer het grote werk om de levenden te oordelen, op het punt staat te beginnen, zullen wij dan toestaan dat ongeheiligde eerzucht bezit neemt van het hart en ons het onderwijs dat vereist wordt om te voorzien in de noden van deze gevaarlijke tijd, doet verwaarlozen? ..... USG2 432 2 Wij weten dat er tal van scholen zijn waar onderwezen wordt in de verschillende wetenschappen, maar wij verlangen iets meer dan dit. De wetenschap van de ware scholing is de waarheid, die zo diep in de ziel moet ingeprent worden dat die niet uitgewist kan worden door de dwaling die aan alle kanten de kop opsteekt. De boodschap van de derde engel is waarheid, en licht, en kracht, en die te brengen zodat harten de juiste indrukken zullen verkrijgen, moet het werk zijn van onze scholen alsook van onze gemeenten, zowel van de onderwijzers als van de predikanten. Die als opvoeders willen worden aangesteld, moeten meer en meer lof toekennen aan de geopenbaarde wil van God die zo duidelijk en omlijnd te vinden is in Daniël en De Openbaring. BIJBELSTUDIE USG2 432 3 De dringende behoeften die zich in deze tijd zo duidelijk openbaren, vragen een aanhoudende scholing door het bestuderen van Gods Woord. Dit is tegenwoordige waarheid. Door de wereld heen moet er een hervorming in Bijbelonderzoek ontstaan, want dit is nu nodig als nooit te voren. Wanneer deze hervorming groeit, zal een machtig werk gedaan worden; want toen God verkondigde dat Zijn woord tot Hem niet ledig zou wederkeren, meende Hij wat Hij zeide. Een kennis van God en van Jezus Christus "Die Hij gezonden heeft", is de hoogste opvoeding, en die zal de aarde bedekken met haar wonderlijke verlichting zoals de wateren de zee bedekken. USG2 433 1 Bijbelstudie is vooral nodig in de scholen. Scholieren moeten geworteld en gegrond zijn in de Goddelijke waarheid. Hun aandacht moet gevestigd worden, niet op de beweringen van mensen, maar op het Woord van God. Boven alle andere boeken moet het Woord van God onze studiebron zijn, het grote leerboek, de basis van alle opvoeding; en onze kinderen moeten geschoold worden in de daarin voorkomende waarheden, onafhankelijk van voorgaande zeden en gewoonten. Dit doende, zullen onderwijzers en scholieren de verborgen schat, de hogere opvoeding, vinden. USG2 433 2 Bijbelse voorschriften moeten de gids zijn van het dagelijkse leven. Het kruis van Christus moet het onderwerp zijn dat de lessen openbaart die wij moeten leren en in praktijk brengen. Christus moet gebracht worden in alle studies, opdat de scholieren mogen drinken van de kennis Gods en Hem in karakter kunnen vertegenwoordigen. Zijn uitmuntendheid moet onze studie zijn zowel in tijd als in eeuwigheid. Het Woord van God, gesproken door Christus in het Oude en Nieuwe Testament, is het brood des hemels; maar veel dat wetenschap wordt genoemd, is gelijk een schotel van menselijk bedenksel, vervalst voedsel; het is niet het ware manna. USG2 433 3 In Gods Woord wordt onweerlegbare, onuitputtelijke wijsheid gevonden -- wijsheid die ontsproten is niet aan het eindige, maar aan het oneindige verstand. Maar veel dat God in Zijn Woord heeft geopenbaard, is voor de mensen duister, omdat de juwelen der waarheid begraven liggen onder het vuil van menselijke wijsheid en overlevering. Voor velen blijven de schatten van het Woord verborgen, omdat er niet naar gezocht is met die ernstige volharding tot de gulden voorschriften werden verstaan. Het Woord moet onderzocht worden om diegenen te reinigen en voor te bereiden die het ontvangen om leden van het koninklijke gezin, kinderen van de hemelse Koning te worden. USG2 434 1 Het bestuderen van Gods Woord moet in de plaats komen van het bestuderen van die boeken die het verstand hebben geleid tot de mystiek en weggevoerd hebben van de waarheid. Zijn levende beginselen, verweven met ons leven, zullen ons beveiligen in beproevingen en verzoekingen; zijn Goddelijk onderricht is de enige weg tof welslagen. Wanneer elke ziel getoetst wordt, zullen er afvalligen zijn. Sommigen zullen zich ontpoppen als verraders, eigenzinnig, hovaardig en zelfvoldaan; zij zullen zich van de waarheid afwenden en schipbreuk lijden in hun geloof. Waarom? Omdat zij niet geleefd hebben "bij alle woord dat door de mond Gods uitgaat". Zij hebben niet diep gegraven en hun fundament niet vast gelegd. Wanneer hun de woorden des Heren door Zijn uitverkoren boodschappers worden gebracht, murmureren zij en denken dat het pad te smal wordt gemaakt. In het zesde hoofdstuk van Johannes lezen we van sommigen die verondersteld werden discipelen des Heren te zijn, maar die, toen hen de volle waarheid werd voorgehouden, misnoegd werden en niet meer met Hem wandelden. Op dezelfde manier zullen oppervlakkige scholieren zich eveneens van Christus afwenden. USG2 434 2 Een ieder die tot God bekeerd is, is geroepen te groeien in bekwaamheid door hef gebruik van zijn talenten; elke tak van de levende Wijnstok die^niet groeit, wordt afgesneden en als afval weggeworpen. Wat zal dan het karakter zijn van de scholing dié op onze onderwijsinstellingen wordt gegeven? Zal die zijn overeenkomstig de wijsheid dezer wereld, of overeenkomstig de wijsheid die van boven komt? Zullen de onderwijzers in dit opzicht hun verantwoordelijkheid gaan begrijpen om in te zién dat in het onderwijs op onze scholen het Woord van God een grotere plaats moet worden toegekénd? DE OPLEIDING VAN ARBEIDERS USG2 435 1 Een belangrijk doel op onze scholen is de opleiding van de jeugd om later hun plaats in te nemen op onze instellingen en in de verschillende lijnen van het evangeliewerk. Overal moeten de mensen de Bijbel geopend voor zich hebben. De tijd is gekomen, de belangrijke tijd waarop door Gods boodschappers de boekrol voor de wereld verder moet afgerold worden. De waarheid vervat in de boodschap van de eerste, tweede en derde engel moet gaan tot alle natie, geslacht, taal en volk; zij moet op elk vasteland de duisternis verlichten en gaan tot de eilanden der zee. Geen enkel menselijk bedenksel mag dit werk ophouden. Om dit werk te doen, is er behoefte aan een gecultiveerd, toegewijd talent; er zijn mensen nodig die een uitnemend werk kunnen doen in de zacht-moedigheid van Christus, omdat het eigen-ik verborgen is in Christus. Onervarenen kunnen dit werk om de verborgen schatten bloot te leggen ten einde zielen met geestelijke waarden te verrijken, niet op aannemelijke wijze doen. "Merk hetgeen ik zeg; doch de Here geve u verstand in alle dingen". "Benaarstig u om uzelf Gode beproefd voor te stellen, een arbeider die niet beschaamd wordt, die het woord der waarheid recht snijdt." 2 Timotheüs 2:1, 15. Deze opdracht aan Timotheüs moet ook een opvoedende kracht hebben in elk gezin en in elke school. USG2 435 2 Ernstige pogingen worden verwacht van de kant van allen die verbonden zijn met onze instellingen, niet enkel met onze scholen, maar ook met onze ziekenhuizen en uitgevershuizen om mannen, vrouwen en opgroeiende jeugd op te kweken zodat ze medearbeiders Gods worden. Scholieren moeten onderricht worden om verstandelijk te werken in de richtlijnen van Christus teneinde een nobel, verheven Christelijk karakter te openbaren aan hen met wie zij omgaan. Die belast zijn met de opleiding van onze jeugd verbonden met welke lijn ook van ons werk, moeten mannen zijn met een diep gevoel voor de waarde van zielen. Zo zij niet met volle teugen drinken van de Heilige Geest, zal er een boze wachter zijn die vervelende omstandigheden zal scheppen. De opvoeder moet zo wijs zijn om in te zien dat zielen gewonnen worden door zachtmoedigheid en trouw, maar niet door norsheid. Eigenmachtige woorden en daden verwekken de slechtste driften van het menselijke hart. Wanneer mannen en vrouwen die belijden Christenen te zijn, niet geleerd hebben hun eigen boze', kille geaardheden te onderdrukken, hoe kunnen ze dan verwachten dat ze geacht en gerespecteerd worden? USG2 436 1 Hoe nauwgezet moet men dus zijn in het kiezen van de juiste personen als onderwijzers, opdat ze niet enkel trouw zijn in hun werk, maar ook een juiste geaardheid aan de dag zullen leggen. Genieten zij niet het ver-trouwen, dan moet men hen ontslaan. God zal iedere instelling verantwoordelijk houden voor elk verzuim om zachtmoedigheid en liefde aan te kweken. Nooit mag vergeten worden dat Christus zelf aan het hoofd staat van onze instellingen. USG2 436 2 Het beste talent onder de predikanten moet gebruikt worden om op onze scholen Bijbelstudie te geven. Die voor dit werk worden verkozen, moeten ware Bijbelonderzoekers zijn en een diepe Christelijke ervaring bezitten, terwijl hun salaris van de tienden betaald wordt. Het is Gods bedoeling dat al onze instellingen middelen zullen worden om arbeiders te kweken en te vormen voor wie Hij Zich niet behoeft te schamen, arbeiders die kunnen uitgezonden worden als goedonderlegde zendelingen voor de dienst des Meesters; maar dit doel heeft men niet in het oog gehouden. In vele opzichten zijn wij in dit werk ver ten achter en de Here wil dat hierin een ijver zal worden geopenbaard, oneindig veel groter dan tot nu toe aan de dag is gelegd. Hij heeft ons uit de wereld geroepen om te getuigen van Zijn waarheid, en in al onze gelederen moeten jonge mannen en vrouwen opgeleid worden om ergens een nuttige positie in te nemen. USG2 436 3 Er is een sterke vraag naar arbeiders in het evangelieveld. Jonge mannen zijn voor dit werk nodig; God doet een beroep op hen. Hun scholing is van hef allereerste belang op onze onderwijs-instellingen; dat mag in geen enkel geval verzuimd of van ondergeschikt belang beschouwd worden. Het is geheel verkeerd van leraars om, door andere bezigheden aan te raden, de jonge mensen te ontmoedigen die voor Gods werk bekwaam gemaakt konden worden. Die moeilijkheden opwerpen om te voorkomen dat jonge mensen zich bekwamen voor die taak, werken Gods plannen tegen en zij zullen rekenschap van hun doen moeten geven. Aan talentvolle jonge mannen is er onder ons meer dan een gemiddelde. Zouden dezen in staat gesteld worden om hun talenten te gebruiken, dan zouden er twintig predikanten zijn waar We er nu slechts één hebben. USG2 437 1 Jonge mannen die tot predikant willen worden opgeleid, moeten niet een aantal jaren besteden enkel en alleen aan het verkrijgen van een algehele scholing. Onderwijzers moeten de toestand weten te overzien en hun onderwijs aanpassen aan de behoeften van deze groep, en men moet hen helpen met een korte doch bevattelijke studie van die vakken welke het meest nodig zijn om hen voor hun werk te bekwamen. Maar dit plan is niet gevolgd. Te weinig aandacht is geschonken aan de scholing van jonge mannen voor het predik-ambt. Wat ons werk betreft, hebben we niet meer vele jaren voor de boeg en zo moeten leraars aangedaan zijn met de Geest van God en werken overeenkomstig Zijn geopenbaarde wil, in plaats van hun eigen richtlijnen te volgen. Elk jaar verliezen wij veel omdat wij ten aanzien van deze punten geen acht slaan op de raadgeving des Heren. USG2 437 2 Op onze scholen moeten verpleegsters in het zendingswerk les krijgen van goed onderlegde doktoren, en vooral moeten zij leren ziekte te bestrijden en de waarde van de geneesmiddelen der natuur aan te tonen. Dit werk is hoog nodig. Steden zijn verzonken in zonde en zedelijk verderf, maar ioch zijn er in elk Sodom mensen zoals Lof. Het gif der zonde vreet aan het hart der samenleving, en God vraagt om hervormers ter verdediging van de wet die Hij heeft gesteld om het lichaamsgestel te beheersen. Te gelijker tijd moeten zij op een zeer hoog peil staan om het verstand te oefenen en het hart te veredelen, opdat de Grote Heelmeester kan samenwerken met menselijke wezens in het doen van een noodzakelijk werk der barmhartigheid ten gerieve der lijdenden. USG2 438 1 Het is eveneens ‘s Heren bedoeling dat onze scholen jonge mensen zullen opleiden om in de Sabbatschoolklassen te helpen of in een van de afdelingen van de Sabbatschool behulpzaam te zijn. Wij zouden een grote verandering zien zo een aantal toegewijde jonge mensen zich aan hef Sabbatschoolwerk zouden wijden en zich de moeite zouden getroosten om daarin bekwaam gemaakt te worden ten einde daarna anderen fe onderwijzen volgens de beste methoden om zielen tot Christus te leiden. Dit is een richtlijn in ons werk die profijt zal afwerpen. ZENDINGSLERAARS USG2 438 2 Leraars moeten opgeleid worden voor het zendingswerk. Overal zijn open plaatsen voor de zendeling, en het zal niet mogelijk zijn arbeiders te zenden uit elke twee of drie landen om te voorzien in de aanvragen om hulp. Buiten de scholing van diegenen, die van de oudere conferenties als zendeling worden uitgezonden, moeten mannen in verschillende delen der wereld opgeleid worden om voor hun eigen landgenoten en hun eigen naasten te werken; en zoveel als dat mogelijk is, is het voor hen beter en veiliger, hun scholing te ontvangen in het veld waar zij werken. Hef is zelden goed, noch voor de arbeider, noch voor de vooruitgang van het werk, dat hij naar verre landen moet gaan om daar geschoold te worden. De Here wil dat elke voorziening getroffen wordt om in die behoefte te voorzien; en wanneer gemeenten hun verantwoordelijkheden gaan inzien, zuilen zij weten wat ze moeten doen in elk mogelijk geval. USG2 438 3 Om in het gebrek aan arbeiders te voorzien, verlangt God dat onderwijscentra zullen gevestigd worden in tal van landen, waar veelbelovende scholieren opgeleid zullen worden in de practische vakken en in Bijbelwaarheid. Worden deze mensen dan aangesteld in het werk, dan zullen zij aan dat werk der tegenwoordige waarheid in de nieuwe velden karakter verlenen. Zij zullen belangstelling doen ontwaken onder ongelovigen en helpen om zielen te verlossen uit de slavernij der zonde. De beste leerkrachten moeten gezonden worden naar de verschillende landen waar scholen gevestigd zijn om het onderwijswerk voort te zetten. ------------------------Hoofdstuk 59--Beletselen Voor Hervormingen USG2 439 1 Tot op zekere hoogte is de Bijbel ingevoerd op onze scholen, en er zijn enkele pogingen gedaan in de richting van hervorming, maar het is verbazend moeilijk de juiste beginselen aan te nemen na zo lang gewend te zijn geweest aan de populaire methoden. De eerste po-gingen om in de oude gewoonten verandering te brengen, leverden heel wat narigheden op voor hen die wilden wandelen in de weg die God had uitgestippeld. Fouten zijn begaan en dat is zeer nadelig geweest. Er zijn hinderpalen opgeworpen met de bedoeling ons te doen voortgaan langs de gewone, wereldse lijnen en te beletten dat we de juiste beginselen ten aanzien van de scholing zouden toepassen. De onbekeerden die de zaken bezien vanuit de diepten van menselijke zelfzucht, ongeloof en onverschilligheid, zien de juiste beginselen en methoden als verkeerd. USG2 439 2 Enkele leraars en hoofden die slechts ten dele bekeerd 1900, Vol. 6, blz. 141--151 zijn, zijn struikelblokken voor anderen. Enkele dingen willigen zij in en zo is de hervorming slechts ten dele; maar komt groter licht, dan weigeren zij daarnaar te handelen en doen hun werk liever volgens hun eigen inzichten. Dit doende, nemen en eten zij van die boom der kennis die het menselijke boven het Goddelijke plaatst. "En nu, Vreest de Here en dient Hem in oprechtheid en in waarheid, en doet weg de goden die uw vaders gediend hebben aan gene zijde der rivier en in Egypte, en dient de Here. Doch zo het kwaad is in uw ogen de Here te dienen, kiest u heden wie gij dienen zult." "Zo de Here God is, volgt Hem na; en zo het Baäl is, volgt hem na." Jozua 24 : 14, 15; 1 Koningen 18:21. Wij zouden ver uitgekomen zijn boven onze huidige geestelijke toestand, wanneer we gehandeld hadden overeenkomstig het licht dat wij ontvingen. USG2 440 1 Toen nieuwe methoden werden gepropageerd, zijn zoveel twijfelachtige kwesties aangevoerd, zo dikwijls is er raad gehouden om toch maar elke moeilijkheid te ontdekken, dat de hervormers de handen gebonden werden en zij er maar mee ophielden om op hervor-mingen aan te dringen. Het leek hun niet mogelijk tegen die stroom van twijfel en critiek een dam op te werpen. Naar verhouding namen maar heel weinigen in Athene het Evangelie aan, omdat de mensen prat gingen op kennis en wereldse wijsheid, en het Evangelie van Christus als dwaasheid beschouwden. Maar "het dwaze Gods is wijzer dan de mensen, en het zwakke Gods is sterker dan de mensen". Daarom "prediken wij Christus de Gekruisigde, voor de Joden wel een ergernis, en voor de Grieken een dwaasheid, maar voor hen die geroepen zijn, beiden, Joden en Grieken, prediken wij Christus de kracht Gods en de wijsheid Gods". 1 Corinthiërs 1 : 25, 23, 24. USG2 440 2 Wij moeten nu geheel opnieuw beginnen. Hervormingen moeten doorgevoerd worden met geheel ons hart en onze ziel en wil. Dwaalbegrippen mogen zo oud zijn dat ze vergroeid zijn met de tijd; maar de tijd maakt een dwaalbegrip niet tot waarheid en evenmin de waarheid tot een dwaalbegrip. Veel te lang heeft men de oude gebruiken en gewoonten nagevolgd. De Here wil van leraars en scholieren, dat elke verkeerde idee op zij gezet wordt. Wij hebben niet de vrijheid om maar te leren wat beantwoordt aan de maatstaf van de wereld of aan de maatstaf van de gemeente, enkel en alleen omdat het de heersende gewoonte is zo te doen. De lessen die Christus leerde, moeten de maatstaf vormen. Wat de Here gesproken heeft aangaande het onderricht dat op de scholen gegeven moet worden, moet nauwgezet worden nagegaan; want als er in sommige opzichten niet een onderwijs komt geheel anders van karakter dan tot nu toe op enkele onzer scholen is gebracht, dan behoeven we geen geld uit te geven om grond te kopen en daarop scholen te bouwen. POPULARITEIT DOOR VERLAAGDE MAATSTAVEN USG2 441 1 Sommigen zullen beweren dat wanneer godsdienstonderwijs een vooraanstaande plaats gaat innemen, onze scholen onpopulair zullen worden; dat zij die niet van ons geloof zijn, hun kinderen daar niet heen zullen sturen. Best; laat ze dan maar gaan naar andere scholen, waar ze een onderwijssysteem naar hun smaak zullen vinden. Het is Satans opzet om door zulke beschouwingen te beletten dat wij het doel bereiken waartoe onze scholen zijn gesticht. Gehinderd door zijn listen, gaan de hoofden doen naar de wijze der wereld en volgen haar plannen en gewoonten. Velen hebben in dit opzicht hun gebrek aan hemelse wijsheid getoond door samen te gaan met de vijanden van God en de waarheid, door de scholieren wereldse genoegens te verschaffen. Zodoende brengen zij over zichzelf het misnoegen Gods, want zij misleiden de jeugd en doen een werk voor Satan. Voor dit werk met al de gevolgen daarvan, zullen zij rekenschap moeten afleggen voor de rechterstoel van God. USG2 441 2 Die zó doen, laten zien dat men hen niet kan vertrouwen. Nadat het kwaad gedaan is, zullen zij misschien hun fout belijden; maar kunnen zij de invloed die van hen is uitgegaan, teniet doen? Zal het "Welgedaan" gesproken worden tot hen die het in hen gestelde vertrouwen beschaamd hebben? Deze ontrouwe arbeiders hebben niet gebouwd op de eeuwige Rots, en men zal zien dat zij op zand hebben gebouwd. Wanneer de Here wil dat we een bijzonder, een verkregen volk zijn, hoe kunnen we dan hunkeren naar populariteit of er naar streven om de gebruiken en gewoonten der wereld na te volgen? "Weet gij niet dat de vriendschap der wereld een vijandschap tegen God is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand Gods gesteld." Jacobus 4:4. USG2 442 1 Het peil verlagen om populariteit te verkrijgen en in aantal te groeien, om zich dan nog over die groei te verheugen, laat zien dat er een grote verblindheid heerst. Zou het grote aantal een bewijs van succes zijn, dan mag Satan aanspraak maken op de hoogste voortreffelijkheid, want in deze wereld -zijn zijn volgelingen ver in de meerderheid. Het is de graad van zedelijke kracht die een school kenmerkt, welke de toets is van zijn bloei. Het is de deugd, de intelligentie en de godsvrucht van de mensen verbonden met onze scholen, en niet hun aantal, dat een bron van vreugde en dankbaarheid moet zijn. Moeten dan onze scholen aan de wereld gelijkvormig worden en haar zeden en gewoonten navolgen? "Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij. . . aan deze wereld niet gelijkvormig wordt, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gemoed, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehaaglijke en volmaakte wil Gods is." Romeinen 12 : 1, 2. USG2 442 2 Mensen zullen elk middel aangrijpen om hef verschil tussen Zevende-Dags Adventisten en de waarnemers van de eerste dag der week minder in het oog te doen vallen. Een groep werd mij getoond onder de naam van Zevende-Dags Adventisten, die adviseerden dat de banier, of het teken, dat ons tot een apart volk maakt, niet zo hoog verheven moet gehouden worden, want zij beweerden dat dit niet de beste manier was om onze instellingen tot een succes te doen worden. Maar dit is niet de tijd om onze kleuren neer te halen, om ons te schamen over ons geloof. Deze onderscheiden banier, waarop de woorden geschreven staan: "Hier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn zij die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus", moet gedragen worden door de wereld tot de deur der genade dicht gaat. Terwijl de pogingen om in tal van plaatsen vooruit te gaan, moeten vermeerderen, moeten we ons geloof niet bemantelen om aanhang te verkrijgen. De waarheid moet gaan tot zielen die op het punt staan om te komen, en wordt ze op enigerlei wijze verborgen, dan wordt God oneer aangedaan en het bloed der zielen zal op onze klederen komen. USG2 443 1 Zolang zij die met onze instellingen verbonden zijn, ootmoedig met God wandelen, zullen hemelse wezens met hen samenwerken; maar laten allen het feit gedenken dat God gezegd heeft: "Die Mij eren, zal Ik eren." 1 Samuel 2 : 30. Voor geen moment moet iemand de indruk gegeven worden dat het voor zijn bestwil is, zijn geloof en leerstellingen te verbergen voor de ongelovigen der wereld, vrezende dat hij niet zo hoog zal gerespecteerd worden indien zijn beginselen openbaar worden. Christus eist van al Zijn navolgers een open moedige belijdenis des geloofs. Een iegelijk moet zijn positie innemen en zijn wat God van hem verlangt, een schouwspel voor de wereld, voor de engelen en voor de mensen. Het gehele universum kijkt met onuitsprekelijke belangstelling om het afsluitingswerk te zien in de grotere strijd tussen Christus en Satan. Iedere christen moet een licht zijn, niet verborgen onder een korenmaat of onder een bed, maar geplaatst op een kandelaar, opdat licht kan verschaft worden aan allen die in het huis zijn. Laat, uit hoofde van lafheid of wereldse politiek, de waarheid Gods nooit op de achtergrond geplaatst worden... USG2 443 2 De scholing aan de jeugd gegeven, geeft vorm aan de gehele maatschappelijke samenleving. In de gehele wereld verkeert de maatschappij in wanorde, en een grondige hervorming is nodig. Velen zijn in de veronderstelling dat betere onderwijsmogelijkheden, grotere kunde en nieuwere methoden de dingen wel recht zullen zetten. Zij belijden de levende woorden Gods te geloven en te aanvaarden en toch geven zij aan het Woord een minderwaardige plaats in het raam der scholing. Wat voorop moet staan wordt ondergeschikt gemaakt aan menselijke bedenkselen. USG2 444 1 Het is zo gemakkelijk met de stroom van de wereldse plannen, methoden en gewoonten mee te gaan en niet méér aandacht te besteden aan de tijd waarin wij leven of aan het grote werk dat gedaan moet worden, dan de mensen in Noachs tijd. Er bestaat aanhoudend gevaar dat onze opvoeders dezelfde kant zullen opgaan als de Joden door te vervallen in gewoonten, praktijken en overleveringen die niet door God zijn ingesteld. Met een zekere taaiheid en vasthoudendheid hangen sommigen aan oude gewoonten en verschillende studies die niet noodzakelijk zijn, alsof hun zaligheid van die dingen afhangt. Dit doende keren zij zich af van het bijzonderé werk Gods en geven de scholieren een gebrekkige, een verkeerde scholing. De geest wordt afgeleid van een duidelijk "Zo zegt de Here", hetgeen eeuwige belangen inhoudt, om zich te richten op menselijke theorieën en onderwijsmethoden. Oneindige, eeuwige waarheid, de openbaring van God, wordt verklaard in het licht van menselijke uitleg, terwijl toch alleen de kracht van de Heilige Geest geestelijke dingen kan ontvouwen. Menselijke wijsheid is dwaasheid, want daaraan ontbreekt de Goddelijke voorzienigheid, die schouwt in de eeuwigheid. USG2 444 2 Hervormers zijn geen vernielers. Nooil zullen ze proberen hen te vernietigen, die niet harmonieëren met hun plannen en zich niet bij hen aansluiten. Hervormers moeten steeds vooruit-, nooit achteruitgaan. Zij moeten vastbesloten, resoluut, onversaagd zijn, maar die vastberadenheid moet niet ontaarden in een overheersende geest. God verlangt dat allen die Hem dienen, zo vaststaan als een rots wanneer het gaat om beginselen, maar dat ze zachtmoedig en nederig van geest zijn zoals Christus was. Dan, door te blijven in Christus, kunnen zij het werk doen dat Hij zou doen, ware Hij in hun plaats. Een ruwe, veroordelende geest is niet noodzakelijk voor de moed om hervormingen voor deze tijd door te voeren. Alle zelfzuchtige methoden in de dienst van God zijn in Zijn ogen een gruwel. ------------------------Hoofdstuk 60--Karakter en Werk der Leraars USG2 445 1 Het werk dat gedaan wordt op onze scholen moet niet gelijk zijn aan dat wat gedaan wordt op de hogere scholen en seminaries der wereld. In het grote onderwijswerk moet het onderricht in de verschillende wetenschappen niet van minderwaardige aard zijn, maar als allerbelangrijkst moet die kennis beschouwd worden welke een volk toebereidt om te staan in de grote dag van Gods voorbereiding. Onze scholen moeten meer overeenkomst hebben met de scholen der profeten. Het moeten opleidingsscholen zijn waar de scholieren ge-bracht worden onder de tucht van Christus en waar zij leren van de Grote Leraar. Het moeten scholen zijn naar de aard van een gezin, waar iedere scholier bijzondere 1900, Vol. 6, blz. 152--156 hulp zal ontvangen van zijn leraars, zoals de leden van een gezin in hun ouderlijk huis hulp zouden ontvangen. Tederheid, sympathie, verbondenheid moeten aankweekt worden. Daar moeten onzelfzuchtige, toegewijde, trouwe leraars zijn, leraars die gedrongen worden door de liefde van Christus en die, met harten vol tederheid, zullen zorg dragen voor de gezondheid en het geluk der scholieren. Het moet hun doel zijn de scholieren vooruit te brengen in elke noodzakelijke tak der kennis. USG2 446 1 Voor onze scholen moeten gekozen worden verstandige leraars, die zich verantwoordelijk voor God voelen om het verstand de noodzaak in te scherpen dat Christus gekend wordt als een persoonlijke Heiland. Van de hoogste tot de laagste klas moeten zij een bijzondere zorg voor de zaligheid der scholieren aan de dag leggen en persoonlijk moeten zij zich inspannen om de voeten der scholieren te houden op de rechte paden. Zij moeten vol deernis zien op hen die in hun kinderjaren een slechte opvoeding hebben gehad en zij moeten de ge-breken zien te verbeteren die, zo ze blijven, een vlek op het karakter zullen werpen. Niemand kan dit werk doen die niet eerst in de school van Christus heeft geleerd hoe onderricht moet gegeven worden. USG2 446 2 Allen die op onze scholen onderricht geven, moeten in nauwe verbinding staan met God en moeten goed onderlegd zijn in Zijn Woord, opdat zij in staat zijn Goddelijke wijsheid en kennis te leggen in het onderwijs voor de jeugd, opdat dezen hiervan profijt kunnen heb-ben in dit leven en voor het toekomstige, eeuwige leven. Zij moeten mannen en vrouwen zijn die niet enkel een kennis der waarheid bezitten, maar die daders van Gods Woord zijn. "Er staat geschreven" moet tot uitdrukking gebracht worden in hun woorden en door hun leven. In hun doen moeten zij door eenvoud en onberispelijke gewoonten in alles een voorbeeld zijn. Geen man of vrouw moet verbonden zijn met onze scholen als een opvoedkundige die geen ervaring bezit in het gehoorzamen aan het Woord des Heren. USG2 446 3 Hoofd der school en leraars moeten gedoopt zijn met de Heilige Geest. Het ernstige gebed van boetvaardige zielen zal opklimmen tot de troon, en God zal deze gebeden beantwoorden op Zijn tijd, wanneer wij in het geloof Zijn arm aangrijpen. Laat het eigen-ik opgaan in Christus, en Christus in God, en dan Zal er zo'n vertoon van Zijn kracht zijn, dat harten zullen smelten en tot onderwerping gebracht worden. Christus onderrichtte op een wijze die geheel afweek van de gewone methoden, en wij moeten Zijn mede-arbeiders zijn. USG2 447 1 Onderwijs geven houdt veel meer in dan velen veronderstellen. Het vereist veel bekwaamheid om de waarheid begrijpelijk te maken. Daarom moet elke leraar er naar streven een grotere kennis van geestelijke waarheid te bezitten, maar hij kan die kennis niet verkrijgen zo hij zich afscheidt van Gods Woord. Wil hij zijn krachten en talenten dagelijks zien vermeerderen, dan moet hij studeren; hij moet het Woord eten en doorgraven, en werken in de richtlijnen van Christus. De ziel die gevoed is door het brood des levens, zal elk vermogen bezitten, bezield door de Geest van God. Dat is de spijze die blijft tot in het eeuwige leven. USG2 447 2 Leraars die door de Grote Leraar onderwezen willen worden, zullen, zoals Daniël en zijn vrienden, de hulp van God ervaren. Zij moeten hemelwaarts klimmen inplaats van in de vlakte te blijven. Christelijke ervaring moet samengaan met alle waar onderwijs. "Zo wordt gij ook zelf als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus." 1 Petrus 2 :5. Leraars en scholieren moeten eens bestuderen wat hier geschreven staat om te zien of zij behoren tot die groep die, door de overvloedig geschonken genade, de ervaring verkrijgen die ieder kind van God moet bezitten alvorens hij tot de hogere klasse kan bevorderd worden. In al hun onderricht moeten de leraars licht verkrijgen van Gods troon; want scholing is een werk waarvan het resultaat gezien zal worden door de eindeloze tijden der eeuwigheid. USG2 447 3 Leraars moeten de scholieren er toe brengen dat ze gaan denken en voor zichzelf een helder begrip krijgen van de waarheid. Hef is niet voldoende dat de leraar verklaart of dat de scholier gelooft; er moet een lust ontstaan om te onderzoeken, en de scholier moet zover gebracht worden dat hij de waarheid kan verklaren in zijn eigen woorden, daarmede bewijzende dat hij haar kracht ziet en ze in de praktijk toepast. Door onverdroten inspanning moeten de vitale waarheden hem ingescherpt worden. Dat kan een langzaam proces zijn; maar het is van meer waarde dan heen te vliegen over belangrijke onderwerpen, zonder daaraan de nodige aandacht te besteden. God wil dat Zijn instellingen uitnemender zijn dan die der wereld; want zij vertegenwoordigen Hem. Mannen, trouw met God verbonden, zullen de wereld laten zien dat er een meer dan menselijk werktuig aan het stuur staat. USG2 448 1 Onze leraars moeten aanhoudend ook leerlingen zijn. De hervormers moeten zelf hervormd worden, niet enkel in hun werkwijzen, maar ook in hun eigen hart. Zij moeten veranderd worden door de genade Gods. Toen Nicodemus, een groot leraar in Israël, tot Jezus kwam, openbaarde de Meester hem de voorwaarden van het eeuwige leven en leerde hem het alfabet der bekering. Nicodemus vroeg: "Hoe kunnen deze dingen geschieden?" Christus antwoordde: "Zijt gij een leraar Israëls en weet gij deze dingen niet?" Deze vraag kon gericht zijn tot velen die nu het ambt van leeraar bekleden, maar die de voorbereiding verzuimd hebben welke nodig is om hen voor dit werk geschikt te maken. Zouden Christus' woorden ontvangen worden in de ziel, dan zou er een veel hoger begrip en een veel dieper geestelijke kennis bestaan van wat een discipel eigenlijk is, een oprechte navolger van Christus en een leermeester op wie Hij kan bouwen. TEKORTKOMINGEN VAN LERAARS USG2 448 2 Velen van onze leraars moeten veel afleren en vele dingen van verschillende aard aanleren. Tenzij zij bereid zijn dit te doen -- tenzij ze grondig vertrouwd worden met het Woord Gods en zich verdiepen in het bestuderen der heerlijke waarheden aangaande het leven van de Grote Leraar -- zullen zij juist de dwaalbegrippen aanmoedigen die God wil verbeteren; Plannen en denkbeelden die men niet moet aanhangen, zullen zich griffen in hun verstand, en in alle eerlijkheid zullen zij komen tot verkeerde en gevaarlijke besluiten. Zo zal zaad, dat geen volwaardig graan is, gezaaid worden. Tal van gewoonten en gebruiken die algemeen zijn in het onderwijs en die misschien beschouwd worden als van weinig belang, kunnen nu op onze scholen niet ingevoerd worden. Het mag misschien voor leraars moeilijk vallen om lang gekoesterde denkbeelden en methoden op te geven, maar wanneer zij zich eerlijk en ootmoedig bij elke stap afvragen: "ls dit de weg des Heren?" en zich willen onderwerpen aan Zijn leiding, zal Hij hen op veilige paden leiden en zullen hun inzichten veranderen door ervaring. USG2 449 1 De leraars op onze scholen moeten de Schriften onderzoeken tot zij deze persoonlijk voor zichzelf verstaan, en hun harten openstellen voor de kostelijke lichtstralen die God gegeven heeft, en daarin wandelen. Dan zullen zij van God geleerd worden en arbeiden in volkomen andere richtlijnen, zodat ze in hun onderwijs minder theorieën en gevoelens brengen van mensen die nooit met God gemeenschap hebben gehad. Zij zullen de eindige wijsheid veel minder waarde toekennen en een diepe zielehonger voelen voor die wijsheid die van God komt. USG2 449 2 Op de vraag die Christus de twaalven stelde: "Wilt gijlieden ook niet weggaan?" antwoordde Petrus: "Here, tot wie zullen wij henengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens; en wij hebben geloofd en erkend dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods". Johannes 6 : 67--69. Wanneer leraars deze woorden toepassen in het werk in hun klaslokalen, zal de Heilige Geest aanwezig zijn om Zijn werk te doen op verstand en hart. ------------------------Hoofdstuk 61--Woorden van een Hemelse Leraar USG2 450 1 Op een avond was ik in een groot gezelschap waar het onderwerp over onderwijs de gedachten van alle aanwezigen nogal beroerde. Velen hadden bezwaren tegen de verandering van het karakter van het onderwijs dat lange tijd in zwang was geweest. Iemand die lang bij ons het leraarsambt had bekleed, sprak tot de mensen. Hij zeide: "Het onderwerp over het onderwijs moest de gehele gemeenschap der Zevende-Dags Adventisten belangstelling inboezemen. De besluiten aangaande het karakter van ons schoolwerk moeten niet overgelaten worden enkel en alleen aan de schoolhoofden en de leraars." USG2 450 2 Sommigen drongen krachtig aan op het bestuderen van ongelovige schrijvers en bevalen juist die boeken aan welke de Here had veroordeeld en die derhalve de goedkeuring niet mochten wegdragen. Na een ernstige bespreking en lange gedachtenwisseling stapte onze leraar naar voren en met in zijn handen de boeken die krachtig werden aanbevolen als nodig voor hoger onderwijs, zei hij: "Vindt u bij deze schrijvers gevoelens en beginselen die men gerust de scholieren in handen kan geven? De menselijke geest komt zo gauw onder de be-koring van de leugens van Satan; en deze boeken kweken een tegenzin in de beschouwing van Gods Woord dat, zo het wordt aangenomen en op prijs gesteld, de aannemer het eeuwige leven zou verschaffen. U bent schepselen der gewoonte en moest bedenken dat goede gewoonten zegeningen inhouden die ten goede zullen komen aan uw eigen karakter alsook aan dat van anderen; maar wanneer verkeerde gewoonten eenmaal zijn ingeworteld, oefenen deze een despotische macht uit en 1900, Vol. 6, blz. 162--167 brengen de geest in slavernij. Wanneer u nooit één woord in deze boeken had gelezen, zoudt u heden beter in staat zijn dat Boek te begrijpen dat boven alle andere boeken waard is om bestudeerd te worden en dat de enige juiste gedachten geeft aangaande hoger onderwijs. USG2 451 1 "Het feit dat het gebruikelijk is om deze schrijvers op te nemen in uw leerboeken en dat die gewoonte vergroeid is met de tijd, is geen argument ten gunste daarvan. Een langdurig gebruik behoeft voor die boeken geen aanbeveling te zijn dat ze veilig en noodzakelijk zijn. Zij hebben duizenden geleid waar Satan Adam en Eva leidde -- naar de boom der kennis waarvan God ons verboden heeft te eten. Zij hebben scholieren er toe gebracht om de studie van de Schriften te verzaken voor een andere richtlijn in de studie die niet noodzakelijk is. Wanneer scholieren die zo zijn geschoold, nog eens ooit voor zielen zullen kunnen werken, dan moeten ze veel wat ze geleerd hebben, wederom afleren. Zij zullen ervaren dat afleren een moeilijk werk is; want verwerpelijke gedachten hebben in hun geest wortel geschoten gelijk onkruid in een tuin, en als resultaat zullen sommigen nooit in staat zijn het verschil te zien tussen goed en kwaad. In hun scholing hebben het goede en het kwade zich vermengd. Mensen zijn voor hen op een hoog niveau geplaatst om hun gezichten te aan-schouwen en menselijke theorieën zijn verheerlijkt, zodat wanneer zij proberen anderen te onderrichten, het beetje waarheid dat ze kunnen herhalen, verweven is met de denkbeelden en gezegden en daden van mensen. De woorden van mensen die blijk geven dat zij geen we-zenlijke kennis van Christus bezitten, moeten op onze scholen geen ingang vinden. Zij zullen beletselen zijn voor een juiste scholing. USG2 451 2 "U hebt de woorden van de levende God en door er om te vragen, kunt u in het bezit komen van de gave des Heiligen Geestes om dat Woord tof een kracht te maken voor hen die geloven en gehoorzamen. Het werk van de Heilige Geest is: te leiden in alle waarheid. Wan neer u zich verlaat op het Woord van de levende God met geheel uw hart en ziel en verstand, zal het verbindingskanaal geen belemmering opleveren. Diepe, ernstige studie van het Woord onder de leiding van de Heilige Geest zal u vers manna geven, en dezelfde Geest zal het eten daarvan profijtelijk maken. De poging door de jeugd gedaan om de geest te disciplineren ten einde dat deze zich instelt op een hoog en heilig streven, zal beloond worden. Die zich in die richting volhardende inspanningen getroosten en het verstand doen werken om Gods Woord te begrijpen, worden voorbereid om Gods medearbeiders te worden. USG2 452 1 "De wereld erkent sommigen als leraars die God niet kan aanbevelen als veilige onderwijzers. Dezen willen van de Bijbel niets weten, en de boeken van ongelovige schrijvers worden aanbevolen alsof daarin die gevoelens te vinden zijn die met het karakter moeten worden verweven. Wat kunt u verwachten van het zaaien van dit soort zaad? Door het bestuderen van deze verwerpelijke boeken wordt de geest van leraars zowel als van scholieren verdorven en de vijand zaait zijn onkruid. Dat kan niet anders. Door te drinken uit een verontreinigde bron, komt het gif in het lichaamsgestel. De onervaren jeugd die deze richtlijn in de studie volgt, ontvangt indrukken welke hun gedachten leiden door kanalen welke fataal zijn voor de godsvrucht. Jonge mensen die naar onze scholen gestuurd zijn, hebben geleerd uit boeken die men goed waande omdat ze werden gebruikt en aanbevolen op de scholen der wereld. Maar van die wereldse scholen zijn vele scholieren als ongelovigen gekomen juist door het bestuderen van diezelfde boeken. USG2 452 2 "Waarom hebt u het Woord Gods niet verheven boven elk ander menselijk maaksel? Is het niet voldoende dat men zich nauw houdt aan de Schepper van alle waarheid? Is u niet voldaan fris water te kunnen scheppen uit de stromen van de Libanon? God heeft levende fonteinen waaraan de dorstige ziel zich kan verkwikken, en voorraden voedsel om het geestelijke leven te versterken. Leert van Hem en Hij zal u in staat stellen om degenen die er om vragen, een reden op te geven van de hoop die in u is. Hebt u gedacht dat een betere kennis van wat de Here heeft gezegd een verdervende invloed op leraren en scholieren zou hebben?" USG2 453 1 Er viel een stilte op de vergadering, en de overtuiging werkte aan ieders hart. Mannen die van zichzelf dachten, dat ze wijs en sterk waren, zagen dat ze zwak waren en dat hun de kennis ontbrak van dat Boek waarin de eeuwige lotsbestemming van de menselijke ziel is vervat. USG2 453 2 De boodschapper van God nam toen uit de handen van verschillende leraren die boeken welke ze bestudeerd hadden, waarvan enkelen geschreven waren door ongelovige schrijvers vol ongelovige gedachten, en legde ze ter zijde, zeggende: "Nooit is er een tijd in uw leven geweest dat het bestuderen van deze boeken goed was voor uw tegenwoordig welzijn en vooruitgang, of voor uw toekomstig, eeuwig welzijn. Waarom zult u uw planken met boeken vullen die de geest afleiden van Christus? Waarom geeft u geld uit voor hetgeen geen brood is? Christus zegt u: ,Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart.' U moet eten van het Brood des levens dat neerkwam van de hemel. U moet de Schriften ijveriger onderzoeken en drinken van de levende Bron. Put, put uit Christus, onder ernstig gebed. Verkrijgt een dagelijkse ervaring in het eten van het vlees en het drinken van het bloed van de Zone Gods. Menselijke schrijvers kunnen nooit voorzien in wat u zo zeer nodig hebt voor deze tijd; maar door op Jezus te zien, de Schepper en Voleinder van uw geloof, zult u veranderd worden naar Zijn beeld." USG2 453 3 Terwijl hij de Bijbel in hun handen legde, ging hij verder: "U bezit niet veel kennis van dit boek. U kent noch de Schriften noch de kracht Gods, en evenmin begrijpt u de grote belangrijkheid van de boodschap die gebracht moet worden aan een ondergaande wereld. De voorbijgegane tijd heeft aangetoond dat zowel leraren als scholieren zeer weinig weten van de ontzagwekkende waarheden welke levende onderwerpen zijn voor deze tijd. Zou de boodschap van de derde engel tot in alle bijzonderheden verkondigd worden aan de velen die aan het onderwijs verbonden zijn, dan zouden ze die niet begrijpen. Zoudt U de kennis bezitten die van God komt, dan zou uw gehele wezen de waarheid van de levende God verkondigen aan een wereld welke dood is in misdaden en zonden. Doch boeken en tijdschriften die maar weinig van de tegenwoordige waarheid bevatten, worden vooropgezet en mensen worden te wijs om een "Zo zegt de Here" na te volgen. USG2 454 1 "Door elke onderwijzer op onze scholen moet de alleen ware God verheven worden, maar velen der wachters slapen. Zij zijn als blinden die de blinden leiden. Nochtans zal de dag des Heren spoedig over ons komen. Zoals een dief, komt deze zachtjes aangeslopen en hij zal allen die niet wakende zijn, onverwacht overvallen. Wie onder onze leraars zijn wakende en ontlenen als trouwe rentmeesters van de genade Gods aan de bazuin een zeker geluid? Wie verkondigen de boodschap van de derde engel en waarschuwen de wereld dat zij zich voorbereidt op de grote dag Gods? De boodschap die wij brengen, draagt het zegel van de levende God." USG2 454 2 Wijzende op de Bijbel, zei hij: "De Schriften van het Oude en van het Nieuwe Testament moeten samengevat worden in het werk om een volk voor te bereiken dat zal staan in de dag des Heren. Maakt een goed gebruik van uw huidige kansen. Maakt het Woord van de levende God tot een leerboek. Was dat altijd gebeurd, dan zouden scholieren die verloren zijn voor Gods werk, uw zendelingen zijn. De Here is de enige ware God en men moet Hem eerbiedigen en aanbidden. Die achting tonen voor de woorden van ongelovige schrijvers, en scholieren ertoe brengen deze boeken te beschouwen als noodzakelijk voor hun scholing, doen afbreuk aan hun geloof in God. De toon, de geest, de invloed van die boeken is schadelijk voor hen die daaruit hun kennis putten. De scholieren zijn gebracht onder invloeden waardoor zij niet meer zien op Christus, het Licht der wereld, en boze engelen juichen dat zij, die belijden God te kennen, Hem verloochenen zoals Hij op deze wijze op onze scholen verloochend is. De Zon der Gerechtigheid heeft geschenen op de Gemeente om de duisternis te verdrijven en de aandacht van Gods volk te vestigen op de voorbereiding welke allernoodzakelijkst is voor hen, die willen schijnen als lichten in de wereld. Die het licht ontvangen, zullen het begrijpen; die het niet ontvangen, zullen wandelen in duisternis, niet wetende waaraan zij zich stoten. Nooit is de ziel veilig, tenzij onder Goddelijke leiding. Dan zal hij geleid worden in alle waarheid. Het woord van Christus zal met levende kracht vallen op gehoorzame harten; en door de toepassing van de Goddelijke waarheid zal het volmaakte beeld Gods opnieuw gevormd worden, en in de hemel zal gezegd worden: ,Gij zijt in Hem volmaakt'." Colossenzen 2:10. USG2 455 1 In geen geval mag de scholieren toegestaan worden dat ze zoveel studeren dat dit een beletsel voor hen is om de godsdienstoefeningen bij te wonen. ------------------------Hoofdstuk 62--Scholen Tevens Tehuizen USG2 455 2 Door het bezoeken van onze opleidingsscholen worden velen van onze jeugd gescheiden van de liefderijke, onderwerpende invloeden van de huiselijke kring. Juist in die tijd van hun leven dat er een wakend oog over hen moet gaan, worden ze onttrokken aan de teugels van ouderlijke invloed en gezag, en opgenomen in de kring van een groot aantal van hun eigen leeftijd met verschillende karakters en levensgewoonten. Sommigen van dezen hebben in hun kinderjaren te weinig onder 1900, Vol. 6, blz. 168--175 tucht gestaan en zijn wuft en oppervlakkig; aan anderen is te streng de hand gehouden en die kregen het gevoel, nu ze niet meer in de handen waren van hen die de teugels misschien te strak hielden, dat ze konden doen wat ze wilden. Die verafschuwen reeds de gedachte aan discipline. Door deze omgang nemen de gevaren van de jeugd toe. USG2 456 1 Onze schooltehuizen zijn gesticht opdat onze jeugd niet heren derwaarts op drift geraakt en bloot staat aan verkeerde invloeden die zich aan alle kanten voordoen; maar dat zoveel mogelijk een huiselijke atmosfeer geschapen wordt opdat ze bewaard mogen blijven voor verzoekingen der onzedelijkheid en geleid mogen worden tot Jezus. Het gezin in de hemel laat zien hoe' het gezin op aarde moet zijn; en onze schooltehuizen, waar de jonge mensen heen gaan die zich willen voorbereiden op de dienst van God, moeten zo dicht mogelijk het hemelse model benaderen. USG2 456 2 Leraars die een positie bekleden in deze tehuizen, dragen grote verantwoordelijkheden, want zij moeten de plaats innemen van vaders en moeders, en belangstelling tonen voor de scholieren, niet voor één maar voor allen, zoals ouders tonen voor hun kinderen. De uiteenlopende elementen in de karakters van de jeugd, met wie zij moeten omgaan, leggen hun zorg en zware lasten op, en veel tact zowel als veel geduld worden vereist om al die karakters, welke zo vaak de dupe zijn van slechte leiding, in het rechte spoor te leiden. Wat de leraars vooral nodig hebben, is het talent om leiding te geven; zij moeten beginselvast zijn en toch wijs en meevoelend, door liefde en christelijk medeleven gepaard te doen gaan aan tucht. Zij moeten mannen en vrouwen zijn van geloof, van wijsheid en van gebed. Zij moeten geen strenge, stijve waardigheid aan de dag leggen, maar zij moeten met de jeugd omgaan en hun vertrouwen winnen, één met hen worden in hun vreugden en smarten alsook in hun dagelijkse werk. Een blijde, liefdevolle gehoorzaamheid zal in het algemeen de vrucht zijn van zo'n pogen. HUISELIJKE PLICHTEN USG2 457 1 De opvoeding welke de jonge mannen en vrouwen die onze opleidingsscholen bezoeken, ontvangen ten aanzien der huiselijke plichten, verdient de bijzondere aandacht. Het is van zeer veel belang in het vak der karaktervorming dat scholieren die onze scholen bezoeken, geleerd wordt om het werk dat hun opgedragen wordt, te doen met terzijdestelling van alle traagheid. Zij moeten vertrouwd worden met de plichten van het dagelijkse leven. Zij moeten leren hun huiselijke plichten grondig en goed te doen, met zo min mogelijk drukte en lawaai. Alles moet stipt en netjes gedaan worden. De keuken zowel als alle andere delen van het gebouw moeten helder en vriendelijk gehouden worden. Boeken moeten opzij gelegd worden tot het de tijd is om ze te gebruiken en de studietijd moet niet zo lang duren dat de huishoudelijke plichten verwaarloosd worden. Het bestuderen der boeken moet niet zó beslag leggen op het verstand dat een verwaarlozing van de huiselijke plichten, die ten gerieve zijn van het gezin, daaruit voortvloeit. In het vervullen van deze plichten moeten zorgeloze, onachtzame, slordige gewoonten overwonnen worden; want zo ze niet worden verbeterd, zullen deze gewoonten elke stap van het leven beïnvloeden en door dat bederf zal het leven niet nuttig zijn, niet geschikt voor waar-achtig zendingswerk. Tenzij ze aanhoudend en vastberaden verbeterd worden, zullen ze de scholier overwinnen voor tijd en eeuwigheid. De jonge mensen moeten worden aangemoedigd om wat hun kleding betreft, onberispelijke gewoonten te vormen, opdat hun voorkomen netjes en aantrekkelijk is; zij moeten leren hun kleren helder te houden en netjes te verstellen. Al hun gewoonten moeten zó zijn dat ze voor anderen een hulp en een troost worden. USG2 457 2 Bijzondere aanwijzingen werden gegeven aan de legers van de kinderen Israëls, opdat in en om hun tenten alles helder en ordelijk zou zijn, anders zou de engel Gods, wanneer hij door hun kampement trok, hun on reinheid zien. Had de Here een bijzondere bedoeling met het letten op deze dingen? Dat had Hij, want het feit staat vermeld dat wanneer Hij hun onreinheid zag, Hij niet met hun legers kon optrekken om tegen hun vijanden te strijden. Evenzo worden al onze daden door God opgemerkt. Deze God, Die het zo nauw nam dat de kinderen Israëls gewoonten aangaande reinheid zouden ontwikkelen, zal onreinheid in het gezin van heden niet goedkeuren. USG2 458 1 God heeft ouders en onderwijzers het werk opgedragen om de kinderen en de jeugd in deze richtlijnen op te voeden, en uit elke daad in hun leven kunnen zij geestelijke lessen leren. Door hen te oefenen in gewoonten van lichamelijke reinheid, moeten we hen leren dat God wil dat zij niet enkel rein van lichaam maar ook van hart zijn. Als ze een kamer vegen, kunnen ze leren hoe de Here het hart reinigt. Zij zouden de deuren en de vensters niet sluiten en in de kamer een of ander reinigingsmiddel plaatsen, maar zij zouden de deuren en vensters wijd open zetten en ijverig alle stof wegnemen. De genade Gods moet reinigend gaan door de kamers des geestes en elk element van het wezen moet gezuiverd worden en kracht ontvangen door de Geest van God. Wanorde en slordigheid in de dagelijkse plichten zullen er toe meewerken dat men God vergeet en een gedaante van godzaligheid bezit onder een belijden des geloofs, terwijl men zich de werkelijkheid niet meer bewust is. Wij moeten waken en bidden, anders zullen we de schaduw grijpen en het beeld verliezen. USG2 458 2 Een levend geloof gelijk draden van goud, moet verweven zijn met de dagelijkse bezigheid van het doen van kleine plichten. Dan zullen de scholieren begrip gaan krijgen van de zuivere beginselen die naar Gods opzei de drijfveren zullen zijn van elke daad in het leven. Dan zal al het dagelijkse werk van dien aard zijn, dat het de Christelijke wasdom bevordert. Dan zullen de vitale beginselen ten aanzien van geloof, van betrouwen op en liefde voor Jezus de allerkleinste onderdelen van het dagelijkse leven doordringen. Daar zal zijn een zien op Jezus, en liefde voor Hem zal de bestendige drijfveer zijn welke vitale kracht verleent aan elke plicht die gedaan wordt. Daar zal zijn een streven naar de gerechtigheid, een hoop die "niet beschaamt". Wat gedaan wordt, zal gedaan worden ter ere Gods. USG2 459 1 Tot elke scholier in dat scholierengezin zou ik willen zeggen: Wees trouw ten opzichte van de huiselijke plichten. Wees trouw in het dragen van kleine verantwoordelijkheden. Wees een ware levende Christen in het gezin. Laat Christelijke beginselen uw hart en uw gedrag beheersen. Sla acht op elke ingeving van de leraar, maar laat het niet nodig zijn dat je altijd gezegd moet worden wat er te doen is. Leer zelf je ogen te gebruiken. Let op dat alles in je eigen kamer helder en ordelijk is, dat daar niets is dat God zou mishagen, maar dat, wanneer heilige engelen door de kamer gaan, zij daar gaarne even vertoeven, aangetrokken door de heersende orde en netheid. Wanneer u trouw, prompt en behoorlijk uw plichten doet, bent u zendelingen. U bent een getuige voor Christus. U laat zien dat, in beginsel of in de praktijk, de godsdienst van Christus u niet wanordelijk, ruw, oneerbiedig doet zijn tegenover de leraars, door weinig acht te slaan op hun raad en vermaning. De Bijbelse godsdienst, in praktijk gebracht, zal u vriendelijk, bedachtzaam en trouw maken. U zult de kleine dingen die gedaan moeten worden, niet verwaarlozen. Neem als uw zinspreuk aan de woorden van Christus: "Wie getrouw is in hef minste, die is ook in hef grote getrouw." CHRISTELIJKE OMGANGSVORMEN EN BELEEFDHEID USG2 459 2 Christelijke omgangsvormen worden over het algemeen door Gods volk te weinig aangekweekt. Deze tak van de opvoeding moet op onze scholen niet verwaarloosd of over hef hoofd gezien worden. USG2 459 3 Men moet de scholieren leren dat ze geen op zichzelf staande atomen zijn, maar dat een ieder een draad is die zich moet verbinden met andere draden om een geheel te vormen. In geen onderdeel kan dit onderricht beter gegeven worden en tot zijn recht komen dan in het schoolgezin. Hier zijn de scholieren elke dag omringd door kansen die, wanneer ze worden benut, veel zullen bijdragen tot de ontwikkeling van de sociale trekken van hun karakter. Het ligt in hun eigen macht een goed gebruik te maken van hun tijd en gelegenheden om een karakter te ontwikkelen dat hen tot gelukkige en bruikbare mensen maakt. Die in zichzelf gekeerd zijn, die niet bereid zijn door vriendelijke omgang anderen van dienst te zijn, verliezen tal van zegeningen; want door wederzijds contact wordt de geest beschaafd en gelouterd; door prettige omgang maakt men kennissen en vrienden, met als gevolg een eenheid van hart en een atmosfeer van liefde die aangenaam is in het oog des hemels. USG2 460 1 Vooral moeten zij die de liefde van Christus gesmaakt hebben hun sociale krachten ontwikkelen, want zodoende kunnen zij zielen voor de Heiland winnen. Christus moet niet in hun hart opgeborgen worden, weggesloten als een begeerde schat, geheiligd en zoet, enkel en alleen ten profijte van henzelf; evenmin moet de liefde van Christus enkel en alleen tot uiting komen tegenover diegenen die bij hen in de smaak vallen. Scholieren moeten leren ook daarin met Christus overeen te stemmen dat zij een vriendelijke belangstelling, een prettige omgang aan de dag leggen tegenover diegenen die daaraan de meeste behoefte hebben, al behoren deze ook niet tot hun eigen verkoren vrienden. Te allen tijde en op alle plaatsen openbaarde Jezus een liefdevolle belangstelling voor het menselijke gezin, en het licht van een blijmoedige godsvrucht straalde overal van Hem af. Men moet de scholieren leren om in de voetstappen van Jezus te treden. Men moet hen leren om een Christelijke belangstelling, sympathie en liefde aan de dag te leggen voor hun jeugdige schoolkameraden, terwijl het hun streven moet zijn die tot Jezus te brengen. Christus moet in hun harten zijn een fontein van water dat springt tot in het eeuwige leven, dat een ieder met wie zij in aanraking komen, verkwikt. USG2 460 2 Het is dit bereidwillige, liefdevolle dienstwerk ten bate van anderen op tijden dat daaraan behoefte bestaat, dat in Gods oog zo dierbaar is. Dus zelfs gedurende hun schooltijd kunnen scholieren, zo ze trouw zijn aan hun belijdenis, levende zendelingen voor God zijn. Dat alles zal tijd in beslag nemen; maar de tijd die zo gebruikt wordt, is goed besteed, want op deze wijze leert de scholier hoe het Christendom aan de wereld te brengen. USG2 461 1 Christus weigerde nooit om met anderen vriendschappelijke omgang te krijgen. Wanneer Hij door een Farizeeër of tollenaar op een feest werd genodigd, nam Hij de uitnodiging aan. Bij die gelegenheden was elk woord dat Hij sprak voor Zijn hoorders een reuk des levens ten leven; want Hij gebruikte dat uur van de maaltijd om kostelijke lessen welke toepasselijk waren op hun noden, uit te delen. Zo leerde Christus Zijn discipelen hoe ze zich moesten gedragen in het gezelschap van wel of niet godsdienstigen. Door Zijn persoonlijk voorbeeld leerde Hij hen dat hun gesprekken niet van dezelfde aard behoefden te zijn als die welke doorgaans bij zulke gelegenheden gehouden werden. USG2 461 2 Wanneer scholieren aan tafel zitten en Christus in de ziel aanwezig is, zullen er uit de schatkamer des harten woorden vloeien die rein en veredelend zijn; is Christus daar niet aanwezig, dan zal men maar al te zeer geneigd zijn tot beuzelpraat, tot grappen en gekkernijen, die een beletsel zijn voor de geestelijke groei en een oorzaak van droefheid voor de engelen Gods. De tong is een onbedwingbaar lid, maar dat behoort niet zo te zijn. Die moet bekeerd worden, want het talent om te spreken is een zeer kostbaar talent. Christus staat altijd klaar om van Zijn schaften uit te delen en wij moeten de juwelen die uit Zijn bezit komen, verzamelen, opdat wanneer wij spreken, deze juwelen van onze lippen mogen vallen. USG2 461 3 Het humeur, de persoonlijke eigenaardigheden, de gewoonten waaruit het karakter zich ontwikkelt -- alles wat in het gezin in praktijk wordt gebracht, zal aan de dag komen in al de verbintenissen des levens. De gevolgde neigingen zullen te voorschijn komen in ge-dachten, in woorden, in daden van hetzelfde karakter. Wanneer iedere scholier die deel uitmaakt van hef schoolgezin, er naar zou streven alle onvriendelijke en onbeleefde woorden in te houden en tot allen met eerbied te spreken; wanneer hij zou bedenken dat hij zich voorbereidt om een lid van het hemelse gezin te worden; wanneer hij heilige wachters zou laten waken over zijn invloed, opdat deze niet anderen van Christus zou aftrekken; wanneer hij zijn best zou doen dat elke daad in zijn leven de lof zou verkondigen van Hem Die hem geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht, wat een hervormende invloed zou er dan uitgaan van elk schoolgezin! GODSDIENSTOEFENINGEN USG2 462 1 Van al de kenmerkende hoedanigheden der opvoeding die in onze schoolgezinnen wordt gegeven, zijn de godsdienstoefeningen het allerbelangrijkst. Zij moeten gehouden worden met de grootste plechtigheid en eerbied, maar tevens in een prettige, aangename sfeer. Ze moeten niet zo lang gerekt worden tot ze vermoeiend gaan werken, want de indruk die zo gemaakt wordt op de geest van de jeugd, zal oorzaak zijn dat ze godsdienst gaan vereenzelvigen met alles wat saai en dor is; en velen zouden met hun invloed gaan staan aan de kant van de vijand, die, zo zij op de juiste manier werden onderwezen, een zegen zouden worden voor de wereld en voor de Gemeente. De Sabbatvergaderingen, de morgenen avondwijding in het gezin en in de kapel, zouden, tenzij ze verstandig worden voorbereid en bekrachtigd door de Geest van God, de meest vormelijke, onprettige, onaantrekkelijke en voor de jeugd de ver-velendste van al de schooloefeningen worden. De gezellige bijeenkomsten en al de godsdienstige samenkomsten moeten zó voorbereid en gehouden worden dat ze niet enkel profijt afwerpen, maar ook zo aantrekkelijk mogelijk zijn. Het gemeenschappelijk gebed zal de harten met God verbinden met banden die blijvend zullen zijn; en wanneer Christus open en moedig beleden wordt, terwijl ons karakter Zijn zachtmoedigheid, ootmoed en liefde openbaart, zullen anderen bekoord worden door de schoonheid der heiligheid. USG2 463 1 Bij al die gelegenheden zal Christus getoond worden als "uitblinkend boven tienduizend", Degene "aan Wie alles bekoorlijkheid is". Hooglied 5:10, 16 N.V. Hij moet voorgesteld worden als de Bron van alle ware genoegens en voldoening, de Gever van alle goede en volmaakte gave, de Schepper van elke zegening, Degene in Wie al onze hoop op het eeuwige leven zijn middelpunt vindt. Laat op elke godsdienstoefening de liefde van God en de vreugde van het Christelijk beleven verschijnen in al hun ware schoonheid. Breng de Heiland als de Heelmeester van elk gevolg der zonde. USG2 463 2 Om dit resultaat te bereiken, moet alle benepenheid vermeden worden. Oprechte, ernstige, diep gevoelde toewijding is nodig. Vurige, actieve vroomheid bij de leraars is van noodzakelijk belang. Maar daar is kracht voor ons ter beschikking, zo wij dat willen bezitten. Daar is genade voor ons, zo wij dit willen waarderen. De Heilige Geest wacht op ons vragen, zo wij er slechts om willen vragen met die doelbewuste aandrang welke naar verhouding is tot de waarde van hef doel dat wij nastreven. Engelen des hemels nemen nota van al ons werk en zijn waakzaam om toe te zien hoe zij zó een ieder kunnen dienen dat deze de gelijkenis van Christus in zijn karakter zal weerkaatsen en gelijkvormig wordt aan het Goddelijk beeld. Wanneer zij die de verantwoordelijkheid voor onze schooltehuizen dragen, de voorrechten en kansen waarderen die binnen hun bereik zijn gesteld, zullen zij een werk voor God doen dat de hemel op prijs zal stellen. ------------------------Hoofdstuk 63--Industriele Hervorming USG2 464 1 Omdat moeilijkheden ontstaan, moeten we de industrieën die zijn opgericht als onderdeel van de scholing, niet opgeven. Terwijl de jeugd de school bezoekt, moet zij de gelegenheid hebben om gereedschappen te leren hanteren. Onder de leiding van ervaren vakmensen, timmerlieden, geduldig en vriendelijk, die onderricht kunnen geven, moeten de scholieren zelf op de schoolgronden aan het bouwen gaan en de nodige verbeteringen aanbrengen om aldus door praktische lessen te leren hoe ze economisch kunnen bouwen. Ook moet de scholieren geleerd worden alles wat tot het drukkersvak behoort onder de knie te hebben zoals het zetten, het drukken en boekbinden, alsook het maken van tenten en andere nuttige handenarbeid. Jonge vruchtboompjes moeten geplant worden, daar moeten groenten en bloemen gekweekt worden, een goed werk om in de open lucht door de meisjesscholieren te laten doen. Terwijl aldus de hersenen, het beenderstelsel en de spieren geoefend worden, zullen zij ook kennis voor het dagelijkse leven opdoen. USG2 464 2 Onderlegd op al deze punten, zullen onze jonge mensen in staat zijn de waarheid te brengen naar verre landen. Het zal dan niet nodig zijn dat de mensen, onder wie zij wonen, voor hen koken en naaien en bouwen, en evenmin zal hef nodig zijn om geld uit te geven voor de kosten van een reis van duizenden mijlen ten einde mannen daarheen te vervoeren die zich belasten met de bouw van scholen, kerken en huizen. Zendelingen zullen veel meer invloed krijgen op de mensen wanneer zij de onervarenen kunnen leren hoe te arbeiden volgens de beste methoden ten einde de beste resultaten te ver-krijgen. Zo kunnen ze laten zien dat zendelingen ook onderricht kunnen geven op het gebied van de nijverheid, en dit soort scholing zal vooral gewaardeerd worden daar waar de middelen beperkt zijn. Een veel kleiner fonds zal nodig zijn om de zendelingen daar te onderhouden, omdat, gepaard gaande met hun studie, zij het beste gebruik hebben leren maken van hun lichaamskrachten in de praktische arbeid; en waar zij ook heen gaan, zal alles wat zij zich op dit gebied hebben eigen gemaakt, hun tot profijt zijn. Scholieren in de werkafdelingen, of zij nu huishoudelijk werk doen, of de grond bebouwen of wat ook, moeten tijd en gelegenheid gegeven worden dat ze kunnen getuigen van de nuttige, geestelijke lessen die ze geleerd hebben in verband met het werk. In al de dagelijkse plichten des levens moeten vergelijkingen gemaakt worden met wat de natuur en de Bijbel leert. VOORDELEN VAN VESTIGING OP HET PLATTELAND USG2 465 1 De redenen die oorzaak waren dat wij ons op enkele plaatsen van de steden hebben afgewend om onze scholen te vestigen op het platteland, gelden ook voor scholen in andere plaatsen. Geld uit te geven voor extra gebouwen wanneer een school reeds diep in de schuld zit, is niet volgens Gods plan. Was het geld dat onze grotere scholen hebben besteed aan kostbare gebouwen, gebruikt om land te kopen, dan zouden tal van studenten nu niet te worstelen hebben met een steeds groeiende schuld en zou het werk van die instellingen zich in een groter bloei kunnen verheugen. Had men die weg gevolgd, dan zouden sommige scholieren misschien daarover gemopperd hebben en tal van ouders zouden misschien daartegen opgekomen zijn; maar de scholieren zouden een veelzijdige scholing hebben gekregen die hen zou hebben klaargemaakt, niet alleen voor praktisch werk in de verschillende vakken, maar voor een plaats op de boerderij des Heren op de vernieuwde aarde. USG2 465 2 Hadden al onze scholen werk op landbouwkundig gebied aangemoedigd, dan zou het met die instellingen momenteel anders gesteld zijn. Daar zou niet zo'n grote ontmoediging heersen. Tegenwerkende invloeden zouden zijn overwonnen, geldelijke omstandigheden zouden anders zijn. Ten aanzien van de scholing der scholieren zou de handenarbeid gelijkmatig zijn verdeeld; en wanneer het gehele menselijke gestel naar verhouding was belast, zou grotere lichamelijke en geestelijke kracht zich ontwikkeld hebben. Maar het onderricht dat de Here in Zijn goedheid heeft willen geven, is zó zwak nagekomen dat men hindernissen niet heeft kunnen overwinnen. USG2 466 1 Het toont lafheid om zo langzaam en onzeker voort te gaan in de lijn van de arbeid -- die lijn welke de allerbeste scholing kan geven. Ziet naar de natuur. Binnen haar uitgebreide grenzen is plaats genoeg om scholen te vestigen waar de grond kan worden omgewerkt en het land bebouwd. Dit werk is nodig voor de scholing om geestelijk te groeien, want de stem van de natuur is de stem van Christus, die ons ontelbare lessen leert ten aanzien van liefde en kracht en onder-werping en volharding. Sommigen zien de waarde niet van werk op landbouwgebied. Dezen moeten zich met onze scholen niet bemoeien, want zij zullen de vooruitgang in de juiste richtlijnen maar tegengaan. In het verleden heeft hun invloed altijd remmend gewerkt. USG2 466 2 Is het land bewerkt, dan zal het met Gods zegen in onze behoeften voorzien. Wij moeten ons niet laten ontmoedigen door dingen van voorbijgaande aard wanneer het een mislukking schijnt, noch zullen we teleurgesteld zijn wanneer vertraging zich voordoet. Wij moeten blijmoedig, hoopvol, dankbaar de grond bewerken en geloven dat de aarde in haar binnenste rijke voorraden bevat voor de trouwe arbeider om te vergaderen, voorraden van meer waarde dan goud of zilver. De bewering dat de grond schraal zou zijn, is een vals getuigenis. Met een juiste, verstandige bebouwing zal de aarde haar schatten afstaan ten bate van de mens. De bergen en heuvelen ondergaan een verande-ring; de aarde verandert als een kleed; maar aan de zegen Gods, die voor Zijn volk een tafel in de woestijn toebereidt, zal nooit een einde komen. USG2 467 1 Zware tijden staan ons te wachten en het is dringend nodig dat de gezinnen de steden verlaten om zich op het land te vestigen, opdat de waarheid gebracht zal worden langs wegen en heggen der aarde. Veel hangt af van het leggen onzer plannen in overeenstemming met het Woord des Heren en het uitwerken daarvan met alle energie. Maar meer hangt nog af van toegewijde vlijt en volharding dan van genie en boekenwijsheid. Al de talenten en kunde, aan menselijke werktuigen geschonken, zijn van weinig waarde zo ze niet gebruikt worden. USG2 467 2 Een terugkeer tot eenvoudiger werkwijzen zal op prijs gesteld worden door de kinderen en de jeugd. Werk in de tuin en op de akker zal een prettige afwisseling zijn in de vermoeiende sleur van de abstracte studie, waartoe een jong verstand zich nooit uitsluitend mag bepalen. Voor een nerveus kind dat moeilijk leert en onthoudt, zal dit van bijzondere waarde zijn. De studie der natuur bevat voor hem gezondheid en geluk en de daaruit opgedane indrukken zullen uit zijn herinnering niet weggevaagd worden, want deze zullen verbonden zijn met dingen die hij voortdurend voor ogen heeft. HET ABC DER OPVOEDING USG2 467 3 Het bewerken van de grond is een van de beste bezigheden die de spieren in werking brengt en de geest kalmeert. Studie op landbouwkundig gebied moet het abc zijn van de opvoeding op onze scholen. Dat is het allereerste werk dat begonnen moet worden. Onze scholen moeten niet afhankelijk zijn van ingevoerde producten, van graan en groenten, en de vruchten zo noodzakelijk voor de gezondheid. Onze jeugd moet leren met het hoofd te werken, maar moet ook leren om bomen te vellen en de grond te bewerken. Ver-schillende leraars moeten aangesteld worden om over een groep scholieren bij hun werk toezicht te houden, en moeien met hen werken. Zo zullen de leraars zelf leren om als lastdragers verantwoordelijkheden te dragen. En de scholieren zullen, op die manier geschoold worden verantwoordelijkheden te dragen en met de leraars samen te werken. Allen moeten gezamenlijk beraadslagen aangaande de allerbeste methoden om het werk vooruit te brengen .. . USG2 468 1 De oefening die de hand leert nuttig te zijn en de jeugd oefent om hun deel van ‘s levens lasten te dragen, verschaft lichamelijke kracht en ontwikkelt elk vermogen. Allen moeten iets vinden te "doen dat profijt afwerpt voor hen zelf en anderen ten gerieve is. God stelde arbeid tot een zegen, en alleen de vlijtige werker vindt de ware heerlijkheid en vreugde des levens. USG2 468 2 Hersenen en spieren moeten naar verhouding worden belast, willen gezondheid en levenskracht bestendig blijven. De jeugd heeft dan bij het bestuderen van Gods Woord een gezonde opmerkingsgave alsook een evenwichtig zenuwgestel. Zij zullen beschikken over gezonde gedachten en kunnen de kostelijke dingen die voortvloeien uit het Woord, in hun gedachtenis vastleggen. Zij zullen zijn waarheden uit de diepte opgraven en zullen als gevolg verstandelijk vermogen hebben om te onderscheiden waf waarheid is. Dan, als de gelegenheid zich voordoet, kunnen zij jn zachtmoedigheid en vreze aan een ieder die dat vraagt, de reden geven van de hoop die in hen is. ------------------------Hoofdstuk 64--De Kwekerij van de School te Avondale USG2 469 1 Er zijn enkele dingen betreffende de beschikking over en het gebruik van de gronden nabij onze school en kerk die mij getoond zijn en die ik u moest voorhouden. Tot voor kort voelde ik mij niet vrij daarover te spreken en zelfs nu voel ik enige terughoudendheid om alles te openbaren, omdat ons volk nog niet genoeg voorbereid is alles te begrijpen wat in de voorzienigheid Gods zich in Avondale zal ontwikkelen. USG2 469 2 In nachtgezichten gingen sommige dingen duidelijk aan mij voorbij. Mensen kozen stukjes grond uit nabij de school waarop zij huizen voor gezinnen wilden laten bouwen. Maar Een stond in ons midden Die zei: "Gij begaat een grote vergissing waarover u later spijt zult hebben. Deze grond moet niet gebruikt worden voor woningen, maar moet enkel dienen ten gerieve van de onderwijzers en de scholieren van de school. Dit land rondom de school moet gebruikt worden voor de schoolkwekerij. Het moet voor de scholieren een levende gelijkenis worden. De scholieren moeten het land rondom de school niet zien als een doodgewoon iets, maar zij moeten het bezien als een leerboek dat open voor hen ligt en waarin zij naar des Heren wil moeten studeren. Die lessen zullen kennis verschaffen in de bewerking van de ziel. USG2 469 3 "Zoudt gij op de schoolgronden woonhuizen neerzetten om dan genoodzaakt te zijn voor de tuinbouw ander land te zoeken ver van de school gelegen, dan zou dat een grote vergissing zijn waarover men altijd spijt zou hebben. Al het land rondom de school moet dienen voor de schoolkwekerij, waar de jeugd kan geschoold worden onder bekwame leiding. De jonge 1900, Vol. 6, blz. 181--185 mensen die onze scholen zullen bezoeken, hebben al de grond daaromheen nodig. Zij moeten daarop sieren vruchtbomen planten en de grond bewerken voor de tuinbouw. USG2 470 1 "De schoolkwekerij moet men zien als een leerboek der natuur, waaruit de onderwijzers hun aanschouwelijke lessen kunnen trekken. Onze scholieren moet geleerd worden dat Christus, Die de wereld en alle dingen die daarin zijn, schiep, het leven en het licht is van alles dat leeft. Al de kinderen en opgroeiende jeugd die de kansen willen benutten om een juiste scholing te verkrijgen, zullen dankbaar en gelukkig zijn door de dingen waarop gedurende hun schooltijd hun ogen konden rusten." HET VOOR ONS LIGGENDE WERK USG2 470 2 Wij hebben meer leerkrachten en meer talent nodig om de scholieren op fe voeden langs de verschillende lijnen, opdat velen deze plaats zullen verlaten, bereid en bekwaam om op anderen de kennis die zij vergaard hebben, over te dragen. Ouderloze jongens en meisjes moeten hier een thuis vinden. Gebouwen moeten worden neergezet ten dienste van een ziekenhuis, en boten moeten aangeschaft worden ten gerieve van de school. Een bevoegde bedrijfsleider van de kwekerij moet aangesteld worden, alsook verstandige, energieke mannen om leiding te geven in de verschillende industriële ondernemingen, mannen die hun onverdeelde talenten willen aanwenden om de scholieren te leren hoe ze moeten werken. USG2 470 3 Tal van jonge mensen zullen naar de school komen die een opleiding wensen op industrieel gebied. Dat industriële onderwijs zal omvatten: boekhouden, timmeren en alles wat bij het kwekersbedrijf te pas komt. Dan zal men zich moeten toeleggen om onderwijs te geven in het smeden, schilderen, schoenmaken, koken, bakken, wassen, verstellen, zetten en drukken. Elk talent waarover wij de beschikking hebben, moet in dit opleidingswerk worden aangesteld, opdat de scholieren de school mogen verlaten, goed onderlegd voor de plichten van het dagelijkse leven. USG2 471 1 Kleinere huizen en gebouwen welke nodig zijn voor de arbeid op school, moeten door de scholieren zelf gebouwd worden. Deze moeten niet dicht op elkander, noch vlak bij de schoolgebouwen neergezet worden. Voor de uitvoering van dit werk moeten kleine groepen gevormd worden wie, onder bekwame leiding, een alge-heel verantwoordelijkheidsgevoel moet bijgebracht worden. Dat alles kan niet ineens gebeuren, maar we moeten het werk in het geloof aanvangen. HET LAND DAT GERESERVEERD MOET WORDEN USG2 471 2 De Here wil dat de gronden rondom de school Hem gewijd zullen worden als Zijn eigen schoollokaal. Wij zijn gevestigd waar land in overvloed is en de gronden vlak bij de school en de kerk moeten niet voor privéwoonhuizen gebruikt worden. Die de waarheid van deze tijd geloven, hebben niet allen een karakterverandering ondergaan. Zij zijn niet allen aanschouwelijke voorbeelden, want zij vertegenwoordigen niet het karakter van Christus. Velen die zo graag bij de kerk en de school zouden willen wonen, zouden geen hulp maar een hinderpaal zijn. Zij voelen dat ze geholpen en begunstigd moeten worden. Zij waarderen noch het karakter noch de toestand van het werk waarmee we bezig zijn. Zij begrijpen niet dat alles wat op Avondale is tot stand gebracht, het resultaat is van harde arbeid en van geld dat als een offer is gegeven of terugbetaald moet worden aan degenen die het geleend hebben. USG2 471 3 Onder degenen die zich zo vlak bij onze scholen willen vestigen, zijn mensen vol eigendunk en eigen roem. Zij zijn gauw geraakt en partijzuchtig. Zij moeten nodig bekeerd worden, want zij zijn er ver vanaf dat ze de zegen des Heren kunnen ontvangen. Satan port hen aan om gunsten te vragen die, zouden ze worden ingewilligd, slechts tot hun nadeel zouden zijn, en zo veroorzaken ze hun broeders maar last. De levende beginselen van Gods Woord moeten ingang vinden in het leven van velen die zich nu om die beginselen niet druk maken. Die in de school van Christus worden onderwezen, zullen elke gunst van God als te goed voor hen beschouwen. Zij zullen zich bewust zijn dat zij al de goede dingen die zij ontvangen, niet verdienen, en dan zullen ze zich gelukkig weten. Hun gelaat zal vrede en rust in de Here uitdrukken, want zij hebben het Woord van God dat Hij voor hen zorgt. USG2 472 1 "Alzo zegt de Here: De hemel is Mijn troon en de aarde is de voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn dat gijlieden Mij zoudt bouwen? en waar is de plaats Mijner rust? Want Mijn hand heeft al deze dingen gemaakt, en al deze dingen zijn er geweest, spreekt de Here, maar op dezen zal Ik zien, op de arme en. verslagene van geest, en die voor Mijn woord beeft." Jesaja 66: 1, 2. Gedurende de laatste dagen van 1898 hadden we tal van ervaringen om ons te leren wat deze woorden betekenen. Het lag mij alles zwaar op het hart en een en ander werd mij blootgelegd aangaande het kwaad dat zou ontstaan wanneer de grond rondom de school bebouwd zou worden met woonhuizen. Wij schenen bijeen om te beraadslagen en er stond Een in ons midden van Wie verwacht werd dat Hij ons uit de moeilijkheden zou helpen. De woorden die Hij sprak, waren duidelijk en omlijnd: USG2 472 2 "Dit land is door de bestiering Gods ten gerieve van de school. Gij hebt blijken genoeg gehad van de werking van de menselijke natuur en wat deze onder verzoeking zal openbaren. Hoe groter het aantal gezinnen zal zijn dat zich zal vestigen rondom de schoolgebouwen, des te meer zullen de moeilijkheden zijn op de weg van onderwijzers en scholieren. De natuurlijke zelfzucht van de mensenkinderen zal direct naar boven komen zo er maar iets is dat hen niet zint. Dit land rondom de school moet bestemd worden voor de schoolkwekerij, en deze kwekerij zal veel meer ruimte in beslag nemen dan gij hebt gedacht. Arbeid in samenhang met de studie moet hier gedaan worden volgens de gegeven raadgevingen. Avondale moet een filantropisch centrum worden. Gods volk in Australië moet bewogen worden door de Geest des Heren om sympathie en gelden te verlenen ter ondersteuning en aanmoediging van tal van liefdadigheidsinstellingen, die het middel zullen zijn om de armen, de hulpelozen en de onwetenden te leren hoe ze zichzelf kunnen helpen." EEN PANORAMA USG2 473 1 Bij tal van gelegenheden is mij het licht geschonken dat het land rondom de school bestemd moe worden voor de kwekerij des Heren. In een bijzondere zin moeten gedeelten van dit bedrijf in cultuur gebracht worden. Voor mij uitgestrekt zag ik land beplant met elke soort vruchtboom die in deze omgeving vrucht zal dragen; daar was ook een groententuin, waar gezaaid werd en die verzorgd werd. USG2 473 2 Wanneer de beheerders van deze kwekerij en de onderwijzers van de school de Heilige Geest zullen ontvangen om met hen te werken, dan zullen ze in hun beheer wijsheid ontvangen en zal God hun werk zegenen. De verzorging van de bomen, het planten en het zaaien en het binnenhalen van de oogst, zijn als won-derlijke lessen voor al de scholieren bedoeld. De onzichtbare schakels die het zaaien met het oogsten verbinden, moeten bestudeerd worden en men moet de goedheid Gods zien en waarderen. Het is de Here Die de kracht en de macht geeft aan de grond en aan het zaad. Zou die Goddelijke activiteit verenigd met menselijke tact en kunde, er niet zijn, het gezaaide zaad zou nutteloos zijn. Daar is een onzichtbare kracht bestendig aan het werk ten bate van de mens om hem ie voeden en te kleden. De gelijkenis van het zaad, bestudeerd in het dagelijkse beleven van onderwijzer en scholier, moet openbaren dat God in de natuur aan het werk is en dat moet de dingen van hef Koninkrijk des hemels duidelijk maken. ------------------------Hoofdstuk 65--Kerkscholen USG2 474 1 De Gemeente heeft een bijzonder werk te doen in de opvoeding en scholing van haar kinderen, opdat ze niet, wanneer ze naar school gaan of in welke andere omgang ook, beïnvloed worden door hen die er verkeerde gewoonten op na houden. De wereld is vol ongerechtigheid en achteloosheid ten opzichte van de eisen Gods. De steden zijn geworden als Sodom, en onze kinderen staan dagelijks bloot aan vele boosheden. Die de openbare scholen bezoeken gaan vaak om met anderen die nog meer verwaarloosd zijn dan zij, die, buiten de tijd doorgebracht in het schoollokaal, hun opvoeding op de straat verkrijgen. De harten van de kinderen zijn gemakkelijk vatbaar voor indrukken; en wanneer hun omgeving niet van de rechte aard is, zal Satan deze verwaarloosde kinderen gebruiken om degenen op wie beter het oog is gehouden, te beïnvloeden. En vóór de Sabbatvierende. ouders gewaar worden welk kwaad is gesticht, zijn de lessen der verdorvenheid geleerd met al de nadelige gevolgen voor de zielen van hun kleinen. USG2 474 2 De Protestantse kerken hebben de vervalste Sabbat, hef kind van het pausdom, aangenomen en hebben die gesteld boven Gods heilige en geheiligde dag. Het is onze taak, onze kinderen duidelijk te maken dat de eerste dag der week niet de ware Sabbat is en dat de waarneming daarvan, na het licht dat wij ontvangen hebben ten aanzien van de ware Sabbat, lijnrecht in tegenspraak is met Gods Wet. Worden onze kinderen door de onderwijzers van de openbare scholen gedachten bijgebracht die in harmonie zijn met Gods Woord? Wordt de zonde geschilderd als een kwaad tegenover God? Wordt gehoorzaamheid aan al de geboden Gods geleerd als het beginsel van alle wijsheid? Wij zenden onze kinderen naar de Sabbatschool opdat ze daar onderricht worden in de waarheid en wanneer ze dan overdag naar de gewone scholen gaan, krijgen ze onderricht dat ten dele op leugen berust. Deze dingen stichten verwarring in de geest en dat moest niet zo zijn; want indien de kinderen gedachten opdoen die de waarheid geweld aandoen, hoe zal men dan de invloed van deze scholing tegengaan? USG2 475 1 Kan het ons dan verwonderen dat onder zulke omstandigheden sommige kinderen de godsdienstige voorrechten niet op prijs stellen? Kan het ons verwonderen dat zij aan de verleiding toegeven? Kan het ons ver-wonderen dat, verwaarloosd als ze zijn, hun krachten gewijd worden aan genoegens die hen geen goed doen, dat hun godsdienstige verlangens verzwakken en hun geestelijk leven verduisterd wordt? De geest zal van hetzelfde karakter zijn als het voedsel waarmee hij wordt gevoed, de oogst van dezelfde aard als het gezaaide zaad. Tonen deze feiten niet voldoende de noodzaak om vanaf de vroegste jaren te waken over de opvoeding van onze jeugd? Zou het voor de jeugd niet beter zijn om op te groeien in een zekere mate van onwetendheid wat betreft datgene wat doorgaans als opvoeding wordt aanvaard, dan dat ze onverschillig worden ten aanzien van Gods Waarheid? USG2 475 2 Toen de kinderen Israëls zich moesten opmaken om Egypte te verlaten, zei de Here: "Want Ik zal deze nacht door Egypteland gaan en alle eerstgeborenen in Egypteland slaan, van de mensen af tot de beesten toe, en Ik zal gerichten oefenen aan al de goden der Egyptenaren, Ik de Here". "Neemt dan een bundeltje hysop en doopt het in het bloed dat in een bekken zal wezen, en strijkt aan de bovendorpel en aan de beide zijposten van dat bloed, hetwelk in het bekken zijn zal; doch u aangaande, niemand zal uitgaan uit de deur van zijn huis tot aan de morgen. Want de Here zal doorgaan om de Egyptenaren te slaan; doch wanneer Hij het bloed zien zal aan de bovendorpel en aan de twee zijposten, zo zal de Here de deur voorbijgaan en de verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan Onderhoudt dan deze zaak tot een inzetting voor u en voor uw kinderen, tot in eeuwigheid." Exodus 12:12, 22--24. Het bloed aan de bovendorpel van de deur symboliseerde het bloed van Christus, Die enkel de eerstgeborenen der Hebreeën redde van de vloek. Een iegelijk van de kinderen der Hebreeën die in een Egyptische woning werd aangetroffen, werd vernietigd. USG2 476 1 Deze ervaring van de Israëlieten werd schriftelijk vastgelegd tof lering van hen die zouden leven in het laatste der dagen. Vóór de gesel Gods zal komen over de inwoners der aarde, zal God een beroep doen op allen die waarlijk Israëlieten zijn om zich op die ge-beurtenis voor te bereiden. Voor de ouders laat Hij deze waarschuwingsroep horen: Vergadert uw kinderen in uw eigen huizen; haalt ze weg uit de handen van hen die de geboden Gods minachten, die het kwade leren en in praktijk brengen. Gaat zo snel mogelijk weg uit de grote steden. Richt scholen op in de gemeenten. Geeft uw kinderen het Woord van God als het fundament van hun gehele scholing. Dat staat vol prachtige lessen en wanneer scholieren die reeds vanaf de eerste klas hier beneden leren, zullen ze voorbereid worden op de hogere klas hierboven. USG2 476 2 Het Woord van God komt tot ons in deze tijd: "Legt u niet een vreemd juk op met de ongelovigen. Want welk deel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid? en welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? En welke overeenstemming heeft Christus met Belial? of welk deel heeft de gelovige met de ongelovige? Of welk verband heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods, gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen en Ik zal onder hen wendelen, en ik zal hun God zijn en zij zullen Mij een volk zijn. Daarom gaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Here, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen. En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige". 2 Corinthiërs 6:14--18. Waar zijn uw kinderen? Geeft u ze een opvoeding dat ze kunnen onderscheiden om te ontvlieden het verderf dat in de wereld is door de begeerlijkheid? Zoekt u hun zielen te redden of werkt u door uw nalatigheid mee aan hun vernietiging? DE KINDEREN VERWAARLOOSD USG2 477 1 Over het algemeen is te weinig aandacht geschonken aan onze kinderen en opgroeiende jeugd. De oudere leden van de Gemeente hebben niet op hen neergezien met liefde en sympathie, verlangend dat zij zouden opwassen in het Goddelijke leven, en zo hebben de kinderen gefaald om te groeien in het Christelijke leven zoals zij hadden moeten doen. Sommige gemeenteleden die in het verleden God vreesden en liefhadden, veroorloven zich nu dat ze geheel in hun werk opgaan, en verbergen hun licht onder een korenmaat. Zij hebben vergeten God te dienen en maken van hun werk het graf van hun godsdienst. USG2 477 2 Zal men toelaten dat de jeugd heren derwaarts op drift geraakt, dat ze ontmoedigd worden en vallen in de verleiding die overal op de loer ligt om hun onbehoedzame voeten te grijpen? Het werk dat in de eerste plaats door onze gemeenteleden gedaan moet worden, ligt daarin dat zij belangstelling gaan krijgen voor onze jeugd om hun vol zachtmoedigheid, geduld en tederheid regel op regel, gebod op gebod fe geven. O, waar zijn de vaders en moeders in Israël? Daar moesten velen zijn die, als uitdelers van de genade van Christus, niet maar een toevallige belangstelling maar een bijzondere belangstelling voor de jeugd moesten tonen. Daar moesten velen zijn wier harten ontroerd moesten worden door de deerniswekkende toestand waarin onze jeugd zich bevindt, die beseffen dat Satan bezig is met elke denkbare list hen in zijn net te vangen. God wil dat de Gemeente zich verheft uit haar lauwheid om te zien welk dienen gewenst is in deze tijd van gevaar. USG2 477 3 De ogen van onze broeders en zusters moesten gezalfd worden met de hemelse ogenzalf, opdat ze konden zien wat nodig is voor deze tijd. De lammeren der kudde moeten geweid worden, en de Here des hemels let op om te zien wie het werk doet dat naar Zijn wens voor de kinderen en de jeugd gedaan moet worden. De gemeente slaapt en is zich de ernst van deze zaak niet bewust. "Nu," zegt iemand, "waarom is het nodig dat we zo terdege acht slaan op de scholing van onze jeugd? Het lijkt mij toe dat wanneer enkelen die voor een beroep zich meer moeten ontwikkelen of zich aan een zekere discipline moeten onderwerpen, bijzondere aandacht ontvangen, dit al voldoende is. Het is niet noodzakelijk dat al onze kinderen zo'n gedegen opleiding ontvangen. Zou dat grondige onderricht van die enkelen niet voorzien in de totale behoefte?" USG2 478 1 Neen, antwoord ik, vast en zeker niet. Hoe zouden wij uit onze jeugd de keuze kunnen bepalen? Hoe zouden wij kunnen zeggen wie de meest belovende is, wie God het best zou kunnen dienen? In onze menselijke beoordeling zouden we kunnen doen als Samuël, die, toen hij uitgezonden werd om de Gezalfde des Heren te vinden, afging op de uiterlijke verschijning. USG2 478 2 Maar de Here zeide tot Samuel: "Zie zijn gestalte niet aan noch de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet; want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan". 1 Samuel 16:7. De Here wilde niet één van de edel voorkomende zonen van Isaï aannemen; maar toen David, de jongste zoon, nog maar een jongeling en de herder der schapen, van het veld geroepen werd en aan Samuel voorbijging, zei de Here: "Sta op, zalf hem, want deze is het." Vers 12. Wie kan met zekerheid zeggen welke uit een gezin zich uitermate geschikt zal tonen voor het werk van God? De gehele jeugd moet in de gelegenheid gesteld worden de zegeningen en voorrechten van een opvoeding op onze scholen deelachtig te worden, opdat ze geïnspireerd worden om medearbeiders Gods te worden. KERKSCHOLEN NODIG USG2 478 3 Vele gezinnen die, met het oog op hef onderwijs hunner kinderen, naar plaatsen verhuizen waar onze grote scholen gevestigd zijn, zouden een beter werk voor de Meester doen door te blijven waar ze zijn. Zij moesten de gemeente waarvan zij lid zijn, aanmoedigen om een kerkschool te stichten waar de kinderen uit hun omgeving een veelzijdige, wezenlijke Christelijke scholing zouden kunnen ontvangen. Het zou heel wat beter zijn voor hun kinderen, voor henzelf, en voor het werk Gods, zo ze wilden blijven in de kleinere gemeenten, waar hun hulp nodig is, in plaats van naar grotere gemeenten te gaan, waar, omdat zij daar niet zo nodig zijn, ze in de verleiding zouden komen in een geestelijke werkloosheid te vervallen. USG2 479 1 Waar ook maar weinig Sabbatvierders zijn, moeten de ouders zich verenigen om een dagschool te openen waar hun kinderen en opgroeiende jeugd onderwijs kunnen ontvangen. Zij moeten een Christelijke onderwijzer aanstellen die als een toegewijd zendeling de kinderen zodanig zal scholen dat ze later zendelingen worden. Laat men onderwijzers benoemen die grondig onderricht zullen geven in de gewone vakken, terwijl toch de Bijbel tot het fundament en het leven van alle studie wordt gemaakt. Ouders moeten de wapenrusting aan-doen en door hun eigen voorbeeld hun kinderen leren om zendeling te worden. Zij moeten werken zolang het dag is, want "de nacht komt, wanneer niemand werken kan". Johannes 9 : 4. Wanneer zij zich onzelfzuchtige inspanning willen getroosten en hun kinderen volhar-dend leren verantwoordelijkheden te dragen, zal de Here met hen meewerken. USG2 479 2 Sommige gezinnen van Sabbatvierders leven afgezonderd of op een verre afstand van geloofsgenoten. Soms hebben dezen hun kinderen gestuurd naar onze internaatscholen waar ze onder goede leiding hebben gestaan en teruggekeerd zijn naar hun huis om daar een zegen te zijn. Maar er zijn er die hun kinderen niet van huis kunnen sturen om onderwijs te ontvangen. In zulke gevallen moeten de ouders hun best doen een voorbeeldige godsdienstige onderwijzer aan te stellen, wie het een genoegen is op welke wijze ook voor de Meester te werken en die bereid is om aan elk onderdeel van ‘s Heren wijngaard zijn krachten te schenken. USG2 480 1 Vaders en moeders moeten met de onderwijzer samenwerken en zich de bekering van hun kinderen ten doel stellen. Zij moeten streven in het gezin de geestelijke belangen klaar en fris voorop te stellen en hun kinderen grootbrengen in de vreze Gods. Laten ze een gedeelte van elke dag wijden aan de studie en laten ze ook leerlingen met hun kinderen worden. Zo maken zij dat onderwijsuurtje prettig en nuttig en hun vertrouwen in deze methode, waarmee zij immers de zaligheid van hun kinderen beogen, zal toenemen. Ouders zullen ervaren dat zij sneller opwassen wanneer zij leren voor hun kinderen te werken. Wanneer zij aldus werken in alle ootmoed, zal het ongeloof verdwijnen. Geloof en vlijt zullen zekerheid en voldoening verschaffen, dat van dag tot dag zal toenemen wanneer zij doorgaan de Here te kennen en Hem bekend te maken. Hun gebeden zullen oprecht zijn, want zij zullen een omlijnd doel hebben waarvoor zij bidden. USG2 480 2 In sommige landen zijn de ouders wettelijk gedwongen hun kinderen naar school te zenden. In zulke landen, in plaatsen waar een gemeente is, moeten scholen gesticht worden al zijn er ook niet meer dan zes kinderen om die te bezoeken. Werkt alsof u voor uw leven werkte om te verhinderen dat uw kinderen aan alle kanten bloot staan aan de bezoedelende, verdervende invloeden der wereld. USG2 480 3 Wij zijn ten aanzien van onze plicht in deze belangrijke zaak ver ten achter. In tal van plaatsen had men reeds jaren geleden scholen moeten openen. In al die steden zouden dan vertegenwoordigers van de waarheid geweest zijn, die karakter zouden gegeven hebben aan het werk des Heren. In plaats van op een paar plaatsen zovele grote gebouwen opeen te hopen, moesten in tal van plaatsen scholen geopend zijn. USG2 480 4 Laaf men met het vestigen van die scholen onder goede leiding nu een begin maken, opdat de kinderen en opgroeiende jeugd in hun eigen gemeenten onderwijs kunnen ontvangen. Het is een groot kwaad in Gods oog dat men op dit gebied zo onachtzaam geweest is, terwijl de Voorzienigheid ons zo overvloedig de mogelijkheden om mee te werken, geschonken heeft. Maar al zijn we dan in het verleden te kort geschoten in datgene wat we voor de jeugd en de kinderen hadden kunnen doen, laat ons dan nu berouw tonen en de tijd uitkopen. De Here zegt: "Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. Indien gijlieden willig zijt en hoort, zo zult gij het goede van dit land eten." Jesaja 1 : 18, 19. HET KARAKTER DER KERKSCHOLEN EN VAN HUN ONDERWIJZERS USG2 481 1 Het karakter van het werk dat gedaan wordt op onze kerkscholen, moet van de meest verheven aard zijn. Jezus Christus, de Heelmeester, is het enige geneesmiddel voor een verkeerde opvoeding, en de lessen uit Zijn Woord moeten altijd de jeugd in de meest aantrekkelijke vorm worden voorgehouden. De schooltucht moet de leiding van thuis aanvullen, en zowel thuis als op school moet aan eenvoud en godsvrucht de hand gehouden worden. Mannen en vrouwen zullen gevonden worden die talent hebben om op deze kleine scholen te werken, maar die niet zo geschikt zijn voor de grotere. Wanneer zij de Bijbelse lessen in praktijk brengen, zullen ze voor zichzelf een opvoeding van de hoogste waarde ontvangen. USG2 481 2 In het kiezen der onderwijzers moeten we elke voorzorg in acht nemen, wetende dat deze aangelegenheid even ernstig is als het kiezen van personen voor het predikersambt. Verstandige mannen die een karakter kunnen onderscheiden, moeten de keuze doen, want het allerbeste talent dat ter beschikking staat, is nodig om het verstand van de jeugd te scholen en te vormen en om met succes werkzaam te zijn in de vele vertakkingen van het werk dat gedaan moet worden door de onder wijzer op onze kerkscholen. Niemand van een minderwaardige of benepen geestesgesteldheid moet met het werk op een dezer scholen belast worden. Plaatst niet over de kinderen jonge, onervaren leer-krachten die geen leiding kunnen geven, want dat zal op wanorde uitlopen. Orde is ‘s hemels voornaamste wet en elke school moet in dit opzicht een model des hemels zijn. USG2 482 1 Plaatst men over jonge kinderen onderwijzers die hovaardig en liefdeloos zijn, dan is dat in alle opzichten verkeerd. Een onderwijzer van dit soort zal veel nadeel toebrengen aan hen wier karakter zich zo gauw vormt. Wanneer onderwijzers God niet onderworpen zijn, wan-neer ze geen liefde hebben voor de kinderen .over wie zij staan, of indien zij voortrekken die in hun smaak vallen en onverschilligheid aan de dag leggen tegenover hen die niet zo aantrekkelijk of die rusteloos en nerveus zijn, dan moet men ze niet aanstellen; want hun werk zal een verlies van zielen voor Christus ten gevolge hebben. USG2 482 2 Speciaal voor de kinderen zijn onderwijzers nodig die kalm en rustig zijn, geduldig en vol liefde voor juist diegenen die daaraan de meeste behoefte hebben. Jezus had de kinderen lief; Hij beschouwde ze als jongere leden van ‘s Heren gezin. Hij behandelde ze altijd met zachtmoedigheid en achting, en onderwijzers moeten Zijn voorbeeld navolgen. Zij moeten de ware zendingsgeest bezitten, want de kinderen moeten voor zendeling worden opgeleid. Zij moeten aanvoelen dat de Here hun de zielen van de kinderen en de jeugd als een waardevol bezit heeft toevertrouwd. USG2 482 3 Onze kerkscholen hebben onderwijzers nodig van een hoog zedelijk gehalte, op wie men kan vertrouwen, die gezond zijn in het geloof met tact en geduld, die met God wandelen en zich onthouden van alle schijn des kwaads. In hun werk zullen wolken zich voordoen. Daar zullen wolken zijn en duisternis, stormen en orkanen, vooroordeel van de kant der ouders, die er verkeerde gedachten op na houden ten aanzien der karakters die hun kinderen moeten vormen; want daar zijn velen die beweren de Bijbel te geloven terwijl ze falen om de beginselen daarvan in het gezinsleven uit te leven. Maar wanneer de onderwijzers voortdurend leerlingen in de school van Christus zijn, zullen ze door deze omstandigheden nooit overwonnen worden. USG2 483 1 Laten de ouders de Here met alle ijver zoeken, opdat ze .voor hun kinderen geen struikelblok vormen. Laat men naijver en jaloersheid uit het hart bannen en laat de vrede van Christus daar binnenkomen om de leden van de Gemeente in ware Christelijke gemeenschap bijeen te binden. Laat men de vensteren der ziel gesloten houden voor de giftige malariakoortsen der aarde en die openen aan de kant des hemels om de genezende stralen van de Zon van Christus' gerechtigheid te ontvangen. USG2 483 2 Alleen wanneer de geest van critiek en achterdocht uit hef hart wordt weggedaan, alleen dan kan de Here voor de gemeente doen wat Hij wil om de weg te bereiden tot het stichten van scholen; alleen wanneer er eenheid is, zal Hij Zijn kracht verlenen aan hen wie Hij middelen en talenten heeft toevertrouwd om Zijn werk vooruit te brengen. Ouders moeten op een hoger niveau komen, zij moeten in de weg des Heren wandelen en gerechtigheid beoefenen, opdat ze lichtdragers kunnen zijn. Er moet een algehele verandering van geest en karakter komen. Een geest van tweedracht, gekoesterd in de harten van slechts enkelen, zal overslaan op anderen en zou de invloed ten goede, uitgeoefend door de school, teniet doen. Alleen wanneer ouders bereid en verlangend zijn om met de onderwijzer samen te werken voor de zaligheid van hun kinderen, zullen ze in staat zijn onder elkander een school te stichten. RESULTATEN VAN HET WERK DER KERKSCHOOL USG2 483 3 Wanneer kerkscholen op de juiste wijze geleid worden, zullen zij het middel zijn om de banier der waarheid hoog te houden in de plaatsen waar ze zijn gevestigd; want kinderen die een Christelijke scholing ontvangen, zullen getuigen voor Christus zijn. Zoals Jezus in de tempel de verborgenheden waarin priesters en oversten geen licht hadden, oploste, zo zullen in het afsluitingswerk dezer aarde, kinderen die op de juiste manier zijn opgevoed, in hun eenvoud woorden spreken welke mannen die nu de mond vol hebben over "hogere opvoeding", zullen verbaasd doen staan. Zoals in de tempelhoven de kinderen zongen: "Hosanna, Gezegend is Hij Die komt in de Naam des Heren", zo zullen in dit laatste der dagen kinderstemmen zich doen horen om de laatste waarschuwingsboodschap te geven aan een ondergaande wereld. Wanneer hemelse wezens zien dat mannen niet langer toegestaan wordt om de waarheid te brengen, zal de Geest Gods neerdalen op de kinderen en zij zullen in de verkondiging der waarheid een werk doen waartoe oudere werkers niet in staat zijn, omdat voor hen daartoe de weg is afgesloten. USG2 484 1 Onze kerkscholen zijn door God verordineerd om de kinderen voor te bereiden op deze grote taak. Hier moeten de kinderen onderricht worden in de bijzondere waarheden voor deze tijd en in daadwerkelijk zendingswerk. Zij moeten plaats nemen in het leger der arbeiders om de zieken en de lijdenden te helpen. Kinderen kunnen deel hebben aan het medische zendingswerk, en het weinige dat zij doen, helpt mee om dat fe bevorderen. Wat zij presteren, kan klein lijken, maar alle kleine beetjes helpen en door hun inspanning kunnen zielen voor de waarheid gewonnen worden. Door hen zal Gods boodschap bekend gemaakt worden, alsook Zijn zaligmakende kracht aan alle volken. Laat dan de Gemeente de zorg voor de lammeren der kudde ter harte nemen. Laat men de kinderen opvoeden en opleiden voor de dienst van God, want zij zijn ‘s Heren erfdeel. USG2 484 2 Jaren geleden had men al passende lokalen moeten inrichten voor kerkscholen, waarin de kinderen en de jeugd een juiste scholing konden ontvangen. USG2 484 3 De leerboeken die men gebruikt op onze kerkscholen moeten van dien aard zijn dat ze de wet van God onder de aandacht brengen. Zo zal het licht en de kracht en de macht van de waarheid verheerlijkt worden. Kinderen uit de wereld, zelfs sommigen wier geest verdorven is, zullen naar deze scholen gaan en daar zullen ze tot bekering komen. Hun getuigenis voor de waarheid mag misschien voor een poos geremd worden door de valse theorieën die hun ouders aanhangen, maar tenslotte zal de waarheid triomferen. Ik ben onder-richt te zeggen dat dit soort zendingswerk zal bijdragen in de verspreiding van het licht en de kennis. USG2 485 1 Hoe belangrijk dat gezinnen die zich vestigen in een plaats waar een school is, goede vertegenwoordigers van ons heilig geloof kunnen zijn! USG2 485 2 Gemeenten waar scholen zijn gevestigd, mogen wel sidderen bij de gedachte dat hun zedelijke verantwoordelijkheden, te groot om in woorden uit te drukken, zijn toevertrouwd. Zal dit werk dat zo goed begonnen is, mislukken of kwijnen door gebrek aan toegewijde arbeiders? Zullen zelfzuchtige doelstellingen en eerzucht een plaats vinden in deze onderneming? Zullen de werkers toestaan dat liefde naar gewin, gemakzucht of gebrek aan godsvrucht Christus uit hun hart verdrijft en Hem buiten de school sluit? Dat verhoede God! Hef werk is reeds ver gevorderd. Op onderwijsgebied is alles klaar om een ernstige hervorming te ondergaan, om een meer ware, doeltreffende scholing toe fe passen. Zal ons volk dit heilig pand aanvaarden? Zullen zij zich verdeemoedigen aan het kruis van Golgotha, bereid tot elk offer en tot elke dienst? USG2 485 3 Ouders en onderwijzers moeten ernstig streven naar die wijsheid die Jezus altijd wil geven; want zij hebben te maken met menselijk verstand gedurende de belangwekkendste en meest ontvankelijke periode van zijn ontwikkeling. Het moet hun doel zijn de neigingen van de jeugd zó te beïnvloeden, dat in elk stadium van hun leven zij de natuurlijke schoonheid weerspiegelen welke eigen' is aan die periode; om zich gestadig te ontvouwen, zoals de planten en de bloemen in de tuin. USG2 486 1 Kinderen beheren en onderrichten is het edelste zendingswerk dat wie ook, man of vrouw, kan ondernemen. Door het juiste gebruik van voorbeelden moet men de lessen zeer duidelijk maken, opdat hun verstand geleid wordt van de natuur op de natuur van God. Wij moeten op onze scholen diegenen hebben met de tact en de kunde om het werk op dit gebied vooruit te brengen en aldus het zaad der waarheid uit te strooien. De grote dag Gods alleen kan het goede, door dit werk gedaan, openbaren. USG2 486 2 Iemand met bijzonder talent moet aangesteld worden voor de scholing van de kleintjes. Menigeen kan omgaan met een hoge kribbe om de schapen te voederen, maar het is heel wat moeilijker om te gaan met een lage kribbe om de lammeren te voederen. Dit is een les die de leerkrachten voor het lagere onderwijs nodig moeten leren. USG2 486 3 Het oog van de geest moet geschoold worden, of het kind zal er plezier in hebben het kwade te aanschouwen. USG2 486 4 Onderwijzers moeten soms deelnemen aan de vermaken en spelen van de kleine kinderen om ze te leren hoe ze moeten spelen. Zo kunnen ze onvriendelijke gevoelens en daden beteugelen, zonder ogenschijnlijk critiek uit te oefenen of op fouten te wijzen. Deze kameraadschappelijke omgang zal de harten van onderwijzers en leerlingen aaneenbinden en zo zal de school een blijdschap voor allen zijn. USG2 486 5 Onderwijzers moeten van kinderen houden omdat ze de jongere leden van ‘s Heren gezin zijn. Aan hen alsook aan de ouders zal de Here de vraag stellen: "Waar is de kudde die u gegeven was, de schapen uwer heerlijkheid?" Jeremia 13:20. USG2 486 6 In plaatsen waar de gelovigen weinig in aantal zijn, kunnen twee of drie gemeenten samengaan om een eenvoudig gebouwtje neer te zetten voor een kerkschool. Laten allen in de kosten delen. Het is meer dan tijd voor de Sabbatvierders om hun kinderen af te zonderen van wereldse omgang en hen te plaatsen onder de allerbeste onderwijzers, die de Bijbel tot het fundament van alle studie willen maken. -- 1900, vol. 6, blz. 109. ------------------------Hoofdstuk 66--Beheer en Financiering der School USG2 487 1 Ik wilde dat ik de woorden tot mijn beschikking had om u klaar en duidelijk de belangrijkheid van een juist beheer onzer scholen voor ogen te stellen. Allen moeten voelen dat onze scholen instrumenten des Heren zijn waardoor Hij Zichzelf aan de mens wil bekendmaken. Overal zijn mannen en vrouwen nodig om te handelen als kanalen des lichts. De waarheid Gods moet. gebracht worden aan alle landen, opdat de mensen daardoor het licht mogen ontvangen. USG2 487 2 Als een volk met groter licht moeten we plannen ontwerpen om een leger geschoolde zendelingen te vormen die in de verschillende afdelingen van Gods werk hun taak kunnen beginnen. Wij hebben goed gedisciplineerde, goed onderlegde jonge mannen en vrouwen nodig in onze scholen, in onze ziekenhuizen, in het medische zendingswerk, in de conferenties der verschillende staten alsook in het wereldwijde veld. Wij hebben jonge mannen en vrouwen nodig die met een hoge intellectuele beschaving zijn toegerust om voor de Here het beste werk te doen. Wij hebben iets gedaan om dat peil te bereiken, maar bij hetgeen God bedoelde, zijn wij nog ver ten achter. Als gemeente, als individuelen, moeten we, willen we goed in het oordeel staan, ons veel meer inspannen wat betreft de opleiding van onze jonge mensen, opdat ze beter onderlegd worden voor de verschillende afdelingen van het grote werk dat ons is opgelegd. Als een volk met een groot licht moeten we wijze plannen beramen, opdat de vernuftige geest van hen die talent bezitten, gesterkt en gedisciplineerd en veredeld mag worden, en het werk van Christus niet gehinderd wordt door gebrek aan bekwame arbeiders die hun werk vlijtig en trouw willen doen. USG2 488 1 Sommigen zouden al tevreden zijn met de gedegen scholing van enkelen van de meest belovenden onzer jeugd; maar zij hebben allen een scholing nodig om in dit leven nuttige mensen te worden, geschikt om verantwoordelijke plaatsen in te nemen zowel in het privéals in het openbare leven. Hef is absoluut nodig plannen te beramen om een flink aantal geschikte arbeiders te verkrijgen en velen moesten voor onderwijzer gaan leren om anderen later op te leiden en te disci-plineren voor het grote werk der toekomst. De Gemeente moet ook hef hare bijdragen en met invloed en middelen meewerken tot dit veel begeerde einddoel. VRIJ VAN SCHULD USG2 488 2 Willen onze scholen op nobele wijze het doel bereiken waartoe ze zijn gesticht, dan moeten ze vrij van schuld zijn. Ze moeten niet order de last gebukt gaan om steeds rente te betalen. Wat betreft de stichting van opleidingsscholen voor arbeiders, en vooral in nieuwe velden met nog weinige broeders en dus beperkte middelen, zou het beter kunnen zijn waf geld te lenen van vrienden der onderneming, liever nog dan dat het werk weer wordt uitgesteld; maar wanneer het mogelijk is, moeten onze instellingen ingewijd worden vrij van schuld. USG2 488 3 De Here heeft middelen voor Zijn werk in de handen van Zijn rentmeesters; en zolang onze scholen schulden hebben welke ontstonden toen zij werden opgericht, door de noodzakelijke gebouwen, en door hef aan brengen van de uitrusting, is het onze plicht onze broeders met dit geval bekend te maken en hen te vragen deze schulden ten dele op zich te nemen. Dit werk moet onze predikanten na aan het hart liggen. Zij moeten allen aanmoedigen tot een harmonische samenwerking alsook om daartoe naar vermogen bij te dragen. Had men in verleden jaren daaraan trouw en ijverig de hand gehouden, dan zouden de schulden van onze oudere scholen al lang vereffend zijn. SPAARZAAMHEID USG2 489 1 In de oprichting der schoolgebouwen, in hun uitrusting, en op elk gebied van hun beheer, moet de grootste spaarzaamheid worden betracht. Onze scholen moeten niet geleid worden aan de hand van kortzichtige of zelfzuchtige plannen. Zij moeten zoveel mogelijk het beeld van thuis weerspiegelen en in alle opzichten moet daar eenvoud, bruikbaarheid, noeste arbeid en spaarzaamheid worden geleerd. USG2 489 2 De scholieren zijn op onze scholen voor een bijzondere opleiding om bekend te worden met alle lijnen van het werk, opdat wanneer ze als zendelingen zouden uitgaan, zij door hun scholing in al hun behoeften zelf kunnen voorzien. Hetzij mannen of vrouwen, zij moeten leren verstellen, wassen en hun eigen kleren in orde houden. Zij moeten hun eigen maaltijden kunnen koken. Zij moeten vertrouwd zijn met landen tuinbouw, en gereedschap kunnen hanteren. Zo kunnen ze hun eigen uitgaven beperken, en, door hun voorbeeld zullen ze beginselen van zuinigheid en spaarzaamheid inprenten. USG2 489 3 Niet alleen voor de financiële voorspoed van de scholen, maar ook als een scholing voor de scholieren, moet economie goed worden bestudeerd en moet men dus in alle opzichten economisch, spaarzaam, te werk gaan. De beheerders moeten op elk punt scherp letten, opdat er geen nodeloze uitgaven worden gedaan en de school schulden krijgt. Elke scholier die boven alles God liefheeft, zal wat dit betreft, verantwoordelijkheid moeten dragen. Die zo zijn opgevoed, kunnen door voorschrift en voorbeeld degenen met wie zij in aanraking komen, de beginselen demonstreren, geleerd door onze Zichzelf verloochenende Verlosser. Zelfbevrediging is een groot kwaad en moet overwonnen worden. USG2 490 1 Sommigen waren afkerig om de scholieren bekend te maken met de financiële moeilijkheden van de scholen; maar het zal veel beter voor de scholieren zijn wanneer ze bekend zijn met ons geldgebrek, want dan kunnen ze meehelpen de spaarzaamheid te beoefenen. Velen die naar onze scholen komen, verlaten een ouderlijk thuis zonder enige opsmuk, waar ze gewend zijn aan eenvoudig voedsel, ‘s middags doorgaans bestaande uit een enkelvoudig gerecht. Welke invloed zal ons voorbeeld op hen uitoefenen? Laten we hen leren dat, gezien wij op tal van wijzen ons geld ten nutte kunnen maken; gezien duizenden van gebrek omkomen, sterven tengevolge van pest, hongersnood, oorlog of brand, een ieder van ons nauwgezet moet toezien, niets aan te schaffen wat onnodig is, enkel om de eetlust te bevredigen of het aan het uiterlijk te besteden. USG2 490 2 Wanneer onze scholen langs de juiste richtlijnen worden beheerd, zullen schulden zich niet ophopen, en toch zal men het de scholieren geriefelijk kunnen maken en zal voldoende goed, gezond voedsel worden opgediend. Onze spaarzaamheid moet nooit van die aard zijn, dat daaruit schrale maaltijden resulteren. Scholieren moeten voldoende gezond voedsel krijgen. Maar laten zij die met het koken zijn belast, de restjes vergaderen, opdat niets verloren gaat. USG2 490 3 Scholieren moeten leren nauwgezet te waken over hun eigen bezit en dat van de school. Zij moeten het als hun plicht leren verstaan om op school of op reis van of naar hun huis, elke nodeloze uitgave te voorkomen. Zelfverloochening moet voorop staan. Steeds meer zullen we genoodzaakt zijn fe overleggen en spaarzaam te zijn. Ons beheer kan niet zo zijn als hadden we op de bank een tegoed waarvan we kunnen afhalen zo dat nodig is; daarom moeten we oppassen niet in schulden te geraken. Als individuelen en als beheerders van de instellingen des Heren is het noodzakelijk dat we alles voor uiterlijk vertoon schrappen en dat we onze uitgaven binnen de enge perken houden van onze inkomsten. GOED BEHEER USG2 491 1 Het financiële beheer op sommigen onzer scholen kan veel verbeterd worden. Meer wijsheid, meer verstandig overleg moest in het werk te zien zijn. Doelmatiger methoden moeten ingevoerd worden om aan de vermeerdering van uitgaven een einde fe maken, waaruit een toestand vrij van schuld zou voortvloeien. In Battle Creek en College View is over het algemeen te veel geld gestoken in de gebouwen en meer dan noodzakelijk was is gespendeerd aan de inrichting van de schooltehuizen. USG2 491 2 Wanneer de beheerders van een school constateren dat de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten, en schulden steeds groter worden, dan moeten ze doen als nuchtere zakenmannen en verandering brengen in hun methoden en plannen. Wanneer één jaar heeft aangetoond dat het financiële beheer verkeerd is, laat dan de stem der wijsheid zich doen horen. Dan moet er een zeer besliste hervorming plaats vinden. Onderwijzers kunnen een Christelijke begaafdheid aan de dag leggen in een rijp en gezond overleg om verbetering in de toestand aan te brengen. Zij moeten van harte zich verdiepen in de plannen der beheerders en in hun lasten gaan delen. LAGE SCHOOLGELDEN USG2 491 3 Op enkele onzer scholen waren de schoolgelden te laag. In vele gevallen was dit nadelig voor het onderwijswerk. Daardoor ontstonden ontmoedigende schulden; het beheer ging men verdenken van een misrekening, gebrek aan spaarzaamheid en verkeerd inzicht; dat werkte zeer ontmoedigend op de onderwijzers en daardoor gingen de mensen op andere scholen lagere schoolgelden bedingen. Wat ook het doel geweest is om de schoolgelden te plaatsen onder het gewone niveau, zo is nochtans het feit dat de school daardoor achterop is geraakt, voldoende reden om de plannen te herzien en in haar uitgaven verandering te brengen, zodat ze in de toekomst een andere aanblik biedt. Het bedrag dat gevraagd wordt voor lesgeld, kost en verblijf, moet voldoende zijn om de salarissen van de leerkrachten te betalen, de tafel te voorzien van een overvloed van gezonde, voedzame spijzen, het meubilair van de kamers te verzorgen, de gebouwen in goede staat ie houden en de noodzakelijke, lopende onkosten te kunnen betalen. Dit is een belangrijke zaak waarbij geen schriele berekening, maar wel een grondig onderzoek en overleg bij te pas komt. Hierbij is de raad des Heren nodig. De school moet voldoende inkomsten hebben om niet enkel de noodzakelijke lopende onkosten te kunnen betalen, maar ook om de scholieren tijdens de schooltermijn die dingen te verschaffen die nodig zijn voor hun werk. USG2 492 1 Men mag niet toestaan dat na elk schooltermijn de schulden zich ophopen. De allerbeste opvoeding die gegeven kan worden is, dat u het oplopen van schulden schuwt zoals u ziekte zoudt schuwen. Wanneer het ene jaar na het andere voorbijgaat, terwijl men ziet dat de schuld niet vermindert maar eerder vermeerdert, dan moet daaraan een halt worden toegeroepen. Laten de beheerders zeggen: "Wij weigeren langer de school te laten doorgaan of eerst moet een ander veiliger systeem worden ingevoerd." Het zou beter, veel beter zijn de school te sluiten tot de beheerders geleerd hebben de school te leiden op basis van haar inkomsten. Om Christus' wille, als uitverkoren volk Gods, moet u zich inspannen om een gezond financieel systeem op onze scholen in ie voeren. USG2 492 2 Wanneer het noodzakelijk wordt om op een of andere school de schoolgelden te verhogen, laai men de zaak dan eerst voorleggen aan de begunstigers van hef instituut en hun aantonen dat die gelden te laag zijn berekend met als gevolg dat de school schulden kreeg, waardoor haar werk gehinderd werd. Een juiste verhoging der schoolgelden kan ten gevolge hebben dat er minder scholieren komen; maar vrij van schulden is beter dan dat men zich verheugt over een groot aantal leerlingen. USG2 493 1 Eén van de gevolgen van de lage schoolgelden in Battle Creek was, dat men een groter aantal scholieren en een groter aantal gezinnen daarheen trok dan verstandig was. Zouden tweederden van de mensen in Battle Creek plantingen des Heren in andere plaatsen zijn, dan zouden ze ruimte hebben om te groeien. In een bepaalde tijdsperiode zouden grotere resultaten te zien zijn geweest, en energie die besteed is aan de grote school te Battle Creek om die op gezonde voet te houden, had gebruikt kunnen worden voor scholen in andere plaatsen met voldoende grond om de tuinbouw te beoefenen als onderdeel van hef onderwijs. Was er een bereidheid geweest om des Heren wegen en Zijn plannen te volgen, dan zouden heel waf planten nu in andere plaatsen groeien. USG2 493 2 Steeds en steeds weer is het woord des Heren fot ons gekomen dat zowel gemeenten als scholen in andere steden moesten gesticht worden, dat te veel zware verantwoordelijkheden in een enkele plaats waren opgehoopt. De raadgeving luidde; Laten de mensen weggaan uit de grote centra en zich vestigen in andere plaatsen. Had men deze raadgeving ter harte genomen en meer spreiding gegeven aan de middelen en faciliteiten, dan zou hef geld dat ten koste gelegd is aan de extra schoolgebouwen in Battle Creek, ruim genoeg zijn geweest voor twee nieuwe plantingen in andere plaat-sen, en de boom zou gegroeid zijn en zulke vrucht gedragen hebben als men tot nu toe nog nooit heeft gezien, omdat mannen liever hun eigen wijsheid navolgden. USG2 493 3 Onze broeders zeggen, dat predikanten en ouders aanvoeren dat er tientallen jonge mensen in onze rijen zijn die de vruchten van het onderwijs op onze scholen zouden moeten smaken, maar die dat niet kunnen tenzij het schoolgeld wordt verlaagd. Maar die om verlaging van schoolgeld vragen, doen goed deze zaak eens van alle kanten te bezien. Wanneer scholieren zelf niet over voldoende middelen beschikken om dat goede werk voor hun scholing te bekostigen, is het niet beter dat hun ouders, hun kennissen, de gemeenten waartoe zij behoren, of goedhartige, meelevende broeders in de conferentie hen helpen, dan dat de school onder een schuldenlast gebukt gaat? Hef zou veel beter zijn dat de begunstigers van het instituut in de kosten delen dan dat de school in schulden raakt. USG2 494 1 Methoden moeten ontworpen worden om te voorkomen dat onze instellingen steeds meer in de schuld komen. De gehele zaak moet niet lijden onder een schuld die nooit tenietgedaan zal worden, tenzij een algehele verandering intreedt en het werk op een geheel andere grondslag wordt voortgezet. Laten allen die hebben meegewerkt tot die schuldenellende, het nu als hun plicht voelen, te doen wat zij kunnen om daaraan een einde te maken. HULP AAN VEELBELOVENDE SCHOLIEREN USG2 494 2 De gemeenten in verschillende plaatsen moeten voelen dat op hen een ernstige verantwoordelijkheid rust, de jeugd op te leiden en het talent te ontwikkelen opdat ze in het zendingswerk zullen gaan. Wanneer zij in de gemeente jonge mensen zien die bruikbare arbeiders beloven te worden, maar die niet in staat zijn de schoolkosten zelf te betalen, moeten ze de verantwoordelijkheid aanvaarden om ze naar een van onze opleidings-scholen te zenden. Daar zijn talenten in de gemeenten, die men de kans moet geven om zich te ontwikkelen. Daar zijn personen die goede arbeiders zouden willen worden in ‘s Heren wijngaard, maar velen zijn te arm om zonder hulp het onderwijs dat ze nodig hebben, te ontvangen. De gemeenten moeten het als een voorrecht beschouwen om dezulken in hun kosten bij te staan. USG2 494 3 Die de waarheid in hun hart hebben, zijn altijd ontvankelijk, bereid tot hulp waar dat nodig is. Zij gaan vóór, en anderen volgen hun voorbeeld. Zijn er sommigen die van de school zouden kunnen profiteren, maar die het volle bedrag van hun schoolgeld niet kunnen betalen, laten de gemeenten dan hun vrijgevigheid tonen door hen te helpen. USG2 495 1 Buiten dit moet in elke vereniging (conferentie) een fonds gesticht worden om belovende arme scholieren, die in het zendingswerk willen gaan, geld te lenen; en in sommige gevallen moet hun dat zelfs geschonken worden. Toen de opleidingsschool te Battle Creek haar deuren opende, was er op het kantoor van de Review and Herald een fonds gesticht ten bate van hen die de school wilden bezoeken maar niet hef geld hadden. Daarvan werd door tal van scholieren gebruik gemaakt zodat ze konden beginnen; van hun verdiensten wilden ze het geleende dan terugbetalen, zodat anderen weer van het fonds profijt konden trekken. Men moet het de jeugd duidelijk maken dat zij zoveel mogelijk zichzelf moeten helpen en dus ook een deel van hun kosten moeten dragen. Wat weinig kost, wordt weinig gewaardeerd. Maar wat een bedrag kost dat de werkelijke waarde benadert, zal dienovereenkomstig ook gewaardeerd worden. HET BIJBRENGEN VAN ZELFVERTROUWEN USG2 495 2 Leert door voorschrift en voorbeeld zelfverloochening, spaarzaamheid, grootmoedigheid en zelfvertrouwen. Iedereen met een waar karakter zal bekwaam gemaakt worden om moeilijkheden het hoofd te bieden en aan-gezet worden een "Zo zegt de Here" na te volgen. Mensen zijn niet voorbereid hun verplichting tegenover God te erkennen of ze moeten in de school van Christus geleerd hebben Zijn juk van lijdzaamheid en gehoor-zaamheid te dragen. Opoffering is het allereerste begin van ons werk in de verspreiding der waarheid en het stichten van scholen. Het is een noodzakelijk onderdeel van de scholing. Het brengen van een offer moet ge-woonte worden in geheel onze karaktervorming in dit leven, indien wij een bouwwerk willen hebben, niet met handen gemaakt, maar voor eeuwig in de hemelen. USG2 495 3 Door foutieve gedachten aangaande het gebruik van geld, staat de jeugd bloot aan tal van gevaren. Zij moeten maar niet steeds van geld worden voorzien, als was er een onuitputtelijke bron waaruit ze maar kunnen halen om in elke veronderstelde behoefte te voorzien. Geld moet beschouwd worden als een gave ons door God toevertrouwd om Zijn werk te doen, Zijn Koninkrijk op te bouwen, en de jeugd moet leren haar verlangens te beteugelen. Leert hen dat niemand zijn krachten mag misbruiken ten eigen gerieve en tot eigen genot. Degenen die door God begiftigd zijn met hef talent om zich bezit te verschaffen, zijn tegenover Hem verplicht dat geld dat verkregen is door van de hemel toebedeelde wijsheid, te gebruiken tot verheerlijking van Zijn Naam. Elke gulden verspild voor eigen genot of gegeven .aan bijzondere kennissen die dat geld gebruiken om toe te geven aan hovaardij en zelfzucht, staaf gelijk met het beroven van Gods schathuis. Zoveel geld is besteed aan kleren voor uiterlijk vertoon, dat het best gebruikt had kunnen worden om het werk Gods in nieuwe plaatsen vooruit te brengen. O, dat God toch allen een gezond begrip wilde geven, wat hef inhoudt een Christen fe zijn! Dat is Christus gelijkvormig zijn, en Christus leefde niet om Zichzelf te behagen. PLICHT VAN ONZE CONFERENTIES USG2 496 1 Onze verenigingen zien naar de scholen voor goed geschoolde, goed opgeleide arbeiders en zij moeten de scholen een hartelijke, verstandige steun verlenen. Licht is duidelijk en klaar gegeven dat zij die op onze scholen zijn aangesteld om het Woord Gods te onderwijzen, de Schriften te verklaren, de scholieren te onderrichten in de dingen Gods, betaald worden van de tienden. Die vermaning was reeds lang geleden gegeven en onlangs nog is daar steeds weer op gewezen. USG2 496 2 Waar scholen gesticht worden, moeten verstandige beheerders worden aangewezen, "kloeke mannen, God vrezende, waarachtige mannen, de hebzucht hatende", mannen die hun uiterste best zullen doen in de ver-schillende verantwoordelijkheden van hun ambt. Zij moeten bekwaam zijn in het zakelijke, maar het is van nog groter belang dat ze ootmoedig met God wandelen en geleid worden door de Heilige Geest. Zulke mannen zullen door God geleerd worden en zij zullen raad inwinnen bij hun broeders die mannen des gebeds zijn. USG2 497 1 De beheerders van onze scholen moeten werken uit zuivere beweegredenen. In hun onzelfzuchtigheid zullen ze gedenken dat andere delen van het grote oogstveld dezelfde gerieflijkheden zullen vragen die gegeven worden aan de school onder hun beheer. In elk plan moeten zij eraan denken dat gelijkheid en eenheid bewaard moeten blijven. Zij zullen de kosten van elke onderneming zorgvuldig nagaan en ernaar streven niet zo'n groot bedrag aan geld te verbruiken dat andere velden van de noodzakelijke geriefelijkheden worden beroofd. USG2 497 2 Te vaak zijn arbeiders aangesteld om verantwoordelijkheden te dragen waartoe ze helemaal niet geschikt waren. Legt deze verantwoordelijkheden op mannen die verstand van zaken hebben, mannen die zich aan de zaak kunnen geven, die de scholen kunnen bezoeken en de financiële toestand doorzien en die ook over de boekhouding raad kunnen geven. Het werk op de school moet verschillende malen per jaar geïnspecteerd worden. Laat de predikanten optreden als raadgevers, maar legt op hen geen financiële verantwoordelijkheden. INSPECTIE DOOR TOEZICHTHOUDER VAN DE GENERALE CONFERENTIE USG2 497 3 Het licht mij door de Here gegeven, zegt dat wijze mannen, mannen met kennis van financiën, onze scholen in elk land moeten bezoeken en verslag moeten uitbrengen van hun financiële toestand. Deze zaak moet niet worden overgelaten aan de predikanten of aan de leden van het bestuur, die geen tijd hebben om de last op zich te nemen. De leerkrachten moeien ook niet belast worden met deze verantwoordelijkheid. De aangelegenheden van het schoolwezen vragen om een ter zake kundige, waarin niet is voorzien. USG2 497 4 Hadden de leiders in de voorbijgegane jaren een helder oordeel aan de dag gelegd, dan zouden de ontmoedigende financiële omstandigheden die het werk in de afgelopen jaren zo gehinderd hebben, thans niet bestaan. USG2 498 1 Zou ons onderwijswerk gedaan zijn in overeenstemming met de gegeven raad om ons te leiden, dan zou de donkere schaduw der zware schulden heden niet over onze instellingen hangen. FINANCIEEL BEHEER VAN DE KERKSCHOOL USG2 498 2 Dezelfde beginselen die, zo ze worden nagevolgd, fot een succes en zegen zullen zijn voor onze middelbare en hogere opleidingsscholen, moeten ook onze plannen en ons werk voor de kerkscholen beheersen. Laten allen in de kosten delen. Laat de gemeente toezien dat zij die haar voordelen behoren te ontvangen, de school bezoeken. Arme gezinnen moeten geholpen worden. Wij kunnen ons geen ware zendelingen noemen wanneer we diegenen in onze naaste omgeving verwaarlozen die in de meest kritieke leeftijd verkeren en die onze hulp nodig hebben om kennis en ervaring op te doen welke hen geschikt zullen maken voor de dienst van God. USG2 498 3 De Here wil dat we ons ijverig inspannen ten aanzien van het onderwijs aan onze kinderen. Waarachtig zendingswerk gedaan door onze onderwijzers die dagelijks door God onderwezen worden, zou vele zielen brengen tot een kennis der waarheid zoals die is in Jezus, en kinderen aldus onderwezen, zullen het verkregen licht en de ontvangen kennis aan anderen uitdelen. Zullen de leden van de gemeente middelen verschaffen om het werk van Christus onder anderen uit te dragen terwijl zij hun eigen kinderen overgeven aan het werk en de dienst van Satan? USG2 498 4 Wanneer kerkscholen zijn gesticht, zal hef volk Gods daarin een waardevolle opvoeding voor zichzelf zien, door te leren hoe de school beheerd moet worden op een basis van financieel welslagen. Kan dit niet gedaan worden, sluit dan de school tot, met Gods hulp, plannen ontworpen kunnen worden om de school te houden zonder dat ze in de schuld komt. Bekwame mannen ten aanzien van de financiën moeten één-, tweeof driemaal per jaar de boekhouding nagaan om zich van de ware toestand der school te vergewissen en toe te zien dat enorme uitgaven, waaruit een opeenhoping van schuld zou voortvloeien, niet voorkomen. Wij moeten schulden schuwen zoals we de melaatsheid zouden schuwen. USG2 499 1 Velen van onze jongeren die een school willen volgen, gedragen zich ten aanzien van het in schuld geraken, te onverschillig. Hef bestuderen der boeken zien zij als het voornaamste middel van een scholing. Zij beseffen niet de waarde van een wezenlijke zakelijke opvoeding, en zijn al tevreden als zij gedurende de schooljaren op kosten van anderen kunnen studeren in plaats van zichzelf een weg te banen. Zij staan niet critisch tegenover de gevolgen hiervan. Zij zien in hun studie geen oorzaak en gevolg. USG2 499 2 Vaak is het gevolg van zo'n handelwijze een onevenredige ontwikkeling der vermogens. De scholier onderscheidt niet de zwakke punten van zijn karakter; zijn eigen tekortkomingen is hij zich niet bewust. Door op anderen te steunen, ontgaat hem een ervaring in het werkelijke leven, die hij moeilijk te boven zal komen. Hij leert geen zelfvertrouwen. Hij leert niet hoe hij geloof moet oefenen. Waarachtig geloof zal de ziel in staat stellen uit een onvolmaakte, onontwikkelde toestand op te stijgen en te verstaan wat ware wijsheid is. Wanneer scholieren hersenen, beendergestel en spieren evenredig willen ontwikkelen, zullen ze beter kunnen studeren en beter in staat zijn om de werkelijkheid van het leven onder ogen te zien. Maar volgen zij hun eigen foutieve gedachten ten aanzien van wat opvoeding eigenlijk inhoudt, dan zullen ze nooit veelzijdig ontwikkelde mannen en vrouwen worden die er door eigen inspanning gekomen zijn. ------------------------Hoofdstuk 67--Gods Plan Met Onze Herstellingsoorden USG2 500 1 Elke instelling opgericht door Zevende-Dags Adventisten, moet voor de wereld zijn wat Jozef was in Egypte en wat Daniël en zijn medegenoten waren in Babylon. Toen in de voorzienigheid Gods deze uitverkorenen werden gevangen genomen, was dat om de heidense volken de zegeningen die de mensheid ontvangt door een kennis van God, te doen geworden. Zij waren daar de vertegenwoordigers van Jehova. Zjj moesten zich bewaren voor de afgodendienst; hun godsdienstig geloof en hun naam als aanbidders van de levende God moesten zij als een bijzondere eer hoog houden. USG2 500 2 En dat deden zij. In vooren tegenspoed eerden zij God, en God eerde hen. USG2 500 3 Geroepen uit een kerker, waar hij een dienstknecht der gevangenen was, een slachtoffer van ondankbaarheid en boosheid, bleef Jozef trouw aan zijn onderworpenheid aan de God des hemels. En geheel Egypte verbaasde zich over de wijsheid van de man die door God werd onderricht. Farao "zette hem tot een heer over zijn huis en tot een heerser over al zijn goed om zijn vorsten te binden naar zijn lust en zijn oudsten te onderwijzen". Ps. 105:21, 22. Niet alleen aan het volk van Egypte, maar aan alle volken die te maken hadden met dat machtige koninkrijk, openbaarde God Zich door Jozef. Hij wilde hem maken tot een lichtdrager voor alle volken en Hij stelde hem vlak naast de troon van dat grootste rijk in de wereld, opdat het licht des hemels ver en nabij zou te zien zijn. Door zijn wijsheid en rechtvaardigheid, door de zuiverheid en goedertierenheid van zijn dagelijkse leven, door zich geheel ie wijden aan de belangen van hei volk -- een volk dat de afgoden diende -- was Jozef een type van Christus. In hun weldoener, aan wie geheel Egypte dankbaarheid en lof toekende, moest dat heidense volk, en door hen al de volken met wie zij betrekkingen onderhielden, de liefde van hun Schepper en Verlosser aanschouwen. USG2 501 1 Zo plaatste God door Daniël een licht naast de troon van ‘s werelds grootste koninkrijk, opdat allen die wilden, bekend konden worden met de ware en levende God. Aan het hof van Babylon waren vergaderd vertegenwoordigers van alle landen, mannen met de beste talenten, mannen, het allerrijkst begiftigd met natuurlijke gaven en in het bezit van de hoogste beschaving die de wereld kón verschaffen; nochtans staken de Hebreeuwse gevangenen ver boven hen uit. In lichamelijke kracht en schoonheid, in verstand en geleerdheid, in geestelijke kracht en inzicht hadden zij hun gelijken niet. "In alle zaken van verstandige wijsheid die de koning hun afvroeg, zo vond hij ze tienmaal boven al de tovenaars en sterrenkijkers die in zijn ganse koninkrijk waren." Dan. 1 : 20. Terwijl hij plichtsgetrouw was aan ‘s konings hof, bleef Daniël verknocht aan zijn trouw tot God, opdat God hem zou kunnen gebruiken als Zijn boodschapper bij de vorst van Babylon. Door hem werden de verborgenheden van de toekomst ontvouwd en Nebukadnezar zelf was gedwongen de God van Daniël te erkennen als "een God der goden en een Here der koningen en Die de verborgenheden openbaart". Daniël 2 : 47. USG2 501 2 Zo moeten de instellingen in deze tijd door Gods volk opgericht, Zijn Naam verheerlijken. De enige wijze waarop wij aan Zijn verwachtingen kunnen voldoen, is door vertegenwoordigers van de waarheid voor deze tijd te zijn. God moet gezien worden in de door ZevendeDags Adventisten opgerichte instellingen. Daardoor moet met overtuigende kracht de waarheid voor deze tijd aan de wereld worden voorgehouden. HET KARAKTER VAN GOD VOORSTELLEN USG2 502 1 Wij zijn geroepen aan de wereld het karakter Gods voor te stellen zoals dat was geopenbaard aan Mozes. In antwoord op de bede van Mozes: "Toon mij nu Uw heerlijkheid," beloofde de Here: "Ik zal al Mijn goedheid voorbij uw aangezicht laten gaan." "Toen nu de Here voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid, Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid en overtreding en zonde vergeeft." Exodus 33 : 18, 19; 34 : 6, 7. Dat is de vrucht die God van Zijn volk verlangt. In de zuiverheid van hun karakter, in de heiligheid van hun leven, in hun barmhartigheid, vriendelijkheid en medelijden, moeten ze laten zien dat "de wet des Heren volmaakt is, bekerende de ziel". Psalm 19:8. USG2 502 2 Gods plan met Zijn instellingen in deze tijd kan ook gelezen worden in de bedoeling die Hij door het Joodse volk zocht te vervullen. Het was Zijn voornemen door Israël rijke zegeningen aan alle volken te doen geworden. Door hen moest de weg bereid worden om Zijn licht te verspreiden door de gehele wereld. Door het volgen van verdorven praktijken hadden de volken der wereld een kennis van God verloren. Toch heeft God in Zijn barmhartigheid hen niet van de aarde weggevaagd. Hij wilde hun de kans geven met Hem bekend te worden door Zijn Gemeente. Het was Zijn bedoeling dat de beginselen geopenbaard door Zijn volk, het middel zouden zijn om in de mens het zedelijke beeld van God te herstellen. USG2 502 3 Christus onderrichtte hen. Zoals Hij met hen was in de woestijn, zo was Hij na hun vestiging in hef Beloofde Land nog steeds hun Leraar en Leider. In de tabernakel en in de tempel verbleef de heilige Shechina boven hef verzoendeksel. Te hunnen bate openbaarde Hij aanhoudend de rijkdommen van Zijn liefde en lankmoedigheid. USG2 502 4 God wilde Zijn volk Israël maken tot een lofprijzing en een heerlijkheid. Elk geestelijk voordeel werd hun geschonken. God onthield hun niets wat dienstig kon zijn voor de karaktervorming, waardoor zij Hem zouden kunnen vertegenwoordigen. USG2 503 1 Door gehoorzaamheid aan de wetten Gods zouden ze een voorspoed genieten waarover de volken der wereld zich zouden verbazen. Hij Die hun wijsheid en bedrevenheid zou geven in alle arbeid, zou hun Leraar blijven en hen veredelen en verheffen door gehoorzaamheid aan Zijn wetten. Zo ze gehoorzaam waren, zouden zij gespaard blijven voor de ziekten die andere volken teisterden en gezegend worden met een helder verstand. In al hun voorspoed zouden de heerlijkheid Gods, Zijn majesteit en kracht geopenbaard worden. Zij zouden een koninkrijk zijn van priesters en vorsten. God schonk hun elk voordeel om het grootste volk op aarde te worden. USG2 503 2 In de meest omlijnde vorm maakte God hun door Mozes Zijn opzet duidelijk en gaf hun een helder beeld van de voorwaarden van hun voorspoed. "Gij zijt een heilig volk de Here uw God," zei hij, "de Here uw God heeft u verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken die op de aardbodem zijn .. . Gij zult dan weten dat de Here uw God die God is, die getrouwe God, Welke het verbond en de weldadigheid houdt dengenen die Hem liefhebben en Zijn geboden houden" tot in duizend geslachten... Het zal geschieden, omdat gij deze rechten zult horen en houden en ze doen, dat de Here uw God u het verbond en de weldadigheden zal houden die Hij uw vaderen gezworen heeft. En Hij zal u liefhebben en zal u zegenen en u doen vermenigvuldigen . . . Gezegend zult gij zijn boven alle volken." Deuteronomium 7:6--14. USG2 503 3 "Heden hebt gij de Here doen zeggen, dat Hij u tot een God zal zijn en dat gij zult wandelen in Zijn wegen en houden Zijn inzettingen en Zijn geboden en Zijn rechten, en dat gij aan Zijn stem zult gehoorzaam zijn. En de Here heeft u heden doen zeggen dat gij Hem tot een volk des eigendoms zult zijn, gelijk als Hij tot u gesproken heeft, en dat gij al Zijn inzettingen zult houden; opdat Hij u alzo boven al de volken die Hij gemaakt heeft, hoog zette, tot lof en tot een naam en tot heerlijkheid, en opdat gij een heilig volk zijt de Here uw God gelijk als Hij gesproken heeft." Deuteronomium 26 : 17--19. USG2 504 1 In deze woorden liggen opgesloten de voorwaarden voor alle voorspoed, voorwaarden waaraan al onze instellingen moeten voldoen zo ze aan de opzet van hun stichting zullen beantwoorden. GEGRONDVEST OP BIJBELSE BEGINSELEN USG2 504 2 Jaren geleden heeft de Here mij bijzonder licht gegeven aangaande de oprichting van gezondheidsinstellingen waar de zieken behandeld kunnen worden volgens geheel andere methoden als toegepast in welke andere inrichting ter wereld ook. Die moest gegrondvest en geleid worden op Bijbelse beginselen, als een instru-ment des Heren, en het moest in Zijn handen een van de meest doeltreffende middelen zijn om licht aan de wereld te brengen. Het was Gods opzet dat daar een wetenschappelijke kennis, een zedelijke en geestelijke kracht zou zijn en dat alles wat daar gedaan werd, ge-grond zou zijn op hervormingsbeginselen. Allen die daarin een taak te vervullen hadden, moesten hervormers zijn, met eerbied voor haar beginselen door het licht van de gezondheidshervorming te laten schijnen op ons volk. USG2 504 3 Het was Gods bedoeling dat de instellingen die Hij zou stichten, zouden staan als een lichtbaken om te waarschuwen en te berispen. Hij wilde de wereld bewijzen dat een instelling, geleid door godsdienstige beginselen, als een toevluchtsoord voor zieken, kan bestaan zonder haar bijzonder, heilig karakter te verloochenen; dat ze gevrijwaard kon blijven voor die verwerpelijke kenmerken welke eigen zijn aan andere gezondheidsinrichtingen. Hef moest een werktuig zijn om ingrijpende hervormingen door te voeren. USG2 504 4 De Here openbaarde dat de bloei van hef herstellingsoord niet enkel zou afhangen van de kennis en bekwaamheid van zijn artsen, maar van de gunst van God. Het moest bekendheid verkrijgen dat God daar erkend zou worden als de Vorst van het heelal, een instelling die onder Zijn bijzonder oppertoezicht zou staan. De directeuren aldaar moesten in alle dingen God voorop stellen. En daarin zou haar kracht liggen. Zo de inrichting geleid werd op een wijze die de goedkeuring Gods wegdroeg, zou ze zeer vee! succes afwerpen en boven alle andere van zulke instellingen in de wereld uitsteken. Groot licht, grote kennis en voortreffelijke voorrechten zouden worden geschonken. En in overeenstemming met het ontvangen licht zou de verantwoordelijkheid zijn van hen aan wie de leiding van de instelling was toevertrouwd. USG2 505 1 Wanneer ons werk zich heeft uitgebreid en nog meer inrichtingen zijn geopend, dan blijft Gods bedoeling dienaangaande toch dezelfde. De voorwaarden tot bloei zijn onveranderd. OM GEZONDHEIDSBEGINSELEN TE PROPAGEREN USG2 505 2 De mensheid lijdt door overtreding van de wetten Gods. Het is de bedoeling des Heren dat de mensen geleerd wordt om van de oorzaak van hun lijden en de enige weg om geholpen te worden, begrip te krijgen. Hij wil hen doen zien dat hun welzijn -- lichamelijk, verstandelijk en zedelijk -- berust op hun gehoorzaamheid aan Zijn wet. Het is Zijn opzet dat onze inrichtingen aanschouwelijke lessen zullen zijn waarin de resultaten van gehoorzaamheid aan juiste beginselen te zien zijn. USG2 505 3 In de bereiding van een volk voor de wederkomst des Heren moet een groot werk gedaan worden door het propageren van gezondheidsbeginselen. De mensen moeten onderricht worden inzake de behoeften van het lichamelijke organisme en de waarde van een gezond leven, zoals geleerd wordt in de Schriften, opdat de lichamen die God geschapen heeft, Hem als een levende offerande mogen geboden worden, in staat om Hem te dienen. Er is een groot werk te doen voor de lijdende mensheid door hen te verlossen van hun kwalen door het toepassen van natuurlijke middelen waarin God heeft voorzien, en door hen te leren hoe ziekte voorkomen kan worden door het beheersen van begeerten en driften. Men moet de mensen leren dat overtreding van de wetten der natuur gelijk staat met het overtreden van de wetten Gods. Zij moeten zowel in lichamelijk als in geestelijk opzicht de waarheid leren dat "de vreze des Heren ten leven is". Spreuken 19:23. "Wilt gij in het leven ingaan," zegt Christus, "onderhoud de geboden." Mattheüs 19 : 17. Bewaar "Mijn wet als de appel uwer ogen". Spreuken 7 : 2. Gods geboden, indien gehoorzaamd, "zijn het leven voor degenen die ze vinden en een medicijn voor hun gehele vlees". Spreuken 4 : 22. USG2 506 1 Onze herstellingsoorden bezitten een opvoedende kracht om het volk in deze richtlijnen te onderrichten. Die onderwezen zijn, kunnen op hun beürt aan anderen een kennis van die gezondheid-herstellende en gezondheid-bewarende beginselen verschaffen. Zo worden onze herstellingsoorden een instrument om met mensen in aanraking te komen, een middel om hun het kwaad te tonen dat ligt in het veronachtzamen van de wetten van leven en gezondheid en om hun te leren hoe het lichaam in de beste toestand te bewaren. Herstellings-oorden moeten geopend worden in de verschillende landen waar onze zendelingen zijn binnengegaan, en moeten tevens centra worden vanwaar een werk ten bate van gezondheid, herstel en opvoeding uitgaat. EEN MIDDEL OM ZIELEN TE REDDEN USG2 506 2 Wij moeten zowel werken voor de gezondheid van hef lichaam als voor het redden van de ziel. Onze taak is dezelfde als die van onze Meester, van Wie geschreven staaf dat Hij het land doorging, goeddoende en genezende allen die door de duivel overweldigd waren. Handelingen 10 : 38. Van Zijn eigen werk zegt Hij: "De Geest des Heren Heren is op Mij, omdat de Here Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen." "Hij heeft Mij gezonden om te genezen die gebroken zijn van hart, om aan de gevangenen te prediken loslating, en aan de blinden het gezicht, om de verslagenen henen te zenden in vrijheid." Jesaja 61 : 1; Lucas 4 : 18. Wanneer wij Christus' werkwijze navolgen ten bate van anderen, zullen we hun belangstelling opwekken in de God Die wij dienen en liefhebben. USG2 507 1 Onze herstellingsoorden in al hun afdelingen moeten gedenktekens voor God zijn, Zijn instrumenten om het zaad der waarheid te zaaien in de harten der mensen. Dat zullen ze zijn indien ze op de juiste manier worden geleid. USG2 507 2 De levende waarheid Gods moet bekend gemaakt worden in onze medische instellingen. Tal van personen die zich daarin laten opnemen, hongeren en dorsten naar de waarheid, en wanneer deze op de juiste manier naar voren wordt gebracht, zullen ze die met blijdschap aannemen. Onze herstellingsoorden zijn het middel geweest om de waarheid voor deze tijd hoog te houden en aan duizenden te brengen. De godsdienstige invloed waarvan deze instellingen doortrokken zijn, bezielt de gasten met vertrouwen. De verzekering dat de Here daar de vooraanstaande plaats inneemt en de vele gebeden die voor de zieken worden opgezonden, maken een indruk op hun hart. Velen die voordien nooit aan de waarde van de ziel hebben gedacht, worden overtuigd door Gods Geest, en niet weinigen brengen daardoor een algehele verandering in hun leven. Indrukken die nooit uitgewist zullen worden, werden ingescherpt bij velen die voordien zelfvoldaan waren, die hun eigen karaktermaatstaf voldoende achtten en die nooit behoefte aan de gerechtigheid van Christus hebben gevoeld. Wanneer de komende beproeving komt, wanneer zij meer licht ontvangen, zullen niet weinigen van hen zich aansluiten bij Gods overblijfsel: USG2 507 3 God wordt geëerd door instellingen welke op deze wijze geleid worden. In Zijn barmhartigheid heeft Hij de herstellingsoorden tot zó'n kracht gemaakt om het lichamelijk lijden weg te nemen, dat duizenden zich daartoe aangetrokken voelden om fe worden genezen van hun ziekten. En bij velen ging de lichamelijke genezing gepaard aan de genezing van de ziel. Van hun Heiland ontvangen zij vergeving voor hun zonden. Zij ontvangen de genade van Christus en vereenzelvigen zich met Hem, met Zijn belangen, Zijn eer. Velen verlaten onze herstellingsoorden met een nieuw hart. De verandering is zeker en gewis. Wanneer ze terugkeren naar hun huis, zijn ze lichten in de wereld. De Here maakt van hen Zijn getuigen. Hun getuigenis luidt: "Ik heb Zijn grootheid gezien, ik heb Zijn goedheid gesmaakt ‘Komt, hoort toe, o gij allen die God vreest! en ik zal ver-tellen wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.' " Psalm 66 :16, USG2 508 1 Terwijl aldus de voorspoed brengende hand van onze God op onze herstellingsoorden rustte, zijn ze het middel geweest om heel veel goed te doen. En ze moeten op een hoger en nog hoger peil komen. God wil werken met het volk dat Hem eer wil bewijzen. USG2 508 2 Wonderlijk is hef. werk dat de Here wil volbrengen door Zijn dienstknechten, opdat Zijn Naam moge verheerlijkt worden. God maakte Jozef tot een fontein des levens voor het Egyptische volk. Door Jozef werd hef leven van dat gehele volk gered. Door Daniël redde God het leven van alle wijzen in Babylon. En deze verlossingen waren tevens aanschouwelijke lessen; ze stelden het volk de geestelijke zegeningen voor ogen die hun geboden werd door gemeenschap met de God Die Jozef en Daniël aanbaden. Zo wil God door Zijn volk van heden zegeningen brengen aan de wereld. USG2 508 3 Iedere arbeider in wiens hart Christus woont, een ieder die Zijn liefde aan de wereld wil openbaren, is Gods medearbeider tot zegen der mensheid. Wanneer hij van de Heiland genade ontvangt om anderen daarin te laten delen, vloeit uit zijn gehele wezen de stroom van geestelijk leven. Christus kwam als de Grote Heelmeester om de wonden te genezen die de zonde geslagen had in het menselijke gezin; en Zijn Geest, werkende door Zijn dienstknechten, verleent aan zondezieke, lijdende menselijke wezens een machtige genezende kracht, die zijn uitwerking heeft op lichaam en ziel. "Te dien dage," zegt de Schrift, "zal er een fontein geopend zijn voor het huis Davids en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid." Zacharia 13:1. De wateren van deze fontein bevatten helende bestanddelen die zowel lichamelijke als geestelijke ziekten zullen genezen. USG2 509 1 Uit deze bron stroomt de machtige rivier waarvan sprake is in het visioen van Ezechiël. "Deze wateren vlieten uit naar het voorste Galilea en dalen af naar het vlakke veld; daarna komen ze in de zee; in de zee uitgebracht zijnde, zo worden de wateren gezond. Ja het zal geschieden dat alle levende ziel die er wemelt, overal waarhenen een der twee beken zal komen, leven zal... Aan de beek nu, aan haar oever, zal aan deze en aan gene zijde opgaan allerlei spijsgeboomte, welks blad niet zal afvallen noch de vrucht daarvan vergaan; in zijn maanden zal het nieuwe vruchten voortbrengen, want zijn wateren vlieten uit het heiligdom; en zijn vrucht zal zijn tot spijs en zijn blad tot heling." Ezechiël 47 : 8--12. USG2 509 2 God wil dat onze herstellingsoorden, door Zijn kracht die door hen werkt, zulk een rivier van leven en genezing zullen zijn. USG2 509 3 Onze herstellingsoorden moeten de goedgunstigheid des hemels aan de wereld tonen, en al is Christus' zichtbare tegenwoordigheid in hef gebouw niet te zien, zo mogen nochtans de arbeiders aanspraak maken op de belofte: "Zie, Ik ben met ulieden al de dagen tof de voleinding der wereld." Mattheüs 28 : 20. ------------------------Hoofdstuk 68--Het Werk van de Arts Voor Zielen USG2 510 1 Een ieder die als arts werkzaam is, kan door geloof in Christus een geneesmiddel van de hoogste waarde bezitten, een medicijn voor de ziel die ziek is door de zonde. De arts die bekeerd en geheiligd is door de waarheid, staat in de hemel opgeschreven als een mede-arbeider Gods, een navolger van Jezus Christus. Door de heiliging van de waarheid geeft God aan dokters en verpleegsters wijsheid en bedrevenheid in de behandeling van de zieken, en dit werk opent de stevig gegrendelde deur van menig hart. Mannen en vrouwen gaan begrip tonen voor de waarheid die nodig is om zowel de ziel als hef lichaam te redden. USG2 510 2 Dit is een element dat karakter verleent aan het werk voor deze tijd. Het medische zendingswerk is als de rechterarm van de derde-engel-boodschap die verkondigd moet worden aan een gevallen wereld; en dokters, directeuren en arbeiders in dat verband, die zich trouw kwijten van hun plicht, doen het werk van de boodschap. Zo zal het geluid der waarheid doordringen tot alle natie en geslacht en taal en volk. In dit werk doen ook hemelse engelen hun deel. Zij verwekken geesielijke blijdschap en harmonie in de harten van hen die van hun ziekten zijn verlost en Gode wordt dank gebracht door de lippen van velen die de kostbare waarheid hebben ontvangen. USG2 510 3 Elke dokter in onze rijen moet een Christen zijn. Alleen die dokters die volgens de Bijbel oprechte Christenen zijn, kunnen zich kwijten van de hoge plichten van hun beroep. USG2 510 4 De dokter die de verantwoordelijkheid van zijn beroep begrijpt, zal de noodzakelijkheid aanvoelen dat Christus met hem is in zijn werk voor hen, voor wie zo'n 1900, Vol. 6, blz. 229--234 offer is gebracht. Hij zal alles ondergeschikt maken aan de hoogste belangen betreffende het leven, dat gered kan worden voor het eeuwige leven. Hij zal alles doen wat in zijn macht is om zowel het lichaam alsook de ziel te redden. Hij zal proberen hetzelfde werk te doen dat Christus zou doen zo Hij in zijn plaats stond. De dokter die Christus en de zielen voor wie Christus stierf, liefheeft, zal er ernstig naar streven om in de ziekenkamer een blad van de boom des levens te brengen. Hij zal trachten voor de zieke het brood des levens te breken. Ondanks de hinderpalen en moeilijkheden die hij tegenkomt, is dit het plechtige, geheiligde werk van de medische praktijk. USG2 511 1 Waar zendingswerk is dat waarin het werk van de Heiland wordt weerspiegeld, waarin Zijn methoden nauwgezet worden gevolgd, waarin Zijn heerlijkheid het best wordt bevorderd. Zendingswerk dat hierin te kort schiet, staat in de hemel vermeld als gebrekkig. Dat is gewogen in de weegschalen van het heiligdom en te licht bevonden. LEID DE PATIËNTEN TOT CHRISTUS USG2 511 2 Dokters moeten proberen de gedachten van hun patiënten te brengen op Christus, de Heelmeester van lichaam en ziel. Wat de dokter slechts kan proberen te doen, volbrengt Christus. Het menselijke werktuig probeert het leven te verlengen. Christus Zelf is het leven. Hij Die de dood onderging om te vernietigen degene die de macht des doods had, is de Bron van alle levenskracht. Er is balsem in Gilead en ook is daar een Heelmeester. Christus onderging een pijnlijke doodsstrijd, opdat wij het leven zouden hebben. Hij gaf Zijn kostbaar leven op, opdat Hij de dood kon overwinnen. Maar Hij verrees uit hef graf, en de myriaden engelen die kwamen zien hoe Hij het leven dat Hij had afgelegd, wederom opnam, hoorden Zijn woorden van triomferende blijdschap toen Hij bij het opengebroken graf van Jozef verkondigde: "lk ben de opstanding en hef leven." USG2 512 1 De vraag: "Zo een mens sterft, zal hij wederom leven?" is beantwoord geworden. Door de straf der zonde te dragen, door in het graf neder te dalen, heeft Christus het graf verlicht voor allen die in het geloof sterven. In menselijke gedaante heeft God leven en onsterfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie. Door Zijn dood verzekerde Christus het eeuwige leven voor allen die in Hem geloven. Door te sterven veroordeelde Hij de aanstichter van zonde en ontrouw de straf der zonde te ondergaan, namelijk de eeuwige dood. USG2 512 2 Christus, de bezitter en gever van het eeuwige leven, was de enige Die de dood kon overwinnen. Hij is onze Verlosser; en gezegend is elke dokter die in de ware zin van het woord een zendeling is, een redder van zielen voor wie Christus Zijn leven gaf. Zo'n dokter leert dag in dag uit van de Grote Heelmeester hoe hij moet werken en waakzaam zijn om de zielen en lichamen van mannen en vrouwen te redden. De Heiland is in de ziekenkamer, in de operatiezaal aanwezig; en Zijn kracht tot verheerlijking van Zijn Naam doet grote dingen. USG2 512 3 De dokter kan een nobel werk doen zo hij in verbinding staat met de Grote Heelmeester. Tot de familie van de zieke, wier harten meevoelen met de lijder, zal hij misschien de woorden des levens kunnen spreken, en hij kan de geest van de zieke verzachten en opheffen door hem te doen zien op Degene Die volkomen kan zalig maken allen die tot Hem komen om verlost te worden. ENGELEN ZULLEN DE GEEST BEÏNVLOEDEN USG2 512 4 Wanneer de Geest van God inwerkt op het verstand van de zieke en hem er toe brengt de waarheid te onderzoeken, laat dan de dokter werken voor de kostbare ziel zoals Christus voor hem zou werken. Dring hem niet een of andere bijzondere leerstelling op, maar wijs hem op Jezus als de Heiland Die de zonde vergeeft. Engelen Gods zullen de geest beïnvloeden. Sommigen zullen niet verlicht willen worden door het licht dat God laaf schijnen in de kamers van het verstand en in de tempel der ziel; maar velen zullen het licht aanvaarden en uit hun verstand zullen misleiding en dwaling in hun onderscheiden vormen worden weggenomen. USG2 513 1 Elke kans om te werken zoals Christus zou werken, moet zorgvuldig worden benut. De dokter moet wijzen op de genezingen door Christus verricht, op Zijn barmhartigheid en liefde. Hij moef weten dat Jezus zijn vriend is Die vlak naast hem staat. "Wij zijn Gods medearbei-, ders." 1 Corinthiërs 3 : 9. Nooit mag de dokter verzuimen zijn patiënten te wijzen op Christus, de grote Arts. Zo de Heiland in zijn hart woont, zullen zijn gedachten steeds uitgaan naar de Heelmeester van ziel en lichaam. Hij zal de geest van de zieken richten op Hem Die herstel kan aanbrengen, Die toen Hij op aarde was, de zieken gezond maakte en de ziel zowel als hef lichaam genas, zeggende: "Zoon, uw zonden zijn u vergeven." Marcus 2 : 5. USG2 513 2 Nooit mag een zekere vertrouwdheid met de zieke oorzaak zijn dat de dokter zorgeloos of lauw wordt. In ernstige gevallen voelt de zieke dat hij aan de genade van de dokter is overgeleverd. Hij ziet de dokter als zijn enige hoop hier op aarde en de dokter moet steeds de angstige ziel wijzen op Hem Die groter is dan hijzelf, ja de Zoon van God Die Zijn leven gaf om hem van de dood te redden, Die meeleeft met de zieke en die door Zijn Goddelijke kracht bekwaamheid en wijsheid wil geven aan allen die Hem daarom vragen. USG2 513 3 Wanneer de patiënt nog niet weet hoe zijn geval zal aflopen, is dat de tijd voor de dokter om met hem geestelijk contact te krijgen. Hij moet dit niet doen met het verlangen zichzelf op de voorgrond te plaatsen, maar hij zal de ziel wijzen op Christus als een persoonlijke Heiland. Wordt het leven gespaard, dan is er een ziel waarover de dokter moet waken. De patiënt voelt aan dat de dokter het leven van zijn leven is. En tot welk doel kan dit grote vertrouwen worden aangewend? Altijd om een ziel voor Christus te winnen en de kracht Gods te verheerlijken. USG2 514 1 Wanneer de crisis voorbij is en herstel zich voordoet al is de patiënt gelovig of ongelovig, ga dan toch met hem enkele ogenblikken in gebed. Breng uw dankbaarheid tot uiting dat zijn leven is gespaard. De dokter die zó doet, brengt zijn patiënt tot Hem van Wie zijn leven afhangt. Woorden van dankbaarheid kan de patiënt tot de dokter spreken, want door God heeft hij dit leven met hef zijne verbonden; maar laat dank en lofprijzing opgaan tot God als Degene Die, hoewel onzichtbaar, toch aanwezig is. USG2 514 2 Op het ziekbed is Christus dikwijls aangenomen en beleden; en dit zal in de toekomst vaker gebeuren dan in het verleden, want de Here zal in onze wereld een snel werk doen. Woorden van wijsheid moeten vloeien van de lippen van de dokter, en Christus zal hef gezaaide zaad besproeien, waardoor het vrucht zal voortbrengen ten eeuwige leven. WAKEN OVER ZIELEN USG2 514 3 Wij verliezen de beste kansen door te verzuimen een woord te rechter tijd te spreken. Te vaak blijft een kostbaar talent, dat het duizendvoud zou voortbrengen, ongebruikt liggen. Wordt van dat gulden voorrecht geen gebruik gemaakt, dan is de kans verkeken. Iets liet men gebeuren dat de dokter belette om zijn opgelegde taak als dienaar der gerechtigheid te doen. USG2 514 4 Er zijn niet al te veel godvruchtige dokters die in hun praktijk ook het geestelijke brengen. Er valt veel werk te doen, en predikanten en doktoren moeten in volmaakte eenheid samenwerken. Lucas, de schrijver van het Evangelie dat zijn naam draagt, wordt "de geliefde arts" genoemd, en die een werk doen overeenkomstig het zijne, leven het Evangelie uit. USG2 514 5 Ontelbaar zijn de kansen van de dokter om de onboetvaardige te waarschuwen, de bedroefde en hopeloze te bemoedigen en een geneeskundige behandeling te geven voor lichaam en ziel. Wanneer hij aldus de mensen onderricht in de beginselen van ware matigheid en als een waker over zielen advies geeft aan hen die geestelijk en lichamelijk ziek zijn, dan doet de dokter zijn deel in het grote werk om een volk voor te bereiden op de komst des Heren. En dit nu moet het medische zendingswerk doen in zijn verhouding tot de boodschap van de derde engel. USG2 515 1 Predikanten en doktoren moeten in volle harmonie samenwerken om zielen die in de strikken van Satan zijn geraakt, te redden. Zij moeten mannen en vrouwen wijzen op Jezus, hun gerechtigheid, hun kracht, en de gezondheid van hun gestel. Aanhoudend moeten zij ten aanzien van zielen waakzaam zijn. Daar zijn er die te worstelen hebben met zware verzoekingen, en gevaar lopen overwonnen te worden door handlangers van Satan. Wilt u die voorbijgaan zonder hun hulp te bieden? Ziet u een ziel in nood, probeer dan eens een gesprek met hem aan te knopen, al kent u hem ook niet. Bid met hem. Wijs hem op Jezus. USG2 515 2 Dit is evenzeer een werk voor de predikant als voor de dokter. Door te werken in het openbaar en in het privé moet de dokter proberen zielen voor Christus te winnen. USG2 515 3 In al onze ondernemingen en in al onze instellingen moet God erkend worden als de Overste Leidsman in de arbeid. De doktoren moeten Zijn vertegenwoordigers zijn. De medische broederschap heeft hervormingen doorgevoerd, en men moet nog op die weg verder gaan. Die het leven van menselijke wezens in hun hand heb-ben, moeten steeds meer geschoold, gelouterd en geheiligd worden. Dan zal de Here door hen werken met een geweldige kracht om Zijn Naam te verheerlijken. USG2 515 4 Christus' werk voor de verlamde is een voorbeeld hoe wij moeten werken. Door zijn vrienden had deze man gehoord van Jezus en had hun gevraagd hem in tegenwoordigheid van de Machtige Heelmeester te brengen. De Heiland wist dat de verlamde gekweld werd door de suggesties van de priesters, dat God hem had uitgeworpen vanwege zijn zonden. Daarom was Zijn eerste werk hem de vrede des geestes te geven. "Zoon," zeide Hij, "uw zonden zijn u vergeven." Deze verzekering vulde zijn hart mei vrede en blijdschap. Maar sommigen der aanwezigen begonnen te murmureren, overleggende in hun harten: "Wie kan de zonden vergeven dan alleen God?" Dan, opdat zij zouden weten dat de Zoon des mensen macht had om zonden te vergeven, zei Christus tot de zieke man: "Sta op en neem uw beddeken op en ga henen naar uw huis." Dit laat zien hoe de Heiland het werk van de prediking der waarheid verbond met het genezen van zieken. ------------------------Hoofdstuk 69--De Nood der Wereld USG2 516 1 Toen Christus de scharen zag, rondom Hem vergaderd, "werd Hij innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat ze vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen die geen herder hebben". Christus zag de ziekte, de droefenis, het gebrek en de ontaarding van de menigten die zich om Hem heen verdrongen. Hem werden daar voorgehouden de noden en ellenden van de mensheid door de gehele wereld. Te midden van de hogen en de nederigen, de meest geëerden en de meest verachten aanschouwde Hij zielen die hunkerden juist naar die zegeningen die Hij kwam brengen, zielen die enkel een kennis van Zijn genade nodig hadden om onderdanen van Zijn Koninkrijk te worden. "Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige. Bidt dan de Here des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzende." Mattheüs 9 : 36--38. USG2 516 2 Heden ten dage bestaan dezelfde noden. De wereld 1900, Vol. 6, blz. 254--260 heeft gebrek aan arbeiders die, gelijk Christus, willen werken voor de lijdende en zondige mensheid. Ontelbaren moeten bereikt worden. De wereld is vol ziekte, lijden, wanhoop en zonde. Zij is vol van degenen die geholpen moeten worden -- de zwakken, de hulpelozen, de onwetenden, de ontaarden. USG2 517 1 Velen onder de jeugd van dit geslacht die behoren tot kerken, godsdienstige instellingen en ogenschijnlijk Christelijke gezinnen, kiezen de weg des verderfs. Door onmatige gewoonten brengen zij over zichzelf ziekte en door hun begeerte om geld te verkrijgen voor zondige uitspattingen, vallen zij in oneerlijke praktijken. Gezondheid en karakter gaan te gronde. Vervreemd van God en uitgeworpen uit de samenleving, voelen deze arme zielen dat ze zonder hoop zijn zowel voor dit leven als voor het toekomstige. De harten der ouders zijn gebroken. Mensen zien deze dwalenden als hopeloze gevallen, maar God ziet op hen met een medelijdende tederheid. Hij kent al de omstandigheden die hen door verleiding hebben doen vallen. Dat is een groep waarvoor gewerkt moet worden. USG2 517 2 Van verre en nabij zijn zielen, niet alleen onder de jongeren maar ook onder de ouderen, die verkeren in armoede en wanhoop, gezonken in zonde en gebukt gaande onder een gevoel van schuld. Het is het werk van Gods dienstknechten om naar deze zielen te zoeken, met en voor hen te bidden en hen stap voor stap te leiden tot de Heiland. USG2 517 3 Maar die de eisen Gods niet erkennen, zijn niet de enigen die in wanhoop verkeren en hulp nodig hebben. In de wereld van heden, waar zelfzucht, begeerte en onderdrukking de overhand hebben, verkeren velen van Gods ware kinderen in nood en ellende. Op armoedige, naargeestige plaatsen, temidden van armoede, ziekte en misdaad, dragen velen geduldig hun eigen zware last en proberen dan nog de wanhopigen en de onder zonde gebukt gaanden te troosten. Velen van hen zijn zo goed als onbekend aan de gemeenten of aan de predikanten; maar zij zijn lichten des Heren, schijnende te midden der duisternis. Voor dezulken koestert de Here een bijzondere zorg en Hij doet een beroep op Zijn volk om Zijn helpende hand te zijn om in hun gebrek te voorzien. Waar ook maar een gemeente is gevestigd, moet bijzondere aandacht geschonken worden om met deze klasse in aanraking te komen en hen geestelijk en stoffelijk te dienen. CONTACT MET DE HOGERE STANDEN USG2 518 1 En wanneer we dan arbeiden voor de armen, moeten we ook aandacht schenken aan de rijken, wier zielen in Gods oog even kostbaar zijn. Christus werkte voor allen die Zijn Woord wilden horen. Hij zocht niet alleen de tollenaar en de uitgeworpene, maar ook de rijke en beschaafde Farizeeër, de Joodse edelman en de Romeinse overste. Ook voor de welgestelde moet gewerkt worden in de liefde en vreze Gods. Maar al te vaak vertrouwt hij op zijn bezit en hij voelt zijn gevaar niet. De wereldse goederen die de Here aan de mensen heeft toevertrouwd, zijn vaak een bron van grote verleiding. Duizenden zijn daardoor gebracht tot zondige praktijken, Waardoor ze de slaaf worden van onmatige en verdorven gewoonten. Onder de rampzalige slachtoffers van gebrek en zonde bevinden zich velen die voordien in welstand geleefd hebben. Mannen met verschillend beroep, in verschillende maatschappelijke betrekkingen zijn het slachtoffer geworden van het verderf dezer wereld, door alcoholgebruik, door foe te geven aan vleselijke lusten, door te bezwijken onder verleiding. Terwijl deze gevallenen ons medelijden opwekken en onze hulp vragen, moet dan ook niet enige aandacht geschonken worden aan hen die nog niet zo diep gezonken zijn, maar die reeds op diezelfde weg hun voeten hebben gesteld? Er zijn duizenden met een nuttige en vooraanstaande positie die aan gewoonten verslaafd zijn welke de ondergang van ziel en lichaam betekenen. Moet niet alles in het werk gesteld worden om hun het licht te brengen? USG2 518 2 Dienaren van hef Evangelie, staatslieden, schrijvers, mannen met rijkdom en talent, mannen zakelijk onderlegd en nuttig in vele dingen, verkeren in dodelijk gevaar omdat ze de noodzakelijkheid niet zien van strikte matigheid in alle dingen. Hun aandacht moet gevestigd worden op de beginselen van matigheid en geheelonthouding, niet op een bekrompen, willekeurige manier, maar in het licht van Gods grote bedoeling ten opzichte van de mensheid. Zouden de beginselen van ware matigheid en geheelonthouding hun aldus worden voorgehouden, dan zouden er in de hogere standen velen zijn die de waarde daarvan zouden inzien en ze met graagte zouden navolgen. ZIEN NAAR RIJKDOMMEN DIE NIET VERGAAN USG2 519 1 Er is nog een gevaar waaraan vooral de bezittende klassen zijn blootgesteld, en hier ligt ook een terrein voor het werk van de medische zendeling. Velen die voorspoedig zijn in de wereld en die zich nooit hebben overgegeven aan ondeugden, vaak een uitvloeisel van bezit, kunnen nochtans hun ondergang tegemoet gaan door liefde voor dat bezit. Geheel opgaande in hun wereldse schatten, zijn ze ongevoelig voor de eisen Gods en voor de noden van hun medemensen. In plaats dat zij hun bezit beschouwen als een talent dat gebruikt moet worden om God te verheerlijken en de mensheid te verheffen, zien ze dat als een middel om hun verlangens te bevredigen en zichzelf te verheerlijken. Zij voegen huis aan huis en akker aan akker, vullen hun huizen met weelde en opschik, terwijl het gebrek langs de straten wandelt en overal om hen heen mensen in ellende en misdaad, in ziekte en dood verkeren. Die zo voor zichzelf leven, ontwikkelen in zichzelf niet de eigenschappen van God, maar de eigenschappen van Satan. USG2 519 2 Deze mensen hebben het Evangelie nodig. Het is nodig dat men hun blikken afwendt van de ijdelheid der stoffelijke dingen om het kostelijke te gaan inzien van de eeuwige rijkdommen. Zij moeten leren de vreugde van hef geven, de zegen om met God te mogen samenwerken. USG2 520 1 Mensen van deze groep zijn vaak het moeilijkste te bereiken, maar Christus zal wegen openen om met hen in aanraking te komen. Laten de wijste, de betrouwbaarste, de hoopvolste arbeiders gaan zoeken naar die zielen. Met de wijsheid en tact welke geboren is uit Goddelijke liefde, met de beschaving en hoffelijkheid die enkel en alleen de vrucht zijn van Christus' tegenwoordigheid, moeten ze gaan werken voor diegenen die, verblind door de glans van aardse rijkdommen, de heerlijkheid van de hemelse schat niet zien. USG2 520 2 Laten de arbeiders met hen de Bijbel bestuderen en de heilige waarheid in hun harten planten. Leest met hen de woorden van God: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing." "Zo zegt de Here: Een wijze beroeme zich niet op zijn wijsheid en de sterke beroeme zich niet op zijn kracht, een rijke beroeme zich niet op zijn rijkdom. Maar wie zich beroemt, beroeme zich hierop dat hij verstaat en Mij kent, dat Ik de Here ben, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde; want in die dingen heb Ik lust, spreekt de Here." "In Welke wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar de rijkdom Zijner genade." "Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid door Christus Jezus." 1 Corinthiërs 1 : 30; Jeremia 9 : 23, 24; Efeziërs 1 : 7; Filippenzen 4:19. USG2 520 3 Zo'n beroep, gedaan in de geest van Christus, zal niet als ongepast beschouwd worden. Dat zal invloed uitoefenen op de geest van velen in de hogere standen. USG2 520 4 Door pogingen gedaan in wijsheid en liefde, zal in menige rijke het verantwoordelijkheidsgevoel wakker worden en zal hij gaan inzien dat hij God rekenschap verschuldigd is. Wanneer het duidelijk is gemaakt dat de Here van hen verwacht dat zij als Zijn vertegenwoordigers de lijdende mensheid zullen bijstaan, zullen velen daarop ingaan en zullen vol medeleven van hun midde len geven om de armen te helpen. Wanneer hun geest aldus wordt afgetrokken van hun eigen zelfzuchtige belangen, zullen velen ertoe gebracht worden zich aan Christus over te geven. Met hun talenten van invloed en rijkdom zullen ze blijmoedig in dat weldadigheidswerk samenwerken met de nederige zendeling die Gods werktuig was in hun bekering. Door een juist gebruik van hun aardse schat, zullen ze zich "schatten vergaderen in de hemel, waar noch mot noch roest ze verderven". Zij zullen voor zichzelf verkrijgen de schat, geboden door de wijsheid, ja "onvergankelijke rijkdom en gerechtigheid'‘. USG2 521 1 Door ons leven na te gaan, vormen de mensen van de wereld zich hun mening over God en over de godsdienst van Christus. Allen die Christus niet kennen, moeten de verheven, edele beginselen van Zijn karakter voortdurend voor ogen hebben in het leven van hen die Hem wel kennen. Het voorzien in deze behoefte, het licht van Christus' liefde uitdragen in de huizen van de groten en de nederigen, de rijken en de armen -- ziedaar de hoge plicht en het kostbare voorrecht van de medische zendeling. USG2 521 2 "Gij zijt het zout der aarde," zei Christus tot Zijn discipelen; en door deze woorden sprak Hij ook tot Zijn arbeiders van deze tijd. Indien u het zout bent, dan zijn reddende bestanddelen in u en van de deugd van uw karakter zal een reddende invloed uitgaan. DE GEVALLENEN OPHEFFEN USG2 521 3 Al is een mens gezonken tot in de diepste diepten der zonde, dan is er nog een mogelijkheid om hem te redden. Velen hebben hef begrip voor eeuwige werkelijkheden verloren, zoals zij ook het evenbeeld Gods verloren hebben, en zij weten nauwelijks of ze een ziel te verliezen hebben of niet. Zij hebben noch geloof in God, noch vertrouwen in de mens. Maar ze hebben wel begrip en waardering voor daden van wezenlijk medegevoelen en hulpvaardigheid. Wanneer zij iemand zonder enige beweegreden van aardse lof of gewin hun schamele woningen zien binnentreden, om de zieken te helpen, de hongerigen te spijzigen, de naakten te kleden, terwijl die hen wijst op Hem van Wiens liefde en medelijden de menselijke arbeider enkel de boodschapper is -- wanneer zij dat zien, dan wordt hun hart ontroerd. Dankbaarheid welt daarin op. Geloof ontbrandt. Zij zien dat God voor hen zorgt en wanneer Zijn Woord wordt opengeslagen, zijn ze bereid te luisteren. USG2 522 1 Voor dit werk van wederopheffing wordt veel moeitevolle arbeid vereist. Met geen vreemde leerstellingen moet men die zielen overstelpen; maar wanneer zij in het stoffelijke worden geholpen, moet de waarheid voor deze tijd gebracht worden. Mannen en vrouwen en jongeren moeten de wet van God met haar vèrreikende vereisten zien. De mensheid wordt niet ontaard door moeiten, zware arbeid of armoede; dat doet de zonde, de overtreding van Gods wet. De pogingen om de uitgeworpenen en de gezonkenen op te heffen, zullen dan pas succes hebben wanneer de eisen van de wet van God en de noodzaak' om Hem trouw te zijn in hart en geest worden gegrift. God heeft niets bevolen dat niet noodzakelijk is om de mensheid met Hem te verbinden. "De wet des Heren is volmaakt, bekerende de ziel..., het gebod des Heren is zuiver, verlichtende de ogen." "Naar het woord uwer lippen," zegt de psalmist, "heb ik mij gewacht voor de paden des inbrekers." Psalm 19 : 8, 9; 17:4. USG2 522 2 Engelen helpen in dit werk om de gevallenen op te heffen en hen terug te brengen tot Hem Die Zijn leven gegeven heeft om hen te verlossen, en de Heilige Geest werkt samen met de dienst van menselijke werktuigen om de zedelijke krachten tot leven te brengen, door op het hart te werken en het van zonde, van gerechtigheid en van oordeel te overtuigen. USG2 522 3 Wanneer Gods kinderen zich wijden aan dit werk, zullen velen de hand grijpen die zich uitstrekt om hen te redden. Zij worden genoodzaakt zich van hun boze wegen te bekeren. Sommigen van de verlosten kunnen, door geloof in Christus, hoge plaatsen gaan innemen in het dienstwerk en bekleed worden met verantwoordelijkheden in de arbeid van het zielenwinnen. Door ervaring kennen zij de behoeften van hen voor wie zij arbeiden en zij weten hoe ze hen moeten helpen. Zij weten welke middelen het best kunnen toegepast worden om hen die vergaan, te redden. Zij zijn Gode dankbaar voor de ontvangen zegeningen; hun harten worden verkwikt door de liefde en hun krachten worden gesterkt om anderen, die dat zonder hun hulp nooit kunnen, op te heffen. Met de Bijbel als hun gids en de Heilige Geest als hun helper en vertrooster, zien zij zich geplaatst voor een nieuwe loopbaan. Een elk van deze zielen die aan de arbeiders wordt toegevoegd, onderricht en toegerust hoe zielen voor Christus gewonnen moeten worden, wordt een medearbeider van hen die hen het licht der waarheid hebben gebracht. Zo wordt God verheerlijkt en Zijn waarheid bevorderd. USG2 523 1 De wereld zal overtuigd worden niet zozeer door wat van de kansel wordt verkondigd, maar door wat de gemeente uitleeft. De predikant verkondigt de theorie van het Evangelie, maar de wezenlijke godsvrucht van de gemeente openbaart zijn kracht. ------------------------Hoofdstuk 70--De Nood der Gemeente USG2 523 2 Terwijl de wereld behoefte heeft aan medegevoel, terwijl zij behoefte heeft aan de gebeden en hulp van Gods volk, terwijl zij behoefte heeft Christus te zien in het leven van Zijn navolgers, heeft Gods volk eveneens behoefte aan kansen om hun medegevoel te bewijzen, kracht te verlenen aan hun gebeden en in hen een 1900, Vol. 6, blz. 261--268 karakter te ontwikkelen overeenkomstig dat van het Goddelijke voorbeeld. USG2 524 1 Om ons deze kansen te geven, heeft God ons geplaatst te midden van de armen, de onfortuinlijken, de zieken, de lijdenden. Zij zijn Christus' erfdeel voor Zijn Gemeente, en voor hen moet gezorgd worden zoals Hij voor hen zou zorgen. Zo neemt God het schuim weg en zuivert het goud en geeft ons die beschaving van hart en karakter die wij nodig hebben. USG2 524 2 De Here zou Zijn werk kunnen vooruitbrengen zonder onze medewerking. Hij is niet op ons aangewezen wat betreft ons geld, onze tijd of onze arbeid. Maar de Gemeente is in Zijn oog zeer kostbaar. Zij is de koffer waarin Zijn juwelen liggen opgeborgen, de schaapskooi waarin Zijn kudde is gestald, en Hij wil haar zien zonder enige vlek of rimpel of iets dergelijks. Hij hunkert naar haar met een onuitsprekelijke liefde. Daarom heeft Hij ons in de gelegenheid gesteld om voor Hem te werken en Hij accepteert ons werk als een teken van onze liefde en trouw. USG2 524 3 Door rondom ons heen de armen en de ellendigen te plaatsen, toetst de Here ons om ons te laten zien wat er in onze harten is. Wij kunnen niet zonder gevaar van een beginsel afwijken, wij kunnen de gerechtigheid geen geweld aandoen, wij kunnen de weldadigheid niet veronachtzamen. Wanneer wij een broeder in verval zien geraken, kunnen wij hem niet achter zijn rug voorbijgaan, maar moeten beslist en handelend optreden om Gods Woord te vervullen door hem te helpen. Wij kunnen niet lijnrecht tegen Gods bijzondere richtlijnen inwerken zonder te ervaren dat ons werk op ons zijn terugslag heeft. Het moet in ons geweten vast geworteld en gegrond zijn dat wat in onze handelwijze God onteert, ons niet ten zegen kan zijn. USG2 524 4 Het moet in ons geweten gegrift staan als met een ijzeren schrijfstift op een rots dat hij die barmhartigheid, medelijden en gerechtigheid nalaat, die de armen verwaarloost, die zijn ogen sluit voor de noden der lijdende mensheid, die niet vriendelijk en beleefd is, zich zo gedraagt dat God met hem in de ontwikkeling van zijn karakter niet kan samenwerken. De beschaving van verstand en hart voltrekt zich gemakkelijker wanneer wij zó'n teder medegevoel hebben voor anderen dat wij onze baten en voorrechten ter beschikking stellen om in hun nooddruft te voorzien. Wanneer wij alles maar voor onszelf verkrijgen om dat te behouden, dan loopt dat uit op een armoede der ziel. Maar al de kenmerkende eigenschappen van Christus zullen diegenen geworden die, door te werken in de richtlijnen van Christus, het werk zullen doen dat God hun heeft opgedragen. USG2 525 1 Onze Verlosser zendt Zijn boodschappers om een getuigenis uit te dragen aan Zijn volk. Hij zegt: "Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal houden en hij met Mij." Openbaring 3 : 20. Maar velen weigeren Hem te ontvangen. De Heilige Geest wacht om harten week te maken en tot onderwerping te brengen; maar zij zijn niet bereid de deur te openen en de Heiland binnen te laten uit vrees dat Hij iets van hen zal eisen. En zo gaat Jezus van Nazareth voorbij. Hij verlangt op hen de rijke zegeningen van Zijn genade uit te storten, maar zij weigeren die aan te nemen. Waf een verschrikkelijk iets, Christus buiten Zijn eigen tempel te sluiten! Wat een verlies voor de Gemeente! EEN BEELD VAN CHRISTUS GEVEN USG2 525 2 Goede werken kosten ons een offer, maar juist door dit offer plaatsen ze ons onder een zekere tucht. Deze verplichtingen brengen ons in botsing met natuurlijke gevoelens en neigingen, en door daaraan te voldoen, behalen we de ene overwinning na de andere over de laakbare trekken van ons karakter. De strijd gaaf voort, en zo groeien wij in de genade. Zo weerspiegelen wij het beeld van Christus en worden voorbereid op een plaats tussen de gezegenden in het Koninkrijk Gods. USG2 525 3 Zegeningen, zowel wereldlijke als geestelijke, zullen diegenen ontvangen die de behoeftigen laten delen in waf zij van de Meester ontvangen. Jezus wrocht een wonder om de vijfduizend, een vermoeide, hongerige menigte, te voeden. Hij koos een aangename omgeving voor de mensen en beval hen neer ie zitten. Toen nam Hij de vijf broden en de twee visjes. Zonder twijfel zullen heel wat opmerkingen gemaakt zijn over de onmogelijkheid om bij vijfduizend mannen, behalve nog de vrouwen en de kinderen, de honger te stillen uit die karige voorraad. Maar Jezus dankte, en gaf het voedsel door in de handen van de discipelen om het uit te delen. Zij gaven het aan de menigte, terwijl het voedset zich vermenigvuldigde in hun handen. En toen de massa gespijzigd was, gingen de discipelen zitten en aten met Christus uit de door de hemel verkregen voorraad.' Dit is een kostbare les voor een ieder van Christus' navolgers. USG2 526 1 Zuivere en onbevlekte godsdienst is: "Wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking en zichzelf onbesmet bewaren van de wereld." Jacobus 1 : 27. Wat onze gemeenteleden in het bijzonder nodig hebben, is een kennis van wezenlijke godsvrucht. Zij moeten zelfver-loochening en zelfopoffering in praktijk brengen. Zij moeten de wereld het bewijs geven dat zij Christus gelijkvormig zijn. Daarom is het werk dat God van hen verlangt, niet een werk dat bij volmacht gedaan kan worden, door op een of ander bestuur of instelling de last te leggen die zijzelf moeten dragen. Zij moeten Christus gelijkvormig worden in karakter door te geven van hun middelen en hun tijd, hun medeleven, en hun persoonlijke inspanningen om de zieken te helpen, de bedroefden te troosten, de armen bij te staan, de moedelozen op te beuren, de zielen in duisternis te verlichten, zondaars te wijzen op Christus, in de harten de verplichtingen van Gods wet te brengen. USG2 526 2 Mensen slaan nauwlettend acht op hen die beweren de bijzondere waarheden van deze tijd te geloven. Nauwgezet zien zij toe, waarin hun leven en gedrag met Christus overeenkomt. Door een ootmoedig, ernstig bezig zijn in hef werk om allen goed te doen, zal Gods volk een invloed uitoefenen die zich zal doen gevoelen in elke stad en dorp waar de waarheid vaste voet heeft verkregen. Wanneer allen die de waarheid kennen, dat werk aangrijpen waar de kansen zich voordoen en elke dag kleine liefdedaden doen in de omgeving waar zij wonen, zal Christus aan hun buren getoond worden. Het Evangelie zal geopenbaard worden als een levende kracht en niet als kunstig verdichte fabels of ijdele overwegingen. Het zal worden geopenbaard als een werkelijkheid, niet als het resultaat van verbeelding of geestdrift. Dat zal van meer belang zijn dan preken of belijdenissen of geloofsovertuigingen. USG2 527 1 Satan speelt om het leven van elke ziel. Hij weef dat medeleven in de praktijk toegepast, een toets is van de reinheid en onzelfzuchtigheid van het hart en hij zal alles in het werk stellen om onze harten fe sluiten voor de noden van anderen, opdat we mogelijk ongevoelig worden bij het zien van ellende. Op tal van manieren zal hij proberen te voorkomen dat we liefde en mededogen aan de dag leggen. Op die wijze heeft hij Judas tot de ondergang geleid. Judas was er steeds op uit om zichzelf te bevoordelen. In dit opzicht is hij het type van een grote groep belijdende Christenen van deze tijd. Daarom moeten wij veel aandacht schenken aan zijn geval. Wij staan even dicht bij Christus als hij in zijn tijd. Indien echter, zoals dat met Judas het geval was, omgang met Christus ons niet één met Hem maakt, indien in onze harten niet een oprecht medeleven wordt opgewekt voor hen voor wie Christus Zijn leven gaf, dan verkeren we in hetzelfde gevaar als van Judas, om los van Christus te staan, een speelbal van Satans verleidingen. USG2 527 2 Wij moeten scherp waken tegen de eerste afwijking van de gerechtigheid; want één overtreding, één nalatigheid om de geest van Christus te openbaren, opent de weg voor de volgende, en weer de volgende, totdat de geest beheerst wordt door de beginselen van de vijand. De geest van zelfzucht, zo die wordt aangekweekt, wordt een vernietigende hartstocht, die alleen door de kracht van Christus overwonnen kan worden. DE BOODSCHAP VAN JESAJA ACHTENVIJFTIG USG2 528 1 Ik kan het al onze gemeenteleden, allen die ware zendelingen zijn, allen die geloven in de boodschap van de derde engel, allen die hun voet afwenden van de Sabbat, niet sterk genoeg op het hart binden om de boodschap van het achtenvijftigste hoofdstuk van Jesaja te bestuderen. Het weldadigheidswerk dat in dit hoofdstuk geschilderd wordt, is het werk daf God van Zijn volk verwacht in deze tijd. Het is een werk zoals Hijzelf dat heeft ingesteld. Wij hoeven niet te twijfelen waarop de boodschap slaat, noch aan de tijd waarin die in vervulling zal gaan, want we lezen: "Die uit u voortkomen, zullen de oude verwoeste plaatsen bou-wen; de fundamenten van geslacht tot geslacht verwoest zult gij oprichten; en gij zult genoemd worden: Die de bressen foemuurt, die de-paden weder herstelt om fe bewonen." Vers 12. Gods gedenkteken, de Sabbat van de zevende dag, het teken van Zijn werk betreffende de schepping der wereld, is door de mens der zonde weggenomen. Gods volk heeft een bijzonder werk te doen in het toemuren van de in Zijn wet geslagen bres; en hoe meer wij het einde naderen, des te dringender wordt dit werk. Alien die God liefhebben" zullen laten zien dat zij Zijn teken dragen door het houden van Zijn geboden. Zij zijn de herstellers van de paden om te bewonen. De Here zegt: "Indien gij uw voet van de Sabbat afkeert, van uw lust te doen op Mijn heilige dag, en indien gij de Sabbat noemt een verlustiging . . . dan zult gij u verlustigen in de Here en Ik zal u doen rijden op de hoogten der aarde." Verzen 13 en 14. Zo is waarachtig medisch zendingswerk onafscheidelijk verbonden met het houden van Gods geboden, waarin inzonderheid de Sabbat staat vermeld, omdat deze het grote gedenkteken is van Gods scheppingswerk. De waarneming van die dag is gehecht aan het werk om het zedelijke beeld van God in de mens te herstellen. Dat is het dienstwerk dat Gods volk moet volbrengen in deze tijd. Dit dienstwerk, mits gedaan op de juiste wijze, zal een rijke zegen afwerpen voor de Gemeente. USG2 529 1 Als gelovigen in Christus hebben wij een groter geloof nodig. Wij moeten ijveriger in het gebed zijn. Velen vragen zich verwonderd af waarom hun gebeden zo levenloos zijn, hun geloof zo zwak en ongestadig, hun Christelijk beleven zo duister en onzeker. "Hebben wij niet gevast," zeggen zij, en "weeklagend gewandeld voor het aangezicht van de Here der heirscharen?" In het achtenvijftigste hoofdstuk van Jesaja heeft Christus aangetoond, hoe in die toestanden verandering gebracht kan worden. Hij zegt: "Is niet dit het vasten dat Ik verkies: dat gij losmaakt de knopen der goddeloosheid, dat gij ontdoet de banden des juks, en dat gij vrij loslaat de verpletterden en alle juk verscheurt? Is het niet dat gij de hongerige uw brood mededeelt en de arme verdrevenen in huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt en dat gij u voor uw vlees niet verbergt?" Verzen 6, 7. Dat is het recept dat Christus de bezwijkende, twijfelende, sidderende ziel heeft voorgeschreven. Laten de treurenden, die weeklagend wandelen voor de Here, zich opmaken en diegenen helpen die hulp nodig hebben. SAMENWERKEN MET GOD USG2 529 2 Elke gemeente heeft de beheersende kracht van de Heilige Geest nodig en nu is het de tijd om daarom te bidden. Maar in geheel Gods werk voor de mens is het Zijn bedoeling dat de mens met Hem zal samenwerken. Daarvoor doet de Here een beroep op Zijn Gemeente om meer barmhartigheid, een beter plichtsgevoel, een helderder begrip van hun verplichtingen tegenover hun Schepper aan de dag te leggen. Hij doet een beroep op hen om een rein, geheiligd, werkend volk te zijn. En de helpende hand van de Christen is een middel om dit tot stand te brengen, want de Heilige Geest stelt zich in verbinding met allen die Gods werk doen. USG2 530 1 Tot hen die reeds in dit werk bezig zijn, zou ik willen zeggen: Gaat daar mee door met tact en bekwaamheid. Wekt hen uit uw omgeving op om op een of andere manier de helpende hand te bieden, zodat daaruit een harmonische samenwerking ontstaat. Probeert de jonge mannen en vrouwen in de gemeenten aan het werk te zetten. Verbindt de medische zendingsarbeid met de verkondiging van de boodschap van de derde engel. Doet regelmatig pogingen om de gemeenteleden uit hun lauwheid waarin zij reeds jaren verzonken zijn, op te heffen. Zendt naar de gemeenten arbeiders die de beginselen van de gezondheidshervorming uitleven. Laten diegenen gezonden worden die de noodzaak zien van de beteugeling der begeerte, of anders zullen zij een strik voor de gemeente worden. Ziet of het brood des levens dan niet in onze gemeenten zal komen. Een nieuw element moet nodig in het werk worden ingebracht. Gods volk moet zich zijn grote nood en gevaar bewust worden en het werk aanpakken dat vlak onder zijn bereik ligt. USG2 530 2 Bij hen die dit werk doen, die woorden spreken tijdig of ontijdig, de nooddruftigen helpen en hun vertellen van de wonderlijke liefde van Christus, is de Heiland altijd aanwezig, en beweegt de harten van de armen, de ellendigen en rampzaligen. Wanneer de gemeente het haar door God gegeven werk aanvaardt, dan luidt, de belofte: "Dan zal uw licht voortbreken als de dageraad en uw genezing zal snel uitspruiten, en uw gerechtigheid zal voor uw aangezicht henen gaan, en de heerlijkheid des Heren zal uw achterhoede wezen." Christus is onze gerechtigheid; Hij gaat in dit werk voor ons uit, en de heerlijkheid des Heren volgt. USG2 530 3 Allen die in de hemel zijn, wachten op de aanmelding van elke ziel die wil werken in de richtlijnen van Chris tus. Wanneer de leden van onze gemeenten, een ieder persoonlijk, het hun opgelegde werk aanvaarden, zullen zij gaan verkeren in een geheel andere atmosfeer. Een zegen en een kracht zullen hun arbeid ten deel vallen. Zij zullen een hogere beschaving van verstand en hart ervaren. De zelfzucht, die hun ziel aan banden legde, zal overwonnen worden. Hun geloof zal een levend beginsel zijn. Hun gebeden zullen met meer vuur worden opgezonden. De verkwikkende, heiligende invloed van de Heilige Geest zal van hen bezit gaan nemen en zij zullen nader gebracht worden tot het Koninkrijk des hemels. USG2 531 1 De Heiland trekt Zich niets aan van rang en kaste, wereldse eer en rijkdommen. Wat bij Hem van hoge waarde is, dat is karakter en een toegewijd zijn aan het doel. Hij schaart Zich niet aan de kant van de sterken en de door de wereld begunstigden. Hij, de Zoon van de levende God, is diep afgedaald om de gevallen mens op te heffen. Door geloften en zekere woorden probeert Hij de verloren, omkomende ziel voor Zich te winnen. Engelen Gods zien toe wie van Zijn navolgers tedere godsvrucht en medeleven aan de dag wil leggen. Zij zien toe wie van Gods volk de liefde van Jezus zal openbaren. USG2 531 2 Die zich de rampzaligheid van de zonde bewust zijn, alsook de Goddelijke barmhartigheid van Christus in Zijn oneindig offer voor de gevallen mens, zullen met Christus gemeenschap hebben. Hun harten zullen vol teder medegevoel zijn; de uitdrukking van hun gelaat en de toon van hun stem zullen hun medegevoel kenbaar maken; hun pogingen zullen gekenmerkt worden door bezorgdheid, liefde en energie en zij zullen een kracht zijn door God om zielen te winnen voor Christus. USG2 531 3 Wij allen moeten een zaad van geduld, medelijden en liefde zaaien. Wat we gezaaid hebben, zullen we maaien. Onze karakters moeten nu gevormd worden voor de eeuwigheid. Hier op aarde maken wij ons geschikt voor de hemel. Wij zijn alles verschuldigd aan de genade, de vrije genade, de soevereine genade. Genade in het verbond bevestigde onze aanneming. De genade van de Heiland brengt onze verlossing, onze wedergeboorte en onze aanneming tot erfgenamen van Christus tot stand. Laat men deze genade openbaren aan anderen. ------------------------Hoofdstuk 71--Onze Plicht Tegenover de Huisgenoten des Geloofs USG2 532 1 Er zijn twee groepen van armen die wij altijd binnen onze kring hebben, -- zij die hun eigen ondergang bewerkstelligen door hun eigengereide manier van doen en die voortgaan in hun overtreding, en zij die om der waarheid wille geraakt zijn in moeilijke omstandigheden. Wij moeten onze naaste liefhebben als onszelf, en dan zullen wij tegenover deze beide groepen doen wat nodig is onder de leiding en raad van gezonde wijsheid. USG2 532 2 Er bestaat geen probleem ten aanzien van de armen des Heren. Zij moeten in elk geval waar dat tot hun bestwil zal zijn, geholpen worden. USG2 532 3 God wil dat Zijn volk aan een zondige wereld laat zien, dat Hij de mensheid niet aan de ondergang heeft prijsgegeven. Bijzondere pogingen moeten gedaan worden om diegenen te helpen die om der waarheid wille uit het gezin zijn geworpen en daardoor in moeilijkheden zijn gekomen. Meer en meer zal er behoefte bestaan aan medelevende, medevoelende harten, aan hen die het eigen-ik willen verloochenen en zich willen bemoeien met de gevallen van hen die de Here liefheeft. De armen onder Gods volk moeten niet aan hun lot worden overgelaten zonder in hun gebrek te voor-zien. En moet een of andere weg gevonden worden waarin zij weer een bestaan kunnen vinden. Sommigen 1900, Vol. 6, blz. 269--272 zal geleerd moeten worden dat ze de handen uit de mouwen steken. Anderen die hard werken en overbelast zijn in hun arbeid om hun gezinnen te onderhouden, zal bijzondere bijstand moeten worden verleend. In al die gevallen moeten we van onze belangstelling blijk geven en hen helpen om werk te krijgen. Er moet een fonds komen om zulke goed aangeschreven arme gezinnen die God liefhebben en Zijn geboden houden te helpen. USG2 533 1 Men moet zorg dragen dat de gelden welke nodig zijn voor dit werk, niet besteed worden voor andere doeleinden. Het maakt een verschil of wij hulp verlenen aan de armen die door het houden van Gods geboden in kommer en ellende zijn geraakt, of dat wij hen verwaarlozen om godslasteraars te helpen die de geboden des Heren onder de voet lopen. En God houdt rekening met dit verschil. Sabbatvierders moeten de armen des Heren niet links laten liggen om zich te belasten met de ondersteuning van diegenen die volharden in de overtreding van Gods wet, en gewend zijn om hulp te verwachten van een ieder die hen wil ondersteunen. Dit is geen zendingswerk zoals het behoort. Dat is niet in harmonie met het plan des Heren. USG2 533 2 Waar een gemeente is gevestigd, moeten haar leden een trouw werk doen voor de behoeftige gelovigen. Maar dat houdt hier voor hen niet op. Zij moeten ook anderen helpen, van welk geloof die ook zijn. Als gevolg van die inspanning zullen sommigen van dezen de bijzondere waarheden voor deze tijd aannemen. DE ARMEN, DE ZIEKEN EN DE BEJAARDEN USG2 533 3 "Wanneer er onder u een arme zal zijn, een uit uw broederen, in een uwer poorten, in uw land dat de Here uw God u geven zal, zo zult gij uw hart niet verharden noch uw hand toesluiten voor uw broeder die arm is; maar gij zult voor hem uw hand mild opendoen en zult hem rijkelijk lenen, genoeg voor hetgeen dat hem ontbreekt. Wacht u, dat in uw hart geen belialswoord zij om te zeggen: Het zevende jaar, hei jaar der vrijlating, genaakt --; dat uw oog boos zij tegen uw broeder die arm is, en dat gij hem niet geeft, en hij over u roepe tot de Here, en er zonde in u zij. Gij zult hem mild geven en uw hart zal niet boos zijn, als gij hem geeft; want om der wille van deze zaak zal de Here uw God u zegenen in al uw werk en in alles waaraan gij uw hand slaat. Want de arme zal niet verdwijnen uit het midden des lands; daarom gebied ik u, zeggende: Gij zult uw hand mild opendoen voor uw broeder, voor uw bedrukte en voor uw arme in uw land." Deuteronomium 15:7--11. USG2 534 1 Omstandigheden kunnen zich voordoen dat sommigen die God liefhebben en gehoorzamen, arm worden. Anderen zijn niet nauwgezet; zij kunnen geen beheer voeren. Weer anderen vervallen tot armoede door ziekte en tegenslag. Maar wat ook de oorzaak is, zij verkeren in nood, en hen te helpen is een belangrijk onderdeel van het zendingswerk. USG2 534 2 Al onze gemeenten moeten zorgen voor hun eigen armen. Onze liefde voor God moet tot uitdrukking komen in goede werken voor de armen en zieken onder de huisgenoten des geloofs wier nooddruft ons ter ore komt en onze zorg vraagt. Elke ziel staat onder bijzondere verplichting tegenover God om Zijn goede armen met bijzonder mededogen te bejegenen. In geen enkel opzicht mag men dezen voorbijgaan. USG2 534 3 Paulus schreef aan de Corinthiërs: "Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade Gods die in de gemeenten van Macedonië gegeven is; dat in vele beproeving der verdrukking de overvloed hunner blijdschap en hun zeer diepe armoede overvloedig geweest is tot de rijkdom hunner milddadigheid. Want zij zijn naar vermogen (ik betuig hef), ja boven vermogen gewillig geweest, ons met vele vermaning biddende, dat wij wilden aannemen de gaven en de gemeenschap dezer bediening die van de heiligen geschiedt; en zij deden niet alleen gelijk wij gehoopt hadden, maar gaven zichzelf eerst aan de Here en daarna aan ons, door de wil van God; alzo dat wij Titus vermaanden, dat gelijk hij tevoren begonnen had, hij ook alzo nog deze gave bij u voleinden zou." USG2 535 1 Daar was in Jeruzalem hongersnood geweest en Paulus wist dat velen der Christenen heren derwaarts verstrooid waren, en dat zij die gebleven waren, eveneens beroofd zouden zijn van menselijk medelijden en bloot-gesteld aan godsdienstige vijandschap. Daarom vermaande hij de gemeenten om geldelijke steun te zenden aan hun broederen ia Jeruzalem. Het bedrag dat door de gemeenten werd bijeengebracht, ging de verwachtingen der apostelen ver te boven. Gedrongen door de liefde van Christus, gaven de gelovigen milddadig en onder hen heerste blijdschap omdat zij aldus hun dankbaarheid tegenover hun Verlosser en hun liefde voor de broederen konden uiten. Dit is de ware grondslag van het liefdewerk in overeenstemming met Gods Woord. USG2 535 2 Wat de zorg betreft voor onze bejaarde broeders en zusters die alleen achterblijven, daarop is aanhoudend gewezen. Wat kan voor hen gedaan worden? Het licht dat de Here mij gegeven had, is nogmaals tot mij gekomen: Het is niet het beste om tehuizen te stichten voor de verzorging der bejaarden, zodat ze aan elkaar gezelschap hebben. En ook moet men hen niet uit hun huizen halen om verzorgd te worden. Laten de leden van elk gezin hun eigen verwanten verzorgen. Is dat niet mogelijk, dan moet de gemeente dat werk doen en dat moet dan beschouwd worden als een plicht, maar ook als een voorrecht. Allen die de geest van Christus bezitten, zullen bijzondere gevoelens van eerbied en liefde betonen tegenover de zwakken en bejaarden. USG2 535 3 God laat toe dat Zijn armen binnen de kring van elke gemeente zijn. Zij zullen altijd in ons midden zijn en de Here plaatst op de leden van elke gemeente een bijzondere verantwoordelijkheid om voor hen te zorgen. Wij mogen onze verantwoordelijkheid niet op anderen afschuiven. Tegenover dezulken binnen onze eigen kring moeten we dezelfde liefde en sympathie aan de dag leggen die Christus zou openbaren zo Hij in onze plaats ware. Zo worden wij onder tucht gesteld om het werk in de richtlijnen van Christus te kunnen doen. USG2 536 1 De predikant moet de verschillende gezinnen daartoe opleiden en de gemeente aanmoedigen voor haar eigen zieken en armen te zorgen. Hij moet de door God gegeven talenten van het volk aan het werk stellen, en is op dit gebied een gemeente overbelast, dan moeten de andere gemeenten bijspringen. Laten de gemeenteleden tact en vindingrijkheid beoefenen om voor deze mensen, ‘s Heren volk, te zorgen. Laten ze zich weelde en onnodige versierselen ontzeggen, om zodoende de nooddruftigen te kunnen verzorgen en vertroosten. Wanneer zij dit doen, brengen ze de les van hef achtenvijftigste hoofdstuk van Jesaja in praktijk en zullen de daar beloofde zegen ontvangen. ------------------------Hoofdstuk 72--Onze Plicht Tegenover de Wereld USG2 536 2 "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft." Hij "heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou be-houden worden". Johannes 3:16, 17. De liefde Gods omvat de gehele mensheid. Christus, hef bevel aan Zijn discipelen gevende, zei: "Gaaf henen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen." Marcus 16:15. USG2 536 3 Het was de bedoeling van Christus dat ten bate der mensen een groter werk zou gedaan worden dan we tot nu toe hebben gezien. Het lag niet in Zijn bedoeling dat zo heel velen zich zouden scharen onder de banier van Satan en ingeschreven zouden staan als rebellen 1900, Vol. 6, blz. 275--280 tegen het gezag Gods. De Verlosser der wereld had niet de opzet dat Zijn gekocht erfdeel zou leven en sterven in zijn zonde. Waarom worden dan zo weinigen bereikt en gered? Dat komt omdat zo velen van hen die voorgeven Christenen te zijn, in dezelfde richtlijnen werken als de grote afvallige. Duizenden die God niet kennen, zouden zich heden in Zijn liefde kunnen verblijden, wanneer zij die beweren Hem te dienen, zouden werken zoals Christus werkte. USG2 537 1 De zegeningen der zaligheid, wereldlijke zowel als geestelijke, zijn voor de gehele mensheid. Daar zijn velen die klagen over God omdat de wereld zo vol armoede en ellende is, maar het was nooit Gods be-doeling dat deze ellende zou bestaan. Het was nooit Zijn bedoeling dat de ene mens zich zou baden in de overvloedige weelde des levens, terwijl de kinderen van anderen om brood schreeuwen. De Here is een God van goedertierenheid. Hij heeft ruimschoots voorziening getroffen voor de behoeften van allen, en door Zijn vertegenwoordigers, aan wie Hij Zijn goederen heeft toevertrouwd, wil Hij dat in de noden van al Zijn schepselen zal worden voorzien. USG2 537 2 Laten zij die het Woord des Heren geloven de raadgeving lezen die voorkomt in Leviticus en Deuteronomium. Daar kunnen zij leren wat voor scholing werd gegeven aan de gezinnen Israëls. Terwijl Gods uitverkoren volk afgezonderd en heilig moest zijn, gescheiden van de andere volken die Hem niet kenden, moesten zij toch de vreemdeling vriendelijk behandelen. Op zo iemand moest niet neergezien worden omdat hij niet van Israël was. De Israëlieten moesten de vreemdeling liefhebben omdat Christus evengoed stierf om hem te redden als om Israël te redden. Op hun feesten der dankbaarheid, wanneer zij de barmhartigheden Gods overdachten, moest de vreemdeling welkom worden geheten. Ten tijde van de oogst moesten zij op de akker een gedeelte voor de vreemden en de armen achter laten. Zo konden de vreemdelingen eveneens delen in Gods geestelijke zegeningen. De Here God van Israël beval dat men hen zou ontvangen zo zij de omgang verkozen met hen die Hem kenden en erkenden. Op die wijze zouden zij de wet des Heren leren en Hem door hun gehoorzaamheid verheerlijken. USG2 538 1 Zo verlangt God in deze tijd van Zijn kinderen om, zowel in geestelijke als in wereldlijke dingen, zegeningen aan de wereld uit te delen. Voor elke discipel van Christus in elke eeuw werden deze kostelijke woorden van de Heiland gesproken: Uit hem "zullen stromen van levend water vloeien". USG2 538 2 Maar in plaats van de gaven Gods uit te delen, hebben velen die voorgeven Christenen te zijn, zich ingekapseld in hun persoonlijke bekrompen belangen, en vol zelfzucht houden zij Gods zegeningen voor hun medemensen achter. USG2 538 3 Terwijl God in Zijn voorzienigheid de aarde heeft overladen met Zijn goedertierenheden, en haar schathuizen heeft gevuld met de vertroostingen des levens, heersen gebrek en ellende aan alle kanten. Een milddadige Voorzienigheid is gelegd in de handen van Zijn menselijke werktuigen alsook overvloed om in de behoeften van allen te voorzien, maar de rentmeesters Gods zijn ontrouw. In de belijdende Christelijke wereld wordt genoeg uitgegeven voor buitensporig uiterlijk vertoon om te voorzien in de behoeften van al de hongerigen, en de naakten te kleden. Velen die zich genoemd hebben naar de Naam van Christus, geven Zijn geld uit voor zelfzuchtige genoegens, voor de bevrediging der begeerte, voor alcohol en lekkernijen, voor weelderige huizen, meubilair en kleding, terwijl zij menselijke wezens nauwelijks een medelijdende blik of een woord van medeleven gunnen. HET GROTE ZENDINGSVELD IN EIGEN LAND USG2 538 4 Wat een ellende bestaat er juist te midden van onze zogenaamde Christelijke landen! Denkt eens aan de toestand van de armen in onze grote steden. In deze steden wonen massa's menselijke wezens die lang niet die zorg en toewijding ontvangen welke geschonken worden aan bruten. Daar zijn duizenden rampzalige kinderen, die in vodden gekleed zijn en bijna omkomend van honger, bij wie de ondeugd en de ontaarding op de gezichten staan te lezen. Gezinnen zijn opeengehoopt in ellendige verblijven, velen in donkere kelders waar het riekt naar vocht en vuilheid. In deze verschrikkelijke holen worden kinderen geboren. Die jonge kinderen en opgroeiende jeugd zien niets dat aantrekkelijk is, niets van de schoonheid van de voortbrengselen der natuur, die God geschapen heeft om de zinnen te verlustigen. Deze kinderen laat men opgroeien met een karakter dat zich kneedt en vormt naar de lage normen, de rampzaligheid en het goddeloze voorbeeld rondom hen. Zij horen alleen de Naam van God in godslasterlijke taal. Onreine woorden, de reuk van alcohol en tabak, zedelijke ontaarding op elk gebied -- dat is wat men daar gewaar wordt en wat de zinnen benevelt. En uit die verblijfplaatsen van rampzaligheid en ellende rijzen kreten om voedsel en kleding omhoog van mensen die ten opzichte van het gebed totaal onwetend zijn. USG2 539 1 Daar valt door onze gemeenten een werk te doen waarvan velen bijna geen begrip hebben, arbeid op een terrein dat nog zo goed als braak ligt. "Ik ben hongerig geweest," zegt Christus, "en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen." Mattheüs 25 :35, 36. USG2 539 2 Sommigen denken dat wanneer zij voor dit werk geld geven, ze aan hun plicht hebben voldaan; maar dit is een dwaling. Geldelijke gaven kunnen niet de plaats innemen van persoonlijk dienen. Hef is goed om van onze middelen te geven en nog velen meer moesten dit doen; maar naar gelang hun kracht en gelegenheden, wordt van allen persoonlijke dienst verwacht. USG2 540 1 Het werk om de nooddruftigen, de verdrukten, de lijdenden, de verlatenen bijeen te vergaderen, is juist het werk dat elke gemeente die de waarheid van deze tijd gelooft, al lang gedaan moest hebben. Wij moeten het minzame medelijden van de Samaritaan tot uitdrukking brengen door in de lichamelijke behoeften te voorzien, de hongerigen te spijzigen, de armen, de uitgeworpenen in onze huizen op te nemen, door elke dag van God genade en kracht te vergaren, waardoor wij in staaf zullen zijn om dóór te dringen tot in de diepste diepten van de menselijke ellende, en diegenen te helpen die onmogelijk zichzelf kunnen helpen. Wanneer we dit werk doen, dan hebben we een gunstige gelegenheid om Christus, de Gekruisigde, aan de wéreld te tonen. USG2 540 2 Elk gemeentelid moet het als zijn bijzondere plicht voelen om voor mensen in zijn omgeving te werken. Gaaf eens na hoe u diegenen het best kunt helpen die voor godsdienstige dingen geen belangstelling hebben. Bezoekt u uw kennissen en buren, toon dan belangstelling zowel voor hun geestelijk als voor hun stoffelijk welvaren. Breng Christus naar voren als de Heiland Die de zonde vergeeft. Nodig uw buren uit in uw huis en lees met hen in de kostelijke Bijbel en in boeken die de waarheid verklaren. Dit, gepaard gaande met eenvoudige liederen en vurige gebeden, zal hun harten beroeren. Laten gemeenteleden zichzelf scholen om dit werk te doen. Dit is even nodig als het redden van in duisternis verkerende zielen in vreemde landen. Terwijl sommigen de verantwoordelijkheid voelen voor zielen in verre landen, moeten de velen die thuisblijven, de verantwoordelijkheid voelen voor de zielen rondom hen en zij moeten even ijverig voor hun zaligheid werken. USG2 540 3 De uren, zo vaak doorgebracht in vermaak dat noch het lichaam noch de ziel verkwikt, moeten gewijd worden aan het bezoeken van armen, zieken en lijdenden, of om te proberen iemand die in nood verkeert, te helpen. HOE TE WERKEN VOOR DE NOODDRUFTIGEN USG2 541 1 Wanneer u de armen, de verachten, de verlatenen helpt, doe dat dan niet vanaf de hoogten van al uw waardigheid en superioriteit, want op die manier zult u niets bereiken. Bekeert u in de ware zin des woords en leert van Hem Die zachtmoedig en nederig van hart is. Wij moeten de Here altijd voor ogen hebben. Als dienstknechten van Christus moet u aanhoudend zeggen, ten einde dat niet te vergeten: "Ik ben duur gekocht." USG2 541 2 God doet niet enkel een beroep op uw weldadigheidswerk, maar ook op uw opgewekt gezicht, uw hoopvolle woorden, de druk van uw hand. Wanneer u de beproefden des Heren bezoekt, zult u sommigen ontmoeten die geen hoop meer hebben; brengt het zonnetje opnieuw in hun huis. Dan zijn er die behoefte hebben aan het brood des levens; lees hun voor uit het Woord Gods. Bij anderen is de ziel ziek en geen aardse balsem of physieke geneeswijze kan daar heling brengen; bid voor dezulken en breng ze tot Jezus. USG2 541 3 Er kunnen zich gevallen voordoen dat sommigen zich overgeven aan sentimentele gevoelens, waaruit impulsieve daden voortspruiten. Misschien denken ze dat ze op die manier een groot werk voor Christus doen, maar dat is niet zo. Hun ijver verflauwt al heel gauw en dan wordt het werk van Christus verwaarloosd. Dat ongestadige dienen vindt bij God geen behagen; doen we zo af en toe ons werk onder emotionele vlagen, dan brengt dat onze medemensen niet veel goeds. Met die opgewonden pogingen van korte duur wordt meer kwaad dan goed gedaan. USG2 541 4 Methoden om de nooddruftigen te helpen moeten zorgvuldig en onder gebed worden bestudeerd. Wij moeten tot God gaan om wijsheid, want Hij weet beter dan kortzichtige stervelingen hoe er gezorgd moef worden voor de schepselen die Hij heeft gemaakt. Sommigen geven in het wilde weg aan een ieder die op hun hulp een beroep doet. Hierin begaan ze een fout. Wanneer we de nooddruftigen willen helpen, moeten we er naar streven, hun de juiste hulp te geven. Er zijn mensen die wanneer ze geholpen zijn, voortdurend willen geholpen worden. Die willen ondersteund worden zo lang er iemand is om hen te ondersteunen. Door overdreven aandacht en tijd aan hen te schenken, stijven we hen in hun luiheid, hulpeloosheid, buitensporigheid en onmatigheid. USG2 542 1 Wanneer we aan de armen geven, moeten we ons afvragen: "Zet ik aan tot verkwisting? Help ik hen, of doe ik hen kwaad?" USG2 542 2 Niemand die in zijn levensonderhoud kan voorzien, heeft het recht te steunen op anderen. USG2 542 3 Het gezegde: "De wereld moet maar zorgen dat ik kan bestaan," heeft in zich een kern van leugen, bedrog en diefstal. De wereld hoeft niemand te onderhouden die kan werken en zijn eigen brood verdienen. Maar komt er iemand aan onze deur om voedsel vragen, dan moeten we hem niet hongerig wegsturen. Zijn armoede kan het gevolg zijn van tegenslag. USG2 542 4 Wij moeten diegenen helpen die, met grote gezinnen, steeds te kampen hebben met ziekte en armoede. Menige weduwe werkt voor haar vaderloze kinderen boven haar krachten om de kleintjes maar bij zich te kunnen houden en ze te voorzien van voedsel en kleren. Tal van moeders zijn gestorven omdat ze zich overwerkt hebben. Elke weduwe heeft een troostvol, bemoedigend woord nodig en er zijn heel velen die geholpen moeten worden. USG2 542 5 Mannen en vrouwen Gods, mensen met onderscheidingsvermogen en wijsheid, moeten aangesteld worden om de armen en nooddruftigen te bezoeken, in de eerste plaats de huisgenoten des geloofs. Die moeten dan verslag uitbrengen aan de gemeente en raad geven inzake hetgeen er gedaan moet worden. USG2 542 6 In plaats van de armen de gedachte bij te brengen dat er wel voor hun eten en drinken gezorgd zal worden, moeten wij hen dààr plaatsen waar ze zichzelf kunnen helpen. We moeten ons best doen hun werk te verschaffen, en zo nodig moet hun geleerd worden hoe ze moeten werken. Laat men de leden van arme gezinnen leren hoe ze moeten koken, hoe ze hun eigen kleren kunnen maken en verstellen en hun huis in orde houden. Ook de jongens en meisjes moeten grondig onderricht worden om een of ander nuffig werk te doen. Wij moeten de armen opvoeden dat ze zelfvertrouwen krijgen. Dit is de ware hulp, want daardoor leren ze niet alleen hun eigen brood verdienen, maar ze kunnen dan ook anderen helpen. ALLEN BINNEN HET BEREIK VAN GODS LIEFDE USG2 543 1 Het is Gods bedoeling dat de rijken en de armen nauw met elkaar verbonden zijn door de banden van medeleven en hulpvaardigheid. Hij vraagt ons belangstelling te tonen voor elk geval van ziekte en armoede dat onder onze aandacht komt. USG2 543 2 Denkt niet dat het dienen van de lijdende mensheid aan uw waardigheid afbreuk doet. Zie niet met onverschilligheid en minachting neer op hen die de tempel der ziel hebben verwoest. Zij juist zijn voorwerpen van Goddelijk mededogen. Hij Die allen geschapen heeft, zorgt voor allen. Zelfs zij die het diepst gezonken zijn, zijn niet buiten hef bereik van Zijn liefde en barmhartigheid. Wanneer wij waarlijk Zijn discipelen zijn, zullen we dezelfde geest aan de dag leggen. De liefde die geinspireerd is door onze liefde voor Jezus, zal in elke ziel, rijk of arm, een waarde zien die niet gemeten kan worden met menselijke maatstaven. Laat uw leven een liefde openbaren, hoger dan u mogelijk in woorden zoudl kunnen uitdrukken. USG2 543 3 Vaak zullen de harten van mensen zich verharden onder verwijtingen; maar zij kunnen de liefde die hun wordt betoond in Christus, niet weerstaan. Wij moeten er bij de zondaar op aandringen dat hij zichzelf niet voelt als een uitgeworpene Gods. Vraagt de zondaar om op Christus te zien, want Hij alleen kan de ziel, melaats door de zonde, genezen. Maakt de wanhopige, ontmoedigde lijder duidelijk dat hij een gevangene der hope is. Laat uw boodschap zijn: "Zie hef Lam Gods Dat de zonde der wereld wegneemt." USG2 544 1 Ik ben onderricht dat het medische zendingswerk in de meest ontaarde lagen der samenleving mensen zal ontdekken die, al hebben ze zichzelf overgegeven aan slechte, losbandige gewoonten, toch in staat zullen zijn om een of ander werk te verrichten. Maar zij moeten erkend en bemoedigd worden. Flinke, geduldige, ernstige inspanning zal nodig zijn om hen uit de put op te heffen. Zij kunnen zichzelf niet beter maken. Zij kunnen de roep van Christus horen, maar hun oren zijn te suf om de betekenis daarvan in zich op te nemen; hun ogen zijn te verblind om te zien dat er nog enig goeds voor hen is weggelegd. Zij zijn dood in misdaden en zonden. En toch zijn zelfs zij niet uitgesloten van het bruiloftsfeest. Zij ook moeten de uitnodiging ontvangen: "Kom." Hoewel ze zich misschien onwaardig voelen, zegt de Here: "Dwing ze in te komen." Luister naar geen enkele verontschuldiging. Tracht ze door liefde en zachtheid te winnen. USG2 544 2 "Geliefden, bouwt gij uzelf op uw allerheiligst geloof, biddende in de Heilige Geest; bewaart uzelf in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onze Here Jezus Christus ten eeuwigen leven. En ontfermt u wel over enigen, onderscheid makende; maar behoudt an-deren door vrees en grijpt ze uit het vuur." Judas : 20-- 23. Bindt de mensen op hun geweten de verschrikkelijke gevolgen van de overtreding van Gods wet. Maakt duidelijk dat niet God de oorzaak is van al die ziekte en ellende, maar dat de mens door zijn eigen onwetendheid en zonde zich deze toestand op de hals heeft gehaald. USG2 544 3 Wanneer dit werk op de juiste wijze geleid wordt, zal het menige arme zondaar redden die veronachtzaamd is door de kerken. Velen niet van ons geloof hunkeren juist naar die hulp die Christenen moeten verschaffen. Zou Gods volk een oprechte belangstelling willen tonen in hun naasten, dan zouden velen bereikt worden door de bijzondere waarheden van deze tijd. Niets zal of kan zelfs karakter verlenen aan het werk dan de mensen te helpen in de omstandigheden waarin zij zich bevinden. Duizenden zouden zich heden kunnen verheugen in de boodschap, zo zij die beweren God lief te hebben en Zijn geboden te houden, wilden werken zoals Christus werkte. USG2 545 1 Wanneer het medische zendingswerk aldus mannén en vrouwen wint tot de zaligmakende kennis van Christus en Zijn waarheid, kunnen geld en ijverige arbeid veilig daaraan besteed worden, want het is een werk waarvan de resultaten eeuwigdurend zijn. USG2 545 2 God heeft voor menselijke wezens verbazingwekkende offers gebracht. Hij heeft enorme kracht geschonken om de mens van overtreding en zonde terug te brengen tot trouw en gehoorzaamheid, maar mij is getoond dat Hij niets doet zonder medewerking van men-selijke werktuigen. In elke toekenning van barmhartigheid en kracht en doeltreffendheid is overvloedig voorzien. De sterkste beweegredenen zijn naar voren gebracht om in het menselijke hart de zendingsgeest op te wekken en brandende te houden, opdat inspanningen van Goddelijke en menselijke werktuigen vereend zouden samengaan. -- 1904, vol. 8, blz, 54. ------------------------Hoofdstuk 73--Wezenverzorging USG2 545 3 Onder al degenen wier noden onze belangstelling vragen, hebben de weduwe en de vaderlozen de sterkste aanspraak op ons teder medegevoelen. Zij zijn de voorwerpen van Gods bijzondere zorg. Zij zijn als een pand van God dat de Christenen in handen gesteld is. "De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de 1900, Vol. 6, blz. 281--287 USG2 545 4 Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, en zichzelf onbesmet bewaren van de wereld." Jacobus 1 : 27. USG2 546 1 Menig vader die in het geloof is gestorven, vertrouwende op de eeuwige belofte van God, heeft zijn geliefden achtergelaten in het volle vertrouwen dat de Here voor hen zou zorgen. En hoe zorgt de Here voor deze verlatenen? Hij doet geen wonder door manna van de hemel te zenden; Hij stuurt geen raven om hun voedsel te brengen; maar Hij verricht een wonder op de menselijke harten door de zelfzucht uit de ziel te bannen en de fonteinen der goedertierenheid open te zetten. Hij toetst de liefde van Zijn belijdende navolgers door aan hun tedere barmhartigheid de verdrukten en verlatenen op te dragen. OPNEMING IN DE GEZINNEN USG2 546 2 Laten zij die de liefde Gods hebben, hun harten en deuren openen om deze kinderen in huis te nemen. De verzorging van wezen in grote weeshuizen is niet overeenkomstig het beste plan. Zo ze geen verwanten hebben die voor hen kunnen zorgen, moeten de gemeente-leden öf deze kleintjes opnemen in hun gezinnen, óf geschikte huizen voor hen vinden bij anderen. USG2 546 3 Deze kinderen zijn in een bijzondere zin degenen op wie Christus ziet, en het is kwaad in Zijn oog wanneer men hen verwaarloost. Elke vriendelijke daad die hun gedaan wordt in de Naam van Jezus, wordt door Hem aangenomen als aan Hemzelf gedaan. USG2 546 4 Die hen in enig opzicht beroven van de middelen die hun moeten geschonken worden, die hun gebrek met onverschilligheid bejegenen, zullen fe maken krijgen met de Rechter over de gehele aarde. "Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen? Ik zeg u dat Hij hun onverwachts recht zal doen." "Want een onbarmhartig oordeel zal gaan over degene die geen barmhartigheid gedaan heeft." Lucas 18:7, 8; Jacobus 2 : 13. De Here vraagt ons: "Brengt de arme verdrevenen in uw huis." Jesaja 58 : 7. Uit de Christenheid moeten vaders en moeders en tehuizen te voorschijn treden voor deze verdrevenen. Medelijden voor de weduwe en de wees, dat geopenbaard wordt in gebeden en overeenkomstige daden, zal God Zich herinneren om ook straks te belonen. USG2 547 1 Er ligt een uitgebreid veld open voor allen die willen werken voor de Meester, door de zorg op zich te nemen voor deze kinderen en opgroeiende jeugd, beroofd van de waakzame leiding der ouders en de onderwerpende invloed van een Christelijk thuis. Velen van hen hebben slechte karaktertrekken overgeërfd, en laat men ze in onwetendheid opgroeien, dan kunnen ze in gezelschap raken waaruit ondeugd en misdaad voortvloeien. Deze weinig goeds belovende kinderen moeten geplaatst worden in een omgeving die nuttig is voor de vorming van een goed karakter, opdat ze kinderen Gods kunnen worden. USG2 547 2 Draagt u, die belijdt kinderen Gods te zijn, uw deel bij in het onderwijzen van hen die zo vol geduld moeten onderricht worden hoe ze tot de Heiland kunnen komen? Doet u dat als trouwe dienstknechten van Christus? Wordt er voor die slecht ontwikkelde, mogelijk onevenwichtige kinderen gezorgd met die liefde die Christus geopenbaard heeft voor ons? De zielen van deze kin-deren, groot en klein, verkeren in dodelijk gevaar zo ze aan zichzelf worden overgelaten. Zij hebben geduldig onderricht, liefde en een tedere Christelijke verzorging nodig. USG2 547 3 Zou er geen openbaring zijn om ons op onze plicht te wijzen, dan moest reeds wat we met eigen ogen aanschouwen en wat we weten van de onvermijdelijke werking van oorzaak en gevolg, ons opwekken om deze ongelukkigen bij te staan. Indien de leden van de gemeente in dit werk dezelfde energie en tact en bekwaamheid aan de dag zouden leggen die ze toepassen in de gewone zakelijke aangelegenheden des levens, indien ze wijsheid zouden vragen aan God en ernstig zouden bestuderen hoe ze die ongedisciplineerde geesten gestalte kunnen geven, zouden vele zielen die op het punt staan om te komen, gered worden. USG2 548 1 Wanneer ouders zich bezorgd zouden maken over het heil van hun eigen kinderen, een bezorgdheid die ze zouden voelen zo zij in hun gebeden hun kinderen opdroegen tot de troon der genade en hun gebeden zouden uitleven, dan zouden ze succesvolle arbeiders kunnen worden voor kinderen buiten hun eigen gezin, en voornamelijk wel voor die welke verstoken zijn van ouderlijke raad en leiding. De Here doet een beroep op elk lid van de Gemeente, zijn plicht te doen ten opzichte van deze wezen. EEN WERK IN HARMONIE MET CHRISTUS USG2 548 2 In de zorg voor deze kinderen moeten wij niet werken enkel uit een oogpunt van plicht, maar uit liefde, omdat Christus stierf voor hun zaligheid. Christus heeft deze zielen, die onze zorg nodig hebben, gekocht en Hij verwacht van ons dat wij ze liefhebben zoals Hij ons liefgehad heeft in onze zonden en eigenzinnigheid. Liefde is het middel waardoor God werkt om het hart tot Zich te trekken, want "God is liefde". In elke dienst der genade kan alleen dit beginsel kracht verlenen; de sterfelijke mens moet zich verenigen met de Onsterfelijke. USG2 548 3 Dit werk voor anderen zal inspanning, zelfverloochening en zelfopoffering vereisen. Maar wat is het kleine offer dat wij kunnen brengen, vergeleken met het offer dat God voor ons heeft gebracht in de gave van Zijn eniggeboren Zoon? USG2 548 4 God schenkt ons Zijn zegen opdat wij anderen daarin laten delen. Wanneer wij Hem vragen om ons dagelijks brood, dan schouwt Hij in onze harten om te zien of wij dat willen delen met anderen die er meer behoefte aan hebben dan wij. Wanneer wij bidden: "God, wees mij zondaar genadig," dan ziet Hij toe of wij ook barmhartig zullen zijn tegenover hen met wie wij omgaan. Dat is het bewijs van onze gemeenschap met God, dat we barmhartig zijn zoals onze Vader in de hemel barm hartig is. USG2 549 1 God is altijd bezig te geven; en aan wie worden Zijn gaven geschonken? Aan hen die een karakter zonder gebreken bezitten? "Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen." Mattheüs 5 :45. Ondanks de zondigheid der mensheid, ondanks dat wij hef hart van Christus zo vaak grieven en laten zien hoe onwaardig we zijn, zo stuurt Hij ons toch niet weg wanneer wij Hem om vergiffenis vragen. Hij schenkt ons Zijn liefde overvloedig en Hij vraagt ons: "Hebt elkander lief gelijk Ik u liefgehad heb." Johannes 13 : 34. USG2 549 2 Broeders en zusters, ik vraag u deze zaak nauwgezet na fe gaan. Denkt aan hef gebrek van de vaderlozen en moederlozen. Worden uw harten niet ontroerd wanneer u hun ellende ziet? Gaat eens na of niet iets gedaan kan worden om in de behoeften van die hulpelozen te voorzien. Schept, voor zover dat in uw macht ligt, een tehuis voor die kinderen die geen thuis meer hebben. Laaf een ieder zich opmaken om zijn deel te doen in dit werk. De Here zeide tot Petrus: "Wijd Mijn lammeren." Dit bevel geldt ook ons en door het openstellen van onze huizen voor de wezen, geven wij daaraan gehoor. Laat Jezus in u niet teleurgesteld worden. USG2 549 3 Neemt deze kinderen en brengt ze God als een reukoffer. Smeekt Zijn zegen over hen af een kneedt en vormt dan hun karakter in de richtlijn van Christus. Zal ons volk dit heilige pand aanvaarden? Zullen zij, voor wie Christus stierf, door onze oppervlakkige liefde en wereldse eerzucht aan hun ellende worden overgelaten om op verkeerde wegen terecht te komen? USG2 549 4 Het Woord van God staat vol raadgevingen hoe we de weduwe, de vaderlozen en de lijdende arme moeten behandelen. Zouden allen deze raadgevingen navolgen, dan zou het hart der weduwe zingen van blijdschap; hongerige kindertjes zouden gespijzigd worden; de verlatenen zouden gekleed worden en die op het punt staan te vergaan, zouden tof het leven worden teruggebracht. Hemelse wezens slaan acht op ons en wanneer wij, aangedaan met de ijver voor Christus' eer, onszelf plaatsen in het kanaal van Gods voorzienigheid, zullen deze hemelse boodschappers ons een nieuwe geestelijke kracht toebedelen, zodat we in staat zijn om moeilijkheden te overwinnen en over hinderpalen heen te komen. USG2 550 1 En wat een zegen zou de arbeiders ten deel vallen! Voor velen die nu lauw, zelfzuchtig en in zichzelf opgaand zijn, zou het zijn als kwamen ze vanuit de dood tot het leven. Onder ons zou een opwekking zijn van hemelse liefde en wijsheid en ijver. PREDIKANTSVROUWEN DIE WEZEN AANNEMEN USG2 550 2 De vraag is gesteld of de vrouw van een predikant weeskinderen moet aannemen. Mijn antwoord luidt: Wanneer zij geen zin of geschiktheid heeft om mee te doen in het zendingswerk buiten haar huis en het als haar plicht ziet weeskinderen op te nemen en te ver-zorgen, kan zij een goed werk doen. Maar laat men de keuze der kinderen in de eerste plaats doen onder hen die door Sabbatvierende ouders als wezen zijn achtergelaten. God zal mannen en vrouwen zegenen wanneer ze met een gewillig hart bereid zijn die daklozen in huis op te nemen. Maar wanneer de predikantsvrouw ziet dat ze een taak kan vervullen in het onderrichten van anderen, dan moet ze als een Christelijke arbeidster haar krachten wijden aan God. Zij moet dan een trouwe hulp zijn voor haar man, hem bijstaan in zijn werk, haar verstand scherpen, en meehelpen de boodschap te verspreiden. De weg staat open voor nederige, toegewijde vrouwen, waardig gekeurd door de genade van Christus, om deze hulpbehoevenden te bezoeken en ontmoedigde zielen licht te schenken. Zij kunnen de onder lasten gebukt gaanden opheffen door met hen te bidden en hen op Christus te wijzen. Dezulken moeten dan niet hun tijd en kracht wijden aan een enkel hulpeloos wezentje, dat aanhoudend hun zorg en aandacht vraagt. Zij moeten op die manier niet vrijwillig hun handen binden. WEESHUIZEN USG2 551 1 Wanneer alles gedaan is wat gedaan kan worden door wezen op te nemen in onze eigen huizen, zullen er nog heel velen in de wereld zijn voor wie gezorgd moet worden. Die zijn misschien in lompen gekleed, onbehouwen, ogenschijnlijk in elk opzicht onaantrekkelijk; maar ze zijn duur gekocht en zijn even kostbaar in Gods oog als onze eigen kleinen. Ze zijn Gods eigendom, voor wie Christenen verantwoordelijk zijn. "Hun zielen," zegt God, "zal Ik van uw hand eisen." USG2 551 2 Deze hulpbehoevenden te verzorgen is een goed werk; nochtans geeft in deze wereldeeuw de Here ons als volk geen opdracht om grote, kostbare instellingen voor dit doel op te richten. Zijn er toch onder ons personen die zich door God geroepen voelen instellingen voor de verzorging van wezen te stichten, laten ze dan naar hun eigen overtuiging en plichtsgevoel te werk gaan. Maar door te zorgen voor de armen der wereld, moeten ze ook een beroep doen op de wereld ter ondersteuning. Zij moeten geen hulp gaan vragen bij het volk aan wie God het allerbelangrijkste werk heeft opgedra-gen, ooit aan mensen gegeven, het werk om de laatste genadeboodschap te brengen aan alle natie en geslacht en taal en volk. In het Schathuis des Heren moet een overschot zijn om het Evangeliewerk in stand te houden in "verre landen". USG2 551 3 Laten zij die zich gedrongen gevoelen om deze instellingen te stichten, zich in verbinding stellen met verstandige pleitbezorgers die de mensen de behoeften daarvan aantonen en geld inzamelen. Laten ze de mensen in de wereld daarvan doordringen" de verschillende kerken bewerken door mannen die de noodzaak inzien dat iets gedaan moet worden voor de armen en de wezen. In elke kerk zijn mensen die God vrezen. Laat men op hen een beroep doen, want aan hen heeft God dit werk opgedragen. USG2 551 4 De instellingen welke gesticht zijn door ons volk voor de verzorging van wezen en de invaliden en bejaarden onder ons, moeten gesteund worden. Die moeten geen kwijnend bestaan lijden waardoor een smet geworpen wordt op Gods werk. Het bijdragen in de ondersteuning van deze instellingen moet niet enkel gezien worden als een plicht, maar als een kostelijk voorrecht. In plaats van elkaar onnodige geschenken te geven, kunnen we beter onze gaven geven voor de armen en hulpelozen. Wanneer de Here ziet dat wij ons best doen om deze nooddruftigen te helpen, zal Hij de harten van anderen bewegen mee te helpen in dit goede werk. USG2 552 1 De opzet van een weeshuis moet niet enkel daarin liggen dat de kinderen kleren en voedsel krijgen, maar dat ze toevertrouwd worden aan de zorg van Christelijke onderwijzers, die hen willen opvoeden in de kennis van God en Zijn Zoon. Die op dit terrein werken, moeten mannen en vrouwen zijn met een ruime blik en die aan hef kruis van Golgotha met geestdrift worden bezield. Het moeten mannen en vrouwen zijn van een fijne beschaving, vol zelfopoffering, die willen werken zoals Christus werkte ter wille van God en ter wille van de mensheid. USG2 552 2 Wanneer dezulken die geen thuis meer hebben, geplaatst worden waar zij kennis en geluk en deugdzaamheid opdoen, en zonen en dochteren worden van de Hemelse Koning, zullen ze toegerust worden om in de samenleving voor Christus te werken. Zij moeten zó opgevoed worden dat zij op hun beurt weer anderen kunnen helpen. Zo zal dat goede werk zich uitbreiden en zich handhaven. USG2 552 3 Welke moeder had ooit haar kind lief zoals Jezus Zijn kinderen liefheeft? Hij kijkt op dat bevlekte karakter met een smart, dieper en scherper dan die van welke moeder ook. Hij ziet de toekomstige vergelding van een boze levensweg. Laaf men dan alles doen wat gedaan kan worden voor de verwaarloosde ziel. USG2 552 4 Wanneer zij die geen kinderen hebben en die God over goederen heeft gesteld, hun zorg wilden schenken aan kinderen die liefde, verzorging en toegenegenheid nodig hebben, alsook bijstand uit de goederen dezer wereld, zouden ze gelukkiger zijn dan tot nu toe. Zolang kinderen die de liefdevolle zorg van een vader of de tedere liefde van een moeder moeten missen, blootgesteld zijn aan de verdervende invloeden van dit laatste der dagen, is net de plicht van deze of gene om bij sommigen, van hen de plaats van vader en moeder in te nemen? Leer om hun liefde, toegenegenheid en medeleven te verschaffen. Allen die belijden een Vader in de hemel te hebben Die, zoals zij hopen, voor hen zal zorgen en hen uiteindelijk zal opnemen in de woning die Hij voor hen heeft bereid, moeten voelen dat op hen een ernstige verplichting rust om vrienden te zijn van hen die geen vrienden hebben en vaders voor de wezen, om weduwen te helpen, en in deze wereld van enig wezenlijk nut te zijn door de mensheid hulp te verlenen. Leven ze enkel voor zichzelf, dan zuilen ze ook niet méér kracht ontvangen dan daarvoor nodig is. 1869, vol. 2, blz. 329. ------------------------Hoofdstuk 74--Het Medische Zendingswerk en de Boodschap van de Derde Engel USG2 553 1 Steeds en steeds weer ben ik erop gewezen dat het medische zendingswerk in dezelfde verhouding tot hef werk van de derde engel-boodschap moet staan als de arm en de hand tot het lichaam. Onder de leiding van het Goddelijk Hoofd moeten deze verenigd werken om de weg te bereiden van de komst van Christus. De rechterarm van hef lichaam der waarheid moet aanhoudend actief, aanhoudend aan het werk zijn en dan zal God daaraan kracht verlenen. Maar hij moet niet het lichaam worden. Te zellder tijd moet het lichaam niet tot de armen zeggen: "Ik heb u niet van node." Het lichaam heeft de arm nodig om toegewijd, vooruitstrevend werk te doen. Beiden hebben hun aangewezen taak en elk zal groot verlies lijden, zo onafhankelijk van de andere gewerkt wordt. USG2 554 1 Het werk van de verkondiging der boodschap van de derde engel is door sommigen niet zo beschouwd als Gods bedoeling was. Men heeft het gezien als een werk van de tweede plaats, terwijl het toch een belangrijke plaats moet innemen onder de menselijke middelen tot zaligheid van de mens. Het verstand van de mensen moet gericht worden op de Schriften als het meest doeltreffende middel voor de zaligheid der zielen, en de bediening des Woords is de grote opvoedkundige kracht om dit resultaat te bereiken. Die deze bediening afbreuk doen en proberen het medische zendingswerk te doen als een op zichzelf staand geheel, proberen de arm van het lichaam te scheiden.' Wat zou hef resultaat zijn, zo zij daarin zouden slagen? Wij zouden zien hoe krachten werden verspild, gelden werden uitgegeven zonder verstand. Dat waf volgens Gods bedoeling de hand en de arm moest zijn, zou de plaats van het gehele lichaam innemen, en de bediening des Woords zou gekleineerd worden of er zou geen aandacht meer aan worden geschonken. Dat zou verwarring stichten en vele delen van Gods wijngaard zouden onbewerkt blijven liggen. IN ELKE GEMEENTE USG2 554 2 Het medische zendingswerk moet een onderdeel zijn van het werk van elke gemeente in ons land. Losgemaakt van de gemeente zou het al gauw een vreemd allegaartje worden van in verstoring gebrachte atomen. Het zou vernietigen maar niet produceren. In plaats van dienst te doen als Gods helpende hand om Zijn waarheid vooruit te brengen, zou dat het leven en de krachten van de gemeente opzuigen en de boodschap verzwak ken. Wanneer geleid op zelfstandige voet, zou het niet alleen de talenten en middelen welke nodig zijn voor andere doeleinden, verteren, maar juist in het werk om, los van de bediening des Woords, de hulpelozen te helpen, zou het de mensen plaatsen waar ze met de waarheid van de Bijbel zouden spotten. USG2 555 1 De dienst des Evangelies is nodig om aan het medische zendingswerk duurzaamheid en vastheid te verlenen; en de verkondiging van de boodschap heeft het medische zendingswerk nodig om de doeltreffende werking van het Evangelie aan te tonen. Geen deel van het werk is compleet zonder het andere. USG2 555 2 De boodschap van de spoedige komst van de Heiland moet gebracht worden in alle delen der wereld, en een plechtige waardigheid moet de boodschap kenmerken in elk onderdeel. Een grote wijngaard moet bewerkt worden en de verstandige landman zal die zó bewerken dat elk deel vrucht voortbrengt. Wanneer in het medische zendingswerk de levende beginselen der waarheid zuiver worden bewaard, onbevlekt door iets wat zijn glans zou kunnen verduisteren, zal de Here over dit werk de opperste leiding hebben. Wanneer zij die de zware lasten torsen, trouw en rotsvast zullen staan op de beginselen der waarheid, zal de Here hen schragen en ondersteunen. USG2 555 3 De band die moet bestaan tussen het medische zendingswerk en de verkondiging der boodschap, wordt helder uiteengezet in het achtenvijftigste hoofdstuk van Jesaja. Daarin ligt wijsheid en zegen voor hen die het werk willen doen zoals hier geschilderd. Dit hoofdstuk is helder als glas en daarin is voldoende om een ieder te verlichten die de wil van God wenst te doen. Daarin worden overvloedig de mogelijkheden naar voren gebracht om de lijdende mensheid te dienen, en te zelfder tijd een instrument in Gods hand te zijn om het licht der waarheid te brengen aan een ondergaande wereld. Wanneer het werk van de boodschap van de derde engel gedaan wordt langs de juiste richtlijnen, zal aan de verkondiging des Woords geen minderwaardige plaats worden gegeven en evenmin zullen de armen en zieken verwaarloosd worden. In Zijn Woord heeft God deze twee richtlijnen van het werk samen verenigd en geen mens zal die kunnen scheiden. USG2 556 1 Er kan gevaar bestaan en er is gevaar dat de grote beginselen der waarheid uit het oog worden verloren wanneer we voor de armen het werk doen dat gedaan moet worden, maar daarom moeten we altijd bedenken dat in het doen van dit werk de geestelijke noodzakelijkheden van de ziel op de eerste plaats moeten komen. In ons pogen om in de stoffelijke behoeften van deze tijd te voorzien, lopen we gevaar om de laatste Evange-lieboodschap te ontdoen van haar meest kenmerkende eigenschappen. Zoals het in sommige plaatsen is verricht, heeft het medische zendingswerk talenten en middelen opgeslorpt die andere onderdelen van het werk toekomen, en de pogingen op meer geestelijk gebied zijn verwaarloosd geworden. USG2 556 2 Uit hoofde van de steeds groeiende gelegenheden om te voorzien in de tijdelijke behoeften van alle standen, bestaat er gevaar dat dit werk de boodschap zal verduisteren die God ons gegeven heeft om te brengen in elke stad -- de verkondiging van de spoedige komst van Christus, de noodzakelijkheid om de geboden Gods en de getuigenis van Jezus gehoorzaamheid te bewijzen. Deze boodschap is de kern van ons werk. Die moet verkondigd worden met een grote stem en moet gaan fot de gehele wereld. Zowel in eigen land als in vreemde velden moet het brengen der gezondheidsbeginselen daaraan gekoppeld worden, maar die mogen niet zelfstandig staan noch op een of andere wijze haar plaats innemen; evenmin mag dit werk zoveel aandacht op-eisen dat andere onderdelen daardoor op de achtergrond geraken. De Here heeft ons onderricht het werk na te gaan in al zijn geledingen, zodat het een evenredige, symmetrische, evenwichtige ontwikkeling kan krijgen. USG2 556 3 De waarheid voor deze tijd omvat het gehele Evangelie. Op de juiste wijze gebracht zal ze in de mens die veranderingen tof stand brengen welke de kracht van Gods genade op hef hart zullen aantonen. Dat zal een algeheel werk doen en een algehele mens ontwikkelen. Laat men daarom geen scheidingslijn trekken tussen hef werkelijke medische zendingswerk en de dienst des Evangelies. Deze twee moeten ineenvloeien in het geven der boodschap: "Komt; want alle dingen zijn nu gereed." Laten ze verbonden worden met een onverbrekelijke band, zoals de arm verbonden is met het lichaam. MEDISCHE ZENDINGSARBEIDERS USG2 557 1 De Here heeft bekwame arbeiders nodig, op velerlei gebied. "Hij heeft gegeven sommigen tot apostelen en sommigen tot profeten en sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leraars; tot de volmaking der heiligen tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus, totdat wij allen zullen komen tot de eenheid des geloofs en der kennis van de Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus." Efeziërs 4:11--13. USG2 557 2 Elk kind van God moet een geheiligd oordeel bezitten om de zaak te bezien als één geheel, alsook de verhouding van elk onderdeel tot elk ander onderdeel, opdat niet één mag ontbreken. Het veld is groot en een groot hervormingswerk moet gedaan worden, niet langs een of twee lijnen, maar over de gehele linie. Het medische zendingswerk is een onderdeel van dit her-vormingswerk, maar het moet nooit het middel worden om de Evangeliearbeiders weg te halen uit hun arbeidsterrein. De scholing van studenten voor de medische zending is niet compleet tenzij ze geoefend worden om samen te werken met de gemeente en de evangeliearbeiders, en de bruikbaarheid van hen die voor de evangeliedienst klaargemaakt worden, zou veel groter worden indien zij ook aangaande het grote en belangrijke, onderwerp van de gezondheid enige kennis zouden opdoen. De invloed van de Heilige Geest is nodig om een juist evenwicht in hef werk te doen ontstaan en om het over de gehele linie goed gefundeerd vooruit te brengen. "SLUIT U AANEEN" USG2 558 1 Het werk des Heren is één en Zijn volk moet één zijn. Hij heeft het niet zó geregeld dat een onderdeel van de boodschap helemaal op zichzelf staat of alles opslorpt. In al Zijn werkzaamheden verenigt Hij het medische zendingswerk met de bediening des Woords. Hij zond de twaalf apostelen uit en daarna de zeventig om aan de mensen het Evangelie te verkondigen en Hij gafhun ook kracht om in Zijn Naam de zieken te genezen en de duivelen uit te werpen. Zo moeten ook de boodschappers des Heren heden Zijn werk doen. Heden komt de boodschap tot ons: "Gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook ulieden. En toen Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest." Johannes 20 : 21, 22. USG2 558 2 Satan zal elk mogelijk plan bedenken om diegenen te scheiden die God één wil maken. Maar wij moeten ons door zijn listen niet laten misleiden. Wanneer het medische zendingswerk gedaan wordt als een onderdeel van het Evangelie, zullen wereldlingen het goede zien dat verricht wordt; zij zullen van de oprechtheid daarvan overtuigd worden en hun steun daaraan verlenen. USG2 558 3 Wij naderen het einde van de geschiedenis dezer aarde en God doet een beroep op ons om de banier hoog te houden waarop geschreven staat: "Hier zijn zij die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus." Hij doet een beroep op Zijn volk om te werken in volkomen harmonie. Hij doet een beroep op hen die in dienst staan van ons medische werk om zich te verenigen met de predikanten; Hij doet een beroep op de predikanten om samen te werken met de medische zendingsarbeiders; en Hij doet een beroep op de gemeente om zich te kwijten van de haar opgelegde plicht, de banier der ware hervorming in eigen terrein hoog te houden, zodat de geoefende, ervaren arbeiders nieuwe velden kunnen betreden. Geen woord van ontmoediging mag worden gesproken, want dit bedroeft het hart van Christus en behaagt de vijand ten zeerste. Allen moeten gedoopt worden met de Heilige Geest; allen moeten het geven van lakende, stekelige opmerkingen nalaten en zich nauw verbinden met Christus, opdat zij de zware verantwoordelijkheden die de medewerkers van Hem dragen, kunnen waarderen. "Sluit u aaneen; sluit u aaneen," zijr. de woorden van onze Goddelijke Leraar. Eenheid maakt macht verdeeldheid verzwakt en leidt tot de nederlaag. USG2 559 1 Ten aanzien van ons werk voor de armen en ongelukkigen moeten we op onze hoede zijn, anders aanvaarden we verantwoordelijkheden die we niet kunnen dragen. Alvorens plannen en methoden waaraan veel kosten verbonden zijn, aan te nemen, moeten we goed opletten of deze de Goddelijke handtekening dragen. Hef heeft niet Gods goedkeuring dat een onderdeel van het werk wordt vooruit gestuwd terwijl andere onderdelen verwaarloosd worden. Het is Zijn bedoeling dat het medische zendingswerk de weg zal bereiden voor het brengen van de zaligmakende waarheid voor deze tijd, de verkondiging van de boodschap van de derde engel. Wordt aan die bedoeling beantwoord, dan zal de boodschap niet in duisternis verzinken, noch haar voor-uitgang gehinderd worden. USG2 559 2 Het zijn niet talrijke instellingen of grote gebouwenof veel vertoon dat God vereist, maar de harmonische samenwerking van een bijzonder volk, een volk door God verkoren en dierbaar in Zijn oog. Een ieder moet de hem toegewezen plaats innemen, en denken, spreken en handelen in harmonie met de Geest van God. Dan en dan alleen zal het werk een compleet, evenwichtig geheel vormen. USG2 559 3 De medische zendingsarbeid moet voor het werk van de gemeente zijn wat de rechterarm is voor het lichaam. De derde engel vliegt steeds verder, verkondigend de geboden Gods en het geloof van Jezus. De medische zendingsarbeid is het Evangelie in de praktijk. Alle delen van het werk moeten harmonisch ineenvloeien in het brengen der uitnodiging: "Komt; want alle dingen zijn nu gereed". -- 1904, vol. 8, blz. 77. ------------------------Hoofdstuk 75--Belangrijkheid van de Colportage USG2 560 1 De colportagearbeid, op de juiste wijze verricht, is een zendingswerk van de hoogste rang en is een even goede en succesvolle methode als het verkondigen van de belangrijke waarheden van deze tijd aan de mensen. De belangrijkheid van het werk der prediking is onmiskenbaar; maar velen die hongeren naar het brood des levens, hebben niet het voorrecht om het woord van Gods gevolmachtigde predikers te beluisteren. Daarom is het noodzakelijk dat onze geschriften wijd en zijd worden verspreid. Zo zal de boodschap komen waar de predikant niet kan komen en veler aandacht zal geleid worden op de belangrijke gebeurtenissen welke verbonden zijn met de slottonelen der wereldgeschiedenis. USG2 560 2 God heeft de colportagearbeid verordineerd als een middel om de mensen in aanraking te brengen met het licht dat in onze boeken vervat is, en colporteurs moet de belangrijkheid ingescherpt worden om zo snel mogelijk aan de wereld de boeken te brengen welke nodig zijn voor de geestelijke scholing en verlichting. Dat is juist het werk dat de Here Zijn volk wil laten doen voor deze tijd. Allen die zichzelf aan God wijden om als colporteurs te werken, helpen mede om de laatste waarschuwingsboodschap aan de wereld te brengen. Wij 1900, Vol. 6, blz. 313--316 kunnen dit werk niet te hoog schatten, want ware het niet dank zij de inspanning van de colporteur, dan zouden velen de waarschuwing nooit horen. USG2 561 1 Het is waar dat sommigen die de boeken kopen, ze op de plank of op tafel in de huiskamer zullen leggen om er zelden een blik in te slaan. Nochtans zorgt God voor Zijn waarheid, en de tijd zal komen dat deze boeken ter hand genomen en gelezen zullen worden. Ziekte of tegenslag kan in huis komen en door de waarheid die in de boeken voorkomt, geeft God vrede en hoop en rust aan de bedrukte harten. Zo wordt Zijn liefde hun geopenbaard en krijgen zij begrip van dat kostbare dat ligt in de vergeving van hun zonden. Zó werkt de Here samen met Zijn zelfverloochenende arbeiders. USG2 561 2 Velen zijn er die door vooroordeel nooit de waarheid zullen kennen, tenzij deze hun wordt thuisgebracht. De colporteur kan deze zielen vinden en geestelijk contact met hen krijgen. Daar ligt in de huis-aan-huis arbeid een taak die hij met meer succes kan verrichten dan anderen. Hij kan met de mensen bekend worden en begrip krijgen voor hun ware behoeften; hij kan met hen bidden en hen wijzen op het Lam Gods Dat de zonde der wereld wegneemt. Zo zal de weg geopend worden voor de bijzondere boodschap voor deze tijd om toegang tot hun harten te krijgen. DE COLPORTEUR EEN ZIELEWINNER USG2 561 3 De colporteur draagt een zware verantwoordelijkheid. Hij moet in dit werk gaan, in staat om de Schriften te verklaren. Wanneer hij, bij het trekken van plaats tot plaats, zijn vertrouwen op de Here stelt, zullen engelen Gods rondom hem zijn en hem woorden ingeven die vele zielen licht en hoop en moed zullen geven. USG2 561 4 Laat de colporteur bedenken dat hij in de gelegenheid is te zaaien aan alle wateren. Laat hij bedenken, wanneer hij de boeken verkoopt die een kennis der waarheid bevatten, dat hij het werk Gods doet en dat elk talent gebruikt moet worden voor de heerlijkheid van Zijn Naam. God zal met een ieder zijn die zoekt de waarheid te verstaan opdat hij deze weer in alle klaarheid aan anderen kan brengen. God heeft duidelijk en klaar gesproken. "De Geest en de bruid zeggen: Kom. En wie het hoort, zegge: Kom." Openbaring 22 : 17. Wij mogen niet langer verzuimen hen te onderrichten die dat nodig hebben, opdat zij tof de kennis van de waarheid zoals die in Jezus is, mogen komen. USG2 562 1 De verloren schapen van Gods kudde zijn verstrooid in elke plaats, en het werk dat voor hen gedaan moest worden, wordt verwaarloosd. Uit het mij gegeven licht weet ik, dat waar in het veld één colporteur is, er honderd moesten zijn. Colporteurs moeten bemoedigd worden dit werk aan te pakken, niet om met vertelselboeken te colporteren, maar om aan de wereld die boeken te brengen die de waarheid voor deze tijd inhouden. USG2 562 2 Laten colporteurs uitgaan met het woord des Heren en bedenken dat zij die de geboden gehoorzamen en anderen leren dit eveneens te doen, beloond zullen worden doordat zij zien dat zielen zich bekeren, en een waarlijk bekeerde ziel zal weer anderen tot Christus brengen. Zo zal het werk steeds in een nieuw gebied voortgang maken. USG2 562 3 De tijd is gekomen dat door de colporteurs een groot werk moet gedaan worden. De wereld slaapt, en als wachters moeten ze de waarschuwingsklok luiden opdat de slapers wakker worden en hun gevaar zien. De kerken weten de tijd van hun bezoeking niet. Vaak kunnen zij de waarheid het beste leren door de inspanningen van de colporteur. Die uitgaan in de Naam des Heren zijn Zijn boodschappers om aan de massa's die in duisternis en dwaling verkeren, de blijde boodschap te brengen van de zaligheid door Christus, door Gods wet te gehoorzamen. MEDEARBEIDER VAN DE PREDIKANTEN USG2 562 4 Mij is onderricht dat waar ook de mensen de boodschap horen van de predikant, de colporteur zijn werk moet doen in samenwerking met de predikant; want al brengt de predikant nog zo goed de boodschap, zo kunnen de mensen dat alles toch niet onthouden. Daartoe is het boek nodig, niet alleen om hen wakker te maken voor de belangrijkheid van de waarheid voor deze tijd, maar om hen in de waarheid te funderen en hen tegen misleidende dwaling te beschermen. Boeken en geschriften zijn de middelen des Heren om de boodschap voor deze tijd de mensen aanhoudend voor ogen te houden. Door zielen met de waarheid te verlichten en hen daarin te bevestigen, zullen de publicaties een veel groter werk doen dan Verricht zou kunnen worden enkel door de prediking van het Woord. De zwijgende boodschappers die door het werk van de colporteur geplaatst zijn in de huizen der mensen, zullen in elk opzicht de dienst des Woords versterken, want de Heilige Geest zal de geest van de mensen, wanneer deze de boeken lezen, beïnvloeden, precies zoals Hij de geest beïnvloedt van hen die luisteren naar de prediking des Woords. Engelen die hun diensten verlenen aan het werk van de predikant, verlenen die dienst ook aan de boeken die de waarheid inhouden. USG2 563 1 Het nieuws van elke succesvolle poging onzerzijds om de duisternis te verdrijven en het licht en de kennis te verspreiden van God en van Jezus Christus, Die Hij gezonden heeft, stijgt ten hemel op. De daad wordt de hemelingen bekend gemaakt en verwekt blijdschap onder alle hemelse wezens. USG2 563 2 Zolang de deur der genade openstaat, zal de colporteur zijn werk kunnen doen. -- 1900, vol. 6, blz. 478. ------------------------Hoofdstuk 76--Eigenschappen van de Colporteur USG2 564 1 Gezien het colporteren met onze geschriften een zendingswerk is, moet het gedaan worden vanuit het standpunt van de zending. Die voor de colportage zijn verkoren, moeten mannen en vrouwen zijn die de verantwoordelijkheid van hun taak voelen, wier doel is, niet om geld te verdienen, maar hef licht tot de mensen te brengen. Al ons werk moet gedaan worden tot heerlijkheid van God, om het licht der waarheid te brengen aan hen die in duisternis ziften. Zelfzuchtige beginselen, zucht naar geld, eer of positie moeten bij ons niet te vinden zijn. USG2 564 2 Colporteurs moeten zich dagelijks bekeren tot God, opdat hun woorden en daden een reuk des levens ten leven mogen zijn en van hen een reddende invloed uitgaat. De oorzaak dat velen in de colportagearbeid hebben gefaald, ligt daarin dat zij geen ware Christenen waren; zij kenden de geest der bekering niet. Zij kenden de theorie hoe het werk gedaan moest worden, maar zij voelden niet hun afhankelijkheid van God. USG2 564 3 Colporteurs, bedenkt dat in de boeken die u verkoopt, u niet biedt de beker met de wijn van Babylon vol valse leerstellingen, uitgereikt aan de koningen der aarde, maar de beker vol van dat kostelijke van de waarheden der verlossing. Wilt uzelf daarvan drinken? Uw geest kan tot onderwerping gebracht worden aan de wil van Christus en Hij kan op u Zijn eigen Naam schrijven. Door aanschouwing zult u veranderd worden van heerlijkheid tof heerlijkheid, van karakter tot karakter. God wil dat u komt in de voorste linie om de woorden te spreken die Hij u ingeeft. Hij verlangt dat u een hoge waarde toekent aan de mensheid, de mensheid die gekocht is door het dierbare bloed van de Heiland. Wanneer u valt op 1900, Vol. 6, blz. 317--320 de Rots en gebroken wordt, zult u de kracht van Christus ervaren, en anderen zullen de kracht van de waarheid op uw harten zien. USG2 565 1 Tot hen die de school bezoeken om te leren hoe zij hef werk Gods beter kunnen doen, wil ik zeggen: Bedenkt dat alleen door een dagelijkse toewijding aan God, u zielenwinners kunt worden. Sommigen waren niet in staat naar school te gaan, omdat ze te arm waren de kosten te betalen. Maar toen ze zonen en dochteren Gods werden, pakten ze het werk aan waar zij waren en gingen in hun omgeving aan de arbeid. Hoewel verstoken van de kennis die op school wordt verkregen, wijdden zij zichzelf aan God, en God werkte door hen. Evenals de discipelen die van hun netten werden weg-geroepen om Christus te volgen, leerden zij kostelijke lessen van de Heiland. Zij verbonden zichzelf met de Grote Leraar, en de kennis die zij verkregen uit de Schriften, stelde hen in staat om tot anderen over Christus te spreken. Zo werden zij waarlijk wijs, omdat ze in hun eigen oog niet te wijs waren om van boven onderwezen te worden. De vernieuwende kracht van de Heilige Geest schonk hun practische, tot redden in staat zijnde energie. USG2 565 2 Zo hij niet geleerd heeft in de school van Christus, is de kennis van de geleerdste mens dwaasheid wat betreft het brengen van zielen tot Christus. God kan alleen werken met hen die de uitnodiging aannemen: "Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht." Mattheüs 11 : 28--30. DE HULP VAN DE HEILIGE GEEST USG2 565 3 Velen van onze colporteurs zijn afgeweken van de juiste beginselen. Tengevolge van een verlangen naar werelds gewin, is hun verstand afgetrokken van de werkelijke opzet en geest van het werk. Laat niemand denken dat uiterlijk vertoon een goede indruk op de mensen zal maken. Daarmee worden niet de beste of duurzaamste resultaten verkregen. Onze taak is de mensen te wijzen op de plechtige waarheden voor deze tijd. Alleen wanneer onze eigen harten vervuld zijn van de geest der waarheden welke vervat zijn in het boek dat wij verkopen, en wanneer wij in alle ootmoed de aandacht van de mensen voor deze waarheden vragen, zal wezenlijk succes onze pogingen bekronen; want alleen dan zal de Heilige Geest, Die overtuigt van zonde, van gerechtigheid, en van oordeel gegeven worden om de harten te bewerken. USG2 566 1 Onze boeken moeten verkocht worden door toegewijde arbeiders, die de Heilige Geest als Zijn werktuigen kan gebruiken. Christus is alles voor ons, en wij moeten de waarheid in nederige eenvoud brengen, terwijl daarvan haar eigen reuk des levens ten leven uitgaat. USG2 566 2 Nederig, vurig gebed zal meer doen ten gunste van de verspreiding onzer boeken dan al de kostbare verfraaiingen in de wereld. Wanneer de arbeiders hun aandacht willen schenken, aan hetgeen waarachtig en levend en wezenlijk is, wanneer zij om de Heilige Geest willen bidden, daarin geloven en daarop vertrouwen, zal Zijn kracht in stromen worden uitgestort van de hemel en zullen de harten der mensen op een juiste, blijvende wijze worden beïnvloed. Dus bidt en werkt, werkt en bidt, en de Here zal met u werken. USG2 566 3 Iedere colporteur heeft een werkelijke, blijvende behoefte aan de dienst der engelen; want hij heeft een belangrijk werk te doen, een werk dat hij niet in eigen kracht kan doen. Die wedergeboren zijn, die zich willen laten leiden door de Heilige Geest, doende in de lijn van Christus wat zij kunnen doen, die bereid zijn te werken alsof zij konden zien dat het gehele hemelse universum op hen acht slaat, zullen vergezeld en onderricht worden door heilige engelen, die hen zullen voorgaan in de huizen der mensen om voor hen de weg te bereiken. Zulke hulp gaat de voordelen die men verwacht van kostbare boekversiering ver te boven. USG2 566 4 Wanneer mannen zich bewust worden van de tijden waarin wij leven, zullen zij werken als stonden ze voor het aangezicht des Heren. De colporteur zal die boeken verkopen die licht en sterkte aan de ziel zullen brengen. Zijn kracht, zijn moed, zijn succes zal daarvan athangen hoe algeheel de waarheid die in de boeken wordt gebracht, verweven is met zijn eigen beleven en ontwikkeld is in zijn eigen karakter. Wanneer zijn persoonlijke leven aldus wordt gevormd, kan hij voorwaarts gaan om anderen de heilige waarheid in zijn boek voor te houden. Aangedaan met de Geest Gods zal hij een diepe, rijke ervaring opdoen, en hemelse engelen zullen hem in zijn werk succes verschaffen. USG2 567 1 Tot onze colporteurs, tot allen die God talenten heeft toevertrouwd opdat zij met Hem samenwerken, zou ik willen zeggen: Bidt, o bidt om een diepere ervaring. Gaat uit met uw harten week gemaakt en onderworpen door een studie van de kostelijke waarheden die God ons voor deze tijd heeft gegeven. Drinkt met volle teugen van het water des heils, opdat dit in uw harten moge worden tot een levende bron, die opwelt om zielen die op het punt staan te vergaan, te verkwikken. God zal u dan wijsheid geven om uitdelers te zijn. Hij zal van u kanalen maken om Zijn zegen anderen toe te delen. Hij zal u helpen om Zijn kenmerkende eigenschappen te openbaren door anderen de wijsheid en de kennis te verschaffen waarmede Hij u heeft bedeeld. USG2 567 2 Ik bid de Here dat u dit onderwerp in zijn lengte en breedte en diepte moogt verstaan en dat u uw verantwoordelijkheid moogt voelen om het karakter van Christus te weerspiegelen door geduld, door moed, en door standvastige onkreukbaarheid. "En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus." Filippenzen 4 : 7. ------------------------Hoofdstuk 77--De Colporteur een Evangeliearbeider USG2 568 1 Voor de verstandige, Godvrezende, waarheidlievende colporteur moet men achting hebben; want hij bekleedt een plaats gelijk aan die van de predikant. Velen van onze jonge predikanten en zij die leren voor het predikambt zouden, indien ze waarlijk bekeerd zijn, goed doen door te gaan colporteren. Wanneer ze dan de mensen ontmoeten en hun onze geschriften zouden aanbieden, doen zij een ervaring op die ze niet zouden verkrijgen door enkel te prediken. Van huis tot huis gaande, zouden ze met de mensen kunnen spreken, terwijl de lieflijke reuk van Christus' leven van hen uitgaat. Door aldus hun best te doen om anderen te zegenen, zouden zij zelf een zegen ontvangen, ze. zouden geloofservaring opdoen; hun kennis van de Schriften zou zeer toenemen; en aanhoudend zouden ze Ieren hoe zielen voor Christus te winnen. USG2 568 2 Al onze predikanten moeten de vrijmoedigheid hebben om boeken mee te nemen die, waar zij komen, van nut kunnen zijn. Overal waar een predikant heengaat, kan hij in het gezin waar hij komt, door verkoop of schenking een boek achterlaten. Op die manier is veel gearbeid in de begindagen van de boodschap. Predikanten gingen colporteren en het geld van de boekenverkoop werd gebruikt ten bate van het werk in plaatsen waar dat nodig was. Wat deze werkmethode betreft, kunnen dezulken oordeelkundig spreken, want zij hebben op dit gebied ervaring opgedaan. USG2 568 3 Laat niemand denken dat het een predikant kleineert wanneer hij gaat colporteren om de mensen aldus de waarheid te brengen. Wanneer hij dit werk doet, arbeidt hij op dezelfde wijze als Paulus, die zegt: "Gijlieden weet, van de eerste dag af dat ik in Azië ben aange 1900, Vol. 6, blz. 521--325 komen, hoe ik bij u de ganse tijd geweest ben, dienende de Here met alle ootmoedigheid en vele tranen en verzoekingen die mij overkomen zijn door de lagen der Joden; hoe ik niets achtergehouden heb van hetgeen nuttig was, dat ik u niet zou verkondigd en u geleerd hebben, in het openbaar en bij de huizen, betuigende beiden Joden en Grieken de bekering tot God en hef geloof in onze Here Jezus Christus." Handelingen 20 : 18--21. De welsprekende Paulus, aan wie God Zich op een wonderlijke wijze had geopenbaard, ging in alle ootmoed van huis tot huis, onder veel tranen en verzoekingen. HET WERK VAN DE COLPORTEUR IS WARE EVANGELIEARBEID USG2 569 1 Allen die verlangen in de evangeliearbeid te gaan en die zich onvoorwaardelijk aan God willen geven, zullen in de colportage in de gelegenheid zijn om over vele dingen aangaande het toekomstige, onsterfelijke leven te spreken. De ervaring aldus verkregen, zal van de grootste waarde zijn voor hen die leren voor het predikambt. Het is het meegaan van de Heilige Geest Gods die arbeiders, mannen zowel als vrouwen, klaarmaakt om herders van Gods kudde te worden. Wanneer zij de gedachte koesteren dat Christus hun Metgezel is, zullen zij te midden van al hun moeilijke ervaringen en al hun beproevingen, een heilig ontzag, een geheiligde blijdschap smaken. Zij zullen leren hoe ze onder hun werk moeten bidden. Zij zullen geschoold worden in lijdzaamheid, vriendelijkheid, minzaamheid en hulpvaardigheid. Zij zullen de ware Christelijke beleefdheid aan de dag leggen, bedenkende dat Christus ruwe, onvriendelijke woorden of gevoelens niet goedkeurt. Hun woorden zullen gelouterd worden. De macht van het woord zal beschouwd worden als een kostbaar talent, hun geleend om een verheven en heilig werk te doen. Hef menselijke werktuig zal leren hoe hij de Goddelijke Metgezel met Wie hij verbonden is, moet vertegenwoordigen.Die onzichtbare Heilige zal hij achting en eerbied betonen omdat hij Zijn juk draagt en Zijn zuivere, heilige wegen leert kennen. Die geloot hebben in deze Goddelijke Aanwezige zullen opwassen. Zij zullen kracht ontvangen om de boodschap der waarheid te bekleden met een geheiligde schoonheid. USG2 570 1 Daar zijn sommigen die geschikt zijn voor het werk van de colporteur en die langs deze weg meer kunnen bereiken dan door prediking. Wanneer de Geest van Christus in hun harten woont, zullen zij gelegenheid vinden om anderen Zijn Woord te brengen en de gedachten te richten op de bijzondere waarheden voor dezetijd. Mannen die dit werk ligt, zijn daarmee begonnen; maar de een of andere onoordeelkundige predikant vleit hen dat hun talenten beter besteed zouden zijn aande verkondiging des Woords dan aan het werk van de colporteur. Aldus beïnvloed, vragen ze een aanstelling om te prediken en juist diegenen die ervaring konden opdoen om goede zendelingen op te leiden die van huis tot huis de gezinnen zouden bezoeken, om met hen te spreken en te bidden, worden uit een werk gehaald waartoe ze geschikt zijn om onbetekenende predikanten te worden, en het veld dat zo nodig bewerkt moest worden en waar zoveel goed werk kon gedaan worden, wordt verwaarloosd. IN DE HUIZEN DER MENSEN USG2 570 2 De prediking van het Woord is een middel waardoor de Here heeft verordineerd dat Zijn waarschuwingsboodschap aan de wereld gebracht zal worden. In de Schriften wordt de trouwe leraar voorgesteld als een herder van Gods Kudde. Hij moet geacht en zijn werk gewaardeerd worden. Oprecht medisch zendingswerk moet samengaan met de verkondiging des Woords, en de colportagearbeid moet zowel een onderdeel zijn van het medische zendingswerk als van de prediking. Die dit werk doen, zou ik willen zeggen: Wanneer u de mensen bezoekt, vertel hun dan dat u een evangeliedienaar bent en dat u de Here liefhebt. USG2 570 3 Zoekt geen onderdak in een hotel, maar gaat naar particulieren om aldus met het gezin bekend te worden. Christus zaaide het zaad der waarheid waar Hij maar was, en als Zijn navolgers kunt u van de Meester getuigen en bij hen, rondom de haard, een kostelijk werk doen. Door aldus nauw met de mensen in aanraking te komen, zult u vaak zieken en ontmoedigden aantreffen. Wanneer u nauw met Christus verbonden is en Zijn juk draagt, zult u dagelijks van Hem leren hoe aan de bedroefden en teleurgestelden, de treurenden en gebrokenen van hart boodschappen van vrede en vertroosting gebracht moeten worden. U kunt de moedelozen wijzen op het Woord van God en in het gebed de zieken opdragen aan de Here. Wanneer u bidt, spreekt dan tot Christus zoals u zoudt doen tot een vertrouwde, zeer beminde vriend. Laat als kind van God een liefelijke, aangename, prettige geest van u uitgaan. Dat zal een goede indruk maken. USG2 571 1 Colporteurs moeten in staat zijn aanwijzingen te geven aangaande de behandeling van zieken. Zij moeten de eenvoudige methoden van hygiënische behandeling leren. Zo kunnen ze werken als medische zendelingen, terwijl ze de zielen en de lichamen van de zieken dienen. Dit werk moet zich nu ontwikkelen in alle delen der wereld. Aldus kunnen ontelbaren een zegen ontvangen door de gebeden en aanwijzingen van Gods dienstknechten. BELEIDVOLLE ZIELENWINNERS USG2 571 2 Wij moeten de belangrijkheid van de colportagearbeid gaan inzien als een groot middel om hen te vinden die in gevaar verkeren, en ze dan tot Christus brengen. Men moet colporteurs nooit beletten te spreken van de liefde van Christus, of te getuigen van hun ervaring in de dienst des Meesters. Zij moeten de vrijmoedigheid bezitten om met hen die ontwaakt zijn, te spreken en te bidden. Het eenvoudige verhaal van de liefde van Christus voor de mens zal voor hen deuren openen, zelfs van de huizen der ongelovigen. USG2 571 3 Wanneer de colporteur de mensen in hun huizen opzoekt, zal hij vaak de gelegenheid hebben om hen uit de Bijbel of uit boeken die de waarheid brengen, voor te lezen. Wanneer hij mensen ontdekt die naar waarheid zoeken, kan hij daar bijbellezingen houden. Deze bijbellezingen zijn juist wat de mensen nodig hebben. God wil in Zijn dienst diegenen gebruiken welke een diepe belangstelling tonen voor in gevaar verkerende zielen. Door hen zal Hij licht toebedelen aan dezulken die onderricht willen worden. USG2 572 1 Sommigen die in de colportage arbeiden, hebben een ijver die niet in overeenstemming is met de kennis. Door hun gebrek aan wijsheid, doordat ze te veel geneigd waren de predikant, de theoloog te spelen, was het doorgaans noodzakelijk onze colporteurs in dat opzicht wat te beteugelen. Wanneer de stem des Heren roept: "Wie zal Ik zenden? en wie zal voor Ons henengaan?" bewerkt de Heilige Geest de harten om te antwoorden: "Hier ben ik, zend mij henen." Jesaja 6 : 8. Maar bedenkt dat de gloeiende kool van het altaar eerst uw lippen moet aanraken. Dan zullen de woorden die u spreekt, wijze en heilige woorden zijn. Dan zult u wijsheid hebben om te weten wat gezegd en waf niet gezegd moet worden. U zult niet proberen om uw gevatheid als theoloog te openbaren. U zult er terdege op letten geen twistgierige geest of vooroordeel op te roepen door het aanvoeren van leerstellingen die strijd verwekken. U zult gelegenheid genoeg vinden om te spreken over datgene wat geen tegenkanting zal opwekken, maar dat de deur des harten zal openen voor het verlangen naar een diepere kennis van Gods Woord. USG2 572 2 De Here wil dat u zielenwinners zult zijn; daarom, terwijl u geen leerstellige punten aan de mensen zult opdringen, moet u "bereid zijn tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze". 1 Petrus 3:15. Waarom met vreze? Vrees opdat uw woorden niet zullen rieken naar eigendunk, opdat geen ondoordachte woorden worden gesproken, opdat de woorden en wijze van optreden overeenkomstig die van Christus zouden zijn. Weest nauw verbonden mei Christus en brengt de waarheid zoals die is in Hem. Harten moeten wel getroffen worden door het verhaal van de verzoening. Wanneer u de zachtmoedigheid en nederigheid van Christus leert, zult u weten wat tot de mensen gezegd moet worden; want de Heilige Geest zal u de te spreken woorden ingeven. Die de noodzakelijkheid inzien om het hart te houden onder de beheersing van de Heilige Geest, zullen in staat zijn, zaad te zaaien dat zal ontkiemen ten eeuwige leven. Dat is hef werk van de evangeliserende colporteur. ------------------------Hoofdstuk 78--Wederopbloei van de Colportagearbeid USG2 573 1 De belangrijkheid van de colportagearbeid is mij steeds voor ogen gehouden. Dit werk is in de laatste tijd niet zo krachtig ter hand genomen als in het verleden gedaan werd door personen die zich bijzonder daarop toelegden. Colporteurs zijn uit hun evangeliserende arbeid gehaald om ander werk te gaan verrichten. Dit is niet zoals het behoort. Velen van onze colporteurs, zo ze inderdaad bekeerd en met hart en ziel toegewijd zijn, kunnen op dit gebied meer bereiken dan op welk ander ook om de waarheid voor deze tijd tot de mensen te brengen. USG2 573 2 Wij hebben het Woord van God om te laten zien dat het einde nabij is. De wereld moet gewaarschuwd worden, en als nooit te voren moeten wij Christus' medearbeiders zijn. Dat werk om de mensen te waarschuwen is ons toevertrouwd. Wij moeten voor de wereld kanalen 1900, Vol. 6, blz. 329--540 des lichts zijn en anderen in het licht dat wij van de grote Lichtdrager ontvangen hebben, laten delen. De woorden en werken van alle mensen moeten beproefd worden. We mogen nu niet achteruitgaan. Wat gedaan moet worden om de wereld te waarschuwen, moet zonder uitstel gedaan worden. Men mag niet toestaan dat de colportagearbeid verloopt. Wij moeten er voor zorgen dat de boeken die het licht werpen op de tegenwoordige waarheid, zoveel mogelijk onder de mensen komen. OPLEIDING VAN COLPORTEURS USG2 574 1 De voorzitters van onze verenigingen en anderen in verantwoordelijke posities hebben wat dit betreft een taak te doen, opdat aan de verschillende onderdelen van ons werk evenveel aandacht geschonken wordt. Colporteurs moeten geschoold en opgeleid worden om de boeken met de tegenwoordige waarheid, die de mensen nodig hebben, te verkopen. Er bestaat behoefte aan mannen mét een diepe Christelijke ervaring, mannen met een gezond verstand, ‘goed geschoolde mannen om dit werk te doen. De Here ziet uit naar hen die de colportagearbeid aanpakken, die bekwaam zijn om anderen op te leiden en in veelbelovende jonge mannen en vrouwen belangstelling voor dit werk kunnen wekken, zodat deze met succes de boekenverkoop ter hand kunnen nemen. Sommigen hebben het talent, de scholing en ervaring die hen in staat stellen de jeugd zodanig voor de colportage op te leiden dat veel meer dan tot nu toe bereikt zou worden. USG2 574 2 Die in dit werk ervaring hebben opgedaan, staan onder een bepaalde plicht om anderen te onderrichten. Leidt jonge mannen en vrouwen op, en nogmaals, leidt ze op om de boeken te verkopen die de Here door Zijn Heilige Geest Zijn dienstknechten heeft doen schrijven. God verlangt van ons dat we trouw zijn in het onderwijs van hen die de waarheid aannemen, opdat ze doel-bewust mogen geloven en verstandig werken in de weg des Heren. Laten onervaren personen meegaan met ervaren arbeiders, om zó hef werk te leren. Laten ze vooral God ernstig zoeken. Dezulken kunnen in de colportage een goed werk doen wanneer ze gehoorzaam zijn aan de woorden: "Heb acht op uzelf en op de leer." 1 Timotheüs 4:16. Die blijk geven dat ze waarachtig bekeerd zijn en die de colportagearbeid aanpakken, zullen zien dat dit de beste voorbereiding voor andere takken van zendingsarbeid is. USG2 575 1 Wanneer zij die de waarheid kennen, die in praktijk zouden brengen, zouden methoden ontworpen worden om, waar zij zijn, met de mensen in aanraking te komen. Het was de voorzienigheid Gods die in de aanvang van de Christelijke Gemeente de heiligen wijd en zijd verstrooide door hen uit Jeruzalem te zenden naar de verschillende delen der wereld. De discipelen van Christus bleven niet in Jeruzalem of in de omliggende steden, maar trokken langs de grote karavaanwegen buiten de grenzen van hun eigen land om de verlorenen te zoeken en die tot God terug te brengen. Heden wil de Here Zijn werk zien vooruit gaan in vele plaasten. Wij moeten onze arbeid niet beperken tot enkele gebieden. USG2 575 2 Wij moeten onze broeders niet ontmoedigen en hun handen verslappen, zodat het werk dat God door hen wil doen, niet gedaan wordt. Laat men niet teveel tijd besteden aan de opleiding van mannen voor het zendingswerk. Onderricht is noodzakelijk, maar laten allen bedenken dat Christus de Grote Leraar en de Bron van alle ware wijsheid is. USG2 575 3 Laten jong en oud zichzelf aan God wijden, het werk aanpakken, en voorwaarts gaan en in alle ootmoed arbeiden onder de leiding van de Heilige Geest. Laten zij die de school hebben doorlopen, het terrein ingaan om van de kennis die zij hebben verworven, nuttig gebruik te maken. Wanneer colporteurs dit zullen doen en de hun door God gegeven bekwaamheid gebruiken, terwijl ze bij Hem te rade gaan en de verkoop van boeken verbinden met persoonlijke arbeid voor zielen, zullen door de praktijk hun talenten toenemen en zullen zij heel wat nuttige lessen leren die ze op school niet konden leren. De scholing, verkregen op deze prakti sche wijze, zou men terecht hoger onderwijs kunnen noemen. GEEN VERHEVENER ARBEID USG2 576 1 Er is geen verhevener arbeid dan die van onze colporteurs, want daarin ligt opgesloten hef doen van de hoogste zedelijke plichten. Die zich in dit werk begeven, moeten altijd onder de leiding van de Geest Gods staan. Daar moet van zelfverheerlijking geen sprake zijn. Waf bezitten wij eigenlijk, dat wij niet van Christus ontvingen? Wij moeten liefhebben als broeders en onze liefde aan de dag leggen door elkander te helpen. Wij moeten meelevend en beleefd zijn. Wij moeten ons aaneensluiten en de banden die ons binden, steeds nauwer aanhalen. Alleen zij die het gebed van Christus uitleven, die dat in hef leven in praktijk brengen, zullen de beproeving doorstaan die over de gehele wereld zal komen. Die het eigen-ik verheerlijken, stellen zich onder Satans macht en maken zich klaar om het slachtoffer van zijn misleidingen te worden. Hef woord des Heren tot Zijn volk zegt dat wij de banier hoger en steeds hoger moeten verheffen. Zo we Zijn stem gehoorzamen, zal Hij met ons werken en onze pogingen zullen dan met succes worden bekroond. In ons werk zullen wij van boven rijke zegeningen ontvangen en zullen naast de troon van God schatten vergaderen. USG2 576 2 Zouden we weten wat ons te wachten staat, dan zouden we in het werk des Heren niet zo traag zijn. Wij leven in de tijd der zifting, in de tijd dat alles wat geschud kan worden, geschud zal worden. De Here zal hen die de waarheid kennen, niet verontschuldigen zo zij niet in woord en daad Zijn geboden gehoorzamen. Zo wij ons niet inspannen om zielen voor Christus te winnen, zullen we verantwoordelijk gesteld worden voor het werk dat we gedaan hadden kunnen hebben, maar dat niet deden vanwege onze geestelijke traagheid. Die deel uitmaken van het Koninkrijk des Heren, moeten ijverig werken om zielen te redden. Zij moeten hun deel doen om de getuigenis toe te binden en de wet onder de leerlingen te verzegelen. USG2 577 1 Het is de bedoeling des Heren dat het licht dat Hij op de Schriften heeft doen vallen, heldere, glanzende stralen zal uitzenden; en het is de taak van onze colporteurs eensgezind te werken opdat Gods doel zal vervuld worden. Vóór ons ligt een groot en belangrijk werk. De vijand der zielen is zich dat bewust en hij gebruikt elk middel dat in zijn macht ligt om de colporteur er toe te brengen dat deze zich in een andere tak van het werk begeeft. In dit beloop der dingen moet verandering komen. USG2 577 2 God roept de colporteurs terug tot hun werk. Hij roept vrijwilligers op om al hun verstand en krachten aan het werk te geven en te helpen waar de kans zich voordoet. De Meester doet een beroep op een ieder om het deel te doen dat hem gegeven is overeenkomstig zijn bekwaamheid. Wie zal op die roep ingaan? Wie zal uitgaan om in wijsheid en genade en de liefde van Christus te werken voor hen die nabij en veraf zijn? Wie wil alle gemak en genoegen opofferen om te gaan in de plaatsen van dwaling, bijgeloof en duisternis, door ijverig en volhardend te werken, de waarheid te verkondigen in eenvoud, in het geloof te bidden en van huis tot huis te arbeiden? Wie wil in deze tijd buiten de legerplaats gaan, aangedaan met de kracht van de Heilige Geest en gelaakt wordend om Christus' wil, terwijl hij de Schriften voor de mensen opent en hen tot inkeer roept? USG2 577 3 In elke eeuw heeft God Zijn arbeiders. De roep van het uur wordt beantwoord door de komst van de mens. Wanneer dus de Goddelijke stem roept: "Wie zal Ik zenden? en wie zal voor Ons henengaan?" zal het antwoodt komen: "Hier ben ik, zend mij henen." Jesaja 6 : 8. Laten allen die met hart en ziel in het colportageterrein werken, in hun harten voelen dat zij het werk des Heren doen in het dienen van zielen die de waarheid voor deze tijd niet kennen. Zij doen de waarschuwingsbazuin schallen langs wegen en heggen om een volk voor te bereiden op de grote dag des Heren, die weldra voor de wereld zal aanbreken. USG2 578 1 Wij hebben geen tijd te verliezen. Wie wil met onze geschriften uitgaan? De Here maakt elke man en vrouw die wil samenwerken met de Goddelijke kracht, voor het werk geschikt. Al wat vereist wordt, talent, moed, volharding, geloof en tact, zullen ze ontvangen wanneer ze de wapenrusting aandoen. Een groot werk moet in onze wereld gedaan worden en menselijke instrumenten zullen zeker op de roepstem ingaan. De wereld moet de waar-schuwing horen. Wanneer de roep komt: "Wie zal Ik zenden, wie zal voor Ons henengaan?" antwoord dan klaar en duidelijk: "Hier ben ik; zend mij henen." KEUZE DER COLPORTEURS USG2 578 2 Sommigen zijn beter geschikt dan anderen om een bepaald werk te doen; daarom is het niet juist, te denken dat iedereen colporteur kan worden. Sommigen hebben geen bijzondere geschiktheid voor dit werk; maar ze moeten daarom niet beschouwd worden als mensen zonder geloof of als onwilligen. De Here is in Zijn eisen niet onredelijk. De Gemeente is gelijk een tuin met al zijn veelsoortige bloemen, elke bloem met zijn eigen bijzonderheden. Hoewel in vele opzichten allen verscheiden zijn, heeft een elk toch zijn eigen waarde. USG2 578 3 God verwacht niet dat met hun verschillende geaardheden een ieder van Zijn volk geschikt gemaakt kan worden voor elke plaats. Laten allen bedenken dat er verschillende vertrouwensposten zijn. Het ligt niet op de weg van een mens om een ander zijn taak voor te schrijven welke deze naar zijn eigen mening niet kan vervullen. Het is goed om raad te geven en plannen aan de hand te doen, maar een ieder moet vrij gelaten worden zich te laten leiden door God, Wiens eigendom hij is en Die hij dient. EEN OPLEIDING VOOR HET PREDIKAMBT USG2 578 4 Sommige mannen die God riep voor het predikambt, zijn in de colportage gegaan. Ik ben onderricht dat dit een uitstekende leerschool is, indien het hun bedoeling is licht te verspreiden, de waarheden van Gods Woord rechtstreeks in de gezinnen te brengen. Tijdens het gesprek zal vaak de weg worden geopend om hun aandacht te vestigen op de godsdienst van de Bijbel. Wordt het werk gedaan zoals het moet, dan zal men in aan-raking komen' met gezinnen, de arbeiders zullen een Christelijke tederheid en liefde voor zielen openbaren, en goede dingen zullen daarvan hef gevolg zijn. Dat zal een uitstekende ervaring zijn voor een ieder die voor predikant wil leren. USG2 579 1 Voor hen die zich voorbereiden op het predikambt is er geen betere werkgelegenheid die hun zoveel ervaring zal geven als de colportagearbeid. VERDRUKKINGEN VERDRAGEN USG2 579 2 Die in zijn werk met beproevingen en verzoekingen te kampen heeft, moet profijt trekken van deze ervaringen en leren zich meer op God te verlaten. Hij zal elk ogenblik zijn afhankelijkheid gevoelen. USG2 579 3 Geen klacht zal in zijn hart gekoesterd worden of van zijn lippen komen. Wanneer hij succes heeft, moet dat geen aanleiding zijn tot zelfverheerlijking, want zijn Succes moet toegeschreven worden aan de inwerking van Gods engelen op hef hart. En laat hij bedenken dat zowel in de tijd der bemoediging als in de tijd der ontmoediging de hemelse boodschappers altijd aan zijn zijde gaan. Hij moet de goedheid des Heren erkennen en Hem blijmoedig lofprijzen. USG2 579 4 Christus deed afstand van Zijn heerlijkheid en kwam naar deze aarde om te lijden voor zondaars. Wanneer we in ons werk met moeilijkheden te kampen hebben, laat ons dan zien op Hem Die de overste Leidsman en Voleinder van ons geloof is. Dan zullen we niet falen noch ontmoedigd worden. Wij zullen als goede soldaten van Christus verdrukkingen verdragen. Herinnert u wat Hij zegt van alle ware gelovigen: "Wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij." 1 Corinthiërs 3 : 9. EEN KOSTELIJKE ERVARING USG2 580 1 Die met de colportagearbeid begint zoals het behoort, moet zowel leraar als leerling zijn. Terwijl hij probeert anderen te onderwijzen, moet hijzelf leren het werk van een evangelist te doen. Wanneer colporteurs het terrein ingaan met nederige harten, vol lust om het werk te doen, zullen ze tal van gelegenheden krijgen om een woord ter rechter tijd te spreken met zielen die in hun ontmoediging ten onder dreigen te gaan. Na voor deze ongelukkigen gewerkt te hebben, zullen ze kunnen zeggen: "Gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in de Here." Efeziërs 5 : 8. Wanneer zij de zondige levensweg van anderen zien, kunnen ze Zeggen: "Dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in de Naam van de Here Jezus en door de Geest onzes Gods." 1 Corinthiërs 6:11. USG2 580 2 Die voor God werken, zullen met ontmoediging te kampen hebben, maar altijd kunnen ze zeker zijn van de belofte: "Zie Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld". Mattheüs 28 : 20. God zal een allerwonderlijkste ervaring geven aan hen die zullen zeggen: "Ik geloof Uw belofte; ik zal niet falen noch ontmoedigd worden." VERSLAG UITBRENGEN USG2 580 3 Laten zij die in het werk des Heren zo'n ervaring opdoen, daarvan verslag uitbrengen in onze tijdschriften, opdat anderen daardoor bemoedigd worden. Laat de colporteur vertellen van de vreugde en de zegen die hij in zijn dienst als evangelist ontvangen heeft. Deze verslagen moeten opgenomen worden in onze tijdschriften, want daarvan gaat een verreikende invloed uit. Die zullen in de gemeente zijn als een welriekend reukwerk, een reuk des levens ten leven. Zo zal het zichtbaar worden dat God werkt met hen die Zijn medearbeiders zijn. VOORBEELD IN GEZONDHEIDSHERVORMING USG2 581 1 Slaat in uw omgang met ongelovigen niet toe, dat u afwijkt van de juiste beginselen. Wanneer u aan hun tafel zit, eet dan matig en alleen dat voedsel daf het verstand niet nadelig beïnvloedt. Hoedt u voor onmatigheid. U kunt niet toestaan dat uw verstandelijke of lichamelijke krachten worden verzwakt, anders wordt u onbekwaam om geestelijke dingen te onderscheiden. Houdt uw verstand in zo'n toestand dat God daarin de kostbare waarheden van Zijn Woord kan griffen. USG2 581 2 Zo zal van u een invloed op anderen uitgaan. Velen trachten het leven van anderen te verbeteren door wat zij zien als verkeerde gewoonten, aan te vallen. Zij gaan tot degenen die naar hun mening dwalen en wijzen op gebreken, maar doen geen ijverige, beleidvolle poging om het verstand te richten op ware beginselen. Zo'n handelwijze verkrijgt doorgaans niet de gewenste resultaten. In ons pogen anderen te verbeteren, wekken wij maar al te vaak hun strijdlust op en zo doen we meer kwaad dan goed. Let niet op anderen om de vinger te leggen op hun fouten of dwalingen. Leert door voorbeeld. Laat uw zelfverloochening en uw overwinning over de begeerte een beeld zijn van gehoorzaamheid aan juiste beginselen. Laat uw leven een getuigenis zijn van de heiligende, veredelende invloed van de waarheid. USG2 581 3 Van al de gaven die God aan de mensen heeft gegeven, is er geen kostbaarder dan de gave des woords. Indien geheiligd door de Heilige Geest, is dat een gave ten goede. Want door de tong overtuigen en overreden wij; daarmee bidden wij en loven God; en daarmee brengen wij de rijke gedachten van de liefde des Ver-lossers tot uiting. Door een juist gebruik van de gave des woords kan de colporteur het kostelijke zaad der waarheid in vele harten zaaien. ONKREUKBAARHEID IN HET ZAKELIJKE USG2 581 4 Het werk is tot stilstand gekomen omdat beginselen des Evangelies niet gehoorzaamd zijn door hen die beweren navolgers van Christus te zijn. De halfslachtige manier waarop sommige colporteurs, oudere zowel als jongere, hun werk hebben gedaan, laat zien dat zij nog belangrijke lessen hebben te leren. Veel werk dat op goed geluk af is gedaan, is onder mijn aandacht gekomen. Sommigen hebben gebrekkige gewoonten aan-genomen en die gebrekkigheid is overgebracht in het werk van God. De boekenhuizen zijn diep in de schuld gekomen, omdat colporteurs hun schuld niet betaalden. Colporteurs dachten dat zij slecht behandeld werden zo van hen een prompte betaling werd geëist voor de boeken welke zij ontvingen van de uitgeverijen. Nochtans is de eis van prompte betaling de enige weg om het zakelijke op een gezonde basis te houden. USG2 582 1 De zaken moeten zó worden geregeld dat colporteurs voldoende hebben om van te leven zonder hun crediet te overschrijden. Deze deur der verzoeking moet gesloten en gegrendeld worden. Evenwel hoe eerlijk een colporteur mag zijn, zo zullen in zijn werk zich omstandigheden voordoen die voor hem een pijnlijke verzoeking zullen zijn. USG2 582 2 Luiheid en traagheid zijn geen vruchten die groeien aan de christelijke boom. Geen ziel kan zich ophouden met uitvluchten of oneerlijkheid in het beheer van ‘s Heren goederen, en onschuldig staan voor God. Allen die dit doen, verloochenen daardoor Christus. Terwijl zij belijden Gods wet te houden en te onderwijzen, falen zij in het handhaven van haar beginselen. USG2 582 3 Met getrouwheid moet met ‘s Heren goederen worden omgegaan. De Here heeft de mensen bekleed met leven en gezondheid en redelijke krachten, Hij heeft hun lichamelijke en verstandelijke kracht gegeven om te beoefenen; en moeten deze gaven dan niet trouw en ijverig gebruikt worden tot heerlijkheid van Zijn Naam? Hebben onze broeders er wel aan gedacht dat zij rekenschap moeten afleggen van al de talenten die zij ontvangen hebben? Hebben zij verstandig gehandeld met de goederen huns Heren of hebben ze Zijn bezit op roekeloze wijze er door gebracht, en staan ze in de hemel opgetekend als ontrouwe dienstknechten? Velen spenderen hef geld huns Heren aan zogenaamd losbandig genoegen; zij doen geen ervaring op in zelfverloochening, maar besteden geld aan ijdele dingen en falen om het kruis van Christus te dragen. Velen aan wie God kostelijke kansen heeft geboden, hebben hun leven verknoeid, en verkeren nu in gebrek en ellende. USG2 583 1 God verlangt dat een zeer besliste verbetering in de verschillende onderdelen van het werk wordt aangebracht. Het zakelijke dat verricht wordt in verband met het werk Gods moet gekenmerkt worden door groter stiptheid en nauwkeurigheid. Men heeft zich niet krachtig genoeg ingespannen om de noodzakelijke hervorming door te voeren. IJVER USG2 583 2 Colporteurs moeten het boek dat zij verkopen, door en door kennen en in staat zijn om de aandacht fe richten op de belangrijke hoofdstukken. USG2 583 3 De colporteur moet traktaatjes, brochures en kleine boekjes bij zich hebben om te geven aan mensen die niet kunnen kopen. Op die manier kan de waarheid in tal van huizen gebracht worden. USG2 583 4 Wanneer de colporteur met zijn taak begint, moet hij zich niet laten afleiden, maar zich verstandig en ijverig bij zijn werk bepalen. En toch zal hij in de colportage de kansen niet verzuimen om zielen te helpen die naar licht zoeken en de vertroosting der Schriften nodig hebben. Wanneer de colporteur met God wandelt, wanneer hij bidt om hemelse wijsheid ten einde in zijn werk hef goede en enkel het goede fe doen, zal hij vaardig worden om zijn kansen en de noden der zielen met wie hij in aanraking konmt, te onderscheiden. Hij zal zich elke gelegenheid om zielen tot Christus te brengen, ten nutte maken. In de geest van Christus zal hij altijd bereid zijn een woord te spreken tot de vermoeide. USG2 584 1 Door met alle ijver te colporteren, door in alle getrouwheid de mensen te wijzen op het kruis van Christus, verdubbelt de colporteur zijn zo nuttige krachten. Maar terwijl wij verschillende arbeidsmethoden bieden, kunnen we toch geen vaste lijn trekken waarlangs het werk moet gebeuren, want tal van gevallen worden bepaald door de omstandigheden. God wil werken aan diegenen wier harten openstaan voor de waarheid en die verlangen naar leiding. Hij zal tot Zijn menselijk werktuig zeggen: "Spreek tot deze of tot die over de liefde van Jezus." Nauwelijks is de Naam. van Jezus in alle tederheid en liefde genoemd, of engelen Gods snellen toe om het hart week en onderworpen te maken. USG2 584 2 De colporteurs moeten ook goede leerlingen zijn, door steeds te leren hoe ze succes in hun werk kunnen hebben, en zo bezig zijnde moeten ze hun ogen en oren en verstand openhouden óm wijsheid van God te ontvangen, opdat ze hen die door gebrek aan de kennis van Christus het verderf tegemoet gaan, kunnen helpen. Laat iedere werker zijn energie en zijn krachten instellen op de meest verheven arbeid om mensen te trekken uit de strikken van Satan en ze te binden aan God, om dan door de verdiensten van Jezus Christus deze band vast te maken aan de troon die omstraald is door de regenboog der belofte. ZEKERHEID VAN SUCCES USG2 584 3 Een groot en goed werk kan gedaan worden door de evangeliserende colporteurs. De Here heeft mannen tact en talenten geschonken. Die de hun toevertrouwde talenten gebruiken tot Zijn heerlijkheid, terwijl ze in het web Bijbelse beginselen weven, zullen succes hebben. We moeten werken en bidden en ons vertrouwen stellen op Hem Die nooit zal falen. USG2 584 4 Laten colporterende evangelisten hun harten open stellen om door de Heilige Geest bewerkt te worden. Laten zij onder volhardend gebed beslag leggen op de kracht die van God komt, en in een levend geloof op Hem vertrouwen. Zijn grote, krachtdadige macht staat elke trouwe, gelovige arbeider ter beschikking. USG2 585 1 De nederige, harde werker die gehoorzaam de roepstem Gods beantwoordt, kan er zeker van zijn dat hij Goddelijker hulp ontvangt. Reeds het aanvaarden van een zo grote en heilige verantwoordelijkheid werkt al veredelend op het karakter. Dat brengt de hoogste verstandelijke eigenschappen in werking, en hun voortdurende werkzaamheid versterkt en loutert verstand en hart. De invloed op iemands eigen leven alsook op het leven van anderen is niet te berekenen. USG2 585 2 Oppervlakkige toeschouwers zullen uw werk niet waarderen, noch de belangrijkheid daarvan inzien. Zij zullen dat zien als iets dat enkel verlies oplevert, een leven vol ondankbare arbeid en zelfopoffering. Maar de dienstknecht van Christus beziet het in het licht, schijnende van het kruis. Zijn opofferingen schijnen klein vergeleken bij die van de gezegende Meester en hij verheugt zich dat hij in Zijn voetstappen kan treden. Het succes van zijn arbeid verschaft hem de reinste vreugde en is de rijkste beloning voor een zwoegend, lijdzaam gedragen leven. ------------------------Hoofdstuk 79--De Sabbatschoolhet Hoogste Doelwit USG2 586 1 Het doel van het Sabbatschoolwerk moet zijn: het winnen van zielen. De organisatie wat hei werk betreft mag feilloos zijn, de materialen zoals men ze maar kan wensen; maar wanneer de kinderen en de jeugd niet tot Christus worden gebracht, is de school een mislukking; want wanneer zielen niet tot Christus worden getrokken, worden ze onder de invloed van een vormelijke godsdienst steeds minder en minder ontvankelijk. De leraar moet medewerken wanneer hij klopt aan de deur van de harten dergenen die hulp nodig hebben. Wanneer leerlingen ingaan op het pleiten van de Geest en de deur des harten openen opdat Jezus kan binnengaan, zal Hij hun verstand openen zodat ze de dingen Gods kunnen begrijpen. Het werk van de leraar is een eenvoudig werk, maar wanneer dat gedaan wordt in de Geest van Jezus, zal diepte en doelmatigheid daarmee gepaard gaan door de werking van de Geest Gods. USG2 586 2 Er moet in de Sabbatschool veel persoonlijk werk gedaan worden. De noodzakelijkheid om op deze manier te werken, is niet erkend en gewaardeerd zoals het moest. Vanuit een hart gevuld met dankbaarheid voor Gods liefde, die de ziel is toebedeeld, moet de leraar op een vriendelijke, ernstige manier werken voor de bekering van zijn leerlingen. USG2 586 3 Welk bewijs kunnen we aan de wereld geven dat het Sabbatschoolwerk niet zo maar schijn is? Het zal beoordeeld worden naar zijn vruchten. Het zal gewaardeerd worden naar hef karakter en het werk van de leerlingen. In onze Sabbalscholen moeten aan de Christelijke jeugd verantwoordelijkheden worden toevertrouwd, opdat zij hun talenten kunnen ontwikkelen en geestelijke kracht kunnen verkrijgen. Laat de jeugd zich eerst aan God geven om dan in hun eerste ervaring te leren anderen te helpen. Dit werk zal hun vermogens oefenen en hen in staat stellen hoe plannen te ontwerpen en hoe die plannen uit te voeren ten bestwil van hun medegenoten. Laten ze contact zoeken met hen die hulp nodig hebben, niet tot het voeren van een ijdel gesprek, maar door een Christelijk karakter te tonen, door medearbeiders Gods te zijn en diegenen te winnen die zich nog niet aan God hebben overgegeven . . . USG2 587 1 Wij moeten de jeugd opleiden opdat ze kunnen leren hoe ze moeten werken voor de zaligheid van zielen; en in het opleiden van de jeugd voor dit werk, kunnen ook wij leren hoe wij met meer succes kunnen arbeiden om doelmatige werktuigen in Gods hand te worden voor de bekering van onze scholieren. Wij moeten aangedaan worden met de geest om ijverig te werken en op Christus te betrouwen, Hem aangrijpende als de Enige die ons doelwit kan verwezenlijken. Ons verstand moet zich verdiepen, opdat we ons een helder beeld kunnen vormen van de dingen die tot het eeuwige leven behoren. Onze harten moeten week en onderworpen gemaakt worden door de genade van Christus, opdat we goede opvoeders mogen worden. USG2 587 2 Laten leiders en leraars zich afvragen: Geloof ik in het Woord van God? Geef ik mijzelf aan Hem Die Zich voor mij gegeven heeft door een gruwelijke dood aan het kruis te ondergaan, opdat ik niet zou vergaan maar het eeuwige leven zou ontvangen? Geloven we dat Jezus de zielen van de mensen om ons heen tot Zich trekt, zelfs van hen die in boosheid leven en niet ingaan op Zijn aantrekkingskracht? Zegt dan vol diep zielsverdriet: "Meester, met alle kracht die in mij is, wil ik tot U komen; ik betrouw op U en op U alleen om het hart week te maken door de kracht van de Heilige Geest." -- Counsels on Sabbath School Work, blz. 61--63. HET VOORAF BESTUDEREN VAN DE LES USG2 588 1 De Sabbatschool verschaft ouders en kinderen een kostelijke gelegenheid om Gods Woord te bestuderen. Maar om dat profijt hetwelk ze kunnen verkrijgen in de Sabbatschool, deelachtig te worden, moeten zowel ouders als kinderen de tijd nemen om de lessen te bestuderen, terwijl ze ernaar moeten streven om een gedegen kennis te verkrijgen van de behandelde feiten, alsook van de geestelijke waarheden welke deze feiten wiilen leren. Wij moeten vooral de jeugd inscherpen hoe belangrijk het is dat ze de volle betekenis van de gegeven tekst naspeuren . . . USG2 588 2 Ouders, zondert elke dag enige tijd af om de Sabbatschoolles met uw kinderen te bestuderen. Zegt liever dat afgesproken bezoek af dan hef uur dat bestemd is voor de kostelijke lessen van de gewijde geschiedenis, op te offeren. Ouders zowel als kinderen zullen een zegen van deze studie ontvangen. Scherpt de meer belangrijke gedeelten van de Schriften, verbonden met de les, in uw geheugen, niet als een taak, maar als een voorrecht. Al is aanvankelijk het geheugen wat zwak, zo zal dat door oefening allengs sterker worden, zodat na enige tijd u tot uw vreugde de kostbare woorden der waarheid in uw geheugen kunt vastleggen. En de gewoonte zal waardevol bijdragen tot een geestelijke wasdom ... USG2 588 3 Tracht de studie van de Schriften in de gezinskring stelselmatig te doen. Laat alles na wat van wereldse aard is; legt alles opzij, b.v. naaiwerk of het klaarmaken van het eten wat niet direct nodig is, maar let er op dat de ziel gevoed wordt met het brood des levens. Het is onmogelijk de waarde te schatten van de goede resultaten van een enkel uur, of zelfs van een half uur dat elke dag in de gezinskring opgewekt besteed wordt aan Gods Woord. Laat de Bijbel zichzelf verklaren door alles bijeen te brengen dat gezegd is aangaande een bepaald onderwerp op verschillende tijden en onder verschillende omstandigheden. Laat die gezinsstudie niet storen door toevallige bezoekers. Komen ze tijdens de lesbehandeling, nodigt ze dan uit om daaraan deel te nemen. Maakt het hun duidelijk dat het naar uw inzicht belangrijker is kennis van Gods Woord te verkrijgen dan te delen in de voordelen of de genoegens der wereld. -- Ibid., blz. 41-43. USG2 589 1 De scholier van de Sabbatschool moet zijn studie ernstig opvatten; hij moet diep graven en nauwgezet zoeken naar de kostbare juwelen der waarheid die in de wekelijkse lessen te vinden zijn. De voorrechten en kansen die ze nu hebben om kennis inzake de Schriften te vergaren, moeten niet verzuimd worden. God wil dat zij die belijden Zijn navolgers te zijn, terdege in staaf zijn de leerstellingen van Zijn Woord aan te tonen. Waar en wanneer kan dat beter verkregen worden, dan dat men op jonge leeftijd de Sabbatschool bezoekt? Ten aanzien van deze zaak mogen de ouders vooral niet onverschillig staan. -- Ibid., blz. 22. HET SABBATSCHOOLUUR USG2 589 2 De Sabbatschool moet een plaats zijn waar gedolven wordt naar de juwelen der waarheid, om ze te ontdoen van alle dwaling die er aan vastkleeft en ze te plaatsen in hun juiste verhouding ten opzichte van het Evangelie. Kostbare edelgesteenten der waarheid die men sinds lang verloren had, moeten nu opnieuw aan de kinderen Gods worden ontdekt. De onderwerpen van rechtvaardiging door het geloof, de gerechtigheid van Christus, moeten in onze scholen naar voren gebracht worden, opdat de jeugd en de kinderen deze belangrijke leerstellingen kunnen begrijpen, en leraars en scholieren de weg der zaligheid mogen kennen. Geheiligde en eeuwige beginselen, verbonden met hef verlossingsplan, zijn in de loop des tijds verloren gegaan, maar ze moeten op hun juiste plaats teruggebracht worden in het plan der zaligheid, om te glanzen in hun hemels licht en de zedelijke duisternis waarin de wereld zich bevindt, te doordringen. -- Ibid, blz. 12, 13. USG2 589 3 Om Gods wil te doen, moeten we Zijn Woord onder zoeken ten einde Zijn leer te kennen en al de ons toevertrouwde talenten productief te maken. We moeten ijverig zijn in het gebed en ten volle bereid om God van ganser harte te dienen. Die in de Sabbatschool klasseleiders zijn, moeten hongeren en dorsten naar de Goddelijke waarheid, opdat degenen die aan hun zorg zijn toevertrouwd, deze Geest deelachtig worden, en aangespoord worden, naar de waarheid te zoeken als naar verborgen schatten. Wij willen niet dat onze Sabbatscholen zó worden geleid dat de leerlingen huichelaars worden; want dat is niet bevorderlijk voor de belangen van de zuivere godsdienst. En laat er meer aandacht worden geschonken om God te zoeken, opdat de Geest des Heren in uw school aanwezig is en alles niet even werktuigelijk gaat. Een hoge dunk op welk gebied ook hoort op de Sabbatschool niet thuis, en de technische behandeling van de les is van weinig waarde zo de Geest van God de harten van klasseleiders en leerlingen niet kneedt en gedwee maakt. -- Ibid., blz. 73. USG2 590 1 Op sommige scholen, en het spijt mij dit te moeten zeggen, overheerst de gewoonte dat de antwoorden gelezen worden vanuit het lesboekje. Dit moest niet zo zijn. En dat hoefde ook niet, wanneer de tijd, zo vaak vermorst of op zondige wijze gebruikt, besteed werd aan het bestuderen der Schriften. Er bestaat geen oorzaak waarom de Sabbatschoollessen door klasseleiders en leerlingen minder goed geleerd worden dan de lessen voor de gewone school. Ze moeten juist beter worden geleerd, gezien daarin onderwerpen van oneindig meer belang worden behandeld. Hef nalatig zijn op dit gebied mishaagt God. -- Ibid., blz. 117, 118. USG2 590 2 Hef doel van de Sabbatschool mag niet uit het oog worden verloren door de technische regelingen, waardoor tijd wordt gebruikt die beter besteed had kunnen worden aan belangrijker zaken. Wij moeten altijd oppassen voor vormen en ceremoniën die het ware doel waarvoor wij werken, verdoezelen. Er bestaat gevaar dat het systeem zo eigenaardig, zo buitenissig wordt, dat de Sabbatschool vermoeiend werkt, terwijl deze integendeel juist een rust, een verkwikking en een zegen moet afwerpen. USG2 591 1 De zuiverheid en eenvoud van de Sabbatschool mogen niet opgaan in zo'n eindeloze verscheidenheid van vormen, dat aan godsdienstige belangen niet voldoende tijd kan worden geschonken. Deze schoonheid en het wel-slagen van de school liggen in zijn eenvoud en ijver om God te dienen. Niets kan gedaan worden zonder orde en regel, maar die kunnen zó worden toegepast dat groter en belangrijker plichten daardoor in het gedrang komen. Minder moet men de scholieren bezig houden met de uiterlijke inleidende besprekingen en meer moet men hen bezighouden met de zaligheid hunner zielen. Dit moet het overheersende beginsel van de school zijn. -- Ibid., blz. 151. USG2 591 2 Het grote tekort in de Sabbatschool is niet hef tekort aan techniek, maar het tekort aan kennis ten aanzien van geestelijke waarden. Hoe hoognodig moeten de arbeiders gedoopt worden met de Heilige Geest, opdat zij ware zendelingen voor God kunnen worden. -- Ibid., blz. 155. HET INZAMELEN VAN DE WEKELIJKSE ZENDINGSGAVEN USG2 591 3 Wij danken God daf onze Sabbatscholen genoeg hebben bijgedragen zodat we onze vleugels wijder konden uitslaan. Kinderen en opgroeiende jeugd hebben hun stuivers ingebracht die, evenals kleine beekjes, een rivier hebben gevormd die stromen van zegen afwerpt. Kinderen moeten zó worden opgevoed dat ze onzelfzuchtige daden doen, welke de hemel vol blijdschap aanschouwt. Wanneer de dauw der jeugd op hen rust, moet men kinderen leren hoe ze kunnen werken voor Christus. Zij moeten zelfverloochening leren. USG2 591 4 Deze manier van geven mag niet berusten op een opwelling. God heeft ons dienaangaande omlijnde voorschriften gegeven. Als de maatstaf van onze verplichtingen heeft Hij tienden en gaven gesteld. En Hij wil dat wij die regelmatig en systematisch geven. Paulus schreef aan de gemeente te Corinthe: "Aangaande nu de inzameling die voor de heiligen geschiedt, gelijk als ik aan de gemeenten in Galatië verordend heb, doet gij ook alzo. Op elke eerste dag der week legge een iegelijk van u iets bij zichzelf weg . . . naar dat hij welvaren verkregen heeft." 1 Corinthiërs 16 : 1,2. Laat een ieder geregeld zijn inkomen nagaan, hetgeen alles een zegen is van God, en de tienden apart leggen als de Here heilig. Dit geld mag in geen geval aan iets anders besteed worden; het is uitsluitend bestemd voor de dienst des Evangelies. Wanneer de tiende opzij gelegd is, moet men de giften en gaven afzonderen "naar dat men van God verkregen heeft". -- Ibid., blz. 129, 130. USG2 592 1 Onder hef Joodse stelsel werd bij de geboorte van een kind God een offer gebracht, zoals Hijzelf had verordineerd . . USG2 592 2 Ten aanzien van verjaardagen moet men de kinderen leren dat zij oorzaak hebben God te danken voor Zijn liefdevolle goedheid door hen weer een jaar in het leven te hebben bewaard. Want leven, gezondheid, voedsel en kleding danken wij niet minder dan de hoop op het eeuwige leven aan de Schenker van alle barmhartigheden; en men is Gode verplicht Zijn gaven te erkennen en een dankoffer te brengen aan onze grootste Weldoener. Deze verjaardagsgaven worden door de Hemel op prijs gesteld. -- Ibid., blz. 143. ZIELENWINNENDE DOELSTELLINGEN USG2 592 3 Als arbeiders van God zijn wij meer op Jezus en minder op onszelf aangewezen. Wij moeten meer de drang voelen om zielen te redden en dagelijks bidden dat voor de Sabbat ons kracht en wijsheid moge geschonken worden. Klasseleiders, krijgt contact met uw klassen. Bidt met hen en leert hen hoe ze moeten bidden. Laat het hart week worden, terwijl de gebeden kort en eenvoudig, maar vurig moeten zijn. Laat uw woorden weinig en goed gekozen zijn; en laten ze van uw lippen en door uw voorbeeld leren dat de waarheid Gods in hun harten moet geworteld zijn, of dat ze anders de beproeving der verzoeking niet kunnen doorstaan. Wij zouden zo gaarne zien dat hele klassen van jonge mensen zich tot God bekeren, en opwassen tot nuttige leden in de Gemeente. USG2 593 1 Staat niet toe dat gedurende de week geheel uw kracht en energie gegeven wordt aan wereldse, tijdelijke dingen, zodat u op de Sabbatdag geen energie en zedelijke klacht hebt voor de dienst van Christus. Juist nu moet een ernstig werk gedaan worden. Wij hebben geen ogenblik tijd voor zelfzuchtig gebruik. Laat alles wat wij doen, gedaan worden met één oog gericht op de heerlijkheid Gods. Rust niet voordat elk kind in uw klas gebracht is tot de zaligmakende kennis van Christus. -- Ibid., blz. 125. USG2 593 2 De Sabbatschoolleraars moeten nauwgezet en vol des gebeds wandelen voor Gods aangezicht. Zij moeten arbeiden als degenen die eenmaal rekenschap zullen moeten geven. Zij hebben een kans gekregen om zielen te winnen voor Christus, en hoe langer de jeugd volhardt in haar onboetvaardigheid, des te vaster zal zij staan in haar afwijzen van Gods Geest. Met het toenemen der jaren is het waarschijnlijk dat een verminderde gevoeligheid voor Goddelijke dingen zal ontstaan, een verzwakte ontvankelijkheid ten aanzien van de invloeden van de godsdienst. Elke dag werkt Satan om hen te funderen in hun gewoonten van ongehoorzaamheid, in hun onberouwvolle geest, en steeds wordt de kans kleiner dat zij Christenen worden. En hoe zal het eindverslag luiden dat onverschillige klasseleiders eenmaal moeten geven? Waarom legt zedelijke schroom beslag op de ziel van de leraar en maakt hem afkerig zich in te spannen voor de bekering van kostbare zielen van de kinderen en opgroeiende jeugd? Waarom laat men niet toe dat de Heilige Geest om de ziel een atmosfeer schept die alle zedelijke duisternis zal uitbannen en anderen hemels licht brengt? -- Ibid., blz. 80. USG2 593 3 Onze Sabbatschoolarbeiders moeten op een bijzondere wijze vervuld worden met de Geest van Christus. Zij kunnen niet met Christus samenwerken of Hij moet door het geloof in hun harten wonen... USG2 594 1 Aan de kinderen moet meer zorg besteed worden ten aanzien van de godsdienstige beschaving. De leidinggevende arbeiders en de leraars moeten streven naar een volmaakte harmonie. Er moet samenwerking bestaan van de kant van de ouders, kinderen en leraars. Laat elke arbeider streven naar wijsheid en tact, opdat hij op een zodanige wijze kan werken als God verlangt. Wij moeten tact en een scherp onderscheidingsvermogen aankweken ten einde vlug de kansen op te merken om goed te doen, en dan ook die kansen aangrijpen om er het beste van te maken. -- Ibid., blz. 159, 160. USG2 594 2 De beambten en leraars in de Sabbatschool hebben de leiding en het onderricht van de Heilige Geest nodig opdat ze goede opvoeders worden, in staat om tot denken te inspireren en de dingen in herinnering te brengen die ze hun leerlingen hebben geleerd. Het is het werk van de Heilige Geest om helder en scherp omlijnd de woorden en werken van Christus in het verstand te griffen opdat zij, die ten aanzien van de Verlosser der wereld onderricht geven, in staat zijn hun leerlingen Christus voor ogen te stellen. In al de onderdelen van de Sabbatschool is de hulp van de Heilige Geest nodig opdat mannen en vrouwen, in de ware zin mannen en vrouwen Gods, gekozen kunnen worden om de verantwoordelijke posten van Sabbatschoolleiders, beambten en leraars in te nemen. -- Ibid., blz. 160. DE BEAMBTEN EN KLASSELEIDERS USG2 594 3 Wanneer van tijd tot tijd beambten gekozen worden, laat dan persoonlijke voorkeur niet overheersen, maar plaatst op die posten van vertrouwen hen van wie u overtuigd bent dat ze God liefhebben en vrezen en Hem tot hun raadgever stellen. Al heeft iemand nog zo'n schitterend verstand, zo zal het zonder de liefde en vreze Gods toch op een mislukking uitlopen. Jezus zegt: "Zonder Mij kunt gij niets doen." Deze manier van beambten kiezen mag niet beïnvloed worden door de Sabbatschoolleerlingen. Het veelvuldig veranderen van beambten zal de school ten voordeel zijn; want het verstand van één man kan niet het verstand van alle anderen kneden en vormen. Hij kan misschien enkele uitmuntende eigenschappen hebben, maar op andere punten te kort schieten. Een ander die gekozen wordt, kan juist dat bezitten wat de andere ontbreekt. Gevarieerde intellecten en eigenschappen zullen frisse ideeën, frisse qedachtengangen ontwikkelen; en dit is absoluut noodzakelijk. Maar bovenal, kiest hen die in de eenvoud van hun zielen, in de waarheid wandelen, die God liefhebben en vrezen en bij Hem ter schole gaan. Dezulken zullen de scholieren voorwaarts en opwaarts doen gaan. Onder wijze leraars zullen de leerlingen steeds meer belangstelling gaan krijgen voor Gods Woord alsook een dieper inzicht in de Schriften. -- Ibid., blz. 165. USG2 595 1 De Here doet een beroep op jonge mannen en vrouwen om zich te gorden voor een levenslange, ijverige arbeid in het Sabbatschoolwerk. Met af en toe eens van die goede bedoelingen wordt niet veel tot stand ge-bracht en evenmin zult u daardoor succesvolle arbeiders in Gods werk worden. Met in alle lijdzaamheid voortgaan om het goede te doen, zult u Gods medearbeiders worden. U moet uzelf zien als dienstknechten Gods die elke dag hun plicht doen. Weest elke dag ijverig in uw werk en past op voor uw voeten geen kromme paden te maken, want anders dwaalt de kreupele of van hef pad des rechts door uw schuld. -- Ibid., blz. 13. USG2 595 2 Elke leraar in de Sabbatschool moet een navolger van Christus zijn, en zij die niet hebben aangetoond discipelen van Christus te zijn, wier leven niet is zoals dat van christenen behoort te zijn, moeten niet gevraagd worden om Sabbatschoolleraar te worden, want zij hebben nodig dat iemand anders hen eerst de grondbeginselen van de liefde en de vreze Gods leert. "Zonder Mij," zegt Christus, "kunt gij niets doen." Johannes 15:5. Wat voor waarde zou het onderwijs hebben van iemand die van de kracht van Christus door persoonlijke ervaring niets kent? Het zou een grote ongerijmdheid zijn zo iemand een klas in de Sabbatschool te geven, maar het is nog erger een klas over te geven aan de invloed van een leraar wiens kleding en gedragingen de Heiland Die hij zegt te dienen, verloochenen. USG2 596 1 Bij de leraars in de Sabbatschool moeten de harten verwarmd en bezield worden door Gods waarheid; zij moeten niet enkel hoorders maar ook daders des Woords zijn. Zoals de ranken gevoed worden door de wijnstok, moeten zij gevoed worden door Christus. De dauw der hemelse genade moet op hen neervallen, zodat hun harten zijn gelijk kostelijke planten welker knoppen openbreken en zich ontvouwen, waardoor een heerlijke geur wordt verspreid zoals bloemen in Gods hof. Klasseleiders moeten ijverig studeren in Gods Woord en altijd laten zien dat zij in de school van Christus elke dag hun lessen leren en in staat zijn aan anderen het licht, dat zij ontvangen hebben van Hem Die de Grote Leraar, het Licht der wereld is, uit te delen. USG2 596 2 Leraars moeten zich hun verantwoordelijkheid bewust zijn en elke kans benutten om op te wassen, opdat zij die daden verrichten waardoor zielen voor de eeuwigheid worden gewonnen. Ibid., blz. 93, 94 USG2 596 3 God heeft de gave van de rede en het verstand zowel aan de ene arbeider gegeven als aan de andere; en naar uw vermogen moet u uw talenten inwisselen bij de wisselaars. De Here wil niet dat deze of gene arbeider enkel de schaduw is van een ander die hij bewondert. De leraar moet opwassen naar de mate van de volheid in Christus, en niet naar die van een of ander dwalend, sterfelijk wezen. U moet "opwassen in de genade", en waar is die genade te vinden? Alleen in Christus, het Goddelijk Voorbeeld. USG2 596 4 Laat dan een ieder op Christus zien en zich modelleren naar het Goddelijke Model. Laat elke arbeider zijn krachten tot het uiterste gebruiken om in harmonie met het plan Gods te werken. Laat hij een leerling zijn in de school van Christus, opdat hij talent krijgt anderen te onderrichten. Die zijn toevertrouwd aan de zorgen van de Sabbatschool-klasseleider, hebben de wijsheid en de ervaring nodig die God de navolger van Christus kan geven. Laat de klasseleider leren van Christus' zachtmoedigheid en nederigheid des harten, ten einde een goede leraar te worden die zielen voor Christus wint, opdat dezen op hun beurt trouwe zendelingen in het grote oogstveld kunnen worden. -- Ibid., blz, 106. USG2 597 1 Wat talent betreft om te onderwijzen, heerst er onder ons een dorheid, en wij bezitten geen mannen die voldoende geoefend zijn om het werk aangaande het bestuur van onze Sabbatscholen en gemeenten naar behoren te verrichten. Velen die de waarheid kennen, hebben daarvan nog niet een zodanig begrip dat zijzelf die waarheid kunnen ontvouwen. Zij zijn niet in staat om die zodanig naar voren te brengen dat haar heilig, majestueus karakter de mensen duidelijk voor ogen staat. In plaats van minder tucht, hebben zij een meer gedegen opleiding nodig. Het is voor wie ook onmogelijk te voorzien waartoe hij geroepen kan worden. Hij kan in gevallen geplaatst worden waar hij een snel doorzicht en redelijke argumenten nodig heeft, en daarom is hef ter ere van Christus dat onder ons het aantal goed geschoolde arbeiders veelvoudig toeneemt; zij zullen in staat zijn de waarheid op een heldere, verstandige wijze te ontvouwen, en wel zodanig dat daaraan zo goed als geen gebreken meer vastkleven. -- Ibid., blz. 156. GODS INSTRUMENTEN USG2 597 2 Ik heb een grote belangstelling voor onze Sabbatscholen door het gehele land, omdat ik daarin Gods instrumenten zie voor het opleiden van onze jeugd in de Bijbelse waarheden. Aanhoudend moet zowel door ouders als leraars gestreefd worden om de jeugd belangstelling te doen krijgen voor zaken van eeuwig belang. De Sabbatschool is een zendingsveld, en in dit belangrijke werk moet veelmeer de zendingsgeest aan de dag komen dan in het verleden is geopenbaard. -- Ibid., blz. 10. ------------------------Hoofdstuk 80--Het Verlenen van Gastvrijheid USG2 598 1 De Bijbel legt ten volle de nadruk op het verlenen van gastvrijheid. Niet alleen omschrijft hij gastvrijheid als een plicht, maar hij biedt ook prachtige schilderingen van het in praktijk brengen van deze deugd en de zegen die daaruit voortvloeit. In bijzondere mate geldt dat wel wat betreft de ervaring van Abraham. USG2 598 2 In het verhaal van Genesis zien wij de patriarch op de middag van een hete zomerdag bij de ingang van zijn tent zitten in de schaduw van de eiken van Mamre. Daar verschijnen drie reizigers. Zij doen geen beroep op zijn gastvrijheid en vragen om geen gunst; maar Abraham staat niet toe dat zij verder gaan zonder zich verfrist te hebben. Hij is al een man op jaren, een waardig iemand en welgesteld, alom in aanzien, die gewend is te bevelen; en toch, toen hij deze vreemdelingen zag, "zo liep hij hun tegemoet van de deur der tent en boog zich ter aarde". Zich tot de leider wendende, zei hij: "Here, heb ik nu genade gevonden in uw ogen, zo ga toch niet aan uw knecht voorbij." Genesis 18 : 2, 3. Hijzelf ging water halen opdat ze hun stoffige voeten van de reis konden wassen. Hijzelf zorgde voor hun voedsel; terwijl zij rustten in de verkoelende schaduw, maakte Sara hun maal gereed en Abraham was hun in zijn gastvrijheid met alles van dienst. Deze vriendelijkheid bewees hij hun eenvoudig als toevallig voorbijkomende reizigers, vreemdelingen die zijn weg misschien nooit weer zouden kruisen. Maar toen het maal was afgelopen, werd hem geopenbaard wie zijn gasten waren. Hij had niet enkel hemelse engelen geherbergd, maar ook hun glorievolle Aanvoerder, zijn Schepper, Verlosser en Koning. En voor Abraham werden de raadslagen des hemels blootgelegd en werd hij "de vriend van God" genoemd. USG2 598 3 Lot, Abrahams neef, hoewel hij Scdom als zijn woonplaats 1900, Vol. 6, blz. 341--348 had gekozen, bezat eveneens die geest van vriendelijkheid en gastvrijheid van de patriarch. Toen hij bij het vallen van de avond twee vreemdelingen bij de stadspoort zag, en de gevaren kennende die hen in die zondige stad bedreigden, drong Lot er op aan dat zij in zijn huis de nacht zouden doorbrengen. Het gevaar dat voor hem en zijn gezin daaruit kon voortvloeien, was voor hem geen beletsel. Hef behoorde mede tot zijn levenstaak de in gevaar verkerenden te beschermen en te zorgen voor de daklozen, en de daad, in alle vriendelijkheid bewezen aan twee onbekende reizigers, bracht engelen in zijn huis. Die hij wilde beschermen, beschermden hem. Bij het vallen van de avond had hij hen voor alle veiligheid in zijn huis gebracht; bij het aanbreken van de dageraad leidden zij hem en zijn gezin veilig tot buiten de poort van de gedoemde stad. USG2 599 1 Deze hoffelijke daden achtte God van voldoende belang om die in Zijn Woord te vermelden; en meer dan duizend jaren later werd naar die woorden verwezen door een geïnspireerde apostel: "Vergeet de herbergzaamheid niet, want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd." Hebreeën 13 : 2. USG2 599 2 Het voorrecht, geschonken aan Abraham en Lot, wordt ons niet onthouden. Door gastvrij te zijn tegenover Gods kinderen, kunnen ook wij Zijn engelen in onze woningen ontvangen. Zelfs in onze tijd betreden engelen in menselijke gedaante de huizen der mensen, en worden door hen geherbergd. En Christenen die leven in hef licht van Gods aangezicht, worden altijd vergezeld door ongeziene engelen, en deze heilige wezens laten in onze woningen een zegen achter. USG2 599 3 "Trachten naar herbergzaamheid" komt voor onder de omschrijving gegeven door de Heilige Geest om degene te tekenen die in de gemeente verantwoordelijkheid draagt. En aan de gehele gemeente wordt het uitdrukkelijke bevel gegeven: "Zijt herbergzaam jegens elkander zonder murmureren. Een iegelijk gelijk hij gave ontvangen heeft, alzo bediene hij deze aan de anderen als goede uitdelers der menigerlei genade Gods." -- 1 Petrus 4:9, 10. BEGINSELEN DER GASTVRIJHEID USG2 600 1 Deze vermaningen zijn eigenaardig genoeg in de wind geslagen. Zelfs onder hen die belijden Christenen te zijn, wordt ware gastvrijheid maar weinig aan de dag gelegd. Onder ons eigen volk is de gelegenheid om gastvrijheid te verlenen, niet beschouwd zoals dat moest, als een voorrecht en zegen. De sfeer van de prettige omgang wordt te weinig gevoeld; er bestaat geen geneigdheid, voor twee of drie meer om de gezinstafel plaats te maken zonder omslag en in alle eenvoudigheid. Sommigen voeren aan dat "dit zoveel last veroorzaakt". Dat zou niet zo zijn wanneer men zou zeggen: "We hebben niets bijzonders gemaakt, maar we zouden het zo prettig vinden wat wij hebben met u te delen." Bij de onverwachte gast wordt zo'n welkom veel meer op prijs gesteld dan alle overtollige voorbereiding. USG2 600 2 Het is een verloochening van Christus, wanneer men voor de ontvangst van bezoekers uitzonderlijke toebereidingen treft, want dat vereist tijd die in werkelijke zin de Here behoort. Hierin beroven wij God. En we doen daarmede ook anderen kwaad. Door van de herbergzaamheid te veel drukte te maken, beroven velen hun eigen gezinnen van de nodige aandacht, en hun voorbeeld brengt er anderen toe dat na te volgen. USG2 600 3 Nodeloze moeiten en lasten haalt men zich op de hals door het verlangen de gasten eens met uitzonderlijk vertoon te ontvangen. In het klaarmaken van de verschillende gerechten voor de tafel overwerkt de vrouw des huizes zich. Als gevolg van de verschillende schalen, overladen de gasten hun maag; en ziekte en narigheid, ten gevolge van overwerking enerzijds en te veel eten anderzijds, zijn het resultaat. Deze opgeschroefde feestmaaltijden zijn een last en een kwaad. USG2 600 4 Maar het is de bedoeling des Heren dat wij de belangen van onze broeders en zusters ter harte zullen nemen. Paulus heeft daarvan een beeld gegeven. Tot de gemeente te Rome zegt hij: "Ik beveel u Febe onze zuster, die een dienares is der gemeente die te Kenchreën is, opdat gij haar ontvangt in de Here gelijk het de heiligen betaamt, en haar bijstaat in wat zaak zij u zou mogen van node hebben; want zij is een beschermster geweest van velen, ook van mijzelf." Romeinen 16:1, 2. Febe was tegenover de apostel herbergzaam geweest en dat was zij ook op uitzonderlijke wijze geweest tegenover vreemdelingen die hulp nodig hadden. Haar voorbeeld moet door de gemeenten van deze tijd worden nagevolgd. USG2 601 1 God is misnoegd over de zelfzuchtige belangstelling die zo vaak aan de dag gelegd wordt ten aanzien van "ik en mijn gezin". Elk gezin dat deze geest koestert, moet nodig bekeerd worden door de zuivere beginselen, geopenbaard in het leven van Christus. Die zich in zichzelf opsluiten, die niet bereid zijn aan bezoekers herbergzaamheid te verlenen, verliezen vele zegeningen. USG2 601 2 Sommigen van onze arbeiders bekleden posten waarin zij. vaak bezoekers gastvrijheid moeten verlenen, hetzij hun eigen broeders of vreemdelingen. Enkelen hebben er op aangedrongen dat de conferentie daarmede rekening houdt door boven hun salaris nog een toelage te verstrekken ter bestrijding van deze extra-kosten. Maar de Here heeft de taak der herbergzaamheid opgedragen aan heel Zijn volk. Het ligt niet in Gods opdracht dat één of twee herbergzaamheid zullen beoefenen voor een conferentie of een gemeente, of dat arbeiders betaald worden voor hun aan broeders verleende gast-vrijheid. Dit is een gedachte geboren uit zelfzucht, en engelen Gods houden van deze dingen aantekening. USG2 601 3 Die van plaats tot plaats trekken als evangelisten of zendelingen op enig gebied, moeten gastvrijheid ontvangen van de leden der gemeente onder wie zij arbeiden. Broeders en zusters, bereidt deze arbeiders een thuis, zelfs al gaat dat gepaard met grote persoonlijke offers. USG2 601 4 Christus houdt aantekening van elke uitgave voor het verlenen van gastvrijheid om Zijnentwil. Hij voorziet in alles wat voor dit werk nodig is. Die om Christus' wille hun broeders gastvrijheid verlenen en hun best doen het bezoek profijtelijk te maken zowel voor hun gasten als voor zichzelf, staan in de hemel opgetekend als dezulken die waardig zijn bijzondere zegeningen te ontvangen. DE LES VAN CHRISTUS BETREFFENDE GASTVRIJHEID USG2 602 1 Christus heeft in Zijn eigen leven een les ten aanzien van gastvrijheid gegeven. Toen Hij aan de oever van het meer omringd was door de hongerende scharen, zond Hij ze niet naar huis zonder hen verkwikt te hebben. Hij zei tot Zijn discipelen: "Geeft gij hun te eten." Mattheüs 14:16. En door een daad van Zijn scheppingsmacht verschafte Hij voedsel voldoende om in hun behoeften te voorzien. En toch, hoe eenvoudig was dat voedsel! Dat had niets te maken met weelde of overdaad. Hij aan Wie alle hulpbronnen des hemels ter beschikking stonden, had voor de mensen een overdadig maal kunnen gereed maken. Maar Hij voorzag alleen in dat wat voldeed aan hun behoefte, dat wat het dagelijkse voedsel van het vissersvolk rondom het meer uitmaakte. USG2 602 2 Wanneer heden ten dage de mensen eenvoud in hun gewoonten zouden betrachten en in harmonie met de wetten der natuur zouden leven, zou er een overvloed zijn die kon voorzien in al de behoeften der mensheid. Er zou minder ingebeeld gebrek zijn en meer gelegenheid om in Gods wegen te werken. USG2 602 3 Christus probeerde niet de mensen tot Zich te trekken door het verlangen naar weelde te bevredigen. Het eenvoudige voedsel waarin Hij voorzag, toonde de zekerheid niet alleen van Zijn macht maar van Zijn liefde, van Zijn tedere zorg voor hen in de dagelijkse behoeften des levens. En terwijl Hij hen spijzigde met de gerstebroden, gaf Hij hun ook het brood des levens te eten. Hier ligt ons voorbeeld. Ons voedsel kan eenvoudig en zelfs schaars zijn. Wij kunnen misschien met armoede te kampen hebben. Onze voorraden kunnen misschien niet groter zijn dan indertijd die van de discipelen, welke bestond uit vijf broden en twee visjes. Nochtans wanneer wij in aanraking komen met hen die in nood verkeren, vraagt Christus ons: "Geeft gij hun te eten." Wat wij hebben, moeten we met anderen delen, en wanneer wij geven, zal Christus er voor zorgen dat in ons tekort wordt voorzien. USG2 603 1 Leest in dit verband de geschiedenis van de weduwe van Zarfath. In een tijd van hongersnood zond God Zijn dienstknecht naar deze vrouw in een heidens land om voedsel. "En zij zeide: Zo waarachtig als de Here uw God leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een handvol meel in de kruik en een weinig olie in de fles; en zie, ik heb een paar stukken hout gelezen en ik ga henen en zal het voor mij en mijn zoon bereiden, opdat wij het eten en sterven. En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga henen en doe naar uw woord; maar maak voor mij eerst een kleine koek daarvan en breng mij die hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna wat maken. Want zó zegt de Here de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op de dag dat de Here regen op de aardbodem geven zal. En zij ging heen en deed naar het woord van Elia." 1 Koningen 17 : 12--15. USG2 603 2 Wonderbaarlijk was de gastvrijheid door de Phoenicische vrouw bewezen aan de profeet Gods en op wonderlijke wijze werden haar geloof en edelmoedigheid beloond. "Zo at zij en hij en haar huis, vele dagen. Het meel van de kruik werd niet verteerd en de olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des Heren dat Hij gesproken had door de dienst van Elia. En het ge-schiedde na deze dingen dat de zoon dezer vrouw, de bewoonster van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer hevig, totdat er geen adem in hem overgebleven was. En zij zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? zijt gij bij mij ingekomen om mijn ongerechtigheid in gedachtenis te brengen en om mijn zoon te doden? En hij zeide tot haar: Geef mij uw zoon. En hij nam hem van haar schoot en droeg hem naar boven, in de opperzaal waar hij zelf woonde, en hij legde hem neder op zijn bed ... En hij strekte zich driemaal languit uit over het kind en riep de Here aan ... En de Here verhoorde de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder in hem, zodat het weder levend werd. En Elia nam het kind en bracht het af van de opperzaal naar het huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, uw zoon leeft. Toen zeide de vrouw tot Elia: Nu weet ik dit, dat gij een man Gods zijt en dat het woord des Heren in uw mond waarheid is." Verzen 15--24. USG2 604 1 God is niet veranderd. Zijn kracht is nu niet minder dan in de dagen van Elia. En niet minder zeker in onze tijd dan ten tijde dat de Heiland die uitsprak, is de belofte die Christus heeft gegeven: "Wie een profeet ontvangt in de naam van een profeet, zal het loon van een profeet ontvangen." Mattheüs 10:41. "IK ZAL HET BELONEN" USG2 604 2 Zijn trouwe dienstknechten van deze tijd zowel als Zijn eerste discipelen gelden Christus' woorden: "Wie u ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft." Vers 40. Geen vriendelijke daad gedaan in Zijn Naam die niet erkend of niet beloond zal worden. En in diezelfde liefdevolle erkenning sluit Christus ook in de zwaksten en nederigsten van het Godsgezin. Hij zegt: "Zo wie een van deze kleinen" -- die in hun geloof en kennis van Christus als kinderen zijn -- " te drinken geeft slechts een beker koud water in de naam van een discipel, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen." Vers 42. USG2 604 3 Armoede moet voor ons geen beletsel zijn om gastvrijheid te verlenen. Van wat wij hebben moeten we uitdelen. Daar zijn er die worstelen om in hun bestaan te voorzien en die tobben om hun inkomsten aan te passen aan hun behoeften; maar zij hebben Jezus lief in de persoon van Zijn heiligen en staan altijd klaar om gelovigen en ongelovigen gastvrijheid te verlenen; zij proberen die bezoeken vrucht te doen afwerpen. In de gezinskring en aan het gezinsaltaar wordt de gasten een welkom bereid. De opgezonden gebeden oefenen een invloed uit op hen die de gastvrijheid genieten en één bezoek kan zelfs het middel zijn om een ziel van de dood te redden. Dit werk gedenkt de Here want Hij zegt: "Ik zal het vergelden." USG2 605 1 Broeders en zusters, nodigt diegenen in uw huis uit die behoefte hebben aan een gastvrije, vriendelijke bejegening. Maakt geen uitzonderlijke drukte; maar wanneer gij hun behoeften opmerkt, nodigt ze dan binnen en verleent hun een ware Christelijke gastvrijheid. In die sociale, gezellige omgang liggen kostelijke voorrechten opgesloten. USG2 605 2 "De mens leeft niet bij brood alleen," en als wij anderen in ons tijdelijk voedsel laten delen, dan laten wij hen ook delen in hoop en moed en Christelijke liefde. Wij moeten "degenen vertroosten die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting met welke wijzelf door God vertroost worden". 2 Corinthiërs 1 : 4. En ons komt de verzekering toe: "God is machtig alle genade te doen overvloedig zijn in u, opdat gij in alles allen tijd alle genoegzaamheid hebbende, tot alle goed werk overvloedig moogt zijn". USG2 605 3 Wij leven in een wereld vol zonde en verleiding; overal om ons heen zijn zielen die, Christus niet kennende, verloren dreigen te gaan, en God wil dat we op alle mogelijke manier voor hen zullen werken. Hebt u een prettig thuis, nodigt dan de jeugd uit die geen thuis heeft, diegenen die hulp nodig hebben, die hunkeren naar medeleven en vriendelijke woorden, naar waardering en hoffelijkheid. Wanneer u hen tot Christus wilt brengen, dan moet u hun, als gekocht door Zijn bloed, uw liefde en medeleven betonen. USG2 605 4 Door Gods voorzienigheid krijgen wij omgang met hen die onervaren zijn, met velen die medeleven en medelijden nodig hebben. Zij hebben steun nodig, want ze zijn zwak. Jonge mensen hebben hulp nodig. In de kracht van Hem Die Zijn liefdevolle tederheid uitoefent tegenover de hulpelozen, de onwetenden, en die gerekend worden onder de minsten van Zijn kleinen, moeten wij arbeiden voor hun toekomstig welzijn, voor de vorming van een Christelijk karakter. Juist zij die het meest hulp nodig hebben, zullen soms ons geduld duchtig op de proef stellen. "Ziet toe dat gij niet één van deze kleinen veracht," zegt Christus, "want Ik zeg ulieden dat hun engelen in de hemelen altijd zien het aangezicht Mijns Vaders Die in de hemelen is." Mattheüs 18:10. En tot hen die deze zielen dienen, zegt de Heiland: "Voor zoveel gij dit aan één van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat aan Mij gedaan." Mattheüs 25 : 40. USG2 606 1 Bij hen die dit werk doen, zal de kroon der opoffering het voorhoofd drukken. Maar zij zullen hun beloning ontvangen. In de hemel zullen wij de jonge mensen zien die wij geholpen hebben, die wij in onze huizen hebben uitgenodigd, die wij uit de greep der verzoeking hebben gered. Wij zullen zien dat hun gelaat de glans van Gods heerlijkheid weerkaatst. "Zij zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn." Openbaring 22 : 4. MEDEDELING VAN DE. UITGEVERS USG2 606 2 Ellen G. White is de bezielende schrijfster van vele boeken. Na een arbeidzaam en vruchtbaar leven stierf zij op negentigjarige leeftijd in 1915. Zij was tot haar dood een overtuigd en enthousiast lidmaat van de Kerkgemeenschap der Zevende-Dags Adventisten. Enkele jaren voor haar dood maakte zij een wilsbeschikking ten aanzien van de publicatie en vertaling van haar geschriften. Zij wees enige predikanten der Advent-Kerk aan, die tezamen een commissie zouden vormen welke na haar dood zou belast zijn met de bescherming van de auteursrechten van haar boeken. Het was haar uitdrukkelijke wil, dat deze commissie -- de huidige "Ellen G. White Trustees" -- er voor zou waken, dat haar geschriften niet door onbevoegden zouden wor den vertaald en gepubliceerd. De Ellen G. White Trustees hebben bij notariële acte de Stichting: Boekenhuis "Veritas", als zijnde de Uitgeverij van het Kerkgenootschap der Zevende-Dags Adventisten in Nederland, gemachtigd om de geschriften van Mevrouw White in het Nederlands te vertalen en te publiceren. USG2 607 1 Helaas heeft de Reformatiebeweging der Z. D. A. niet geschroomd om in strijd niet de uitdrukkelijke wil van de schrijfster sommige van haar geschriften toch te vertalen en ten eigen bate uit te geven. Wij betreuren deze onrechtmatige daad en wensen er nadrukkelijk op de wijzen, dat deze uitgave de enige geautoriseerde uitgave in de Nederlandse taal is.