Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

Hoofdstuk 6

De Gemeente en de Arbeiders

[ AUDIO ]

1900, Vol. 6, blz. 417--420

Het is hoog tijd dat de leden van onze gemeenten zich gaan inspannen om de mannen die de laatste genade- boodschap aan de wereld brengen, te steunen. Laten de gemeenteleden aan de waarschuwingsboodschap, die door Gods boodschappers in de wereld wordt uitgedragen, kracht verlenen door een praktisch godsdienstig leven. Denkende mensen worden ongerust wanneer ze de toestand in de wereld bezien. Wanneer zij, die ,een kennis der waarheid bezitten, Bijbelse beginselen willen uitleven en daarmee aantonen, dat ze geheiligd zijn door de waarheid, dat ze ware navolgers zijn van de zachtmoedige, nederige Heiland, zullen zij een invloed uitoefenen waardoor zielen voor Christus worden gewonnen.

Alles wat staat beneden een actief, oprecht dienen van de Meester, stempelt onze belijdenis des geloofs tot een leugen. Alleen het Christendom, dat zich openbaart in oprechte, praktische arbeid, zal indruk op hen die dood zijn in overtredingen en zonden. Biddende, nederige, gelovige Christenen, zij die door hun werken tonen dat hun grootste verlangen is de zaligmakende waarheid bekend te maken, waardoor alle mensen getoetst zullen worden, zullen voor de Meester een rijke zielenoogst inzamelen.

BEZIELING IN HET WINNEN VAN ZIELEN

Het is nodig dat wij de sleur, de eentonigheid van onze godsdienstige arbeid doorbreken. Wij doen een werk in de wereld, maar wij leggen niet voldoende werklust en ijver aan de dag. Indien wij vuriger van geest zouden zijn, dan zouden mensen van de waarheid van onze boodschap overtuigd worden. De lauwheid en eentoniqheid van onze arbeid voor God, weerhoudt vele zielen van een hogere stand die juist een diepe, vurige, geheiligde ijver willen zien. Een wettische godsdienst zal in deze tijden niets bereiken. Wij kunnen alle uiterlijke werken in het dienen naar voren brengen en toch verstoken blijven van de verkwikkende invloed van de Heilige Geest, zoals de bergen van Gilboa verstoken bleven van dauw en regen. Wij allen hebben geestelijke dauw nodig en ook hebben wij de heldere stralen van de Zon der Gerechtigheid nodig om onze harten zacht en onderworpen te maken. Wat beginsel betreft moeten wij stevig staan als een rots. Bijbelse beginselen moeten worden onderwezen en gesteund worden door toepassing in een heilig leven.

Zij, die in de dienst van God staan, moeten in het werk om zielen te winnen bezieling en ijver aan de dag leggen. Bedenkt dat er zielen zijn die zullen vergaan wanneer wij als Gods instrumenten niet werken met een vastberadenheid die niet zal falen noch ontmoedigd worden. De troon der genade moet aanhoudend onze steun zijn.

Er is geen verontschuldiging dat het geloof in onze gemeenten zo zwak en kwijnend is. "Keert gijlieden weder tot de Sterkte, gij gebondenen die daar hoopt." Zacharia 9:12. Er is kracht voor ons in Christus. Hij is onze Pleiter bij de Vader. Hij zendt Zijn gezanten uit naar elk deel van Zijn gebied om aan Zijn volk Zijn wil bekend te maken. Hij wandelt in het midden van Zijn gemeenten. Hij wil Zijn volgelingen heiligen, verheffen en veredelen. De invloed van hen die waarlijk in Hem geloven, zal zijn als een reuk ten leven in de wereld. Hij houdt de sterren in Zijn rechterahnd en het is Zijn bedoeling door dezen Zijn licht te laten schijnen in de wereld. Zo wil Hij Zijn volk voorbereiden op een hoger dienen in de Gemeente hierboven. Hij heeft ons een groot werk opgedragen. Laten wij dat nauwgezet en met vastberadenheid uitvoeren. Laten wij in ons leven openbaren wat de waarheid voor ons heeft gedaan.

"Die in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt." Openbaring 2:1. Deze tekst schildert de ver- verhouding van Christus tot de gemeenten. Hij wandelt in het midden van Zijn gemeenten over de lengte en breedte der aarde. Hij slaat hen met intense belangstelling gade om te zien of zij verkeren in die geestelijke toestand dat zij Zijn Koninkrijk kunnen bevorderen. Christus is aanwezig in elke vergadering van de gemeente. Hij is bekend met een ieder die aan Zijn dienst verbonden is. Hij kent degenen wier harten Hij kan vullen met de heilige olie, opdat zij die weer aan anderen kunnen uitdelen. Die het werk van Christus in onze wereld trouw uitdragen en in woord en werken hef karakter van God openbaren, terwijl ze het oogmerk des Heren in vervulling doen gaan, zijn in Zijn oog zeer kostbaar. Christus schept behagen in hen, zoals iemand behagen heeft in een goed verzorgde tuin en de geur van de bloemen die hij heeft geplant.

WAT HAD KUNNEN ZIJN

Het heeft zelfverloochening, zelfopoffering, ontembare kracht en veel gebed gekost om de verschillende zen- dingsgebieden, zoals die nu zijn, tot ontwikkeling te brengen. Er bestaat gevaar dat sommigen die nu op hef arbeidsveld verschijnen, de neiging hebben om het wat kalmpjes aan te doen, denkende dat zo'n grote zelfverloochening en ijver, zo'n harde onaangename arbeid als de voorgangers in deze boodschap hebben meegemaakt, niet meer nodig zijn; dat de tijden veranderd zijn; en dat, aangezien er nu meer geld voor Gods werk beschikbaar is, het voor hen niet meer nodig is om zichzelf in zulke harde omstandigheden fe plaatsen zoals de pioniers van de boodschap gedaan hebben.

Maar indien in de huidige staat van het werk dezelfde ijver en opoffering aan de dag gelegd zouden zijn als aan het begin, dan zouden we zien dat honderdmaal meer verricht was dan nu het geval is.

Wanneer het werk vooruit moet gaan op hetzelfde hoge arbeidspeil als waarmee het begonnen is, dan mag er ten aanzien van de morele hulpbronnen geen verval zijn. Nieuwe toevoer van morele krachten moet aanhoudend plaats vinden. Wanneer zij, die nu het arbeidsveld betreden, menen dat zij hun krachten kunnen sparen, dat zelfverloochening en een juist beheer, niet alleen van de gelden maar Ook van de tijd, nu niet van wezenlijk belang zijn, dan zal hef werk achteruitgaan. De werkers van deze tijd moeten dezelfde godsvrucht, kracht en volharding bezitten die de pioniers hadden.

Het werk heeft zich zó uitgebreid, dat hef nu een grote oppervlakte bestrijkt en hef aantal gelovigen is toegenomen. Toch is er nog een groot tekort, want een groter werk had gedaan kunnen worden wanneer dezelfde zendingsgeest als in de dagen der pioniers zich had geopenbaard. Zonder deze geest zal de arbeider het werk Gods alleen hinderen en tekort doen. Het werk gaat in feite achteruit in plaats van vooruit en dit laatste was toch Gods bedoeling. Ons huidig ledental en de uitbreiding van het werk moeten niet vergeleken worden met wat het in het begin was. Wij moeten nagaan wat had kunnen gebeuren, wanneer elke arbeider zich met ziel, lichaam en geest aan God had gewijd zoals hij had moeten doen....

Als nooit fe voren moeten wij bidden, niet alleen dat arbeiders zullen uitgezonden worden in het grote oogst- veld, maar ook dat we een helder begrip van de waarheid mogen bezitten, zodat, wanneer de gezanten der waarheid zullen komen, wij de boodschap mogen aannemen en de boodschapper eerbied zullen betonen.

Predikers en zakelijke aangelegenheden. Evangeliepredikers moeten hun ambt vrijwaren van alle mogelijke wereldlijke en politieke aangelegenheden en al hun tijd en talenten aanwenden voor de dienst van Christus. 1902, Vol. 7, blz. 252.

Een predikant aan een plaats te binden door hem te belasten met alle zakelijke aangelegenheden met het werk verbonden, is niet bevorderlijk voor zijn geestelijke gesteldheid. Dit te doen is niet in overeenstemming met het Bijbelse plan zoals dat naar voren komt in het zesde hoofdstuk van Handelingen. Bestudeert dit plan, want dit is door God goedgekeurd. Volgt het Woord. 1902, Vol. 7, blz. 252.

Hij, die het Woord des levens brengt, mag niet toestaan dat op hem te veel lasten worden gelegd. Hij moet de tijd nemen om het Woord te bestuderen en zichzelf te onderzoeken. Wanneer hij nauwgezet zijn eigen hart doorzoekt en zichzelf de Here wijdt, zal hij beter begrijpen hoe hij beslag kan leggen op de verborgenheden Gods. 1902, Vol. 7, blz. 252.

Onze predikanten moeten leren dat ze zich moeten losmaken van zakelijke en financiële aangelegenheden. Steeds weer ben ik onderricht dat dit niet het werk van de predikanten is. Zij moeten niet zwaar belast worden met zakelijke bijzonderheden, ook niet van hun werk in de stad, maar moeten altijd gelegenheid hebben om plaatsen te bezoeken waar belangstelling voor de waarheid is ontstaan en onze kampvergaderingen te bezoeken. Wanneer deze vergaderingen aan de gang zijn, moeten onze arbeiders niet denken dat ze in de steden moeten blijven om de zakelijke aangelegenheden verbonden met de verschillende richtlijnen van het stadswerk te verrichten; evenmin moeten ze in alle haast de kampvergaderingen verlaten om dit soort werk te doen.

Zij, die de leiding van onze conferentievergaderingen in handen hebben, moeten naar zakenmensen omzien om zich met de financiële aangelegenheden van het werk in de stad te bemoeien. Zijn zulke mensen niet fe vinden, laat men dan middelen verschaffen om mannen op te leiden, teneinde zich met zulke zaken te belasten. 1902, Vol. 7, blz. 252, 253.

Inplaats dat we voor onszelf het prettigste werk kiezen en weigeren iets te doen dat onze broeders ons willen opdragen, moeten we vragen: "Here, wat wilt Gij dat ik doen zal?" In plaats van de weg uit te stippelen die we naar onze natuurlijke neiging willen volgen, moeten we bidden: "Here, leer mij Uw weg en leid mij op het rechte pad." Psalm 27: 11. 1902, Vol. 7, blz. 252.