Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

Hoofdstuk 9

Het Recht der Verlossing

[ AUDIO ]

1900, Vol. 6, blz. 479--482

Tienden en gaven voor God houden een erkenning in van Zijn recht op ons door de schepping, en zij houden ook een erkenning in van Zijn recht door de verlossing. Omdat al onze kracht aan Christus is ontleend, moeten deze gaven van ons naar God vloeien. Ze moeten ons steeds voor ogen houden het recht der verlossing, het grootste van alle rechten en het recht dat elk ander insluit. Hef besef van het offer gebracht ten gunste van ons moet altijd vers in de gedachten liggen en dat moet steeds een invloed uitoefenen op onze gedachten en plannen. Christus moet waarlijk zijn als Een gekruisigd onder ons.

"Weet gij niet.... dat gij van uzelf niet zijt? Want gij zijt duur gekocht." Corinthe 6:19, 20. Wat een prijs is er voor ons betaald! Aanschouwt het kruis, en het Slachtoffer daaraan hangende. Ziet die handen, doorboord met de gruwelijke nagelen. Ziet Zijn voeten, met spijkers vastgenageld op het hout. Christus droeg onze zonden in Zijn eigen lichaam. Dat lijden, die doodsstrijd, is de prijs voor onze verlossing. Het bevel werd gegeven: "Verlost hen van die eeuwige ondergang. Ik heb een rantsoen gevonden."

WAARDERING VOOR GODS LIEFDE

Weet u niet dat Hij ons liefhad en Zichzelf voor ons gaf, opdat wij op onze beurt onszelf zouden geven aan Hem? Waarom niet zou liefde voor Christus tot uitdrukking komen bij allen die Hem in het geloof aannemen, evenals Zijn liefde tof uitdrukking is gekomen jegens ons voor wie Hij stierf?

Christus wordt voorgesteld als uitgaande en zoekende naar het schaap dat verloren was. Het is Zijn liefde die ons omringt en ons terugbrengt tot de kudde. Zijn liefde geeft ons het voorrecht met Hem te zitten in de hemelse plaatsen. Wanneer het gezegende licht van de Zon der Gerechtigheid in onze harten schijnt en wij rusten in vrede en blijdschap in de Here, laten we dan de Here lofprijzen; looft Hem Die ons de gezondheid geeft en onze God. Laten we Hem loven, niet enkel in woorden, maar door Hem te wijden alles waf we zijn en alles wat we hebben.

"Hoeveel bent u mijn Here schuldig?" Dat kunt u niet berekenen. Gezien alles wat u bezit Hem toebehoort, zult u Hem dan onthouden waarop Hij aanspraak maakt? Wanneer Hij daarom vraagt, zult u het dan zelfzuchtig achterhouden als uw eigendom? Wilt u het achterhouden en het gebruiken voor een ander doel dan de zaligheid van zielen? Juist tengevolge hiervan zijn duizenden zielen verloren gegaan. Hoe kunnen wij beter onze waardering tonen voor het offer Gods, voor Zijn grote gave aan onze wereld dan door het brengen van gaven en offers, onder lof en dankzegging van onze lippen, vanwege de grote liefde waarmede Hij ons heeft liefgehad en ons tot Zich heeft getrokken?

Onder smeekbeden opziende naar de hemel, moet gij uzelf God aanbieden als Zijn dienstknechten en alles wat u hebt als Hem toebehorende, met de woorden: "Here, van wat U toebehoort geven wij U gaarne." Opziende naar het kruis van Golgotha en de Zoon van de oneindige God daaraan genageld, in het besef van die weergaloze liefde, dat uitzonderlijk vertoon van genade, moet uw ernstige bede zijn: "Here, waf wilt Gij dat ik doen zal?" Hij heeft het u gezegd: "Gaat henen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen." Marcus 16:15.

Wanneer u in het Koninkrijk Gods zielen zult zien, gered door uw gaven en door uw dienen, zult u zich dan niet verblijden het voorrecht gehad te hebben om dit werk te doen?

Van de apostelen van Christus staat geschreven: "Zij, uitgegaan zijnde, predikten overal; en de Here werkte mede en bevestigde het woord door tekenen die daarop volgden." Marcus 16 : 20.

Nog steed wacht het hemelse universum op kanalen waardoor de stroom der genade kan vloeien door de gehele wereld. Dezelfde kracht die de apostelen hadden, is nu voor hen die Gods werk willen doen.

De vijand zal elke list bedenken om te beletten dat het licht zal schijnen in nieuwe plaatsen. Hij wil niet dat de waarheid voort gaat "als een brandende lamp". Zullen onze broeders toestaan dat hij slaagt in, zijn plannen om het werk te hinderen?

DE TIJD GAAT SNEL

Snel verstrijkt de tijd om over te gaan in de eeuwigheid. Zal iemand nu God onthouden wat Hem toebehoort? Zal iemand Hem weigeren wat, hoewel het zonder enige verdienste gegeven kan worden, nochtans niet verloochend kan worden zonder tot zijn ondergang bij te dragen? De Here heeft een ieder zijn werk gegeven en de heilige engelen wensen dat wij dit werk zullen doen. Wanneer u zult waken en bidden en werken, staan zij klaar om met u samen te werken. Wanneer het verstand beïnvloed wordt door de Heilige Geest, zullen al onze neigingen en daden op harmonische wijze in overeenstemming zijn met de Goddelijke wil. Dan zullen mensen God geven wat Hem toebehoort, zeggende: "Alle dingen komen van U, en van Uw eigendom geven wij U van ganser harte." Moge God Zijn volk vergeven dat ze dit niet gedaan hebben.

Broeders en zusters, ik heb getracht u de zaken voor te houden zoals ze zijn, maar dit pogen benadert de werkelijkheid helemaal niet. Zult u mijn pleidooi afwijzen? Niet ik doe een beroep op u; het is de Here Jezus die Zijn leven voor de wereld heeft gegeven. Ik heb slechts de wil, de eis van God gehoorzaamd. Wilt u de kans benutten om Gods werk eer te bewijzen en eerbied te hebben voor de dienstknechten die Hij gezonden heeft om Zijn wil te doen wat betreft het leiden van zielen naar de hemel?

"En dit zeg ik: wie spaarzamelijk zaait, zal ook spaar- zamelijk maaien, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk maaien. Een iegelijk doe gelijk hij in zijn hart voorneemt, niet uit droefheid of uit nooddwang. Want God heeft een blijmoedige gever lief. En God is machtig alle genade te doen overvloedig zijn in u, opdat gij in alles te allen tijde alle genoegzaamheid hebbende, tot alle goed werk overvloedig moogt zijn. Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid; Hij heeft de armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. Doch Die het zaad de zaaier verleent, Die verlene ook brood tot spijze, en vermenig- vuldige uw zaaisel en vermeerdere de vruchten uwer ge-rechtigheid; dat gij in alles rijk wordt tot alle milddadigheid, welke door ons werkt dankzegging tot God. Want de bediening van deze dienst vervult niet alleen het gebrek der heiligen, maar is ook overvloedig door vele dankzeggingen tot God, dewijl zij door de beproeving dezer bediening God verheerlijken over de onderwer-ping uwer belijdenis onder het Evangelie van Christus, en over de milddadigheid der mededeling aan hen en aan allen; en door hun gebed voor u, welke naar u verlangen, om de uitnemende genade Gods over u. Doch Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave." 2 Corin- the 9 : 6-15.

Die zelfzuchtig hun middelen achterhouden, moeten niet verbaasd zijn. wanneer Gods hand verstrooit. Wat gegeven had moeten worden voor de vooruitgang van Gods werk, maar dat Hem onthouden is, kan toevertrouwd worden aan een onverschillige zoon en die kan het verkwisten. Een mooi paard, de trots van een ijdel hart, kan dood in de stal gevonden worden. Een koe kan sterven. Daar kan misgewas zijn in het fruit of in andere gewassen. God kan de middelen verstrooien die Hij Zijn rentmeesters heeft geleend, wanneer ze weigeren die tot Zijn heerlijkheid te gebruiken. Sommigen, zo zag ik, hebben niet te kampen met die verliezen die hen op hun plichtsverzaking moeten wijzen, maar hun gevallen kunnen nog hopelozer zijn. -- 1872, Vol. 2, blz. 661, 662.