Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

Hoofdstuk 23

Gods Bedoeling Met Onze Uitgeverijen

[ AUDIO ]

"Gijlieden zijt Mijn getuigen," zegt de Here, "om voor de gevangenen vrijheid uit te roepen, en voor de gebondenen opening van de gevangenis, om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heren, en de dag der wraak van onze God."

Ons uitgeverswerk werd opgericht onder de leiding van God en onder Zijn bijzonder oppertoezicht. Het werd ontworpen om een omlijnd doel te vervullen. Zevende-Dags Adventisten zijn door God verkoren als een bijzonder volk, afgescheiden van de wereld. Door de grote Klover der waarheid heeft Hij hen uitgehouwen uit de steengroeve der wereld en in contact gebracht met Zichzelf. Hij heeft hen aangesteld tot Zijn vertegenwoordigers en hen geroepen tot Zijn gezanten in het laatste werk der verlossing. Zij hebben de opdracht, de grootste schatten der waarheid ooit aan sterfelijke wezens toevertrouwd, de plechtigste en vreselijkste waarschuwingen ooit door God aan de mens gezonden, aan de wereld te brengen; en in de vervulling van dit werk behoren onze uitgeverijen tot de doelmatigste middelen.

Deze instellingen moeten staan als getuigen voor God, 1902, Vol. 7, blz. 138--149 als leraars der gerechtigheid voor de mensen. Van hieruit moet de waarheid schijnen als een brandende lamp. Als een sterk licht in een vuurtoren op een gevaarlijke kust, moeten ze aanhoudend lichtbundels uitzenden in de duisternis der wereld, om de mensen te waarschuwen voor de gevaren die hen met vernietiging bedreigen.

De boeken en geschriften van deze uitgeverijen moeten een volk voorbereiden om God te ontmoeten. Door de gehele wereld moeten zij hetzelfde werk doen dat Johannes de Doper deed voor het Joodse volk. Door indrukwekkende waarschuwingsboodschappen schudde de profeet van God mensen wakker uit hun wereldse dromen. Door hem riep God het afgedwaalde Israël tot berouw. Door zijn uiteenzetting over de waarheid bracht hij algemeen voorkomend bedrog aan het licht. In tegenstelling met de valse theorieën van zijn tijd, kwam in zijn leer de waarheid naar voren als een eeuwige zekerheid. "Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen," luidde de boodschap van Johannes. Mattheüs 3 : 2. Door de publicaties van onze uitgeverijen moet de-zelfde boodschap gebracht worden aan de wereld van heden.

De profetie die door de taak van Johannes in vervuiling ging, omlijnt ook ons werk: "Bereidt de weg des Heren, maakt Zijn paden recht." vers 3. Zoals Johannes de weg bereidde voor de eerste komst, zo moeten wij de weg bereiden voor de wederkomst van de Heiland. Onze uitgeverijen moeten de eisen van Gods onder de voet gelopen wet verheerlijken. Terwijl ze als hervormers voor de wereld staan, moeten ze aantonen dat de wet van God het fundament van alle blijvende hervorming is. In heldere, duidelijke lijnen moeten ze de noodzaak van gehoorzaamheid aan al Zijn geboden laten zien. Gedrongen door de liefde van Christus, moeten ze met Hem samenwerken in de opbouw van de oude, verwoeste plaatsen, en in het oprichten der fundamenten van geslacht tot geslacht verwoest. Zij moeten staan als degenen die de bressen toemuren en de paden weder herstellen om te bewonen. Door hun getuigenis moet de Sabbat van het vierde gebod staan als een getuigenis, een voortdurende herinnering aan God, om de aandacht te trekken en tot onderzoek aan te zetten, waardoor de geest der mensen op hun Schepper gericht zal worden.

Laat men nooit vergeten dat deze instellingen moeten samenwerken met de dienst der hemelse engelen. Zij behoren tot de middelen voorgesteld door de engel, vliegende "in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om fe verkondigen aan degenen die op de aarde wonen, en aan alle natie en geslacht en taal en volk, zeggende met een grote stem: Vreest God en geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns oordeels is gekomen." Openbaring 14:6, 7.

Van hen moeten de vreselijke aankondigingen uitgaan: "Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon die grote stad, omdat ze uit de wijn van de toorn harer hoererij alle vol- ken heeft gedrenkt." Vers 8.

Zij worden voorgesteld door de derde engel, die volgde, "zeggende met een grote stem: Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt hef merkteken aan zijn voorhoofd of aan zijn hand, die zal ook drinken uit de wijn van de toorn Gods". Verzen 9, 10.

GROTE VERANTWOORDELIJKHEID VAN ONZE UITGEVERIJEN

En voor een groot deel moet door onze uitgeverijen het werk gedaan worden van die andere engel, die van de hemel komt met grote macht en die de aarde met zijn heerlijkheid verlicht.

Plechtig is de verantwoordelijkheid die op onze uitgeverijen rust. Zij, die aan het hoofd staan van deze instellingen, die de redactie van dé tijdschriften verzorgen en de boeken gereed maken, terwijl zij staan in hef licht van Gods bedoeling en geroepen zijn om de wereld te waarschuwen, worden door God verantwoordelijk gesteld voor de zielen van hun medemensen. Op hen, zowel als op de bedienaars des Woords, slaaf de boodschap door God aan Zijn profeet in het verleden gegeven: "Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls, zo zult gij het woord uit Mijn mond horen en hen van Mijnentwege waarschuwen. Als Ik tot de goddeloze zeg: O goddeloze! gij zult de dood sterven --, en gij spreekt niet om de goddeloze van zijn weg af te manen, die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen." Ezechiël 33 : 7,8.

Nooit is deze boodschap met groter kracht van toepassing geweest dan in deze tijd. Meer en meer acht de wereld de eisen Gods van nul en gener waarde. De mensen zijn driest geworden in hun overtredingen. De boosheid van de bewoners der wereld heeft bijna de mate hunner ongerechtigheid overschreden. Deze aarde is bijna zó ver gekomen dat God de vernieler zal toestaan zijn wil ten uitvoer te brengen. De vervanging van Gods wet door wetten der mensen, de verheffing, enkel op menselijke autoriteit, van de zondag in plaats van de Bijbelse Sabbat, is in het drama de laatste acte. Wanneer deze vervanging universele betekenis krijgt, zal God Zich openbaren. Hij zal Zich opmaken in Zijn heerlijkheid, om de aarde op haar grondvesten te doen schudden. Hij zal uit Zijn plaats uitgaan om de ongerechtigheid van de inwoners der aarde over hen te bezoeken, en de aarde zal haar bloed ontdekken, en zal haar doodgeslagenen niet langer bedekt houden.

De grote strijd die Satan in de hemelse hoven deed ontstaan, zal spoedig, heel spoedig, voor eeuwig beslist zijn. Spoedig zullen al de bewoners der aarde hun standpunt hebben ingenomen, hetzij vóór of tegen het hemelse bestuur. Nu, als nooit te voren, oefent Satan zijn misleidende macht uit om elke niet-waakzame ziel te bedriegen en te vernietigen. Wij zijn geroepen om de mensen wakker te maken, opdat ze zich voorbereiden op de grote gebeurtenissen die te komen staan. Wij moeten hen die staan op de rand van de ondergang, waarschuwen. Gods volk moet zich tot het uiterste inspannen om de leugens van Satan te bestrijden en zijn sterkten neer te werpen. Voor elk menselijk wezen in de wijde wereld, die er acht op wil slaan, moeten we de beginselen duidelijk maken die in de grote strijd op hef spel staan -- beginselen waarvan het eeuwige lof van de ziel afhangt. Aan de mensen van ver en nabij moeten we de vraag stellen: "Volgt u de grote afvallige in ongehoorzaamheid aan Gods wet, of volgt u de Zoon van God, Die verkondigde: ‘Ik heb de geboden Mijns Vaders bewaard'?"

Dat is het werk dat voor ons ligt; daarvoor zijn onze uitgeverijen opgericht; dat is het werk dat God van hen verwacht.

HET TONEN VAN CHRISTELIJKE BEGINSELEN

Wij moeten niet alleen de theorie van de waarheid aan het licht brengen, maar daarvan in karakter en leven een practisch beeld openbaren. Onze uitgeverijen moeten voor de wereld staan als een samenbundeling van Christelijke beginselen. In deze instellingen staat, wanneer Gods bedoeling daarin wordt vervuld, Christus Zelf aan hef hoofd Van de werkkrachten. Heilige engelen houden op het werk in elke afdeling toezicht. En alles wat op elk gebied gedaan wordt, moet het zegel des hemels dragen om de uitmuntendheid van het karakter Gods aan te tonen.

God heeft opdracht gegeven dat Zijn werk in heilige, duidelijke richtlijnen de wereld zal voorgehouden worden. Hij verlangt van Zijn volk dat ze door hun leven laten zien dat wij op een hoger plan werken dan dat van wereldsgezindheid. Door Zijn genade is voor ons elke voorziening getroffen om in geheel ons zakelijk leven de voortreffelijkheid van de hemelse beginselen boven de beginselen van de wereld aan te tonen. We moeten laten zien dat wij op een hoger plan werken dan dat van wereldlingen. In alle dingen moeten wij een zuiverheid van karakter openbaren om aan te tonen dat de waarheid, ontvangen en gehoorzaamd, de ontvangers tof zonen en dochteren Gods maakt, tot kinderen van de hemelse Koning, en dat ze als zodanig eerlijk zijn in al hun handelingen, trouw en oprecht zowel in de kleine als in de grote dingen des levens.

In al ons werk, zelfs wat we machinaal doen, verlangt God dat de volmaaktheid van Zijn karakter daarin zal uitkomen. De nauwkeurigheid, bekwaamheid, tact, wijsheid en volmaaktheid, welke Hij als eisen stelde bij de bouw van de tabernakel, wil Hij ook zien in alles waf in Zijn dienst gedaan zal worden. Elke zakelijke overeenkomst waarin Zijn dienstknechten treden, moet in Zijn oog even zuiver zijn als het geval was met het goud, de wierook en de mirre, die door de Wijzen uit het Oosten tot de pas geboren Heiland gebracht werden in een oprecht, onbedorven geloof.

Zo moeten Christus' volgelingen in hun zakelijk leven lichtdragers zijn in de wereld. God vraagt hun niet om tot dat lichtverspreiden een poging te doen. Hij stemt in met elk vertoon van verheven goedheid, waaraan geen zelfvoldaanheid ten grondslag ligt. Hij verlangt dat hun zielen doortrokken zullen zijn van de beginselen des hemels, en wanneer zij dan in aanraking komen met de wereld, zullen zij het licht, dat in hen is, openbaren, hun eerlijkheid, oprechtheid en standvastige trouw in elke levens-daad zullen ertoe bijdragen dat ze een licht in de wereld zijn.

Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk vertoon. Het komt door de tederheid van de inspiratie van Zijn Woord, door de innerlijke werking van Zijn Geest, de gemeenschap van de ziel met Hem Die het leven is. De grootste openbaring van Zijn kracht wordt gezien in de menselijke natuur die gebracht is tot de volmaaktheid van het karakter van Christus.

Een vertoon van welstand of positie, een kostbare architectuur of inrichting zijn niet van noodzakelijk belang voor de vooruitgang van Gods werk, evenmin als pogingen om de bijval van mensen te verkrijgen en de ijdelheid te dienen. Werelds vertoon, hoe indrukwekkend ook, is bij God van geen waarde.

Terwijl het onze plicht is in uiterlijke dingen naar volmaaktheid te streven, moet er toch steeds aan gedacht worden dat dit doel niet vooropstaat. Dat moet ondergeschikt gemaakt worden aan hogere belangen. Boven het zichtbare en vergankelijke waardeert God het onzichtbare en eeuwige. Het eerste is pas van waarde wanneer dat het laatste tot uitdrukking brengt. De verhevenste produkten van de kunst bezitten geen schoonheid die vergeleken kan worden met de karakterschoonheid welke de vrucht is van de inwerking van de Heilige Geest op de ziel.

Toen God Zijn Zoon aan de wereld gaf, begiftigde Hij menselijke wezens met onvergankelijke rijkdommen, rijkdommen waarbij de schatten door de mensen bijeengezameld van het begin der wereld in het niet verzinken. Christus kwam naar de aarde en stond voor de mensenkinderen met de vergaarde liefde der eeuwigheid, en dit is de schat die, door onze gemeenschap met Hem, wij moeten ontvangen, openbaren en uitdelen.

Onze instellingen zullen aan het werk van God karakter verlenen naar gelang de onzelfzuchtige toewijding van de arbeiders -- door de kracht van de genade van Christus om het leven te veranderen, te openbaren. Wij moeten onderscheiden zijn van de wereld, omdat God Zijn zegel op ons heeft geplaatst, omdat Hij in ons Zijn eigen karakter der liefde aan het licht brengt. Onze Verlosser bedekt ons met Zijn gerechtigheid.

In het kiezen van mannen en vrouwen voor Zijn dienst, vraagt God niet of ze geleerdheid, of welsprekendheid of wereldse rijkdom bezitten. Hij vraagt: "Wandelen ze zó ootmoedig, dat Ik hun Mijn weg kan leren? Kan Ik Mijn woorden op hun lippen leggen? Zullen zij Mij vertegenwoordigen?"

God kan een ieder gebruiken, juist naarmate Hij Zijn Geest kan brengen in de tempel der ziel. Het werk dat Hij wil aannemen, is het werk dat Zijn beeld weerkaatst. Als hun geloofsbrieven voor de wereld moeten Zijn volgelingen de onuitwisbare kenmerken van Zijn onsterfelijke beginselen dragen.

WERKTUIGEN VOOR DE ZENDING

Onze uitgeverijen zijn door God geroepen centra en door hen moet een werk gedaan worden van welks grootheid men nog geen begrip heeft. Er zijn methoden en richtlijnen die nog niet zijn gebruikt en waartoe God toch hun medewerking inroept.

Wanneer de boodschap der waarheid voorwaarts gaat in nieuwe velden, is het Gods bedoeling dat daarmee steeds de stichting van nieuwe centra gepaard gaat. In de gehele wereld moet Zijn volk gedenktekens oprichten van Zijn Sabbat, het teken tussen Hem en hen dat Hij Degene is Die hen heiligt. Op verschillende punten in de zen- dingsgebieden moeten uitgeverijen worden gevestigd. Om karakter te verlenen aan het werk, om centra van krachtsontplooiing en invloed te zijn, om de aandacht van de mensen te trekken, om de talenten en bekwaamheden der gelovigen te ontwikkelen, om een band te zijn tussen nieuwe gemeenten, en de inspanning van de arbeiders te ondersteunen, door hen een betere verbinding met de gemeenten en een snellere verspreiding van de boodschap in de hand te werken -- ziedaar tal van overwegingen die pleiten voor het openen van uitgeverijen in de zendingsgebieden.

In dit werk is het het voorrecht, ja de plicht van onze gevestigde instellingen hun deel bij te dragen. Deze instellingen werden met zelfopoffering gegrondvest. Ze zijn gebouwd door de gaven van zelfverloochening van Gods volk en de onzelfzuchtige arbeid van Zijn dienstknechten. Het is Gods bedoeling dat zij dezelfde geest van zelfopoffering zullen openbaren en hetzelfde werk zullen doen door mee te werken aan het vestigen van deze centra in andere velden.

Voor instellingen en voor personen geldt dezelfde wet: Zij moeten niet egoïstisch worden. Wanneer een instelling wordt gevestigd en aan kracht en invloed wint, dan moet zij niet aanhoudend streven om steeds grotere voordelen voor zichzelf te verkrijgen. Voor elke instelling, alsook voor een ieder persoonlijk, geldt de regel, dat wij ontvangen om uit te delen. God geeft opdat wij kunnen geven. Zodra een instelling een vaste plaats voor zichzelf verworven heeft, moet ze ernaar streven andere werktuigen van God die in groter nood verkeren, te helpen.

Dit is in overeenstemming met de beginselen zowel van de wet als van het Evangelie -- de beginselen die aan de dag traden in het leven van Christus. Het grootste bewijs van de oprechtheid van onze beleden aanhankelijkheid aan Gods wet en onze belijdenis van getrouwheid aan onze Verlosser, is onzelfzuchtige zelfverloochenende liefde voor onze medemensen.

Het is de heerlijkheid van het Evangelie, dat dit gefundeerd is op het beginsel om in de gevallen mensheid het Goddelijke beeld te herstellen door een aanhoudende openbaring van weldoen. God zal dat beginsel, waar ook geopenbaard, bijzonder eren.

Zij, die Christus' voorbeeld van zelfverloochening ter wille van de waarheid volgen, maken op de wereld een grote indruk. Hun voorbeeld werkt overtuigend en aanstekelijk. De mensen zien, dat er onder Gods belijdend volk dat geloof is, dat door de liefde werkt en de ziel reinigt van zelfzucht. In het leven van hen die Gods geboden gehoorzamen, zien wereldlingen het overtuigende bewijs dat de wet van God een wet der liefde is tot God en de mens.

Gods werk moet altijd een teken van Zijn goedertierenheid zijn, en wanneer datzelfde teken te zien is in de arbeid van onze instellingen, zal dat het vertrouwen van de mensen winnen en gelden inbrengen voor de vooruitgang van Zijn Koninkrijk. De Here zal Zijn zegen inhouden wanneer en waar ook in Zijn werk zelfzuchtige belangen worden gekoesterd; maar Hij zal Zijn volk door heel de wereld begunstigen, indien zij die zegen willen gebruiken voor de verheffing van de mensheid. De ervaring uit de dagen der apostelen zullen we opnieuw smaken wanneer we Gods beginsel der goedertierenheid van ganser harte aannemen en in alle dingen de leiding van de Heilige Geest zullen gehoorzamen.

OPLEIDINGSSCHOLEN VOOR ARBEIDERS

Onze instellingen moeten in de hoogste zin werktuigen voor de zending zijn en waar zendingswerk begint altijd in de naaste omgeving. In elke instelling is zendingswerk te doen. Van de directeur tot de geringste arbeider moeten allen een verantwoordelijkheid voelen voor de onbekeerden in hun eigen omgeving. Zij moeten ernstige pogingen doen om ze tot Christus te brengen. Als resultaat van zulk pogen zullen velen gewonnen en trouwe arbeiders voor God worden.

Wanneer onze uitgeverijen hun verantwoordelijkheid gaan beseften, zullen ze de noodzakelijkheid zien om voor een betere opleiding van arbeiders te zorgen. Zij zullen inzien welke gunstige voorwaarden voor dit werk zij kunnen scheppen en zullen de noodzaak zien om de arbeiders klaar te maken, niet alleen om het werk binnen hun eigen grenzen op te bouwen, maar ook om een krachtige hulp te verschaffen aan de instellingen in nieuwe velden.

Het is Gods bedoeling dat onze uitgeverijen succesvolle opvoedingsscholen zijn, zowel in de zakelijke als in de geestelijke lijn. Beheerders en aangestelden moeten er altijd aan denken dat God in alle dingen met Zijn werk verbonden, volmaaktheid eist. Laten allen die op onze instellingen komen om daar opgeleid te worden, dit begrijpen. Laat men allen de gelegenheid geven de grootst mogelijke bekwaamheid te verkrijgen. Laten ze bekend worden met de verschillende afdelingen van het werk, zodat, wanneer ze naar andere velden worden geroepen, zij op alle gebied thuis zijn en aldus in staat zijn verschillende verantwoordelijkheden te aanvaarden.

Leerlingen moeten zó gevormd worden dat, na de nodige tijd op de instelling fe hebben doorgebracht, ze klaar zijn om op een of andere drukkerij aan het werk gesteld te worden en ze het werk Gods kunnen bevorderen door het beste gebruik van hun krachten en bekwaam zijn om wat zij geleerd hebben, door te geven aan anderen.

Al de arbeiders moet het besef worden bijgebracht dat ze niet alleen geschoold moeten worden op zakelijk gebied, maar ook moeten leren om geestelijke verantwoordelijkheden te dragen. Laat men elke arbeider inscherpen hoe belangrijk het is in persoonlijke gemeenschap met Christus te staan, een persoonlijke ervaring te hebben van Zijn kracht om te redden. Laat men de arbeiders opvoeden als waren ze jongelingen in de scholen der profeten. Laat hun geest gevormd worden door God door middel van Zijn verordineerde werktuigen. Allen moeten ook een qpleiding in de Bijbelse lijnen ontvangen en moeten geworteld en gegrond zijn in de beginselen der waarheid, opdat ze in de weg des Heren zullen wandelen om te doen gerechtigheid en gericht.

Laat men alles doen om de zendingsgeesf op fe wekken en aan fe moedigen. Laat men de arbeiders het hoge voorrecht doen gevoelen, hun geboden in dit laatste werk der zaligheid, om door God als Zijn helpende hand gebruikt fe worden. Laaf men ieder, waar hij zich ook bevindt, leren voor anderen te werken door practische arbeid voor zielen. Laaf men allen Ieren Gods Woord ter hand te nemen om onderricht te ontvangen op elk gebied voor hef zendingswerk. Wanneer hun dan hef Woord des Heren is foebedeeld, zal daf hen aanzetfen om zodanig de velden fe bewerken, dat God uit alle delen van Zijn wijngaard de beste opbrengsten krijgt.

GODS DOEL BEREIKT

Christus verlangt door de volheid van Zijn kracht Zijn volk zó te stellen, daf door hen de gehele wereld omgeven zal zijn met een atmosfeer der genade. Wanneer Zijn volk zich geheel aan God zal overgeven, zal deze opzet worden vervuld. Hef woord des Heren tot hen die met Zijn instellingen verbonden zijn, luidt: "Reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt." Jesaja 52 : 11. Laaf op al onze instellingen het eigenbelang plaats maken voor onzelfzuchtige liefde en arbeid voor zielen van ver en nabij. Dan zal de heilige olie vloeien uit de twee olijftakken in de gouden pijpen, die zich zullen ledigen in de vaten die klaar staan om de olie fe ontvangen. Dan zal het leven van Christus' arbeiders inderdaad de waarheden van Zijn Woord te zien geven.

De liefde en de vreze Gods, de zin van Zijn goedheid. Zijn heiligheid, zullen circuleren door elke instelling. Een atmosfeer van liefde en vrede zal elke afdeling doortrekken. Van elk gesproken woord, van elk verricht werk, zal een invloed uitgaan die overeenstemt mét de invloed des hemels. Christus zal wonen in het menselijke en het menselijke zal wonen in Christus. In al het werk zal te zien zijn, niet het karakter van de sterfelijke mens, maar het karakter van de onsterfelijke God. De Goddelijke invloed, toebedeeld door heilige engelen, zal een invloed uitoefenen op mensen die in contact met de arbeiders zijn gekomen; van deze arbeiders zal een goede invloed uitgaan.

Aldus opgeleide arbeiders zullen, wanneer ze geroepen worden om nieuwe velden te betreden, uitgaan als vertegenwoordigers van de Heiland, nuttig voor Zijn dienst, in staat om door voorschrift en voorbeeld, anderen een kennis der waarheid voor deze tijd bij te brengen. Hef voortreffelijk gevormde karakter, verkregen door Goddelijke kracht, zal van de hemel licht en heerlijkheid ontvangen, en zal voor de wereld staan als een getuige die wijst naar de troon van de levende God.

Dan zal het werk voorwaarts gaan in alle hechtheid en verdubbelde kracht. Al de arbeiders in elke afdeling zuilen nieuwe werkkracht ontvangen. De geschriften, uitgezonden als Gods boodschappers, zullen de handtekening van de Eeuwige dragen. Stralen van licht vanuit het hemelse heiligdom zullen de kostbare waarheden die daarin voorkomen, begeleiden. Als nooit te voren zullen ze een kracht bezitten om in zielen de overtuiging van zonde wakker te roepen, om een hongeren en dorsten naar de gerechtigheid te scheppen, om een levendige hunkering te verwekken naar de dingen die nooit zullen voorbijgaan. De mensen zullen kennis nemen van de verzoening voor de ongerechtigheid en van de eeuwige gerechtigheid welke ‘de Messias door Zijn offer heeft teweeggebracht. Velen zullen zó ver komen, dat zij delen in de glorievolle vrijheid van de zonen Gods en zullen naast Gods volk staan om de Here en Heiland, Die spoedig in kracht en heerlijkheid zal komen, welkom te heten.