Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

Hoofdstuk 35

De Opdracht

[ AUDIO ]

Het is Gods opzet dat Zijn volk een gewijd, gereinigd, heilig volk zal zijn dat overal om zich heen licht verspreidt. Het is Zijn bedoeling dat zij, door de waarheid in hun leven uit te leven, op aarde zullen worden geprezen. De genade van Christus is voldoende om dit tot stand te brengen. Maar laat Gods volk er aan denken dat Hij hen alleen dan tot een lofprijzing op aarde kan maken, wanneer zij de beginselen van het Evangelie geloven en uitleven. Alleen wanneer zij de hun door God gegeven talenten in Zijn dienst gebruiken, zullen zij de volheid en de kracht van de belofte smaken, waarop de gemeente volgens haar roeping moet staan. Wanneer zij die belijden in Christus als hun Heiland te geloven, slechts de lage maatstaf volgens het wereldse richtsnoer bereiken, dan faalt de gemeente om de rijke oogst op te brengen die God verwacht. "Te licht bevonden" wordt dan in haar register geschreven.

De opdracht die Christus vlak voor Zijn hemelvaart aan Zijn discipelen gaf, is de grote zendingsoorkonde van Zijn Koninkrijk. Door die aan de discipelen te geven, maakte de Heiland hen tot Zijn gezanten en gaf hen hun geloofsbrieven. Zou men hen later ter verantwoording roepen en vragen door wie zij, ongeletterde vissers, gemachtigd waren om als leraars en gezondmakers op te treden, dan konden ze antwoorden: "Hij Die door de Joden is gekruisigd maar uit het graf verrees, heeft ons de verkondiging van Zijn Woord opgedragen, zeggende: ,Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde'."

Christus gaf deze opdracht aan Zijn discipelen als Zijn voornaamste dienstknechten, de bouwmeesters die het fundament van Zijn gemeente moesten leggen. Op hen en op allen die hen als Zijn evangeliearbeiders zouden 1904, Vol. 8, blz. 14--17 opvolgen, legde Hij de last om Zijn Evangelie van geslacht op geslacht door alle eeuwen heen, uit te dragen.

De discipelen moesten niet wachten tot de mensen tot hen kwamen. Zij moesten tot de mensen gaan en zoeken naar zondaars zoals een herder zoekt naar een verloren schaap. Christus opende voor hen de wereld als hun arbeidsveld. Zij moesten henen gaan "in de gehele wereld en het Evangelie prediken aan alle creaturen". Marcus 16 : 15. En dan moesten zij prediken van de Heiland, van Zijn leven van onzelfzuchtig dienen, Zijn dood der schande, Zijn weergaloze, onveranderlijke liefde. Zijn Naam moest hun wachtwoord zijn, de band die hen samenbond. In Zijn naam moesten ze de burchten der zonde tof onderwerping brengen. Het geloof in Zijn Naam moest hen als Christenen kenmerken.

BELOOFDE KRACHT

Terwijl Hij Zijn discipelen verdere aanwijzingen gaf, zei Christus: "Gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geeses die over u komen zal, en gij zult Mijn getuigen zijn, zowel te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde." "Maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte." Handelingen 1 : 8; Lucas 24 : 49.

Gehoorzamend aan het woord van hun Meester, bleven de discipelen in Jeruzalem bijeen om te wachten op de vervulling van Gods belofte. Hier bleven zij tien dagen, dagen waarin zij hun hart aan een ernstig onderzoek onderwierpen. Alle geschillen ruimden zij uit de weg en ze sloten zich dichter aaneen in een Christelijke verbondenheid.

Aan het einde van tien dagen vervulde de Here Zijn belofte door een wonderbaarlijke uitstorting van Zijn Geest. "Er geschiedde plotseling uit de hemel een geluid, gelijk als van een geweldig gedreven wind, en vervulde het gehele huis waar zij zaten. En door hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en begonnen fe spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken." "En er werden op die dag aan hen toegevoegd omtrent drieduizend zielen." Handelingen 2 : 2-4, 41.

"En zij uitgegaan zijnde, predikten overal; en de Here werkte mede en bevestigde het woord door tekenen die daarop volgden." Marcus 16:20. Ondanks de heftige tegenstand die de discipelen ontmoetten, was in een korte tijd het Evangelie des Koninkrijks verkondigd in al de bewoonde delen der aarde.

De opdracht, aan de discipelen gegeven, is ook aan ons gegeven. Heden zoals toen, moet een gekruisigde en verrezen Heiland worden voorgehouden aan hen die zonder God en zonder hoop in de wereld zijn. De Here vraagt om predikanten, leraars en evangelisten. Van deur tot deur moeten Zijn dienstknechten de boodschap des heils verkondigen. Aan alle natie en geslacht en faal en volk moet de blijde boodschap van vergiffenis door Christus worden gebracht.

De boodschap moet niet gebracht worden op een kleurloze, levenloze manier, maar op een heldere, vastberaden, opwekkende toon. Honderden wachten op de boodschap om hun leven te redden. De wereld moet in de Christenen een bewijs van de kracht van het Christendom zien. Niet slechts in enkele plaatsen, maar in de gehele wereld zijn boodschappers der genade nodig. Uit elk land wordt de roepstem vernomen: "Kom over. . en help ons." Rijk en arm, hoog en laag, roepen om licht. Mannen en vrouwen hongeren naar de waarheid zoals die is in Jezus. Wanneer zij het Evangelie horen, gepredikt met kracht uit de hoogte, zullen zij weten dat het feestmaal voor hen bereid is, en zij zullen ingaan op de uitnodiging: "Komt, want alle dingen zijn nu gereed." Lucas 14:17.

De woorden: "Gaat henen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen" (Marcus 16:15), worden gesproken tot een iegelijk van Christus' volgelingen. Allen die bevestigd zijn tot het leven van Christus, zijn bevestigd om voor de zaligheid van hun medemensen te werken. Dezelfde hunkering der ziel die Hij voelde voor het redden der verlorenen, moet in hen te zien zijn. Niet allen kunnen dezelfde plaats innemen, maar er is een plaats en een taak voor ieder. Allen op wie Gods zegeningen zijn neergekomen, moeten daarop reageren door daadwerkelijk dienen; elke gave moet gebruikt worden voor de voorbereiding van Zijn Koninkrijk.

EEN ONVERANDERLIJKE BELOFTE

Christus heeft voorzieningen getroffen voor de voortzetting van het werk, toevertrouwd aan Zijn discipelen, en Hijzelf nam de verantwoordelijkheid van het welslagen daarvan op Zich. Zo lang zij Zijn woord gehoorzaamden en in verbinding met Hem werkten, konden ze niet falen. Gaat tot alle volken, gebood Hij hen. Gaat tot de verste delen van de bewoonde wereld en weet dat Ik ook daar aanwezig zal zijn. Arbeidt in geloof en vertrouwen, want nooit zal de tijd komen dat Ik u zal verlaten.

Ook aan ons is de belofte van Christus' blijvende tegenwoordigheid gegeven. Hoewel lang geleden, is Zijn belofte, bij het afscheid gegeven, niet veranderd. Heden ten dage is Hij met ons even zeker als Hij met de discipelen was en Hij zal met ons zijn "tot aan de voleinding der wereld".

"Gaat dan henen en onderwijst al de volken," zegt de Heiland ons, "opdat ze kinderen Gods worden. Ik ben met u in dit werk om u te leren, te leiden, te troosten, te versterken en u succes te geven in uw werk van zelfverloochening en zelfopoffering. Ik zal inwerken op de harten, zodat ze zich bekeren van de zonde, zich afkeren van de duisternis naar het licht, van ongehoorzaamheid naar gerechtigheid. In Mijn licht zullen zij het licht zien. Gij zult tegenstand van Satans handlangers ontmoeten, maar stelt uw vertrouwen op Mij. Ik zal u nooit verlaten."

Denkt u niet dat Christus diegenen waardeert die hun leven geheel aan Hem hebben gewijd? Denkt u niet dat Hij hen opzoekt die, evenals de geliefde Johannes, zich om Zijn wil in moeilijke plaatsen en omstandigheden bevinden? Hij vindt Zijn getrouwen en houdt verbinding met hen, bemoedigt en versterkt ze. En engelen Gods, die uitmunten in kracht, worden door God uitgezonden om Zijn menselijke arbeiders, die de waarheid brengen aan degenen die haar niet kennen, te dienen.