Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

Hoofdstuk 47

Leke-Leden en Hun Taak

[ AUDIO ]

Voor de leden van de gemeente persoonlijk valt een veel groter werk te doen dan zij zich bewust zijn. Zij beseffen niet wat God van hen eist. De tijd is gekomen dat elk middel moet uitgedacht worden dat kan meehelpen om een volk voor te bereiden dat stand houdt in de dag Gods. Wij moeten klaar-wakker zijn en niet toelaten dat kostbare kansen ongebruikt voorbijgaan. Wij moeten alles doen wat wij maar kunnen om zielen te winnen die God liefhebben en Zijn geboden houden. Jezus verlangt dit van hen die de waarheid kennen. Is deze eis onredelijk? Hebben wij niet het leven van Christus ten voorbeeld? Zijn wij niet schuldig de Heiland lief te hebben en vlijtig en onzelfzuchtig te arbeiden 1904, Vol. 8, blz. 244--246 voor de zaligheid van hen voor wie Hij Zijn leven gaf?

Velen van de leden onzer grote gemeenten doen naar verhouding niets. Ze zouden een goed werk kunnen doen wanneer ze zich over verschillende plaatsen waar de waarheid nog niet is verkondigd, zouden verspreiden, inplaats van bij elkaar in één plaats te wonen. Bomen die te dicht op elkaar zijn geplant, gedijen niet. Ze moeten dan door de tuinman verplant worden, opdat ze ruimte krijgen om te groeien en niet ziek worden en verschrompelen. Het zou heel goed zijn voor onze grote gemeenten wanneer deze zelfde richtlijn werd gevolgd. Velen van de leden sterven geestelijk af, omdat dit werk verzuimd wordt. Ze worden ziekelijk en onbekwaam. Zouden ze worden overgeplant, dan zouden ze ruimte krijgen om sterk en gezond te worden.

ARBEID IN VERSPREIDE GEMEENSCHAPPEN

Het is niet Gods bedoeling dat Zijn volk zich zou op- éénhopen in grote groepen. De discipelen van Christus zijn Zijn vertegenwoordigers op aarde en het is Gods bedoeling dat zij zich zullen verspreiden over het ganse land, in de steden, groot en klein, en in de dorpen, als lichten te midden van de duisternis der wereld. Ze moeten zendelingen voor God zijn en door hun geloof en werken getuigen van de nabije wederkomst van de Heiland.

De leke-leden van onze gemeenten kunnen een werk doen, waarmee zij, tot nu toe, nauwelijks zijn begonnen. Niemand moet gaan verhuizen naar een andere plaats enkel en alleen om werelds gewin; maar is er ergens een kans om in het levensonderhoud te voorzien, dan moeten een of twee gezinnen, goed gefundeerd in de waarheid, naar zo'n plaats gaan om daar ook zendingswerk te ver-richten. Ze moeten liefde voor zielen koesteren, zich gedrongen voelen voor hen te werken, en er een studie van maken hoe ze mensen tot de waarheid kunnen brengen. Ze kunnen onze geschriften verspreiden, in hun huis vergaderingen beleggen, met hun buren bekend worden en hen uitnodigen om deze vergaderingen te bezoeken. Zo kunnen zij hun licht laten schijnen in goede werken.

De arbeiders moeten uitsluitend op God vertrouwen, wenende, biddende en werkende voor het heil van hun medemensen. Denkt er aan dat u meedoet in een wedloop met als doei een kroon der onsterfelijkheid. Terwijl zovelen meer gesteld zijn op de lof van mensen dan op de gunst van God, moet u in alle ootmoed werken. U moet leren uw geloof te oefenen, wanneer ge uw naasten opdraagt voor de troon der genade en God smeekt om hun harten te beroeren. Op deze manier kan vruchtbaar zendingswerk worden gedaan. Men kan in contact komen met sommigen die naar een predikant of een colporteur niet zouden willen luisteren. En zij, die op deze wijze in nieuwe plaatsen arbeiden, zullen de beste methoden leren om mensen te benaderen en kunnen de weg voor andere arbeiders bereiden.

Wie op deze wijze dit werk doet, zal een kostelijke ervaring opdoen. De zielen van zijn naasten gaan hem ter harte. Hij heeft de hulp van Jezus nodig. Hoe zal hij er op letten om omzichtig te wandelen, opdat zijn gebeden niet gehinderd worden en geen gekoesterde zonde hem van God zal scheiden. Door anderen te helpen, verkrijgt zo'n arbeider voor zichzelf geestelijke kracht en verstand, en in deze nederige school bekwaamt hij zich om straks in een groter veld te gaan.

IEDER ZIJN TAAK

Christus zegt: "Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt." Johannes 15:8. God heeft ons vermogens geschonken en ons talenten toevertrouwd om die voor Hem te gebruiken. Aan een ieder is zijn werk gegeven -- niet enkel werk op zijn koren- en tarwevelden, maar vlijtig, volhardend werk voor de zaligheid van zielen. Elke steen in Gods tempel moet een levende steen zijn, een steen die glanst, die licht weerkaatst in de wereld. Laten de leke-leden alles doen wat ze kunnen; en wanneer ze de talenten gebruiken die ze reeds bezitten, zal God hun meer genade en grotere kennis geven. Veel van wat we op zendingsgebied doen, gaat ergens aan mank omdat zo velen weigeren de veelbelovende deuren die voor hen geopend zijn, binnen te gaan. Laten allen die de waarheid geloven, een begin maken met het werk. Doet het werk dat vlak bij de hand ligt; doet liever iets, hoe nederig ook, dan de mannen van Meros, die niets deden, gelijk te worden.

We zullen geen gebrek aan middelen hebben, als we slechts voorwaarts gaan vertrouwende op God. De Here is bereid een groot werk te doen voor allen die waarlijk in Hem geloven. Wanneer de leke-leden van de gemeente zich willen opmaken om het Werk te doen dat zij kunnen doen en die strijd voeren ten eigen laste, waarbij een ieder nagaat hoeveel hij kan verrichten in het zielen winnen voor Jezus, dan zullen wij velen de rijen van Satan zien verlaten om zich te scharen onder de banier van Christus. Indien ons volk bereid is te handelen naar het licht dat gegeven is in deze enkele woorden van onderricht, zullen wij zeer zeker het heil Gods aanschouwen. Wonderbaarlijke opwekkingen zullen hieruit voorkomen. Zondaars zullen bekeerd en vele zielen aan de gemeente toegevoegd worden. Wanneer wij ons hart in verbinding met Christus brengen, en ons leven in harmonie met Zijn werk, zal de Geest die op de Pinksterdag op de discipelen viel, op ons vallen.