Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

Hoofdstuk 73

De Geest van Onafhankelijkheid

[ AUDIO ]

Voor ik Australië verliet en sinds ik in dit land ben aangekomen, ben ik onderricht dat er in Amerika een groot werk gedaan moet worden. Zij, die in het begin in het werk waren, zijn overleden. Slechts enkele pioniers verkeren nog in ons midden. Vele zware lasten die voorheen gedragen werden door mannen met een lange ervaring, vallen nu op de schouders van jongere mensen.

Deze overdracht van verantwoordelijkheden naar arbeiders wier ervaring nog min of meer beperkt is, houdt enkele gevaren in waartegen wij op onze hoede moeten zijn. Overal in de wereld ziet men een streven naar de oppermacht. De geest om zich af te scheiden van medewerkers, de geest van ontreddering zit als ‘t ware in de lucht die we inademen. Sommigen zien alle pogingen om orde en regel te handhaven, als gevaarlijk -- als een beperking van de persoonlijke vrijheid, wat men derhalve evenzo moet vrezen als pauselijke overheersing. Deze misleide zielen zien het als een deugd zich te beroemen op hun vrijheid om onafhankelijk te denken en te doen. Ze komen er rond voor uit dat ze zich van de woorden van een ander niets aantrekken en dat ze niemand verantwoording schuldig zijn. Ik ben onderricht dat het Satans bijzonder streven is mensen te doen voelen dat het Gode behaagt wanneer ze hun eigen weg gaan en zich niet storen aan de raad van hun broeders.

Hierin ligt voor de bloei van ons werk een groot gevaar. Wij moeten te werk gaan in alle omzichtigheid, in alle bewustheid, in overeenstemming met het oordeel van Godvrezende raadgevers; want in deze wandel alleen ligt onze veiligheid en kracht. Anders kan God niet met ons, en door ons, en voor ons werken. 1909, Vol. 9, blz. 257--261 slagen zich tussen het volk in te dringen en het werk te ontredderen op een tijd waarin een gedegen organisatie een eerste voorwaarde is, alsook de grootste kracht om alle zelfverheffing te onderdrukken en aanspraken die niet gesteund worden door Gods Woord, af te wijzen! Wij moeten de teugels strak houden opdat het stelsel van organisatie en orde dat verkregen is door verstandige, nauwgezette arbeid, niet uiteenvalt. Aan wanordelijke elementen die in deze tijd het werk onder hun beheer willen brengen, moet geen volmacht verleend worden.

Sommigen hebben de gedachte naar voren gebracht dat, wanneer we het einde van de tijd naderen, elk kind van God onafhankelijk van enige godsdienstige organisatie moet handelen. Maar ik ben door de Here onderricht dat zoiets als de onafhankelijkheid van een ieder in dit werk niet bestaat. De sterren des hemels staan allen onder een wet en de ene beïnvloedt de andere om de wil van God te doen en gemeenschappelijk gehoorzaamheid te bewijzen aan de wet die hun beweging beheerst. En opdat het werk des Heren voorspoedig en krachtig vooruit zal gaan, moet Zijn volk zich aaneen sluiten.

De krampachtige, ongestadige handelingen van sommigen die beweren Christenen te zijn, kunnen vergeleken worden met het werk van sterke maar niet afgerichte paarden. Wanneer het ene paard aanzet om vooruit te gaan, zet het andere zich schrap om achteruit te gaan en op de stem van hun baas gaat het ene vooruit en het andere blijft onbeweeglijk staan. Wanneer in dit grote en belangrijke werk voor deze tijd de mensen niet één geheel willen vormen, zal er verwarring ontstaan. Het is geen goed teken wanneer mannen weigeren met hun broeders schouder aan schouder te staan en het werk liever op hun eigen houtje doen. Laten de arbeiders hun vertrouwen schenken aan de broeders die gerechtigd zijn op elke afwijking van de juiste beginselen de vinger te leggen. Wanneer mensen het juk van Christus dragen, kunnen zij niet los van elkander trekken, maar zij zullen dat gezamenlijk met Christus doen.

Sommige arbeiders trekken met al de kracht die God hun gegeven heeft, maar ze hebben nog niet geleerd dat ze dat niet alléén moeten doen. In plaats van zich af te zonderen, moeten ze zich inspannen met hun medearbeiders. Indien ze dat niet doen, zullen ze op de verkeerde tijd en op de verkeerde manier tot actie overgaan. Zij zullen vaak lijnrecht inwerken tegen wat God bedoelt en zo heeft hun werk nog minder waarde.

EENHEID IN VERSCHEIDENHEID

Anderzijds moeten de leiders onder Gods volk waken tegen het gevaar de methoden te veroordelen van individuele arbeiders die door de Here geleid worden om een bijzonder werk te doen, waarvoor slechts enkelen geschikt zijn. Laten broeders op verantwoordelijke posten voorzichtig zijn in het critiseren van handelingen die niet in volslagen harmonie zijn met hun werk-methoden. Laten ze nooit denken dat elk plan hun eigen persoonlijkheid moet weerspiegelen. Ze moeten niet bang zijn hun vertrouwen te schenken aan de methoden van een ander; want onthouden ze hun vertrouwen aan een broeder en arbeider die in alle ootmoed en heilige ijver op de door God aangegeven wijze een bijzonder werk doet, dan belemmeren ze daardoor de voor-uitgang van Gods werk.

God kan en wil diegenen gebruiken die op de scholen der mensen geen gedegen opleiding hebben ontvangen. Twijfel aan Zijn kracht om dit te bewerkstelligen, legt ongeloof aan de dag; het is een beperking van de alvermogende kracht van Hem voor Wie niets onmogelijk is. O, mocht er toch wat minder van die onnodige, wantrouwende voorzichtigheid zijn! Daardoor blijven zovele krachten van de gemeente ongebruikt; het brengt de-genen die bereid en verlangend zijn te werken in de richtlijnen van Christus tot nietsdoen, en velen die graag Gods nuttige medearbeiders zouden willen worden, indien ze slechts een enkele kans kregen, worden erdoor ontmoedigd.

Voor de profeet scheen het rad binnen in een rad, de verschijning van levende schepselen die daarmede verbonden waren, ingewikkeld en onverklaarbaar. Maar de hand van de oneindige Wijsheid wordt gezien tussen de raderen en dan is een volmaakte orde daarvan het resultaat. Elk rad, geleid door de hand Gods, werkt in volmaakte harmonie met elk ander rad. Mij is getoond dat menselijke instrumenten geneigd zijn te veel kracht ie ontwikkelen en er naar streven het werk in eigen beheer te nemen. Maar al te vaak sluiten zij de Here God, de machtige Werker, buiten hun werkwijzen en plannen en vertrouwen Hem niets toe wat betreft de vooruitgang van het werk. Niemand moet zich ook maar voor een ogenblik verbeelden dat hij in staat is die dingen te beheren die behoren tot de grote IK BEN.In Zijn voorzienigheid bereidt God een weg, zodat het werk door menselijke werktuigen kan gedaan worden. Laat dan ieder staan op de plaats waar de plicht hem roept om zijn deel te doen voor deze tijd en te weten dat God Zijn leermeester is.

DE GENERALE CONFERENTIE

Vaak ben ik door de Here onderricht dat het oordeel van de ene mens niet onderworpen mag worden aan het oordeel van een ander. Nooit mag het inzicht van een mens of van enkelen als voldoende beschouwd worden wat betreft wijsheid en kracht om het werk te leiden en te zeggen welke plannen gevolgd moeten worden. Maar wanneer op een Generale Conferentie hef oordeel van de broeders, bijeengekomen uit alle delen van hef veld, wordt uitgesproken, dan moet een persoonlijke onafhan-kelijkheid en een persoonlijk oordeel niet halsstarrig gehandhaafd worden, maar moet men zich onderwerpen. Nooit moet een arbeider de halsstarrige handhaving van zijn eigen inzicht, lijnrecht ingaande tegen het besluit van het algemene lichaam, als een deugd zien.

Soms, wanneer een kleine groep mannen aan wie de algemene leiding van het werk was toevertrouwd, uit naam van de Generale Conferentie geprobeerd heeft dwaze plannen uit te voeren en Gods werk te beperken, heb ik gezegd dat ik niet langer de stem van de Generale Conferentie, vertegenwoordigd door deze enkele mannen, als de stem van God kon beschouwen. Maar dit wil niet zeggen dat de besluiten van een Generale Conferentie, samengesteld uit een vergadering van wettig aangewezen vertegenwoordigers van alle delen van het veld, niet geëerbiedigd moeten worden. God heeft vast- gesteld dat de vertegenwoordigers van Zijn Gemeente uit alle delen der aarde, wanneer zij bijeen zijn in een Generale Conferentie, gezag moeten hebben. De fout die sommigen ‘gevaar lopen te begaan, ligt daarin dat zij aan het inzicht en oordeel van één mens, of aan een kleine groep, de volle mate van gezag en invloed geven die God in Zijn gemeente verleend heeft aan het oordeel en de stem van de Generale Conferentie, bijeengekomen om de bloei en vooruitgang van Zijn werk te bespreken.

Wanneer deze macht die God in de gemeente heeft geplaatst, toevertrouwd wordt aan één man, en hem gezag verleend wordt de inzichten van anderen te oordelen, dan is dat een aantasting van de ware Bijbelse orde. Satans invloeden op het inzicht van zo iemand zouden buitengewoon spitsvondig zijn en soms bijna overheersend, want de vijand zou hopen dat hij door zijn inzicht velen zou kunnen bewerken. Laten we aan het hoogst georganiseerde gezag in de gemeente dat geven waf we zo gaarne geneigd zijn te geven aan één man of een kleine groep mannen.