Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

Hoofdstuk 79

Moed in de Here

[ AUDIO ]

Onlangs in de nachtelijké uren prentte de Heilige Geest mij de gedachte in dat, wanneer de Here zo spoedig komt als wij geloven, wij veel actiever moeten zijn om de mensen de waarheid voor te houden.

In dit verband gingen mijn gedachten terug naar de activiteit van de adventgelovigen in 1843 en 1844. Te dien tijde was er veel huis-aan-huis arbeid, en onvermoeid spande men zich in om de mensen te waarschuwenden aanzien van de dingen waarover in Gods Woord wordt gesproken. Wij moeten veel meer werk verzetten dan gedaan werd door hen die de boodschap van de eerste engel zo trouw verkondigden. Snel naderen wij het einde van de geschiedenis der wereld en wanneer we ons indenken dat Jezus werkelijk spoedig komt, moet dat ons aanzetten om te werken als nooit tevoren. Ons wordt gevraagd onder de mensen alarm te blazen. En in ons eigen leven moeten we de kracht van de waarheid en van de gerechtigheid laten zien. De wereld zal spoedig de Wetgever over Zijn verbroken wet ontmoeten. Alleen zij die van wetsovertreding terugkeren tot gehoorzaamheid, kunnen hopen op vergiffenis en vrede.

Wij moeten de banier hoog houden, waarop geschreven staat: "De geboden Gods en het geloof van Jezus." Het gaat om de gehoorzaamheid aan Gods wet. Laten we dat niet vergeten. Het moet ons doel zijn, gemeenteleden en mensen buiten de gemeenfe op fe wekken dat ze de eisen van de wet des hemels zien en gehoorzamen. Wij moeten deze wet grootmaken en verheerlijken.

Chrisfus heeff ons opgedragen het zaad der waarheid te zaaien en ons volk de belangrijkheid in fe prenten van het werk daf gedaan moet worden door hen die leven te midden der slotfonelen van de geschiedenis der wereld. Wanneer de woorden der waarheid verkondigd worden langs wegen en heggen, zal er een openbaring komen van de inwerking van de Heilige Geest op de harten der mensen.

O, hoeveel goed zou gedaan kunnen worden wanneer allen die de waarheid, het Woord des levens, hebben, zouden arbeiden om diegenen die dat nog niet hebben, te verlichten! Toen op de roep van de Samarifaanse vrouw de Samaritanen tot Christus kwamen, sprak Christus fot Zijn discipelen aangaande hen als van een korenveld, rijp voor de oogst. "Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden en dan komt de oogst?" Hij zeide: "Heft uw ogen op en aanschouwt de landen, want zij zijn alrede wit om te oogsten." Johannes 4 :35. Twee dagen bleef Christus bij de Samaritanen, want zij waren begerig de waarheid fe horen. En wat waren dat drukke dagen! Als gevolg van deze dagen vol afbeid "geloofden er veel meer om Zijn woord". Dit was hun getuigenis: "Wijzelf hebben Hem gehoord en weten dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld." Verzen 41 en 42.

Wie onder Gods belijdend volk wil dit geheiligde werk op zich nemen om te arbeiden voor zielen die omkomen ómdat ze geen kennis hebben? De wereld moet gewaarschuwd worden. Tal van plaatsen zijn mij getoond die behoefte, hadden aan toegewijde, trouwe, onvermoeide arbeiders. Van velen in onze grote steden opent Christus hart en verstand. Dezen hebben behoefte aan de waarheden van Gods Woord; en wanneer wij willen komen in een geheiligde gemeenschap met Christus en trachten deze mensen naderbij te komen, kunnen goede resultaten verwacht worden. Wij moeten opwaken en in een nauwere band met Christus en met onze medemensen komen. De grote en kleine steden, de plaatsen van ver en nabij, moeten bewerkt worden, en verstandig bewerkt worden. Trekt nooit terug. De Here zal de harten op de rechte wijze beïnvloeden wanneer wij in verbinding met Zijn Geest zullen werken. Ik heb woorden ter bemoediging van u, mijn broeders. Wij moeten voorwaarts gaan in geloof en hoop, en grote dingen van God verwachten. Op alle mogelijke manieren zal de vijand proberen de arbeid die gedaan wordt ter bevordering van de waarheid, te hinderen, maar in de kracht des Heren kunt ü succes behalen. Geen ontmoedigende woorden moeten gesproken worden, maar alleen die welke uw medewerkers zullen sterken en steunen.

EEN PERSOONLIJK WOORD

Ik koester het verlangen om in het veld persoonlijk ijverig mede te werken, en ik zou zeer zeker in het openbare werk een werkzaam aandeel nemen wanneer ik niet geloofde dat het op mijn leeftijd niet verstandig is misbruik te maken van iemands lichamelijke kracht. Ik heb een werk te doen om aan de gemeente en aan de wereld het licht te brengen dat mij van tijd tot tijd is toevertrouwd door al de jaren heen, gedurende welke de derde-engel-boodschap is verkondigd. Mijn hart is vol van een vurig verlangen om onder allen die bereikt kunnen worden, de waarheid te brengen. En ik ben nog steeds bezig met het klaarmaken van de copie ter publiccatie. Maar ik moet daf heel voorzichtig aan doen, anders plaats ik mijzelf daar, waar ik helemaal niet kan schrijven. Ik weet niet hoe lang ik nog zal leven, maar ik tob niet zo met mijn gezondheid als ik kon verwachten.

Na de conferentie van 1909 heb ik gedurende tal van weken conferentie (kamp-) vergaderingen en andere algemene vergaderingen bezocht en een bezoek gebracht aan verschillende instellingen in Nieuw-Engeland, de Midden-Staten en het Midden-Westen.

Na terugkeer in mijn huis in Californië, zette ik mij opnieuw aan het werk om voor de pers de copie gereed te maken. Gedurende de laatste vier jaren heb ik betrekkelijk weinig brieven geschreven. De krachten die ik nog had, zijn grotendeels besteed aan de voltooiing van belangrijke boekwerken.

Af en toe heb ik vergaderingen bijgewoond en de instellingen in Californië bezocht, maar het grootste gedeelte van de tijd sinds de laatste Generale Conferentie is besteed aan het afmaken van de manuscripten in mijn landhuis, Elmshaven, nabij St. Helena. Ik ben dankbaar dat de Here mijn leven nog spaart, zodat ik nog wat langer aan mijn boeken kan werken. O, had ik maar de kracht om alles te doen wat ik zie daf nog gedaan moet worden! Ik bid dat Hij mij wijsheid zal geven, opdat de waarheden die ons volk zozeer nodig heeft, op een klare, duidelijke manier gebracht mogen worden. Ik ben bemoedigd te geloven dat God mij daartoe zal in staat stellen.

Mijn belangstelling voor het werk in het algemeen is nog even groot als vroeger en het is mijn grootste verlangen dat het werk van de tegenwoordige waarheid in alle delen der wereld gestaag zal vooruitgaan. Maar ik vind het raadzaam dat ik mij niet teveel bezig houd met het openbare werk, omdat het schrijven van mijn boeken allereerst mijn aandacht vraagt. Ik heb om mij heen enkelen van de besten onder de arbeiders -- zij die in de voorzienigheid Gods met mij in Australië verbonden waren, met anderen die zich na mijn terugkeer in Amerika, met mij verenigd hebben. Ik dank de Here voor deze helpers. Wij hebben het allen erg druk door ons best te doen copie ter publicatie gereed te maken. Het is mijn wens dat het licht der waarheid zal gaan tot elke plaats, opdat het diegenen mag verlichten die nu nog onwetend staan ten opzichte van de redenen van ons geloot. Er zijn dagen dat ik last heb van mijn ogen en dan heb ik daarin erge pijn. Maar ik dank de Here dat Hij mijn gezicht bewaart. Het zou niet vreemd zijn wanneer ik op mijn leeftijd mijn ogen helemaal niet meer kon gebruiken.

Ik ben dankbaarder dan ik onder woorden kan brengen voor de steun van de Geest des Heren, voor de vertroosting en de genade die Hij mij blijft geven, en dat Hij mij kracht verleent en in de gelegenheid stelt om Zijn volk te bemoedigen en te helpen. Zo lang als de Hére mijn leven spaart, zal ik Hem trouw blijven, er naar streven Zijn wil te doen en Zijn Naam te verheerlijken. Moge de Here mijn geloof vermeerderen, opdat ik kan voortgaan Hem te kennen en Zijn wil volmaakter te doen. Goed is de Here, en grotelijks te prijzen.

DE INVLOED VAN OUDERE WERKERS

Hef is mijn innig verlangen dat de oude soldaten van het kruis, die grijs zijn geworden in de dienst des Meesters, zullen voortgaan hun getuigenis omlijnd uit te dragen, opdat zij, die jonger zijn in het geloof, kunnen begrijpen dat de boodschappen welke de Here ons in het verleden gaf, zeer belangrijk zijn in deze tijd van de wereldgeschiedenis. Onze ervaring van het verleden heeft van haar kracht geen jota verloren.

Laten allen voorzichtig zijn de pioniers niet te ontmoedigen, of hen te laten voelen dat zij niet veel meer kunnen doen. Hun invloed kan in het werk des Heren nog terdege van pas zijn. Het getuigenis van de bejaarde arbeiders zal altijd een hulp en een zegen voor de gemeente zijn. God zal dag en nacht waken over Zijn beproefde en trouwe banierdragers, tot de tijd voor hen komt om hun wapenrusting af te leggen. Laten ze er zeker van zijn, dat zij staan onder de beschermende zorg van Hem Die nooit sluimert of slaapt, dat er over hen gewaakt wordt door onvermoeide schildwachten. Dit wetende en beseffende dat zij in Christus geborgen zijn, mogen ze vol vertrouwen rusten in de voorzienigheden Gods.

"TOT HET EINDE TOE"

Ik bid vurig daf het werk dat wij in deze tijd doen, zich in hart en geest en ziel diep zal inprenten. Moeilijkheden zullen toenemen; maar laten we, als gelovigen in God, elkander bemoedigen. Laten we de banier niet neerhalen, maar die hoog verheven houden, ziende op Hem Die de overste Leidsman en Voleinder van ons ge-loof is. Wanneer ik ‘s nachfs niet kan slapen, verhef ik mijn hart in gebed tot God, en Hij sterkt mij en geeft mij de verzekering dat Hij met de arbeiders in Zijn wijngaard is in het eigen veld en in verre landen. Ik ben bemoedigd en gezegend wanneer ik besef dat de God van Israël Zijn volk nog steeds leidt en dat Hij met hen zal zijn tot hef einde toe.

VOORTGAAN IN GROTERE KRACHT

Ik ben onderricht fot onze dienstdoende broeders te zeggen: Laaf de boodschappen die van uw lippen komen, bezield zijn met de kracht van Gods Geest. Als er ooit een tijd was daf wij de bijzondere leiding van de Heilige Geest nodig hadden, dan is hef nu. Wat we nodig hebben, is een gedegen toewijding. Het is volop tijd daf we aan de wereld een demonstratie van de kracht Gods in ons eigen leven en in ons dienstwerk geven.

De Here ziet gaarne dat hef werk van de verkondiging van de derde-engel-boodschap met steeds groter kracht vooruitgaat. Wanneer Hij door de eeuwen heen gewerkt heeft om Zijn volk overwinningen te geven, zo verlangt Hij in deze tijd tof een tromfantelijke vervulling fe komen van Zijn opzet voor Zijn gemeenfe. Hij vraagt Zijn gelovige heiligen eensgezind voorwaarts te gaan, gaande van kracht tot grotere kracht, van geloot tot groeiende zekerheid en vertrouwen in de waarheid en in de gerechtigheid van Zijn werk.

Wij moeten op de beginselen van het Woord Gods zo vast staan als een rots, er aan denkende dat God met ons is, om ons kracht te geven elke nieuwe ervaring onder het oog te zien. Laten we in ons leven altijd de beginselen der gerechtigheid handhaven, opdat we in de Naam des Heren van kracht tot kracht kunnen voorwaarts gaan. Wij moeten als zeer geheiligd het geloot vasthouden dat ons door het onderricht en de goedkeuring van Gods Geest vanaf onze vroegste ervaringen tot op deze tegenwoordige tijd is overgeleverd. Wij moeten als zeer kostbaar het werk ter harte nemen dat de Here laat uitdragen door Zijn geboden houdend volk, en dat, door'de kracht van Zijn genade, sterker en doelmatiger zal worden naarmate de tijd voortschrijdt. De vijand probeert het onderscheidingsvermogen van Gods volk te verduisteren en zijn kracht te verzwakken; maar wanneer zij wil-len arbeiden zoals de Geest Gods zal aangeven, za I Hij voor hen deuren openen voor het werk van de opbouw der oude, verwoeste plaatsen. Hun ervaring zal er een zijn van bestendige groei; tof de Here met kracht en grote heerlijkheid zal nederdalen van de hemel om Zijn zegel van de uiteindelijke triomf te plaatsen op Zijn getrouwen.

DE BELOFTE VAN UITEINDELUKE OVERWINNING

Het werk dat vóór ons ligt, is er een dat elke kracht van de mens gespannen zal houden. Het zal vragen om de oefening van een sterk geloof en aanhoudende waakzaamheid. Er zullen tijden zijn dat de moeilijkheden waarmede wij te kampen zullen hebben, zeer ontmoedigend zullen zijn. Juist de grootte van de taak zal ons verschrikken. En toch zullen met Gods hulp Zijn dienst-knechten uiteindelijk overwinnen. "Daarom," mijn broeders, "bid ik dat gij niet verslapt" (Efeziërs 3 : 13), vanwege de beproevende ervaringen die u te wachten staan. Jezus zal met u zijn, Hij zal voor u uitgaan met Zijn Heilige Geest om de weg te bereiden; en Hij zal in elke moeilijkheid uw Helper zijn.

"Om deze oorzaak buig ik mijn knieën tot de Vader van onze Here Jezus Christus, uit Welke al het geslacht in de hemelen en op de aarde genaamd wordt opdat Hij u geve, naar de rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden door Zijn Geest in de inwendige mens, opdat Christus door het geloof in uw harten wone, en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt, opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke de breedte en lengte en diepte en hoogte is, en erkennen de liefde van Christus die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods.

"Hem nu Die machtig is meer dan overvloedig te doen boven al waf wij bidden of denken, naar de kracht die in ons werkt, Hem zeg ik, zij de heerlijkheid in de gemeente door Christus Jezus, in alle geslachten, tof alle eeuwigheid. Amen." Efeziërs 3 :14--21. --General Conference Bulletin,27 mei 1913, blz. 164, 165.

Ik ben diep onder de indruk gekomen van de tonelen die onlangs in de nachtelijke uren aan mij zijn voorbijgegaan. Er scheen in vele plaatsen een grote beweging --- een opwekkingsbeweging -- gaande ie zijn. Ons volk ging voorwaarts schouder aan schouder, ingaande op Gods roep. Mijn broeders, de Here spreekt tof ons. Zullen wij op Zijn stem geen acht slaan? Zullen wij onze lampen niet in orde maken en doen gelijk mannen die uit- zien naar de komst van hun Here? Het is ‘nu een tijd die vraagt om lichtende toortsen, om actie.

"Zo bid ik u dan," broeders, "dat gij wandelt waardig der roeping met welke gij geroepen zijt, met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, verdragende elkander in liefde, u benaarstigende te behouden de eenheid des Ceestes door de band des vre- des." Efeziërs 4 : 1--3. "Aan hen die bijeen zijn op de Generale Conferentie."General Conference Bulletin,19 mei 1913, blz. 34.